Van een
kostbare pop
iO QS ;o Gi
HET DIERENTEHUIS
m
m
Een stel aardiM© boekensteunen
Duiventil
±=t
De oude, rijke juffrouw Liesbeth Ro-
senburg was zwaar ziek en zou wel
sterven. Zij voelde dat ook zelf en
ofschoon het haar wel speet haar familie
en haar oude trouwe dienstbode Juliet te
moeten verlaten, maakte zij toch moedig
.met den -notaris haar laatste beschikkingen
in orde.
Op een morgen, toen de notaris vertrok
ken was, riep zij Juliet in de ziekenkamer
aan haar met blauwzijden gordijnen be
hangen bed en zei: „Mijn beste Juliet ik
weet dat je veel van je meesteres houdt en
zou je daarom wat willen vragen. Daar in
die kast zul je op de bovenste plank een
poppenledikant vinden met een pop erin
en daarnaast een doos met poppenkleeren.
Ik heb dit alles van mijn kinderjaren heel
mijn leven zorgvuldig en met eerbied be
waard, zoodat er nog niets aan is, en zou
nu wenschen, daar er in onze familie geen
kinderen meer zijn om het aan weg te
schenken, dat jij, na mijn dood, iemand
daar voor zocht, een lief en zacht, klein
meisje bedoel ik, dat de pop niet dadelijk
stuk zou maken, 'k Heb zelf al eens gepro
beerd uit te zien, maar kon om de waar
heid te zeggen nooit van mijn schat schei
den. Zie-je ik kreeg die pop eenmaal van
mijn grootmoeder, die haar ook al had van
haar moeder; vader maakte zelf het ledi-
kantje en moeder de kleertjes en och, nog
tal van andere lieve herinneringen zijn er
aan verbonden.
Je zult ook zien, Juliet, dat het echte
antieke pop is, van het kostbaarste porce-
lein en het prachtigste maaksel, zooals er
misschien op heel de wereld geen tweede
is. En dat ze veel waarde heeft. Mogelijk
voor een antiquaar wel duizend gulden."
De goede, eenvoudige Juliet, die al 37
jaar bij juffrouw Liesbeth Rosenburg
woonde en in haar dienst grijs was gewor
den, knikte ontroerd. Dan, nadat ze van
haar bolle, roodgeaderde wangen een lar
tranen had weggeveegd, nam ze den sleu
tel, die haar zieke meesteres haar met ma
gere hand toereikte en opende de kast.
Een lange poos keek zij naar het ledi
kant] e, de pop en de popenkleeren. Alles
was inderdaad wonderbaar mooi. Op het
ledikantje stond de naam „Martha"; de
pop, die van middelbare poppengrootte was
lange echte krullen had en keurige lakbot-
tientjes droeg, was van zulk fijn en teer
porcelein dat ze scheen te leven; de kleer
tjes: manteltjes, hoedjes, zijden jurkjes,
leuke schortjes, ondergoed met kant door
werkt, waren pijnlijk netjes geschikt en er
waren er genoeg om de pop wel twintig
maal van kop tot teen aan te kleeden. Voor
ieder meisje een schat, in één woord.
„Neem alles mee naar je kamer, Juliet,'
verzocht juffrouw Liesbeth zwakjes, „maar
laat het mij nog eenmaal zien."
Juliet voldeed aan haar verzoek en toen
een en ander op de mooie met gouddraad
doorstikte deken van het bed voor haar
meesteres lag uitgestald, beloofde zij deze
plechtig het kostbare geschenk niet aan
een onwaardige te zullen geven,
Toen juffrouw Liesbeth drie weken later
stierf, verhuisde Juliet naar een klein bo
venhuis. Werken behoefde ze niet langer,
daar haar goede meesteres een jaargeld op
haar had vastgezet.
De eerste dagen had zij nog te veel ver
driet zoo alleen in die groote, drukke stad,
om aan de kostbare pop te denken voor
welke zij een nieuwe eigenares moest zoe
ken. Maar na een maand of twee, drie, riep
zij zichzelf tot de orde en zei: „hoor eens
Juliet, nu moet je maar eens je belofte
gaan volbrengen en er op uittrekken om
een lief, klein meisje te vinden voor de na
gelaten pop van je meesteres."
Van dien dag af, zag men de oude
dienstbode, nu deftig juffrouw Juliet, iede-
ren middag als het mooi weer was, na
schooltijd hetzij op het Rindelplein, waar
de kinderen uit de buurt bijeen kwamen
om te spelen, hetzij in het stadspark, waar
rijk en arm nog zooveel mogelijk van de
herfstschoonheid wilden genieten. Men was
in September.
Ze liep daar dan wat rond, luisterde en
keek naar de spelletjes van het jonge
volkje, sprak nu en dan een groepje meis
jes aan en deed de een of ander een paar
vragen: „Hoe heet je?" „Waar woon je?"
„Hoe oud ben je?" En, „wat zou je wel doen
als je eens een heel mooie pop cadeau
kreeg."
Het antwoord op de laatste vraag stelde
Juliet altijd teleur. Altijd zeiden de meisjes
zonder een oogenblik te aarzelen: „er iede-
ren dag mee spelen natuurlijk." Nooit
voegde iemand er bij: en ik zou er goed
zorg voor dragen dat ze nooit brak.
Eindelijk, toen Juliet al begon te vreezen,
dat er geen zorgzame meisjes meer waren
onder de tegenwoordige jeugd, bracht in
het stadspark het toeval haar met twee
tegelijk in aanraking: Treesje Pluk, een
klein, mager ding met twee dunne haar-
vlechtjes en een wel tien keer versteld
schortje en Lydie van Hooghuis, een aller
liefst blondje met ronde, rozige wangen,
een leuke zijden fladder jurk en een gou
vernante bij zich om op haar te passen.
Beide meisjes, ongeveer even oud, zaten
op dezelfde bank bij den prachtigen zwart-
waterigen vijver en ofschoon de eene arm
en de andere rijk was, schenen zij het bi
zonder goed met elkaar te kunnen vinden
Lydie's gouvernante praatte een eindje
verderop met een paar kindermeisjes.
Enkel door ze daar zoo eendrachtig samen
te zien zitten, hield Juliet al van deze twee
meisjes en zij was dus heel blij dat beiden,
nadat zij een poosje met haar had gepraat,
op haar vraag, wat zij zouden doen als zij
eens zoo'n heel fijne kostbare pop kregen,
als uit één mond antwoordden: er altijd
maar naar kijken en er heel goed zorg voor
dragen dat ze nooit breekt.
En zij noodigde op staanden voet de twee
meisjes uit haar den eerstkomenden vrijen
Woensdagmiddag te bezoeken op haar bo
venhuis in de Wolleswinkelstraat, num
mer 55.
Treesje Pluk, wier moeder, een arme we
duwe, tot woning enkel een paar kleine ka
mers had en dus vanzelf meestal op straat
fnocht, nam dadelijk aan, maar de arme
rijke Lydie van Hooghuis moest zeggen
dat het van haar gouvernante afhing, die
het ook eerst nog diende te vragen aan
Lydfe's mama.
Intusschen liep dat goed af, want toen
de Woensdag gekomen was, verscheen
's middags tegen drie uur, eerst Treesje
Pluk, die nauwelijks haar tijd had kunnen
afwachten van ongeduld, en daarna Lydie
van Hooghuis bij Juliet boven, waar het
heerlijk rook naar koffie en gebak.
De goede Juliet, voor de gelegenheid def
tig in de zwarte zijde, had bij zichzelf ge
dacht: kom, ik kan het doen, 'k zal er maar
een feestje van maken en mijn kleine be
zoeksters eens trakteeren.
Nu, daar had ze eventjes succes mee,
vooral bij Treesje, die thuis nooit van z'n
leven gebakjes kreeg. De tranen welden
Juliet naar de oogen door 't meisje te zien
smullen. En ze maakte in haar binnenste
het besluit: weet je wat, Treesje is de
y;
Een lange poos keek zij naar het ledikantje,
de pop en de poppenkleeren....
armste van de twee,
ik zal de pop van
mijn lieve meeste
res aan haar geven!
Maar dan viel
haar blik ineens op
Lydie, die haar lief
lachend toeknikte en
moest ze denken:
ach, dat kind kan
er toch ook niets
aan doen dat ze rijk
is; 'k zou beter
doen de kinderen er
om te laten loten.
Toen zij een half
uur later, nadat de
tafel netjes was af
geruimd, de pop, 't
ledikantje en de
doos met kleertjes
voor den dag haal
de, wist Juliet het
heel zeker, dat ze
het lot moest laten
beslissen. Want uit
de oogen der beide
kinderen straalde
even groote bewon
dering en zoowel 't
rijke als het arme
kind stak er vol ver
langen de armen
naar uit.
„Wat 'n lieve, lieve pop en wat 'n beeldig
ledikantje en alleraardigste kleertjes,"
zuchtte het rijke Lydietje met verrukking.
Daar wou 'k wel heel mijn speelkamer voor
weggeven en al het speelgoed dat ik in
leven nog krijgen zal! En o wat zal ik daar
goed op passen!"
Arm Treesje vond geen woorden. Die
stond er bij of ze een mooien droom zag
en herhaalde maar aldoor: „O-o-o! O-o-o!
O-o-o!"
Juliet wreef zich de oogen af met een
tip van haar satijnen schort. Ach als haar
goede meesteres dit eens kon zien! Wat
zou ze tevreden zijn over deze kinderlijke
bewondering. En nu wisten de twee meisjes
het verhaal nog niet eens dat de pop nog
zooveel kostbaarder maakte: hoe oud ze
was, wie het ledikantje en de kleertjes ge
maakt hadden en dat haar juffrouw Lies
beth, die nu gestorven was, zooveel van de
pop en al het andere gehouden had.
Met de wondermooie pop, het ledikantje
en de doos met kleertjes voor haar drieën
op de tafel uitgestald, vertelde Juliet het
toen.
Treesje en Lydie luisterden haast adem-
Met Vader op de prikslee
loos. Ze vonden het
mooier dan een
sprookje en toen
juffrouw Juliet ge
heel ontroerd het
portret van haar
meesteres uit de la
de van haar kleer
kast haalde, druk
ten zij daar om de
beurt een eerbiedi
gen kus op en zei
den dat ze voor haar
zielerust zouden
bidden.
Juliet zocht daar
op een vel papier en
een schaar, sneed
zes reepjes van het
papier en rolde die
reepjes dan een
voor een tot een
balletje.
„Luister goed,
kinderen," zei ze
ten slotte, nu gaan
we om de pop loten.
Jullie zult allebei
even goed voor d'r
zorgen en jullie
zoudt ze allebei wil
len hebben, dus dat
lijkt me het eerlijk
ste, want zóó beslis
sen kan ik werkelijk niet. Het is met mij
zóó gesteld: kijk ik naar Treesje, dan
denk ik „Treesje," maar kijk ik naar Lydie
dan denk ik, neen, „Lydie". Dus goed be
grepen, we gaan loten. Wie het langste
reepje papier trekt krijgt de pop mee naar
huis."
Het loten geschiedde onder een plechtige
stilte. Juliet schudde de zes rolletjes papier
eens flink dooreen en hield ze toen in haar
geopende hand haar bezoeksters voor die
blindelings moesten nemen.
Treesje mocht het eerst. Ze zag erg
bleek, maar Lydie, toen die aan de beurt
was, zag zoo mogelijk, nog bleeker.
„Ziezoo," zei Juliet, toen ze elk haar pa
piertje hadden, „nu kijken."
Treesje en Lydie ontrolden haar reepje
papier. Men had een speld kunnen hooren
vallen gedurende dat oogenblik. Treesje
keek angstig naar dat van Lydie en Lydie
vol spanning naar dat van Treesje.
„Ik heb het kleinste," zei Treesje eens
klaps dof, hoewel ze toch nog moedig pro
beerde Lydie toe te lachen.
Deze danste van blijdschap. „En ik het
grootste, en ik het grootste!"
Die kun je altijd gebruiken, zijn ge
makkelijk te maken en je hebt
meteen weer een aardig karweitje.
Je hebt noodig: vier plankjes van 14 c.M.
lang en 10 c.M. breed. Die plankjes moeten
ongeveer 1/2 c.M. dik zijn. Het hout goed
vlak schuren. Voor eiken boekensteun heb
je twee van deze plankjes noodig. Deze
komen precies haaks tegen elkaar, dus een
liggend en een staand.
Maar eerst gaan we de figuur van den
man maken en wel ook tweemaal. Hiervoor
heb ik een aparte werkteekening gemaakt,
die je gemakkelijk kunt overnemen en ver-
grooten. Ieder hokje is 1 c.M2. Je hebt dus
niets anders te doen, dan een plankje te
nemen, groot genoeg om deze teekening
op uit te werken. Eerst verdeel je het
plankje in ruitjes en daarna ga je aan de
hand van het voorbeeld je figuur teeke
nen. Heb je deze klaar dan uitzagen en nu
nog een keer precies zoo maken. Nu trek
je natuurlijk de uitgezaagde figuur met
potlood rondom na, dan heb je niet eerst
de ruitjes te teekenen. Het hout voor deze
figuur ongeveer 1 cM. dik.
Ook nu weer eerst het hout goed vlak
schuren.
Nu gaan we de figuur op zijn plaats zet
ten. Dat is een heel nauwkeurig werkje,
want zooals reeds gezegd, de beide plankjes
moeten volkomen haaks tegen elkaar aan
komen. Bij de uitgezaagde mannenfiguur
heb je nu onder aan de voeten en aan den
rechterarm uitsteeksels. Deze moeten in
het hout der beide plankjes komen, dus
nu moet je precies even uitmeten, waar je
die gaten móet maken. Denk er vooral om.
dat je de figuren eerst in het liggende
plankje maakt en wel zoo, dat het arm-
uitsteeksel precies buiten den rand van het
liggende plankje komt te steken, want, dit
uitsteeksel moet straks weer in het staande
plankje komen en daardoor verkrijgen we
den juisten, haakschen hoek. Dus liever
eerst een paar maal gemeten, zoodat je
precies uitkomt, dan direct maar een paar
gaten gemaakt, die niet op hun plaats zijn.
Nou, en dan lijmen en voor alle zeker
heid de plankjes tegen elkaar schroeven,
dan ben je zeker, dat je een paar sterke
boekensteunen hebt.
Kleuren mogen jullie zelf kiezen. Maakt
ze nu eens mooi en sterk. Je kunt er plei-
zier van beleven. Die boekensteunen vor
men ook een aardig geschenk, vooral als
je ze zelf gemaakt hebt.
Succes, jongens!
JOS
Juliet keek van het eene meisje naar
het andere. Ze voelde nu heel duidelijk dat
ze de pop toch liever naar Treesje had zien
gaan. Treesje met haar dunne vlechtjes en
verstelde schortjes altijd, was immers de
armste. Maar ja, nu was het te laat.
Uit de kamer naast-aan kreeg ze een
doos en een pak stevig crêpe papier.
„Kom," zei ze dan met een blik op de klok
die half zes wees, ,,'k zal de pop nu maar
inpakken. Het is tijd voor jullie naar huis
te gaan."
„Alsteblieft juffrouw Juliet," zei Lydie en
haar oogen straalden.
Treesje boog zwijgend het hoofd.
Een minuut later was de doos dicht en
deed Juliet er een touw om.
„Ziedaar Lydie," zei ze, nadat ze er ook
nog een handvat had aangedaan, „zoo kun
je haar nu meenemen. En onthoud goed je
belofte voor alles te dragen. Ën
vergeet ook niet de oude vrouw hier in de
Wolleswinkelstraat nu en dan eens te ko
men bezoeken en haar te vertellen hoe de
pop het maakt. En jij Treesje, moet ook
dikwijls komen hoor. En den eersten den
besten keer vind je hier óók een pop. Een
groote, nieuwe, die kan slapen en papa en
mama zeggen."
„Ja," zei Treesje zacht, maar haar stem
metje beefde een weinig toen ze zag hoe
Lydie de doos beschermend tegen het hart
drukte. En eensklaps zonder dat ze er iets
aan doen kon, begon ze hevig te snikken'.
Juliet snelde toe. „Wel, wel, Treesje," zei
ze onthutst, „vind je 't zoo erg? Dat is
jammer. Arm ding."
Lydie zette de doos weer op de tafel.
„Wil je, dat ik de pop hier laat?" vroeg
ze vol medelijden. „Dan kun je ze telkens
zien."
„Ja," zei Juliet blij met deze oplossing.
„Dat was misschien het beste. Ik verwacht
jullie dan volgende week. Dan houden we
wéér feest."
Een beetje beschaamd dat ze zoo flauw
gedaan had, wilde Treesje zeggen, dat
Lydie de pop gerust kon meenemen, maar
Lydie stapte vastbesloten de deur uit en
de goede Juliet duwde ook Treesje op het
portaal. „Dag.... dag.... tot de volgende
week."
Volgende week waren beide meisjes wéér
op Juliet's bovenhuis present, waar het
wéér rook naar koffie en gebak. Maar dit
maal werd er na het eten niet geloot om
de pop van juffrouw Liesbeth. Er gebeurde
iets heel anders. Nadat men ze uit de doos
genomen had en lang bewonderd, gaf Ly
die haar moedig aan Treesje. „Ik heb er
heel de week over nagedacht," zei ze flink.
„En jij bent het die de pop moet hebben
Ze ls voor jou, Treesje."
Treesje kon eerst niet spreken van blijd
schap. Eindelijk sloeg ze haar armen om
Lydie's middel. „Je bent een schat, Lydie,"
zei ze, „en ik dank je wel, maar als juf
frouw Juliet het goedvindt, laat ik de pop
óók hier. Dan hebben we er samen plezier
van. Mag ze blijven, juffrouw Juliet?"
„Zoo lang ik leef," antwoordde Juliet
krachtig. „Doch onthoud het goed Treesje,
de pop is voortaan jouw eigendom. Lydie
heeft gelijk, dat „jij" ze hebben moet." En
zij knikte Lydie goedkeurend toe, dubbel
gelukkig nu aan den wensch van haar
overleden meesteres was voldaan en twee
zulke lieve vriendinnen met haar jeugd
van tijd tot tijd haar anders eenzamen
ouden dag zouden komen opyroolijken.
G. MOERDIJK
Zuiddorpe.
Trientje gaat met "broer en Jet
Vlug een boodschap doen,
Bij den bakker op den hoek
Vlak naast het plantsoen.
Netjes loopen z? op een rij
De kleintjestaan Trien's hand;
Ja, nu moeten ze toch heusch
Naar den overkant!
Op het stoepje houdt Trien stil
Komt er nu niets aan?
Heusch geen auto of geen fiets?
Dan nog blijven staan!
O, daar komt een auto aan....
Rrrrr...., die suist voorbij
,JStel je voor 'k was van de stoep!"
Denkt ons Trientje blij.
Eindelijk is de weg dan vrij,
Nu naar d' overkant,
Stevig houdt ze broer en Jet
Bij hun kleine hand.
Kom, nu over, kijk wat flink
Stapt die kleine Trien;
Ja, de rijweg is nu vrij,
Dat was goed bezien!
Op de stoepEn alle drie
Zien ze nog eens om;
Trien zegt: „dat is goed gegaan
Neen, 'k ben niet zoo dom.
Om met kleine Jet en broer
Zoomaar door te gaan
Met die kleintjes was het goed
Eerst te blijven staan
En eens heel goed uit te zien
Of het veilig was;
Want voorzichtigheid zegt moe
Dat komt steeds te pas!"
En dan gaan ze alle drie
Vlug de boodschap doen,
Bij den bakker op den hoek
Vlak naast het plantsoen!
R. F. W.
Teeken de figuur in de aangegeven ma
ten op stevig papier en knip haar uit.
De bodem bestaat uit twee stukken,
die op elkaar geplakt worden. Als dit
gebeurd is, plak je het strookje A te
gen den aangrenzenden zijkant. De strook
jes langs het dak worden omgebogen en
tegen het dak geplakt. De gaten in de til
zijn, alvorens te gaan plakken, eerst uit
gesneden, behalve onderaan. Het deurtje
wordt dan naar omlaag gebogen en Je kunt
er duiven opplakken volgens het modeL 't
Vakje onder de pooten van de duif wordt
dan omgebogen en vastgeplakt. Den paal
waar de til op staat knip je van karton.
Een strookje van 1 cM. breed wordt aan
beide einden een eindje ingeknipt. De beide
r
m
3cM
Onze nieuwe Eekhoorn-vrind,
Dien je hier op 't prentje vindt,
Zit genoeg'lijk op een tak,
En is echt op zijn gemak.
Hij eet uit zijn kleinen poot,
Appels en een hazelnoot,
En vindt het verbazend fijn,
Om met zus in 't bosch te zijn
Moeder Eekhoorn komt terug,
Met een zakje op haar rug,
Vol met appeltjes en koek,
Na een haastig markt-bezoek.
Met een bezem en een doek,
Brengt zij nu haar ochtend zoek,
En komt strakjes Daan en zus,
Is het weer gezellig knus.
's Middags na de boterham,
Dik belegd met fijne ham,
Ging ons nieuwe vrindje Daan,
Naar de groote beukenlaan.
Muisje Spits, een groote vent
Zoo je er maar weinig kent,
Stond bij d' ingang van z'n huis,
In een nieuw gespikkeld buis.
En toen na een uur of twee,
Nam vrind Daan een takje mee,
Om die groote fiere Muis,
Te begroeten in z'n huis.
Bij het vriendelijke dier,
Had ons Daantje veel plezier;
En ze zeiden samen nog:
„Wat een fijne middag toch."
lipjes ieder naar een kant omgebogen en
op het voetstuk en tegen den bodem van
de til geplakt.
SPREEKWOORD-RAADSEL
Uit de letters der volgende een en twin
tig woordjes moeten een en twintig andere
woordjes gevormd worden, die de achter
de grondwoorden genoemde be teekenis
hebben.
Plaatsen wij deze recht onder eikander,
dan geven de eerste letters een spreekwoord
te lezen.
De woorden en beteekenissen van de om
te vormen woorden zijn:
1. dame: levenslucht.
2. lap: berg.
3. staan: nevens.
4. Edam: voorname vrouw.
5. eden: zwemvogeL
6. leeg: bepaalde kleur.
7. deerlijk: soort costuum.
8. roek: kleiaarde.
9. tooi: te eeniger tijd.
10. negert: sarren.
11. reeder: vroeger.
12. raakt: iets uit een spel.
13. edel: droefheid.
14. lood: mondwater.
15. stak: bewaarplaats.
16. hiel: lichaamsdeeL
17. tafels: het opgeven van een plan.
18. maan: die iedereen heeft.
19. steeg: hooger wezen.
20. leening: enkeling.
21. doom: bepaalde windrichting.
HET UURTJE
JEUGD
|r»t
y> A'
I ■■■.■.■AV.'AV.V.VAW^L'.VA'.^V.^VWAV^'.
WUVWWWWWVWWVA'AV.WAVWVWW VWVWWVWVW^WWWWAV.V.'.V.'.'. I