Een geheimschrift-puzzle mêêêêêêêë pm Het Vaticaan en Spanje EEN CODE VAN 12 TEEKENS T; ZONDAG 3 FEBRUARI 1935 A o M <v> n om +o +0U U+OX+Ü ►i 01 oj AO n A==+ ux+n+ mou+o _A AO no J. n_> n o TOLHEFFING OP BRUGGEN e itf a s l Een adres van de Kon. Shell aan de Tweede Kamer Automobielhandelaren maken bezwaar «I x W' Jlti§ NATIONAAL CRISIS-COMITÉ UIT DE DENNENKWEEKERIJ Gewaarborgde herkomst van zaad en planten noodzakelijk R. K. Universiteit Promotie te Wageningen BRABANTSCHE BRIEVEN Op den erft was 't allegaar stillekes van de kouw D'n Guust neemt wraak D'n bakker hee de pico-ziekte Honden op stations Te Rome is men van meening dat de betrekkingen met Spanje verbeterd zijn Een „modus vivendi" lijkt mogelijk Academische examens BOEK EN BLAD Spreekwoorden en gezegden 1 Richting-V erkeer Links van de figuur staat met ons dozijntje geheimschrift-teekens een zestal woorden, waarvan we de volgende omschrijving geven: No- 1: is erger dan kwaadsprekerij. No. 2: een voorwaardelijk voegwoord. No. 3: een deugniet, een rakker. No. 4: als menheeft, houdt men op met eten. No. 5: een kolenwagen. No. 6: een „lefmaker". Rechts van de figuur kan men, na de juiste letters van de code te hebben bepaald, het spreekwoord, dat daar staat, in onze eigen let- terteekens dus neerschrijven. Oplossing vorig Raadsel Dit exemplaar Was mooi da's waar, Maar tamelijk zwaar. Ik krijg 't niet klaar. Zoo dacht ik maar 't Houd vol, en ziedaar 't Kwam tóch voor piekaar!" Zóó ongeveer was het commentaar Van een deel onzer puzzleschaar. Mej. M. Parmet, Vondelkerkstraat 21 boven, Amsterdam (W.) A. Pigmans, Spaarnestraat 55, Utrecht. T. Rosier, Zomerzorgerlaan 15, Bloemendaal. C. J. de Rijk, Bonistraat 4 II, Amsterdam (O). Mej. W. Sanders, Rijksweg Zuid 1, Eist (Geld A. J. B. Soutberg, Marconistraat 10, Elinkwijk, Utrecht. J. v. d. Watering, Steenbergschestraat 45 a, Bergen op Zoom. G. v. d. Werf, Chasséstraat 29 II, Amsterdam. Mej. Ria Weve, Keizersgracht 70, Amsterdam- Onder de goede oplossers worden elke week 25 prijsboeken verloot, welke door de Adminis tratie worden toegezonden. Inzendingen, met vermelding van adres en leeftijd onder de oplossing tot Donderdag 12 uur, aan den heer G. M. A. Jansen, Ruysdael- straat 60, Utrecht. d.4 rn o n. Doch bij verscheiden anderen onder onze trouwe inzenders is blijkbaar dat „voor mekaar" krijgen ditmaal niet gelukt: ze bleven tenmin ste absent, zoodat we geen 500 nummers haal den, als de vorige week met dat „addertje" „Geef ons maar niet te veel hulp" zoo werd ons al meerdere malen geschreven „dan is de puzzle interessanter." Het bleek nu, dat een beetje van die hulp toch wel gewenscht is. We zullen daarmee dus rekening houden. En wat nu degenen betreft, die het wel „voor njekaar" meenden te hebben: onder hen waren er velen, die het met dien „duivel" of met dat „werktuig bij de vlasbereiding" te kwaad heb ben gekregen, zoodat vooral de porie in de ver drukking kwam! Prijswinnaars zijn: F. Ané, Maanstraat 34, Amsterdam (N.) J. H. Bolder, Dr. Schaepmanlaan 6, Arnhem. Mej. Rina van Ek, Abstederdijk 192, Utrecht. J. J. A. M. van Gulick, van Lanschotlaan 3, Vught. A. H. Hesp, Wierdenschestraat 153, Almelo. E. J. M. Hillen, St. Norbertus-Gymn. Heeswijk (N. Br.) C. van Holk, Obistraat 20, Haarlem. Mej. Zus Janssen, Radboudlaan 14, Bussum. G. Johannesma, Statenlaan 119, Arnhem. Mej. M. C. Karstens, Voorzorgstraat 28, Haarlem G. Keverkamp, Nieuwe Buren, Heerenveen. W. van Kollenburg Jr., Damplein 22, Zaandam. C. van Kuijeren, Grasweg 9, Anna Paulowna (N.-H.) Mej. C. de Leede, Burgwal 13, Delft. Mej. Lien Lunter, Vinkenburgstraat 20, Utrecht. B. H. Meurs, J. P. Koenstraat 58 bis, Utrecht. De N.V. Bataafsche Import Mij. heeft zich in een adres gericht tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal naar aanleiding van het wets ontwerp betreffende het verleenen van een concessie tot tolheffing op de bruggen over onze groote rivieren. Adressante is van meening, dat de groote belangen, die het economisch leven in ons land heeft bij een zich uitbreidend en bloeiend weg verkeer nog niet voldoende onderkend worden en wil daarom nogmaals wijzen op de groote beteekenis van een transport, dat de producten van onzen landbouw, industrie en visscherij cp hun weg naar den consument in zoo kort mo- gelijken tijd hun bestemming doet bereiken en met zoo gering mogelijke vrachtkosten belast. Zij trekt een parallel tussche ncontingentee- ring en concessionneering, invoerrechten en mo torbelastingen, waarbij zij opmerkt, dat de in voerrechten en contingenten zijn gericht tegen het buitenland en bedoeld als steun voor eigen bedrijfstakken, concessionneering en belasting van het motorverkeer eigen landgenooten be- nadeelen ter wille van een vervoermiddel, waar van de nadeelige saldi door die zelfde Neder landers als belastingbetalers opgebracht moe ten wordeh. Hier slaat men de hand aan eigen economisch leven, doet het eene middel van vervoer ernstig afbreuk tot steun van een ander vervoermiddel en ziet voorbij, dat een natio naal vrij ruilverkeer een eerste vereischte is om ons zoo zwaar bezocht economisch leven zoo goed mogelijk het huidige tijdsgewricht te doen doorkomen. Adressante doet een ernstig beroep op de leden der Tweede Kamer om aan het desbe treffende wetsontwerp hun goedkeuring te ont houden en het daarheen te leiden, dat de bouw dezer bruggen zonder tolheffing tot stand komt. De Bond van Automobielhandelaren en Gara gehouders heeft tot den Minister van Water staat een schrijven gericht, waarin zij, hande lende in opdracht van de gecombineerde bestu ren van de districten Arnhem en Nijmegen van den Bond van Automobielhandelaren en Gara gehouders in Nederland, meent niet te mogen nalaten onder de aandacht van Z. Exc. te bren gen de groote ontsteltenis, welke is veroorzaakt door de voorgenomen plannen tot het heffen van tolgeld op de nieuwa bruggen, meer in het bijzonder wat betreft de overbruggingen bij Arnhem, Nijmegen, Westervoort en Grave. De herhaalde officieele uitlatingen omtrent versnelden bouw der bruggen zijn helaas tot heden slechts door een sterk versneld tempo bij het opleggen van belastingen gevolgd. Bedenkende hoe vele takken van bedrijf van regeeringswege worden gesteund in geld of door contingenteering, mag het bevreeir/lend worden genoemd, dat aan een zoo belangrijk iets als het autotransport slechts slagen worden toege bracht. Zij verzoeken Z. Exc. dan ook met den mees ten aandrang te bevorderen, dat tolheffing op de groote rivierovergangen geen werkelijkheid worde. Het eerste spoor in de versche sneeuw tusschenkomst van de plaatselijke comité's een bedrag van 1.418.95 verstrekt. Uit de gift van H. M. de Koningin, speciaal voor kleeding en dekking, werd voor extva-uit- keeringen in dezen vorm een bedrag van ƒ3.234 geput. Speciale vermelding verdienen eenige bijdra gen in de kosten van kampwerk aan de Lan delijke Commissie ter bestrijding van de gevol gen der jeugdwerkloosheid te Amsterdam, tot een bedrag van ƒ4.511. In de periode van 16 tot en met 31 Januari werd door het Nationaal Crisis Comité aan 106 plaatselijke crisisoomité's een uitkeering verstrekt tot een totaal bedrag van ƒ43.823. waarvan voor een bedrag van 35.502.in den vorm van natura en brandstoffen. Voor 17 bijzondere gevallen werd voorts door Dezer dagen is te 's Hertogenbosch de jaar- lijksche algemeene vergadering gehouden van de Vereeniging tot Waarborg van de Herkomst van Zaad en Planten van den Groveden (WHG) De voorzitter, de heer E. D. van Dissel, direc teur van het Staatsboschbeheer te Utrecht, be sprak de moeilijkheden in het kweekerijbedrijf, inzonderheid den achteruitgang in de teelt van grovedennen. Ook werd opnieuw de aandacht gevestigd op de groote belangen, welke met het gebruik van dennen en dennenzaad van gewaarborgde her komst zijn verbonden. Het schijnt, dat nog niet alle boschbezitters voldoende beseffen, dat een goede ontwikkeling van het bosch voor een be langrijk gedeelte wordt bepaald door de her komst van het gebruikte plantsoen of zaad. In Duitschland is sedert korten tijd het uitzaaien en verhandelen van grovedennenzaad van niet gewaarborgde herkomst wettelijk verboden. Slechts de leden van de W. H. G., die te de zen een groot boschbelang voorstaan, kunnen de herkomst van het door hen te leveren plant soen of zaad van groveden waarborgen. Op hun bedrijf wordt vanwege genoemde vereeniging geregeld controle geoefend door een controleur, die door den Minister van Economische Zaken is aangewezen. In de vergadering waren behalve een gróót aantal kweekers ook tegenwoordig de bestuurs leden Dr. W. J. Franck, directeur van het Rijks proefstation voor Zaadcontróle te Wageningen, en de heer J. P. van Lonkhuyzen, directeur van de Nederlandsche Heidemaatschappij te Arnhem NIJMEGEN. Doctoraal examen in de rech ten: de heeren H. R. F. H. M. Grasso uit Den Bosch en C. N. M. Kortmann uit Cuyk. Doctoraal examen in de klassieke letteren de heerem Chr. J. C. Arnold uit Alkmaar en M. F. A. Brok uit Ginneken. WAGENINGEN Bevorderd tot doctor in de landbouwkunde de heer Ir. W. K Huitema, geboren te Vreeswijk, op proefschrift „De be volkingskoffiecultuur op Sumatra, met een in leiding tot haar geschiedenis op Java en Su matra." Ulvenhout, 29 Januari 1935. Menier, As ik van den mergen op den erft kwam, waar ik bij voor keur altij m'n aldereerste pepke leegrook, dan was 't allegaar stillekes van de kouw. Dan voelde-n-ik de bevrozen, zuivere locht in twee straaltjes m'nen buik inloopen. 't Was nog düster. Maar in t Oosten begost rosse vlek lijk olie deur de locht te dringen. Hab da wier 'nen schoonen dag. 'Nen dag die wèèrd was, om den baard af te gaan sche ren! Neeë, lach daar nie om, amico, zo'nen dag gaai "k gèren tegemoet, mee 'n Zondags gezicht, man! „Trui, 'k gaai efkens naar den Guust, horre!" riep ik naar binnen. En of Trui, die de plattebuis aan 't aanmaken jvas, 't ok al in de gaten hadZe riep terug: „doet da". Jaha, Trui ziet nog gèren 'nen gladden Bmoel. Zoow oud as ze is, zenouwja! D'n Guust was sjuust wakker. Zijnen „salon" zag blauw van den rook. In zijnen witten jas over zijnen borstrok stond ie z'n Salamaanderke aan te leggen. Z'n drie haren stonden steil over-end, as drie spelden op 'n leeg speldenkussen. Afijn, laat ik nie spot ten mee den Guust zijn drie leste haren. Da zou „de pot en de ketel" zijn! „Mergen, Guust". „Ollee, den Dré!" „Trekt ie nie?" „Jawel, maar m'nen turf is natt" „Mee die vorst „Toch ja! Scheren, Dré?" „Neeë, paviljotjes inzetten!" En meteen schoot 't Sala maanderke in 'nen lach. Ten minste „ploep", dee ie en 'n vlam pafte onder uit 't klepke. D'n Guust sprong verschrikt achteruit, boven op m'n teenen. Onwillekeurig smakte-n-ik hum weer terug, zoodat d'n Guust lijk 'nen kakkerlak deur zijnen salon sprong. Ten leste kwam ie terechte in 'n bordpampieren doos met haar- afval. En da was zo'n komiek gezicht, da 'k 'n spütje van z'n toilettafel pakte, ge wit wel: zo'n dink mee 'n elastieken balleke, en da 'k 'm daar in dieën hoek 's gééf bespoot. Ochèrme, wa pakte-n-ie uit, daar in dieën hoek mee alderhande Ulvenhoutsch haar. Hij vloeken. Ik spuiten! Gescheurd heb 'k. 't Was dan ok 'nen mergen, zóó schoon om iets geks te doen. Toch hee-t-ie wraak genomen, dieën luien witjas-mee-drie-haren. As ik thuiskwam, 'n heel klein bietje verwaand op m'n schoongekrabd gezicht, zóó is den mensch! en as ik Trui is aankeek of ik zeggen wou: „wa dunkt oe van me, dan schoot zij in 'nen lach, da 'k efkens betutterd stond. „Wa-d-is-t-er nou te lachen?" vroeg ik lastig. „Eh eh pfoe", proestte ze: „ga weg, ik krijg er wa van". Ze wees naar m'n gezicht, lachte me vierkaant uit en sloeg dubbel, on derwijle d'ren buik vasthouwende van 't plazier da ze had. 't Was toch 'nen vrimden mergen, docht ik zoo en 'k gong naar 't achterhuis, naar 't spie- Tot dusver werd aangenomen dat honden, niet bestemd om per trein te worden vervoerd, niet op de perrons van spoorwegstations wer den toegelaten. Thans heeft de directie der Ned. Spoorwegen bepaald dat er geen bezwaar tegen is dei gelijke honden op de perrons toe te laten, mits voor eiken hond een perronkaartje genomea wo.rdt en de geleider het dier, tijdens het verblijf op het station, draagt of kort aan een lijn noudt. gelscherfke, dat tusschen twee spijkerkes nost de pomp teugen den muur geklemd zit. Nou, 'k mot zeggen, m'n petje af veur dieën Guust. De salamaander had me geschoren mee dezelfde zwarte kluiven waarmee ie z'n kachel tje aangemokt had. 'k Zag er uit as 'n verken dat de vlekziekte had. Nou snapte-n-ik ok, waarom d'n Guust gin antwoord had gegeven, toen 'k bij 't weggaan riep. „Saluut, Guust, tot Zaterdagavond!" D'n sloeber had z'n eigen nie willen verraaien natuurlijk. As ik 'n haalf uurke later op route was mee den groentenwagel, dan schoot ik telkens weer in den lach, as ik aan die stuipen mee den Guust docht. 't Was 'nen zeldzaam-schoonen Januari-mer- gen. 't Laand lag wittekes bevrozen. De veu- geltjes kwetterden den blauwen dag teugen, da-d-et 'n plazier was. Koud was 't genogt, maar gin windeke viel te bespeuren. 'Nen mer gen om rauw op te frèten, zoo uit 't vüstje. Hooger klom 't zonneke. Hier en daar begost 'n dooiplekske te blinken op den graauwen weg. Over de Mark glom 'n ijsvlies in hanepootjes, waarover 't zonneke schampte in gouwen gloed. Hard klonk den roep van m'n Blekske onder den wagel. Hard, in de stilte van den zuuveren mergen. die over de witte weareld hong. Tc Heur- de Blek asemen. Ok hum dee de kristallig- propere locht deugd in z'n karkas. Z'n nagels tikten op de kouwe keien, zoo stillekes was 't alom. Twee bonte kraaien klapwiekten zwaar van 'nen lagen tak, de witte velden in. Huiliën roep kratste op de stilte lijk 'n schaats op ijs. Locht titste den wagel over de keien, van bobbel tot bobbel. Nuuwe kracht was gevaren in Blek en mij. 't Werk ging speulend van d' haand! Hij ratelde, hij roffelde over den weg, den zwaren wagel en onwillekeurig siste-n-ik 'n lie- deke laanks m'n tong op de maat van 't wa- gelgedokker. De kouw trok 't vel van m'n gezicht strak, 'k Voelde de vorst ónder de huid zitten om zoo te zeggen. Lekker, amico! Dan schuimt 't bloed deur oew donderement. Dan voelt ge, da ge leeft. Van minuut tot mi nuut is 't gezonde, kloppende leven 'n lust! In stad waren de bovenhuizen al begloeid Het dagblad van Gil Robles, den leider der Spaansche katholieken, „El Debate", drukt zonder commentaar doch op de eerste pagina het volgende bericht af van het Spaansche officieuze nieuwsbureau „Fabra". Te Rome is men in kerkelijke kringen van meening, dat er in de betrekkingen tusschen den H. Stoel en Spanje een verbetering is ingetreden en als een blijk der gewijzigde verhouding be schouwt men de benoeming welke in het begin dezer week werd aangekondigd, van zes Spaan sche Bisschoppen. Deze benoeming zal door andere gevolgd worden en dit alles is in overeenstemming met zekere teekenen van den wil tot toenadering welken men sinds eenigen tijd in Spanje heeft kunnen waarnemen. Zoo verzekert men dat de stappen welke de Pauselijke Nuntius te Madrid en de Aartsbis schop van Tarragona ondernamen om weer de beschikking te krijgen over zekere gebouwen die in beslag genomen waren ten tijde van de uit drijving der Jezuïeten, tot een gunstig resultaat hebben geleid. Tevens verzekert men dat de Spaansche regee ring voornemens is de wetgeving betreffende den godsdienst te herzien, daarbij rekening houdende met de minimum eischen van den H. Stoel; daar deze gewijzigde wetgeving betref fende den godsdienst zou worden opgenomen in de Grondwet, schijnt het mogelijk te zijn, dat de basis gevonden wordt voor 'n „modus vivendi" met den H. Stoel binnen het kader der huidige instellingen van de Spaansche Republiek. In kerkelijke kringen heeft de activiteit welke de Spaansche buitengewone gezant bij den H. Stoel, Pita Romero, volgens de instructies zijner regeering ontplooide, een uitstekenden indruk gemaakt. Men zal zich nog herinneren, dat Z. Em. Kard. Pacelli, secretaris .van staat, op zijn terugreis van het Eucharistisch Congres te Buenos Aires, korten tijd te Barcelona vertoefde en daar be groet werd door den Nuntius en door Z. Exc. Pita Romero, die voor deze gelegenheid naar de Catalaansche hoofdstad gekomen waren. Deze ontmoeting diende om de besprekingen weer op te vatten met den Kardinaal-Secretaris van Staat, welke onder/roken waren toen Kard. Pacelli naar Buenos Aires vertrok. Z. Exc.-Pita Romero, die tijdens de afwezigheid van Kard. Pacelli eenige malen een onderhoud had gehad met den Onder-Secretaris van Staat, onder handelde daarna te Rome weer rechtstreeks met Kard. Pacelli. AMSTERDAM Geslaagd voor het Cand. ex. in de Klassieke Letteren mej. R. D. van Adelsberg, voor het doet. ex. in de Klassieke Letteren mej. C. L. Bauling en de heeren: N. G. M. van Doomink en H. A. M. Kuyper, voor het Candidaatsex. in de sociale geographie de heer F. J. Kooistra en voor het doet. ex. idem de heer J. Hoek. met zon. Donkerblaauw blonken de ramen van den smetloozen dag, die er op te blinken stond. Maar de menschen hier hadden nog nie veul bespeurd van deuzen pèèrlenden winterdag. Schoolmeesters en kantoormenschen fietsten naar 't werk of ze naar huis gongen, zóó rap. Diep in den kraag, waaruit 'n wit gezicht stak met tranende oogen en 'n vuurrood neuspun- teke, trapten ze, in malkaar gedoken, in rappen gaank naar binnen de muren, die er de kouw met den schoonen dag uitsloten. Neeë, in de stad merken de menschen nooit veul van de goeie dingen van den bui ten En as me na uren terug gingen, mee 'nen leegen, lochten wagel, die van eiges ree, dan liepen de lochten vol met witte wolkenkoppen, dan viel van 't zonneke niks meer te bespeuren en dan lag den Ulvenhoutschen buiten te mij meren onder 'n grijze sneeuwlocht, nog stiller as van den mergen. Maar Blek en ik, wij hadden de uren zonne schijn in ons zielement zitten en rap ging 't op huis aan, naar de vrouw, naar Trui, die ons liüske wel in den wèrmen wasem zouw hebben staan van den daampenden middagpot. Weer lagen de wegels in de graauwte van de kouw. Brokte ijs tusschen de keien, in de goo- ten en laanks de slootkaanten. Trok de kou weer opnuuw over oew vel. De lochten liepen dicht. D'n dag slonk weg in vroegen düster. Gin veugeltje was te heuren meer. 'n Ijzig Oosterke schoof uit de velden en prikte oew oogen, schampte oew ooren. En as ik 't nou 's persies zeggen zal: 'n kerkhof stemming leunde zwaar op de stille, grij ze weareld. 't Gebomte peinsde in de verlaten heid. D'n dag was vroeg gegaan. Opgeslurpt in de dikke, grijze locht, die laag op de lee^e velden hong. Daar kwam den Fielp aangejakkerd in z'n broodsjees. Scheef hong 't wageltje naar éenen kaant. Den kaant waar den Fielp zitten zou, mee z'n drie honderd pondjes-schoon-gewicht. Dichterbij gekomen snoof ik z'n versche brood, dat uit de sjees geurde. Toen jaankte Blek heel efkens van verlaangen naar zijnen wèrmen schottel, die op hum te wochten stond. Da wit ie, den goeien beest! En ik? Nouw, ik ik was Blek zijnen maat, horre! Ja, as ik den bakker zie, dan denk ik in kaartspul-termen. HOE DE H. MARIA LEEFDE, door „Bethanië", Bloemendaal, met prentjes van Lode Sengers. Uit gave van Munster's Uitg. Mij., Amsterdam. In de trouwe opeenvolging der „Bethanië- Kinderboeken" het zevende? De reeks groeit. De reeks heeft eigen stijl uiterlijk en innerlijk, eigen type en karakter en dit is bovenal „nobel" te nobel om gerucht te maken voor zichzelf, zóó nobel, dat het eerder een stilte schept om zich heen. Er gaat van deze blanke boeken vernieuwing en hoop uit. Wie heeft ze geschreven? „Door Bethanie". Wellicht Martha de zorgende en Maria de biddende samen. Wellicht zoo, dat Martha het woord van Maria toetste aan de werkelijkheid, Maria het woord van Martha louterde in haar overwegingHoe anders werd dit geestelijke zoo reëel en deze realiteit zoo vergeestelijkt? Te zuiverder omdat het verwoord is in een taal, die kinderen verstaan en kinderen spreken. Terwijl we lezen wonderlijk lezen we niet, maar hóóren we de stem, die vertelt na denkend en getuigend, puttend uit den schat van de ware wijsheid, het ééne noodige, en tegelijk uit de volheid der ervaring, die de waarde weet juist van de kleinste bijzonder heden in het leven van dag na dag. En toch, ze domineert niet deze vertellende stem, maar wel, en héél sterk, domineert voor ons haar indruk op de jonge luisteraars, die we bij elk woord zóó nabij voelen, dat we de wisselingen van hun spanning volkomen meeleven. Hun verwondering en eerbied, hun lief- en mooi vinden, diepe verontwaardiging of echt mede lijden, verwachting, inzicht, hun ontwakend ge loof en offerverlangen. ,,Hoe de H. Maria leefde": Het onderwerp is wel uiterst teer. We kunnen enkel maar gissen, hoeveel er ge beden en geofferd, hoeveel er gemediteerd is op Bethanië, hoeveel er gestudeerd werd in de H. Schriften, hoeveel boeken over het H. Land er doorvorscht zijn, hoe Maria-en-Martha steeds dieper de kinderziel moesten begrijpen en lief hebben, eer deze verhalen in hun gewijden en wijdenden eenvoud gekristalliseerd werden in dit lichtende boek. Want het straalt dit boek. Hemelblauw doorvloeit de zeer gevoelige teekeningen van Lode Sengers, die den tekst echt „verluchten". Maar iets van het Hemel licht zelf weerglanst uit deze Maria-verhalen, aals een schoone zielegave voor de jeeugd van als een schoone zielegave voor de jeugd van onzen tijd, die immer ten gronde zou gaan zon- MARIE KOENEN „Préface a une réforme de VEtat", door Georges Viance. Uitg. Desclée de Brouwer Cie, Parijs. Het is een bijzonder werkje, dat eenigen tijd geleden in de reeks uitgaven, welke getiteld is: Questoins disputées en onder leiding staat van Charles Journet en Jaques Maritain, is ver schenen. De schrijver, regelmatig medewerker aan de Croix en de Vie intellectuelle, heeft zich tot taak gesteld om, nu in Frankrijk zoo sterk wordt aangedrongen op een staatshervorming, aan te geven aan welke voorwaarden een juiste heropbouw van den staat moet voldoen. De schrijver, die een rijkdom van gedachten ten toon spreidt, legt er allen nadruk op, dat een nieuw regeerstelsel, zij. het democratisch of monarchaal, dient uit te gaan van de ken nis der feitelijke behoeften zijner burgers. Een stelsel, dat gebaseerd is op een verscheidenheid van onderling strijdende opinies omtrent die behoeften, wordt door hem scherp veroordeeld. In afwachting van de gangbare meening, dat we momenteel midden in de crisis zitten, welke crisis in 1929/1930 een aanvang nam, stelt Viance het begin van de crisis in 1914. De jaren van hoog-conjunctuur na den oorlog be schrijft hij als een koortsperiode, waarna de menschheid in 1930 de ware, zeer ellendige ge daante der dingen begon te zien en daarmee uit de crisis in de grauwe werkelijkheid trad. Sindsdien worstelt de wereld in haar ellende rond, terwijl de volken roepen om leiders of hen achterna loopen. 'T LOOPT U MEE!, door Casson, Uitg. N.V. Succes, Den Haag. De bekende Engelsche schrijver Casson heeft 30 jaar lang de oorzaken voor geluk en pech bestudeerd. Het resultaat van die studie legde hij vast in dit inspireerende werk. Casson zegt: „Het loopt u mee; u behoeft geen pech meer Welk bekend spreekwoord of gezegde heeft de teekenaar hierboven in beeld gebracht? Het antwoord publiceeren wij in het volgende Zon dagochtendnummer. De vorige week geplaatste teekening stelde voor het spreekwoord: „Men moet het ijzer smeden, als het heet is". Dit roode bord met witte «treep beteekentt gesloten voor alle ver keer in deze richting 'k Heb daar in laangen wel nie van verteld, van de propclub, maar da gaai nog altij steu- vig deur, amico. Den lesten Zondag weer't Is raak ge- wiest, in de „Gouwen Koei". Vijf-en-zeuventig cent, veftien stuivers hee den bakker verloren aan ons potje. Da was nog nooit gebeurd. Piek, piek, en nog 's piek. De pico-ziekte hee- t-ie en daar is niks aan te doen. Sjuust rimmel- tiek. As ge denkt da ge 'r van af zijt, dan krijgt ge weer 'nen aanval. D'n Fielp zijnen piek-aanval van den veuri- gen Zondag was al héél haardnekkig. Veftien stuivers Afijn, 'k vertel er nog wel 's wa van. Over de vuile pieken van den Fielp. Kan 'k wel tien brieven potlooien. Ondertusschen had 'k 'n stille hoop, dat ie maar deur zou rijen. Waant as ge mee 'nen leegen buik den stal ruikt, ollee, dan snapt ge wel, amico, da-d-een van oew beste kameraads oe nog niet vast kan houwen! 'k Had goed geraaien. As ie mee z'n sjees me passeerde, dan knipte- n-ie 'n oogske, kniktte veulbeteekenend en riep: „afzetter!" „Piek!" riep ik terug. Onderwijl was ie gepasseerd. Maar as ik nog 's omkeek, dan schudde z'n sjeeske op en neer, sjuust of 't schokschouwerde van 't lachen! Ollee, 't is 'nen goeien kearel. Eén fout heet-ie maar. Hij denkt as president van de propclub, dat hij 't beste kaartspeulen kan. Da wil ie telkens opnuuw bewijzen. En telkens valt le mee z'n geweldigegewitwel in 't water. Maar 't is sjuust deur die fout van 'm, dat me zo'n plazier hebben mee den Fielp. Veural ik, omdat den Blaauwe 'm zoo lekker op gaank kan krijgen! Genogt. As we thuiskwamen, dan lag den erft zoo verlaten triest, of er nooit meer „gepiekt" zou worren in deuze weareld. Den notelèèr leek hoog in z'n schouwers te staan, peinzend naar den gtroef-killen èèrde. De stallekes waren wit gedekt van ijzel. Echo's spookten in de stilte bij elk gerucht. De kiepen waren al op stok. 'k Heurde alleen den zwaren stap van den te hebben. U kunt doelbewust geluk en mee vallers aantrekken. Er bestaan namelijk oor zaken, voor wat men noemt „puur geluk" en „louter pech". Casson bewijst, dat het geluk niet blind is, maar dat de menschen blind zijn voor de oorzaken, welke geluk of pech aan trekken. Op de hem eigen boeiende wijze toont hij die oorzaken aan. Het is een zonnig geluksboek, dat juist in dezen donkeren tijd hard noodig is! HERDRUKKEN voor practisch gebruik, door D. J. Diepenbrock. Uitg. W. J. Thieme, Zutphen, 9e druk. „Idiom and Gramrïier", Leerboek der En gelsche taal voor beginners, door P. Eindhoven en P. H. van Overbeeke, uitg. W. Versluys, Am sterdam (deel II, elfde druk). „Hoogduitse spraakkunst" voor Nederland sche scholen door B. J. ter Brugge en O. F. Koenen, uitg. W. Versluys, Amsterdam (eerste stukje, 19e druk). Bij J. B. Wolters te Groningen verschenen de volgende herdrukken (allen in de spelling 1934) „Onze eigen taal voor U.L.O.", door Th. Lan- cée, deel Ia (9e druk), deel Ib (8e druk), deel Ila (8e druk), deel lib (8e druk), deel III (5e druk). Korte spraakkunst (9e druk). „De Schakel", taalboek voor de hoogste klasse van lagere en laagste klassen van Middelb. scholen door dr. A. J. de Jong (5e druk). „Taalstudie en Stijloefening", door W. Kra mer, (Ie deeltje, 2e druk). „Uit onze omgeving", leesboek voor de middel klassen van Kath. lagere scholen, door J. J. C. Starkenbrug, ill. van C. Jetses, Ie deeltje. (4e druk), lie deeltje (5e druk), Ve deeltje (3e druk) „Leesoefeningen" met inleiding, door M. B. Hoogeveen, J. Ligthart en H. Scheepstra, deel IV, V en VI (2e druk). „Taalwerk" voor de hoogste klassen van de lagere school en het vervolgonderwijs door B. J. Douwes, Ie deeltje (9e omgew. druk), He deeltje (6e omgew. druk). „Practisch Taalwerk", voor het zevende leer jaar en vervolgonderwijs, door F. J. Bergman en J. C. Holtzappel (5e druk). „Onze eigen taal", eenvoudige taaloefeningen voor de lagere school, door Th. Lancée, deel I (8e druk), deel II (9e druk), deel III (10e druk), deel IV (9e druk), deel V (9e druk), deel VI (8e druk), deel IVb (10e druk), deel Vb (10e druk), deel VIb (8e druk), deel III met ver halen in beeld (8e druk). „Taaiwerkboek", door P. A. Diels en P. Taze- laar, vijfde leerj., (6e druk), zesde leerj., (7e druk) zevende leerj., (7e druk) van de daarbij behoorende boeken voor den onderwijzer ver scheen de 4e druk. „Werkboek voor stil-lezen en stijl", door P. A. Diels, deel I en II (4e druk). „Lezen, denken, doen", door S. Meyers, 3e druk. Wij ontvingen van den uitgever N. Samson N.V. te Alphen a. d. Rijn een supplement op het werk „De Warenwet en haar uitvoering", van mr. L. Lietaert Peerbolte en prof. dr. L. E. Goester. Het bevat een reeks Koninklijke besluiten die ter uitvoering van de artikelen der wet genomen zijn sedert het verschijnen van den tweeden druk van het werk in 1930. haan, die in 't nachthok inspectie hield over zijnen harem. Blek was al binnen. Zoogaauw as ik 'm los- gemokt had, sprong ie de klink van de deur los, om goeienmiddag teugen de vrouw te gaan zeggen. En as ik zeivers binnenkwam, hah! dan heurde-n-ik z'n tong rauschen laangs den groven schottel, die al leeggeschraansd was. Dan schuinde den schottel over de zaanderige pla vuizen. Wat dee m'nen braven beest zijn eigen deugd. Amico, Tc heb 't geluk van telkens weer veul lekkerder en smakelijker gegeten te hebben, dan ik ooit in m'n leven dee. Maar deuzen mid dag....! Den boerenkool glee naar binnen as hemelspijs. Man, die is zoo best, zoo puik nouw! Lekker bevroren, tot in zijnen nerf, is ie broos en „kort" en malsch geworren. Ge bet er in mee gulzigheid! Vernolle 'k heb nooit zoo smakelijk geschraansd as deuzen middag. Amico, 't was vandaag 'nen schoonen dag. 't Opstaan was feest, 't Werken was 'n genot en de rust ollee, daar heb 'k gin woorden veur. En op den oogenblik, nouw 'k dit briefke zit te potlooien onder de suizende laamp, bij de gloeiende plattebuis, nouw leef ik op papier den dag nog 's oppemuuw. Nouw proef ik nog 's m'n maal van deuzen middag. Nouw proef ik nóg 's da-d-eerste pepke na den boerenkool met worst! Zo'nen eersten winterdag....! Amico, da's 'n gaaf, recht uit Onzenlievenheer Zijn steeds gevende haanden. 'k Hoop nog veul Neeë, nie gulzig zijn. Nie gaanpieken op den Fielp z'n manier! Da kost te duur! Kom, ik schei er af. Nog efkens krantje-lezen, nog efkens praten mee mijnen toeteloeris en dan dan laten me de klep zakken. Dan is deuzen goeien, gèèven dag van zon-en-vorst weer ten ende! 'k Heb me nie veur niks 'n schoon gezicht op laten zetten bij den Guust! Maar nouw is 't wellekes, amico. Veul groeten van Trui en as altij gin horke minder van oewen toet a voe Dré.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 8