Een geheimschrift-puzzle
mêêêêêêêë pm
Het Vaticaan en
Spanje
EEN CODE VAN 12
TEEKENS
T;
ZONDAG 3 FEBRUARI 1935
A o M <v>
n om +o
+0U
U+OX+Ü
►i 01
oj AO n
A==+ ux+n+
mou+o
_A AO no
J. n_> n o
TOLHEFFING OP BRUGGEN
e itf a s
l
Een adres van de Kon. Shell aan
de Tweede Kamer
Automobielhandelaren maken
bezwaar
«I
x W' Jlti§
NATIONAAL CRISIS-COMITÉ
UIT DE DENNENKWEEKERIJ
Gewaarborgde herkomst van zaad
en planten noodzakelijk
R. K. Universiteit
Promotie te Wageningen
BRABANTSCHE BRIEVEN
Op den erft was 't allegaar stillekes van de kouw
D'n Guust
neemt wraak
D'n bakker hee
de pico-ziekte
Honden op stations
Te Rome is men van meening dat
de betrekkingen met Spanje
verbeterd zijn
Een „modus vivendi"
lijkt mogelijk
Academische examens
BOEK EN BLAD
Spreekwoorden en
gezegden
1 Richting-V erkeer
Links van de figuur staat met ons dozijntje
geheimschrift-teekens een zestal woorden,
waarvan we de volgende omschrijving geven:
No- 1: is erger dan kwaadsprekerij.
No. 2: een voorwaardelijk voegwoord.
No. 3: een deugniet, een rakker.
No. 4: als menheeft, houdt men op met
eten.
No. 5: een kolenwagen.
No. 6: een „lefmaker".
Rechts van de figuur kan men, na de juiste
letters van de code te hebben bepaald, het
spreekwoord, dat daar staat, in onze eigen let-
terteekens dus neerschrijven.
Oplossing vorig Raadsel
Dit exemplaar
Was mooi da's waar,
Maar tamelijk zwaar.
Ik krijg 't niet klaar.
Zoo dacht ik maar
't Houd vol, en ziedaar
't Kwam tóch voor piekaar!"
Zóó ongeveer was het commentaar
Van een deel onzer puzzleschaar.
Mej. M. Parmet, Vondelkerkstraat 21 boven,
Amsterdam (W.)
A. Pigmans, Spaarnestraat 55, Utrecht.
T. Rosier, Zomerzorgerlaan 15, Bloemendaal.
C. J. de Rijk, Bonistraat 4 II, Amsterdam (O).
Mej. W. Sanders, Rijksweg Zuid 1, Eist (Geld
A. J. B. Soutberg, Marconistraat 10, Elinkwijk,
Utrecht.
J. v. d. Watering, Steenbergschestraat 45 a,
Bergen op Zoom.
G. v. d. Werf, Chasséstraat 29 II, Amsterdam.
Mej. Ria Weve, Keizersgracht 70, Amsterdam-
Onder de goede oplossers worden elke week
25 prijsboeken verloot, welke door de Adminis
tratie worden toegezonden.
Inzendingen, met vermelding van adres en
leeftijd onder de oplossing tot Donderdag 12
uur, aan den heer G. M. A. Jansen, Ruysdael-
straat 60, Utrecht.
d.4 rn o n.
Doch bij verscheiden anderen onder onze
trouwe inzenders is blijkbaar dat „voor mekaar"
krijgen ditmaal niet gelukt: ze bleven tenmin
ste absent, zoodat we geen 500 nummers haal
den, als de vorige week met dat „addertje"
„Geef ons maar niet te veel hulp" zoo
werd ons al meerdere malen geschreven „dan
is de puzzle interessanter." Het bleek nu, dat
een beetje van die hulp toch wel gewenscht is.
We zullen daarmee dus rekening houden.
En wat nu degenen betreft, die het wel „voor
njekaar" meenden te hebben: onder hen waren
er velen, die het met dien „duivel" of met dat
„werktuig bij de vlasbereiding" te kwaad heb
ben gekregen, zoodat vooral de porie in de ver
drukking kwam!
Prijswinnaars zijn:
F. Ané, Maanstraat 34, Amsterdam (N.)
J. H. Bolder, Dr. Schaepmanlaan 6, Arnhem.
Mej. Rina van Ek, Abstederdijk 192, Utrecht.
J. J. A. M. van Gulick, van Lanschotlaan 3,
Vught.
A. H. Hesp, Wierdenschestraat 153, Almelo.
E. J. M. Hillen, St. Norbertus-Gymn. Heeswijk
(N. Br.)
C. van Holk, Obistraat 20, Haarlem.
Mej. Zus Janssen, Radboudlaan 14, Bussum.
G. Johannesma, Statenlaan 119, Arnhem.
Mej. M. C. Karstens, Voorzorgstraat 28, Haarlem
G. Keverkamp, Nieuwe Buren, Heerenveen.
W. van Kollenburg Jr., Damplein 22, Zaandam.
C. van Kuijeren, Grasweg 9, Anna Paulowna
(N.-H.)
Mej. C. de Leede, Burgwal 13, Delft.
Mej. Lien Lunter, Vinkenburgstraat 20, Utrecht.
B. H. Meurs, J. P. Koenstraat 58 bis, Utrecht.
De N.V. Bataafsche Import Mij. heeft zich
in een adres gericht tot de Tweede Kamer der
Staten-Generaal naar aanleiding van het wets
ontwerp betreffende het verleenen van een
concessie tot tolheffing op de bruggen over
onze groote rivieren.
Adressante is van meening, dat de groote
belangen, die het economisch leven in ons land
heeft bij een zich uitbreidend en bloeiend weg
verkeer nog niet voldoende onderkend worden
en wil daarom nogmaals wijzen op de groote
beteekenis van een transport, dat de producten
van onzen landbouw, industrie en visscherij cp
hun weg naar den consument in zoo kort mo-
gelijken tijd hun bestemming doet bereiken en
met zoo gering mogelijke vrachtkosten belast.
Zij trekt een parallel tussche ncontingentee-
ring en concessionneering, invoerrechten en mo
torbelastingen, waarbij zij opmerkt, dat de in
voerrechten en contingenten zijn gericht tegen
het buitenland en bedoeld als steun voor eigen
bedrijfstakken, concessionneering en belasting
van het motorverkeer eigen landgenooten be-
nadeelen ter wille van een vervoermiddel, waar
van de nadeelige saldi door die zelfde Neder
landers als belastingbetalers opgebracht moe
ten wordeh. Hier slaat men de hand aan eigen
economisch leven, doet het eene middel van
vervoer ernstig afbreuk tot steun van een ander
vervoermiddel en ziet voorbij, dat een natio
naal vrij ruilverkeer een eerste vereischte is
om ons zoo zwaar bezocht economisch leven
zoo goed mogelijk het huidige tijdsgewricht te
doen doorkomen.
Adressante doet een ernstig beroep op de
leden der Tweede Kamer om aan het desbe
treffende wetsontwerp hun goedkeuring te ont
houden en het daarheen te leiden, dat de bouw
dezer bruggen zonder tolheffing tot stand komt.
De Bond van Automobielhandelaren en Gara
gehouders heeft tot den Minister van Water
staat een schrijven gericht, waarin zij, hande
lende in opdracht van de gecombineerde bestu
ren van de districten Arnhem en Nijmegen van
den Bond van Automobielhandelaren en Gara
gehouders in Nederland, meent niet te mogen
nalaten onder de aandacht van Z. Exc. te bren
gen de groote ontsteltenis, welke is veroorzaakt
door de voorgenomen plannen tot het heffen
van tolgeld op de nieuwa bruggen, meer in het
bijzonder wat betreft de overbruggingen bij
Arnhem, Nijmegen, Westervoort en Grave.
De herhaalde officieele uitlatingen omtrent
versnelden bouw der bruggen zijn helaas tot
heden slechts door een sterk versneld tempo bij
het opleggen van belastingen gevolgd.
Bedenkende hoe vele takken van bedrijf van
regeeringswege worden gesteund in geld of door
contingenteering, mag het bevreeir/lend worden
genoemd, dat aan een zoo belangrijk iets als
het autotransport slechts slagen worden toege
bracht.
Zij verzoeken Z. Exc. dan ook met den mees
ten aandrang te bevorderen, dat tolheffing op
de groote rivierovergangen geen werkelijkheid
worde.
Het eerste spoor in de versche sneeuw
tusschenkomst van de plaatselijke comité's een
bedrag van 1.418.95 verstrekt.
Uit de gift van H. M. de Koningin, speciaal
voor kleeding en dekking, werd voor extva-uit-
keeringen in dezen vorm een bedrag van ƒ3.234
geput.
Speciale vermelding verdienen eenige bijdra
gen in de kosten van kampwerk aan de Lan
delijke Commissie ter bestrijding van de gevol
gen der jeugdwerkloosheid te Amsterdam, tot
een bedrag van ƒ4.511.
In de periode van 16 tot en met 31 Januari
werd door het Nationaal Crisis Comité aan
106 plaatselijke crisisoomité's een uitkeering
verstrekt tot een totaal bedrag van ƒ43.823.
waarvan voor een bedrag van 35.502.in den
vorm van natura en brandstoffen.
Voor 17 bijzondere gevallen werd voorts door
Dezer dagen is te 's Hertogenbosch de jaar-
lijksche algemeene vergadering gehouden van
de Vereeniging tot Waarborg van de Herkomst
van Zaad en Planten van den Groveden (WHG)
De voorzitter, de heer E. D. van Dissel, direc
teur van het Staatsboschbeheer te Utrecht, be
sprak de moeilijkheden in het kweekerijbedrijf,
inzonderheid den achteruitgang in de teelt van
grovedennen.
Ook werd opnieuw de aandacht gevestigd op
de groote belangen, welke met het gebruik van
dennen en dennenzaad van gewaarborgde her
komst zijn verbonden. Het schijnt, dat nog niet
alle boschbezitters voldoende beseffen, dat een
goede ontwikkeling van het bosch voor een be
langrijk gedeelte wordt bepaald door de her
komst van het gebruikte plantsoen of zaad. In
Duitschland is sedert korten tijd het uitzaaien
en verhandelen van grovedennenzaad van niet
gewaarborgde herkomst wettelijk verboden.
Slechts de leden van de W. H. G., die te de
zen een groot boschbelang voorstaan, kunnen
de herkomst van het door hen te leveren plant
soen of zaad van groveden waarborgen. Op hun
bedrijf wordt vanwege genoemde vereeniging
geregeld controle geoefend door een controleur,
die door den Minister van Economische Zaken
is aangewezen.
In de vergadering waren behalve een gróót
aantal kweekers ook tegenwoordig de bestuurs
leden Dr. W. J. Franck, directeur van het Rijks
proefstation voor Zaadcontróle te Wageningen,
en de heer J. P. van Lonkhuyzen, directeur van
de Nederlandsche Heidemaatschappij te Arnhem
NIJMEGEN. Doctoraal examen in de rech
ten: de heeren H. R. F. H. M. Grasso uit Den
Bosch en C. N. M. Kortmann uit Cuyk.
Doctoraal examen in de klassieke letteren
de heerem Chr. J. C. Arnold uit Alkmaar en M.
F. A. Brok uit Ginneken.
WAGENINGEN Bevorderd tot doctor in
de landbouwkunde de heer Ir. W. K Huitema,
geboren te Vreeswijk, op proefschrift „De be
volkingskoffiecultuur op Sumatra, met een in
leiding tot haar geschiedenis op Java en Su
matra."
Ulvenhout, 29 Januari 1935.
Menier,
As ik van den mergen op den
erft kwam, waar ik bij voor
keur altij m'n aldereerste pepke
leegrook, dan was 't allegaar stillekes van
de kouw.
Dan voelde-n-ik de bevrozen, zuivere locht in
twee straaltjes m'nen buik inloopen.
't Was nog düster. Maar in t Oosten begost
rosse vlek lijk olie deur de locht te dringen.
Hab da wier 'nen schoonen dag. 'Nen dag
die wèèrd was, om den baard af te gaan sche
ren!
Neeë, lach daar nie om, amico, zo'nen
dag gaai "k gèren tegemoet, mee 'n Zondags
gezicht, man!
„Trui, 'k gaai efkens naar den Guust, horre!"
riep ik naar binnen.
En of Trui, die de plattebuis aan 't aanmaken
jvas, 't ok al in de gaten hadZe riep terug:
„doet da".
Jaha, Trui ziet nog gèren 'nen gladden
Bmoel. Zoow oud as ze is, zenouwja!
D'n Guust was sjuust wakker. Zijnen „salon"
zag blauw van den rook.
In zijnen witten jas over zijnen borstrok stond
ie z'n Salamaanderke aan te leggen. Z'n drie
haren stonden steil over-end, as drie spelden
op 'n leeg speldenkussen. Afijn, laat ik nie spot
ten mee den Guust zijn drie leste haren. Da zou
„de pot en de ketel" zijn!
„Mergen, Guust".
„Ollee, den Dré!"
„Trekt ie nie?"
„Jawel, maar m'nen turf is natt"
„Mee die vorst
„Toch ja! Scheren, Dré?"
„Neeë, paviljotjes inzetten!"
En meteen schoot 't Sala
maanderke in 'nen lach. Ten
minste „ploep", dee ie en 'n
vlam pafte onder uit 't klepke.
D'n Guust sprong verschrikt
achteruit, boven op m'n teenen.
Onwillekeurig smakte-n-ik hum weer terug,
zoodat d'n Guust lijk 'nen kakkerlak deur
zijnen salon sprong. Ten leste kwam ie
terechte in 'n bordpampieren doos met haar-
afval. En da was zo'n komiek gezicht, da 'k 'n
spütje van z'n toilettafel pakte, ge wit wel:
zo'n dink mee 'n elastieken balleke, en da 'k
'm daar in dieën hoek 's gééf bespoot.
Ochèrme, wa pakte-n-ie uit, daar in dieën
hoek mee alderhande Ulvenhoutsch haar.
Hij vloeken. Ik spuiten!
Gescheurd heb 'k. 't Was dan ok 'nen mergen,
zóó schoon om iets geks te doen.
Toch hee-t-ie wraak genomen, dieën luien
witjas-mee-drie-haren.
As ik thuiskwam, 'n heel klein bietje verwaand
op m'n schoongekrabd gezicht, zóó is den
mensch! en as ik Trui is aankeek of ik
zeggen wou: „wa dunkt oe van me, dan
schoot zij in 'nen lach, da 'k efkens betutterd
stond.
„Wa-d-is-t-er nou te lachen?" vroeg ik lastig.
„Eh eh pfoe", proestte ze: „ga weg, ik
krijg er wa van". Ze wees naar m'n gezicht,
lachte me vierkaant uit en sloeg dubbel, on
derwijle d'ren buik vasthouwende van 't plazier
da ze had.
't Was toch 'nen vrimden mergen, docht ik
zoo en 'k gong naar 't achterhuis, naar 't spie-
Tot dusver werd aangenomen dat honden,
niet bestemd om per trein te worden vervoerd,
niet op de perrons van spoorwegstations wer
den toegelaten.
Thans heeft de directie der Ned. Spoorwegen
bepaald dat er geen bezwaar tegen is dei gelijke
honden op de perrons toe te laten, mits voor
eiken hond een perronkaartje genomea wo.rdt
en de geleider het dier, tijdens het verblijf op
het station, draagt of kort aan een lijn noudt.
gelscherfke, dat tusschen twee spijkerkes nost
de pomp teugen den muur geklemd zit.
Nou, 'k mot zeggen, m'n petje af veur dieën
Guust. De salamaander had me geschoren mee
dezelfde zwarte kluiven waarmee ie z'n kachel
tje aangemokt had.
'k Zag er uit as 'n verken dat de vlekziekte
had.
Nou snapte-n-ik ok, waarom d'n Guust gin
antwoord had gegeven, toen 'k bij 't weggaan
riep. „Saluut, Guust, tot Zaterdagavond!"
D'n sloeber had z'n eigen nie willen verraaien
natuurlijk.
As ik 'n haalf uurke later op route was mee
den groentenwagel, dan schoot ik telkens weer
in den lach, as ik aan die stuipen mee den
Guust docht.
't Was 'nen zeldzaam-schoonen Januari-mer-
gen. 't Laand lag wittekes bevrozen. De veu-
geltjes kwetterden den blauwen dag teugen,
da-d-et 'n plazier was. Koud was 't genogt,
maar gin windeke viel te bespeuren. 'Nen mer
gen om rauw op te frèten, zoo uit 't vüstje.
Hooger klom 't zonneke. Hier en daar begost
'n dooiplekske te blinken op den graauwen weg.
Over de Mark glom 'n ijsvlies in hanepootjes,
waarover 't zonneke schampte in gouwen gloed.
Hard klonk den roep van m'n Blekske onder
den wagel. Hard, in de stilte van den zuuveren
mergen. die over de witte weareld hong. Tc Heur-
de Blek asemen. Ok hum dee de kristallig-
propere locht deugd in z'n karkas. Z'n nagels
tikten op de kouwe keien, zoo stillekes was 't
alom. Twee bonte kraaien klapwiekten zwaar
van 'nen lagen tak, de witte velden in.
Huiliën roep kratste op de stilte lijk 'n schaats
op ijs.
Locht titste den wagel over de keien, van
bobbel tot bobbel. Nuuwe kracht was gevaren
in Blek en mij. 't Werk ging speulend van d'
haand!
Hij ratelde, hij roffelde over den weg, den
zwaren wagel en onwillekeurig siste-n-ik 'n lie-
deke laanks m'n tong op de maat van 't wa-
gelgedokker.
De kouw trok 't vel van m'n gezicht strak,
'k Voelde de vorst ónder de huid zitten om
zoo te zeggen. Lekker, amico!
Dan schuimt 't bloed deur oew donderement.
Dan voelt ge, da ge leeft. Van minuut tot mi
nuut is 't gezonde, kloppende leven 'n lust!
In stad waren de bovenhuizen al begloeid
Het dagblad van Gil Robles, den leider der
Spaansche katholieken, „El Debate", drukt
zonder commentaar doch op de eerste pagina
het volgende bericht af van het Spaansche
officieuze nieuwsbureau „Fabra".
Te Rome is men in kerkelijke kringen van
meening, dat er in de betrekkingen tusschen den
H. Stoel en Spanje een verbetering is ingetreden
en als een blijk der gewijzigde verhouding be
schouwt men de benoeming welke in het begin
dezer week werd aangekondigd, van zes Spaan
sche Bisschoppen.
Deze benoeming zal door andere gevolgd
worden en dit alles is in overeenstemming met
zekere teekenen van den wil tot toenadering
welken men sinds eenigen tijd in Spanje heeft
kunnen waarnemen.
Zoo verzekert men dat de stappen welke de
Pauselijke Nuntius te Madrid en de Aartsbis
schop van Tarragona ondernamen om weer de
beschikking te krijgen over zekere gebouwen die
in beslag genomen waren ten tijde van de uit
drijving der Jezuïeten, tot een gunstig resultaat
hebben geleid.
Tevens verzekert men dat de Spaansche regee
ring voornemens is de wetgeving betreffende
den godsdienst te herzien, daarbij rekening
houdende met de minimum eischen van den H.
Stoel; daar deze gewijzigde wetgeving betref
fende den godsdienst zou worden opgenomen in
de Grondwet, schijnt het mogelijk te zijn, dat
de basis gevonden wordt voor 'n „modus vivendi"
met den H. Stoel binnen het kader der huidige
instellingen van de Spaansche Republiek.
In kerkelijke kringen heeft de activiteit welke
de Spaansche buitengewone gezant bij den H.
Stoel, Pita Romero, volgens de instructies zijner
regeering ontplooide, een uitstekenden indruk
gemaakt.
Men zal zich nog herinneren, dat Z. Em. Kard.
Pacelli, secretaris .van staat, op zijn terugreis
van het Eucharistisch Congres te Buenos Aires,
korten tijd te Barcelona vertoefde en daar be
groet werd door den Nuntius en door Z. Exc.
Pita Romero, die voor deze gelegenheid naar de
Catalaansche hoofdstad gekomen waren. Deze
ontmoeting diende om de besprekingen weer op
te vatten met den Kardinaal-Secretaris van
Staat, welke onder/roken waren toen Kard.
Pacelli naar Buenos Aires vertrok. Z. Exc.-Pita
Romero, die tijdens de afwezigheid van Kard.
Pacelli eenige malen een onderhoud had gehad
met den Onder-Secretaris van Staat, onder
handelde daarna te Rome weer rechtstreeks
met Kard. Pacelli.
AMSTERDAM Geslaagd voor het Cand.
ex. in de Klassieke Letteren mej. R. D. van
Adelsberg, voor het doet. ex. in de Klassieke
Letteren mej. C. L. Bauling en de heeren: N. G.
M. van Doomink en H. A. M. Kuyper, voor het
Candidaatsex. in de sociale geographie de heer
F. J. Kooistra en voor het doet. ex. idem de
heer J. Hoek.
met zon. Donkerblaauw blonken de ramen van
den smetloozen dag, die er op te blinken stond.
Maar de menschen hier hadden nog nie veul
bespeurd van deuzen pèèrlenden winterdag.
Schoolmeesters en kantoormenschen fietsten
naar 't werk of ze naar huis gongen, zóó rap.
Diep in den kraag, waaruit 'n wit gezicht stak
met tranende oogen en 'n vuurrood neuspun-
teke, trapten ze, in malkaar gedoken, in rappen
gaank naar binnen de muren, die er de kouw
met den schoonen dag uitsloten.
Neeë, in de stad merken de menschen
nooit veul van de goeie dingen van den bui
ten
En as me na uren terug gingen, mee 'nen
leegen, lochten wagel, die van eiges ree, dan
liepen de lochten vol met witte wolkenkoppen,
dan viel van 't zonneke niks meer te bespeuren
en dan lag den Ulvenhoutschen buiten te mij
meren onder 'n grijze sneeuwlocht, nog stiller
as van den mergen.
Maar Blek en ik, wij hadden de uren zonne
schijn in ons zielement zitten en rap ging 't
op huis aan, naar de vrouw, naar Trui, die ons
liüske wel in den wèrmen wasem zouw hebben
staan van den daampenden middagpot.
Weer lagen de wegels in de graauwte van de
kouw. Brokte ijs tusschen de keien, in de goo-
ten en laanks de slootkaanten. Trok de kou
weer opnuuw over oew vel.
De lochten liepen dicht. D'n dag slonk weg
in vroegen düster. Gin veugeltje was te heuren
meer. 'n Ijzig Oosterke schoof uit de velden
en prikte oew oogen, schampte oew ooren.
En as ik 't nou 's persies zeggen zal: 'n
kerkhof stemming leunde zwaar op de stille, grij
ze weareld. 't Gebomte peinsde in de verlaten
heid. D'n dag was vroeg gegaan.
Opgeslurpt in de dikke, grijze locht, die laag
op de lee^e velden hong.
Daar kwam den Fielp aangejakkerd in z'n
broodsjees. Scheef hong 't wageltje naar éenen
kaant. Den kaant waar den Fielp zitten zou,
mee z'n drie honderd pondjes-schoon-gewicht.
Dichterbij gekomen snoof ik z'n versche
brood, dat uit de sjees geurde. Toen jaankte
Blek heel efkens van verlaangen naar zijnen
wèrmen schottel, die op hum te wochten stond.
Da wit ie, den goeien beest!
En ik? Nouw, ik ik was Blek zijnen maat,
horre!
Ja, as ik den bakker zie, dan denk ik in
kaartspul-termen.
HOE DE H. MARIA LEEFDE, door
„Bethanië", Bloemendaal, met
prentjes van Lode Sengers. Uit
gave van Munster's Uitg. Mij.,
Amsterdam.
In de trouwe opeenvolging der „Bethanië-
Kinderboeken" het zevende? De reeks groeit.
De reeks heeft eigen stijl uiterlijk en innerlijk,
eigen type en karakter en dit is bovenal
„nobel" te nobel om gerucht te maken voor
zichzelf, zóó nobel, dat het eerder een stilte
schept om zich heen.
Er gaat van deze blanke boeken vernieuwing
en hoop uit.
Wie heeft ze geschreven? „Door Bethanie".
Wellicht Martha de zorgende en Maria de
biddende samen. Wellicht zoo, dat Martha het
woord van Maria toetste aan de werkelijkheid,
Maria het woord van Martha louterde in haar
overwegingHoe anders werd dit geestelijke
zoo reëel en deze realiteit zoo vergeestelijkt? Te
zuiverder omdat het verwoord is in een taal,
die kinderen verstaan en kinderen spreken.
Terwijl we lezen wonderlijk lezen we
niet, maar hóóren we de stem, die vertelt na
denkend en getuigend, puttend uit den schat
van de ware wijsheid, het ééne noodige, en
tegelijk uit de volheid der ervaring, die de
waarde weet juist van de kleinste bijzonder
heden in het leven van dag na dag. En toch,
ze domineert niet deze vertellende stem, maar
wel, en héél sterk, domineert voor ons haar
indruk op de jonge luisteraars, die we bij elk
woord zóó nabij voelen, dat we de wisselingen
van hun spanning volkomen meeleven. Hun
verwondering en eerbied, hun lief- en mooi
vinden, diepe verontwaardiging of echt mede
lijden, verwachting, inzicht, hun ontwakend ge
loof en offerverlangen. ,,Hoe de H. Maria
leefde": Het onderwerp is wel uiterst teer.
We kunnen enkel maar gissen, hoeveel er ge
beden en geofferd, hoeveel er gemediteerd is
op Bethanië, hoeveel er gestudeerd werd in de
H. Schriften, hoeveel boeken over het H. Land
er doorvorscht zijn, hoe Maria-en-Martha steeds
dieper de kinderziel moesten begrijpen en lief
hebben, eer deze verhalen in hun gewijden en
wijdenden eenvoud gekristalliseerd werden in
dit lichtende boek. Want het straalt dit boek.
Hemelblauw doorvloeit de zeer gevoelige
teekeningen van Lode Sengers, die den tekst
echt „verluchten". Maar iets van het Hemel
licht zelf weerglanst uit deze Maria-verhalen,
aals een schoone zielegave voor de jeeugd van
als een schoone zielegave voor de jeugd van
onzen tijd, die immer ten gronde zou gaan zon-
MARIE KOENEN
„Préface a une réforme de
VEtat", door Georges Viance.
Uitg. Desclée de Brouwer
Cie, Parijs.
Het is een bijzonder werkje, dat eenigen tijd
geleden in de reeks uitgaven, welke getiteld is:
Questoins disputées en onder leiding staat van
Charles Journet en Jaques Maritain, is ver
schenen.
De schrijver, regelmatig medewerker aan de
Croix en de Vie intellectuelle, heeft zich tot
taak gesteld om, nu in Frankrijk zoo sterk
wordt aangedrongen op een staatshervorming,
aan te geven aan welke voorwaarden een juiste
heropbouw van den staat moet voldoen.
De schrijver, die een rijkdom van gedachten
ten toon spreidt, legt er allen nadruk op, dat
een nieuw regeerstelsel, zij. het democratisch
of monarchaal, dient uit te gaan van de ken
nis der feitelijke behoeften zijner burgers. Een
stelsel, dat gebaseerd is op een verscheidenheid
van onderling strijdende opinies omtrent die
behoeften, wordt door hem scherp veroordeeld.
In afwachting van de gangbare meening, dat
we momenteel midden in de crisis zitten, welke
crisis in 1929/1930 een aanvang nam, stelt
Viance het begin van de crisis in 1914. De
jaren van hoog-conjunctuur na den oorlog be
schrijft hij als een koortsperiode, waarna de
menschheid in 1930 de ware, zeer ellendige ge
daante der dingen begon te zien en daarmee
uit de crisis in de grauwe werkelijkheid trad.
Sindsdien worstelt de wereld in haar ellende
rond, terwijl de volken roepen om leiders of
hen achterna loopen.
'T LOOPT U MEE!, door Casson,
Uitg. N.V. Succes, Den Haag.
De bekende Engelsche schrijver Casson heeft
30 jaar lang de oorzaken voor geluk en pech
bestudeerd. Het resultaat van die studie legde
hij vast in dit inspireerende werk. Casson zegt:
„Het loopt u mee; u behoeft geen pech meer
Welk bekend spreekwoord of gezegde heeft
de teekenaar hierboven in beeld gebracht? Het
antwoord publiceeren wij in het volgende Zon
dagochtendnummer.
De vorige week geplaatste teekening stelde
voor het spreekwoord: „Men moet het ijzer
smeden, als het heet is".
Dit roode bord met
witte «treep beteekentt
gesloten voor alle ver
keer in deze richting
'k Heb daar in laangen wel nie van verteld,
van de propclub, maar da gaai nog altij steu-
vig deur, amico.
Den lesten Zondag weer't Is raak ge-
wiest, in de „Gouwen Koei".
Vijf-en-zeuventig cent, veftien stuivers hee
den bakker verloren aan ons potje. Da was nog
nooit gebeurd.
Piek, piek, en nog 's piek. De pico-ziekte hee-
t-ie en daar is niks aan te doen. Sjuust rimmel-
tiek. As ge denkt da ge 'r van af zijt, dan krijgt
ge weer 'nen aanval.
D'n Fielp zijnen piek-aanval van den veuri-
gen Zondag was al héél haardnekkig.
Veftien stuivers
Afijn, 'k vertel er nog wel 's wa van.
Over de vuile pieken van den Fielp.
Kan 'k wel tien brieven potlooien.
Ondertusschen had 'k 'n stille hoop, dat ie
maar deur zou rijen. Waant as ge mee 'nen
leegen buik den stal ruikt, ollee, dan snapt ge
wel, amico, da-d-een van oew beste kameraads
oe nog niet vast kan houwen!
'k Had goed geraaien.
As ie mee z'n sjees me passeerde, dan knipte-
n-ie 'n oogske, kniktte veulbeteekenend en riep:
„afzetter!"
„Piek!" riep ik terug.
Onderwijl was ie gepasseerd.
Maar as ik nog 's omkeek, dan schudde z'n
sjeeske op en neer, sjuust of 't schokschouwerde
van 't lachen!
Ollee, 't is 'nen goeien kearel. Eén fout
heet-ie maar. Hij denkt as president van de
propclub, dat hij 't beste kaartspeulen kan. Da
wil ie telkens opnuuw bewijzen. En telkens valt
le mee z'n geweldigegewitwel in 't water.
Maar 't is sjuust deur die fout van 'm, dat me
zo'n plazier hebben mee den Fielp. Veural ik,
omdat den Blaauwe 'm zoo lekker op gaank
kan krijgen!
Genogt.
As we thuiskwamen, dan lag den erft zoo
verlaten triest, of er nooit meer „gepiekt" zou
worren in deuze weareld.
Den notelèèr leek hoog in z'n schouwers te
staan, peinzend naar den gtroef-killen èèrde.
De stallekes waren wit gedekt van ijzel.
Echo's spookten in de stilte bij elk gerucht.
De kiepen waren al op stok.
'k Heurde alleen den zwaren stap van den
te hebben. U kunt doelbewust geluk en mee
vallers aantrekken. Er bestaan namelijk oor
zaken, voor wat men noemt „puur geluk" en
„louter pech". Casson bewijst, dat het geluk
niet blind is, maar dat de menschen blind zijn
voor de oorzaken, welke geluk of pech aan
trekken. Op de hem eigen boeiende wijze toont
hij die oorzaken aan.
Het is een zonnig geluksboek, dat juist in
dezen donkeren tijd hard noodig is!
HERDRUKKEN voor practisch
gebruik, door D. J. Diepenbrock.
Uitg. W. J. Thieme, Zutphen,
9e druk.
„Idiom and Gramrïier", Leerboek der En
gelsche taal voor beginners, door P. Eindhoven
en P. H. van Overbeeke, uitg. W. Versluys, Am
sterdam (deel II, elfde druk).
„Hoogduitse spraakkunst" voor Nederland
sche scholen door B. J. ter Brugge en O. F.
Koenen, uitg. W. Versluys, Amsterdam (eerste
stukje, 19e druk).
Bij J. B. Wolters te Groningen verschenen de
volgende herdrukken (allen in de spelling
1934)
„Onze eigen taal voor U.L.O.", door Th. Lan-
cée, deel Ia (9e druk), deel Ib (8e druk), deel
Ila (8e druk), deel lib (8e druk), deel III (5e
druk). Korte spraakkunst (9e druk).
„De Schakel", taalboek voor de hoogste klasse
van lagere en laagste klassen van Middelb.
scholen door dr. A. J. de Jong (5e druk).
„Taalstudie en Stijloefening", door W. Kra
mer, (Ie deeltje, 2e druk).
„Uit onze omgeving", leesboek voor de middel
klassen van Kath. lagere scholen, door J. J.
C. Starkenbrug, ill. van C. Jetses, Ie deeltje.
(4e druk), lie deeltje (5e druk), Ve deeltje
(3e druk)
„Leesoefeningen" met inleiding, door M. B.
Hoogeveen, J. Ligthart en H. Scheepstra, deel
IV, V en VI (2e druk).
„Taalwerk" voor de hoogste klassen van de
lagere school en het vervolgonderwijs door B.
J. Douwes, Ie deeltje (9e omgew. druk), He
deeltje (6e omgew. druk).
„Practisch Taalwerk", voor het zevende leer
jaar en vervolgonderwijs, door F. J. Bergman
en J. C. Holtzappel (5e druk).
„Onze eigen taal", eenvoudige taaloefeningen
voor de lagere school, door Th. Lancée, deel I
(8e druk), deel II (9e druk), deel III (10e druk),
deel IV (9e druk), deel V (9e druk), deel VI
(8e druk), deel IVb (10e druk), deel Vb (10e
druk), deel VIb (8e druk), deel III met ver
halen in beeld (8e druk).
„Taaiwerkboek", door P. A. Diels en P. Taze-
laar, vijfde leerj., (6e druk), zesde leerj., (7e
druk) zevende leerj., (7e druk) van de daarbij
behoorende boeken voor den onderwijzer ver
scheen de 4e druk.
„Werkboek voor stil-lezen en stijl", door P.
A. Diels, deel I en II (4e druk).
„Lezen, denken, doen", door S. Meyers, 3e
druk.
Wij ontvingen van den uitgever N. Samson
N.V. te Alphen a. d. Rijn een supplement op
het werk „De Warenwet en haar uitvoering",
van mr. L. Lietaert Peerbolte en prof. dr. L.
E. Goester. Het bevat een reeks Koninklijke
besluiten die ter uitvoering van de artikelen
der wet genomen zijn sedert het verschijnen
van den tweeden druk van het werk in 1930.
haan, die in 't nachthok inspectie hield over
zijnen harem.
Blek was al binnen. Zoogaauw as ik 'm los-
gemokt had, sprong ie de klink van de deur
los, om goeienmiddag teugen de vrouw te gaan
zeggen.
En as ik zeivers binnenkwam, hah!
dan heurde-n-ik z'n tong rauschen laangs den
groven schottel, die al leeggeschraansd was. Dan
schuinde den schottel over de zaanderige pla
vuizen. Wat dee m'nen braven beest zijn eigen
deugd.
Amico, Tc heb 't geluk van telkens weer veul
lekkerder en smakelijker gegeten te hebben,
dan ik ooit in m'n leven dee. Maar deuzen mid
dag....! Den boerenkool glee naar binnen as
hemelspijs. Man, die is zoo best, zoo puik nouw!
Lekker bevroren, tot in zijnen nerf, is ie broos
en „kort" en malsch geworren. Ge bet er in
mee gulzigheid! Vernolle 'k heb nooit zoo
smakelijk geschraansd as deuzen middag.
Amico, 't was vandaag 'nen schoonen dag.
't Opstaan was feest, 't Werken was 'n genot
en de rust ollee, daar heb 'k gin woorden
veur.
En op den oogenblik, nouw 'k dit briefke zit
te potlooien onder de suizende laamp, bij de
gloeiende plattebuis, nouw leef ik op papier
den dag nog 's oppemuuw.
Nouw proef ik nog 's m'n maal van deuzen
middag. Nouw proef ik nóg 's da-d-eerste pepke
na den boerenkool met worst!
Zo'nen eersten winterdag....!
Amico, da's 'n gaaf, recht uit Onzenlievenheer
Zijn steeds gevende haanden.
'k Hoop nog veul
Neeë, nie gulzig zijn. Nie gaanpieken op
den Fielp z'n manier! Da kost te duur!
Kom, ik schei er af. Nog efkens krantje-lezen,
nog efkens praten mee mijnen toeteloeris en
dan dan laten me de klep zakken. Dan is
deuzen goeien, gèèven dag van zon-en-vorst
weer ten ende!
'k Heb me nie veur niks 'n schoon gezicht op
laten zetten bij den Guust!
Maar nouw is 't wellekes, amico.
Veul groeten van Trui en as altij gin horke
minder van oewen
toet a voe
Dré.