Pater Borromaeus 60 jaar I Een volksredenaar bij uitstek Een persgesprek met den jubilaris „Troubadour" Gods LEVENSHERINNERINGEN „Het Volk" over den Pater VRIJDAG 22 FEBRUARI 1935 In de binnenkamer Heerneef over oom De Amsterdammer Een schoone levensgang De monnik die ook door anders- denkenden gezocht wordt en geëerd V olksredenaar Hoe hij Louis Bouwmeester bekeerde in zyn vaderstad Getuigenis van een priester over den priester in den kansel redenaar Jeugdportret Zondag wordt pater Borromaeus de Greeve O.P.M. zestig jaar.... een levensgrens, waarbij men meer en meer in de latere jaren ten onzent zijn beteekenende figuren eert. En een figuur is Borromaeus. Naar de ka rakteristiek van zijn wezen en naar het uiter lijk van zijn imponeerende verschijning. Fran ciscaan naar zijn bruin habijt, Franciscaan naar zijn zonnige priesterlijke levensbelijdems. Zijn groote voorganger, de vermaarde vijftiende- eeuwsche priester, pater Brugman, heeft een vermaardheid verworven, die eeuwen trotseert. „Hij kan praten als Brugman" werd een verrijking van onze taal. Een redenaars- vermaardheid als in dezen scheen onevenaar- baar. Maar pater Borromaeus de Greeve heeft hem geëvenaard! Hij is even bekend in Lim burg als in Noord-Holland, Friesland of Gro ningen, even bekend in den Oosthoek als aan den Westkant, even vermaard door zijn op treden van gewijd priester als door zijn orato risch vermogen bij samenstroomingen van an deren aard zooals politieke betoogingen, Eucha ristische congressen, Katholiekendagen of drankbestrijdersmanifestaties. Zelfs bij anders denkenden wordt hij gezocht en wordt zijn re denaarstalent erkend en gehuldigd, zooals in dit nummer blijkt. De dominee stelt hem ten voor beeld aan de zijnen en zou willen dat aan komende predikanten bij hem in de leer zouden gaan voor de gewijde welsprekendheid. Om na veel anti-papistische hatelijkheid van een Duitscher voor de protestantsche theologi sche studenten van Kampen ook eens 'n katho liek zelf te laten spreken, noodigt men aldaar dezen monnik uit om van de roomsche reli- quieënvereering de juiste beteekenis uiteen te zetten en de soc.-democratische pers wijdt bij zondere aandacht aan dit geval. Met rabbijnen en predikanten strijdt hij tegen het nieuw- malthusianisme. Met een vrijzinnigen geest als prof. van Rees levert hij slag tegen het alcoho lisme als 'n maatschappelijk en zedelijk gevaar. En wanneer hij voor een gemengd gehoor in de Handelshoogeschool te Rotterdam over ethiek en drankbestrijding spreekt en hij in 't vuur zijner rede met priesterlijk verlangen uitroept: „O, kon ik dat ook eens van een christelijk standpunt belichten," dan roept een commu nist geestdriftig: „Ga gerust uw gang!". En daarop ben ik losgevlogen, bekent de pater. Met politici van verscheiderlei kleur treedt hij op om in 'n Amsterdamsche Concertgebouw meeting zijn katholieke gedachte over den Volkenbond uiteen te zetten. Met Paulus spreekt hij op den areopaag van alle denk richtingen en hij getuigt er steeds voor Chris tus en Dien gekruist. Vrees kent hij niet. Wan neer hij in de (oude) Zaaierskerk der hoofdstad bij de Jezuïeten over de Hongaarsche marte laren gepredikt heeft, krijgt hij een dreigbrief Van een „Tribunist" met het verwijt haat en nijd te hebben gezaaid en met de waarschu wing den volgenden morgen niet op een be paalde plaats in de Jordaan te komen. „Ik ben er rustig heen gewandeld en heb niemand gezien!" Maar het liefste is dezen priester zijn lij densmeditatie. En dit kenmerkt hem, wiens Wensch het was bij zijn zilveren jubileum in 1927 om een fonds te zien gesticht tot oplei ding van Franciscaansche missionarissen; Hij kreeg dit onpersoonlijk en toch zoo persoonlijk geschenk van Katholiek Nederland. En zoo hij één verlangen heeft bij dit zijn feest van a.s. Zondag, dan is het: dat dit fonds rijkelijk Worde gesteund! Deze stille wensch van den grooten redenaar, die ook bij den Stillen Omgang zijn stille bede 8tort, is misschien zijn luidruchtigste levens- Preek. Bij zijn zilveren feest in 1927 konden de le zers in „De Tijd" volgend gefingeerd gesprek lezen dat heette afgeluisterd in de binnenkamer: Laat ons ermee beginnen te zeggen, dat Pater Borromaeus de Greeve al héél moeilijk is te achterhalen. Zou men vandaag b.v. in Bussum komen, den reisde hij juist naar Maastricht af, en wanneer men naar Maastricht spoort, is het lang niet onwaarschijnlijk, dat hij, vijf minuten vóórdat ge arriveerde, den trein naar Den Helder nam, want zijn grootste kracht ligt hierin, dat hij nergens vast aan verbonden is, maar overal in zit. Desondanks lukte het ons, hier en daar iets op te vangen van wat de redenaar binnen kamers zeide. En dan hopen we maar op des Paters goed gunstigheid, die het onbescheiden geluister zal vergeven van een persmuskiet, die het sleu telgaatje niet voor sleutels alléén bestemd achtte „Ze willen me gaan huldigen," zei Pater Borromaeus. „En die huldiging moet ik nu over me laten komen „Als een lawine", zei mijn vriend. „Maar iets, dat ik heel mooi daarvan vind, is dat er een Borromaeusfonds voor Francis caansche missionarissen zal komen," vervolgde de Pater. Pater Borromaeus vindt de stichting van het fonds een schitterende gedachte, de vervulling van zijn hartewensch, en het maakt de viering van den zilveren jubilaris die er heelemaal niet van houdt, om zoo te zeggen „in de bloe metjes gezet" te worden tot een graag aan vaarde hulde, tot eene, die hem bijzonder treft en verblijdt. In de afgeloopen jaren trok hij wat rond, binnens- en buitenslands, om er zijn befaamde redevoeringen te houden. „De mooiste momen ten van mijn leven," zei de Pater eens, „zijn de kruisplantingen in de missies en de slui tingsmorgens van de retraite. En de geweldig ste: de Eucharistische congressen (het diocesane en internationale), het Mariacongres in Aver- bode ende aanhankelijkheidsbetuiging aan het Koninklijke Huis na de revolutiepoging in 1918. Dat waren gebeurtenissen!" „Wat acht u eigenlijk wel het heerlijkste werk?" vroeg eens^ iemand aan den redenaar, die daarop met vuur verklaarde: „Dat zijn de lijdensmeditaties, de missies en de gesloten re traites. Wat die laatste betreft, er is geen vorm van apostolaat, waarin men zóó duidelijk de werking Gods bespeurt." „En, Pater, nu moet u toch eens iets vertel len van uw auditorium", zei de vriend, aan wiens kamerdeur we luisterden. „Altijd heb ik Katholiek Nederland met bewondering beschouwd in zijn ontzagwekken de liefdadigheid." „En de politieke meetings?" „Ik geloof aan een machtigen invloed van den politieken arbeid van den priester en mee tings als op Houtrust en in het Stadion acht ik van zeer groot belang voor de volkspsyche. Allen socialen en openbaren arbeid te be schouwen als het onmisbaar apostolaat van on zen tijd, dit heb ik geleerd van Mgr. Ariëns en dien ben ik daar dankbaar voor. Van hem kreeg ik niet zoozeer het licht als wel de vlam." Wat of de vriend tot Pater Borramaeus zei- de, verstonden wij niet, omdat hij met zijn rug bijna tegen het sleutelgat stond, maar daarop hoorden we weer des Paters voUe, klankrijke stem: „Ja, drankbestrijdingdie beweging doet onberekenbaar veel goed en hoe meer ze werkt, des te beter!" „Om nu nog eens op uw jubileum, of liever, op het fonds terug te komen, Pater „Als ze me cadeaux willen geven, dan vind ik 't prettigst, wanneer ze het fonds zooveel mogelijk gedenken. We zochten hem tusschen Groningen en Den Haag en waren vergeefs te Woerden geweest, Waar hij officieel zijn standplaats moet hebben, blaar zelden te vinden schijnt te zijn. En we troffen hemop den Amsterdamschen Nieu- Wendijk. Het had net zoo goed in de Kalver- straat kunnen zijn. Waar hadden we dezen ge boren Anzsterdammer beter kunnen „aanschie ten" voor een persgesprek dan in het hartje fan „zijn" vaderstad, dicht bij de oude „Appe lenmarkt", waar hij geboren is, dicht bij de Krijtberg waar hij misdienaar is geweest, dicht bij de Prinsengracht, waar hij zijn grootsten bekeerling Neerlands machtigsten tooneelkun- stenaar Louis Bouwmeester vreedzaam en ver doend met God liet sterven? Eén uurtje had hij tijd tusschen twee treinen. HU kwam uit het Noorden, natuurlijk van een 'preekbeurt. Hij ging naar den Haag: „natuurlijk" voor een 'Preekbeurt! Dit ééne uurtje hebben we be- but om hem, den Amsterdammer in zijn vader stad te laten praten over- zijn levensarbeid. We herinnerden hem aan zijn vader dien we goed hadden gekend, aan broeder Holterman den Je zuïet, die met 'wijlen pater Boelen zoo fijnzin- big den altaardienst verzorgde in de Krijtberg en die op 't Maria-altaar een der engeltjes aan de misdienaars aanwees als de gelijkenis van een hunner groote voorgangers: pater Borro maeus. „Ja, ja.... ik zie dien goeden broeder nog voor me. Eigenlijk had ik óók Jesuïet willen worden, zooals mijn twee broeders, waarvazi de eene, wijlen Chris, lang in de Krijtbergskerk heeft gestaan en beroemd was als redenaar om zijn vastenmeditaties. De ander werkt nog te Groningen. We waren kinderen van 'n groot ge zin. Mijn geboortehuis stond aan „het" Singel de vroegere Appelenmarkt bij de Nauwe Heisteeg. We waren met z'n twaalven. Mijn zuster, Moeder Juliana te Delft, die zich bij de begrafenis van de Koningin Moeder en Prins Hendrik nog zoo verdienstelijk maakte, is kortelings gestorven. Ik zou dan Jesuïet wor den, maar de Goddelijke voorzienigheid wilde anders. Door ziekte kon ik niet tijdig m'n stu dies bij de Jesuïeten beginnen. Ik kwam bij de Franciscanen en droeg mijn eerste H. Mis op in hetzelfde jaar als mijn zes jaar oudere broer, die mij bij de H. Mis diende. Zoo was ik: kind der Voorzienigheid. Mijn hart trekt me nog steeds als van zelf naar mijn geboortestad, de Mirakelstad van den Stillen Omgang ter vereering van het H. Sa crament van Mirakelal trekt als van zelf sprekend mijn bijzondere voorliefde mij naar Rotterdam, waar ik jaren gewerkt heb en naai Den Haag, waar ik mijn zilveren priesterfeest in 1927 aan den Boschkant mocht vieren. Ik sprak daar van de stad van den Stillen Omgang en u vraagt me naar mijn zwaarsten levensdag. Welnu, deze is misschien geweest toen ik na 'n zware taak als predikant volbracht te hebben in de Krijtberg de groote groep Stille Omgangers uit het Gooi voorging, de H. Mis opdroeg, preekte, drie kwartier de H. Communie uitdeelde, de H. Mis verder las, toen op den „Het publiek noemt hem „Borromaeus": zijn medebroeders (de Franciscanen) Boris; de neefjes en nichtjes maken zich er 't kortst van af; die noemen hem „Bor". We hebben hem altijd met geweldige belangstelling op zijn le vensgang gevolgd, niet weinig trotsch op zoo'n grooten Oom," zoo schreef de Zeereerw. heer Henri de Greeve eens in „Rechtuit" bij het zil veren priesterfeest van zijn heeroom. Toen hij voor 't eerst 25 jaar geleden in Amsterdam kwam preeken in Mozes en Aaron 't was een novene zaten we eiken avond vooraan en al begrepen we er nog niet zoo heel veel van we waren immers 810 jaar we vonden het prachtig en luisterden met eerbied als we de vrienden en kennissen met enorme overtuiging hoorden verzekerden: tsjonge, tsjonge 't is een baas!" Toen reeds kenden we al die verhalen en anecdoten uit zijn jonge jaren, waarmee wel een boek te vullen is. De verhalen van Gerrit zoo was zijn doopnaam die aan het ap pelvrouwtje van den Singel menige poets bakte; die bij mijn vader zijn ouderen broer op zolder twee eenden hield die hij dan met een touw aan de pooten neerliet in de de gracht achter het huis. Toen wij de eerste sprongen maakten op de stelten, hoorden wij tot ver velens en tot beschamens toe, telkens en tel kens weer vertellen, dat „Bor" in zijn jongen tijd de Amsterdamsche paardentram op zijn stelten kon bijhouden, wat wij bij de onge ëvenaarde snelheid van een paardentram als een nooit te behalen record beschouwden. Nog dieper werd de eerbied als we de ver halen hoorden uit zijn studententijd, waarin hij op het tooneel volgens 't zeggen van Ooms, van vrienden en toeschouwers triomfen be haalde en spel leverde als Bouwmeester zelf. Wat een kerel! die bij het zooveel-honderd- jarig bestaan van Megen in een historischen optocht de hoofdpersoon was en op het markt plein de „poorters" toesprak vanaf zijn paard. En wat een te benijden student, die tijdens de lessen op een wei, achter het college andere lessen ging nemen in het paardrijden en 2alig op een malschen knol door het gras ga loppeerde, terwijl de anderen in slaap vielen over eindelooze rijtjes van woorden. Nog dieper werd onze eerbied, toen we hoor den van een krachttoer, waarbij hij spelend in een machtig drama onder het spel op het hoogtepunt van de tragiek tot de zeer ontragi sche ontdekking kwam, dat zijn fluweelen rid derbroek aanstalten maakte om af te zak ken en toen met de linkerhand het bewuste kleedingstuk vasthield, met de rechter gesti culeerde en dat allemaal zoo, dat het publiek er niets van merkte. Wat hebben wij, kleine neefjes en nichtjes toch met heerlijke bewondering altijd naar hem opgekeken; wat hebben we gelachen als we hoorden, dat hij op de markt te Megen voor burgers, boeren en buitenlui stond te goochelen even handig als Okhuizen in hoogst eigen per soon. Langzamerhand kwam de tijd, dat de oogen wat meer opengingen, het verstand wat meer begon te begrijpen, de smaak wat beter ge vormd werd en de bewondering werd er niet minder om. We ondergingen met de massa den stoot, den schok, den zweepslag dien hij van af den kansel ons toediende. Wat hij als jongen was, is hij als man geble ven een echte, eenvoudige, gemoedelijke, joviale kerel, die, als we soms wel eens zinspeel den op zijn beroemdheid, zoo eerlijk gemeend kon zeggen: „Die roem kan me gestolen .wor den: heb je niks als last van." We waren altijd dol, als hij een uurtje kwam overwippen, want hij hield ons, kinderen, en nu nog ons, groote menschen, zoo prettig bezig met goocheltoertjes, kaartenspelletjes, kunstjes, moppen, grappen en je wist, als hij kwam, dat hij je er fijn in liet loopen. Trouwens, dat is nog een fout van hem. Wie hem in den trein aanvalt, kan er dan ook van op aan van antwoord gediend te worden. In Amsterdam, in de Leidschestraat, werd hij op zekeren dag z.g. gegroet door een jongen ke rel, die zijn pet afnam met: dag „Oome Ger rit." Oome Gerrit stapte direct op den jongen man af en zei: „Wel dag neef hoe gaat 't met je! Jaren niet geziennou, ik moet zeg gen, je bent er niet op vooruitgegaan;.... Je hebt een akeligen trek in je gezicht gekregen je bent niet meer zoo vriendelijk als vroeger; en ik hoor, dat je ook niet meer zoo gods dienstig bent; pas op, beste kerel, dat is altijd een leelijk ding; je valt priesters lastig, denk er aan: „qui mange du pape, en meurt." Na zoo'n kostelijke grappige boetepredikatie droop de z.g. neeflief beschaamd af. trein naar Den Haag en daar om vier uur de lijdensmeditatie hield. In de hoofdstad ben ik dikwijls opgetreden. Dezen Zondag nog. Bü de paters Jesuïeten heb ik in de oude Zaaier" aan de Keizersgracht de predikaties gehouden bij de viering der Hon gaarsche martelaren. Ik kreeg toen een dreig brief van een Tribunist met 't verwijt dat ik haat en nijd zaaide en het niet moest wagen den volgenden morgen in de Tuinstraat te ko men. Ze zouden meIk ben kalm naar de Tuinstraat gewandeld en heb niemand gezien." We herinnerden hem aan de groote en groot- sche meeting tegen het Nieuw-Malthusianisme waar hij met Jood en Protestant tegen het ge meenschappelijke gevaar optrad en aan de ge weldige vergadering in 't Concertgebouw waar deze Francisacan met het Vrijz. Dem. Kamerlid prof. Van Embden en oud-minister mr. Byle- veld het woord voerde over den Volkenbond. „Ja, daaraan behoud ik een persoonlijke her innering nog. Er was mij beloofd, dat er niets kwetsends zou zijn voor katholieken en de sprekers, zoowel als de voorzitter, hielden zich er trouw aan. Maar vóór ik optrad koos een de clamator die den avond „opluisterde", een on gelukkig 'dichterlijke bede aan Christus en toen ben ik begonnen met een protest daartegen Van protest gesproken. Ik heb ook het woord gevoerd om te protesteeren tegen de weder- rechterlijke uitbanning der Jesuïeten uit Span je. Voor den Stillen Omgang, bij het eeuwfeest van de „Mozes en Aaron", bij de inwijding van Kruiswegstaties, daér en in de Rozenkranskerk (een preek bij elke statie plus een bij aanvang en sluiting!), voor de Derde Orde, bij het eerste Eucharistische Congres in Nederland, te Am sterdam, en bij het grootsche Internationale Eucharistische Congres aldaar in tegenwoordig heid van Z. Em. Kardinaal van Rossum." We droomden ons even terug naar de dagen van de beide bedoelde Euch. Congressen en herinnerden ons zijn fijnzinnige rede een der mooiste door hem ooit gehouden uit ons ge denkboek van het eerste congres. Mooie herinneringen bewaren we ook aan het geweldige katholieke drankbestrijderscongres te Nijmegen, waar pater De Greeve in zijn element was en prof. Van Rees hem bewonderde. ,,Ja, zei hij ons, dat waren mooie dagen. En herin nert u zich ook nog den toen jongen Gerard Brom.... wat was er toen een bezieling, geest drift en geestkracht onder jongeren! Op de Handelshoogeschool te Rotterdam heb ik ook later over „ethiek en drankbestrijding" gesproken. Ik onthield me voor het zeer ge mengde gehoor van elke toespeling op het christendom, maar riep toen in 't vuur mij ner rede uit, „o kon ik u dit alles ook van christelijk standpunt eens belichten." En toen riep een communist dadelijk warm „ga gerust uw gang." Nu lachte de père toen ben ik daarop afgevlogen!" U hebt ook voor de protestantsche studenten in Kampen gesproken? ,,Hoe weet u dat?" We lazen het in,Het Volk." Hebt u het stukje er over nog niet gezien? We willen 't u sturen." (Doch later bedachten we ons: we zullen het voor onze lezers afdrukken, dan krijgt de pater het van zelf onder de oogen.) „Men had daar in Kampen kort te voren een Duitschen spreker gehad die nog al fel op de katholieken en de katholieke leer moet hebben afgegeven en toen dacht men in Kampen: we moeten nu ook eens een katholiek zelf over katholieke kerkgebruiken hooren. Zoo ben ik er opgetreden. O, ik heb vele vrienden onder andersdenken den, óók onder de Joden. Ik ben toch immers een Amsterdamsche jongen, die uit een stad komt waar de Joden een groot deel der bevol king uitmaken en waar zoovele geloovige Joden een voorbeeld voor ons katholieken zijn. Welnu, daarom houd ik ook van een Jodengrapje. En toen ik er eens een heel onschuldig weg debi teerde sprak de „Voorwaarts" er schande van. Men verweet me zoowaar anti-semitisme en vuilpraterij over de Joden. Een ingezonden stuk verscheen in het „Handelsblad". Maar later bij een meeting kwam de schrijver op me toe en vroeg me of ik niet meer boos was.... hij had me beter begrepen." De pater zat al maar herinneringen op te halen. We vroegen zoo nu en dan eens iets, Pater Borromeus de Greeve viert in deze maand zijn 60sten verjaardag. Van deze 60 ja ren heeft hij ongeveer 33 jaar van af den kan sel gesproken tot geheel het Roomsch, Neder- landsch volk. Wel heeft dat zelfde volk ook honderden malen naar hem geluisterd in onze vergaderzalen, maar toch zijn verhevenste taak, zijn hoogste roeping, zijnschoonste le- venstriumph is zijn werk als gewijde kansel redenaar. Van af zijn eerste drankbestrijders-speech op het bordes bij het stationsgebouw van Terborg heb ik dezen priester gevolgd in zijn loopbaan als „Troubadour van Gods waarheid en liefde." 33 jaren is zijn stem gebleven de heldere kla roen, die de groote schare bijeenriep in het Huis des Heeren, hen begeesterde voor de schoonheid onzer heilige, Roomsche beginselen en hen wegzond als betere ménschen met prac- tische voornemens voor het leven. Groote weldaden heeft God door dezen pries ter aan Nederland geschonken. De man zelf heeft een moeilijk, onrustig en vermoeiend le ven. Deze monnik met zijn beloften van armoe de heeft groote kapitalen bijeen gepredikt voor de armen, voor onze nuttige instellingen, voor de Missies. Deze kloosterling was zelden in het klooster, maar altijd te midden van zijn volk in het volle wereldsche strijdrumoer t° vinden. Deze vriendelijke, vroolijke, guitige natuur vond zoovele vrienden, dat hij geen tijd had al deze vriendschappen aan te houden, en daarom door zijn vrienden wel eens voor wispelturig werd gehouden. Trouw is hij echter steeds gebleven in zijn groote, edelmoedige vriendschap voor twee. De eerste, grootste, liefste Vriend was Hij, Dien deze prediker en apostel iederen morgen ont moette op het Altaar. De andere voor wie hij zooveel, zoo inspannend en zoo vol overgave ge werkt heeft, die hij bijna iederen avond ont moette was ons Roomsch, Nederlandsch volk. By deze hechte, edelmoedige, trouwe vriend schap mogen gerust de andere, menschelijke vriendschappen verbleeken en verminderen. God heeft de vriendschap van dezen priester beloond met een rijkdom van gaven voor zijn levenswerk, waarvoor op dezen zestigsten ver jaardag een welsprekend „Te Deum" uit dit redenaarshart zal opstijgen. Het Nederlandsche volk heeft de vriendschap van dezen vurigen kanselredenaar beloond met 33 jaren lang in grooté menigte toe te stroomen en met stralend oog te luisteren naar zijn woord. Het heeft dézen kanselredenaar aan tijd ont broken in zijn druk bezet leven zijn wetenschap aan te vullen met het bestudeeren van de ge leerde folianten der klooster-bibliotheken. Zijn beste redevoeringen werden dikwerf met korte aanteekeningen op het papier geworpen in spoorwegcoupé of pastoreele logeerkamer. De twee voornaamste bronnen, waaruit hij zijn kennis putte, die voor zulk een loopbaan noodig is, waren zijn diep aanvoelen van de aandoeningen van het menschelijk hart en zijn juiste kijk op het hedendaagsche leven. Zelf begaafd met een fijngevoelig, kinderlijk, blij hart, was hij zoozeer in staat de blijdschap, de droefheid, de zorg, de ellende van zijn mede- menschen te peilen en mede te voelen. Zijn voortdurend verblijf in alle kringen onzer he dendaagsche maatschappij verschafte aan zijn opmerkzamen geest die juistheid van inzicht in de kwalen van onzen tyd bij welker beschrij ving hij steeds den kreet ontlokte aan zijn toehoorders: „Zooals pater Borromeus het zegt op den preekstoel, zoo heb ik het ondervonden." Behalve de groote bovennatuurlijke gaven van het priesterschap en de roeping tot een verhe ven apostolaat voor geheel een volk, heeft Goa aan dezen Franciscaan een natuurlyke, artistie- ken aanleg gegeven als volksredenaar, zyn im poneerende gestalte, de regelmatige lijnen van zyn schoon gelaat, het licht en het leven van zijn glanzende oogen, de diepe sonore klank van zyn omvangrijke stem, schenken hem al die uiterlijke middelen, om zyn woord aantrekkelijk te maken voor de menigte. Toch blijven deze eigenschappen uiterlijke dingen, die op den duur hun invloed op de omgeving door de her haling gaan missen. Een artist beleeft den tyd van opkomst, van succes en daarna verdwijnt de belangstelling, men raakt gewoon aan de schoone uiteriykheid. Pater Borromeus is meer dan artist. Hy is de gewyde kanselredenaar, die nu nog na 33 jaren gepredikt te hebben, het oor heeft en de volle, levende belangstelling van heel een volk. Waarom? Pectus est, quod desertum facit. ,,Het zorgzaam ons onthoudend om formeele vragen te stellen, waarop formeele antwoorden moe ten volgen. Want de causeur was in den orateur zoo prachtig aan den gang, dat we het niet beter konden wenschen. Het uur liep ten einde.het tydstip van vertrek voor zyn trein naderde. Maar over één hoofdfeit uit zijn leven wilden we hem nog laten praten: Bouwmeester's be keering. En we herinnerden hem toen aan het geen eens professor Van Rooy ons had verteld, toen deze met Bouwmeester op zijn ziekbed was gaan praten als oud-student en bewonderaar van den meester. „Ja, die groote Bouwmeester. Z'n zoon Ra- phaël was zoo'n goede katholieke vent en die heeft bewerkt dat ik eens met z'n vader kon komen spreken. Eerst wilde de vader er niet aan. Doch toen hem werd gezegd dat ik een Amsterdamer van de Appelenmarkt was, een neef van zijn ouden vriend Kees van Schoon hoven, die óók van de Appelenmarkt kwam, toen was het ijs gebroken. „Laat dien pater Brugman maar eens komen praten!" Drie a vier keer ben ik later thuis aan zyn ziekbed geweest en uit vrijen wil eri met overtuiging is hy daarna tot de Kerk weergekeerd. Liesje heeft me prachtig geholpen. Vol eerbied en vol besef van zyn handeling biechtte en communi ceerde de grootmeester van Nederlands too neel. En in het ziekenhuis heeft hy nadrukke- lqk te kennen gegeven dat hij ook een katho lieke begrafenis wenschte. Zijn uitvaart in de Rozenkranskerk werd d<£ zijn zoons en doch ters by gewoond. Raaf is hem spoedig gevolgd." Het werd stil tusschen ons. Zulk een daad spreekt krachtiger dan het meest sonore rede- naarswoord. Deze moderne pater Brugman en Neerlands grootste tooneelkunstenaar in één heugenis saamgevat. Geen wonder dat zijn vriend Toorop, de den ker met de teekenstift, dezen monnik heeft ver beeld, zelfs in zyn laatsten levenstyd als hulde by het zilveren priesterschap. Het was toen katholiek Nederland zich opmaakte om het fonds te vormen dat de onpersoonlijke meest persoonlyke hulde aan dezen priester werd: het In het avondblad van het soc-dem. aa* blad „Het Volk" d.d. 12 Februari jJ-, lezen we het volgende onder de rubriek „Geestehjk Leven". Er boven stond „Pater spreekt voor. gereformeerde studenten". Een merkwaardige gebeurtenis heeft zich dezer dagen in het stedeke Kampen afgespeeld. Daar heeft voor de studenten van de Theolo gische School der Gereformeerde Kerken de.... rooms-katholieke pater Borromaeus de Greeve gesproken. (Of Calvyn zich daarby in zijn graf heeft omgedraaid is ons niet bekend). De stryd- vaardige pater sprak over „Reliquieën in de Rooms-katholieke kerk". „Vaak vat men," aldus zeide hy tot zyn gereformeerd gehoor, „reliquieënverering ver keerd op, doordat men deze niet onderscheid; van heiligenverering. Deze laatste is veel rui mer en reliquieënverering is eigeniyk een vorm er van. De godsdienstige verering van reli quieën is slechts een verheffing van de natuur lijke verering (die aan alle mensen gemeen is) tot die van het bovennatuuriyke. De reliquieën verering gaat terug en berust o. a. op ver schillende besluiten van kerkvergaderingen Verschillende plaatsen in Oud en Nieuw Tes tament wijzen, volgens spr. er op, dat het in ieder geval goed is. Bovendien zijn de eerste Christenen er ons in vóórgegaan (zy bouwden b.v. de altaren op de lijken der hei ligen), zó, dat er omtrent 200 na Chr. reeds van een volledige verering van reliquieën ge sproken kan worden. Als belangryk document hiervoor geldt, naast vele andere geschriften, een brief van den groten martelaar bisschop Polycarpus. De Rooms-Katholieke kerk heef: altijd strenge maatregelen genomen tegen misbruik, reeds vanaf de 8e eeuw (vooraj tegen den reliquieën-handel). De echtheid der reliquieën is geen geloofspunt, maar een zuiver historische kwestie. Door niet-katho- lieken vooral wordt vaak met afkeuring gespro ken over de wijze van verering, maar al heeft men soms iets tegen de manier, daarom hoef! men nog niet de gehele verering af te schaf- fen". is het gemoed, het hqrt, dat welsprekend maakt" zoo zegt het oude, klassieke spreek woord. Hier zijn we genaderd tot den diepen grond van het zeldzaam succes van onzen groo ten kanselredenaar. Bij alle uiteriyke talenten, die God aan dezen priester schonk is er één gave, die uitsteekt boven alle anderen, n.1. zyn warm hart, zijn groote vurige liefde tot Chris tus en Zijn Kerk. Als pater Borromeus predikt dan is hij zelf meer dan wie ook van zyn ge hoor onder den diepen indruk van de stof, die hij behandelt. Ik herinner mij, hoe ik pater Borromeus in mijn huiskamer onmiddellijk na een geweldige missiepreek over het laatste oordeel, verraste, terwijl hij in zyn eentje bezig was een Goud- sche pijp te doen balanceeren op zyn neus, (hy is behalve kanselredenaar ook predigitateur). Toen ik mijn verwondering te kennen gaf over dezen plotselingen overgang van dien geweldi gen ernst in dit luchtige spel, zei hy heel ern stig: „Ik moest my even ontworstelen aan de groo te emotie van zulk 'n geweldige stof." Dit is het geheim van zijn welsprekendheid, de geweldi ge emotie in zijn eigen hart by de groote stof fen, die hij behandelt. Dat verheft hem zoover boven den artist, de priester, de apostolische Christen, die in eigen hart beleeft, wat hy zijn gehoor voorhoudt. Moge Nederland by den zestigsten verjaardag van den weisprekenden priester God danken voor de groote genade, die ons vaderland heeft ontvangen door het 'bezit van dezen Apostoll- schen kanselredenaar. W. G- A. H. VAN BERKEL. Pastoor St. Martinus, Arnhem. fonds voor de vorming van missionarissen. Een comité van de meest bekende katholieke leeken. ministers en oud-ministers, leden der Eerste en Tweede Kamer, sociale leiders en geleerden, professoren en kunstenaars, vormde zich om gelden te samen te brengen voor hem, wiens bedelpreeken honderd- en honderdduizenden uit steden en dorpen heeft doen samenstroo- men. Niet voor hem persoonlijk, maar voor zyn groot idee: de opleiding van missionarissen voor de Franciscaansche Missie, 't Borromaeusfonds kwam tot stand. Zijn lievelingsdenkbeeld was: de eerste priester voor dit fonds zou een in- landsch priester in Chansi wezen! Het bestuur van het fonds werd gevormd door Provinciaal Caminada, Staatsraad Aalberse, minister Dec kers, mr. Bomans, J. v. d. Sluis, G. Struycken, Gom Mes en Jos. Stieger. „Voor 't fonds verkoop ik nn myn jubileum- prent van Toorop, die nog nimmer werd gepu bliceerd." Ook buiten onze landsgrenzen is hy opgetre den. Heel Vlaanderenland, een groot deel van België heeft hy als redenaar afgereisd. En dan de door hem georganiseerde heeriyke reizen naar het Heilig Land! Hy is er zelf al vyf keer geweest en bereidt nu de vyf de pelgrimsreis tegen Mei voor.. „14 Mei vertrekken we: eerst een stuk van Europa zien: Venetië, Triëst enz. en.... dan Palestina!" Drie en dertig jaren reist nu al deze zestig jarige met zijn Jong uiterlijk en sonoor geble ven bronzen stem het land door. „Men zegt misschien wel eens: die pater De Greeve stelt me te leur.Maar wat wil men: als men zoo byna iederen dag een groote predikatie of rede moet houden en niet elke voorbereiding zoo kan zijn als ik zelf gaarne wilde." Stel u gerust père: Vele, vele uwer redevoe ringen blijven onvergetelyk. En Nederland, katholiek Nederland niet al léén, neen gansch Nederland behoudt eerbied en bewondering voor dezen machtigen volksre denaar die zooveel, zooveel deed met de hem door God gegeven talenten. L. v. d B.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 5