1
OhUbedoelt: ft tNC
O,
De Stille Omgang. De opstand in Griekenland.
Medische kroniek
Pepermunt
MAANDAG 11 MAART 1935
ft
De artillerie der regeeringstroepen doorkruist onafgebroken de straten van Athene om onmiddellijk tot den
aanval te kunnen overgaan, waardit noodig blijkt
Het elftal van P.S.V., dat Zondag door een overwinning op
M.V.V. het voetbalkampioenschap der Zuidelijke eerste klasse
behaalde
De voetbalwedstrijd Feyenoord - Ajax. - Bereden politie handhaafde
de orde op de overvolle tribunes
Een ongewone deklast. In de Amsterdamsche haven arriveerde
Zaterdag de „Belmoira" uit Londen, met aan boord een lichtschip*
bestemd voor Bahrein Island
Opvoeding en gezonheid
BOEK EN BLAD
TON N EM A C1E - SMEEK
FOTOREPORTAGE VAM Wmm
TONN EMA G!E- - SN EEK
D« bedevaartgangers aan dan jaarlijktchan Still* Omgang in da hoofdstad waaraan in don nacht van Zatardag op Zondag door
duizandan ward daal gonoman
'H\
Reeds een enkele maal heb ik geschreven
over den grooten invloed, dien een
goede opvoeding op de gezondheid uit
oefent; en wel op de gezondheid in de eerste
levensjaren. De opvoeding heeft echter ook
nog invloed op de gezondheid in latere jaren,
en een van de voornaamste punten is de op
voeding tot werkzaamheid, omdat deze later
een grooten invloed uitoefent op de geestelijke
gezondheid.. Iedereen die iets langer in de we
reld rondgekeken heeft, en vooral hij, die uit
den aard van zijn beroep eenige menschenken-
nis heeft verworven, weet dat er om zeer ver
schillende redenen gewerkt wordt. Zuiver na
tuurlijk en hygiënisch beschouwd is het beste
motief voor arbeid het pleizler, dat men in
het werk vindt. Iedereen moest eigenlijk met
genoegen arbeiden, omdat de bezigheid van
arbeiden hem bevalt.
Nu zal men opwerpen, dat het toch beter
is om voor een hooger doel te arbeiden. Het
is helaas een zeer verbreide meening, ook onder
katholieken, dat iemand, die tegen zijn zin
werkt, volmaakter is dan iemand die met plei-
zier werkt. Er is een kern van waarheid in
deze meening: de waarheid is, dat iemand die
onaangenaam werk met pleizler verricht, meer
verdienste heeft dan iemand die aangenaam
werk met genoegen verricht. Maar de deugd
en de verdienste is niet daarin gelegen, dat
de arbeid onaangenaam is, doch in het genoe
gen, waarmee men hem verricht.
Een tweede bezwaar ligt daarin, dat er te
genwoordig zooveel onmenschelijk, gerationali
seerd werk is. De laatste jaren hoort men daar
over niet meer, omdat ieder al blij is, dat hij
werk heeft, al is de soort nog zoo eentonig.
Maar vroeger hoorde men er heel veel over
spreken. Nu is het waar, dat b.v. het werk aan
den loopenden band eentonig en afmattend
is, en het verloop van de arbeiders in de fa
brieken van Ford was dan ook buitengewoon
groot. Maar hoevele menschen zijn er niet, die
eentonig bureauwerk, .of steeds hetzelfde fa
briekswerk met opgewektheid verrichten? Er
zijn er althans genoeg, om te kunnen concludee-
ren, dat vrijwel iedere soort van arbeid met
genoegen en tevredenheid kan verricht worden.
Dus, zuiver natuurlijk gesproken, is het goed,
dat iemand zijn werk met genoegen verricht,
en bovennatuurlijk beschouwd, is deze stelling
nog veel meer waar.
Nu ontmoet men in de maatschappij men
schen, die hard werken, maar eigenlijk geen
genoegen in hun werk hebben. Daar zijn er,
die alleen werken uit eerzucht, en nu kan het
nog al eens voorkomen, dat, wanneer hun eer
zucht niet voldaan wordt, zij het werk nu ook
maar laten liggen. Daar komt dan nog bij,
dat hun geheele manier van werken od de eer
zucht is ingesteld, dat zij er dus niet in de
eerste plaats op letten, of het werk goed ge
daan wordt, maar of het hun eer en roem
inbrengt. Blijft dat uit, dan volgt vaak een
groote nervositeit.
Andere menschen, die alleen uit plicht arbei
den, maar bü wie het plichtbesef iets te wen-
schen overlaat, arbeiden soms ook verbazend
hard, doch beschouwt men hun intentie nader,
dan werken zij zoo hard, om van het werk af
te zijn. Onder zulke menschen vindt men veel
nerveuzen. Nu kan men iemand het pleizier in
den arbeid niet direct bijbrengen, alleen maar
indirect, langs een omweg. De vermaning: „heb
genoegen in je werk" kan men even zoo goed
achterwege laten. De betere, hoewel schijn
baar moeilijker wijze, is het plichtbesef aan te
wakkeren.
Hierin ligt nu al een duidelijke vingerwijzing
voor de opvoeding; en een klare richtlijn, om
kinderen voor zenuwachtigheid en angst te be
waren. Men moet den kinderen plichtbesef in
prenten en er zijn geheele opvoedingssystemen,
die daarop gegrondvest zijn. Maar wanneer het
daarbij blijft, dan wordt allicht de opvoeding
te gestreng; en het resultaat is, dat de kinderen,
die daarnaar luisteren, een hoogst onaange
naam plichtsbesef krijgen: zelfgenoegzaam,
laatdunkend en anderen verachtend. Vooral
hierin is het voorbeeld van een buitengewoon
groote kracht. Een kind, dat zijn ouders steeds
met opgewektheid heeft zien arbeiden, leert
hiervan meer arbeidsvreugde, dan van een heele
bibliotheek met opvoedkunde en duizend predi
katies.
Wanneer men de gelegenheid heeft na te
gaan, hoe een zenuwachtig persoon is opgevoed,
dan is men bijna steeds in staat, den wortel van
het kwaad aan te wijzen, helaas echter niet
altijd, het kwaad te genezen. Daar is b.v. een
moeder, die geen kwaad gezicht kan zien; zij
schijnt in het geheim te denken, dat wanneer
iedereen om haar heen opgewekt is, daaruit
blijkt, dat zij een goede moeder is. Het arme
mensch is onzelfstandig, zij bedelt als het
ware aan vader en kinderen, om toch vooral
vroolijk en opgewekt te zijn: anders gaat zij
denken, dat zij geen goede huisvrouw en moe
der is. Zij heeft een dochter, die eenige moeite
heeft, om flink aan het werk te komen, en die
leelijk kijkt, als ze het druk heeft. De arme
moeder, heel vroom en braaf, is toch eigenlijk
meer om haar eigen gemoedsrust bezorgd, dan
om de opvoeding van haar dochter: het werk
wordt de dochter uit de hand genomen, en
moeder is al gelukkig, als haar kind tevreden
en opgewekt is. Het is een opvoeding tot lui
heid.
Maar terzelfdertijd wordt de dochter gods
dienstig opgevoed, en zij gelooft zelve min of
meer, dat ze heel godsdienstig is. Intusschen,
werken en aanpakken heeft zij niet geleerd.
Het leven stelt zijn eischen. De dochter ziet
zich plotseling voor een ernstige taak geplaatst.
B.v. haar moeder sterft, en nu moet zij de
leiding van het huishouden waarnemen. Gods
dienstig opgevoed, weet zij, dat die plicht be
staat en zou die plicht eigenlijk misschien toch
wel willen doen. Sentimenteel opgevoed, meent
zij, dat zij recht heeft op vroolijkheid en be
haaglijkheid. Maar de arbeid stemt haar droe
vig en somber. En zie daar nu het conflict. Het
schuldbesef speelt mede een rol, maar volko
men te erkennen wenscht zij die schuld ook
niet. In 't kort, nu komen plotseling alle slech
te gevolgen van de opvoeding te voorschijn.
Deze gevallen zijn geen zeldzaamheden. Soms
is de uitbarsting heftig, andere malen is het
een slepende kwaal.
Stel u voor een vader, die over de buren, de
neven en de kennissen in den regel spreekt,
alsof het nietsnutters zijn, snotneuzen, men
schen zonder plichtbesef; irtdien hij zelf hard
gewerkt heeft en op de sociale ladder omhoog
geklommen is, zullen zijn redeneeringen niet
nalaten grooten indruk op zijn zonen te maken.
ZÜ worden evenzoo. Dat heeft in den leertijd
of studietijd misschien nog geen ernstige ge
volgen; maar de zoon heeft niet geleerd om
gelijk een gewoon mensch, met genoegen te
arbeiden; de arbeid is voor hem het middel
zich boven anderen te verheffen. Dit gaat een
tijdlang goed, maar de zelfoverschatting wordt
daardoor nog grooter, en roept een reactie op
van collega's, mede-arbeiders of mede-kantocr-
heeren. De eerzuchtige begint zich onzeker te
voelen, zijn omgeving blijkt zijne eerzuchtige
wijze van werken niet te waardeeren; en de on
gelukkige heeft een lange en pijnlijke crisis
door te maken en te leeren, als een eenvoudig
man te leven. Hij ziet er slecht uit, slaapt niet
meer, het eten staat hem tegen. Deze slechte
gezondheidstoestand is alleen te wijten aan
grove fouten in de opvoeding. Opvoeding is
moeilijk; er is niemand, die geen fouten maakt.
Misschien is Tomas More, die binnenkort hei
lig verklaard wordt, de beste opvoeder van alle
tijden geweest. Niemand is zonder fouten, en
de fouten van den opvoeder wreken zich op
de kinderen. Er zijn vaders, die huichelaars
zijn, en hun fouten zorgvuldig voor hun kinde
ren verbergen; ik kan ze geen ongelijk geven,
integendeel. Kinderen zijn heilig; de ergernis
is het grootste kwaad. Zonder zelfkennis is het
moeilijk een eenigszins behoorlijke opvoeding
te geven. Iemand vroeg eens aan den beroem
den schrijver Joseph de Maistre, of hij zich
kon indenken in het gemoed van een misdadi
ger. Hij antwoordde: „Mijnheer, ik heb eenmaal
een blik geslagen in het hart van een fatsoen
lijk man, en ik heb gesidderd."
De hoogmoed is vaak een zoo subtiel en zoo
onnaspeurlijk kwaad, dat men er versteld van
staat. Het plant zich op de meest verrader
lijke wijze voort en is de groote bron van ze
nuwachtigheid en geestesstoornissen. Voor dezen
tijd zou een apart gebed moeten worden voor
geschreven, beginnende: Heer, ik ben niet be
ter dan de bovenburen en de benedenburen,
de bakker en de slager. Ik geloof, dat het Pas
cal geweest is, die gezegd heeft „Nog nooit is
iemand van nederigheid gek geworden." Een
vader zal zich boven andere menschen verhef
fen, omdat hij artistiek is; en ziedaar, de zoon
verheft zich boven anderen, omdat hij accuraat
is. Hij leert den treinenloop uit zijn hoofd,
ofschoon hij zelf nooit reist, en hij kent alle
telefoonnummers, die door de andere menschen
op het kantoor gekend moeten worden, hoewel
hij zelf nooit behoeft te telefoneeren. Als hij
zich zelf een weinig serieus neemt, wordt hij
zeker zenuwachtig of lijdt tenminste aan sla
peloosheid. De hoogmoed is even verraderlijk
als de regen op een dak, dat niet geheel dicht
is: na jaren merkt men plotseling, dat de bal
ken verrot zijn.
Wanneer iemand een helder oogenblik heeft,
bemerkt hij soms plotseling, dat een bepaalde
gewoonte of hebbelijkheid, die hij steeds voor
een deugd gehouden heeft, in den grond slechts
een vorm van hoogmoed is.
Maar juist tegen den hoogmoed, en daarmee
tegen de zenuwachtigheid en vele geestesstoor
nissen, is de opgewekte, voortdurende arbeid
het zekerste geneesmiddel. De arbeidsvreugde
is het beste, wat de ouders voor de gezondheid
hunner, kinderen aan hen kunnen meegeven.
Zelfs de werkloozen mogen dit niet vergeten en
gelukkig zijn er nog zeer veel jonge menschen,
die gaarne tegen een uiterst geringe belooning
werken. De grondslag is een christelijke grond
slag: de arbeid is door het christendom gehei
ligd, terwijl hij in de slavenmaatschappij in
oneer was. Maar wij gelooven, dat de arbeid
een voorrecht, een eer en een zegen is.
TH. H. SCHLICHTING
SURINAAMSCHE PEPERPOT,
door Fred. Oudschans Dents.
Uitg.: Sche ff er drukkerij, Dord
recht, 1935.
Een verzamelng citaten over Suriname, te
hooi en te gras uit allerlei werken, brochures en
artikelen bijeen gelezen. De schrijver vergelijkt
zijn brochure met een indisch grecht; bestaande
uit „Vischsoep met kaSsavebrood, sterk gekruid
met Cayennepeper". Voor de kennis van 't land
is het werkje o.i. van geen beteekenis.
Bij W. Versluys (N.V.) Amsterdam-Batavia-
Te Londen is een huwelijk ingezegend, waarbij de bruid per brancard naar het
kerkgebouw moest worden gedragen. Het paar was reeds jaren verloofd. De bruid
moest plotseling een gevaarlijke operatie ondergaan, waarop men besloot nog voor
de operatie in het huwelijk te treden
Paramaribo verscheen de elfde druk van het
Tweede deeltje „Duits Leesboek voor Neder
landse scholen" door B. J. Ter Brugge en C. F.
Koenen.
„HET LEVEN VAN AL WAT
LEEFT", door Fulton J. Sheen-
Vertaald door F. A. Brunklaus.
„HEILIG LEVEN", door Mi
chael Pflieger. Vertaald door
H. Kuitenbrouwer. Uitgave
Teulings' Uitgeversmaatschap
pij, 's-Hertogenbosch.
Twee boeken met op elkander lijkende strek
king: laten aanvoelen, dat de Heiligmakende ge
nade een waarachtig leven is, dat als een leven
verkregen wordt en dus als een leven ook be
handeld moet worden.
Een prachtige strekking, waarvan veel nut
kan uitgaan; nog al te veel wordt de genade
bezien als een uiterlijk zielesieraad, terwijl ze
Inderdaad een deelnemen is aan het Goddelijke
leven zelf.
Dit mooie doel wordt echter in beide boeken
met groot verschil van succes nagestreefd. Het
boek van Fulton Sheen heeft al mijn lof, hier
vormen eenvoud en nederigheid de juiste basis
voor een vruchtbare verhandeling over dit sub
tiele en teere geloofsgeheim. Overtuigd, dat
hier menschenwoorden en menschenwijsheid het
diepste in dit geheim niet benaderen kunnen,
gaat schrijver heel voorzichtig, voetje voor
voetje zou ik zeggen, verder en juist die eenvoud
brengt dit heerlijk geloofsgeheim ons naderbij.
Het werk van Michael Pflieger kan me minder
bekoren; alle respect voor de goede bedoelingen
maar dit werk brengt ons mi niet veel verder.
De aanbeveling van dit boek in advertenties is
al niet zeer gelukkig; ik zou hier niet op wijzen,
wanneer deze aanbeveling niet juist bestond in
een citaat uit dit werk, waarin schrijver spreekt
over „het gekunstelde en onnatuurlijke, het
bizarre en belachelijke, het hysterische en le
vensvreemde, dat vrome menschen dikwijls over
zich hebbeneen godsdienstige constructie,
een product, opgeleverd door Biechtvaderzorg
en vele congregatie-oefeningenNeen, hier
ontbreekt de eenvoud en daarmede komt de
waarheid ons niet meer nabij.
L. B.
TWEEDE REEKS KRUIMELS
VAN 'S MEESTERS DISCH,
door Dr. Jos. Keulers. Uitg.:
J. J. Romen en Zonen, Roer
mondMaaseik.
Twintig pracht opstellen over Jesus, zijn hei
lige Moeder en andere personen en ook feiten
uit het Evangelie.
Ten zeerste aanbevolen.
L. B.
DE ZIELELEIDING volgens de
MÈESTERES VAN HET GEES
TELIJK LEVEN uit het Fransch
van R. Plus S.J., door H. J. J.
Wachters pr. Uitgave N. V.
Teulings', 's-Hertogenbosch
Een min of meer compendieuze samenstelling
van waardevolle uitspraken van groote leiders
in het geestelijk leven.
Van zelf valt het werk van pater Plus zelf
bij dezen opzet wat weg, maar het kiezen en
ordenen is hem best toevertrouwd.
L. B.
RIJS, door Albert Kuyle
Uitgave Brusse N.V., Rotter'
dam-
Tusschen Keulen en Parijs ligt de weg naaf
Rome.... Kuyle heeft dien weg reeds in 192'
ingeslagen en weer eens in 1933, uit welke jars'?
de teksten dateeren, die tot dit boek gebundel®
werden. Charles Eyck teekende de illustraties»
die welhaast bladzijde na bladzijde de reek®
opstellen op den voet volgen en op even vaar
dige en geestige wijze van velerlei verhalen-
In ons land, waar de spaarzaam aanwezige®'
die schrijven kunnen, angstvallig binnen <*e
muren van de redactie-bureau's gehouden wor
den en op een heel enkel gunstige uitzondert®1»
na, de buitenposten bezet worden door apert®
slecht-schrijvers. moest Kuyle een durend®
royale keuze hebben uit de meest aanlokkelijk®
aanbiedingen om voor dag- of weekbladen t®
reizen.
Kuyle vertelt, met minder omhaal dan d®
onbetrouwbare politiekeling, die voor eigen
anderer belang pleit, vlot en puntig van h®
Eeuwige Rome, van het schoone land, de groot®
Heiligen en de goede lieden. Maar ook van h®
fascisme. En van nog reel mèèr, dat alleen ee®
goed opmerker en een goed weergever zóó ee®'
voudig en kernig schrijven kan, dat het e®®
waardevol beeld geeft omtrent het ongekend®
en een herinnering kan verankeren na eig®
ervaring.
Kuyle heeft bovendien een onvolprezen
schuw van de veelsoortige lamlendighede®*
waaraan 'n volk, behept met eigenwijsheid e®
een afschuwelijke vereering voor regenten
kooplieden, nu eenmaal mank moet gaan.
zijn volkeren, reeds tusschen Keulen en Pari)®;
die ietwat rechter door 't leven wandelen. B®,
kan geen kwaad, dat hiervan in duidelijke ta^
en op vergelijkende wijze verhaald wordt. V6
gammele stellage waarop de nationale zelfg®^
noegzaamheid zetelt kan nooit gauw en
doende genoeg tot puin gehoond worden,
zullen droevige restanten wel immer als ont
sierende wrakstukken blijven liggen.
Tusschen Keulen en Parijs moet iedere®®
lezen, die ooit door die breede poort trok, o°
al leidde de afgelegde weg niet tot binnen Roi®®'
Het boek sluit met een tijdbeeld van Pari)®
en een.utopie over het schilderij als om®iS'
baar onderdeel van het meubilair. Indien slechjf
een menschelijk bereikbaar deel van deze utop>®
verwezenlijkt kon worden, dan zou het bij®®
beleedigend bedelen en de nog beleedigend®'
noodzaak daartoe in den naam van de-kun®1'
in-nood 'n einde nemen. En dan zou ook ®®*j
volk in verzet komen tegen de trieste tradit'
om het beschikbare geld aan alles uit te gev'®®
behalve voor opdrachten aan beeldende kun
stenaren en op gezette tijden een aanzienlij'
ambt t^ vergeven aan.... een buitenlander.
C. NIJPELS'
Haec Dies; Auctore Jean
B. Schrijvers.
Jean H. B. Schrijvers publiseerde dezer dag®®
zijn opus 7: de cantus festivus „Haec Di®®
voor vier-stemmig mannenkoor. Ook in dit (ZÜ®
jongste) stuk toont Schrijvers zich weer
muzikaal en ter zake-kundig acteur.
Wij kunnen zijn „Haec Dies" dan ook war®?
aanbevelen voor de reeds nabije Paschen; n1®
zal deze dankbare compositie met veel gen0®'
gen uitvoeren.
„Haec Dies" is door den componist zélf ui
gegeven en ook bij hem verkrijgbaar. Zijn adr®*
is: Valeriusstraat 4 huis, Amsterdam (Zuid)'