D ffldiM&aal mn dm da§ DE ENGELSCHE KAPERS m U ALLE ABONNÊ'S F 750.- bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door DIEFSTAL?! Nicolai, de leider van de Duitsche contra-spionnage ia ZIJN BESLUITEN WAREN ONHERROEPELIJK ZOMERDAGEN? 8klM MAANDAG 11 MAART 1935 Üij ook was het, op wiens bevel het vonnis tegen Miss Cavell moest voltrokken worden Thans in dienst van het Derde Rijk Een melkstation Collingwood Een Engelsche zeeheld TRAM DOOR VOETGANGERS VERSLAGEN De hotelrat Herinnering aan Lincoln F>7CA bij een ongeval met 4 Uv/«a doodelljken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FOCn verlies van een hant» DOOR J. S. FLETCHER Gedurende den wereldoorlog was er in Duitschland een man van wien het groo- te publiek nooit had hooren spreken en ^'iens macht niettemin soms die van den Keizer benaarde. Het kwam zelfs wel voor dat Wil helm II zijn wil niet kon doordrijven om de Eenvoudige reden dat de groote onbekende zich er tegen verzette. Deze man heette Kolonel Nicolai en was de leider der Duitsche contra- Epionnage: een post dien hü sinds eenigen tijd ®olc weer in het Derde Rijk bekleedt. Teen de oorlog uitbrak, was Nicolai kapitein, nij kreeg echter spoedig den rang van kolonel. Niemand zag hem ooit, niemand kende hem. ®ij bleef steeds op den achtergrond. Duizenden Pienschenlevens warenafhankelijk van een K'oord van hem. Sprak hij het vonnis „tegen hen muur" uit, dan duurde het hoogstens en- hele uren voor, desnoods op honderden kilome- ters afstand, iemand ophield te behooren tot he levenden. Had hij een besluit genomen, dan ^'as er geen beroep mogelijk. Zelfs dengenen die hoor den krijgsraad veroordeeld waren, kon de keizer gratie verleenen; tegenover een vonnis van den almachtigen Kolonel Nicolai stond ook he „oberste Kriegsherr" machteloos. Op de deur van Nicolai's bureau, dat in den Porlogstijd bewaakt werd als een heiligdom, j-ag ir.en niet meer dan een eenvoudig visite haartje: „Oberst Nicolai, Chef der Abteilung Kl/B". Het was kolonel Nicolai die de befaam de spionne Mademoiselle Docteur aanstelde. Ket was kolonel Nicolai die de danseres Mata hiari voor de Duitsche spionnage won. Het was °°k kolonel Nicolai die Miss Cavell liet dood- ^hieten. Niet alleen Geallieerden en Neutralen waren Verontwaardigd over het doodvonnis dezer En gelsche verpleegster, ook in Duitschland zelf v°nd men dat de krijgsraad te wreed was ge feest. Vele hooge officieren gaven als hun mee ding te kennen, dat hier genade voor recht •hoest gelden. Aan den keizer werd*van ver killende zijden verzocht Miss Cavell gratie te verleenen. Een paar uren voor de executie beloofde dan ook vrijwel niemand dat het von- h's voltrokken zou worden. Maar daar kwam een kleine, uiterst vrien delijke, bijna gemoedelijke man naar Brussel: kolonel Nicolai. Een aantal hooge Duitsche per- !;'onlijkheden, die zich tegen de executie had hen verklaard, zetten hem hun standpunt uit- een. Doch het was nu eenmaal niet zijn ge woonte om op een beslissing terug te komen, hoffelijk. beleefd, doch onverbiddelijk klonk *'in antwoord: Het spijtmij, doch het vonnis van Miss ^avell moet beslist voltrokken worden. Ik zie hpders geen kans om van al die franc-tireurs Eb spionnen af te komen. Ik heb tenslotte nog Paar den keizer getelegrafeerd. Hier ziet u zijn ?Ptwoord. De keizer is geheel van dezelfde doening. En in den vroegen morgen weerklonk het ®aivo van het executie-peleton, waarvan de Echo in heel de beschaafde wereld zou door linken. Na den Wapenstilstand verdween kolonel 'colai spoorloos. Voor dat de Generale Staf EPtbonden werd. had men den leider der con- fa-spionnage opdracht gegeven om zijn ar chieven te verbranden daar deze, zoo ze den geallieerden in handen vielen, voor een waar Eger van spionnen en agenten noodlottig zou den kunnen worden. Doch kolonel Nicolai h&cht daar niet aan. Hij nam al zijn papieren j ee en zijn archieven verdwenen even spoor los als hij zelf. Het was een kostbare verza meling die hi) bezat. Hij had niet alleen zijn ^eiischen laten werken aan gene zijde van de gonzen, hij was ook uitstekend geïnformeerd T'er wat er in Berlijn gebeurde. In zijn archie- eh stond heel het particuliere leven geboek- J-pafd der leden van het Keizerlijk Huis, van jPinisters, hooge officieren, politieke persoon- 'hheden, van de grooten des lands. De leider Ser „Abteilung III/B'' had veel geleerd van *"Uché Kolonel Nicolai begreep echter heel goed dat Pet op den duur onmogelijk zou wezen de ar- hieven bij zich te houden. Hij had nu geen P'acht meer, hij was arm, en er waren er ge veeg die hem zeer gaarne van zijn paperassen 'ouden berooven. En hij moest dus iemand ,'hden van wien hij hulp verwachten kon. Op de socialisten der republiek van Weimar hoefde jhi natuurlijk niet te rekenen. De keizer was Paar Nederland uitgeweken en kon dus ook Picts meer voor hem doen. v Zoo wendde kolonel Nicolai zich tot Hugen- 'Erg, die later onder Hitier Minister zou wor den en die op het oogenblik in ongenade is. Hugenberg was het met kolonel Nicolai eens dat diens archieven bewaard moesten blijven er. samen stichtten zij de geheime organisatie „die Spionne", welke geen ander doel had dan de aanteekeningen van den kolonel bij te hou den. Een paar maanden later echter besloot Hugenberg verder te gaan. De Duitsche kran tenkoning oordeelde dat het tijd werd om alle nationale elementen, die de rooden wilden be vechten, in een grooten bond te vereenigen. Kolonel Nicolai kreeg een bureau in het ge bouw van het Hugenberg Konzern. Hij werd nu leider van de „Uebersee Dienst", een naam waarvan vermoedelijk alleen Hugenberg en Nicolai de juiste beteekenis kenden. Voor alle zekerheid stelde men den Minister van Oorlog, dr. Gessier, op de hoogte van Nicolai's werk zaamheid. De minister liet de zaak voor wat ze was, hielp Nicolai niet, doch werkte hem ook niet tegen. En zoo had Duitschland dan weer, dank zij het initiatief van eenige particulieren, een contra-spionnage. Kolonel Nicolai was even ijverig als te voren. Ten tijde van den opmarsch der bolsjewieken in Polen werkte hij zelfs een plan uit om Duitschland een verbond te laten sluiten met Rusland, op voorwaarde dat Rus land, zoodra Polen veroverd was, met Duitsch land samen een inval zou plegen in Frankrijk. Weken lang onderhandelde Nicolai met Mos kou. Echter zonder resultaat. Toen Hitier aan het bewind kwam, begreep Nicolai dat zijn kansen begonnen te keeren. Hij wist Generaal Blomberg te bewegen om te zijnen gunste een poging te wagen bij den Ftihrer. Generaal Blomberg stuitte in de om geving van Hitier alleen op het verzet van dr. Goebbels. De Minister van Propaganda vond Nicolai op de eerste plaats te oud en meende tweedens dat het nieuwe Duitsohland nooit zou vergeten dat „Abteilung III/B" bij den slag aan de Marne absoluut onvoldoende inlichtin gen had verstrekt. Generaal von Blomberg verdedigde zijn be schermeling zoo veel hij kon, doch Goebbels behaalde de overwinning. Hij zegevierde echter slechts voor korten tijd. Kolonel Nicolai is er nooit de man naar geweest om zich spoedig geslagen te voelen en waar hij met generaal von Blomberg geen succes had gehad, daar slaagde hij met generaal von Epp en generaal Linzmann, het eerste lid van den vroegeren Ge- neralen Staf, en werd lid der nationaal-socia- listische partij. Hitier stelde persoonlijk kolonel Nicolai aan tot leider der Duitsche contra- spionnage op voorwaarde, dat hij brak met Hugenberg en zijn omgeving. En aan deze voor waarde heeft hij voldaan. In de voorstad van Londen „Hammersmith" is voor de melkvoorziening van de stad een inrichting gemaakt, die de grootste van dien aard ter wereld is geworden. Zij staat met alle in Londen binnenkomende spoorwegen in railverbinding. De oppervlakte van dit melkstation met toebehooren beslaat 3,2 H.A. Dagelijks kunnen daar in ketelwagens tot 300.000 liter melk verwerkt worden. 21111111111111 Illlllllllllli: Zomerdagen als verrassing In de maand, die rijmt op staart? Daarmee neemt het hier in Holland Toch nog niet zoo'n reuze vaart! Wel zien wij reeds blauwe luchten, I Ook de zon schijnt soms tot troost, I Doch de wind staat in het Noorden i En verschuift te veel naar Oost! Reeds staan hier en daar de stoeltjes Op het lokkende terras.... Maar wij loopen liever verder I In een dikke winterjas! Kijk je eens van uit je kamer, Waar nog steeds de kachel brandt, Ja, dan zeg je: zie de zon schijnt, Zomer is reeds in het land! 't Weer is echter als een plaatje, Om te zién niet al te slecht! 't Wekt illusies.... dit is alles Als men er iets goeds van zegt! f (Nadruk verboden) MARTIN BERDEN iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiniuimiiiimimiiniiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiin; eze week is het honderd vijf en twintig jaar geleden, dat bij Port Mahon een der bekendste 18de eeuwsche vlootvoogden stierf, n.l. Lord Cutbert Collingwood, een der in tiemste vrienden van Horatio Nelson. Colling wood was de zoon van een koopman en werd op 26 September 1748 te Newcastle on Tyne gebo ren. Reeds als kind trok de zee hem aan en reeds op elfjarigen leeftijd trad hij in den dienst der Engelsche Marine. Gedurende den Amerikaan- schsn vrijheidsoorlog zeilde hij in 1774 met admiraal Graves naar Boston als matroos, doch werd reeds in het volgend jaar bevorderd tot luitenant, na afloop van den slag bij Bunkers- Hill, omdat hij met levensgevaar te zamen met eenige andere zeelieden, naar de kust was ge varen en het daar aanwezige Britsche leger, van alles had kunnen voorzien, waaraan het zeer groote behoefte had. In 1776 kreeg hij het bevel over het schip „Hornet" en ontmoette kort daarna zijn boezem vriend Horatio Nelson bij Jamaica, die toen nog luitenant was op den oorlogsbodem „Lowestofft." Collingwood schreef in een zijner belangrijke brieven, die nog heden ten dage berusten in het „Army and Navy Museum" te Londen: „Wij wa ren sedert lang groote vrienden geweest en het gebeurde hier, dat, aangezien de opperbevel hebber Sir P. Parker, ons beider vriend was, zoodra Nelson in rang werd bevorderd, ik hem mocht opvolgen aan boord van de „Lowestofft." En nadat ik hier een tijdlang had gediend, werd ik vervolgens geplaatst op de „Badger", over welk schip ik in 1779 het bevel kreeg. Doch eerst kwam ik nog eenigen tijd op de „Honchin- broke", een fregat van 28 stukken." Ofschoon Nelson jonger was dan Collingwood en toch altijd werd voorgetrokken, was de laatst genoemde daar nooit afgunstig over en prqcs altijd de buitengewone talenten, waarover ztfn vriend als zeeman beschikte. Ook moet volgens veler zeggen, Nelson nooit voor iemand meer vriendschap hebben gevoeld dan juist voor Cutbert Collingwood. In 1786, na een zeedienst van 25 jaar zonder onderbreking, keerde Collingwood weer terug naar Northumberland, om, zooals hij zeide, eens met zijn eigen familie te gaan kennis maken, voor welke hij tot dusverre als het ware een vreemdeling was geweest! In 1790 werd hij naar West-Indië uitgezonden, maar omdat de met Spanje ontstane twist spoedig werd bijgelegd en hij geen uitzichten had, nog langer in actieven marinedienst te kunnen blijven, begaf hij zich weer naar Engeland en trad kort daarna in het huwelijk. Maar <ig oorlog met Frankrijk, die niet lang daarna uitbrak, scheidde hem van zijn vrouw en twee dochtertjes, waar hij zeer veel van hield. In den bekenden slag bij Kaap Sint Vincent op 14 Februari 1797, voerde hij het be vel over het oorlogsschip „The Excellent", dat 74 kanonnen aan boord had. Zijn mannen stre den met buitengewone dapperheid en als beloo ning voor zijn kundig beleid werd hij in 1799 be noemd tot schout-bij-nacht. De vrede van Amiëns bracht hem gedurende een paar maan den in den schoot zijner familie terug, doch reeds in 1803 moest «.y weer zee kiezen en..i. zag zijn vrouw en kinderen nooit weer terug. Deze onafgebroken dienst ont lokte hem vaak de klacht, o.a. in ziin reis brieven, die zijn vrienden ontvingen, dat zijn kinderen nauwelijks hun eigen vader kenden. In den beroemden slag van Trafalgar op 21 October 1805, was hij de eerste, die met zijn schip „The Royal Sovereign", door de vijande lijke linie brak, terwijl hij eveneens de man is geweest, die de overwinning tenslotte heeft weten te behalen toen Nelson was gesneuveld. Ter belooning van deze zeer groote verdienste, werd hij door de regeering benoemd tot vice- admiraal en kreeg hij het bevel over de geheele vloot in de Middellandsche Zee. Hij stierf op 7 Maart 1810, aan boord van het op de Franschen veroverde schip „La Ville de Paris", ter hoogte van Port Mahon, als weten schappelijk geschoold zeeman en krijgsbevelheb ber in zijn tijd door weinigen geëvenaard. Hij had den grootsten afkeer van 't oefenen van 'n willekeurig gezag en was zóó bemind bij de manschappen, dat hij op de vloot bekend stond als „Our Father", evenals in vroeger eeuwen onze Tromp, dien men „Bestevaer" noemde. Dat hij bij alles nog een goed echtgenoot en vader was, daarvan getuigen de brieven, die hij aan zijn vrouw schreef en waarin hij steeds weer aanwijzingen gaf over de wijze, waarop zij zijn beide dochtertjes moest opvoeden! Achttien jaar na zijn dood publiceerde zijn familie zijn diverse brieven en mémoires, die met de groot ste belangstelling door het Engelsche publiek werden ontvangen. Naar aanleiding van de in de plaatselijke pers dikwijls uitgesproken meening, dat de stadstram te Brunswijk veel te langzaam was, ontstond een polemiek, waarbij de redacteur van een sport weekblad betrokken raakte. Deze schreef, dat een voetganger bepaalde afstanden in de stad vlugger kon loopen dan trammen. De tramdi rectie maakte hiertegen bezwaar en aanvaardde tenslotte een voorstel, om een wedstrijd te hou den met nieutrale kamprechters. Als parcours werd gekozen het veel gebruikte traject van het Brunswijksche Landstheater naar het Hoofd station, dat 1.420 K.M. lang is. De tram doet daar volgens de dienstregeling 8 minuten over. De sportredacteur, die zelf den handschoen had op genomen, legde den weg tusschen beide genoem de punten echter af met een verschil van 1 mi nuut en 6 seconden, zooals met behulp van een stopwatch werd vastgesteld. De tram zag zich dcor den voetganger verslagen, ondanks 'tfeit, dat deze toch ai 40 jaar oud was. James Murdock, de jonge hulpmanager van het Grand Olympic Hotel, bekeek met meer dan gewone aandacht het elegante jonge meisje, dat voor zijn bureautje stond. Zij was blond en had blauw-grijze oogen. Haar sportieve gestalte gaf haar iets levendigs, iets veerkrachtigs. „Kunt u me ook zeggen wat het kamernum mer is van meneer Lindman?" vroeg ze. Wat een getemperden klank had haar stem! James kwam onder haar bekoring en voelde zich zoo onhandig als een opgeschoten school jongen. „Nummer 33, juffrouw," gaf hij ten antwoord. Hij wen&chte, dat zij nog meer vragen zou stel len, dat ze nog wat zou blijven, maar na hem vriendelijk bedankt te hebben, verdween zij in de richting van de eetzaal. Van dat oogenblik af was er echter in James Murdock iets veranderd- Wat het was wist hij zelf niet, maar hij bemerkte met vreugde, dat de wereld mooier was geworden. De zon scheen in de marmeren hal van het hotel, de strand- boulevard was vroolijker dan gewoonlijk en het ruischen van de blauwe zee klonk hem aange naam in de ooren. Alice Brooks was haar naam. Zijn chef, de manager, had hem verteld, dat zij verwant was aan Ezechiel Brooks, den graankoning uit Millwaukee. James constateer de, dat hij deze verwantschap beslist onaange naam vond. Het maakte de zaken zooveel moei lijker! Opeens herinnerde hij zich haar vraag. Ver duiveld! Dat eischte zijn aandacht. Waarom wilde zij het nummer van Lindman weten? Het type-Lindman was hem volkomen onsympathiek en hij ergerde zich er over, dat een meisje als zij belang scheen te stellen in een man van dat slag. „Wie is eigenlijk die Lindman?" vroeg hij aan den manager. Deze keek hem recht in de oogen. „Een oplichter," antwoordde hij en James' mond viel open van louter verbazing. „Maar.... maar waaromvroeg hij. „Waarom hij nog rondloopt?" hielp de mana ger hem, „omdat hij te glad is. Wees voorzich tig met hem, James. Je bent jong en je ervaring in dat soort dingen is nog gering. Blijf uit zijn nabijheid, dan loop je niet de kans in moei lijkheden te komen. James hoorde de waarschuwing maar half. Zijn gedachten cirkelden om één punt: waarom stelde Alice belang in Lindman? De volgende dagen moest hij zich bepaald bedwingen, want het werd hem nu duidelijk, dat het meisje op vriendschappelijken voet met den oplichter verkeerde. Door een toeval hoorde hij een brokstuk van hun conversatie en dat be dierf zijn humeur volkomen. De wereld was toch niet zoo mooi als hij eerst gedacht had. Op een avond dwaalde hij door het hotel. Dat was een soort gewoonte geworden en hij had er geen bepaald doel bij. Hij merkte op, dat Lind man in de rookzaal zat te kaarten. De eetzaal was verlaten. Het liep reeds tegen half tien. In gedachten verdiept liep James verder door de gangen. Opeens werd zijn aandacht getrokken door een lichtschittcring Hij stond stil en bemerkte, dat het licht uit kamer 33 straalde. Het duurde slechts heel even, daarna doofde het uit. James' hart bonsde hem in de keel. Dan drong de waarheid tot hem door. Inbrekers! Licht van een zaklantaarn! In de kamer van Lindman, terwijl deze zelf beneden zat te kaarten. Snel besloten opende hij de deur en draaide het electrisch licht aan. Va/v Er kwam geen eind aan de vroolijke verhalen, die men elkaar wederzijds te vertellen had, en de kalme, waardige Indianen wachtten verbaasd af, tot hun opgetogen gasten weer wat bedaard zouden zijn. Toen werd het tijd om hun opwachting te ma ken bij den vorst, daar deze stellig reeds met onge duld zat te wachten. In gesloten gelid marcheer den de blanken door de straten, hartelijk verwel komd door de Indlaansche bevolking, die den blanken goedgezind bleek. In het paleis werden de aanvoerders hartelijk door Montezuma verwelkomd. „Hoofdman", sprak de vorst tot kapitein Gay, „uw vrienden hebben mijn kinde ren gered en daarom zijn wij u veel verschuldigd. Beschouw u als mijn gast, al het mijne is het uwe." JIIIIIIIIIIIIMIII ■IIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIItiling Ih- Het volgende oogenblik verbleekte hij van schrik. De kamer lag overhoop. Alle laden van het bureautje waren open. En in een hoek stond een trillende, doodelijk beangste Alice Brooks, de zaklantaarn nog in haar hand. Met wijdopen oogen staarde zij hem aan. James schraapte zijn keel. „Ik geloofbegon hij aarzelend. Maar zij viel hem in de rede. „Meneer Murdock, laat mij alles verklaren. Ik geef toehet isZij zag de open staande laden, de papieren en alles en het ver warde haar even. Dan beheerschte zij zich en vervolgde „De schijn is tegen mij. maar ik kan u eerlijk verzekeren, dat ik geen dievegge ben. U gelooft me toch?" James voelde zijn hart bonzen. „Ik geloof u," zei hij eenvoudig. „En als u zonder verklaring wilt heengaan, dan „Maar ik.... Luister, meneer Murdock, ik kwam hier niet om iets te stelen, maar om een gestolen voorwerp terug te halen. U kent Lind man, weet wat voor een soort man hij is. Welnu, vorige maand maakte mijn nichtje Lotte Wen- ting kennis met hem. Zij dacht, dat zij verliefd op hem was en vertrouwde hem zelfs een paar- len halssnoer toe. Ja, 't was onvergeeflijk dom, maar Lotte was erg verliefd. Toen ze wat later vroeg om de paarlen, antwoordde Lindman slechts, dat hij er niets van af wist. O, 't was vreeselijk en Lot te kon niets be wijzen. Daarom riep ze mijn hulp in om de paarlen terug te krijgen. Begrijpt u thans, waarom ik hier ben?" James knikte. „Ik geloof u," zei hij nogmaals. „En ik zal u helpen ook. Gaat u maar naar uw kamer, dan zal ik het onderzoek voortzetten." Hij legde zijn hand bemoedigend op haar arm en drong haar zacht uit de kamer. Daarna be gon hij te zoeken naar de paarlen. Het was een ellendig werk. maar hij hield vol. Het was bij elven voordat hij het zoeken opgaf. De paarlen waren beslist niet in de kamer. Op de gang klonken voetstappen. James balde zijn vuisten. De kamer was thans in duister gehuld. Lindman trad binnen. En op hetzelfde oogen blik schoot James' vuist uit en trof den man tegen de kaak. Als een blok viel hij neer en James stapte over hem heen naar buiten. Den volgenden morgen kwam Lindman woe dend beneden. Zijn kaak was opgezwollen. „U is verantwoordelijk voor de veiligheid van uw gasten, nietwaar?" vroeg hij Murdock. James knikte onbewogen. „Laat ik u dan vertellen, dat er gisteravond bij me is ingebroken. Een of andere schurk heeft me zelfs overvallen." „Bijzonder onaangenaam," zei James mede lijdend. „Ja, een geluk is het, dat de dief niet heeft kunnen vinden wat hij hoogstwaarschijnlijk zocht." Hij haalde een snoer paarlen te voor schijn. „Wilt u dat voor me bewaren, manager? Dan behoef ik niet bang te zijn voor een tweede inbraak." James nam de paarlen aan en stopte ze tn zijn zak. „Geeft u me nu even een bewjjsje voor de afgifte van die paarlen," vervolgde Lindman. „Paarlen? Welke paarlen?" vroeg James Mur dock hoogst verbaasd. „U wilt toch niet beweren dat u mij paarlen hebt gegeven?" Tegelijkertijd schreef hij echter iets op een kaartje, dat hij den bijna stikkenden Lindman overhandigde „Lotte Wenting," las deze. Dienzelfden morgen vertrok de heer Lindman. De portier was zeer verbaasd geen fooi te ont vangen. Terzelfder tijd bracht James de paarlen bij Alice. „U gaat zeker weer naar Willwaukee terug?" vroeg hij. „Millwaukee?" zei ze verbaasd. „Ik woon in New-York. Met September begint de school weer en dan ga ik weer voor de klas. Of be doelde u soms „Dus u bent geen familie van Brooks uit...," Ze lachte hartelijk. „De befaamde arme bloedverwant," zei zo zonder bitterheid. „Het is slechts aan de gesto len paarlen te danken, dat ik op Lotte's kosten hier mijn vacantie kon doorbrengen." James zag, dat de wereld weer lieflijker' werd. „Dan hoop ik u hier weer spoedig terug te zien," zei hü warm. „Of in New-York, als ik mag „Graag," zei ze hartelijk. President Roosevelt heeft een dezer dagen den 93-jarigen William Henry Gilbert ontvan gen. Hij is een van de zes soldaten, die destijds de eerewacht vormden aan de baar van den vermoorden president Abraham Lincoln. Het was de eerste maal dat hij Washington bezocht, sedert hij daar in het ziekenhuis had gelegen om te herstellen van zijn wonden, die hi) in den burgeroorlog had opgeloopen. op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 4b4%J\Jmm een voet of een oog io Hoewel Jimmie Trickett in het bezit was van E®n ontvankelijke natuur, was hij tot op dit foment nog steeds vrij geweest van alle harts- Et-oornis. Hij had veel mooie jonge vrouwen ge- n, erg mooie jonge vrouwen, charmante jonge °uwen, en hij had haar bewonderd, doch ponder er ook maar een moment verliefd op te gorden. Maar iets in hem vertelde, dat op het ^Ezicht van die aardige hoedenmakers-assi- r^Ehte hij ernstig gevaar liep tot over zijn °ren verliefd te worden. Het werd een heel taggstuk voor hem; er waren ongetwijfeld Jh'dige meisjes in Londen, en toch vroeg hij "lch nu af, of het wel mogelijk kon zijn. In zijn 'Oornenteelen toestand van verlegenheid kon hij J?l6t direct komen tot een afgerond idee over Oaar. jjij teerde grootendeels nog op de herin, ^pring aan dien morgen; hil zag nog dat aar dse figuurtje, een paar blauwe oogen, en een 'JEel, heel lief gezichtje, dat bekroond werd ooar gOUd blond haar, en hij had een gevoel, zy ja wat wist hij 'eigenlijk zelf niet. ■^ngzamerhand begon het echter tot hem door te dringen, dat er iets niet in orde was met hem, langzamerhand ook drong het tot hem door, wat het was. De heer, juffrouw walsden, hoorde hij de dame zeggen op haar vriendelijksten toon, wenscht een hoed naar zijn zuster te zenden, die in Indië woont. Zou je mijnheer daarin kunnen raden? U wilt mij wel verontschuldi gen, mijnheer, vervolgde zij, zich tot Jimmie wendend. Ik moet beslist gaan. Oh, ah, zeker ik ben blij, ik verzeker u, antwoordde Jimmie. Ik bedoel ik ben u zeer verplicht. Hij opende beleefd de deur voor de eigenares, sloot ze weer achter haar en keerde zich tot de assistente, die hem met een zakelijken blik be keek. Vertelde U Madame Charles, wat u precies wilde, mijnheer? vroeg zij. Eh neen! antwoordde hij. Kijk eens ik weet eigenlijk niet, wat ik wil, begrijpt u. Dat wil zeggen, ik wil een hoed koopen. Een zijden hoed eh ja en de beste dien u heeft. Ik heb dien noodig voor een Kerstge. schenk, voor mijn zuster, die in Indië woont. Het meisje glimlachte. Verslagenheid en plei- zier straalden uit haar oogen. Zij schudde haar hoofd. Ik dacht, dat het eenige wat ik te doen had, was een hoed te koopen, dien in een doos te stoppen en te verzenden, begrijpt u? voegde Jimmie er aan toe. Eh? Oh, maar dat is niet de Juiste weg, zei het meisje. Hoeden zijn heel belangrijke din gen. Die worden geschapen, zooals een kunste naar een kunstwerk schept. Hoe oud is uw zus ter, mijnheer? Oud? Oh, ik geloof, dat zil van denzelfden leeftijd is als ik, antwoordde Jimmie. Ja, ja, natuurlijk is zij dat; wij zijn tweelingen. Drie en twintig. Ik geloof oh, ja, zij is blond zooals ik, antwoordde Jimmie onthutst. Punt van over eenstemming, «eh? Het meisje aarzelde. U moet dus werkelijk een hoed hebben voor uw zuster, zei ze pertinent. Nu. als u me eeni ge fotografieën zoudt kunnen laten brengen, en face en en profil, dan zouden we al vast wat hebben, om er van uit te gaan. U wilt natuur lijk de laatste mode? Oh, natuurlijk! antwoordde Jimmie. Ja, ja, natuurlijk! Ik ga morgenvroeg zelf naar Parijs, merkte het meisje op. Over eenige dagen zal ik terug zijn met nieuwe ideeën. Als u op het eind van déze week met de fotografieën zoudt willen komen, dan zullen we een schets maken van een hoed, dien u ongetwijfeld zult goedkeuren. Deze gevallen zijn natuurlijk, voegde zij er glim. lachend aan toe, niet zoo makkelijk te behan delen. Madame Charles is buitengewoon pre cieus op het werk, dat zij aanneemt. Jimmie Trickett betrapte zich er plotseling op, dat hij stond te denken aan een eigenaar dig geval. Een wild. gedurfd en tot dronken schap opwindend idee had hem vast gegrepen. Hij wenschte zichzelf geluk, dat hij uiterlijk zijn rust had kunnen veinzen. Sapristie! riep hij uit. Gaat u morgenvroeg naar Parijs? Kijk eens aan, ik ook! De assistente van Madame Charles toonde geen verrassing. Ach ja? zei ze. Wel, als u dan een dag of twee in Parijs blijft en u zoudt dan willen gaan naar onze zaak in de Rue de la Paix, en daar vragen naar mij juffrouw Walsden dan zou ik u de laatste Parijsche modes kun nen laten zien. Dan kan de hoed daar in eens gemaakt worden en eventueel naar Indië wor den verzonden. Prachtig, prachtig, stemde Jimmie toe. Natuurlijk doe ik dat; ik weet de Rue de la Paix. Dezelfde naam, veronderstel ik? Ik zal u een kaartje geven, mijnheer. Vijf minuten later liep Jimmie Trickett te wandelen in de Bond Street en hil voelde zich zoo goed gemutst, dat hij eigenlijk dacht dit alles in een droom te beleven, plotseling schud de hij zich wakker, sprong in een voorbijgaan de taxi, liet zich naar zijn kamers rijden en moest Kentover toen wekken uit zijn middag slaapje. Kentover, pak direct een paar koffers. Doe daar alles in wat ik noodig zal hebben voor een paar dagen. Morgenvroeg vertrek ik naar Parijs. Ik zal Jou niet noodig hebben, Kentover ik ga alleen. HOOFDSTUK VII KRIJGSRAAD Dien avond om een uur of zes, toen Jimmie Trickett den tijd tusschen de thee en het kleeden voor het diner doorbracht met het lezen van een Franschen roman en het rooken van een sigaret, werd hij door Kentover naar de telefoon geroepen. Mijnheer Packe, mijnheer, zei Kentover. Jimmie nam den haak op. Ben jij het, Packe? Jimmie, antwoordde Pucke. Kom direct naar Ritz Scraye en ik willen Je direct spreken. Ik ben niet gekleed. Kom. We hebben iets belangrijks! Jimmie mopperde nog wat, maar dat werd door den anderen kant waarschijnlijk opgevat als een toestemming. Toen hij zich van de telefoon afkeerde, bekeek hij zichzelf nog eens van onder tot boven. Hij had zijn groot-toilet van dien middag verwisseld tegen een eenvoudig makkelijk zittend, tweed pak, en omdat hij een conventioneel jongmensch was, die er van hield tot in de uiterste puntjes verzorgd te zijn, streed het tegen zijn principe, om te gaan dineeren in een dergelijk wandelcostuum. Maar de toon van Packe was inderdaad dringend geweest. Nou, dan moet het maar, zei Jimmie met een zucht. Geef mijn overjas, Kentover, en laat een taxi roepen. Het zal wel laat worden voor ik terug ben, maar vergeet niet, dat ik morgen vroeg moet ontbijten om acht uur op z'n laatst. Een kwartier later werd Jimmie aangediend in de priv'é-kamer van Lord Scraye, en zag dezen laatsten bij het vuur staan, in een leven dig gesprek gewikkeld met Packe, Scraye schoof een stoel bij, juist tusschen hen in. Het is goed, dat je direct gekomen bent, Trickett, zei hij. Packe en ik houden krijgsraad en we hebben je hulp noodig. Het geval is, dat de zaak zich heeft ontwikkeld. Jimmie ging zitten en nam de sigaret aan, die Scraye hem offreerde. Sinds het avontuur van vanmorgen? vroeg hij. Die ontwikkeling had bij mij plaats. Voor zoover Packe mij vertelde, hebben d'e avonturen van Jullie niet zoo bijster veel cm te lijf. Dan maakt Packe conclusies, die ik niet trek, merkte Jimmie op. Ik geloof, dat onze avonturen van vanmorgen wel degelijk ie!;s te beteekenen hebben. Packe keek naar Scraye. Voor je Jimmie vertelt, waarover Je zoo Juist met mij gesproken hebt, Scraye, zei hij. zou ik graag willen weten, wat Jimmie wer kelijk denkt vanmorgen bereikt te hebben. Wat mij betreft, ik denk dat we niet meer deden dan mevrouw Wythenshawe van Victoria- Station naar een postkantoor in Regent Street volgen, van het postkantoor naar een heel dege- lijken winkel in South Molton Street en van dien hoedenwinkel naar haar eigen huis in Wilton Crescent. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 7