D
ffldiM&aal mn dm da§
DE ENGELSCHE KAPERS
m
U
ALLE ABONNÊ'S
F 750.- bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
DIEFSTAL?!
Nicolai, de leider van de Duitsche
contra-spionnage
ia
ZIJN BESLUITEN WAREN
ONHERROEPELIJK
ZOMERDAGEN?
8klM
MAANDAG 11 MAART 1935
Üij ook was het, op wiens bevel het
vonnis tegen Miss Cavell moest
voltrokken worden
Thans in dienst van het
Derde Rijk
Een melkstation
Collingwood
Een Engelsche zeeheld
TRAM DOOR VOETGANGERS
VERSLAGEN
De hotelrat
Herinnering aan Lincoln
F>7CA bij een ongeval met
4 Uv/«a doodelljken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FOCn verlies van een hant»
DOOR J. S. FLETCHER
Gedurende den wereldoorlog was er in
Duitschland een man van wien het groo-
te publiek nooit had hooren spreken en
^'iens macht niettemin soms die van den Keizer
benaarde. Het kwam zelfs wel voor dat Wil
helm II zijn wil niet kon doordrijven om de
Eenvoudige reden dat de groote onbekende zich
er tegen verzette. Deze man heette Kolonel
Nicolai en was de leider der Duitsche contra-
Epionnage: een post dien hü sinds eenigen tijd
®olc weer in het Derde Rijk bekleedt.
Teen de oorlog uitbrak, was Nicolai kapitein,
nij kreeg echter spoedig den rang van kolonel.
Niemand zag hem ooit, niemand kende hem.
®ij bleef steeds op den achtergrond. Duizenden
Pienschenlevens warenafhankelijk van een
K'oord van hem. Sprak hij het vonnis „tegen
hen muur" uit, dan duurde het hoogstens en-
hele uren voor, desnoods op honderden kilome-
ters afstand, iemand ophield te behooren tot
he levenden. Had hij een besluit genomen, dan
^'as er geen beroep mogelijk. Zelfs dengenen die
hoor den krijgsraad veroordeeld waren, kon de
keizer gratie verleenen; tegenover een vonnis
van den almachtigen Kolonel Nicolai stond ook
he „oberste Kriegsherr" machteloos.
Op de deur van Nicolai's bureau, dat in den
Porlogstijd bewaakt werd als een heiligdom,
j-ag ir.en niet meer dan een eenvoudig visite
haartje: „Oberst Nicolai, Chef der Abteilung
Kl/B". Het was kolonel Nicolai die de befaam
de spionne Mademoiselle Docteur aanstelde.
Ket was kolonel Nicolai die de danseres Mata
hiari voor de Duitsche spionnage won. Het was
°°k kolonel Nicolai die Miss Cavell liet dood-
^hieten.
Niet alleen Geallieerden en Neutralen waren
Verontwaardigd over het doodvonnis dezer En
gelsche verpleegster, ook in Duitschland zelf
v°nd men dat de krijgsraad te wreed was ge
feest. Vele hooge officieren gaven als hun mee
ding te kennen, dat hier genade voor recht
•hoest gelden. Aan den keizer werd*van ver
killende zijden verzocht Miss Cavell gratie
te
verleenen. Een paar uren voor de executie
beloofde dan ook vrijwel niemand dat het von-
h's voltrokken zou worden.
Maar daar kwam een kleine, uiterst vrien
delijke, bijna gemoedelijke man naar Brussel:
kolonel Nicolai. Een aantal hooge Duitsche per-
!;'onlijkheden, die zich tegen de executie had
hen verklaard, zetten hem hun standpunt uit-
een. Doch het was nu eenmaal niet zijn ge
woonte om op een beslissing terug te komen,
hoffelijk. beleefd, doch onverbiddelijk klonk
*'in antwoord:
Het spijtmij, doch het vonnis van Miss
^avell moet beslist voltrokken worden. Ik zie
hpders geen kans om van al die franc-tireurs
Eb spionnen af te komen. Ik heb tenslotte nog
Paar den keizer getelegrafeerd. Hier ziet u zijn
?Ptwoord. De keizer is geheel van dezelfde
doening.
En in den vroegen morgen weerklonk het
®aivo van het executie-peleton, waarvan de
Echo in heel de beschaafde wereld zou door
linken.
Na
den Wapenstilstand verdween kolonel
'colai spoorloos. Voor dat de Generale Staf
EPtbonden werd. had men den leider der con-
fa-spionnage opdracht gegeven om zijn ar
chieven te verbranden daar deze, zoo ze den
geallieerden in handen vielen, voor een waar
Eger van spionnen en agenten noodlottig zou
den kunnen worden. Doch kolonel Nicolai
h&cht daar niet aan. Hij nam al zijn papieren
j ee en zijn archieven verdwenen even spoor
los als hij zelf. Het was een kostbare verza
meling die hi) bezat. Hij had niet alleen zijn
^eiischen laten werken aan gene zijde van de
gonzen, hij was ook uitstekend geïnformeerd
T'er wat er in Berlijn gebeurde. In zijn archie-
eh stond heel het particuliere leven geboek-
J-pafd der leden van het Keizerlijk Huis, van
jPinisters, hooge officieren, politieke persoon-
'hheden, van de grooten des lands. De leider
Ser „Abteilung III/B'' had veel geleerd van
*"Uché
Kolonel Nicolai begreep echter heel goed dat
Pet op den duur onmogelijk zou wezen de ar-
hieven bij zich te houden. Hij had nu geen
P'acht meer, hij was arm, en er waren er ge
veeg die hem zeer gaarne van zijn paperassen
'ouden berooven. En hij moest dus iemand
,'hden van wien hij hulp verwachten kon. Op
de
socialisten der republiek van Weimar hoefde
jhi natuurlijk niet te rekenen. De keizer was
Paar Nederland uitgeweken en kon dus ook
Picts meer voor hem doen.
v Zoo wendde kolonel Nicolai zich tot Hugen-
'Erg, die later onder Hitier Minister zou wor
den
en die op het oogenblik in ongenade is.
Hugenberg was het met kolonel Nicolai eens
dat diens archieven bewaard moesten blijven
er. samen stichtten zij de geheime organisatie
„die Spionne", welke geen ander doel had dan
de aanteekeningen van den kolonel bij te hou
den. Een paar maanden later echter besloot
Hugenberg verder te gaan. De Duitsche kran
tenkoning oordeelde dat het tijd werd om alle
nationale elementen, die de rooden wilden be
vechten, in een grooten bond te vereenigen.
Kolonel Nicolai kreeg een bureau in het ge
bouw van het Hugenberg Konzern. Hij werd
nu leider van de „Uebersee Dienst", een naam
waarvan vermoedelijk alleen Hugenberg en
Nicolai de juiste beteekenis kenden. Voor alle
zekerheid stelde men den Minister van Oorlog,
dr. Gessier, op de hoogte van Nicolai's werk
zaamheid. De minister liet de zaak voor wat
ze was, hielp Nicolai niet, doch werkte hem
ook niet tegen.
En zoo had Duitschland dan weer, dank zij
het initiatief van eenige particulieren, een
contra-spionnage. Kolonel Nicolai was even
ijverig als te voren. Ten tijde van den opmarsch
der bolsjewieken in Polen werkte hij zelfs een
plan uit om Duitschland een verbond te laten
sluiten met Rusland, op voorwaarde dat Rus
land, zoodra Polen veroverd was, met Duitsch
land samen een inval zou plegen in Frankrijk.
Weken lang onderhandelde Nicolai met Mos
kou. Echter zonder resultaat.
Toen Hitier aan het bewind kwam, begreep
Nicolai dat zijn kansen begonnen te keeren. Hij
wist Generaal Blomberg te bewegen om te
zijnen gunste een poging te wagen bij den
Ftihrer. Generaal Blomberg stuitte in de om
geving van Hitier alleen op het verzet van dr.
Goebbels. De Minister van Propaganda vond
Nicolai op de eerste plaats te oud en meende
tweedens dat het nieuwe Duitsohland nooit
zou vergeten dat „Abteilung III/B" bij den slag
aan de Marne absoluut onvoldoende inlichtin
gen had verstrekt.
Generaal von Blomberg verdedigde zijn be
schermeling zoo veel hij kon, doch Goebbels
behaalde de overwinning. Hij zegevierde echter
slechts voor korten tijd. Kolonel Nicolai is er
nooit de man naar geweest om zich spoedig
geslagen te voelen en waar hij met generaal
von Blomberg geen succes had gehad, daar
slaagde hij met generaal von Epp en generaal
Linzmann, het eerste lid van den vroegeren Ge-
neralen Staf, en werd lid der nationaal-socia-
listische partij. Hitier stelde persoonlijk kolonel
Nicolai aan tot leider der Duitsche contra-
spionnage op voorwaarde, dat hij brak met
Hugenberg en zijn omgeving. En aan deze voor
waarde heeft hij voldaan.
In de voorstad van Londen „Hammersmith"
is voor de melkvoorziening van de stad een
inrichting gemaakt, die de grootste van dien
aard ter wereld is geworden.
Zij staat met alle in Londen binnenkomende
spoorwegen in railverbinding. De oppervlakte
van dit melkstation met toebehooren beslaat
3,2 H.A. Dagelijks kunnen daar in ketelwagens
tot 300.000 liter melk verwerkt worden.
21111111111111
Illlllllllllli:
Zomerdagen als verrassing
In de maand, die rijmt op staart?
Daarmee neemt het hier in Holland
Toch nog niet zoo'n reuze vaart!
Wel zien wij reeds blauwe luchten, I
Ook de zon schijnt soms tot troost, I
Doch de wind staat in het Noorden i
En verschuift te veel naar Oost!
Reeds staan hier en daar de stoeltjes
Op het lokkende terras....
Maar wij loopen liever verder I
In een dikke winterjas!
Kijk je eens van uit je kamer,
Waar nog steeds de kachel brandt,
Ja, dan zeg je: zie de zon schijnt,
Zomer is reeds in het land!
't Weer is echter als een plaatje,
Om te zién niet al te slecht!
't Wekt illusies.... dit is alles
Als men er iets goeds van zegt!
f (Nadruk verboden)
MARTIN BERDEN
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiniuimiiiimimiiniiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiin;
eze week is het honderd vijf en twintig
jaar geleden, dat bij Port Mahon een der
bekendste 18de eeuwsche vlootvoogden
stierf, n.l. Lord Cutbert Collingwood, een der in
tiemste vrienden van Horatio Nelson. Colling
wood was de zoon van een koopman en werd op
26 September 1748 te Newcastle on Tyne gebo
ren. Reeds als kind trok de zee hem aan en reeds
op elfjarigen leeftijd trad hij in den dienst der
Engelsche Marine. Gedurende den Amerikaan-
schsn vrijheidsoorlog zeilde hij in 1774 met
admiraal Graves naar Boston als matroos, doch
werd reeds in het volgend jaar bevorderd tot
luitenant, na afloop van den slag bij Bunkers-
Hill, omdat hij met levensgevaar te zamen met
eenige andere zeelieden, naar de kust was ge
varen en het daar aanwezige Britsche leger, van
alles had kunnen voorzien, waaraan het zeer
groote behoefte had.
In 1776 kreeg hij het bevel over het schip
„Hornet" en ontmoette kort daarna zijn boezem
vriend Horatio Nelson bij Jamaica, die toen nog
luitenant was op den oorlogsbodem „Lowestofft."
Collingwood schreef in een zijner belangrijke
brieven, die nog heden ten dage berusten in het
„Army and Navy Museum" te Londen: „Wij wa
ren sedert lang groote vrienden geweest en het
gebeurde hier, dat, aangezien de opperbevel
hebber Sir P. Parker, ons beider vriend was,
zoodra Nelson in rang werd bevorderd, ik hem
mocht opvolgen aan boord van de „Lowestofft."
En nadat ik hier een tijdlang had gediend, werd
ik vervolgens geplaatst op de „Badger", over
welk schip ik in 1779 het bevel kreeg. Doch
eerst kwam ik nog eenigen tijd op de „Honchin-
broke", een fregat van 28 stukken."
Ofschoon Nelson jonger was dan Collingwood
en toch altijd werd voorgetrokken, was de laatst
genoemde daar nooit afgunstig over en prqcs
altijd de buitengewone talenten, waarover ztfn
vriend als zeeman beschikte. Ook moet volgens
veler zeggen, Nelson nooit voor iemand meer
vriendschap hebben gevoeld dan juist voor
Cutbert Collingwood.
In 1786, na een zeedienst van 25 jaar zonder
onderbreking, keerde Collingwood weer terug
naar Northumberland, om, zooals hij zeide, eens
met zijn eigen familie te gaan kennis maken,
voor welke hij tot dusverre als het ware een
vreemdeling was geweest! In 1790 werd hij naar
West-Indië uitgezonden, maar omdat de met
Spanje ontstane twist spoedig werd bijgelegd en
hij geen uitzichten had, nog langer in actieven
marinedienst te kunnen blijven, begaf hij zich
weer naar Engeland en trad kort daarna in het
huwelijk. Maar <ig oorlog met Frankrijk, die niet
lang daarna uitbrak, scheidde hem van zijn
vrouw en twee dochtertjes, waar hij zeer veel
van hield. In den bekenden slag bij Kaap Sint
Vincent op 14 Februari 1797, voerde hij het be
vel over het oorlogsschip „The Excellent", dat
74 kanonnen aan boord had. Zijn mannen stre
den met buitengewone dapperheid en als beloo
ning voor zijn kundig beleid werd hij in 1799 be
noemd tot schout-bij-nacht. De vrede van
Amiëns bracht hem gedurende een paar maan
den in den schoot zijner familie terug, doch
reeds in 1803 moest «.y weer zee kiezen
en..i. zag zijn vrouw en kinderen nooit
weer terug. Deze onafgebroken dienst ont
lokte hem vaak de klacht, o.a. in ziin reis
brieven, die zijn vrienden ontvingen, dat zijn
kinderen nauwelijks hun eigen vader kenden.
In den beroemden slag van Trafalgar op 21
October 1805, was hij de eerste, die met zijn
schip „The Royal Sovereign", door de vijande
lijke linie brak, terwijl hij eveneens de man is
geweest, die de overwinning tenslotte heeft
weten te behalen toen Nelson was gesneuveld.
Ter belooning van deze zeer groote verdienste,
werd hij door de regeering benoemd tot vice-
admiraal en kreeg hij het bevel over de geheele
vloot in de Middellandsche Zee.
Hij stierf op 7 Maart 1810, aan boord van het
op de Franschen veroverde schip „La Ville de
Paris", ter hoogte van Port Mahon, als weten
schappelijk geschoold zeeman en krijgsbevelheb
ber in zijn tijd door weinigen geëvenaard. Hij
had den grootsten afkeer van 't oefenen van 'n
willekeurig gezag en was zóó bemind bij de
manschappen, dat hij op de vloot bekend stond
als „Our Father", evenals in vroeger eeuwen
onze Tromp, dien men „Bestevaer" noemde. Dat
hij bij alles nog een goed echtgenoot en vader
was, daarvan getuigen de brieven, die hij
aan zijn vrouw schreef en waarin hij steeds
weer aanwijzingen gaf over de wijze, waarop zij
zijn beide dochtertjes moest opvoeden! Achttien
jaar na zijn dood publiceerde zijn familie zijn
diverse brieven en mémoires, die met de groot
ste belangstelling door het Engelsche publiek
werden ontvangen.
Naar aanleiding van de in de plaatselijke pers
dikwijls uitgesproken meening, dat de stadstram
te Brunswijk veel te langzaam was, ontstond een
polemiek, waarbij de redacteur van een sport
weekblad betrokken raakte. Deze schreef, dat
een voetganger bepaalde afstanden in de stad
vlugger kon loopen dan trammen. De tramdi
rectie maakte hiertegen bezwaar en aanvaardde
tenslotte een voorstel, om een wedstrijd te hou
den met nieutrale kamprechters. Als parcours
werd gekozen het veel gebruikte traject van het
Brunswijksche Landstheater naar het Hoofd
station, dat 1.420 K.M. lang is. De tram doet daar
volgens de dienstregeling 8 minuten over. De
sportredacteur, die zelf den handschoen had op
genomen, legde den weg tusschen beide genoem
de punten echter af met een verschil van 1 mi
nuut en 6 seconden, zooals met behulp van een
stopwatch werd vastgesteld. De tram zag zich
dcor den voetganger verslagen, ondanks 'tfeit,
dat deze toch ai 40 jaar oud was.
James Murdock, de jonge hulpmanager van het
Grand Olympic Hotel, bekeek met meer dan
gewone aandacht het elegante jonge meisje,
dat voor zijn bureautje stond. Zij was blond en
had blauw-grijze oogen. Haar sportieve gestalte
gaf haar iets levendigs, iets veerkrachtigs.
„Kunt u me ook zeggen wat het kamernum
mer is van meneer Lindman?" vroeg ze.
Wat een getemperden klank had haar stem!
James kwam onder haar bekoring en voelde
zich zoo onhandig als een opgeschoten school
jongen.
„Nummer 33, juffrouw," gaf hij ten antwoord.
Hij wen&chte, dat zij nog meer vragen zou stel
len, dat ze nog wat zou blijven, maar na hem
vriendelijk bedankt te hebben, verdween zij in
de richting van de eetzaal.
Van dat oogenblik af was er echter in James
Murdock iets veranderd- Wat het was wist hij
zelf niet, maar hij bemerkte met vreugde, dat
de wereld mooier was geworden. De zon scheen
in de marmeren hal van het hotel, de strand-
boulevard was vroolijker dan gewoonlijk en het
ruischen van de blauwe zee klonk hem aange
naam in de ooren. Alice Brooks was haar naam.
Zijn chef, de manager, had hem verteld,
dat zij verwant was aan Ezechiel Brooks, den
graankoning uit Millwaukee. James constateer
de, dat hij deze verwantschap beslist onaange
naam vond. Het maakte de zaken zooveel moei
lijker!
Opeens herinnerde hij zich haar vraag. Ver
duiveld! Dat eischte zijn aandacht. Waarom
wilde zij het nummer van Lindman weten? Het
type-Lindman was hem volkomen onsympathiek
en hij ergerde zich er over, dat een meisje als
zij belang scheen te stellen in een man van dat
slag.
„Wie is eigenlijk die Lindman?" vroeg hij aan
den manager.
Deze keek hem recht in de oogen.
„Een oplichter," antwoordde hij en James'
mond viel open van louter verbazing.
„Maar.... maar waaromvroeg hij.
„Waarom hij nog rondloopt?" hielp de mana
ger hem, „omdat hij te glad is. Wees voorzich
tig met hem, James. Je bent jong en je ervaring
in dat soort dingen is nog gering. Blijf uit zijn
nabijheid, dan loop je niet de kans in moei
lijkheden te komen.
James hoorde de waarschuwing maar half.
Zijn gedachten cirkelden om één punt: waarom
stelde Alice belang in Lindman?
De volgende dagen moest hij zich bepaald
bedwingen, want het werd hem nu duidelijk, dat
het meisje op vriendschappelijken voet met den
oplichter verkeerde. Door een toeval hoorde hij
een brokstuk van hun conversatie en dat be
dierf zijn humeur volkomen.
De wereld was toch niet zoo mooi als hij eerst
gedacht had.
Op een avond dwaalde hij door het hotel. Dat
was een soort gewoonte geworden en hij had er
geen bepaald doel bij. Hij merkte op, dat Lind
man in de rookzaal zat te kaarten. De eetzaal
was verlaten. Het liep reeds tegen half tien.
In gedachten verdiept liep James verder door
de gangen.
Opeens werd zijn aandacht getrokken door
een lichtschittcring Hij stond stil en bemerkte,
dat het licht uit kamer 33 straalde. Het duurde
slechts heel even, daarna doofde het uit. James'
hart bonsde hem in de keel. Dan drong de
waarheid tot hem door. Inbrekers! Licht van
een zaklantaarn! In de kamer van Lindman,
terwijl deze zelf beneden zat te kaarten.
Snel besloten opende hij de deur en draaide
het electrisch licht aan.
Va/v
Er kwam geen eind aan de vroolijke verhalen, die
men elkaar wederzijds te vertellen had, en de kalme,
waardige Indianen wachtten verbaasd af, tot hun
opgetogen gasten weer wat bedaard zouden zijn.
Toen werd het tijd om hun opwachting te ma
ken bij den vorst, daar deze stellig reeds met onge
duld zat te wachten. In gesloten gelid marcheer
den de blanken door de straten, hartelijk verwel
komd door de Indlaansche bevolking, die den blanken
goedgezind bleek.
In het paleis werden de aanvoerders hartelijk door
Montezuma verwelkomd. „Hoofdman", sprak de vorst
tot kapitein Gay, „uw vrienden hebben mijn kinde
ren gered en daarom zijn wij u veel verschuldigd.
Beschouw u als mijn gast, al het mijne is het uwe."
JIIIIIIIIIIIIMIII ■IIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIItiling
Ih-
Het volgende oogenblik verbleekte hij van
schrik.
De kamer lag overhoop. Alle laden van het
bureautje waren open. En in een hoek stond
een trillende, doodelijk beangste Alice Brooks,
de zaklantaarn nog in haar hand. Met wijdopen
oogen staarde zij hem aan.
James schraapte zijn keel.
„Ik geloofbegon hij aarzelend.
Maar zij viel hem in de rede.
„Meneer Murdock, laat mij alles verklaren.
Ik geef toehet isZij zag de open
staande laden, de papieren en alles en het ver
warde haar even. Dan beheerschte zij zich en
vervolgde
„De schijn is tegen mij. maar ik kan u eerlijk
verzekeren, dat ik geen dievegge ben. U gelooft
me toch?"
James voelde zijn hart bonzen.
„Ik geloof u," zei hij eenvoudig. „En als u
zonder verklaring wilt heengaan, dan
„Maar ik.... Luister, meneer Murdock, ik
kwam hier niet om iets te stelen, maar om een
gestolen voorwerp terug te halen. U kent Lind
man, weet wat voor een soort man hij is. Welnu,
vorige maand maakte mijn nichtje Lotte Wen-
ting kennis met hem. Zij dacht, dat zij verliefd
op hem was en vertrouwde hem zelfs een paar-
len halssnoer toe. Ja, 't was onvergeeflijk dom,
maar Lotte was erg verliefd. Toen ze wat later
vroeg om de paarlen, antwoordde Lindman
slechts, dat hij
er niets van af
wist. O, 't was
vreeselijk en Lot
te kon niets be
wijzen. Daarom
riep ze mijn hulp
in om de paarlen
terug te krijgen. Begrijpt u thans, waarom ik
hier ben?"
James knikte.
„Ik geloof u," zei hij nogmaals. „En ik zal u
helpen ook. Gaat u maar naar uw kamer, dan
zal ik het onderzoek voortzetten."
Hij legde zijn hand bemoedigend op haar arm
en drong haar zacht uit de kamer. Daarna be
gon hij te zoeken naar de paarlen. Het was een
ellendig werk. maar hij hield vol. Het was bij
elven voordat hij het zoeken opgaf. De paarlen
waren beslist niet in de kamer.
Op de gang klonken voetstappen. James balde
zijn vuisten. De kamer was thans in duister
gehuld.
Lindman trad binnen. En op hetzelfde oogen
blik schoot James' vuist uit en trof den man
tegen de kaak. Als een blok viel hij neer en
James stapte over hem heen naar buiten.
Den volgenden morgen kwam Lindman woe
dend beneden. Zijn kaak was opgezwollen.
„U is verantwoordelijk voor de veiligheid van
uw gasten, nietwaar?" vroeg hij Murdock.
James knikte onbewogen.
„Laat ik u dan vertellen, dat er gisteravond bij
me is ingebroken. Een of andere schurk heeft
me zelfs overvallen."
„Bijzonder onaangenaam," zei James mede
lijdend.
„Ja, een geluk is het, dat de dief niet heeft
kunnen vinden wat hij hoogstwaarschijnlijk
zocht." Hij haalde een snoer paarlen te voor
schijn.
„Wilt u dat voor me bewaren, manager? Dan
behoef ik niet bang te zijn voor een tweede
inbraak."
James nam de paarlen aan en stopte ze tn
zijn zak.
„Geeft u me nu even een bewjjsje voor de
afgifte van die paarlen," vervolgde Lindman.
„Paarlen? Welke paarlen?" vroeg James Mur
dock hoogst verbaasd. „U wilt toch niet beweren
dat u mij paarlen hebt gegeven?"
Tegelijkertijd schreef hij echter iets op een
kaartje, dat hij den bijna stikkenden Lindman
overhandigde
„Lotte Wenting," las deze.
Dienzelfden morgen vertrok de heer Lindman.
De portier was zeer verbaasd geen fooi te ont
vangen.
Terzelfder tijd bracht James de paarlen bij
Alice.
„U gaat zeker weer naar Willwaukee terug?"
vroeg hij.
„Millwaukee?" zei ze verbaasd. „Ik woon in
New-York. Met September begint de school
weer en dan ga ik weer voor de klas. Of be
doelde u soms
„Dus u bent geen familie van Brooks uit...,"
Ze lachte hartelijk.
„De befaamde arme bloedverwant," zei zo
zonder bitterheid. „Het is slechts aan de gesto
len paarlen te danken, dat ik op Lotte's kosten
hier mijn vacantie kon doorbrengen."
James zag, dat de wereld weer lieflijker' werd.
„Dan hoop ik u hier weer spoedig terug te
zien," zei hü warm. „Of in New-York, als ik
mag
„Graag," zei ze hartelijk.
President Roosevelt heeft een dezer dagen
den 93-jarigen William Henry Gilbert ontvan
gen. Hij is een van de zes soldaten, die destijds
de eerewacht vormden aan de baar van den
vermoorden president Abraham Lincoln.
Het was de eerste maal dat hij Washington
bezocht, sedert hij daar in het ziekenhuis had
gelegen om te herstellen van zijn wonden, die
hi) in den burgeroorlog had opgeloopen.
op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
4b4%J\Jmm een voet of een oog
io
Hoewel Jimmie Trickett in het bezit was van
E®n ontvankelijke natuur, was hij tot op dit
foment nog steeds vrij geweest van alle harts-
Et-oornis. Hij had veel mooie jonge vrouwen ge-
n, erg mooie jonge vrouwen, charmante jonge
°uwen, en hij had haar bewonderd, doch
ponder er ook maar een moment verliefd op te
gorden. Maar iets in hem vertelde, dat op het
^Ezicht van die aardige hoedenmakers-assi-
r^Ehte hij ernstig gevaar liep tot over zijn
°ren verliefd te worden. Het werd een heel
taggstuk voor hem; er waren ongetwijfeld
Jh'dige meisjes in Londen, en toch vroeg hij
"lch nu af, of het wel mogelijk kon zijn. In zijn
'Oornenteelen toestand van verlegenheid kon hij
J?l6t direct komen tot een afgerond idee over
Oaar. jjij teerde grootendeels nog op de herin,
^pring aan dien morgen; hil zag nog dat aar
dse figuurtje, een paar blauwe oogen, en een
'JEel, heel lief gezichtje, dat bekroond werd
ooar gOUd blond haar, en hij had een gevoel,
zy ja wat wist hij 'eigenlijk zelf niet.
■^ngzamerhand begon het echter tot hem door
te dringen, dat er iets niet in orde was met
hem, langzamerhand ook drong het tot hem
door, wat het was.
De heer, juffrouw walsden, hoorde hij de
dame zeggen op haar vriendelijksten toon,
wenscht een hoed naar zijn zuster te zenden,
die in Indië woont. Zou je mijnheer daarin
kunnen raden? U wilt mij wel verontschuldi
gen, mijnheer, vervolgde zij, zich tot Jimmie
wendend. Ik moet beslist gaan.
Oh, ah, zeker ik ben blij, ik verzeker u,
antwoordde Jimmie. Ik bedoel ik ben u
zeer verplicht.
Hij opende beleefd de deur voor de eigenares,
sloot ze weer achter haar en keerde zich tot de
assistente, die hem met een zakelijken blik be
keek.
Vertelde U Madame Charles, wat u precies
wilde, mijnheer? vroeg zij.
Eh neen! antwoordde hij. Kijk eens
ik weet eigenlijk niet, wat ik wil, begrijpt u.
Dat wil zeggen, ik wil een hoed koopen. Een
zijden hoed eh ja en de beste dien
u heeft. Ik heb dien noodig voor een Kerstge.
schenk, voor mijn zuster, die in Indië woont.
Het meisje glimlachte. Verslagenheid en plei-
zier straalden uit haar oogen. Zij schudde haar
hoofd.
Ik dacht, dat het eenige wat ik te doen
had, was een hoed te koopen, dien in een doos
te stoppen en te verzenden, begrijpt u? voegde
Jimmie er aan toe. Eh?
Oh, maar dat is niet de Juiste weg, zei
het meisje. Hoeden zijn heel belangrijke din
gen. Die worden geschapen, zooals een kunste
naar een kunstwerk schept. Hoe oud is uw zus
ter, mijnheer?
Oud? Oh, ik geloof, dat zil van denzelfden
leeftijd is als ik, antwoordde Jimmie. Ja, ja,
natuurlijk is zij dat; wij zijn tweelingen. Drie
en twintig.
Ik geloof oh, ja, zij is blond zooals ik,
antwoordde Jimmie onthutst. Punt van over
eenstemming, «eh?
Het meisje aarzelde.
U moet dus werkelijk een hoed hebben voor
uw zuster, zei ze pertinent. Nu. als u me eeni
ge fotografieën zoudt kunnen laten brengen, en
face en en profil, dan zouden we al vast wat
hebben, om er van uit te gaan. U wilt natuur
lijk de laatste mode?
Oh, natuurlijk! antwoordde Jimmie. Ja, ja,
natuurlijk!
Ik ga morgenvroeg zelf naar Parijs, merkte
het meisje op. Over eenige dagen zal ik terug
zijn met nieuwe ideeën. Als u op het eind van
déze week met de fotografieën zoudt willen
komen, dan zullen we een schets maken van
een hoed, dien u ongetwijfeld zult goedkeuren.
Deze gevallen zijn natuurlijk, voegde zij er glim.
lachend aan toe, niet zoo makkelijk te behan
delen. Madame Charles is buitengewoon pre
cieus op het werk, dat zij aanneemt.
Jimmie Trickett betrapte zich er plotseling
op, dat hij stond te denken aan een eigenaar
dig geval. Een wild. gedurfd en tot dronken
schap opwindend idee had hem vast gegrepen.
Hij wenschte zichzelf geluk, dat hij uiterlijk zijn
rust had kunnen veinzen.
Sapristie! riep hij uit. Gaat u morgenvroeg
naar Parijs? Kijk eens aan, ik ook!
De assistente van Madame Charles toonde
geen verrassing.
Ach ja? zei ze. Wel, als u dan een dag
of twee in Parijs blijft en u zoudt dan willen
gaan naar onze zaak in de Rue de la Paix, en
daar vragen naar mij juffrouw Walsden
dan zou ik u de laatste Parijsche modes kun
nen laten zien. Dan kan de hoed daar in eens
gemaakt worden en eventueel naar Indië wor
den verzonden.
Prachtig, prachtig, stemde Jimmie toe.
Natuurlijk doe ik dat; ik weet de Rue de la
Paix. Dezelfde naam, veronderstel ik?
Ik zal u een kaartje geven, mijnheer.
Vijf minuten later liep Jimmie Trickett te
wandelen in de Bond Street en hil voelde zich
zoo goed gemutst, dat hij eigenlijk dacht dit
alles in een droom te beleven, plotseling schud
de hij zich wakker, sprong in een voorbijgaan
de taxi, liet zich naar zijn kamers rijden en
moest Kentover toen wekken uit zijn middag
slaapje.
Kentover, pak direct een paar koffers. Doe
daar alles in wat ik noodig zal hebben voor
een paar dagen. Morgenvroeg vertrek ik naar
Parijs. Ik zal Jou niet noodig hebben, Kentover
ik ga alleen.
HOOFDSTUK VII
KRIJGSRAAD
Dien avond om een uur of zes, toen Jimmie
Trickett den tijd tusschen de thee en het
kleeden voor het diner doorbracht met het lezen
van een Franschen roman en het rooken van
een sigaret, werd hij door Kentover naar de
telefoon geroepen.
Mijnheer Packe, mijnheer, zei Kentover.
Jimmie nam den haak op.
Ben jij het, Packe?
Jimmie, antwoordde Pucke. Kom direct
naar Ritz Scraye en ik willen Je direct
spreken.
Ik ben niet gekleed.
Kom. We hebben iets belangrijks!
Jimmie mopperde nog wat, maar dat werd
door den anderen kant waarschijnlijk opgevat
als een toestemming. Toen hij zich van de
telefoon afkeerde, bekeek hij zichzelf nog eens
van onder tot boven. Hij had zijn groot-toilet
van dien middag verwisseld tegen een eenvoudig
makkelijk zittend, tweed pak, en omdat hij een
conventioneel jongmensch was, die er van hield
tot in de uiterste puntjes verzorgd te zijn, streed
het tegen zijn principe, om te gaan dineeren in
een dergelijk wandelcostuum. Maar de toon
van Packe was inderdaad dringend geweest.
Nou, dan moet het maar, zei Jimmie met
een zucht. Geef mijn overjas, Kentover, en
laat een taxi roepen. Het zal wel laat worden
voor ik terug ben, maar vergeet niet, dat ik
morgen vroeg moet ontbijten om acht uur op
z'n laatst.
Een kwartier later werd Jimmie aangediend
in de priv'é-kamer van Lord Scraye, en zag
dezen laatsten bij het vuur staan, in een leven
dig gesprek gewikkeld met Packe, Scraye schoof
een stoel bij, juist tusschen hen in.
Het is goed, dat je direct gekomen bent,
Trickett, zei hij. Packe en ik houden krijgsraad
en we hebben je hulp noodig. Het geval is, dat
de zaak zich heeft ontwikkeld.
Jimmie ging zitten en nam de sigaret aan,
die Scraye hem offreerde.
Sinds het avontuur van vanmorgen? vroeg
hij.
Die ontwikkeling had bij mij plaats. Voor
zoover Packe mij vertelde, hebben d'e avonturen
van Jullie niet zoo bijster veel cm te lijf.
Dan maakt Packe conclusies, die ik niet
trek, merkte Jimmie op. Ik geloof, dat onze
avonturen van vanmorgen wel degelijk ie!;s te
beteekenen hebben.
Packe keek naar Scraye.
Voor je Jimmie vertelt, waarover Je zoo
Juist met mij gesproken hebt, Scraye, zei hij.
zou ik graag willen weten, wat Jimmie wer
kelijk denkt vanmorgen bereikt te hebben. Wat
mij betreft, ik denk dat we niet meer deden
dan mevrouw Wythenshawe van Victoria-
Station naar een postkantoor in Regent Street
volgen, van het postkantoor naar een heel dege-
lijken winkel in South Molton Street en van
dien hoedenwinkel naar haar eigen huis in
Wilton Crescent.
(Wordt vervolgd)