De laatste spellingsronde? Het Kieswetdebat voortgezet Goedkoope aanbieding van Boeken Toen de scheidsmuur viel MINISTER MARCHANT VERDEDIGT ZICH OVERVAL BIJ BEJAARDE MENSCHEN HERDENKING KONINGIN EMMA DONDERDAG 21 MAART 1935 EERSTE KAMER Het Kabinet staat in deze zaak achter den bewindsman van Onderwijs Motie waarschijnlijk Oude argumenten Minister Marchant „De Hooge Veluwe' Vervroegd pensioen Het „Wilhelmus' TWEEDE KAMER Ir. Bongaerts wil het ontwerp door wijziging beter binnen het kader der Grondwet brengen Minister De Wilde heden aan het woord i OP HET GEBIED VAN NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE (romans, poëzie, essays, letterkunde) Onze catalogus van meer dan 500 titels is zoo juist gereed gekomen en wordt op aanvrage gratis en franco toegezonden N.V. DEKKER VAN DE VEGT - OUDE GR. 206 - UTRECHT Nauwelijks ontsnapt Auto door trein meegesleurd bestuurder ongedeerd R.K. Melkhandelaren bijeen Voorjaarsvergadering te Utrecht De beide indringers ontkomen zonder buit Duizend gulden boete Wegens overtreding van het T arwebesluit'1931 Staking voorkomen Loongeschil vlasindustrie te Koewacht De rede van den heer Lodder te Delft Krans van den ex-keizer GEEN BELGISCHE DAG OP DE JAARBEURS UIT DE STAATSCOURANT Onderscheiding Diplomaten Rijksgebouwendienst Belastingen Consulaire dienst door ISABEL C. CLARKE Den Haag, 20 Maart 1935. Hog steeds is de Eerste Kamer niet met de Onderwüsbegrooting klaargekomen. Niet aan haar intusschen is de schuld. Minister Marchant heeft blijkbaar een soort van uitputtingstactiek jegens de tegen zijn spelling rebelleerende Senaatsmeerderheid willen toepassen en hield een rede van bijna vier uur, welke voor een belangrijk deel weinig boeiend was, omdat groote stukken vrij monotoon van lange vellen Papier werden voorgelezen. De Eerste Kamer Was na deze „Dauerrede" meer dan moe en niet ten onrechte besloot president de Vos van Steen wijk de replieken tot morgen (Donderdag) ochtend uit te stellen. Dat bij de replieken een motie in eeniger- lei vorm zal loskomen, is vandaag wel zeer waarschijnlijk geworden. Want wat de zaak zelf betreft, heeft MINISTER MARCHANT niets toegegeven. Wijziging van de eenmaal genomen maatregelen, zoo zeide hi), is niet meer mogelijk. Terugkomen op het gevoerde beleid is uitgesloten. Continueering van het verzet kan geen enkel nuttig effect hebben. En de regeering zal eventueel door nieuwe maatregelen zorg dragen, dat dit verzet zoo weinig mogelijk schade doet aan het door haar gestelde doel. Was er dus van de zijde van den minister van geen enkele concessie sprake, de heer Mar chant heeft zich bovendien als hij niet voorlas, Weer tal Van sarcastische zetten en demigree- rende uitlatingen over de ondeskundigheid zijner tegenstanders veroorloofd, welke het vrijwel on mogelijk maken, een motie achterwege te laten. De argumenten van minister Marchant ze mochten thans tot een veel grooteren omvang worden uitgesponnen waren overigens geens zins nieuw. Voor zoover ze van taalkundigen aard waren, leenen ze zich bezwaarlijk voor een beknopte weergave. Zeer in den breede werkte de minister b.v. uit, dat ook volgens de grondbeginselen van De Vries en Te Winkel de schrijftaal de spreektaal volgen moet. Wat zijn houding tegenover de Sta ten-Gene va al betreft, wees de minister er op, dat hij, door de aanvankelijk voorgenomen algeheele. afschaf fing van de buigings-n weder terug te nemen, „een emmer water" in zijn wijn „Kollewijn" interrumpeerde mr. Mendels gedaan had. Hij Vond die houding tegenover de motie-Tilanus „een historisch voorbeeld van uiterste samen werking" tusschen regeering en Staten-Gene- raal. Ook de voorbereiding van het spellingsbesluit Vond uiteraard nog eens verdediging. Het ver wijt van de eenzijdige samenstelling van de adviescommissie moest het stellen met de ma gere tegen-opmerking, dat het op de waarde van de argumenten en niet op het aantal van degenen, die de argumenten aandragen, aan komt. Waarom dan niet slechts twee adviseurs, Uit ieder kamp één? Trouwens, de minister zelf presideerde de commissie en moest Zijn keuze doen uit de tegenovergestelde standpunten. Het is vrijwel uitgeslotén, dat hij zich niet beïn vloeden liet door het feit, dat in de commissie vier vereenvoudigers stonden tegenover één niet-vereenvoudiger. Dat de spelling ook buiten het onderwijs steeds meer ingang vindt, lichtte de minister toe met een paar katholieke gebedenboekjes te toonen, die hem waren ten geschenke gedaan Uit dank voor de vereenvoudiging en door mr. POCK, die des morgens nog tegen het spelling- beleid geopponeerd had, te verwijzen naar het orgaan van den Bond van Jonge Liberalen. Dat b.v. de groote pers met uitzondering Van de socialistische de vereenvoudigde spel ling niet toepast, is, dunkt ons, toch van meer beteekenis. Wat in Nederland in de vereenvou digde schrijfwijze wordt gedrukt, is nog altijd Verre en verre in de minderheid. Uiteraard heeft minister Marchant ook niet kunnen nalaten, den 29 Eerste Kamerleden, die zich openlijk lid verklaarden van de Nationale vereeniging voor Eenheid en Orde in de Schrijf taal, en prof. de Savornin Lohman, die al eenige Weken geleden zeide, tóch niet bekeerd te zul len worden, voor de voeten te werpen, dat zij staatsrechtelijk niet juist handelden. Hij ge- waagde zelfs van een „zuiver revolutionnaire methode", die ^lijnrecht in strijd was met het juiste constitutioneele begrip van Overheidsge zag". Men had, alvorens buiten de Kamer in comité's zitting te nemen, alvorens een defini tief standpunt te kiezen, alvorens op moties te zinnen, de argumentatie van den minister moeten afwachten. Staatsrechtelijk is dit alle maal natuurlijk niet onjuist. Maar heeft de minister zelf zoo uitgeblonken door koel over leg? Het kabinet dit heeft Minister Marchant nog eens beklemtoond staat in deze zaak achter den be windsman van het Departement van Onderwijs. Dat het kabinet in dezen tijd tegenover de Staten- Generaal een exceptioneel sterke positie inneemt, erkende de Minister Ook echter indien de Staten-Generaal vrijer tegenover de regeering zouden staan, zou de minister van Onderwijs deze zaak hebben moeten ter hand nemen, omdat er een chaos was. En bovendien, aldus de heer Marchant, is het kabinet zoo vrij in dezen tijd? Dat de spellingkwestie het onderwijsdebat in de Eerste Kamer volkomen heeft beheerscht, blijkt wel afdoende, doordat de minister er drie uur aan besteedde, terwijl de rest van zijn be leid het met een dikke drie kwartier moest doen. In deze drie kwartier intusschen heeft minister Marchant enkele belangrijke mede- deelingen gedaan. Zoo heeft een ontwerp-Architecten wet gis teren zijn departement verlaten. Een ont werp Monumentenwet volgt dezer dagen, terwijl ook een voorontwerp-Natuurbescher mingswet zoo goed als gereed is. Wat die natuurbescherming betreft, maakte de minister bekend, dat het fraaie landgoed „De Hooge Veluwe" buiten bezwaar van 's Rijks schatkist in een stichting is ondergebracht, waarvoor de acten dezer dagen zijn gepasseerd. Bovendien heeft mevrouw Kröller een belang rijke verzameling schilderijen en kunstvoorwer pen aan het rijk geschonken. Een zeer belangrijke mededeeling was ook, dat de vervroegde pensionneering van do onderwijzers zal belichaamd zijn „in het eerstvolgend wetsontwerp". Zal dat van het departement van Onderwijs uitgaan? Of zal het 't groote bezuinigingsontwerp zijn en zullen ook de andere ambtenaren wat wel te verwachten is onder dezen maatregel vallen? Terzake van de Concentratie heden hield daarover nog de Katholieke afgevaardigde NI- VARD een verdienstelijk betoog heeft minis ter Marchant nog eens beknopt de noodzaak betoogd. De sociaal-democraat de Zeeuw kreeg te hooren, dat, indien Nederland zou moeten af zakken tot het peil van het Scandinavische on der-wijs de heer DE ZEEUW had zich daarop beroepen er inderdaad van afbraak zou kun nen worden gesproken. Thans steekt ons onder wijs ondanks het schoolpaleis te Stockholm daar nog torenhoog boven uit. De minister heeft ook nog een en ander ge zegd naar aanleiding van de critiek, die van sommige zijden is losgekomen op zijn uitlating in de Tweede Kamer over het „Wilhelmus" Hij stelde zich op het standpunt, dat inderdaad met dit schoone lied gesold wordt. Met name wees hij op den „zwendel", welken een zuiver revolutionnair nationalisme ermede bedrijft. De Oranjes kunnen verjaagd worden, aldus de mi nister, maar zij kunnen óók opgesloten in het Regeerkasteel door „een willekeurig avonturier", die met de Oranjevlag zwaait, het „Wilhel mus" uitschreeuwt en dit vergezeld doet gaan van „uitheemsche gebaren". Besloten heeft minister Marchant zijn rede met een welsprekende vergelijking tusschen de maatschappijleer van Thomas van Aquino en die van Rousseau's „Contrat Social". De minis ter kiest de eerste. Den Haag, 20 Maart 1935. 1 De Tweede Kamer ging voort met minister de Wilde's kiesrecht-ontwerp. Na een eindelooze reeks sprekers is men thans gevorderd tot 's ministers antwoord, als ten minste de katholieke afgevaardigde van Poll en de christelijk-democraat van Houten om zeven uur, toen de vergadering eindigde, be sloten hebben zich als spreker te laten schrap pen. De instemming, die de minister vond is ook heden zeer miniem geweest. Slechts zijn partij genoot v. d. HEUVEL nam het voor het wets ontwerp op en motiveerde zijn houding met het doelmatigheids-argument, hetwelk ook den mi nister tot de indiening heeft gebracht. Enthousiast was overigens de heer v. d. Heu vel niet. Ook hij moest erkennen, dat. de eisch van driemaal den kiesdeeler vrij willekeurig is. Van katholieke zijde heeft Ir. BONGAERTS verklaard, dat de minister zijn steun kan krijgen, in dien hij er alsnog in slaagt aan te toonen, dat zijn voorstel niet strijdig is met 'j de Grondwet. Kan de minister dat niet, dan doet hij gieter het ontwerp terug te nemen. Ir. M. BONGAERTS Intusschen wil de heer Bongaerts door amendeering trachten den in houd van het ontwerp dusdanig te wijzigen, dat het beter binnen het kader van de Grondwet komt en dat het zich ook meer Verdraagt met den geest der Kieswet, waarmee de katholieke afgevaardigde het vereischte drievoud van den kiesdeeler eveneens voorloopig in strijd acht. Oud-minister de Geer tegen Volstrekt tegen heeft zich JHR. DE GEER, leider der Christelijk-Historische fractie, ver klaard. Hij wijst een dusdanige uitlegging van de Grondwet, dat het door de Grondwet gewilde „Hela! Je hebt toch een huishoudster' En nu sta je zélf vaten te wassehen!" „Ja.maar.ik neb mijn huis houdster dezer dagen getrouwd!" gezag van den kiesdeeler wordt aangetast, af, is evenzeer gekant tegen de door ir. Bongaerts niet verwerpelijk geachte indeeling van het land in vier, districten en'vindt het voor het parle ment een goede noot dat vrijwel eenstemmig geweigerd is, de vraag welke partijen toegang tot de Kamer verdienen, een rol te doen spelen. Het ontwerp is heden ook nog door 'n tweeden sociaal-democraat besproken en wel door den heer DREES, die eveneens bezwaren had tegen den gecamoufleerden aanslag oo de kleine par tijen. En voorts spraken de communist DE VISSER, de revolutionnair-socialist SNEEVLIET, de staatkundig gereformeerde Ds. ZANDT en de plattelander VERVOORN. Het behoeft geen betoog, hoe het oordeel van deze heeren luidde. De heer Vervoorn verwekte met zijn uitspraak dat zijn partij (de partij van Braat!) staat op den grondslag van een agrarische ideologie, een hevigen aandrang tot kuchen bij de zeven leden, die nog aanwezig waren. De perstribune was vrijwel uitgestorven, de gereserveerde tribune was volslagen leag en op de publieke tribune troonde nog één eenzame. Wij kunnen mede in het belang van de Tweede Kamer, zelfs al verdient die er een vrije week mee, die eindelooze reeks van ver gaderingen nog maar steeds niet bewonderen. Dinsdagavond te ongeveer acht uur reed de heer Wilbrink, aldus „De Telegraaf", uit Schalk haar met zijn auto, waarin hij manufacturen had, uit de richting Epse in de richting Colm- schate, waar hij den onbewaakten overweg moest passeeren. Hij zag geen trein naderen, doch toen hij op den overweg was, voelde hij plotseling een duw in .den rug. Tot zijn ont zetting bemerkte hij, dat hij met zijn auto op de buffers van een locomotief hing. Geleidelijk aan verloor hij manufacturen en onderdeeleu van den auto, doch de heer W. bleef nog steeds achter het stuur zitten Eindelijk kwam de trein tot stilstand, doch toen was de auto reeds van de locomotief geslingerd en terzijde van den spoorweg neergesmakt. De heer W. kroop toen uit de vormlooze massa te voorschijn. Hij had, be halve een paar schrammen, geen verwondingen! De veldwachter uit Colmschate, die spoedig aanwezig was, leidde het onderzoek en maakte proces-verbaal op. Woensdagmiddag is te Utrecht in hotel „N. Brabant" de bonds-voorjaarsvergadering ge houden van den R.K. Bond van handelaren in melk en melkproducten in Nederland. De bondsvoorzitter, de heer Suiker (Rotter dam) sprak een openingswoord: Het jaar 1934 was een crisosjaar, ook voor den melkhandel. De bond gaf zijn medewerking voor de con sumptieregeling. Zeer vele melkhandelaren heb ben het hard te verantwoorden. Groote voor uitgang zou verruiming van de export beteeke- nen. Gewenscht is dat de minimumprijs meer constant blijft. De voorzitter deelde mede dat er te Den Hel der, Arnhem en Gouda afdeelingen in oprich ting zijn. Door den secretaris, den heer van Schie werd een jaarverslag uitgebracht. In het afgeloopen jaar werden nieuwe afdee lingen opgericht te IJmuiden, Venlo, Nijmegen, Alkmaar en in het Westland. Door den pen ningmeester, den heer van Zwieten, werd even eens een jaarverslag uitgebracht: het jaar 1934 eindigde met een batig saldo van 631.04. Het aantal leden bedraagt momenteel 588. De aftredende bestuursleden de heeren H. Compier en A. J. van Schie werden herkozen. Gekozen werden de heeren J. Smit (Amster dam), P. Suiker (Schiedam) en J. Peeters (Venlo) De begrooting 1935 werd goedgekeurd. De voorzitter van den R.K. Middenstands bond, de heer Coops (Venlo) heeft een toe spraak gehouden. Spr. deed een beroep op de leden om lid te worden van de standsorgani satie. De vakorganisatie beteekent niets zonder standsorganisatie en de standsorganisatie be teekent niets zonder de vakorganisaties. Alle R.K. middenstanders moeten achter de orga nisatie gaan staan. Het bestuur van de stands organisatie zal medewerken om de organisatie die op een zoo goed peil staat, n.l. die der R.K. Melkhandelaren, omhoog te brengen, wat het aantal leden betreft. De geestelijke adviseur, patér H. Brandsma O.P.M. (Delft), hield eveneens een toespraak. Spr. vroeg om aandacht van de geestelijke belangen der leden en bracht de woorden van Quadragesimo Anno in herinnering, die de mid delen tot verbetering aanwijzen. Noodig is dat er hulptroepen voor de Kerk gevormd worden. Ook in de handelskringen moeten er leeken- apostelen zijn. Na d toespraak van den geestelijken adviseur werd overgegaan tot de behandeling van de voorstellen der afdeelingen en de bespreking van den toestand in den melkhandel. Woensdagnacht zijn twee tot nu toe on bekende mannen binnengedrongen in een perceel aan de Tunnelstraat te Lutterade, bewoond door den heer C. M. en zijn zuster, belden bejaarde lieden. Nadat de indringers zich door een raam aan de voorzijde toegang tot de woning hadden ver schaft, doorzochten zij het geheele huis. Door dat een tafellade wat stroef openging werd de zuster van M. wakker. Op hetzelfde oogenblik trad een der mannen haar slaapkamer binnen, die haar met een zaklantaarn belichtte en geld opeischte. De vrouw riep om hulp doch haar hardhoorende broer werd niet wakker. Even daarna echter ontwaakte hij toen de andere in dringer zijn kamer binnenkwam. Toen M. naar diens zaklantaarn wilde grijpen, kreeg hij een tik met een hard voorwerp, zoodat hij weer op het bed viel. De onverlaten gingen er to?n vandoor langs denzelfden weg als zij gekomen waren. Zij wei den een eind achtervolgd door de beide ontstelde bewoners. Een van de mannen loste daarbij een schot, dat echter geen doel trof. Het bleek, dat de mannen, die spoorloos ver dwenen zijn, niets hebben ontvreemd. Gouden sieraden, die voor het grijpen lagen, bleven on aangeroerd. Blijkbaar was het hun alleen om geld te doen en dit hebben zij niet kunnen vinden. De politie stelt een onderzoek in. Zij verzoekt hun, die omstreeks middernacht eenige verdachte personen hebben gezien, dit te willen melden. Voor den Nijmeegschen kantonrechter heeft terecht gestaan de 57-jarige directeur van de C.H.V., J. P. v. D., verdacht van overtreding van het Tarwebesluit-1931. Op 20 September 1934 werd een inval gedaan in het filiaal van de C.H.V. te Druten. Daar vond men een hoeveelheid tarwemeel-B, die niet voor ten minste 35 pet. bestond uit meel uit sluitend afkomstig van inheemsche tarwe, en die niet voor eigen gebruik bestemd was. De kantonrechter achtte overtreding van het Tarwebesluit-1931 bewezen. Hij achtte ver dachte zelf verantwoordelijk voor de overtre ding en veroordeelde D. tot 'n boete van 1000, subs. 30 dagen hechtenis. De in beslag genomen baal tarwemeel werd verbeurd veiklaard. De R. K. Fabrieksarbeidersbond heeft in sa menwerking met den R. K. Landarbeidersbond pogingen aangewend om te komen tot eenige verhooging van de loonen van de arbeiders in de vlasindustrie, o.a. te Koewacht. Aangezien de onderhandelingen niet tot re sultaat leidden, is aan een tweetal werkgevers te Koewacht een ultimatum gezonden. Naar aanleiding daarvan heeft dezer dagen een bespreking plaats gevonden tusschen den Rijksbemiddelaar Prof. Mr. Aalberse en verte genwoordigers van dc betrokken partijen. Daarbij is het gelukt een gerezen misver stand uit den weg te ruimen. Partijen zullen nu de onderhandelingen wederom voortzetten en hebben zich befeid verklaard, indien onver hoopt geen overeenstemming zou worden be reikt, het geschil aan arbitrage te onderwerpen. De aangekondigde staking is daardoor voor komen. Bij de herdenking van het overlijden van de Koningin-Moeder, die Woensdagmorgen door Haar vroeger personeel te Delft werd gehouden, heeft de heer Lodder in treffende woorden uiting gegeven aan de gevoelens van eerbied en dankbaarheid, welke het personeel bezielen jegens de betreurde Koningin-Moeder. Enkelen van ons, aldus de heer Lodder, heb ben Hare Majesteit gekend, groot en voornaam als Koningin en velen van ons hebben Haar gekend wijs, onkreukbaar en dienend als Regen tes. Wij allen hebben echter Haar gekend als een warm en liefhebbende Moeder en als Lar.ds- moeder. Maar wij hebben ook allen Hare Majes teit leeren kennen en liefhebben, nederig en edelmoedig, als meesteres en als mensch. En geen onzer, hij moge dan korter Haar ge diend hebben of verder van Haar hebben af gestaan, heeft niet eenmaal in zijn leven, hetzij bij vreugde hetzij bij verdriet, de warmte en het meegevoel ervaren, die er van Haar kon uit gaan. En ons leven zou zeker armer geweest zijn als wij niet het voorrecht hadden gekregen Haar te mogen dienen. Want deze Vorstin was groot in alles, waarin een mensch groot kan zijn en Haar te mogen dienen beteekende iede- ren dag nieuwe vreugde te beleven. Gedrongen door deze gevoelens, zoo besloot de heer Lodder, hebben wij onzen tocht onder nomen, die wij als een bedevaart willen be schouwen naar de plaats, waar wij een jaar geleden Haar stoffelijk overschot hebben ter ruste gelegd, om te getuigen van de groote liefde en de dankbaarheid die in ons is, niet alleen voor alles wat Zij in Haar leven voor ons is geweest, maar ook en niet het minst voor de edelmoedige zorgen, die Hare Majesteit voor onze toekomst getroffen heeft. Wij bren gen Haar daarvoor onzen nederigen dank en wij verlaten zoo straks deze historische plaats waar Haar stoffelijk overschot is ter ruste ge legd, maar Haar gest zal in ons blijven voort leven en wij, buigen het hoofd om God te dan ken op deze gewijde plaats voor al het goede, dat Hij ons in Haar en door Haar heeft ge geven. De woorden van den heer Lodder werden in groote stilte en onder diepe ontroering aan hoord. Woensdagmorgen hebben de ex-keizer en zijn echtgenoote door den vleugeladjudant van den ex-keizer, majoor Von Usemann. een krans la ten leggen in den grafkelder van wijlen H.M. de Koningin-Moeder, te Delft. In verband met de Belgische ministercrisis, waardoor het aangekondigde bezoek van den heer Van Isacker, die minister van Economi sche Zaken is in het demissionnaire kabinet, is komen te vervallen, is de Belgische dag op de Nederlandsche Jaarbeurs niet doorgegaan. Aan jhr. mr. A. C. D. de Graeff, minister van Buitenlandsche Zaken, is verlof verleend tot het aannemen van het Grootkruis der militaire orde van Onzen Heer Jezus Christus van Portugal. Dr. R. H. van Gulik is met 16 Maart 1935 benoemd tot adjunct-tolk bij den Tolkendienst- in Japan. Gerekend vanaf 1 Januari 1935 jevorderd tot bouwkundig ambtenaar le klasse bij den Rijks gebouwendienst de bouwkundige ambtenaren 2e klasse A. J. A. Heskes ter standplaats Doe- tinchem en W. le Noble ter standplaats 's-Gra- venhage. Aan J. C. Doeders, bewaarder van de hypo theken, het kadaster en de scheepsbewijzen te Leiden is op verzoek met l Mei 1935 eervol ont slag verleend; aan P. C. Labrijn, ontvanger der directe bel. te 's-Gravenhage, 3e kantoor, is op verzoek met 1 Aug. 1935 eervol ontslag verleend; met 1 April 1935 benoemd tot hoofdinspecteur der inv. en acc. te 's-Gravenhage T. J. Sikkers, inspecteur dier middelen aldaar; met 16 Maart 1935 benoemd tot adj.-accoun tant der dir. bel. in vasten dienst te Breda J- A. Peelen, thans adj.-accountant der dir. bel. aldaar. De vice-consul met persoonlijken titel van consul van Finland te Rotterdam, de heer P. I. Simelius, is naar elders overgeplaatst. De heer S. Caleff is benoemd tot vice-consul der Nederlanden te Roustchouck, Bulgarije, bui ten bezwaar van 's lands schatkist. Het ressort van het vice-consulaat strekt zich uit over de departementen Roustchouck en Tirnovo. Aan den heer Caleff kan in de Fransche of Duitsche taal worden geschreven. 12 Cymbeline was volmaakt gelukkig. Hü moest Van al dat eten niets hebben, de dekens, die er bij gehaald werden, smoorden hem bijna, hij was tóch al zoo heet, maar het was net iets voor zijn moeder om een hoop drukte te ft'.aken voor niets en haar stem was weer zoo als altyd en zü kuste hem en noemde hem haar lieve Cym. En het was veel leuker dan in ongenade te zijn, al maakten zü er dan wat drukte over. Twee dagen later werd hy warm ingepakt en in den gesloten auto teruggebracht naar het Oude Huls, samen met zün ouders en Prim. Het was de eerste keer, dat het bezoek niet tot na Nieuwjaar duurde. Mynheer Harrlman, Carnegie en Daniël wa ven er alle drie ten sterkste van overtuigd, dat Cym's ouders hard bezig waren, hem in den grond te bederven. ZU geloofden werkeiyk, dat hy zijn ziekte voorwendde. Zü scholden op Lambert even hard als op Viola, want, alles samen genomen, droeg hy de meeste schuld. Een man moest zyn vrouw toch onder den duim hebben. Zü wisten niet, dat Cymbeline Uitgelegd had, waar hü dien morgen geweest Was en dachten, dat hy iets leelyks had uit gehaald. Niemand scheen meer iets over dien knaap te zeggen te hebben en hy was er sinds zyn laatste bezoek erg op achteruit gegaan. En je zou er nog niets van zeggen, had Car negie opgemerkt, als het alleen maar om den zoon van Lambert ging, maar het ging om den eenigen kleinzoon, den eenige op wien zy kon den rekenen, om in de toekomst de fabriek te besturen. Als het zoo doorging, was hy al lang vóór dien tijd naar de haaien. Viola, die, vooral als het haar kinderen be- tiof, overgevoelig was, begreep best wat er in hun hoofden omging. Toen zy hen goeden dag kwam zeggen, schrok zy van hun harde, ys- koude blikken. Zy was bang, dat zy pressie zouden uitoefenen op Lambert en hem er toe overhalen, in de toekomst een strenge tucht op hun jongen toe te passen. Hij zou kunnen aanvoeren, dat in zyn eigen geval hardheid goed gewerkt had, (zy vond het een gruwel aan zün eenzame, droeve jeugd te moeten den ken) maar daar tegenover was zyn zoon zoo veel levendiger en onafhankelyker en hoog moediger. Gedurende den rit terug naar het Oude Huis zat zij heel stil, slechts een- of tweemaal zwier ven haar blikken peinzend van vader op zoon. Het leven, leek altyd zooveel ingewikkelder en moeilijker na die logeerdagen op de Towers. Misschien zou Lambert haar later vertellen, wat die drie hem allemaal voor raad en advies gegeven hadden. Dan konden ze er eens samen over praten. Het leek haar erg onwaarschynlyk, dat Lambert nu ineens zelf de teugels in handen zou nemen en alles véranderen. Wat Cymbeline dacht, kon Viola in de verste verte niet achter halen. Primula had geen misbruik gemaakt van zyn vertrouwen, zij had gevoeld, dat die confidenties voor haar ooren alleen bestemd waren. Het was niet waarschijnlyk, dat hü zyn moeder lang on wetend zou laten omtrent zijn avonturen van dien morgen. Arme Cym, hy moest nu boeten voor dat ijskoude doorwaden van de Frent. Toen hij maar eenmaal heerlyk in zyn eigen bed gestopt was, thuis, stak hij zijn moeder de hand toe en zei een beetje rouwmoedig: „Het spyt me heusch Mam. Het was naar voor u en Prim, maar ik had nooit gedacht, dat groot vader er zoo'n deining over zou maken." „Grootvader is nu eenmaal vreeselijk streng op die kleine dingen, hy kan slordigheid en te laat komen niet uitstaan. En ik ben bang, dat we je hier een beetje erg veel vryheid geven, ik heo mezelf er al verwijten over gemaakt Natuurlijk, zy probeerde weer de schuld op zichzelf te laden. Maar zün gedachten zwierven weer ergens anders heen en hy riep plotseling opgewonden uit: „Mam, ik vind die fabriek misselyk en ik ga er nooit heen. Ik ga onder dienst, zooals oom Dick." Stom verbaasd staarde zü hem aan. Vroeger zou zy het heerlyk gevonden hebben, hem zoo te hebben hooren spreken, maar nu wist zij, dat hy geen schijn van kans had. Ieder teeken van onwil of afkeer zouden zy natuuriyk aan haar invloed toeschryven. Het scheen haar toe, of zy Carnegie's koude blikken al zag en zyn harde, sterke stem hoorde zeggen: „Dat dwaze mensch is gewoon de ondergang van den jongen Cymbeline." Dót zeiden zy nu al, misschien niet met die woorden, maar zij meenden hetzelfde. En was het waar? Maakte zij werkeiyk, dat hy ongeschikt zou worden voor een loopbaan waar- voor hy vanzelfsprekend bestemd was? Haar eigen groote afkeer van de fabriek, die een doorloopende nachtmerrie voor haar was, scheen overgegaan te zijn op haar jongen en was by hem nog zooveel te grooter, omdat hij jonger en onbesuisder was. Zou die bij hem misschien niet groot en sterk genoeg worden om alle moei- lykheden op zy te schuiven, sterk genoeg om hun kleine vooroordeelen te vernietigen? Zij had het vooruitzicht nooit prettig gevonden, dat haar zoon een onderdeel zou worden van die reus achtige machine, de fabriek van Harriman. Haar stem klonk heel effen, toen zy ant woordde „Je moet doen, wat je vader wenscht, Cym. Denk er aan, dat jü de eenige zoon en daaren boven nog de eenige kleinzoon bent." Al klonk haar stem koud, toch scheen het hem toe, dat haar oogen glansden, toen zy hem aanzag. Zü boog zich over hem heen en kuste hem met meer dan gewone hartelijkheid, omdat zy hem niet in zyn plannen had kunnen steu nen. Daardoor vatte hy moed om haar hand te grypen en vast te houden. Zü begreep, dat hy haar nog bij zich wilde houden en dat vond zij heerlyk. Zij had t altyd vreeselijk gevonden, als kinderen opgelucht waren, zoodra hun moeder de kamer uit ging. En zy wilde nooit hard en over-streng zün voor Cymbeline. Zij wilde al zijn liefde en sympathie voor zichzelf houden. „U heeft me nog niet gevraagd waar ik toen geweest ben, waarom ik zoo laat was," fluisterde hy, zonder op te zien, maar spelende met haar slanke vingers. „Ik wachtte, tot jü het me zou vertellen. Ik wou, dat je je vrij gevoelde," zei zij rustig. „Ik weet, dat ik je kan vertrouwen, Cym." „Ikik heb staan praten met een meisje." Nu het eenmaal zoo ver was, voelde hij, dat het minder gemakkelijk zou zijn, het aan zijn moeder te vertellen dan aan Prim. Prim had niet zeker geweten, of het goed of niet goed was geweest, maar zijn moeder zou dat wél we ten. En nu hy eenmaal weer in genade was aangenomen, wilde hy geen tweede verwyt ris- keeren, al was .xet dan een zacht en stil. „Een meisje? Wat voor een meisje?" en een vreemd gevoel bekroop haar. Het was heelemaal niets voor Cym om zich met meisjes te bemoeien. Hy sprak nog met een zekere minachting over hen. „Ik zag haar in de wei bij de Frent, aan den anderen kant van den muur. Ik ben door de Frent gewaad. Ik wou haar van dichtby ziey. Zoo heb ik kou gevat, denk ik. Ze was heel aardig, maar ze trok haar neus op voor de fabriek. Toen zyn we samen naai- de kerk ge gaan, ze noemde den dienst een heilige Mis. Ze is katholiek en haar moeder ook." Viola kreeg een vreemd gevoel over zich. Er was geen twyfel mogeiyk wie of dat waren. Zooveel katholieken wai'en er niet in de omge- ving en wie anders kon hy bij de rivier ont moet hebben? „Maar wie was ze, beste jongen? Heeft ze je niet gezegd, hoe ze heette?" „In het begin wist ik het niet. Maar daarna heeft ze het mij gezegd. Ze heet Angela Weste, haar vader is Sir Roger, maar hijis nu niet op Valleylands. O, en ik heb haar moeder ook gesproken, Lady Weste en zij kende u en ze kende ook oom Dick en ze zei, ze zou u graag nog eens ontmoeten, als u haar tenminste niet vergeten was." Hij praatte vlug en rad, alsof hij ongeduldig was te hooren wat zij er van dacht. Hü had haar nu het voornaamste verteld, het andere kwam er niet zoo heel erg op aan. „Ze is lief en aardig, mam. Ouder dan Prim. Ik zou haar zoo graag nog eens ontmoeten. Gaat u er met ons naar toe, zoodra ik beter ben?" Viola aarzelde. De vurigheid van den jongen greep haar aan. Het scheen, dat hij vast op haar toestemming en medewerking rekende. Haar taak was verre van gemakkciyk, zij vond het ellendig, hem weer te moeten afschepen, voor de tweede maal te kort te moeten schieten in sympathie en meevoelen. Maar het moest ge beuren en de herinnering aan die drie zwaar wichtige mannen zette haar aan om met meer vastberadenheid op te treden, dan ze anders zou gedaan hebben. Zü antwoordde hem met haar heldere, vaste stem: (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 3