De laatste spellingsronde?
Het Kieswetdebat
voortgezet
Goedkoope aanbieding
van Boeken
Toen de scheidsmuur viel
MINISTER MARCHANT
VERDEDIGT ZICH
OVERVAL BIJ BEJAARDE
MENSCHEN
HERDENKING KONINGIN
EMMA
DONDERDAG 21 MAART 1935
EERSTE KAMER
Het Kabinet staat in deze zaak
achter den bewindsman
van Onderwijs
Motie waarschijnlijk
Oude argumenten
Minister Marchant
„De Hooge Veluwe'
Vervroegd pensioen
Het „Wilhelmus'
TWEEDE KAMER
Ir. Bongaerts wil het ontwerp door
wijziging beter binnen het
kader der Grondwet
brengen
Minister De Wilde heden
aan het woord
i
OP HET GEBIED VAN NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE
(romans, poëzie, essays, letterkunde)
Onze catalogus van meer dan 500 titels is zoo juist gereed
gekomen en wordt op aanvrage gratis en franco toegezonden
N.V. DEKKER VAN DE VEGT - OUDE GR. 206 - UTRECHT
Nauwelijks ontsnapt
Auto door trein meegesleurd
bestuurder ongedeerd
R.K. Melkhandelaren
bijeen
Voorjaarsvergadering te Utrecht
De beide indringers ontkomen
zonder buit
Duizend gulden boete
Wegens overtreding van het
T arwebesluit'1931
Staking voorkomen
Loongeschil vlasindustrie
te Koewacht
De rede van den heer Lodder
te Delft
Krans van den ex-keizer
GEEN BELGISCHE DAG OP DE
JAARBEURS
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheiding
Diplomaten
Rijksgebouwendienst
Belastingen
Consulaire dienst
door ISABEL C. CLARKE
Den Haag, 20 Maart 1935.
Hog steeds is de Eerste Kamer niet met de
Onderwüsbegrooting klaargekomen. Niet aan
haar intusschen is de schuld. Minister Marchant
heeft blijkbaar een soort van uitputtingstactiek
jegens de tegen zijn spelling rebelleerende
Senaatsmeerderheid willen toepassen en hield
een rede van bijna vier uur, welke voor een
belangrijk deel weinig boeiend was, omdat
groote stukken vrij monotoon van lange vellen
Papier werden voorgelezen. De Eerste Kamer
Was na deze „Dauerrede" meer dan moe en
niet ten onrechte besloot president de Vos van
Steen wijk de replieken tot morgen (Donderdag)
ochtend uit te stellen.
Dat bij de replieken een motie in eeniger-
lei vorm zal loskomen, is vandaag wel zeer
waarschijnlijk geworden. Want wat de zaak
zelf betreft, heeft MINISTER MARCHANT
niets toegegeven. Wijziging van de eenmaal
genomen maatregelen, zoo zeide hi), is niet
meer mogelijk. Terugkomen op het gevoerde
beleid is uitgesloten. Continueering van het
verzet kan geen enkel nuttig effect hebben.
En de regeering zal eventueel door nieuwe
maatregelen zorg dragen, dat dit verzet zoo
weinig mogelijk schade doet aan het door
haar gestelde doel.
Was er dus van de zijde van den minister
van geen enkele concessie sprake, de heer Mar
chant heeft zich bovendien als hij niet voorlas,
Weer tal Van sarcastische zetten en demigree-
rende uitlatingen over de ondeskundigheid zijner
tegenstanders veroorloofd, welke het vrijwel on
mogelijk maken, een motie achterwege te laten.
De argumenten van minister Marchant
ze mochten thans tot een veel grooteren omvang
worden uitgesponnen waren overigens geens
zins nieuw. Voor zoover ze van taalkundigen
aard waren, leenen ze zich bezwaarlijk voor een
beknopte weergave.
Zeer in den breede werkte de minister b.v.
uit, dat ook volgens de grondbeginselen van De
Vries en Te Winkel de schrijftaal de spreektaal
volgen moet.
Wat zijn houding tegenover de Sta ten-Gene
va al betreft, wees de minister er op, dat hij, door
de aanvankelijk voorgenomen algeheele. afschaf
fing van de buigings-n weder terug te nemen,
„een emmer water" in zijn wijn „Kollewijn"
interrumpeerde mr. Mendels gedaan had. Hij
Vond die houding tegenover de motie-Tilanus
„een historisch voorbeeld van uiterste samen
werking" tusschen regeering en Staten-Gene-
raal.
Ook de voorbereiding van het spellingsbesluit
Vond uiteraard nog eens verdediging. Het ver
wijt van de eenzijdige samenstelling van de
adviescommissie moest het stellen met de ma
gere tegen-opmerking, dat het op de waarde
van de argumenten en niet op het aantal van
degenen, die de argumenten aandragen, aan
komt. Waarom dan niet slechts twee adviseurs,
Uit ieder kamp één? Trouwens, de minister zelf
presideerde de commissie en moest Zijn keuze
doen uit de tegenovergestelde standpunten. Het
is vrijwel uitgeslotén, dat hij zich niet beïn
vloeden liet door het feit, dat in de commissie
vier vereenvoudigers stonden tegenover één
niet-vereenvoudiger.
Dat de spelling ook buiten het onderwijs
steeds meer ingang vindt, lichtte de minister
toe met een paar katholieke gebedenboekjes te
toonen, die hem waren ten geschenke gedaan
Uit dank voor de vereenvoudiging en door mr.
POCK, die des morgens nog tegen het spelling-
beleid geopponeerd had, te verwijzen naar het
orgaan van den Bond van Jonge Liberalen.
Dat b.v. de groote pers met uitzondering
Van de socialistische de vereenvoudigde spel
ling niet toepast, is, dunkt ons, toch van meer
beteekenis. Wat in Nederland in de vereenvou
digde schrijfwijze wordt gedrukt, is nog altijd
Verre en verre in de minderheid.
Uiteraard heeft minister Marchant ook niet
kunnen nalaten, den 29 Eerste Kamerleden, die
zich openlijk lid verklaarden van de Nationale
vereeniging voor Eenheid en Orde in de Schrijf
taal, en prof. de Savornin Lohman, die al eenige
Weken geleden zeide, tóch niet bekeerd te zul
len worden, voor de voeten te werpen, dat zij
staatsrechtelijk niet juist handelden. Hij ge-
waagde zelfs van een „zuiver revolutionnaire
methode", die ^lijnrecht in strijd was met het
juiste constitutioneele begrip van Overheidsge
zag". Men had, alvorens buiten de Kamer in
comité's zitting te nemen, alvorens een defini
tief standpunt te kiezen, alvorens op moties
te zinnen, de argumentatie van den minister
moeten afwachten. Staatsrechtelijk is dit alle
maal natuurlijk niet onjuist. Maar heeft de
minister zelf zoo uitgeblonken door koel over
leg?
Het kabinet dit heeft Minister
Marchant nog eens beklemtoond
staat in deze zaak achter den be
windsman van het Departement
van Onderwijs. Dat het kabinet in
dezen tijd tegenover de Staten-
Generaal een exceptioneel sterke
positie inneemt, erkende de Minister
Ook echter indien de Staten-Generaal vrijer
tegenover de regeering zouden staan, zou de
minister van Onderwijs deze zaak hebben
moeten ter hand nemen, omdat er een chaos
was. En bovendien, aldus de heer Marchant,
is het kabinet zoo vrij in dezen tijd?
Dat de spellingkwestie het onderwijsdebat in
de Eerste Kamer volkomen heeft beheerscht,
blijkt wel afdoende, doordat de minister er drie
uur aan besteedde, terwijl de rest van zijn be
leid het met een dikke drie kwartier moest
doen. In deze drie kwartier intusschen heeft
minister Marchant enkele belangrijke mede-
deelingen gedaan.
Zoo heeft een ontwerp-Architecten wet gis
teren zijn departement verlaten. Een ont
werp Monumentenwet volgt dezer dagen,
terwijl ook een voorontwerp-Natuurbescher
mingswet zoo goed als gereed is.
Wat die natuurbescherming betreft, maakte
de minister bekend, dat het fraaie landgoed „De
Hooge Veluwe" buiten bezwaar van 's Rijks
schatkist in een stichting is ondergebracht,
waarvoor de acten dezer dagen zijn gepasseerd.
Bovendien heeft mevrouw Kröller een belang
rijke verzameling schilderijen en kunstvoorwer
pen aan het rijk geschonken.
Een zeer belangrijke mededeeling was ook,
dat de vervroegde pensionneering van do
onderwijzers zal belichaamd zijn „in het
eerstvolgend wetsontwerp". Zal dat van het
departement van Onderwijs uitgaan? Of zal
het 't groote bezuinigingsontwerp zijn en
zullen ook de andere ambtenaren wat wel
te verwachten is onder dezen maatregel
vallen?
Terzake van de Concentratie heden hield
daarover nog de Katholieke afgevaardigde NI-
VARD een verdienstelijk betoog heeft minis
ter Marchant nog eens beknopt de noodzaak
betoogd.
De sociaal-democraat de Zeeuw kreeg te
hooren, dat, indien Nederland zou moeten af
zakken tot het peil van het Scandinavische on
der-wijs de heer DE ZEEUW had zich daarop
beroepen er inderdaad van afbraak zou kun
nen worden gesproken. Thans steekt ons onder
wijs ondanks het schoolpaleis te Stockholm daar
nog torenhoog boven uit.
De minister heeft ook nog een en ander ge
zegd naar aanleiding van de critiek, die van
sommige zijden is losgekomen op zijn uitlating
in de Tweede Kamer over het „Wilhelmus"
Hij stelde zich op het standpunt, dat inderdaad
met dit schoone lied gesold wordt. Met name
wees hij op den „zwendel", welken een zuiver
revolutionnair nationalisme ermede bedrijft. De
Oranjes kunnen verjaagd worden, aldus de mi
nister, maar zij kunnen óók opgesloten in het
Regeerkasteel door „een willekeurig avonturier",
die met de Oranjevlag zwaait, het „Wilhel
mus" uitschreeuwt en dit vergezeld doet gaan
van „uitheemsche gebaren".
Besloten heeft minister Marchant zijn rede
met een welsprekende vergelijking tusschen de
maatschappijleer van Thomas van Aquino en
die van Rousseau's „Contrat Social". De minis
ter kiest de eerste.
Den Haag, 20 Maart 1935.
1 De Tweede Kamer ging voort met minister
de Wilde's kiesrecht-ontwerp.
Na een eindelooze reeks sprekers is men thans
gevorderd tot 's ministers antwoord, als ten
minste de katholieke afgevaardigde van Poll
en de christelijk-democraat van Houten om
zeven uur, toen de vergadering eindigde, be
sloten hebben zich als spreker te laten schrap
pen.
De instemming, die de minister vond is ook
heden zeer miniem geweest. Slechts zijn partij
genoot v. d. HEUVEL nam het voor het wets
ontwerp op en motiveerde zijn houding met het
doelmatigheids-argument, hetwelk ook den mi
nister tot de indiening heeft gebracht.
Enthousiast was overigens de heer v. d. Heu
vel niet. Ook hij moest erkennen, dat. de eisch
van driemaal den kiesdeeler vrij willekeurig is.
Van katholieke zijde
heeft Ir. BONGAERTS
verklaard, dat de minister
zijn steun kan krijgen, in
dien hij er alsnog in slaagt
aan te toonen, dat zijn
voorstel niet strijdig is met 'j
de Grondwet.
Kan de minister dat
niet, dan doet hij gieter
het ontwerp terug te
nemen. Ir. M. BONGAERTS
Intusschen wil de heer
Bongaerts door amendeering trachten den in
houd van het ontwerp dusdanig te wijzigen, dat
het beter binnen het kader van de Grondwet
komt en dat het zich ook meer Verdraagt met
den geest der Kieswet, waarmee de katholieke
afgevaardigde het vereischte drievoud van den
kiesdeeler eveneens voorloopig in strijd acht.
Oud-minister de Geer tegen
Volstrekt tegen heeft zich JHR. DE GEER,
leider der Christelijk-Historische fractie, ver
klaard.
Hij wijst een dusdanige uitlegging van de
Grondwet, dat het door de Grondwet gewilde
„Hela! Je hebt toch een huishoudster'
En nu sta je zélf vaten te wassehen!"
„Ja.maar.ik neb mijn huis
houdster dezer dagen getrouwd!"
gezag van den kiesdeeler wordt aangetast, af,
is evenzeer gekant tegen de door ir. Bongaerts
niet verwerpelijk geachte indeeling van het land
in vier, districten en'vindt het voor het parle
ment een goede noot dat vrijwel eenstemmig
geweigerd is, de vraag welke partijen toegang
tot de Kamer verdienen, een rol te doen spelen.
Het ontwerp is heden ook nog door 'n tweeden
sociaal-democraat besproken en wel door den
heer DREES, die eveneens bezwaren had tegen
den gecamoufleerden aanslag oo de kleine par
tijen.
En voorts spraken de communist DE VISSER,
de revolutionnair-socialist SNEEVLIET, de
staatkundig gereformeerde Ds. ZANDT en de
plattelander VERVOORN.
Het behoeft geen betoog, hoe het oordeel van
deze heeren luidde. De heer Vervoorn verwekte
met zijn uitspraak dat zijn partij (de partij
van Braat!) staat op den grondslag van een
agrarische ideologie, een hevigen aandrang tot
kuchen bij de zeven leden, die nog aanwezig
waren.
De perstribune was vrijwel uitgestorven, de
gereserveerde tribune was volslagen leag en op
de publieke tribune troonde nog één eenzame.
Wij kunnen mede in het belang van de
Tweede Kamer, zelfs al verdient die er een
vrije week mee, die eindelooze reeks van ver
gaderingen nog maar steeds niet bewonderen.
Dinsdagavond te ongeveer acht uur reed de
heer Wilbrink, aldus „De Telegraaf", uit Schalk
haar met zijn auto, waarin hij manufacturen
had, uit de richting Epse in de richting Colm-
schate, waar hij den onbewaakten overweg
moest passeeren. Hij zag geen trein naderen,
doch toen hij op den overweg was, voelde hij
plotseling een duw in .den rug. Tot zijn ont
zetting bemerkte hij, dat hij met zijn auto op
de buffers van een locomotief hing. Geleidelijk
aan verloor hij manufacturen en onderdeeleu
van den auto, doch de heer W. bleef nog steeds
achter het stuur zitten Eindelijk kwam de trein
tot stilstand, doch toen was de auto reeds van
de locomotief geslingerd en terzijde van den
spoorweg neergesmakt. De heer W. kroop toen uit
de vormlooze massa te voorschijn. Hij had, be
halve een paar schrammen, geen verwondingen!
De veldwachter uit Colmschate, die spoedig
aanwezig was, leidde het onderzoek en maakte
proces-verbaal op.
Woensdagmiddag is te Utrecht in hotel „N.
Brabant" de bonds-voorjaarsvergadering ge
houden van den R.K. Bond van handelaren in
melk en melkproducten in Nederland.
De bondsvoorzitter, de heer Suiker (Rotter
dam) sprak een openingswoord: Het jaar 1934
was een crisosjaar, ook voor den melkhandel.
De bond gaf zijn medewerking voor de con
sumptieregeling. Zeer vele melkhandelaren heb
ben het hard te verantwoorden. Groote voor
uitgang zou verruiming van de export beteeke-
nen. Gewenscht is dat de minimumprijs meer
constant blijft.
De voorzitter deelde mede dat er te Den Hel
der, Arnhem en Gouda afdeelingen in oprich
ting zijn.
Door den secretaris, den heer van Schie werd
een jaarverslag uitgebracht.
In het afgeloopen jaar werden nieuwe afdee
lingen opgericht te IJmuiden, Venlo, Nijmegen,
Alkmaar en in het Westland. Door den pen
ningmeester, den heer van Zwieten, werd even
eens een jaarverslag uitgebracht: het jaar 1934
eindigde met een batig saldo van 631.04.
Het aantal leden bedraagt momenteel 588.
De aftredende bestuursleden de heeren H.
Compier en A. J. van Schie werden herkozen.
Gekozen werden de heeren J. Smit (Amster
dam), P. Suiker (Schiedam) en J. Peeters
(Venlo)
De begrooting 1935 werd goedgekeurd.
De voorzitter van den R.K. Middenstands
bond, de heer Coops (Venlo) heeft een toe
spraak gehouden. Spr. deed een beroep op de
leden om lid te worden van de standsorgani
satie. De vakorganisatie beteekent niets zonder
standsorganisatie en de standsorganisatie be
teekent niets zonder de vakorganisaties. Alle
R.K. middenstanders moeten achter de orga
nisatie gaan staan. Het bestuur van de stands
organisatie zal medewerken om de organisatie
die op een zoo goed peil staat, n.l. die der R.K.
Melkhandelaren, omhoog te brengen, wat het
aantal leden betreft.
De geestelijke adviseur, patér H. Brandsma
O.P.M. (Delft), hield eveneens een toespraak.
Spr. vroeg om aandacht van de geestelijke
belangen der leden en bracht de woorden van
Quadragesimo Anno in herinnering, die de mid
delen tot verbetering aanwijzen. Noodig is dat
er hulptroepen voor de Kerk gevormd worden.
Ook in de handelskringen moeten er leeken-
apostelen zijn.
Na d toespraak van den geestelijken adviseur
werd overgegaan tot de behandeling van de
voorstellen der afdeelingen en de bespreking
van den toestand in den melkhandel.
Woensdagnacht zijn twee tot nu toe on
bekende mannen binnengedrongen in een
perceel aan de Tunnelstraat te Lutterade,
bewoond door den heer C. M. en zijn zuster,
belden bejaarde lieden.
Nadat de indringers zich door een raam aan
de voorzijde toegang tot de woning hadden ver
schaft, doorzochten zij het geheele huis. Door
dat een tafellade wat stroef openging werd de
zuster van M. wakker. Op hetzelfde oogenblik
trad een der mannen haar slaapkamer binnen,
die haar met een zaklantaarn belichtte en geld
opeischte. De vrouw riep om hulp doch haar
hardhoorende broer werd niet wakker. Even
daarna echter ontwaakte hij toen de andere in
dringer zijn kamer binnenkwam. Toen M. naar
diens zaklantaarn wilde grijpen, kreeg hij een
tik met een hard voorwerp, zoodat hij weer op
het bed viel.
De onverlaten gingen er to?n vandoor langs
denzelfden weg als zij gekomen waren. Zij wei
den een eind achtervolgd door de beide ontstelde
bewoners. Een van de mannen loste daarbij een
schot, dat echter geen doel trof.
Het bleek, dat de mannen, die spoorloos ver
dwenen zijn, niets hebben ontvreemd. Gouden
sieraden, die voor het grijpen lagen, bleven on
aangeroerd. Blijkbaar was het hun alleen om
geld te doen en dit hebben zij niet kunnen
vinden.
De politie stelt een onderzoek in. Zij verzoekt
hun, die omstreeks middernacht eenige verdachte
personen hebben gezien, dit te willen melden.
Voor den Nijmeegschen kantonrechter heeft
terecht gestaan de 57-jarige directeur van de
C.H.V., J. P. v. D., verdacht van overtreding
van het Tarwebesluit-1931.
Op 20 September 1934 werd een inval gedaan
in het filiaal van de C.H.V. te Druten. Daar
vond men een hoeveelheid tarwemeel-B, die niet
voor ten minste 35 pet. bestond uit meel uit
sluitend afkomstig van inheemsche tarwe, en
die niet voor eigen gebruik bestemd was.
De kantonrechter achtte overtreding van het
Tarwebesluit-1931 bewezen. Hij achtte ver
dachte zelf verantwoordelijk voor de overtre
ding en veroordeelde D. tot 'n boete van 1000,
subs. 30 dagen hechtenis. De in beslag genomen
baal tarwemeel werd verbeurd veiklaard.
De R. K. Fabrieksarbeidersbond heeft in sa
menwerking met den R. K. Landarbeidersbond
pogingen aangewend om te komen tot eenige
verhooging van de loonen van de arbeiders in
de vlasindustrie, o.a. te Koewacht.
Aangezien de onderhandelingen niet tot re
sultaat leidden, is aan een tweetal werkgevers
te Koewacht een ultimatum gezonden.
Naar aanleiding daarvan heeft dezer dagen
een bespreking plaats gevonden tusschen den
Rijksbemiddelaar Prof. Mr. Aalberse en verte
genwoordigers van dc betrokken partijen.
Daarbij is het gelukt een gerezen misver
stand uit den weg te ruimen. Partijen zullen
nu de onderhandelingen wederom voortzetten
en hebben zich befeid verklaard, indien onver
hoopt geen overeenstemming zou worden be
reikt, het geschil aan arbitrage te onderwerpen.
De aangekondigde staking is daardoor voor
komen.
Bij de herdenking van het overlijden van de
Koningin-Moeder, die Woensdagmorgen door
Haar vroeger personeel te Delft werd gehouden,
heeft de heer Lodder in treffende woorden
uiting gegeven aan de gevoelens van eerbied en
dankbaarheid, welke het personeel bezielen
jegens de betreurde Koningin-Moeder.
Enkelen van ons, aldus de heer Lodder, heb
ben Hare Majesteit gekend, groot en voornaam
als Koningin en velen van ons hebben Haar
gekend wijs, onkreukbaar en dienend als Regen
tes. Wij allen hebben echter Haar gekend als
een warm en liefhebbende Moeder en als Lar.ds-
moeder. Maar wij hebben ook allen Hare Majes
teit leeren kennen en liefhebben, nederig en
edelmoedig, als meesteres en als mensch.
En geen onzer, hij moge dan korter Haar ge
diend hebben of verder van Haar hebben af
gestaan, heeft niet eenmaal in zijn leven, hetzij
bij vreugde hetzij bij verdriet, de warmte en
het meegevoel ervaren, die er van Haar kon uit
gaan. En ons leven zou zeker armer geweest
zijn als wij niet het voorrecht hadden gekregen
Haar te mogen dienen. Want deze Vorstin was
groot in alles, waarin een mensch groot kan
zijn en Haar te mogen dienen beteekende iede-
ren dag nieuwe vreugde te beleven.
Gedrongen door deze gevoelens, zoo besloot
de heer Lodder, hebben wij onzen tocht onder
nomen, die wij als een bedevaart willen be
schouwen naar de plaats, waar wij een jaar
geleden Haar stoffelijk overschot hebben ter
ruste gelegd, om te getuigen van de groote
liefde en de dankbaarheid die in ons is, niet
alleen voor alles wat Zij in Haar leven voor
ons is geweest, maar ook en niet het minst
voor de edelmoedige zorgen, die Hare Majesteit
voor onze toekomst getroffen heeft. Wij bren
gen Haar daarvoor onzen nederigen dank en
wij verlaten zoo straks deze historische plaats
waar Haar stoffelijk overschot is ter ruste ge
legd, maar Haar gest zal in ons blijven voort
leven en wij, buigen het hoofd om God te dan
ken op deze gewijde plaats voor al het goede,
dat Hij ons in Haar en door Haar heeft ge
geven.
De woorden van den heer Lodder werden in
groote stilte en onder diepe ontroering aan
hoord.
Woensdagmorgen hebben de ex-keizer en zijn
echtgenoote door den vleugeladjudant van den
ex-keizer, majoor Von Usemann. een krans la
ten leggen in den grafkelder van wijlen H.M.
de Koningin-Moeder, te Delft.
In verband met de Belgische ministercrisis,
waardoor het aangekondigde bezoek van den
heer Van Isacker, die minister van Economi
sche Zaken is in het demissionnaire kabinet,
is komen te vervallen, is de Belgische dag op
de Nederlandsche Jaarbeurs niet doorgegaan.
Aan jhr. mr. A. C. D. de Graeff, minister van
Buitenlandsche Zaken, is verlof verleend tot het
aannemen van het Grootkruis der militaire orde
van Onzen Heer Jezus Christus van Portugal.
Dr. R. H. van Gulik is met 16 Maart 1935
benoemd tot adjunct-tolk bij den Tolkendienst-
in Japan.
Gerekend vanaf 1 Januari 1935 jevorderd tot
bouwkundig ambtenaar le klasse bij den Rijks
gebouwendienst de bouwkundige ambtenaren 2e
klasse A. J. A. Heskes ter standplaats Doe-
tinchem en W. le Noble ter standplaats 's-Gra-
venhage.
Aan J. C. Doeders, bewaarder van de hypo
theken, het kadaster en de scheepsbewijzen te
Leiden is op verzoek met l Mei 1935 eervol ont
slag verleend; aan P. C. Labrijn, ontvanger der
directe bel. te 's-Gravenhage, 3e kantoor, is op
verzoek met 1 Aug. 1935 eervol ontslag verleend;
met 1 April 1935 benoemd tot hoofdinspecteur
der inv. en acc. te 's-Gravenhage T. J. Sikkers,
inspecteur dier middelen aldaar;
met 16 Maart 1935 benoemd tot adj.-accoun
tant der dir. bel. in vasten dienst te Breda J-
A. Peelen, thans adj.-accountant der dir. bel.
aldaar.
De vice-consul met persoonlijken titel van
consul van Finland te Rotterdam, de heer P. I.
Simelius, is naar elders overgeplaatst.
De heer S. Caleff is benoemd tot vice-consul
der Nederlanden te Roustchouck, Bulgarije, bui
ten bezwaar van 's lands schatkist.
Het ressort van het vice-consulaat strekt zich
uit over de departementen Roustchouck en
Tirnovo.
Aan den heer Caleff kan in de Fransche of
Duitsche taal worden geschreven.
12
Cymbeline was volmaakt gelukkig. Hü moest
Van al dat eten niets hebben, de dekens, die
er bij gehaald werden, smoorden hem bijna,
hij was tóch al zoo heet, maar het was net
iets voor zijn moeder om een hoop drukte te
ft'.aken voor niets en haar stem was weer zoo
als altyd en zü kuste hem en noemde hem
haar lieve Cym. En het was veel leuker dan in
ongenade te zijn, al maakten zü er dan wat
drukte over.
Twee dagen later werd hy warm ingepakt en
in den gesloten auto teruggebracht naar het
Oude Huls, samen met zün ouders en Prim.
Het was de eerste keer, dat het bezoek niet
tot na Nieuwjaar duurde.
Mynheer Harrlman, Carnegie en Daniël wa
ven er alle drie ten sterkste van overtuigd, dat
Cym's ouders hard bezig waren, hem in den
grond te bederven. ZU geloofden werkeiyk, dat
hy zijn ziekte voorwendde. Zü scholden op
Lambert even hard als op Viola, want, alles
samen genomen, droeg hy de meeste schuld.
Een man moest zyn vrouw toch onder den
duim hebben. Zü wisten niet, dat Cymbeline
Uitgelegd had, waar hü dien morgen geweest
Was en dachten, dat hy iets leelyks had uit
gehaald. Niemand scheen meer iets over dien
knaap te zeggen te hebben en hy was er sinds
zyn laatste bezoek erg op achteruit gegaan.
En je zou er nog niets van zeggen, had Car
negie opgemerkt, als het alleen maar om den
zoon van Lambert ging, maar het ging om den
eenigen kleinzoon, den eenige op wien zy kon
den rekenen, om in de toekomst de fabriek te
besturen. Als het zoo doorging, was hy al lang
vóór dien tijd naar de haaien.
Viola, die, vooral als het haar kinderen be-
tiof, overgevoelig was, begreep best wat er in
hun hoofden omging. Toen zy hen goeden dag
kwam zeggen, schrok zy van hun harde, ys-
koude blikken. Zy was bang, dat zy pressie
zouden uitoefenen op Lambert en hem er toe
overhalen, in de toekomst een strenge tucht
op hun jongen toe te passen. Hij zou kunnen
aanvoeren, dat in zyn eigen geval hardheid
goed gewerkt had, (zy vond het een gruwel
aan zün eenzame, droeve jeugd te moeten den
ken) maar daar tegenover was zyn zoon zoo
veel levendiger en onafhankelyker en hoog
moediger.
Gedurende den rit terug naar het Oude Huis
zat zij heel stil, slechts een- of tweemaal zwier
ven haar blikken peinzend van vader op zoon.
Het leven, leek altyd zooveel ingewikkelder en
moeilijker na die logeerdagen op de Towers.
Misschien zou Lambert haar later vertellen,
wat die drie hem allemaal voor raad en advies
gegeven hadden. Dan konden ze er eens samen
over praten. Het leek haar erg onwaarschynlyk,
dat Lambert nu ineens zelf de teugels in handen
zou nemen en alles véranderen. Wat Cymbeline
dacht, kon Viola in de verste verte niet achter
halen.
Primula had geen misbruik gemaakt van zyn
vertrouwen, zij had gevoeld, dat die confidenties
voor haar ooren alleen bestemd waren. Het was
niet waarschijnlyk, dat hü zyn moeder lang on
wetend zou laten omtrent zijn avonturen van
dien morgen. Arme Cym, hy moest nu boeten
voor dat ijskoude doorwaden van de Frent.
Toen hij maar eenmaal heerlyk in zyn eigen
bed gestopt was, thuis, stak hij zijn moeder de
hand toe en zei een beetje rouwmoedig:
„Het spyt me heusch Mam. Het was naar voor
u en Prim, maar ik had nooit gedacht, dat groot
vader er zoo'n deining over zou maken."
„Grootvader is nu eenmaal vreeselijk streng op
die kleine dingen, hy kan slordigheid en te laat
komen niet uitstaan. En ik ben bang, dat we je
hier een beetje erg veel vryheid geven, ik heo
mezelf er al verwijten over gemaakt
Natuurlijk, zy probeerde weer de schuld op
zichzelf te laden. Maar zün gedachten zwierven
weer ergens anders heen en hy riep plotseling
opgewonden uit:
„Mam, ik vind die fabriek misselyk en ik ga
er nooit heen. Ik ga onder dienst, zooals oom
Dick."
Stom verbaasd staarde zü hem aan. Vroeger
zou zy het heerlyk gevonden hebben, hem zoo
te hebben hooren spreken, maar nu wist zij, dat
hy geen schijn van kans had.
Ieder teeken van onwil of afkeer zouden zy
natuuriyk aan haar invloed toeschryven. Het
scheen haar toe, of zy Carnegie's koude blikken
al zag en zyn harde, sterke stem hoorde zeggen:
„Dat dwaze mensch is gewoon de ondergang
van den jongen Cymbeline."
Dót zeiden zy nu al, misschien niet met die
woorden, maar zij meenden hetzelfde. En
was het waar? Maakte zij werkeiyk, dat hy
ongeschikt zou worden voor een loopbaan waar-
voor hy vanzelfsprekend bestemd was? Haar
eigen groote afkeer van de fabriek, die een
doorloopende nachtmerrie voor haar was, scheen
overgegaan te zijn op haar jongen en was by
hem nog zooveel te grooter, omdat hij jonger
en onbesuisder was. Zou die bij hem misschien
niet groot en sterk genoeg worden om alle moei-
lykheden op zy te schuiven, sterk genoeg om
hun kleine vooroordeelen te vernietigen? Zij had
het vooruitzicht nooit prettig gevonden, dat haar
zoon een onderdeel zou worden van die reus
achtige machine, de fabriek van Harriman.
Haar stem klonk heel effen, toen zy ant
woordde
„Je moet doen, wat je vader wenscht, Cym.
Denk er aan, dat jü de eenige zoon en daaren
boven nog de eenige kleinzoon bent."
Al klonk haar stem koud, toch scheen het
hem toe, dat haar oogen glansden, toen zy hem
aanzag. Zü boog zich over hem heen en kuste
hem met meer dan gewone hartelijkheid, omdat
zy hem niet in zyn plannen had kunnen steu
nen. Daardoor vatte hy moed om haar hand
te grypen en vast te houden. Zü begreep, dat hy
haar nog bij zich wilde houden en dat vond zij
heerlyk. Zij had t altyd vreeselijk gevonden, als
kinderen opgelucht waren, zoodra hun moeder
de kamer uit ging. En zy wilde nooit hard en
over-streng zün voor Cymbeline. Zij wilde al
zijn liefde en sympathie voor zichzelf houden.
„U heeft me nog niet gevraagd waar ik toen
geweest ben, waarom ik zoo laat was," fluisterde
hy, zonder op te zien, maar spelende met haar
slanke vingers.
„Ik wachtte, tot jü het me zou vertellen. Ik
wou, dat je je vrij gevoelde," zei zij rustig. „Ik
weet, dat ik je kan vertrouwen, Cym."
„Ikik heb staan praten met een meisje."
Nu het eenmaal zoo ver was, voelde hij, dat
het minder gemakkelijk zou zijn, het aan zijn
moeder te vertellen dan aan Prim. Prim had
niet zeker geweten, of het goed of niet goed
was geweest, maar zijn moeder zou dat wél we
ten. En nu hy eenmaal weer in genade was
aangenomen, wilde hy geen tweede verwyt ris-
keeren, al was .xet dan een zacht en stil.
„Een meisje? Wat voor een meisje?" en een
vreemd gevoel bekroop haar.
Het was heelemaal niets voor Cym om zich
met meisjes te bemoeien. Hy sprak nog met
een zekere minachting over hen.
„Ik zag haar in de wei bij de Frent, aan
den anderen kant van den muur. Ik ben door
de Frent gewaad. Ik wou haar van dichtby ziey.
Zoo heb ik kou gevat, denk ik. Ze was heel
aardig, maar ze trok haar neus op voor de
fabriek. Toen zyn we samen naai- de kerk ge
gaan, ze noemde den dienst een heilige Mis. Ze
is katholiek en haar moeder ook."
Viola kreeg een vreemd gevoel over zich. Er
was geen twyfel mogeiyk wie of dat waren.
Zooveel katholieken wai'en er niet in de omge-
ving en wie anders kon hy bij de rivier ont
moet hebben?
„Maar wie was ze, beste jongen? Heeft ze je
niet gezegd, hoe ze heette?"
„In het begin wist ik het niet. Maar daarna
heeft ze het mij gezegd. Ze heet Angela Weste,
haar vader is Sir Roger, maar hijis nu niet
op Valleylands. O, en ik heb haar moeder ook
gesproken, Lady Weste en zij kende u en ze
kende ook oom Dick en ze zei, ze zou u graag
nog eens ontmoeten, als u haar tenminste niet
vergeten was."
Hij praatte vlug en rad, alsof hij ongeduldig
was te hooren wat zij er van dacht. Hü had
haar nu het voornaamste verteld, het andere
kwam er niet zoo heel erg op aan.
„Ze is lief en aardig, mam. Ouder dan Prim.
Ik zou haar zoo graag nog eens ontmoeten.
Gaat u er met ons naar toe, zoodra ik beter
ben?"
Viola aarzelde. De vurigheid van den jongen
greep haar aan. Het scheen, dat hij vast op haar
toestemming en medewerking rekende. Haar
taak was verre van gemakkciyk, zij vond het
ellendig, hem weer te moeten afschepen, voor
de tweede maal te kort te moeten schieten in
sympathie en meevoelen. Maar het moest ge
beuren en de herinnering aan die drie zwaar
wichtige mannen zette haar aan om met meer
vastberadenheid op te treden, dan ze anders
zou gedaan hebben. Zü antwoordde hem met
haar heldere, vaste stem:
(Wordt vervolgd)