Het einde van Prins Eugène Md modaal mn dm dag DE ENGELSCHE DIEFSTAL?! IN DEN STRIJD TEGEN DE ZOELOE'S JEUGD! o VRIJDAG 29 MAART 1935 Als een leeuw heeft hij zich geweerd Sic transit.... Etruskische taal Uitroeiing van „slechte" gewoonten Treinoverval Portretten in straten Meineb°VvreemdIï j Het Verhaal DOOR J. S. FLETCHER Waar men degenen moet zoeken, die verantwoordelijk zijn voor den dood van den 23-jarige Gabriel Hanotaux leidt in de „Revue de Paris" een uitgave in welke door den Hertog d'Albe verzorgd zal worden, van de correspondentie die Keizerin Eugénie onderhield met haar moeder en haar andere familie in Spanje. De heer Hanotaux meent dat deze brie ven er veel toe zullen bijdragen om haar, die de Keizerin der Franschen was, beter te leeren kennen als een sterk karakter, geboren om te bevelen. „Een mooie, dappere vrouw; een edel, rein leven; een doorluchtige souvereine; een wanhopige moeder." Zoo schildert Gabriel Hanotaux Keizerin Eugénie, de gemalin van Napoleon III. Het groote leed van haar leven was de dood van haar zoon. Men heeft haar verweten dat zij den Prins naar Afrika liet gaan, doch zij wist daar niets van tot vier dagen voor zijn vertrek toen alles reeds geregeld was, haar zoon haar in kennis stelde van zijn besluit. Aan den heer Hanotaux vertrouwde zij eens toe: „Hoe zou men dezen jongen soldaat die van vaders zijde het bloed van Napoleon, van moeders zijde het bloed vandon Quichotte in zijn aderen had kunnen beletten ten strijde te trekken?" Nadat zij de tijding van den dood van haar zoon ont vangen had schreef zij aan haar moeder: „Kom niet over. Ik ben wild van smart." En 8 Sep tember 1879 schreef zij, weer aan haar moeder: „Vroeg of laat slaat voor een ieder het uur van scheiden. Voor degenen die meer dierbaren hebben aan gene zijde van het graf, dan in dit leven, is het 't beste om maar zoo spoedig mo gelijk heen te gaan. Hier op aarde heb ik al leen u nog maar; daar boven zijn zij talrijk Zonder u te kwetsen mag ik dus er naar ver langen dat ik met hen hereenigd word. Ook u zult ten slotte bij ons komen. Niets kan het kind vervangen dat sinds 1870 heel mijn leven was. Elk mijner gedachten was aan hem ge wijd; wij leefden in onze eenzaamheid met die gedachte. Ik had geen afleiding, geen vrienden alles was voor hem en hij was alles voor mij. De smart heeft mij niet waanzinnig gemaakt, maar wel is alles gebroken en vernietigd." Toevallig beëindigt te gelijker tijd in de „Re vue des Deux Mondes" de heer Augustin Thier ry een uitvoerige, goed gedocumenteerde studie over den eenigen zoon van Napoleon III en Kei zerin Eugénie, Prins Eugène. Uitvoerig vertelt hij diens dood in de campagne tegen de Zoeloe's. Nieuwe feiten heeft de heer Augustin Thierry niet ontdekt, doch hij geeft een verhaal dat ontroerend is in zijn eenvoud, terwijl hij tevens klaar en duidelijk aantoont waar men degenen zoeken moet die voor den dood van den drie-en- twintigjarigen Prins Eugène verantwoordelijk waren. Het ongeluk wilde dat kolonel Harrison bij wiens colonne de Prins als luitenant was inge deeld, kapitein Carey die pas zeer kort bij het korps was, belastte met het commando over een escort dat op den linker oever van de Bloed rivier een geschikte kampeerplaats moest op zoeken voor de tweede Britsche divisie. Later heeft kapitein Carey zich verdedigd met de be wering dat niet hij over het escort het bevel voerde, doch de Prins naar wien hij zich moest schikken. Het lijkt echter al heel weinig waar schijnlijk dat een kapitein van het koninklijk North Stafiordshire-regiment onder de bevelen van een eenvoudigen luitenant werd geplaatst. Bovendien had kolonel Harrison, voor het ver trek van 't escort, er bij kapitein Carey op aan gedrongen dat hij den Prins niet uit het oog zou verliezen. Ten slotte schreef Prins Eugène eigenhandig in zijn zakboekje: „Escort under captain Carey." Maar hoe dan ook, het was vroeg in den middag van 23 Juni 1879 dat de kleine troep door een ravijn trok en halt maakte in een kraal welke verlaten leek te zijn. Als legerplaats was deze plek uiterst slecht gekozen, daar het dichte kreupelgewas alle uitzicht benam. Niettemin sloeg men er zijn bivak op. De paarden werden ontzadeld. Men zette geen schildwachten uit. De Martini-karabijnen waren niet geladen. En zelfs van het feit dat er overal kafferhonden rondzwierven, trok men zich niets aan. En het drama was onvermijdelijk. Juni, vertelt de heer Augustin Thierry, is op het zuidelijk halfrond een maand welke doet denken aan onze maand December. Reeds om vier uur 's middags begint de schemering te vallen en wordt de lucht geleidelijk koperkleu rig Het wordt tijd om op te breken. De Prins krabbelt nog een laatste schetsje. Nog nooit was hij zoo opgewekt, zoo tevreden met zijn lot! Doch dan klinkt het geluid van iemand die als een razende komt aanloopen: de Basoeto die sinds eenigen tijd rondsloop in het kreupelhout, komt buiten adem aanrennen. „Alarm! De Zoeloe's! De Zoeloe's!" Op het zelfde oogenblik' knallen er enkele ge weerschoten. De cavalerist Rogers zakt dood in een. 'n Vijftigtal krijgers met kroeshaar en olie- vette huid duiken op, schreeuwen en zwaaien hun sagaajen. De blanken snellen naar hun steigerende paarden. „Vluchten!" beveelt kapitein Carey. Want in Jiet Engelsche leger strijdt het blijkbaar noch legen het gebruik, noch tegen de eer om in wanhopige gevallen een dergelijke order te ge ven. Carey zelf is reeds ver weg. Hij spoort zijn paard aan tot een wilden galop. Hij vlucht met lossen teugel, zonder cm te kijken, zonder zich te bekommeren om wat er achter hem gebeurt. „You will look after the Prince," heeft kolonel Harrison tegen hem gezegd! Zijn mannen vol gen het voorbeeld van hun aanvoerder. Ook Prins Eugène probeert' in den zadel te springen Hij grijpt den stijgbeugel, wil zich omhoog hij- schen, doch zijn paard dat anders altijd even rustig is, wordt schichtig van het schieten, steigert en werpt hem af. „Haast u, haast u," roept Letocq, een vroegere matroos uit Guernesey die even afgestegen is om zijn karabijn op te rapen, en hem nu voor bij stuift. Zich vastklampend aan den riem van den stijg" beugel loopt de Prins naast „Fate" die in een blinden galop achter de andere paarden aan vlucht. De Zoeloe's zijn nu zeer dicht bij. Prins Eugène verdubbelt zijn wanhopige pogingen om in den zadel te komen. Een oogenblik lijkt het dat hij slagen zal, tot plots de stijgbeugel breekt. En dan is het afgeloopen. Hij struikelt, zijn sabel, de mooie sabel, welke hij van den Hertog van Elchingen ten geschenke kreeg en waarop hij zoo trotsch is, vliegt uit de scheede. „Fate" 's hoeven beuken zijn schouder. En aan gene zijde van het ravijn hebben Carey, Willis en al de anderen zijn val gezien. Zullen zij terugkeeren om dengene voor wien zij verantwoordelijk zijn. te redden? „In Zoeloeland is een man zonder paard een lijk," zal kapitein Carey bij het onderzoek zeg gen: „Ik had mijn mannen nutteloos laten af slachten." Zij vluchten, sneller en sneller. Voor hij sterft kan de verlatene hen zien verdwijnen. Prins Eugène weet dat hij verloren is. De grijnzende wilden stormen op hem aan. En in zijn laatste gevecht wil hij ten minste sterven als een soldaat. Een sagaai bliksemt in zijn richting, doch hij slaat het wapen weg, zooals hij eerder deed in Dundee. Twee, drie malen schiet hij zijn revolver leeg en twee Zoeloe's vallen. Doch dan glijdt hij uit en kan niet gauw genoeg overeind komen. Een gekartelde werpspies treft hem in de linker zijde. Een tweede doorboort hem het rechteroog en dringt door tot in de hersenen. Hij zinkt ineen. Heel de strijd heeft nauwelijks een minuut geduurd Later, na de campagne, zullen de zeven Zete- wayo's die aan dezen ongelijken strijd deelna men en aan wie men deze bijzonderheden dankt, gevangen genomen en verhoord worden. Eén ontbreekt er, namelijk Zabanga die in Oeloendi gesneuveld is. Zabanga heeft Prins Eugène den doodelijken stoot toegebracht. „Wat voor een indruk maakte die jonge man toen hij viel? Leek hij een rund dat wordt ge slacht?" „Neen, hij leek een leeuw." „Waarom leek hij een leeuw?" „Omdat de leeuw het moedigste dier is dat wij kennen." Na den dood van Prins Eugène berooven de Zoeloe's zijn Hjk dat zij eerst met hun werp spiesen zwaar verminkt hebben om er zeker van te wezen dat hun vijand dood is. Zij deelen onderling zijn kleeren en zijn wapenen. Doch zij laten hem het kruis en de heiligenmedailles die aan een gouden kettinkje ojj zijn bebloede borst liggen, behouden. Want een dappere moet im mers, om rust te kunnen vinden, met zijn „amu letten" voor zijn goden verschijnen! iiMiiimiiiiiiiMMiiinim iiimiiiiiiiiiiiiiiiimniu Dat het voorjaar is gekomen Voelt u niet slechts aan het weer, Want om u dit bij te brengen Spreekt er iets oneindig meer! Ook dat nu de zon bijvoorbeeld Heel wat warmte meer bevat, Zegt zeljs voor een nieuwe lente Inderdaad nog niet je dat! Ook niet dat de dagen lengen. Noch het groenen van de wei, Net zoo min dat groot mirakel Van het eerste kievitsei! Zeljs de lieve nouveautéetjes. Die de mode u weer biedt, Wijzen u zoel op het voorjaar, Maar zij zijn de lente niet! Doch het ééne, juiste, ware, 't Onmiskenbaar element, En waaraan u alle jaren Steeds het voorjaar t'rug herkent, Wat u méér zegt dan wat anders Door zijn uitgesproken rol, 't Is op straat de demonstratie Vande knikkers en de tol! MARTIN BERDEN Nadruk verboden) miiiiiiiiiiiiiiiMimiiiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir; De gezusters Elly en Emma Knowles, die eens in de „gay nineties" koninginnen waren van de society te Brooklyn en een prachtig huis in het toentertijd zoo deftige Vanderveer Park bewoonden, verkeeren, naar een dezer dagen gebleken is, in zeer behoeftige omstandigheden. Het huis is thans vervallen, de wijk is een achterbuurt geworden en de zusters waren res pectievelijk 77 en 79 jaar oud geworden. Een oude vriend, die den dames een dezer dagen een bezoek wilde brengen, ontving op zijn herhaald kloppen geen gehoor. Toen de hulp der politie was ingeroepen en de deur geforceerd, vond men de beide zusters in bewusteloozen toestand liggende op den keukenvloer, van honger meer dood dan levend. Het eenige voedsel, dat in huis bleek te zijn, bestond uit een paar verdroogde stukken sinaas appelschil, die op den grond lagen. De dames waren gekleed in de ouderwetsche zijden ja ponnen, die in de dagen toen zij op het hoogte punt van haar roem stonden, als het aller nieuwste op modegebied golden, en een van hen, Elly, leed aan verlamming. Hoewel het algemeen bekend was, dat de zusters in armelijke omstandigheden verkeer den, was elk aanbod van levensmiddelen of fi- nancieele hulp van de buren beleefd van de hand gewezen. De oude dames verklaarden met een zekere waardigheid, dat zij liever onafhan kelijk bleven. Zij hadden genoeg te eten. Thans wordt er echter behoorlijk voor de dames gezorgd. Aan een jongen Hongaarschen geleerde dr. Felix Pogranyi-Nagy is het gelukt de 150 jaar iang vergeefs gezochte oplossing van het pro bleem der Etruskische taal op te lossen. Het eens zoo machtige volk der Etrusken, dat voor en onder de Romeinen in Midden-Italië leef de, heeft talrijke taalfragmenten achtergela ten, doch deze kon men, ofschoon alle letters van het vrij eigenaardige schrift bekend wa ren, niet lezen, omdat men tot dusver de taal zelf, waarin zij waren geschreven, niet kende en in de andere talen geen aanknoopingspunt kon vinden, dat tot de oplossing van het probleem bon leiden. Pogranyi-Nagy stelde vast, dat het Etrus- kisch behoorde tot de zoogenaamde Asianische taalgroep waartoe ook de Oud-Sumerische taal behoort, die met haar naar verhouding in ruime mate voorhanden documenten voor een verge lijking met de Etruskische taal het geschiktst scheen. Ook heeft de geleerde gebruik gemaakt van een merkwaardige studie van een Hongaarschen Katholieken geestelijke, waarin de tekst van het Onze Vader in duizend verschillende talen is weergegeven o.a. in het Etruskisch en aan gezien de inhoud van het Onze Vader in iedere taal gelijk moet zijn, beschikte Pogranyi-Nagy zoodoende over het langgezochte bilinguistische taaldocument. Hij slaagde er daarop in den tekst te vertalen en de geheele structuur van ae Etruskische taal te reconstrueeren, waar mede een oud philologisch probleem zijn op lossing heeft gevonden. Drie jeugdige Bengaleezen, gewapend met re volvers en dolken, hebben een overval gepleegd op een trein tusschen Nawabganj en Amnoera van den Oost-Bengaalschen Spoorweg. Zij overmeesterden het treinpersoneel en maakten zich met de mail uit de voeten. Te Petrovgrad (vroeger Veliki Beohkerak) is een club gevormd, die zich ten doel stelt „alle slechte maatschappelijke gewoonten uit te roeien". De leden zweren, niet hun hoeden te zullen afnemen of hun handschoenen te zullen uit- tiekken, wanneer zij bekenden tegenkomen of ten buitenlandschen groet te gebruiken; voorts geen vrienden of vriendinnen vrij te houden of zich te laten vrijhouden, en alles zelf te be talen, kaartjes voor theater, bioscoop enz. Tenslotte hebben zij onder eede verklaard zich niet luxueus te zullen kleeden. Bij het dansen zullen de man en de vrouw griijk zijn. Zoowel man als vrouw vragen om een dans of weigeren zonder te beleedigen, in dien zij geen lust hebben om te dansen. De le- cjn van de club zullen zelf letten op de na leving der bepalingen door hun medeleden, die bij overtreding zullen worden beboet. De hoofdstedelijke autoriteiten van Sofia stre ven ernaar het stadsbeeld zooveel mogelijk te verfraaien en in verband hiermede is thans be sloten portretten van beroemde Bulgaarsche mannen op te hangen in de straten, die naar deze zijn genoemd. De voornaamste straten der stad zijn voor het grootste deel genoemd naar de Bulgaarsche Czaren, naar beroemde Bulgaarsche schrijvers of revolutionnairen, alsook naar Russische ge neraals, die een leidende rol gespeeld hebben in den oorlog, waarin Bulgarije zich losmaakte van de Turken. Het leek wel een afgesproken teeken. Vlak op 't schot van Mc Halli werden de halve deuren opengeduwd en er trad een vreem de in de kroeg der gouddelvers. Hij bleef voor de zwaaiende deuren staan en zag naar de roer- iooze gestalte op den vloer en naar het plasje bloed, dat zich al begon te vormen. Hij zag weer op en keek toen weer naar het lijk. Toen voel de hij de koude, donkere oogen van Mc Halli, half dichtgeknepen, naar hem loeren. Hij keek den moordenaar aan. „Dood hè?" zei hij, met een knik naar het lijk. „Wel neen," snauwde Mc Halli, spottend „Hij is niet dood. Hij is zoo moe van 't peuteren in een anders zaken, dat hij even moest uit rusten." De vreemde scheen hierover ernstig na te denken. „Ja, 't is vermoeiend werk, de zaken van een ander te willen regelen." Mc Halli stond nog naast het omgevallen ta feltje, waaroverheen hij een paar minuten te vo ren een man had neergeschoten. De toeschou wers: cowboys, gelukzoekers, leegloopers, keken toe met ingehouden adem. De vreemde liep naar 't buffet en wierp een dollar op de toonbank „Een flesch met drie glazen," beval hij. De moordenaar blies den rook van z'n revol ver, verving de leege patroon door een nieuwe en stak de revolver weer in den holster op z'n heup. Met loerende, beslultelooze oogen keek hij naar den vreemdeling. Déze droeg een oude, leeren broek, met versleten laarzen over de einden heen, een oud leeren vest over een ver schoten blauw flanellen hemd, en een grooten slappen hoed over dun grijzend haar. Mc Halli had het gevoel, dat hij dien man meer had ont moet, onder omstandigheden, die weinig goeds beloofden voor een volgende ontmoeting. Hij dacht na De vreemdeling bracht de flesch en de drie glazen naar een tafel. Aller oogen volgden z'n be weeringen. Toen de drie glazen op tafel stonden en de flesch in 't midden, keek de vreemdeling naar Mc Halli. „Kom een glaasje met me drinken," zei hij vriendschappelijk. Mc Halli kreeg een kleur van ergernis. Z'n hand ging naar z'n heup, maar kwam niet ver der. Wat hield hem tegen? Vrees? Bespottelijk. Hoe kon hij Gil Mc Halli bang zijn voor zoo'n ventje? De man was niet eens gewapend. Mc Halli was trouwens niet bang voor revolvers Hij haalde z'n schouders op en liep naar de tafel. ,Nou.... en?" Met koude oogen keek hij den vreemde aan. Het kleine mannetje ging zitten. „Ik wilde u een verhaaltje vertellen," zei hij langzaam. Hij haalde een klein fleschje uit z'n vestzak en stak het omhoog. Mc Halli en alle aanwezigen keken verbaasd naar het fleschje. In eerstgenoemde was een eigenaardig voorgevoel opgekomen. Dit was, dacht hij, nog maar een begin; het einde zou voor hem allergewichtigst zijn. „Dit fleschje," hernam de vreemde, „is ge vuld met nitro-glycerine. Als ik 't liet vallen, bleef er van dit heele huis en allen die er in zijn, niets over; ook als ik neergeschoten werd. Ik zeg 't maar vooruit;" dit zeggende, keek hij Mc Halli strak aan. Hij schonk de drie glazen vol. In het gele licht van de petroleumlampen zagen de man nen verbaasd, hoe zoo'n nietig, oud mannetje den woesteling Mc Halli in bedwang hield. „Zoo," zei de vreemde. Hij hief z'n glas op 3811 Ongelukkig voor de Spanjaarden was slechts een der schepen voldoende bemand om onmiddellijk een achtervolging te beginnen. Het was het vlaggeschip van den admiraal, dat zwaarder bewapend was dan de bodem, die door kapitein Gay veroverd was. Dit schip begon onmiddellijk de achtervolging. Een duel tusschen beide schepen was onvermijdelijk. Allen waren gereed. Reeds begon de Spanjaard langszzij te komen. Kapitein Gay wachtte met het afvuren van de kanonnen, tot de Spanjaard vlak bij was. Deze scheen het veroverde schip te willen sparen en draalde met schieten. Hij gaf alleen een salvo met zijn licht ge schut af, waarvan de kogels weinig kwaad deden. en bleef den ander aanzien. De hals van het tleschje stak boven z'n vestzak uit. „Nu zullen we drinken op 't succes van...." Hij voltooide den zin niet. De moordenaar was opgesprongen, met onverholen vrees in z'n oogen. Z'n handen grepen den tafelrand. „Loseley!" riep hij. „Loseley! Nu herken ik je." Z'n hand greep naar de revolver. De man dien hij herkend had maakte een bijna on merkbare beweging met z'n hand. „Je geheugen gaat er op vooruit,' zei hij kalm. „Denk er om, als ik val, valt de nitro mee. Dan blijft er hier niets over dan een gat in den grond. Mij kan 't niet schelen. Ze heb ben me een half jaar geleden uit de gevange nis ontslagen. Ik heb vijf maanden noodig ge had om je te vinden. En nu zal ik je een ver haaltje vertellen." Mc Halli was weer op z'n stoel neergevallen. Z'n gezicht was aschgrauw. Dezen toestand kwam hij met snel schieten niet j"""" ling was tè kalm, r tè zeker van z'n i van Loseley zaak. Het was of z'n revolver vast- gevroren zat in den holster. Loseley had z'n glas opgeheven. „We zullen drinken op 't succes van de goudmijn. Ken je den toast nog, dien we in een hutje op de Dui- velstafel gedronken hebben, Mc Halli? We zaten dien avond daar, wij tweeën en Rick Scharlau. Je weet, dat ik levenslang gekregen heb voor den moord op Rick; op Rick, die altijd m'n trouwe kameraad geweest was. We hadden ja ren en jaren honger geleden en samen tegen de wereld gevochten. Ziek of gezond, Rick en ik hielden ons aan elkaar. Er kwam een bijna onmerkbare trilling in z'n stem. „En toen, na jaren zoeken, vonden wij 't, het goud. We waren onderweg naar de oewoonde wereld, om ons eigendomsrecht te laten re- gistreeren. Ik was ziek van de koorts en Rick Scnarlau wilde me niet in den steek laten. Hij heeft me gedragen en gesleept. En toen kwam jij. Ik moet toen wel niet wijs geweest zijn, anders had ik je niets verteld van onze vondst. Je nam ons mee naar je hut op de Duivels- tafel, en je verpleegde me tot ik opknapte. Daar waren we je zóó dankbaar voor. dat we je gelijk aandeel gaven in onze vondst. Maar dat was je niet genoeg; je wou alles hebben." Loseley zweeg. De vingers van Mc Ha'li om klemden den tafelrand. Z'n donkere oogen ke ken met schrik naar het fleschje, dst de an dere man weer in de hand had genomen. „Je wou alles hebben," ging Loseley voort, „en je dacht er over Rick en mij te vermoorden. Maar je wilde geen last hebben met het ge recht. Je wilde vrij zijn, om de goudmijn leeg te kunnen halen. Dus je liet ons dien avond, toen we bij elkaar zaten, een toast op onze vondst drinken. Je ging glazen halen. In t kastje had je ook een fleschje strychnine, dat je gebjuikte om de wolven te vergiftigen. Je deed een beetje er van in t glas van Rick. Toen kwam je weer naar de tafel en je schonk drie glazsn in, net als ik nu gedaan heb." Hij keek en allen keken naar de drie gevulde glazen op de tafel. „Toen dronken we en toen kreeg Rick kramp; hij begon te kreunen van de pijn. Mü gaf je toen een slag op m'n hoofd en ik wist niets meer. 't Heeft lang geduurd, vóór ik alles zoo netjes had uitgezocht, maar ik had in de ge vangenis jaren den tijd. Toen ik weer bij kwam, had ik een revolver in de hand en Rick lag op den vloer, net als die man daar De hand met het fleschje wees naar de roey- looze gedaante op den grond. „Je zei. dat ik in een aanval van waanzin m'n kameraad had doodgeschoten. En ik geloofde je, Mc Halli. Ik was zwak en nog niet hersteld. Ik bekende en ging de gevangenis in. Daar ben ik gaan den ken. M'n hoofd kwam weer bij. Ik wist, dat ik Rick niet vermoord kon hebben en begreep alles. Jij had hem vergiftigd en toen op hem geschoten en de revolver in mijn hand gestopt en me wijs gemaakt, dat ik 't gedaan had." Op 't voorheofd van den moordenaar ston den dikke zweetdroppels. Nu Loseley zweeg, probeerde hij iets te zeggen, maar er kwam slechts een onverstaanbaar geluid over z'n lip pen. Met bevende hand greep hij het glas. dat voor hem stond en dronk het leeg. Toen kwam er een wilde schrik in z'n oogen. „Dat.... Er was iets.... in dat glas! Iets bitters." „Strychnine is bitter, Mc Halli," zei de kleine man kalm. „Jaren lang heb ik in de meening verkeerd, dat ik m'n kameraad vermoord had. Ja, strychnine is bitter. En na een poosje krijg je er kramp van. Voel je 't nog niet? Dan zal 't nog wel komen. Je maag wordt er neelemaai heet en stram van. En die bittere smaak in Je mond wordt hoe langer hoe erger." „VervlDe hand van Mc Halli greep naar z'n holster, maar hij waagde het niet naar de revolver te grijpen, want hij zag, dat het flesch je wat hooger gehouden werd, alsof 't zóó met één slag op den grond neer zou komen. Opeens gaf de moordenaar een gil. Hij greep naar de plaats, waar z'n maag zat. Alle kleur was uit z'n gezicht geweken. In het gele licht der lampen zag het er uit als 'n wassen doods hoofd met glinsterende zweetdroppels. Hij kwam half overeind van z'n stoel en viel toen over de tafel. Een paar krampachtige ruk ken gingen door z'n lichaam. Toen gleed hij op den vloer neer als een zak en bleef dood lig gen met het gezicht naar beneden. Een paar meter verder lag een andere roerlooze ge daante. Vóór nog iemand een hand naar hem uit had kunnen steken, was Loseley verdwenen. b« een ongeval met AI c A RAMNI Ï-T op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U 'TÜrt 1 nDl/ll il Li KJ ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 f «JU»" verlies van beide armen, beide beenen ol beide oogen A Owe" doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FOCA bij verlies van een hant» faiJUi' een voet of een oog 26. Jimmie gaf nog niet toe. Tweede vraag: Waarom nam de man dan later het tweede pak weg? Hy was er niet volkomen zeker van, wat het kleine pakket inhield. Hij sloeg u wel gade, doch kon natuurlijk niet weten wat u gedaan had, terwijl u op uw kamer was. Hij onderzocht later den koffer en nadat hij gezien had, dat het verlangde er niet in was, besloot hij het kleine pakket na te maken. Hij had nog tijd, om dit te doen, voor de mail naar Londen vertrok. Oh zeer goed! Maar nu waar ver wisselden zij het echte voor het nagemaakte pakket? Antwoord daar nu eens op! Voor ik dat doe, zou ik u willen verzoe ken, uw bediende binnen te laten roepen. Ik zou hem dan eenige vragen willen stellen, bijvoorbeeld hoe uw brieven op uw kamers worden bezorgd. Zijn antwoorden zullen ae zaak misschien vereenvoudigen. Jimmie stond op en liep naar de deur. Dat is makkelijk te doen. zei hij. terwijl hij de deur opende en in de gang keek. Kentover! De bediende kwam binnen, rustig en met een zekere waardigheid., Kentover, zei Jimmie, weer aan tafel zitten gaand, hoe krijgen wij onze brieven in het hotel? Ik bedoel, hoe worden zij op onze kamers gebracht? De morgenpost, mijnheer, haal ik zelf van beneden, antwoordde Kentover. Brieven, die overdag komen, worden gebracht door iemand van het personeel. Of als ik eens beneden moet zijn en ik zie er in uw box, dan breng ik ze mee. Dit pakket, vervolgde Jimmie, op het papier wijzend, bracht je dit zelf naar boven? Gisterenmorgen, mijnheer? Zeker, mijn heer, zooals gewoonlijk. Hoe laat was dat? Gisterenmorgen was ik wat laat, toen ik naar beneden ging, om de brieven te halen. Ik was niet heelemaal in orde, mijnheer, en omdat u toch niet thuis was, bleef ik wat langer op bed dan anders. Het zal ongeveer tien uur geweest zijn, mijnheer. Je vond dus dit pakje op de gewone plaats? vroeg Jimmie. Zeker, mijnheer op de gewone plaats. Jimmie wendde zich tot Schmidt. Bent u verder gekomen? Vroeg hij. Ik zou graag willen weten, waardie ge wone plaats is, zei Schmidt. Waar is die, Kentover? Er is een kamer, mijnheer, vlak naast het kantoor. Daar zijn boxes voor de menschen, die regelmatig het hotel bewonen. De kantoorbe dienden sorteeren de post in die boxes. Uw naam staat er op! Schmidt knikte tegen Jimmie en deze deed hetzelfde tegen zijn bediende. Dank je, Kentover. Je kunt gaan, zei hij. Ik denk je dadelijk nog noodig te hebben. Wel, vervolgde hi), toen de bediende de kamer ver laten had, wat maakte u er uit op. Schmidt? Ik ben er niet wijzer door geworden. Ilc maak er uit op, mijnheer, dat mijn theorie volkomen klopt, antwoordde de detec tive. Ik ben er nu zeker van, dat het zoo ge gaan is: de man uit Parijs, die uw pakket zoo keurig namaakte, verzond het duplicaat ook, juist als het uwe werd het naar Londen ge stuurd. Alleen had hij tevoren zijn pakket een geheim teeken gegeven om het te kunnen onderscheiden. Per telefoon vertelde ny toen aan een medelid in Londen, wat hij gedaan had en gaf hem verder eenige instructies. Dit mede lid ging direct naar uw hotel, betrok 'n kamer, stelde zich op de hoogte en trachtte te weten te komen, hoe het met de poststukken ging, als zij aan het hotel waren bezorgd. Den vol genden morgen nam hij uw pakket weg en liet het nagemaakte liggen Dit, mijnheer Trickett ik ben er volkomen zeker van dit is de oplossing. Packe knikte. Ingenieus! mompelde hij. Inderdaad inge nieus! Jimmie echter toonde zich nog lang niet vol daan. Vertel me dan eens, zei hij, zich tot Schmidt wendend, waarom was het dan noodig, dat die man een duplicaat verzond? Waarom werd dit verzonden? Schmidt deed een stap vooruit en onder streepte elk woord met een tik op de tafel. Het werd gezonden, mijnheer om u te waarschuwen! Om u te waarschuwen, dat 't was ontdekt om u te waarschuwen dat u in gevaar verkeert. HOOFDSTUK XVIII HET POSTREGISTER De verklaring van den detective werd ge volgd door een stilte, die ten slotte werd ver broken door Packe, die met een blik zyn ge zelschap om gehoor vroeg. Ik geloof, zei hij, dat dit ons terug voert naar de eigenlijke kwestie, waarover we zoo juist praatten. Het vraagstuk: Wat moet er gedaan worden? Scraye keek naar Schmidt. U bent er dus werkelijk van overtuigd, dat het gevaarlijk voor mijnheer Trickett's veilig heid of eh zijn leven zal zijn, als hij op deze zaak doorgaat? vroeg hij. Juist, mijnheer, antwoordde Schmidt. Ik geloof dat beslist. Ik zal het u nader verklaren. Deze buitengewone dieven zijn ongetwijfeld verbonden in een vereeniging. Bij toeval stootte mijnheer Trickett op we kunnen niet zeg gen hun geheim, want wij kennen dit geheim niet op, laten we zeggen, een van hun werkmethoden. En zij begrepen, dat hij het ver dacht zou vinden, die kostbare voorwerpen bij de kaas en zij begrepen ook, dat hij er werk van zou maken. Nu waarschuwden zij hem, hen niet te vervolgen. Die waarschuwing kwam in den vorm van een „Times"-adver- tentie en het duplicaat-pakket. Enfin, zij zeg gen, bemoeit u zich niet met onze zaken, of het zal erger, veel erger worden voor u We moeten er ook aan denken, heeren, dat zij niet terugdeinzen voor een moord. Scraye keek Jimmie aan. Jimmie's- blik was gevestigd op het ornament in het plafond; hij floot zachtjes. Scraye wendde zich weer tot den detective. Wat zou u willen adviseeren? De ernstige uitdrukking op Schmidt's gelaat werd ernstiger dan ooit. Het was duidelijk, dat het ook voor hem een zaak van groote be- teekenis was. Ik zou willen adviseeren, zei hij lang zaam en doordacht, dat de heer Trickett zijn gewone leven blijft leiden en deze zaak ver van zich af laat. Op het oogenblik lijkt net mij beter, dat wij de Londensche politie bet ge heim van den brand in de South Molton Street laten uitzoeken en dat wij, in Parijs, volgens onze eigen methode een onderzoek instellen naar het geheim, waarin wi) zoo merkwaardig betrokken zijn geworden. Ik ge loof, dat wij naderhand zullen samenwerken, om de oplossing volkomen te maken. U vindt dat het beste? vroeg Packe. Ik geloof althans, dat het beter is, dan dat de heer Trickett op zijn eigen manier verder gaat en dan den een of anderen dag kennis maakt met een revolver of mes. ant woordde de detective. Ik ben er absoluut zeker van, dat deze menschen niets zullen nalaten, ojn het onderzoek te verhinderen. U gelooft dus ook, dat deze bende voort zal gaan met haar diverse operaties? vroeg Scraye. Ja hun spel brengt te veel voordeelen. Er zal misschien op deze reeks diefstallen eer, periode van rust volgen, doch later herhaalt zich het spel. En wat nü zeker ongewenscht is is publiciteit. Het is beangstigend als mijn heer Trickett niet van plan is, zijn onderzoe kingen te laten rusten. Scraye stond van tafel op. Ik geloof, dat mijnheer Schmidt gelijk heeft. Mfj dunkt ook, dat we de zaken beter eenigen tijd kunnen laten rusten. Wij kunnen altijd nog zien, hoe zij zich ontwikkeien. Er moet iets gevonden worden over den moord op die vrouw, gaf Packe toe. Iets moet er van uitlekken. Men kan iemand niet in koele bloede vermoorden zonder dat Plotseling hield Jimmie op met fluiten en stond bruusk van zijn stoel op. Zoo? zei hij. Zoo, dat is dus alles!? Dat is dus, wat jullie het bestg vinden? We laten de zaken dus rollen, eh? U zult dus naar Parijs teruggaan, mijnheer Scbmidt. en daar uw eigen werk doen, en de Londensche politie zal in haar eigen stad het bare doen? Ik geloof, dat ik jullie goed begrepen heb, hé? Ik wensch alleen klaarheid (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 13