Het einde van Prins Eugène
Md modaal mn dm dag
DE ENGELSCHE
DIEFSTAL?!
IN DEN STRIJD TEGEN
DE ZOELOE'S
JEUGD!
o
VRIJDAG 29 MAART 1935
Als een leeuw heeft hij
zich geweerd
Sic transit....
Etruskische taal
Uitroeiing van „slechte"
gewoonten
Treinoverval
Portretten in straten
Meineb°VvreemdIï j Het Verhaal
DOOR J. S. FLETCHER
Waar men degenen moet zoeken,
die verantwoordelijk zijn voor
den dood van den
23-jarige
Gabriel Hanotaux leidt in de „Revue de
Paris" een uitgave in welke door den
Hertog d'Albe verzorgd zal worden, van de
correspondentie die Keizerin Eugénie onderhield
met haar moeder en haar andere familie in
Spanje. De heer Hanotaux meent dat deze brie
ven er veel toe zullen bijdragen om haar, die de
Keizerin der Franschen was, beter te leeren
kennen als een sterk karakter, geboren om te
bevelen. „Een mooie, dappere vrouw; een edel,
rein leven; een doorluchtige souvereine; een
wanhopige moeder." Zoo schildert Gabriel
Hanotaux Keizerin Eugénie, de gemalin van
Napoleon III.
Het groote leed van haar leven was de dood
van haar zoon. Men heeft haar verweten dat zij
den Prins naar Afrika liet gaan, doch zij wist
daar niets van tot vier dagen voor zijn vertrek
toen alles reeds geregeld was, haar zoon haar in
kennis stelde van zijn besluit. Aan den heer
Hanotaux vertrouwde zij eens toe: „Hoe zou men
dezen jongen soldaat die van vaders zijde het
bloed van Napoleon, van moeders zijde het
bloed vandon Quichotte in zijn aderen had
kunnen beletten ten strijde te trekken?" Nadat
zij de tijding van den dood van haar zoon ont
vangen had schreef zij aan haar moeder: „Kom
niet over. Ik ben wild van smart." En 8 Sep
tember 1879 schreef zij, weer aan haar moeder:
„Vroeg of laat slaat voor een ieder het uur van
scheiden. Voor degenen die meer dierbaren
hebben aan gene zijde van het graf, dan in dit
leven, is het 't beste om maar zoo spoedig mo
gelijk heen te gaan. Hier op aarde heb ik al
leen u nog maar; daar boven zijn zij talrijk
Zonder u te kwetsen mag ik dus er naar ver
langen dat ik met hen hereenigd word. Ook u
zult ten slotte bij ons komen. Niets kan het
kind vervangen dat sinds 1870 heel mijn leven
was. Elk mijner gedachten was aan hem ge
wijd; wij leefden in onze eenzaamheid met die
gedachte. Ik had geen afleiding, geen vrienden
alles was voor hem en hij was alles voor mij.
De smart heeft mij niet waanzinnig gemaakt,
maar wel is alles gebroken en vernietigd."
Toevallig beëindigt te gelijker tijd in de „Re
vue des Deux Mondes" de heer Augustin Thier
ry een uitvoerige, goed gedocumenteerde studie
over den eenigen zoon van Napoleon III en Kei
zerin Eugénie, Prins Eugène. Uitvoerig vertelt
hij diens dood in de campagne tegen de Zoeloe's.
Nieuwe feiten heeft de heer Augustin Thierry
niet ontdekt, doch hij geeft een verhaal dat
ontroerend is in zijn eenvoud, terwijl hij tevens
klaar en duidelijk aantoont waar men degenen
zoeken moet die voor den dood van den drie-en-
twintigjarigen Prins Eugène verantwoordelijk
waren.
Het ongeluk wilde dat kolonel Harrison bij
wiens colonne de Prins als luitenant was inge
deeld, kapitein Carey die pas zeer kort bij het
korps was, belastte met het commando over een
escort dat op den linker oever van de Bloed
rivier een geschikte kampeerplaats moest op
zoeken voor de tweede Britsche divisie. Later
heeft kapitein Carey zich verdedigd met de be
wering dat niet hij over het escort het bevel
voerde, doch de Prins naar wien hij zich moest
schikken. Het lijkt echter al heel weinig waar
schijnlijk dat een kapitein van het koninklijk
North Stafiordshire-regiment onder de bevelen
van een eenvoudigen luitenant werd geplaatst.
Bovendien had kolonel Harrison, voor het ver
trek van 't escort, er bij kapitein Carey op aan
gedrongen dat hij den Prins niet uit het oog
zou verliezen. Ten slotte schreef Prins Eugène
eigenhandig in zijn zakboekje: „Escort under
captain Carey."
Maar hoe dan ook, het was vroeg in den
middag van 23 Juni 1879 dat de kleine troep
door een ravijn trok en halt maakte in een kraal
welke verlaten leek te zijn. Als legerplaats was
deze plek uiterst slecht gekozen, daar het dichte
kreupelgewas alle uitzicht benam. Niettemin
sloeg men er zijn bivak op. De paarden werden
ontzadeld. Men zette geen schildwachten uit.
De Martini-karabijnen waren niet geladen. En
zelfs van het feit dat er overal kafferhonden
rondzwierven, trok men zich niets aan.
En het drama was onvermijdelijk.
Juni, vertelt de heer Augustin Thierry, is op
het zuidelijk halfrond een maand welke doet
denken aan onze maand December. Reeds om
vier uur 's middags begint de schemering te
vallen en wordt de lucht geleidelijk koperkleu
rig Het wordt tijd om op te breken.
De Prins krabbelt nog een laatste schetsje.
Nog nooit was hij zoo opgewekt, zoo tevreden
met zijn lot! Doch dan klinkt het geluid van
iemand die als een razende komt aanloopen: de
Basoeto die sinds eenigen tijd rondsloop in het
kreupelhout, komt buiten adem aanrennen.
„Alarm! De Zoeloe's! De Zoeloe's!"
Op het zelfde oogenblik' knallen er enkele ge
weerschoten. De cavalerist Rogers zakt dood in
een. 'n Vijftigtal krijgers met kroeshaar en olie-
vette huid duiken op, schreeuwen en zwaaien
hun sagaajen. De blanken snellen naar hun
steigerende paarden.
„Vluchten!" beveelt kapitein Carey. Want in
Jiet Engelsche leger strijdt het blijkbaar noch
legen het gebruik, noch tegen de eer om in
wanhopige gevallen een dergelijke order te ge
ven.
Carey zelf is reeds ver weg. Hij spoort zijn
paard aan tot een wilden galop. Hij vlucht met
lossen teugel, zonder cm te kijken, zonder zich
te bekommeren om wat er achter hem gebeurt.
„You will look after the Prince," heeft kolonel
Harrison tegen hem gezegd! Zijn mannen vol
gen het voorbeeld van hun aanvoerder. Ook
Prins Eugène probeert' in den zadel te springen
Hij grijpt den stijgbeugel, wil zich omhoog hij-
schen, doch zijn paard dat anders altijd even
rustig is, wordt schichtig van het schieten,
steigert en werpt hem af.
„Haast u, haast u," roept Letocq, een vroegere
matroos uit Guernesey die even afgestegen is
om zijn karabijn op te rapen, en hem nu voor
bij stuift.
Zich vastklampend aan den riem van den stijg"
beugel loopt de Prins naast „Fate" die in een
blinden galop achter de andere paarden aan
vlucht. De Zoeloe's zijn nu zeer dicht bij. Prins
Eugène verdubbelt zijn wanhopige pogingen om
in den zadel te komen. Een oogenblik lijkt het
dat hij slagen zal, tot plots de stijgbeugel
breekt.
En dan is het afgeloopen. Hij struikelt, zijn
sabel, de mooie sabel, welke hij van den Hertog
van Elchingen ten geschenke kreeg en waarop
hij zoo trotsch is, vliegt uit de scheede. „Fate" 's
hoeven beuken zijn schouder. En aan gene zijde
van het ravijn hebben Carey, Willis en al de
anderen zijn val gezien. Zullen zij terugkeeren
om dengene voor wien zij verantwoordelijk zijn.
te redden?
„In Zoeloeland is een man zonder paard een
lijk," zal kapitein Carey bij het onderzoek zeg
gen: „Ik had mijn mannen nutteloos laten af
slachten."
Zij vluchten, sneller en sneller. Voor hij
sterft kan de verlatene hen zien verdwijnen.
Prins Eugène weet dat hij verloren is. De
grijnzende wilden stormen op hem aan. En in
zijn laatste gevecht wil hij ten minste sterven
als een soldaat. Een sagaai bliksemt in zijn
richting, doch hij slaat het wapen weg, zooals
hij eerder deed in Dundee. Twee, drie malen
schiet hij zijn revolver leeg en twee Zoeloe's
vallen. Doch dan glijdt hij uit en kan niet
gauw genoeg overeind komen. Een gekartelde
werpspies treft hem in de linker zijde. Een
tweede doorboort hem het rechteroog en dringt
door tot in de hersenen. Hij zinkt ineen. Heel
de strijd heeft nauwelijks een minuut geduurd
Later, na de campagne, zullen de zeven Zete-
wayo's die aan dezen ongelijken strijd deelna
men en aan wie men deze bijzonderheden
dankt, gevangen genomen en verhoord worden.
Eén ontbreekt er, namelijk Zabanga die in
Oeloendi gesneuveld is. Zabanga heeft Prins
Eugène den doodelijken stoot toegebracht.
„Wat voor een indruk maakte die jonge man
toen hij viel? Leek hij een rund dat wordt ge
slacht?"
„Neen, hij leek een leeuw."
„Waarom leek hij een leeuw?"
„Omdat de leeuw het moedigste dier is dat
wij kennen."
Na den dood van Prins Eugène berooven de
Zoeloe's zijn Hjk dat zij eerst met hun werp
spiesen zwaar verminkt hebben om er zeker
van te wezen dat hun vijand dood is. Zij deelen
onderling zijn kleeren en zijn wapenen. Doch zij
laten hem het kruis en de heiligenmedailles die
aan een gouden kettinkje ojj zijn bebloede borst
liggen, behouden. Want een dappere moet im
mers, om rust te kunnen vinden, met zijn „amu
letten" voor zijn goden verschijnen!
iiMiiimiiiiiiiMMiiinim
iiimiiiiiiiiiiiiiiiimniu
Dat het voorjaar is gekomen
Voelt u niet slechts aan het weer,
Want om u dit bij te brengen
Spreekt er iets oneindig meer!
Ook dat nu de zon bijvoorbeeld
Heel wat warmte meer bevat,
Zegt zeljs voor een nieuwe lente
Inderdaad nog niet je dat!
Ook niet dat de dagen lengen.
Noch het groenen van de wei,
Net zoo min dat groot mirakel
Van het eerste kievitsei!
Zeljs de lieve nouveautéetjes.
Die de mode u weer biedt,
Wijzen u zoel op het voorjaar,
Maar zij zijn de lente niet!
Doch het ééne, juiste, ware,
't Onmiskenbaar element,
En waaraan u alle jaren
Steeds het voorjaar t'rug herkent,
Wat u méér zegt dan wat anders
Door zijn uitgesproken rol,
't Is op straat de demonstratie
Vande knikkers en de tol!
MARTIN BERDEN
Nadruk verboden)
miiiiiiiiiiiiiiiMimiiiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir;
De gezusters Elly en Emma Knowles, die eens
in de „gay nineties" koninginnen waren van de
society te Brooklyn en een prachtig huis in
het toentertijd zoo deftige Vanderveer Park
bewoonden, verkeeren, naar een dezer dagen
gebleken is, in zeer behoeftige omstandigheden.
Het huis is thans vervallen, de wijk is een
achterbuurt geworden en de zusters waren res
pectievelijk 77 en 79 jaar oud geworden. Een
oude vriend, die den dames een dezer dagen een
bezoek wilde brengen, ontving op zijn herhaald
kloppen geen gehoor. Toen de hulp der politie
was ingeroepen en de deur geforceerd, vond
men de beide zusters in bewusteloozen toestand
liggende op den keukenvloer, van honger meer
dood dan levend.
Het eenige voedsel, dat in huis bleek te zijn,
bestond uit een paar verdroogde stukken sinaas
appelschil, die op den grond lagen. De dames
waren gekleed in de ouderwetsche zijden ja
ponnen, die in de dagen toen zij op het hoogte
punt van haar roem stonden, als het aller
nieuwste op modegebied golden, en een van
hen, Elly, leed aan verlamming.
Hoewel het algemeen bekend was, dat de
zusters in armelijke omstandigheden verkeer
den, was elk aanbod van levensmiddelen of fi-
nancieele hulp van de buren beleefd van de
hand gewezen. De oude dames verklaarden met
een zekere waardigheid, dat zij liever onafhan
kelijk bleven. Zij hadden genoeg te eten.
Thans wordt er echter behoorlijk voor de
dames gezorgd.
Aan een jongen Hongaarschen geleerde dr.
Felix Pogranyi-Nagy is het gelukt de 150 jaar
iang vergeefs gezochte oplossing van het pro
bleem der Etruskische taal op te lossen. Het
eens zoo machtige volk der Etrusken, dat voor
en onder de Romeinen in Midden-Italië leef
de, heeft talrijke taalfragmenten achtergela
ten, doch deze kon men, ofschoon alle letters
van het vrij eigenaardige schrift bekend wa
ren, niet lezen, omdat men tot dusver de taal
zelf, waarin zij waren geschreven, niet kende en
in de andere talen geen aanknoopingspunt kon
vinden, dat tot de oplossing van het probleem
bon leiden.
Pogranyi-Nagy stelde vast, dat het Etrus-
kisch behoorde tot de zoogenaamde Asianische
taalgroep waartoe ook de Oud-Sumerische taal
behoort, die met haar naar verhouding in ruime
mate voorhanden documenten voor een verge
lijking met de Etruskische taal het geschiktst
scheen.
Ook heeft de geleerde gebruik gemaakt van
een merkwaardige studie van een Hongaarschen
Katholieken geestelijke, waarin de tekst van
het Onze Vader in duizend verschillende talen
is weergegeven o.a. in het Etruskisch en aan
gezien de inhoud van het Onze Vader in iedere
taal gelijk moet zijn, beschikte Pogranyi-Nagy
zoodoende over het langgezochte bilinguistische
taaldocument. Hij slaagde er daarop in den
tekst te vertalen en de geheele structuur van
ae Etruskische taal te reconstrueeren, waar
mede een oud philologisch probleem zijn op
lossing heeft gevonden.
Drie jeugdige Bengaleezen, gewapend met re
volvers en dolken, hebben een overval gepleegd
op een trein tusschen Nawabganj en Amnoera
van den Oost-Bengaalschen Spoorweg.
Zij overmeesterden het treinpersoneel en
maakten zich met de mail uit de voeten.
Te Petrovgrad (vroeger Veliki Beohkerak)
is een club gevormd, die zich ten doel stelt
„alle slechte maatschappelijke gewoonten uit
te roeien".
De leden zweren, niet hun hoeden te zullen
afnemen of hun handschoenen te zullen uit-
tiekken, wanneer zij bekenden tegenkomen of
ten buitenlandschen groet te gebruiken; voorts
geen vrienden of vriendinnen vrij te houden of
zich te laten vrijhouden, en alles zelf te be
talen, kaartjes voor theater, bioscoop enz.
Tenslotte hebben zij onder eede verklaard
zich niet luxueus te zullen kleeden.
Bij het dansen zullen de man en de vrouw
griijk zijn. Zoowel man als vrouw vragen om
een dans of weigeren zonder te beleedigen, in
dien zij geen lust hebben om te dansen. De le-
cjn van de club zullen zelf letten op de na
leving der bepalingen door hun medeleden,
die bij overtreding zullen worden beboet.
De hoofdstedelijke autoriteiten van Sofia stre
ven ernaar het stadsbeeld zooveel mogelijk te
verfraaien en in verband hiermede is thans be
sloten portretten van beroemde Bulgaarsche
mannen op te hangen in de straten, die naar
deze zijn genoemd.
De voornaamste straten der stad zijn voor
het grootste deel genoemd naar de Bulgaarsche
Czaren, naar beroemde Bulgaarsche schrijvers
of revolutionnairen, alsook naar Russische ge
neraals, die een leidende rol gespeeld hebben
in den oorlog, waarin Bulgarije zich losmaakte
van de Turken.
Het leek wel een afgesproken teeken. Vlak
op 't schot van Mc Halli werden de halve
deuren opengeduwd en er trad een vreem
de in de kroeg der gouddelvers. Hij bleef voor
de zwaaiende deuren staan en zag naar de roer-
iooze gestalte op den vloer en naar het plasje
bloed, dat zich al begon te vormen. Hij zag weer
op en keek toen weer naar het lijk. Toen voel
de hij de koude, donkere oogen van Mc Halli,
half dichtgeknepen, naar hem loeren. Hij keek
den moordenaar aan. „Dood hè?" zei hij, met
een knik naar het lijk.
„Wel neen," snauwde Mc Halli, spottend
„Hij is niet dood. Hij is zoo moe van 't peuteren
in een anders zaken, dat hij even moest uit
rusten."
De vreemde scheen hierover ernstig na te
denken.
„Ja, 't is vermoeiend werk, de zaken van een
ander te willen regelen."
Mc Halli stond nog naast het omgevallen ta
feltje, waaroverheen hij een paar minuten te vo
ren een man had neergeschoten. De toeschou
wers: cowboys, gelukzoekers, leegloopers, keken
toe met ingehouden adem. De vreemde liep naar
't buffet en wierp een dollar op de toonbank
„Een flesch met drie glazen," beval hij.
De moordenaar blies den rook van z'n revol
ver, verving de leege patroon door een nieuwe
en stak de revolver weer in den holster op z'n
heup. Met loerende, beslultelooze oogen keek hij
naar den vreemdeling. Déze droeg een oude,
leeren broek, met versleten laarzen over de
einden heen, een oud leeren vest over een ver
schoten blauw flanellen hemd, en een grooten
slappen hoed over dun grijzend haar. Mc Halli
had het gevoel, dat hij dien man meer had ont
moet, onder omstandigheden, die weinig goeds
beloofden voor een volgende ontmoeting. Hij
dacht na
De vreemdeling bracht de flesch en de drie
glazen naar een tafel. Aller oogen volgden z'n
be weeringen.
Toen de drie glazen op tafel stonden en de
flesch in 't midden, keek de vreemdeling naar
Mc Halli.
„Kom een glaasje met me drinken," zei hij
vriendschappelijk.
Mc Halli kreeg een kleur van ergernis. Z'n
hand ging naar z'n heup, maar kwam niet ver
der. Wat hield hem tegen? Vrees? Bespottelijk.
Hoe kon hij Gil Mc Halli bang zijn voor zoo'n
ventje? De man was niet eens gewapend. Mc
Halli was trouwens niet bang voor revolvers
Hij haalde z'n schouders op en liep naar de
tafel.
,Nou.... en?" Met koude oogen keek hij den
vreemde aan.
Het kleine mannetje ging zitten.
„Ik wilde u een verhaaltje vertellen," zei hij
langzaam. Hij haalde een klein fleschje uit z'n
vestzak en stak het omhoog.
Mc Halli en alle aanwezigen keken verbaasd
naar het fleschje. In eerstgenoemde was een
eigenaardig voorgevoel opgekomen. Dit was,
dacht hij, nog maar een begin; het einde zou
voor hem allergewichtigst zijn.
„Dit fleschje," hernam de vreemde, „is ge
vuld met nitro-glycerine. Als ik 't liet vallen,
bleef er van dit heele huis en allen die er in
zijn, niets over; ook als ik neergeschoten werd.
Ik zeg 't maar vooruit;" dit zeggende, keek hij
Mc Halli strak aan.
Hij schonk de drie glazen vol. In het gele
licht van de petroleumlampen zagen de man
nen verbaasd, hoe zoo'n nietig, oud mannetje
den woesteling Mc Halli in bedwang hield.
„Zoo," zei de vreemde. Hij hief z'n glas op
3811
Ongelukkig voor de Spanjaarden was slechts een
der schepen voldoende bemand om onmiddellijk een
achtervolging te beginnen. Het was het vlaggeschip
van den admiraal, dat zwaarder bewapend was dan
de bodem, die door kapitein Gay veroverd was.
Dit schip begon onmiddellijk de achtervolging. Een
duel tusschen beide schepen was onvermijdelijk. Allen
waren gereed. Reeds begon de Spanjaard langszzij
te komen.
Kapitein Gay wachtte met het afvuren van de
kanonnen, tot de Spanjaard vlak bij was. Deze scheen
het veroverde schip te willen sparen en draalde met
schieten. Hij gaf alleen een salvo met zijn licht ge
schut af, waarvan de kogels weinig kwaad deden.
en bleef den ander aanzien. De hals van het
tleschje stak boven z'n vestzak uit. „Nu zullen
we drinken op 't succes van...."
Hij voltooide den zin niet. De moordenaar was
opgesprongen, met onverholen vrees in z'n
oogen. Z'n handen grepen den tafelrand.
„Loseley!" riep hij. „Loseley! Nu herken ik
je." Z'n hand greep naar de revolver. De man
dien hij herkend had maakte een bijna on
merkbare beweging met z'n hand.
„Je geheugen gaat er op vooruit,' zei hij
kalm. „Denk er om, als ik val, valt de nitro
mee. Dan blijft er hier niets over dan een gat
in den grond. Mij kan 't niet schelen. Ze heb
ben me een half jaar geleden uit de gevange
nis ontslagen. Ik heb vijf maanden noodig ge
had om je te vinden. En nu zal ik je een ver
haaltje vertellen."
Mc Halli was weer op z'n stoel neergevallen.
Z'n gezicht was aschgrauw. Dezen toestand
kwam hij met
snel schieten niet j""""
ling was tè kalm, r
tè zeker van z'n i van Loseley
zaak. Het was of
z'n revolver vast-
gevroren zat in den holster.
Loseley had z'n glas opgeheven. „We zullen
drinken op 't succes van de goudmijn. Ken je
den toast nog, dien we in een hutje op de Dui-
velstafel gedronken hebben, Mc Halli? We zaten
dien avond daar, wij tweeën en Rick Scharlau.
Je weet, dat ik levenslang gekregen heb voor
den moord op Rick; op Rick, die altijd m'n
trouwe kameraad geweest was. We hadden ja
ren en jaren honger geleden en samen tegen de
wereld gevochten. Ziek of gezond, Rick en ik
hielden ons aan elkaar.
Er kwam een bijna onmerkbare trilling in z'n
stem.
„En toen, na jaren zoeken, vonden wij 't, het
goud. We waren onderweg naar de oewoonde
wereld, om ons eigendomsrecht te laten re-
gistreeren. Ik was ziek van de koorts en Rick
Scnarlau wilde me niet in den steek laten. Hij
heeft me gedragen en gesleept. En toen kwam
jij. Ik moet toen wel niet wijs geweest zijn,
anders had ik je niets verteld van onze vondst.
Je nam ons mee naar je hut op de Duivels-
tafel, en je verpleegde me tot ik opknapte.
Daar waren we je zóó dankbaar voor. dat we
je gelijk aandeel gaven in onze vondst. Maar
dat was je niet genoeg; je wou alles hebben."
Loseley zweeg. De vingers van Mc Ha'li om
klemden den tafelrand. Z'n donkere oogen ke
ken met schrik naar het fleschje, dst de an
dere man weer in de hand had genomen.
„Je wou alles hebben," ging Loseley voort, „en
je dacht er over Rick en mij te vermoorden.
Maar je wilde geen last hebben met het ge
recht. Je wilde vrij zijn, om de goudmijn leeg
te kunnen halen. Dus je liet ons dien avond,
toen we bij elkaar zaten, een toast op onze
vondst drinken. Je ging glazen halen. In t
kastje had je ook een fleschje strychnine, dat
je gebjuikte om de wolven te vergiftigen. Je
deed een beetje er van in t glas van Rick. Toen
kwam je weer naar de tafel en je schonk drie
glazsn in, net als ik nu gedaan heb."
Hij keek en allen keken naar de drie gevulde
glazen op de tafel.
„Toen dronken we en toen kreeg Rick kramp;
hij begon te kreunen van de pijn. Mü gaf je
toen een slag op m'n hoofd en ik wist niets
meer. 't Heeft lang geduurd, vóór ik alles zoo
netjes had uitgezocht, maar ik had in de ge
vangenis jaren den tijd. Toen ik weer bij
kwam, had ik een revolver in de hand en Rick
lag op den vloer, net als die man daar
De hand met het fleschje wees naar de roey-
looze gedaante op den grond.
„Je zei. dat ik in een aanval van waanzin
m'n kameraad had doodgeschoten. En
ik geloofde je, Mc Halli. Ik was zwak
en nog niet hersteld. Ik bekende en
ging de gevangenis in. Daar ben ik gaan den
ken. M'n hoofd kwam weer bij. Ik wist, dat ik
Rick niet vermoord kon hebben en begreep
alles. Jij had hem vergiftigd en toen op hem
geschoten en de revolver in mijn hand gestopt
en me wijs gemaakt, dat ik 't gedaan had."
Op 't voorheofd van den moordenaar ston
den dikke zweetdroppels. Nu Loseley zweeg,
probeerde hij iets te zeggen, maar er kwam
slechts een onverstaanbaar geluid over z'n lip
pen. Met bevende hand greep hij het glas. dat
voor hem stond en dronk het leeg. Toen kwam
er een wilde schrik in z'n oogen.
„Dat.... Er was iets.... in dat glas! Iets
bitters."
„Strychnine is bitter, Mc Halli," zei de kleine
man kalm. „Jaren lang heb ik in de meening
verkeerd, dat ik m'n kameraad vermoord had.
Ja, strychnine is bitter. En na een poosje krijg
je er kramp van. Voel je 't nog niet? Dan zal
't nog wel komen. Je maag wordt er neelemaai
heet en stram van. En die bittere smaak in Je
mond wordt hoe langer hoe erger."
„VervlDe hand van Mc Halli greep naar
z'n holster, maar hij waagde het niet naar de
revolver te grijpen, want hij zag, dat het flesch
je wat hooger gehouden werd, alsof 't zóó met
één slag op den grond neer zou komen.
Opeens gaf de moordenaar een gil. Hij greep
naar de plaats, waar z'n maag zat. Alle kleur
was uit z'n gezicht geweken. In het gele licht
der lampen zag het er uit als 'n wassen doods
hoofd met glinsterende zweetdroppels.
Hij kwam half overeind van z'n stoel en viel
toen over de tafel. Een paar krampachtige ruk
ken gingen door z'n lichaam. Toen gleed hij
op den vloer neer als een zak en bleef dood lig
gen met het gezicht naar beneden. Een paar
meter verder lag een andere roerlooze ge
daante.
Vóór nog iemand een hand naar hem uit
had kunnen steken, was Loseley verdwenen.
b« een ongeval met
AI c A RAMNI Ï-T op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U 'TÜrt
1 nDl/ll il Li KJ ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 f «JU»" verlies van beide armen, beide beenen ol beide oogen A Owe" doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FOCA bij verlies van een hant»
faiJUi' een voet of een oog
26.
Jimmie gaf nog niet toe.
Tweede vraag: Waarom nam de man dan
later het tweede pak weg?
Hy was er niet volkomen zeker van, wat
het kleine pakket inhield. Hij sloeg u wel gade,
doch kon natuurlijk niet weten wat u gedaan
had, terwijl u op uw kamer was. Hij onderzocht
later den koffer en nadat hij gezien had, dat het
verlangde er niet in was, besloot hij het kleine
pakket na te maken. Hij had nog tijd, om dit
te doen, voor de mail naar Londen vertrok.
Oh zeer goed! Maar nu waar ver
wisselden zij het echte voor het nagemaakte
pakket? Antwoord daar nu eens op!
Voor ik dat doe, zou ik u willen verzoe
ken, uw bediende binnen te laten roepen. Ik
zou hem dan eenige vragen willen stellen,
bijvoorbeeld hoe uw brieven op uw kamers
worden bezorgd. Zijn antwoorden zullen ae zaak
misschien vereenvoudigen.
Jimmie stond op en liep naar de deur.
Dat is makkelijk te doen. zei hij. terwijl
hij de deur opende en in de gang keek.
Kentover!
De bediende kwam binnen, rustig en met
een zekere waardigheid.,
Kentover, zei Jimmie, weer aan tafel zitten
gaand, hoe krijgen wij onze brieven in het
hotel? Ik bedoel, hoe worden zij op onze
kamers gebracht?
De morgenpost, mijnheer, haal ik zelf van
beneden, antwoordde Kentover. Brieven, die
overdag komen, worden gebracht door iemand
van het personeel. Of als ik eens beneden
moet zijn en ik zie er in uw box, dan breng
ik ze mee.
Dit pakket, vervolgde Jimmie, op het
papier wijzend, bracht je dit zelf naar boven?
Gisterenmorgen, mijnheer? Zeker, mijn
heer, zooals gewoonlijk.
Hoe laat was dat?
Gisterenmorgen was ik wat laat, toen ik
naar beneden ging, om de brieven te halen.
Ik was niet heelemaal in orde, mijnheer, en
omdat u toch niet thuis was, bleef ik wat
langer op bed dan anders. Het zal ongeveer
tien uur geweest zijn, mijnheer.
Je vond dus dit pakje op de gewone
plaats? vroeg Jimmie.
Zeker, mijnheer op de gewone plaats.
Jimmie wendde zich tot Schmidt.
Bent u verder gekomen? Vroeg hij.
Ik zou graag willen weten, waardie ge
wone plaats is, zei Schmidt.
Waar is die, Kentover?
Er is een kamer, mijnheer, vlak naast het
kantoor. Daar zijn boxes voor de menschen, die
regelmatig het hotel bewonen. De kantoorbe
dienden sorteeren de post in die boxes. Uw
naam staat er op!
Schmidt knikte tegen Jimmie en deze deed
hetzelfde tegen zijn bediende.
Dank je, Kentover. Je kunt gaan, zei hij.
Ik denk je dadelijk nog noodig te hebben. Wel,
vervolgde hi), toen de bediende de kamer ver
laten had, wat maakte u er uit op. Schmidt?
Ik ben er niet wijzer door geworden.
Ilc maak er uit op, mijnheer, dat mijn
theorie volkomen klopt, antwoordde de detec
tive. Ik ben er nu zeker van, dat het zoo ge
gaan is: de man uit Parijs, die uw pakket zoo
keurig namaakte, verzond het duplicaat ook,
juist als het uwe werd het naar Londen ge
stuurd. Alleen had hij tevoren zijn pakket een
geheim teeken gegeven om het te kunnen
onderscheiden. Per telefoon vertelde ny toen
aan een medelid in Londen, wat hij gedaan had
en gaf hem verder eenige instructies. Dit mede
lid ging direct naar uw hotel, betrok 'n kamer,
stelde zich op de hoogte en trachtte te weten
te komen, hoe het met de poststukken ging,
als zij aan het hotel waren bezorgd. Den vol
genden morgen nam hij uw pakket weg en
liet het nagemaakte liggen Dit, mijnheer
Trickett ik ben er volkomen zeker van
dit is de oplossing.
Packe knikte.
Ingenieus! mompelde hij. Inderdaad inge
nieus!
Jimmie echter toonde zich nog lang niet vol
daan.
Vertel me dan eens, zei hij, zich tot
Schmidt wendend, waarom was het dan
noodig, dat die man een duplicaat verzond?
Waarom werd dit verzonden?
Schmidt deed een stap vooruit en onder
streepte elk woord met een tik op de tafel.
Het werd gezonden, mijnheer om u
te waarschuwen! Om u te waarschuwen,
dat 't was ontdekt om u te waarschuwen
dat u in gevaar verkeert.
HOOFDSTUK XVIII
HET POSTREGISTER
De verklaring van den detective werd ge
volgd door een stilte, die ten slotte werd ver
broken door Packe, die met een blik zyn ge
zelschap om gehoor vroeg.
Ik geloof, zei hij, dat dit ons terug voert
naar de eigenlijke kwestie, waarover we zoo
juist praatten. Het vraagstuk: Wat moet er
gedaan worden?
Scraye keek naar Schmidt.
U bent er dus werkelijk van overtuigd, dat
het gevaarlijk voor mijnheer Trickett's veilig
heid of eh zijn leven zal zijn, als
hij op deze zaak doorgaat? vroeg hij.
Juist, mijnheer, antwoordde Schmidt. Ik
geloof dat beslist. Ik zal het u nader verklaren.
Deze buitengewone dieven zijn ongetwijfeld
verbonden in een vereeniging. Bij toeval stootte
mijnheer Trickett op we kunnen niet zeg
gen hun geheim, want wij kennen dit geheim
niet op, laten we zeggen, een van hun
werkmethoden. En zij begrepen, dat hij het ver
dacht zou vinden, die kostbare voorwerpen
bij de kaas en zij begrepen ook, dat hij er
werk van zou maken. Nu waarschuwden zij
hem, hen niet te vervolgen. Die waarschuwing
kwam in den vorm van een „Times"-adver-
tentie en het duplicaat-pakket. Enfin, zij zeg
gen, bemoeit u zich niet met onze zaken, of
het zal erger, veel erger worden voor u We
moeten er ook aan denken, heeren, dat zij niet
terugdeinzen voor een moord.
Scraye keek Jimmie aan. Jimmie's- blik was
gevestigd op het ornament in het plafond; hij
floot zachtjes. Scraye wendde zich weer tot
den detective.
Wat zou u willen adviseeren?
De ernstige uitdrukking op Schmidt's gelaat
werd ernstiger dan ooit. Het was duidelijk,
dat het ook voor hem een zaak van groote be-
teekenis was.
Ik zou willen adviseeren, zei hij lang
zaam en doordacht, dat de heer Trickett zijn
gewone leven blijft leiden en deze zaak ver
van zich af laat. Op het oogenblik lijkt net mij
beter, dat wij de Londensche politie bet ge
heim van den brand in de South Molton
Street laten uitzoeken en dat wij, in Parijs,
volgens onze eigen methode een onderzoek
instellen naar het geheim, waarin wi) zoo
merkwaardig betrokken zijn geworden. Ik ge
loof, dat wij naderhand zullen samenwerken,
om de oplossing volkomen te maken.
U vindt dat het beste? vroeg Packe.
Ik geloof althans, dat het beter is, dan
dat de heer Trickett op zijn eigen manier
verder gaat en dan den een of anderen dag
kennis maakt met een revolver of mes. ant
woordde de detective. Ik ben er absoluut zeker
van, dat deze menschen niets zullen nalaten,
ojn het onderzoek te verhinderen.
U gelooft dus ook, dat deze bende voort
zal gaan met haar diverse operaties? vroeg
Scraye.
Ja hun spel brengt te veel voordeelen.
Er zal misschien op deze reeks diefstallen eer,
periode van rust volgen, doch later herhaalt
zich het spel. En wat nü zeker ongewenscht is
is publiciteit. Het is beangstigend als mijn
heer Trickett niet van plan is, zijn onderzoe
kingen te laten rusten.
Scraye stond van tafel op.
Ik geloof, dat mijnheer Schmidt gelijk
heeft. Mfj dunkt ook, dat we de zaken beter
eenigen tijd kunnen laten rusten. Wij kunnen
altijd nog zien, hoe zij zich ontwikkeien.
Er moet iets gevonden worden over den
moord op die vrouw, gaf Packe toe. Iets moet
er van uitlekken. Men kan iemand niet in
koele bloede vermoorden zonder dat
Plotseling hield Jimmie op met fluiten en
stond bruusk van zijn stoel op.
Zoo? zei hij. Zoo, dat is dus alles!?
Dat is dus, wat jullie het bestg vinden? We
laten de zaken dus rollen, eh? U zult dus naar
Parijs teruggaan, mijnheer Scbmidt. en daar
uw eigen werk doen, en de Londensche politie
zal in haar eigen stad het bare doen? Ik
geloof, dat ik jullie goed begrepen heb, hé?
Ik wensch alleen klaarheid
(Wordt vervolgd.)