N ffldvM&aal day DE ENGELSCHE KAPERS fl h DIEFSTAL?! Naar burgeroorlog in Monte-Carlo? m OM DE ERFOPVOLGING VAN HET LAND DINSDAG 2 APRIL 1935 Buiten het seizoen behoort de gan- sche ziel der inboorlingen van Monaco aan het vaderland Een merkwaardige voor geschiedenis Het Legion Huwelijkstoestanden Na een half jaar iO 87 jaar in een gesticht Bloedige bruiloft u= ra Geraamten gevonden Bandieten in Amerika DOOR J. S. FLETCHER De vrede aan de Cöte d'Azur dreigt den laatsten tijd ernstig verstoord te wor den door de twee partijen, die zich in Monaco gevormd hebben en bloedig tegenover elkaar staan, zóó bloedig, dat menig bewoner van het kleine vorstendommetje vreest vooreen burgeroorlog. Het zal wel niet zoover komen, maar de partijen schijnen onverzoenlijk te zijn. Daar zijn de loyalisten, die als opvolger van den thans regeerenden vorst Louis den Goeden willen aangewezen zien een zeventigjarigen graaf de Chambrillan, terwijl de legitimisten den kleinen prins Reinier, die nauwelijks twee jaren oud is, als troonopvolger willen pous- seeren. De partijen staan fel tegenover elkaar. Zij vechten niet om de acht vierkante mijlen, Waaruit hun vaderland bestaat, noch om de dertigduizend inwoners, maar het gaat om de laatste Latijnsche dynastie, die naast het huis van Savoye nog overgebleven is. Uiteraard is de geestdrift voor de politiek in Monte Carlo minder fel, als de talrijke kauwgom- en andere koningen deze luxe stad met hun bezoek ver eeren, maar buiten het seizoen behoort de gansche ziel der inboorlingen van Monaco aan het vaderland en fel laait de strijd op om de macht, om de erfopvolging van het land. Als alle groote gebeurtenissen, heeft ook deze strijd een merkwaardige voorgeschiedenis. De thans regeerende vorst Louis is een man, die behalve wetenschappelijk onderlegd, bovendien een reislustig vorst is. die gaarne de staats zaken aan het bestuur van het casino over laat. Reeds in 1919 heeft Louis zijn lieve nicht Charlotte aangewezen als zijn opvolgster en tegelijkertijd nam hij zijn nichtje als zijn kind aan. Sindsdien begonnen geruchten te loopen, als zou dit nichtje eigenlijk geen nichtje zijn, doch een familielid, dat den vorst nader ver want is dan een nichtje pleegt te zijn. En van geruchten ging men over tot een onderzoek.dat er toe leidde de waarheid te ontdekken, die hierin bestond, dat het nichtje inderdaad geen nichtje was. Haar moeder, die kort na de ge boorte van het kind stierf, was een revue danseres. Volgens de principes der legitimisten zou dus eigenlijk de schoone Charlotte aller minst de aangewezen troonopvolgster kunnen zijn. Toch heeft men langen tijd geen aan merkingen gemaakt over de vermoedelijke toe komst. die Charlotte op den troon zou bren gen, tot de geschiedenis van haar huwelijk de zaak in de volle aandacht plaatste. Deze huwelijksaffaire heeft den geheelen kring van ouden Franschen adel tot in zijn diepste wezen geschokt. Zij was getrouwd met den Franschen prins Pierre de Polygnac en dit huwelijk was alles behalve gelukkig, hetgeen van algemeene bekendheid was. Langer dan twee jaar hielden de echtelieden het niet sa men uit, en intusschen was de kleine Reinier geboren, die echter de naderende breuk tus- schen zijn ouders niet vermocht te herstellen. Het paar ging uit elkaar en een Parijsch ad vocaat kreeg opdracht de honderd en een on aangenaamheid die zulke affaires meebren gen tot een goed einde te brengen. Deze advo caat was niemand minder dan Raymond Poincaré. Charlotte was dus gescheiden en langzamer hand begon het tot de bewoners van Monaco door te dringen, dat zij zich moeilijk door een gescheiden vrouw konden laten regeeren. Zij koos de wijste partij en gaf haar aanspraken op den troon op, mits men haar regentes zou laten, zoolang haar zoontje nog niet meerder jarig was. En daar verscheen op een goeden dag graaf Aimard de Chambrillan, die de rech ten op den troon voor zichzelf opeischte. Bij dezen troonpretendent was het, dat een Fransch collega op bezoek ging om het stand punt van den graaf te kennen en hem verlof te vragen dit standpunt te mogen publiceeren Een man van diep in de zestig, koninklijk en voornaam van allure, een monocle in het oog, kwam hem tegemoet. Hij verklaarde niets te begeeren voor zichzelf. Hij was immers even oud als zijn neef Louis, de thans regeerende vorst, van wien hij hoopte, dat hij hem, den graaf zou overleven. Niet om hemzelf dus ging de zaak, maar om de familie, en daarom had hij by de Fransche regeering reeds geprotes teerd tegen een mogeiyke troonopvolging van madame de Polignac, zooals hij de schoone Charlotte steeds noemt. Hy zou ook niet aarzelen zijn meening uit te dragen onder het volk van Monaco, opdat allen weten zouden, hoe hy over de netelige aangelegenheid dacht. Het volk, aldus de graaf, wordt vandaag- aan-den-dag slecht geregeerd. Overal heerscht armoede en ontevredenheid en de welvaart gaat zienderoogen achteruit. Maar het is niet aan my my te mengen in de zaken van heden. Dit dient door anderen te geschieden. Doch wel is het mijn plicht my bereid te houden, wanneer mün uur gekomen zal zijn. Als mijn uur geslagen heeft, zal ik zorgen, dat het vorstendom weder zijn welvaart terug krügt en dat Monte Carlo wederom de positie in de wereld gaat innemen, die het nooit had mo gen verliezen. En dit, zoo zeide hy gedistingeerd glim lachend, zou men kunnen beschouwen als mün troonrede, wanneer ik eenmaal aan het bewind zou komen. zyn recht op den troon verdedigt de graaf met uitvoerige stamboomen en kronieken, die hy voortdurend bij de hand heeft als een sol daat zijn wapenen. Uit deze bescheiden biykt overduideiyk, dat de familie van den graaf verwant is aan het vorstenhuis Grimaldi, dat in oeroude tijden over Monaco regeerde. De eerste linie, die nog de eenige is, welke den naam Grimaldi draagt, is verwant aan den thans regeerenden vorst Louis, wanneer men, zooals de graaf dit doet, den kleinen Reinier niet in aanmerking laat komen. De tweede linie is het Duitsche geslacht von Urach, doch de hertog van Urach heeft alle aanspraken op den troon van Monaco laten varen. Rest dus nog de familie van den graaf, «ie in aanmer king komt over de dertig duizend bewoners van Monaco te regeeren. „Ik zal de rechten van mijn huis weten te verdedigen", zoo verklaarde graaf de Cham brillan met klem. En hij voegde er aan toe. dat hy volledig op de hoogte was van een nieuw plan, dat madame de Polignac voorbe reidde. zy zou namelijk trachten haar huwe lijk weer te herstellen om voor het oog van de wereld geen gescheiden vrouw meer te zijn. Deze manoeuvre echter acht de graaf vol komen nutteloos. Gescheiden of niet, getrouwd of niet, geadopteerd of niet, madame de Po lignac is niet de wetteiyke dochter van haar vader en daarmede houden al haar rechten op en is zy eenvoudig van de troonopvolging uit gesloten. Een klein deel van de bevolking, dat zich loyalisten noemt, zoo meent de graaf, is ge porteerd voor den knaap Reinier, maar deze groep is zoo klein, dat haar bedreiging met een revolutie, wanneer ik eventueel den troon zou bestygen, als een loos alarm moet worden op gevat. Ik laat mij door deze bedreigingen niet afschrikken en biyf op mijn recht staan. Ik heb niets te. vreezen, noch de uitspraak van het volk, noch die der Fransche gerechtelijke autoriteiten, noch het oordeel der vreemde vorstenhuizen. Bij alle instanties durf ik mijn rechten te verdedigen zonder de minste vrees voor den uitslag. De aanhangers van den graaf, de legitimis ten, huldigen de leuze: Monaco boven alles en graaf Chambrillan over Monaco Geen oogenblik twyfelt de graaf er aan, of deze leuze zal eenmaal waarheid worden. in de zakken van de advocaten verdwynt, wa ren in de laatste tien jaren 1.800.000 mannen verplicht. Jaarlijks worden 6000 dagvaardingen uitge bracht voor deze zaken en gemiddeld zitten er te New York 125 mannen in de gevangenis wegens in gebreke biyven van alimentatie-be talingen. Van de 71.817 huwelijken in 1934 gesloten, zul len er in Januari 1936 10.619 ontbonden wor den. Door de „Alimony Reform League" te New York is een statistiek gepubliceerd, welke een eigenaardig licht werpt op de Amerikaansche huweiykstoestanden. Het biykt, dat 35 pet. van alle huwelijken in een scheiding eindigt, terwyi jaarlijks meer dan 25 millioen dollar aan schadeloosstellingen en uitkeeringen worden betaald. Tot deze uitkeeringen, waarvan twee derde Ruim een half jaar lang heeft de Ameri kaansche filmindustrie thans haar po gingen voortgezet om films te vervaar digen, die niet, of althans niet al te zeer in strijd kwamen met de eischen van het Legion of Decency in Amerika. Door met deze eischen rekening te hóuden, hebben de producenten bereikt, dat hun producten een opbrengst hadden van 12 procent meer dan in de voor afgaande periode. Het is waar, dat de koers verandering veel werk heeft gekost, maar er stonden ongeveer 70 millioen bioscoopbezoe kers op het spel, of liever de sympathie van deze 70 millioen stond op het spel. Men heeft thans kunnen ervaren, wat het zeggen wil een georganiseerde macht tegenover zich te heb ben als het Legion met zijn millioenen aan hangers. Een der directeuren van de Foxfilm heeft zelfs verklaard, dat de strijd van het Legion Hollywood gered heeft. Hollywood was op een weg, die naar den ondergang leidde, een on dergang, die zeer aanstaande was, zooals de bekende regisseur James Whale een half jaar geleden nog voorspelde. Door den plotselingen en radicalen ommekeer tengevolge van de actie der katholieken, protestanten en joden, heeft Hollywood een anderen weg ingaslagen, die de filmindustrie heilzaam werd. Hetgeen in middels niet zeggen wil, dat de stryd gestre den is. Natuurlijk trachten de producenten tot de uiterste grens te gaan en films te ma ken, die nog zooveel mogelijk gewaagdheden bevatten, met het gevolg, dat zy meermalen over de grens gingen. Dit leidde ertoe, dat in de laatste weken toch nog meer dan dertig procent der aangeboden films door het Legion werd afgekeurd. Het is dus alles een kwestie van waakzaamheid. Zou de aandacht van het Legion even verzwakken, dan zouden de re sultaten direct merkbaar zyn. Nog onlangs is een felle strijd gevoerd over een film die bijna een millioen dollar heeft gekost en die door het Legion was afgekeurd. Eindelijk stelde Joseph Breen, de censor van net Legion voor, den officleelen censor Wil liam Hays over de film te laten beslissen. De producer evenwel verwachtte, dat Hays de film niet zou durven redden, omdat zy het odium van het Legion droeg. Het gevolg? Breen gaf de coupures aan, die moesten aan gebracht worden en de film werd in de klasse der aanvaardbare films gebracht. In het laat ste halfjaar heeft Breen meer dan tweehon derd films gekeurd, doch de verliezen der af gekeurde films worden kleiner, omdat de an dere films een grooteren toeloop veroorzaken. Maar niet alleen let men op de strikt mo- reele kwaliteiten van de film, doch ook op den algemeenen geest der rolprenten, die er inderdaad op vooruit is gegaan. Breen heeft een staf van personen om zich heen. die allen deskundig in het vak zijn. On der hen zijn een regisseur, een historicus, een theoloog en drie journalisten. Onder deze laatsten is er een, wiens stem vaak beslissend is, omdat hij door zyn kennis van vele vol keren in staat is de verschillende mentalitei ten te peilen. Uiteraard kunnen de films pas gekeurd worden als zy klaar zijn en als dus alle on kosten gemaakt zijn, doch ook dan nog kun nen verhuuronkcaten worden vermeden, als de keuring preventief werkt en bovendien heeft Breen zich bereid verklaard om ook de boeken en tooneelstukken, waarnaar een film wordt gemaakt, te keuren, zoodat de produ cers reeds tevoren ongeveer kunnen bereke nen, welk lot de film eventueel zal wachten. De honderden protesten, die vroeger op het kantoor van Breen dagelijks binnenkwamen, zijn thans geluwd tot tientallen, waaruit men de conclusie mag trekken, dat ten eerste de situatie verbeterd is en ten tweede het ver trouwen in het Legion met den dag groeit. In een gesticht te Romsey (Hamshire) is een 87-jarige vrouw overleden, die daar haar ge- heele leven heeft doorgebracht. Slechts eenmaal had zy het gesticht verlaten. Dit was toen zy op 14-jarigen leeftyd na een ziekte voor dood werd verklaard. Eenige gestichtsbewoners kregen opdracht de lijkkist naar het lijkenhuisje te brengen, doch onderweg hoorden zij onder het deksel van de kist een vreemd geluid, waarop zy hun last lie ten vallen en er vandoor gingen. Een paar minuten later kwam het meisje uit de kist te voorschyn en begaf zich alleen ge kleed in een doodshemd naar het gesticht. Het deksel van de kist heeft zij later nog steeds als strijkplank gebruikt. De opzet was lang niet slecht bedacht. De vakman zou hebben zitten likkebaarden, als hy de plannen had hooren uitwerken. De heeren zaten in een stil café in een af gelegen buitenwijk van de stad de laatste toe bereidselen te bespreken. Er was geen gevaar, dat zy beluisterd zouden worden, ze waren vrij- wel de eenige bezoekers; alleen achter in het zaaltje stonden n paar opgeschoten jongens vrij luidruchtig te biljarten. De waard speelde mee. Op korten afstand van 't raam, waarvoor twee tafeltjes en stoelen, hing een groen gordijn, zoo als dat hier en daar in enkele ouderwetsche zaken nog wel het geval is; aan een dier tafel tjes zaten ze tegenover elkaar, het andere was onbezet, de tafeltjes achter het gordyn even eens. Het gesprek verliep vlot. De beraamde kraak zou als volgt uitgevoerd worden Mertens was klerk aan het station van een dorp, gelegen op. «en afstand van twintig minu ten sporen van de stad Hy had er administra tief werk, verkocht de spoorkaartjes en verving nu en dan den stationschef, die wat ouder werd; by die gelegenheden droeg hy de roode uniform pet en gaf het sein voor het vertrek der treinen. Mertens was ook verantwoordeiyk voor de kas gelden. Verder was er nog een jonge ambtenaar Biller. De laatste trein vertrok steeds om 22.25 uit de stad en arriveerde dus om 22.45 in het dorp. In tegenovergestelde richting vertrok de laatste trein om 22.53 uit 't dorp naar de stad, en ge durende het tijdsverloop van deze 8 minuten zou hedenavond de slag geslagen worden. Mertens had dien avond dienst. Harry, de helper uit de stad, zou met den laatsten trein naar 't dorp reizen. Afgesproken werd. dat hij zou plaats nemen in den achtersten wagen, het vierde compartiment, een eerste klas-coupé, waarin zich zelden of nooit iemand bevond. Het electrisch licht in de coup,é moest laaggedraaid worden. By binnenkomst van den trein in het dorp zou Harry, nog vóór de trein geheel tot stilstand gebracht was, de coupédeur een weinig 20 a 25 centimeter openen. Mertens, die precies wist, op welke plaats de trein stilhield, zou er gereed staan, en 't kleine smalle geldkistje, waarin zich hetgeen hij eveneens wist dien avond ongeveer negen duizend gulden zou bevinden, snel in de coupé schuiven. Daarna, als de trein stopte, zou Har ry, evenals de andere reizigers, gewoon uitstap pen, het kistje inmiddels in een city-bag ver borgen hebben, en zich naar de retirade op het emplacement begeven. Hy zou daar volle 8 minuten, een zee van tijd, hebben om het kistje te openen met het duplicaatsleuteltje, waarvoor Mertens reeds ge zorgd had, het geld by zich steken en kalm naar het tweede perron wandelen. De laatste trein uit de tegenovergestelde richting zou hem kort daarop met den buit naar de stad brengen. „Het kistje laat je dus in de retirade liggen. Dat vinden ze daar morgenochtend vroeg. Biller is vrij, en zit als gewooniyk in de kroeg te gokken. De ouwe gaat tegenwoordig al om negen uur, half tien naar boven. Als ik de keet dicht gegooid heb, breng ik hem de sleutels. Vóór morgenochtend, kraait er geen haan naar...." „Als de kluis niet geforceerd is, valt de ver denking op ingewyden. „Of de brandkast is niet goed gesloten ge weest." „Het eerst worden jü en Biller veTdacht." „Juist. Van Biller is het bekend dat hy spe culeert, maar hy zal zyn alibi kunnen bewij- zen. Dan kom ik aan de beurt. Ook mijn alibi is safe. Een huiszoeking levert niets op. Wie zal my of Billy iets bewijzen kunnen? Biller zal het meest verdacht worden, omdat ie gokt." „De vingerafdrukken op het kistje...." „Vingerafdrukken! Ja natuurlijkvan mij en van den ouwe. Die moeten erop zitten, maar de jouwe zitten er óók op, vreemde, dat is juist het mooie. Wie kent jouw vingerafdrukken? Tenslotte moeten ze wel gaan denken aan een gewone inbraak." „Het wordt je tijd, Mertens." „Ja, je neemt dus enkele reis eerste. Hier heb je een kaartje derde voor terug.... En denk er om, geen nieuwe pakjes, geen dure gelegenhe den, geen gezwabber!" Harry tikt met een rijksdaalder op het ta feltje. De waard verschijnt. „Vier Pils, hee ren, tachtig i cents." Hy geeft j geld terug. „Dat 7-y 7 7 is één gulden, I LJC lUlStëWfflk één-vijftig, twee- vijftig, dank u." Harry strijkt 't geld op. Beiden staan op en duwen het gordy» op zij Daar, vlak naast hun tafeltje, slechts ge scheiden door het groene' gordijntje, zit een heer, een zestiger, type van een kleinen rentenier, schijnbaar verdiept in de lezing van een dagblad, en kijkt even op, als ze langs loopen. In een oogwenk zyn ze het cafétje uit en loo pen haastig de straat uit. „Stommeling! Waarom kijk je niet uit! Die vent heeft alles gehoord, en tippelt natuurlyk zóó naar de politie!" „Hij weet nog niks! Hy weet niet, waar het gebeurt!" „Kaffer! Ze hebben immers een reuze-aan wijzing! Nee, die zitten daar te maffen, zooals jij. Waarom heb je nog niet wat harder ge schreeuwd? Verpest! Verpest.... voor goed!" Het gesprek wordt in ruzietoon voortgezet. Als vijanden gaan ze uit elkaar. De stationskas bleef onaangeroerd. Het renteniertje kwam, zooals iederen dag, klokslag half zes thuis. Zijn vrouw bracht hem z'n bittertje en wees hem zwijgend op de an nonce in een weekblad. Het renteniertje zet zyn bril op, leest en schudt dan langzaam van neen: „Ik kan m'n drie gulden vyf-en-zeventig wel beter gebruiken. Als de doktoren, zelfs een pro fessor er geen raad op weten, helpen die kwak zalvermiddeltjes zeker niet. 't Is de leeftijd, vrouw, 't is de leeftijd. En het wordt met den dag erger. Het getoeter van de auto's, de sirene van de brandweer, den hevigsten donderslag hoor ik niet eens meer." Ongestoord ging de reis verder, op zoek naar nieuwe avonturen. Ongeveer een week later klauterde Hal 's morgens naar het kraaiennest om den uitkijk wat gezelschap te houden, toen zyn aandacht werd ge trokken door een zwarte stip in de verte. Hy riep naar beneden, dat er iets byzonders te zien was, en onmiddellijk stuurde de man aan het roer, op bevel van den kapitein, in de richting die hem van boven gewezen was. Vol spanning tuurden allen over de railing. Het kon een schip zyn, en dat schip kon vijandelijk zyn. Eindelijk kon men beter onderscheiden. Hooge rotsen doemden aan den horizon op, en voor die rotsen lag een wrak, dat door een storm op de riffen moest zijn geworpen. In het dorp Khoeri in het vorstendom Jai- poer is een bruiloftsstoet aanleiding geworden tot een bloedige botsing, waarbij 80 pers oren zwaar werden gewond, waarvan acht levens gevaarlijk. De eigenlijke oorzaak was een reeds lang be staand meeningsverschil omtrent huwelyksfees- ten tusschen jats en rajputs. Een 400-tal jats (een landbouwerskaste in Jaipoer) wilde voor den bruiloftsstoet paarden gebruiken, hetgeen de plaatselijke autoriteiten voor deze kaste on toelaatbaar achten. Toen de boeren verzet bleven plegen en be reden politietroepen hiertegen wilden optreden, ontstond een algemeene vechtpartij, waaraan ook het publiek deelnam, en waarby men el kaar met speren en knuppels te lijf ging. By Verona zyn veertig goed geconserveerde menschelyke skeletten gevonden. Het onderzoek heeft uitgewezen, dat het de lijken zyn van soldaten van Napoleon, die in 1797 in den slag van Ponte d'Arcole zyn geval len. In verband met een reeks brutale overvallen, die de laatste dagen door een tweetal bandieten te Jackson (Mississippi) zyn gepleegd, is de nationale garde geconsigneerd en zyn alle toe gangswegen afgezet door zwaar gewapende mannen, die instructie hebben gekregen raak te schieten. De twee bandieten, waarvan de een waarschijnlijk de beruchte Raymond Ha milton is, begonnen met een overval op een bank te plegen. Daarna hielden zy onder be dreiging met hun vuurwapens een aantal auto mobilisten aan, die zy van hun geld beroofden. Zy verwondden een vrouw, die zich verzette. Vervolgens geraakten zy in een vuurgevecht met een vijftiental achtervolgers, die zy wis ten te overmeesteren en te ontwapenen. Daar na wisten zy al schietende door een hinderlaag te breken, waarby zij zich achter eenige mede genomen gijzelaars dekten. Men zal thans trach ten de bandieten te omsingelen. A f f 17 ARnWWP'Q op dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen E7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 *7HZf\ bij een ongeval met C OCH by verlies van een hant* if-* «I rikDvill v Li tj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen r til/»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen r üUi" doodelyken afloop 1 Mtlw*a een voet of een oog AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Hebt u hem dien avond gezien? Ja, zeker! Een kleine, gladgeschoren man van middelbaren leeftijd, Amerikaansch type. Hy kwam naar het kantoor, om mij te vragen, waar hy de brieven zou kunnen vinden. Prachtig, prachtig! En u liet het hem zien? Ik wees hem de kamer, waar de brieven bewaard worden. Hy ging er binnen. Hy is het, riep Jimmie uit. Ik wed één tegen duizend, dat hy myn man is. En wan neer vertrok hy weer? Gisteren, tegen den middag. Ik hoorde hem den portier vragen, een taxi te bestellen, om hem naar het Waterloo-Station te brengen. U hebt hem verder niet gezien gedurende zijn verblijf in het hotel? Ja, ja, antwoordde juffrouw Bywater. Bi) toeval zag ik hem gisterenmorgen vroeg. Ik zag hem het hotel verlaten om ongeveer half negen. En buiten ontmoette hy een anderen man. HOOFDSTUK XX HET STUKJE PAPIER Jimmi» leunde geïnteresseerd over het tafeltje, waaraan zy beiden zoo gezellig hadden gedineerd. Hy was vooral getroffen door de laatste woorden, welke zyn gast gesproken had. We komen nader zei hy in zichzelf. Dat belooft wat Ah, vervolgde hij hardop, u zag hem gisterenmorgen om half negen het hotel verlaten en u zag, dat hy buiten een anderen man trof. Dus buiten, eh? Zeker buiten! antwoordde juffrouw Bywater. Ik stond juist voor het raampje, dat uitzicht geeft op de straat. Ik zag dien mr. Curtis naar buiten wandelen. Hij keek de straat op en neer. Een man kwam den hoek om. Zij spraken samen. En toen.... Toen gingen zy beiden terug den hoek om. U zag niet, dat de tweede man Curtis iets gaf? Niets! Zy ontmoetten elkaar, spraken een of twee woorden en gingen toen weg. Wat voor een type was die andere man? Oh! zooiets als die Curtis. Ameri kaansch. Ik zag hem natuurlijk maar een oogenblik. Maar den indruk, dien ik er van kreeg, was dat hy wel een Amerikaan was. Zag u Curtis terugkomen? vroeg Jimmie, na een kleine stilte. Ja, omdat hy voor het kantoorloket kwam, om een spoorboekje te vragen. Daarna bleef hy eenige oogenblikken in de hall staan, keek in het boekje, gaf het weer terug en wandelde langzaam de brievenkamer in. Schitterend! Ik bedoel eh schitte rend, dat u dat allemaal zoo goed onthouden hebt. Hoe laat was dat? Een minuut of twee over negen. En hoe laat worden die brieven gebracht? Onze morgenpost ligt altijd ongeveer half negen in de boxes. Zoodat de brieven er waren op het moment, dat de man uitging? Ik herinner my, dat ze toen juist gesor teerd werden. Ik zag, dat de portier de oost in het kamertje bracht, juist toen Curtis uit ging. En zag u dien. kerel het hovl nog ver laten gedurende den morgen? Tegen het middaguur. Hy ging naar het station. Enfin, ik weet nu tenminste iets, zei Jimmie. Juffrouw Bywater, dat is de man, die myn pakket tegen een ander ruilde. Het is zeer waarschynlijk, dat hy het nagemaakt pakket kreeg van den man buiten. Ik kan nog niet met zekerheid alle dingen verklaren, maar ik zal dat te zijner tyd wel uitvinden. Maar ik oen zeker zeker absoluut zekerervan.dat hy het ge daan heeft. En nu zal ik dat kereltje moeten vinden. Door de politie? veronderstelde juffrouw Bywater. Nu nog niet, antwoordde Jimmie. Daar zyn redenen voor. En er is ook een heel goede reden voor u, om er met geen mensch over te spreken. U zult later alles over dit geval hooren. U kunt op my rekenen, mynheer Trickett. Ik hoop alleen maar, dat u het pakket terug krygt. Maar wat gaat u nu doen? De man is weg. Eerst moet ik eens kalm nadenken. Hoewel er een ding is, dat ik direct al kan doen. Welke kamer heeft die man gehad? Nummer drie en veertig, boven de uwe, antwoordde zy. Wordt die kamer vannacht gebruikt? Toen ik wegging, was ze nog niet bezet. Was er vannacht iemand? Nee niemand. Prachtig. Als we vanavond terugkomen, geeft u my dan den sleutel van die kamer. Ik zou daar graag eens willenneuzen, iets onderzoeken. Misschien vind ik wel een aan- knoopingspuiV,. Juffrouw Bywater lachte. Ik ben bang, dat u er niets zult vinden, zei zij. De meisjes hebben de kamer natuurlyk goed schoon gemaakt. Dat wil zeggen als u zoekt naar brieven of iets dergelyks. Ik weet genoeg van het hotelleven, om te weten, dat er in de kamers nog verschil lende dingen achterblijven, ondanks het feit dat de meisjes opruimen. Juffrouw Bywater, mannen hebben de slechte gewoonte, om papie ren of iets van dien aard niet in de mand te werpen, doch onder waschtafels, sasten of bedden! Ja? lachte juffrouw Bywater. Enfin, ik zal u den sleutel geven. Als we teruggaan, Iaat u my dan eerst naar binnen gaan. U volgt eenige minuten later en dan geef ik u den sleutel in een enveloppe. Dat wil zeggen, als de kamer niet verhuurd is. Een uur later ging Jimmie de U'appen op, met den sleutel van kamer drie en veertig in zyn hand. Terwijl hy langzaam naar boven liep, overdacht hij het geval nog eens en moest tot de conclusie komen, dat er in zijn redeneering nog maar één punt haoerde. Het stond vast, dat Curtis het pakje van dien man buiten had ontvangen. Toch was het duplicaat geadresseerd aan zijn adres in het hotel. Hoe waren zy er dan gekomen? Het moest per post verzonden zyn, want de stempels stonden er op. Hadden zy misschien een agent od het postkantoor zitten? Dergelijke gevallen waren wel meer voorgekomen. Hy zou het wel uit zoeken Nummer drie en veertig was een kamer op het eind v'kn een lange gang. Jimmie opende de deur, draaide het licht aan en vond een leege kamer, zooals alleen een gemeubileerde hotelkamer leeg kan zyn. Ik geloof niet, dat het veel zal uithalen, mompelde hy half luid. Enfin, ik ben nu een maal hier, dus zal ik alles onderzoeken, waar maar iets te vinden zou kunnen zyn. Hy had de deur achter zich gesloten en was dus zeker, dat niemand hem kon storen De inspectie begon. Een papiermand onder de tafel niets; een schrijfmap op de tafel niets; onder het bed, de waschtafel en linnenkast niets; in de muurkasten, in een kolenkit niets; hij onderzocht den schoorsteenmantel niets, wat op Curtis kon wijzen. Nadenkend keek Jimmie de kamer rond; hy voelde er niet veel voor, om zonder resultaat weg te gaan. Had hy alles onderzocht? Tegen den schoor steen geleund zocht hij met zijn oogen alles nog eens af. Niets, niets! Alleen in den kolen kit zaten kolen; daaronder zou wat kunnen zijn. Hy dacht na ja het was moge lijk. Het meisje had vandaag dien kit gevuld, er had geen vuur meer gebrand sinds de man vertrokken was nee hy mocht niets nalaten, om zijn doel te bereiken. Jimmie ging op den grond zitten en stuk voor st.uk nam hy de kolen uit den bak. Toen er niet veel meer in was, kwam hy stukjes papier tegen, die half verbrand waren. Dat zou iets kunnen zyn. Curtis zou papier verscheurd kunnen heb- pen, had het waarschynlijk brandend in de kit geworpen dat was een mogelijkheid. Met ver nieuwden moed hervatte Jimmie zijn werk met het resultaat dat hij op het eind een aar dige verzameling had van verschroeide stukjes papier. Hij legde die op tafel en begon een nauwkeurig onderzoek. Het was papier van een brief van prima kwaliteit. Hier en daar stond er een letter op, doch een aanwijzing had hy nog niet. Het laatste stukje, dat hij bekeek, was echter meer beschreven. Hij streek het glad, maakte het zooveel mogelijk schoon en kon toen met heel veel moeite iets lezen. Een vrouwenhand had een adres geschreven, een datum en nog andere woorden. Het was een forsch, gedistingeerd handschrift. Jimmie ontcijferde het volgende: nham Manor ire 21sten lid zal er zijn Donderdag namiddag by Mevr belangrijk. Parijs. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9