N
ffldvM&aal day
DE ENGELSCHE KAPERS
fl
h
DIEFSTAL?!
Naar burgeroorlog in Monte-Carlo?
m
OM DE ERFOPVOLGING
VAN HET LAND
DINSDAG 2 APRIL 1935
Buiten het seizoen behoort de gan-
sche ziel der inboorlingen van
Monaco aan het vaderland
Een merkwaardige voor
geschiedenis
Het Legion
Huwelijkstoestanden
Na een half jaar
iO
87 jaar in een gesticht
Bloedige bruiloft
u=
ra
Geraamten gevonden
Bandieten in Amerika
DOOR J. S. FLETCHER
De vrede aan de Cöte d'Azur dreigt den
laatsten tijd ernstig verstoord te wor
den door de twee partijen, die zich in
Monaco gevormd hebben en bloedig tegenover
elkaar staan, zóó bloedig, dat menig bewoner
van het kleine vorstendommetje vreest vooreen
burgeroorlog. Het zal wel niet zoover komen,
maar de partijen schijnen onverzoenlijk te
zijn.
Daar zijn de loyalisten, die als opvolger van
den thans regeerenden vorst Louis den Goeden
willen aangewezen zien een zeventigjarigen
graaf de Chambrillan, terwijl de legitimisten
den kleinen prins Reinier, die nauwelijks twee
jaren oud is, als troonopvolger willen pous-
seeren.
De partijen staan fel tegenover elkaar. Zij
vechten niet om de acht vierkante mijlen,
Waaruit hun vaderland bestaat, noch om de
dertigduizend inwoners, maar het gaat om de
laatste Latijnsche dynastie, die naast het huis
van Savoye nog overgebleven is. Uiteraard is
de geestdrift voor de politiek in Monte Carlo
minder fel, als de talrijke kauwgom- en andere
koningen deze luxe stad met hun bezoek ver
eeren, maar buiten het seizoen behoort de
gansche ziel der inboorlingen van Monaco aan
het vaderland en fel laait de strijd op om de
macht, om de erfopvolging van het land.
Als alle groote gebeurtenissen, heeft ook deze
strijd een merkwaardige voorgeschiedenis. De
thans regeerende vorst Louis is een man, die
behalve wetenschappelijk onderlegd, bovendien
een reislustig vorst is. die gaarne de staats
zaken aan het bestuur van het casino over
laat.
Reeds in 1919 heeft Louis zijn lieve nicht
Charlotte aangewezen als zijn opvolgster en
tegelijkertijd nam hij zijn nichtje als zijn kind
aan. Sindsdien begonnen geruchten te loopen,
als zou dit nichtje eigenlijk geen nichtje zijn,
doch een familielid, dat den vorst nader ver
want is dan een nichtje pleegt te zijn. En van
geruchten ging men over tot een onderzoek.dat
er toe leidde de waarheid te ontdekken, die
hierin bestond, dat het nichtje inderdaad geen
nichtje was. Haar moeder, die kort na de ge
boorte van het kind stierf, was een revue
danseres. Volgens de principes der legitimisten
zou dus eigenlijk de schoone Charlotte aller
minst de aangewezen troonopvolgster kunnen
zijn. Toch heeft men langen tijd geen aan
merkingen gemaakt over de vermoedelijke toe
komst. die Charlotte op den troon zou bren
gen, tot de geschiedenis van haar huwelijk de
zaak in de volle aandacht plaatste.
Deze huwelijksaffaire heeft den geheelen kring
van ouden Franschen adel tot in zijn diepste
wezen geschokt. Zij was getrouwd met den
Franschen prins Pierre de Polygnac en dit
huwelijk was alles behalve gelukkig, hetgeen
van algemeene bekendheid was. Langer dan
twee jaar hielden de echtelieden het niet sa
men uit, en intusschen was de kleine Reinier
geboren, die echter de naderende breuk tus-
schen zijn ouders niet vermocht te herstellen.
Het paar ging uit elkaar en een Parijsch ad
vocaat kreeg opdracht de honderd en een on
aangenaamheid die zulke affaires meebren
gen tot een goed einde te brengen. Deze advo
caat was niemand minder dan Raymond
Poincaré.
Charlotte was dus gescheiden en langzamer
hand begon het tot de bewoners van Monaco
door te dringen, dat zij zich moeilijk door een
gescheiden vrouw konden laten regeeren. Zij
koos de wijste partij en gaf haar aanspraken
op den troon op, mits men haar regentes zou
laten, zoolang haar zoontje nog niet meerder
jarig was. En daar verscheen op een goeden
dag graaf Aimard de Chambrillan, die de rech
ten op den troon voor zichzelf opeischte.
Bij dezen troonpretendent was het, dat een
Fransch collega op bezoek ging om het stand
punt van den graaf te kennen en hem verlof
te vragen dit standpunt te mogen publiceeren
Een man van diep in de zestig, koninklijk en
voornaam van allure, een monocle in het oog,
kwam hem tegemoet. Hij verklaarde niets te
begeeren voor zichzelf. Hij was immers even
oud als zijn neef Louis, de thans regeerende
vorst, van wien hij hoopte, dat hij hem, den
graaf zou overleven. Niet om hemzelf dus ging
de zaak, maar om de familie, en daarom had
hij by de Fransche regeering reeds geprotes
teerd tegen een mogeiyke troonopvolging van
madame de Polignac, zooals hij de schoone
Charlotte steeds noemt. Hy zou ook niet
aarzelen zijn meening uit te dragen onder het
volk van Monaco, opdat allen weten zouden,
hoe hy over de netelige aangelegenheid dacht.
Het volk, aldus de graaf, wordt vandaag-
aan-den-dag slecht geregeerd. Overal heerscht
armoede en ontevredenheid en de welvaart
gaat zienderoogen achteruit. Maar het is niet
aan my my te mengen in de zaken van heden.
Dit dient door anderen te geschieden. Doch
wel is het mijn plicht my bereid te houden,
wanneer mün uur gekomen zal zijn. Als mijn
uur geslagen heeft, zal ik zorgen, dat het
vorstendom weder zijn welvaart terug krügt
en dat Monte Carlo wederom de positie in de
wereld gaat innemen, die het nooit had mo
gen verliezen.
En dit, zoo zeide hy gedistingeerd glim
lachend, zou men kunnen beschouwen als mün
troonrede, wanneer ik eenmaal aan het bewind
zou komen.
zyn recht op den troon verdedigt de graaf
met uitvoerige stamboomen en kronieken, die
hy voortdurend bij de hand heeft als een sol
daat zijn wapenen. Uit deze bescheiden biykt
overduideiyk, dat de familie van den graaf
verwant is aan het vorstenhuis Grimaldi, dat
in oeroude tijden over Monaco regeerde. De
eerste linie, die nog de eenige is, welke den
naam Grimaldi draagt, is verwant aan den
thans regeerenden vorst Louis, wanneer men,
zooals de graaf dit doet, den kleinen Reinier
niet in aanmerking laat komen. De tweede
linie is het Duitsche geslacht von Urach, doch
de hertog van Urach heeft alle aanspraken op
den troon van Monaco laten varen. Rest dus
nog de familie van den graaf, «ie in aanmer
king komt over de dertig duizend bewoners
van Monaco te regeeren.
„Ik zal de rechten van mijn huis weten te
verdedigen", zoo verklaarde graaf de Cham
brillan met klem. En hij voegde er aan toe.
dat hy volledig op de hoogte was van een
nieuw plan, dat madame de Polignac voorbe
reidde. zy zou namelijk trachten haar huwe
lijk weer te herstellen om voor het oog van
de wereld geen gescheiden vrouw meer te zijn.
Deze manoeuvre echter acht de graaf vol
komen nutteloos. Gescheiden of niet, getrouwd
of niet, geadopteerd of niet, madame de Po
lignac is niet de wetteiyke dochter van haar
vader en daarmede houden al haar rechten op
en is zy eenvoudig van de troonopvolging uit
gesloten.
Een klein deel van de bevolking, dat zich
loyalisten noemt, zoo meent de graaf, is ge
porteerd voor den knaap Reinier, maar deze
groep is zoo klein, dat haar bedreiging met een
revolutie, wanneer ik eventueel den troon zou
bestygen, als een loos alarm moet worden op
gevat. Ik laat mij door deze bedreigingen niet
afschrikken en biyf op mijn recht staan. Ik
heb niets te. vreezen, noch de uitspraak van
het volk, noch die der Fransche gerechtelijke
autoriteiten, noch het oordeel der vreemde
vorstenhuizen. Bij alle instanties durf ik mijn
rechten te verdedigen zonder de minste vrees
voor den uitslag.
De aanhangers van den graaf, de legitimis
ten, huldigen de leuze: Monaco boven alles en
graaf Chambrillan over Monaco
Geen oogenblik twyfelt de graaf er aan, of
deze leuze zal eenmaal waarheid worden.
in de zakken van de advocaten verdwynt, wa
ren in de laatste tien jaren 1.800.000 mannen
verplicht.
Jaarlijks worden 6000 dagvaardingen uitge
bracht voor deze zaken en gemiddeld zitten er
te New York 125 mannen in de gevangenis
wegens in gebreke biyven van alimentatie-be
talingen.
Van de 71.817 huwelijken in 1934 gesloten, zul
len er in Januari 1936 10.619 ontbonden wor
den.
Door de „Alimony Reform League" te New
York is een statistiek gepubliceerd, welke een
eigenaardig licht werpt op de Amerikaansche
huweiykstoestanden.
Het biykt, dat 35 pet. van alle huwelijken in
een scheiding eindigt, terwyi jaarlijks meer dan
25 millioen dollar aan schadeloosstellingen en
uitkeeringen worden betaald.
Tot deze uitkeeringen, waarvan twee derde
Ruim een half jaar lang heeft de Ameri
kaansche filmindustrie thans haar po
gingen voortgezet om films te vervaar
digen, die niet, of althans niet al te zeer in
strijd kwamen met de eischen van het Legion
of Decency in Amerika. Door met deze eischen
rekening te hóuden, hebben de producenten
bereikt, dat hun producten een opbrengst
hadden van 12 procent meer dan in de voor
afgaande periode. Het is waar, dat de koers
verandering veel werk heeft gekost, maar er
stonden ongeveer 70 millioen bioscoopbezoe
kers op het spel, of liever de sympathie van
deze 70 millioen stond op het spel. Men heeft
thans kunnen ervaren, wat het zeggen wil een
georganiseerde macht tegenover zich te heb
ben als het Legion met zijn millioenen aan
hangers.
Een der directeuren van de Foxfilm heeft
zelfs verklaard, dat de strijd van het Legion
Hollywood gered heeft. Hollywood was op een
weg, die naar den ondergang leidde, een on
dergang, die zeer aanstaande was, zooals de
bekende regisseur James Whale een half jaar
geleden nog voorspelde. Door den plotselingen
en radicalen ommekeer tengevolge van de actie
der katholieken, protestanten en joden, heeft
Hollywood een anderen weg ingaslagen, die
de filmindustrie heilzaam werd. Hetgeen in
middels niet zeggen wil, dat de stryd gestre
den is. Natuurlijk trachten de producenten
tot de uiterste grens te gaan en films te ma
ken, die nog zooveel mogelijk gewaagdheden
bevatten, met het gevolg, dat zy meermalen
over de grens gingen. Dit leidde ertoe, dat in
de laatste weken toch nog meer dan dertig
procent der aangeboden films door het Legion
werd afgekeurd. Het is dus alles een kwestie
van waakzaamheid. Zou de aandacht van het
Legion even verzwakken, dan zouden de re
sultaten direct merkbaar zyn.
Nog onlangs is een felle strijd gevoerd over
een film die bijna een millioen dollar heeft
gekost en die door het Legion was afgekeurd.
Eindelijk stelde Joseph Breen, de censor van
net Legion voor, den officleelen censor Wil
liam Hays over de film te laten beslissen. De
producer evenwel verwachtte, dat Hays de
film niet zou durven redden, omdat zy het
odium van het Legion droeg. Het gevolg?
Breen gaf de coupures aan, die moesten aan
gebracht worden en de film werd in de klasse
der aanvaardbare films gebracht. In het laat
ste halfjaar heeft Breen meer dan tweehon
derd films gekeurd, doch de verliezen der af
gekeurde films worden kleiner, omdat de an
dere films een grooteren toeloop veroorzaken.
Maar niet alleen let men op de strikt mo-
reele kwaliteiten van de film, doch ook op
den algemeenen geest der rolprenten, die er
inderdaad op vooruit is gegaan.
Breen heeft een staf van personen om zich
heen. die allen deskundig in het vak zijn. On
der hen zijn een regisseur, een historicus, een
theoloog en drie journalisten. Onder deze
laatsten is er een, wiens stem vaak beslissend
is, omdat hij door zyn kennis van vele vol
keren in staat is de verschillende mentalitei
ten te peilen.
Uiteraard kunnen de films pas gekeurd
worden als zy klaar zijn en als dus alle on
kosten gemaakt zijn, doch ook dan nog kun
nen verhuuronkcaten worden vermeden, als
de keuring preventief werkt en bovendien
heeft Breen zich bereid verklaard om ook de
boeken en tooneelstukken, waarnaar een film
wordt gemaakt, te keuren, zoodat de produ
cers reeds tevoren ongeveer kunnen bereke
nen, welk lot de film eventueel zal wachten.
De honderden protesten, die vroeger op het
kantoor van Breen dagelijks binnenkwamen,
zijn thans geluwd tot tientallen, waaruit men
de conclusie mag trekken, dat ten eerste de
situatie verbeterd is en ten tweede het ver
trouwen in het Legion met den dag groeit.
In een gesticht te Romsey (Hamshire) is een
87-jarige vrouw overleden, die daar haar ge-
heele leven heeft doorgebracht.
Slechts eenmaal had zy het gesticht verlaten.
Dit was toen zy op 14-jarigen leeftyd na een
ziekte voor dood werd verklaard.
Eenige gestichtsbewoners kregen opdracht de
lijkkist naar het lijkenhuisje te brengen, doch
onderweg hoorden zij onder het deksel van de
kist een vreemd geluid, waarop zy hun last lie
ten vallen en er vandoor gingen.
Een paar minuten later kwam het meisje uit
de kist te voorschyn en begaf zich alleen ge
kleed in een doodshemd naar het gesticht. Het
deksel van de kist heeft zij later nog steeds als
strijkplank gebruikt.
De opzet was lang niet slecht bedacht. De
vakman zou hebben zitten likkebaarden,
als hy de plannen had hooren uitwerken.
De heeren zaten in een stil café in een af
gelegen buitenwijk van de stad de laatste toe
bereidselen te bespreken. Er was geen gevaar,
dat zy beluisterd zouden worden, ze waren vrij-
wel de eenige bezoekers; alleen achter in het
zaaltje stonden n paar opgeschoten jongens vrij
luidruchtig te biljarten. De waard speelde mee.
Op korten afstand van 't raam, waarvoor twee
tafeltjes en stoelen, hing een groen gordijn, zoo
als dat hier en daar in enkele ouderwetsche
zaken nog wel het geval is; aan een dier tafel
tjes zaten ze tegenover elkaar, het andere was
onbezet, de tafeltjes achter het gordyn even
eens. Het gesprek verliep vlot.
De beraamde kraak zou als volgt uitgevoerd
worden
Mertens was klerk aan het station van een
dorp, gelegen op. «en afstand van twintig minu
ten sporen van de stad Hy had er administra
tief werk, verkocht de spoorkaartjes en verving
nu en dan den stationschef, die wat ouder werd;
by die gelegenheden droeg hy de roode uniform
pet en gaf het sein voor het vertrek der treinen.
Mertens was ook verantwoordeiyk voor de kas
gelden. Verder was er nog een jonge ambtenaar
Biller.
De laatste trein vertrok steeds om 22.25 uit
de stad en arriveerde dus om 22.45 in het dorp.
In tegenovergestelde richting vertrok de laatste
trein om 22.53 uit 't dorp naar de stad, en ge
durende het tijdsverloop van deze 8 minuten zou
hedenavond de slag geslagen worden.
Mertens had dien avond dienst. Harry, de
helper uit de stad, zou met den laatsten trein
naar 't dorp reizen. Afgesproken werd. dat hij
zou plaats nemen in den achtersten wagen, het
vierde compartiment, een eerste klas-coupé,
waarin zich zelden of nooit iemand bevond. Het
electrisch licht in de coup,é moest laaggedraaid
worden. By binnenkomst van den trein in het
dorp zou Harry, nog vóór de trein geheel tot
stilstand gebracht was, de coupédeur een weinig
20 a 25 centimeter openen.
Mertens, die precies wist, op welke plaats de
trein stilhield, zou er gereed staan, en 't kleine
smalle geldkistje, waarin zich hetgeen hij
eveneens wist dien avond ongeveer negen
duizend gulden zou bevinden, snel in de coupé
schuiven. Daarna, als de trein stopte, zou Har
ry, evenals de andere reizigers, gewoon uitstap
pen, het kistje inmiddels in een city-bag ver
borgen hebben, en zich naar de retirade op het
emplacement begeven.
Hy zou daar volle 8 minuten, een zee van
tijd, hebben om het kistje te openen met het
duplicaatsleuteltje, waarvoor Mertens reeds ge
zorgd had, het geld by zich steken en kalm
naar het tweede perron wandelen. De laatste
trein uit de tegenovergestelde richting zou hem
kort daarop met den buit naar de stad brengen.
„Het kistje laat je dus in de retirade liggen.
Dat vinden ze daar morgenochtend vroeg. Biller
is vrij, en zit als gewooniyk in de kroeg te
gokken. De ouwe gaat tegenwoordig al om negen
uur, half tien naar boven. Als ik de keet dicht
gegooid heb, breng ik hem de sleutels. Vóór
morgenochtend, kraait er geen haan naar...."
„Als de kluis niet geforceerd is, valt de ver
denking op ingewyden.
„Of de brandkast is niet goed gesloten ge
weest."
„Het eerst worden jü en Biller veTdacht."
„Juist. Van Biller is het bekend dat hy spe
culeert, maar hy zal zyn alibi kunnen bewij-
zen. Dan kom ik aan de beurt. Ook mijn alibi
is safe. Een huiszoeking levert niets op. Wie
zal my of Billy iets bewijzen kunnen? Biller zal
het meest verdacht worden, omdat ie gokt."
„De vingerafdrukken op het kistje...."
„Vingerafdrukken! Ja natuurlijkvan mij
en van den ouwe. Die moeten erop zitten, maar
de jouwe zitten er óók op, vreemde, dat is juist
het mooie. Wie kent jouw vingerafdrukken?
Tenslotte moeten ze wel gaan denken aan een
gewone inbraak."
„Het wordt je tijd, Mertens."
„Ja, je neemt dus enkele reis eerste. Hier heb
je een kaartje derde voor terug.... En denk er
om, geen nieuwe pakjes, geen dure gelegenhe
den, geen gezwabber!"
Harry tikt met een rijksdaalder op het ta
feltje. De waard verschijnt.
„Vier Pils, hee
ren, tachtig i
cents." Hy geeft j
geld terug. „Dat 7-y 7 7
is één gulden, I LJC lUlStëWfflk
één-vijftig, twee-
vijftig, dank u."
Harry strijkt 't
geld op. Beiden staan op en duwen het gordy»
op zij
Daar, vlak naast hun tafeltje, slechts ge
scheiden door het groene' gordijntje, zit een
heer, een zestiger, type van een kleinen
rentenier, schijnbaar verdiept in de lezing van
een dagblad, en kijkt even op, als ze langs
loopen.
In een oogwenk zyn ze het cafétje uit en loo
pen haastig de straat uit.
„Stommeling! Waarom kijk je niet uit! Die
vent heeft alles gehoord, en tippelt natuurlyk
zóó naar de politie!"
„Hij weet nog niks! Hy weet niet, waar het
gebeurt!"
„Kaffer! Ze hebben immers een reuze-aan
wijzing! Nee, die zitten daar te maffen, zooals
jij. Waarom heb je nog niet wat harder ge
schreeuwd? Verpest! Verpest.... voor goed!"
Het gesprek wordt in ruzietoon voortgezet.
Als vijanden gaan ze uit elkaar.
De stationskas bleef onaangeroerd.
Het renteniertje kwam, zooals iederen dag,
klokslag half zes thuis. Zijn vrouw bracht hem
z'n bittertje en wees hem zwijgend op de an
nonce in een weekblad.
Het renteniertje zet zyn bril op, leest en
schudt dan langzaam van neen:
„Ik kan m'n drie gulden vyf-en-zeventig wel
beter gebruiken. Als de doktoren, zelfs een pro
fessor er geen raad op weten, helpen die kwak
zalvermiddeltjes zeker niet. 't Is de leeftijd,
vrouw, 't is de leeftijd. En het wordt met den
dag erger. Het getoeter van de auto's, de sirene
van de brandweer, den hevigsten donderslag
hoor ik niet eens meer."
Ongestoord ging de reis verder, op zoek naar nieuwe
avonturen. Ongeveer een week later klauterde Hal
's morgens naar het kraaiennest om den uitkijk wat
gezelschap te houden, toen zyn aandacht werd ge
trokken door een zwarte stip in de verte.
Hy riep naar beneden, dat er iets byzonders te
zien was, en onmiddellijk stuurde de man aan het
roer, op bevel van den kapitein, in de richting die
hem van boven gewezen was.
Vol spanning tuurden allen over de railing. Het
kon een schip zyn, en dat schip kon vijandelijk zyn.
Eindelijk kon men beter onderscheiden. Hooge rotsen
doemden aan den horizon op, en voor die rotsen lag
een wrak, dat door een storm op de riffen moest zijn
geworpen.
In het dorp Khoeri in het vorstendom Jai-
poer is een bruiloftsstoet aanleiding geworden
tot een bloedige botsing, waarbij 80 pers oren
zwaar werden gewond, waarvan acht levens
gevaarlijk.
De eigenlijke oorzaak was een reeds lang be
staand meeningsverschil omtrent huwelyksfees-
ten tusschen jats en rajputs. Een 400-tal jats
(een landbouwerskaste in Jaipoer) wilde voor
den bruiloftsstoet paarden gebruiken, hetgeen
de plaatselijke autoriteiten voor deze kaste on
toelaatbaar achten.
Toen de boeren verzet bleven plegen en be
reden politietroepen hiertegen wilden optreden,
ontstond een algemeene vechtpartij, waaraan
ook het publiek deelnam, en waarby men el
kaar met speren en knuppels te lijf ging.
By Verona zyn veertig goed geconserveerde
menschelyke skeletten gevonden.
Het onderzoek heeft uitgewezen, dat het de
lijken zyn van soldaten van Napoleon, die in
1797 in den slag van Ponte d'Arcole zyn geval
len.
In verband met een reeks brutale overvallen,
die de laatste dagen door een tweetal bandieten
te Jackson (Mississippi) zyn gepleegd, is de
nationale garde geconsigneerd en zyn alle toe
gangswegen afgezet door zwaar gewapende
mannen, die instructie hebben gekregen raak
te schieten. De twee bandieten, waarvan de
een waarschijnlijk de beruchte Raymond Ha
milton is, begonnen met een overval op een
bank te plegen. Daarna hielden zy onder be
dreiging met hun vuurwapens een aantal auto
mobilisten aan, die zy van hun geld beroofden.
Zy verwondden een vrouw, die zich verzette.
Vervolgens geraakten zy in een vuurgevecht
met een vijftiental achtervolgers, die zy wis
ten te overmeesteren en te ontwapenen. Daar
na wisten zy al schietende door een hinderlaag
te breken, waarby zij zich achter eenige mede
genomen gijzelaars dekten. Men zal thans trach
ten de bandieten te omsingelen.
A f f 17 ARnWWP'Q op dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen E7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 *7HZf\ bij een ongeval met C OCH by verlies van een hant*
if-* «I rikDvill v Li tj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen r til/»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen r üUi" doodelyken afloop 1 Mtlw*a een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Hebt u hem dien avond gezien?
Ja, zeker! Een kleine, gladgeschoren man
van middelbaren leeftijd, Amerikaansch type.
Hy kwam naar het kantoor, om mij te vragen,
waar hy de brieven zou kunnen vinden.
Prachtig, prachtig! En u liet het hem
zien?
Ik wees hem de kamer, waar de brieven
bewaard worden. Hy ging er binnen.
Hy is het, riep Jimmie uit. Ik wed één
tegen duizend, dat hy myn man is. En wan
neer vertrok hy weer?
Gisteren, tegen den middag. Ik hoorde hem
den portier vragen, een taxi te bestellen, om hem
naar het Waterloo-Station te brengen.
U hebt hem verder niet gezien gedurende
zijn verblijf in het hotel?
Ja, ja, antwoordde juffrouw Bywater. Bi)
toeval zag ik hem gisterenmorgen vroeg. Ik
zag hem het hotel verlaten om ongeveer half
negen. En buiten ontmoette hy een anderen
man.
HOOFDSTUK XX
HET STUKJE PAPIER
Jimmi» leunde geïnteresseerd over het
tafeltje, waaraan zy beiden zoo gezellig hadden
gedineerd. Hy was vooral getroffen door de
laatste woorden, welke zyn gast gesproken had.
We komen nader zei hy in zichzelf. Dat
belooft wat Ah, vervolgde hij hardop, u
zag hem gisterenmorgen om half negen het
hotel verlaten en u zag, dat hy buiten een
anderen man trof. Dus buiten, eh?
Zeker buiten! antwoordde juffrouw
Bywater. Ik stond juist voor het raampje, dat
uitzicht geeft op de straat. Ik zag dien mr.
Curtis naar buiten wandelen. Hij keek de straat
op en neer. Een man kwam den hoek om. Zij
spraken samen. En toen....
Toen gingen zy beiden terug den hoek om.
U zag niet, dat de tweede man Curtis iets
gaf?
Niets! Zy ontmoetten elkaar, spraken een
of twee woorden en gingen toen weg.
Wat voor een type was die andere man?
Oh! zooiets als die Curtis. Ameri
kaansch. Ik zag hem natuurlijk maar een
oogenblik. Maar den indruk, dien ik er van
kreeg, was dat hy wel een Amerikaan was.
Zag u Curtis terugkomen? vroeg Jimmie,
na een kleine stilte.
Ja, omdat hy voor het kantoorloket kwam,
om een spoorboekje te vragen. Daarna bleef hy
eenige oogenblikken in de hall staan, keek in
het boekje, gaf het weer terug en wandelde
langzaam de brievenkamer in.
Schitterend! Ik bedoel eh schitte
rend, dat u dat allemaal zoo goed onthouden
hebt. Hoe laat was dat?
Een minuut of twee over negen.
En hoe laat worden die brieven gebracht?
Onze morgenpost ligt altijd ongeveer half
negen in de boxes.
Zoodat de brieven er waren op het moment,
dat de man uitging?
Ik herinner my, dat ze toen juist gesor
teerd werden. Ik zag, dat de portier de oost
in het kamertje bracht, juist toen Curtis uit
ging.
En zag u dien. kerel het hovl nog ver
laten gedurende den morgen?
Tegen het middaguur. Hy ging naar het
station.
Enfin, ik weet nu tenminste iets, zei
Jimmie. Juffrouw Bywater, dat is de man, die
myn pakket tegen een ander ruilde. Het is zeer
waarschynlijk, dat hy het nagemaakt pakket
kreeg van den man buiten. Ik kan nog niet met
zekerheid alle dingen verklaren, maar ik zal dat
te zijner tyd wel uitvinden. Maar ik oen zeker
zeker absoluut zekerervan.dat hy het ge
daan heeft. En nu zal ik dat kereltje moeten
vinden.
Door de politie? veronderstelde juffrouw
Bywater.
Nu nog niet, antwoordde Jimmie. Daar
zyn redenen voor. En er is ook een heel goede
reden voor u, om er met geen mensch over te
spreken. U zult later alles over dit geval
hooren.
U kunt op my rekenen, mynheer Trickett.
Ik hoop alleen maar, dat u het pakket terug
krygt. Maar wat gaat u nu doen? De man is
weg.
Eerst moet ik eens kalm nadenken.
Hoewel er een ding is, dat ik direct al kan
doen. Welke kamer heeft die man gehad?
Nummer drie en veertig, boven de uwe,
antwoordde zy.
Wordt die kamer vannacht gebruikt?
Toen ik wegging, was ze nog niet bezet.
Was er vannacht iemand?
Nee niemand.
Prachtig. Als we vanavond terugkomen,
geeft u my dan den sleutel van die kamer.
Ik zou daar graag eens willenneuzen, iets
onderzoeken. Misschien vind ik wel een aan-
knoopingspuiV,.
Juffrouw Bywater lachte.
Ik ben bang, dat u er niets zult vinden,
zei zij. De meisjes hebben de kamer natuurlyk
goed schoon gemaakt. Dat wil zeggen als
u zoekt naar brieven of iets dergelyks.
Ik weet genoeg van het hotelleven, om
te weten, dat er in de kamers nog verschil
lende dingen achterblijven, ondanks het feit
dat de meisjes opruimen. Juffrouw Bywater,
mannen hebben de slechte gewoonte, om papie
ren of iets van dien aard niet in de mand te
werpen, doch onder waschtafels, sasten of
bedden!
Ja? lachte juffrouw Bywater. Enfin, ik
zal u den sleutel geven. Als we teruggaan,
Iaat u my dan eerst naar binnen gaan. U
volgt eenige minuten later en dan geef ik u
den sleutel in een enveloppe. Dat wil zeggen,
als de kamer niet verhuurd is.
Een uur later ging Jimmie de U'appen op,
met den sleutel van kamer drie en veertig
in zyn hand. Terwijl hy langzaam naar boven
liep, overdacht hij het geval nog eens en
moest tot de conclusie komen, dat er in zijn
redeneering nog maar één punt haoerde. Het
stond vast, dat Curtis het pakje van dien man
buiten had ontvangen. Toch was het duplicaat
geadresseerd aan zijn adres in het hotel. Hoe
waren zy er dan gekomen? Het moest per post
verzonden zyn, want de stempels stonden er
op. Hadden zy misschien een agent od het
postkantoor zitten? Dergelijke gevallen waren
wel meer voorgekomen. Hy zou het wel uit
zoeken
Nummer drie en veertig was een kamer op
het eind v'kn een lange gang. Jimmie opende
de deur, draaide het licht aan en vond een
leege kamer, zooals alleen een gemeubileerde
hotelkamer leeg kan zyn.
Ik geloof niet, dat het veel zal uithalen,
mompelde hy half luid. Enfin, ik ben nu een
maal hier, dus zal ik alles onderzoeken, waar
maar iets te vinden zou kunnen zyn.
Hy had de deur achter zich gesloten en was
dus zeker, dat niemand hem kon storen De
inspectie begon. Een papiermand onder de tafel
niets; een schrijfmap op de tafel niets;
onder het bed, de waschtafel en linnenkast
niets; in de muurkasten, in een kolenkit
niets; hij onderzocht den schoorsteenmantel
niets, wat op Curtis kon wijzen. Nadenkend
keek Jimmie de kamer rond; hy voelde er
niet veel voor, om zonder resultaat weg te gaan.
Had hy alles onderzocht? Tegen den schoor
steen geleund zocht hij met zijn oogen alles
nog eens af. Niets, niets! Alleen in den kolen
kit zaten kolen; daaronder zou wat kunnen
zijn. Hy dacht na ja het was moge
lijk. Het meisje had vandaag dien kit gevuld,
er had geen vuur meer gebrand sinds de man
vertrokken was nee hy mocht niets
nalaten, om zijn doel te bereiken. Jimmie ging
op den grond zitten en stuk voor st.uk nam
hy de kolen uit den bak. Toen er niet veel
meer in was, kwam hy stukjes papier tegen,
die half verbrand waren. Dat zou iets kunnen
zyn. Curtis zou papier verscheurd kunnen heb-
pen, had het waarschynlijk brandend in de kit
geworpen dat was een mogelijkheid. Met ver
nieuwden moed hervatte Jimmie zijn werk
met het resultaat dat hij op het eind een aar
dige verzameling had van verschroeide stukjes
papier. Hij legde die op tafel en begon een
nauwkeurig onderzoek. Het was papier van een
brief van prima kwaliteit. Hier en daar stond
er een letter op, doch een aanwijzing had hy
nog niet. Het laatste stukje, dat hij bekeek,
was echter meer beschreven. Hij streek het
glad, maakte het zooveel mogelijk schoon en
kon toen met heel veel moeite iets lezen. Een
vrouwenhand had een adres geschreven, een
datum en nog andere woorden. Het was een
forsch, gedistingeerd handschrift.
Jimmie ontcijferde het volgende:
nham Manor
ire
21sten
lid zal er zijn
Donderdag namiddag by Mevr
belangrijk.
Parijs.
(Wordt vervolgd)