Boy o j'i
CD I
iPWilf
^idimAaal mn den daa
ENGELSCHE
DIEFSTAL?!
Anthony Eden, het volmaakte type
van den kunstenaar-politicus
ABSOLUTE TEGENPOOL
VAN SIR SIMON
i nirnute pakje pruim tabak
GEEN SPRAKE VAN!
DONDERDAG 4 APRIL 1935
Hij speelt fair play met
de politiek
Koning en Rijk
m -
"asm.
Deskundigen roemen deze tabak als
Prima van smaak
Stevig in dc mond
Wordt niet glad
Lang houdbaar
Geen gebruiker van pruimtabak verzuime
met dit nieuwe pakje kennis te maken.
Papieren vensters zijn
gezond
Koerier des konings
Maliënkolder'
Verlicht" Rusland
DOOR J. S. FLETCHER
HOOFDSTUK XXII
DE BOODSCHAP Uil1 HET THEATER
Zijn studie over „de politieke evo
lutie van Indië in de 20e eeuw1
geniet autoriteit op
haar gebied
Lloyd George heeft eens gezegd: „Sir John
Simon is een te goed jurist om een groot
politicus te zijn."
Inderdaad, Sir John Simon is in de eerste
plaats logisch; met alle finesses van de dialek-
tiek vertrouwd. Daarom was hij ook een van de
beste advocaten in Londen. Alvorens hij lid der
regeering werd, verdiende hij circa 80.000 Pond
Sterling.
Misschien ontbreekt hem echter de „snelheid
van gedachte", zonder welke, volgens Disraeli,
een groot politicus niet denkbaar is. Houdt hij
een redevoering, dan is het steeds een pleidooi.
HU blUft koud, nuchter en gewichtig. Nimmer
is hU in staat zUn toehoorders mee te sleepen.
Anthony Eden is wel de absolute tegenpool
van Sir John Simon. De jonge Lord Geheim-
zegelbewaarder is het volmaakte type van den
kunstenaar-politicus. HU speelt met de politiek,
maar hU speelt steeds fair play.
HU wordt meer geleid door zUn instinct dan
door de grijze theorie; zUn redevoeringen zUn
brillante improvisaties. Wanneer deze Engel-
Bche gentleman in het openbaar een rede houdt,
maakt hU niet den indruk zUn opvattingen te
verdedigen; het is als vertelde hU zUn clubge-
nooten een aardige geschiedenis.
Eden werd 37 jaar geleden geboren in Schot
land, als zoon van een koopliedenfamilie. Ver
van de pracht en praal van het hof, ver van die
aristocratische kringen, waar men nog steeds
niet begrUpt, dat het oude Brittannië zich ont
wikkelt en verandert, groeide hü op.
Deze diplomaat heeft een tweeledige opvoe
ding genoten: in Oxford en aan de Somme.
Toen hU zeventien jaar oud was, ging hU als
vi Uwilliger naar het Fransche front. Onmiddel-
lUk na den wapenstilstand bezocht hU een der
Oxfordsche „Colleges", studeerde rechten en
filosofie en werd leider van een kring van stu
denten, die zich voor sociologische problemen
Interesseerde. Ook zUn kunstenaarsnatuur open
baarde zich in Oxford. Van hem ging de stich
ting van een studenten-theater uit, dat niet al
leen het klassieke repertoire speelde, ook mo
derne stukken zooals van Pirandello, Hamsun,
Tschechow, Sascha Guitry werden door dit too-
neelgezelschap opgevoerd. Toen Sascha Guitry
den Jongen Eden op een reis door Engeland zag
acteeren, zei hU, dat deze een groote carrière
tegemoet ging, als hU zich aan het tooneel zou
wUden. Maar den Oxford-student wachtte een
andere taak.
Met tweeëntwintig jaren werd hU secretaris
van den minister van koloniën in het kabinet
van Lloyd George.
Het was de periode van de eerste groote op
standen in Indië. Gandhi begon zUn loopbaan
als apostel. De gemoederen' werden opgezweept;
het Hindoe-congres eischte onafhankelUkheid
De chef van den jeugdigen secretaris gaf dezen
de opdracht, de verwarde toestanden van nabU
te gaan bestudeeren. Anthony vertrok en keer
de vooreerst niet weer terug. Uit Bombay stuur,
de hU den minister een gedetailleerd bericht,
waarin hU den toestand schetste en tegelUker-
tUd diende hU een verzoek om ontslag in.
De schoonheid van het leven in Indië hield
hem gevangen en slechts luisterend naar de
stem van zUn hart, verbond hU zich voor vier
jaren aan het koloniale leger. Reeds gedurende
den oorlog had hU de luitenants-sterren ver
kregen. Zoo voerde hU vier jaren lang het be
vel over den grenspost van Pechaver. Toen ko
ning Amman Oellah van den Afghaanschen
troon werd verjaagd, was het Eden, die hem in
naam van 2. M. George V ontving.
Gedurende de vacanties reisde hU kris en
kras door Indië, jaagde op olifanten en be
leefde tal van avonturen. Dit bonte leven ver
hinderde hem echter niet, in Engeland een uit
gebreide studie te laten verschijnen over „de
politieke evolutie van Indië in de twintigste
eeuw", die op haar gebied autoriteit geniet.
In 1925 werd Lord Eden secretaris van de ju
ridische afdeeling van het ministerie van bui-
tenlandsche zaken. Aanstonds werd hem een
belangrijke taak opgedragen. Hij begeleidde Sir
Austen Chamberlain naar Locamo als juridisch
adviseur. Het leven van bureaucraat beviel hem
echter niet. Na eenige jaren trok hij de toga
aan en werd advocaat. Ook dit was echter niet
ztJn werkelijke roeping. Het opwindende spel der
politiek trok hem. In 1929 werd hij lid van het
parlement en in 1931, onmiddellijk na het sa
menstellen van de nationale regeering van
Mac-Donald, werd hij benoemd tot parlements.
secretaris in het ministerie van bultenlandsche
zaken. Sedert 1933 is hij „bewaarder van het
geheimzegel van zijne Majesteit", en in zekeren
zin tweede minister van buitenlandsche zaken.
De elasticiteit van zijn geest en het vuur van
zijn temperament maken hem tot een dyna
misch mensch, die den nuchteren, zakelijken en
stijven Sir John Simon prachtig aanvult.
Hij zal gedurende deze gewichtige dagen ze
ker bij al zijn onderhandelingen de Juiste snaar
zijns partners weten te treffen.
De Hertog van Gloucester, de derde zoon
van de Britsche souvereinen, is in Enge
land teruggekeerd na een afwezigheid van
acht maanden.
In de eerste namiddaguren maar met een
vertraging van een uur en drie kwartier ten
gevolge van mist in het Kanaal kwam de
„Australia" te Portsmouth aan, waar de prins
van Wales en de hertog van York, beiden in
marine-uniform, hun broeder verwelkomden.
Het was een groote en feestelijke ontvangst.
Alle schepen in Spithead en de haven waren
gepavoiseerd, en torpedojagers en vliegbooten
escorteerden het schip van den terugkeerenden
koninklijken reiziger. Een klein leger van mari
tieme en burgerlijke overheden waren ter ont
vangst aanwezig, en duizenden personen Juich
ten den hertog toe met de spontane hartelijk
heid, waarmede men iemand, die lang van
huis geweest is, in het vaderland welkom heet.
Aan Victoria-station, te Londen, waren de
koning en de koningin met leden der familie
aanwezig om den Hertog te verwelkomen, die
in statie langs een omweg naar Buckingham
palace reed, toegejuicht door de dichte menig
te, welke langs den weg geschaard was. Zijn
ouders reden per auto en niet in statie
langs den koristen weg naar het paleis terug;
de welkomstkreten van het volk immers moes
ten alleen den thuisgekomen zoon gelden.
Ook in niet-koninklijke families is het een
gebeurtenis, wanneer een zoon van een lange
reis van acht maanden terugkeert; de vreugde
van een koningin en een koning behoeven in
zulk een geval niet grooter te zijn dan die van
andere ouders. Maar de onderdanen deelen in
die vreugde en dit niet alleen, want zoo zij
den Hertog geestdriftig verwelkomd hebben,
dan deden zij dit niet slechts uit liefde tot de
souvereinen, met wie zij meeleven en meevoe-
i
E81
ien, maar ook omdat de zoon een groote natio
nale missie volbracht had.
Hij heeft zijn vader vertegenwoordigd op de
groote feesten, welke te Melbourne gevierd zijn
ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan
van den Staat Victoria. Hij heeft een groet deel
van Australië bereisd en vervolgens een bezoek
gebracht aan Nieuw-Zeeland. Millioenen loyale
onderdanen van zijn vader zijn, aank zij het
bezoek van den zoon, zich levendiger dan ooit
bewust geworden van den band, die hen veree-
nigt met het Moederland, en van de gemeen
schappelijke belangen der Britsche volken.
De prinsen zijn de „ambassadeurs" van de
Kroon.
Er gaat ternauwernood een jaar voorbij zon
der dat een of meer hunner bezoeken brengen
aan Dominions of Koloniën. Prins George, de
hertog van Kent, maakte in 1933 een rondreis
door de minst-Engelsche der Dominions, door
de overwegend Hollandsche Unie van Zuid-
Afrika, en sinds jaren zijn de betrekkingen tus-
schen Groot-Brittannië en de Ur.ie niet zoo
vriendschappelijk geweest als sinds 'skonings
jongste zoon het Zuid-Afrikaansche volk de be
tuigingen van 'skonings liefde en belangstel
ling overbracht. Canada, Newfoundland en tal
van koloniën hebben in den loop der laatste
jaren prinsen van het Huis van Windsor in hun
midden gezien, en steeds had zulk een bezoek
een opvlammen van loyauteit en solidariteit
ten gevolge.
In een democratisch parlementair land merkt
het volk weinig van den arbeid des konings;
velen meenen zelfs, dat hij niets anders is en
niets anders zijn mag, dan de verpersoonlijking
eener traditie. Maar zonder een kroon en zon
der den drager der krocn, zou Groot-Brittannië
reeds lang gescheiden zijn van de groote auto
nome Dominions, waarmede het thans tot een
machtig Gemeenebest van Naties vereenigd is.
Want het is de koning, en hij alleen, die de
Britsche eenheid symboliseert, bestendigt en
versterkt. De uitroeping eener republiek te
Londen zou gepaard gaan aan het uiteenvallen
van het Britsche Rijk, en dus aan den val van
Groot-Brittannië zelf.
In China houdt men zich op het oogenblik
druk bezig met het onderzoek naar de gezond
heid der kinderen. Men heeft aldaar o.a. vast
gesteld, dat het aantal kinderen, dat aan
rachitis lijdt, veel kleiner is dan in de Weste
lijke landen; de voeding en de levensomstan
digheden in China zouden eerder het tegendeel
doen verwachten. De doktoren schrijven dit
toe aan het gebruik van papieren inplaats van
glazen vensters. Onderzoekingen van het we
tenschappelijke instituut te Yentsing hebben
bewezen, dat papieren vensters ultra-violette
stralen doorlaten.
De koning van Engeland heeft nog eenige
speciale zaakgelastigden, die den naam „koerier
des konings" dragen en wier traktement va
rieert van 450 tot 600 pond sterling per jaar.
De namen van deze koeriers komen nog steeds
voor op de civiele lijst van het koninklijke huis,
ofschoon deze personen, gelijk booze tongen be
weren, geen koeriersdiensten meer te doen
hebben. Geheel geloofwaardig is deze bewering
niet, daar men deze personen overal aantreft
v/aar een geheime missie te vervullen valt. Zij
lichten den koning in over gebeurtenissen bij
burgeroorlogen of revoluties. Zij zijn steeds te
vinden in de wandelgangen van buitenlandsche
ministeries of op plaatsen waar conferenties
gehouden worden. Voorts strekt hun functie
zich uit tot het overreiken van geschenken en
het bezorgen van koninklijke brieven.
Het leven van Jean Toucourt't zijn
gelukkigen dje er zoo licht mee klaar
komen. Hij stapte van den eenen dag
in den anderen, goed in z'n vet en tevreden
met alle menschen, dronk op zijn tijd een goed
glas, stroopte zoo nu en dan een haas, maalde
niet om zorgen en mosilijkheden, om bosch
wachters en gendarmen.
En als de zon in den hemel schroeide als
gloeiend koper en de dorpelingen van Melton
uitgezwermd over den stuggen, humusarmen
grond elkander demonstreerden, dat de mensch
nog steeds in het zweet zijns aanschijns zijn
brood te verdienen heeft, liep Jean Toucourt
met een opgeruimd gezicht zijn tijd en zijn
leven te verslenteren of schoot sperwers in op
dracht van een boer, die een groote kuikenfok
had. Zoo leefde Jean temidden van de Mel-
tonsche dorpelingen zonder kommer of onge
mak, 353 dagen van het jaar.
Daar waren namelijk ook dagen, waarop Jean
Toucourt een vaste taak te verrichten had en
wel van dien aard, dat niemand in Melton
hem dan benijdde.
Als men hem stil en timide langs de huizen
zag schuiven, met schuwe oogen, dan wisten
de dorpelingen dat er voor hem dien avondN
weer -iets te ondernemen stond.
,,'t Is vandaag weer de 13de," zeiden ze el
kaar. „Je kunt 't Jean aanzien, dat hij dien
tocht naar 't slot maar een angstige geschie
denis vindt."
Ja, zijn vaste verdiensten haalde Jean Tou
court uit de ruïne van Callantenne: het spook
slot. Een stompe bouwvallige toren; wat dik
ke, door den tijd vervreten en verbrokkelde
muren, waarbinnen, met de vleermuizen en een
enkelen overjarigen uil slechts de leegte was,
enja, en den 13den van iedere maand, des
nachts om klokke 12: de ridder met den ma
liënkolder.
Er is een tijd geweest, waarin alle ruïnes
van 't Hoogland van Auvergne op bepaalde tij
den werden bewoond door de schimmen van
geworgde prinsen, gevloekte markiezen en gif-
mengende rentmeesters.
Successievelijk hebben zij zich om duistere
redenen discreet onttrokken aan het waarne
mingsvermogen der menschen.
De geest van den ridder met den maliën
kolder, den edelman die eens in 't grijs ver
leden in een bui van jalouzie een aanslag zou
hebben gepleegd op een zee-meermin, had het
zich van zijn dood af tot gewoonte gemaakt,
den dertienden van iedere maand langs de
kanteelen van zijn voorvaderlijk slot te ma
noeuvreeren tot ontzetting van de stervelingen
die het zagen.
Ook hij bleek plotseling steekhoudende ar
gumenten te hebben gevonden om aan deze
maandelijksche omwandelingen een einde te
maken. Zijn geschiedenis leefde echter voort
en ieder, die geduld en interesse genoeg had
om een geheelen avond te luisteren naar den
wijdloopigen verteltrant van een ouden Mel-
tonschen dorpeling, kon haar vernemen.
En toenineens.... kort nadat Jean Tou
court naar dit dorp was afgezakt, werd het spook
van Callantenne weer gezien.
De oude historie herbegon; den dertienden
van iedere maand, te klokke 12, middernacht.
Er kwamen nu soms goede dagen voor Louis
Catat, den waard van „Les Trois Tullpes". Tel
kens als het kalenderblaadje dien typischen da
tum aangaf, reden uit alle windstreken tou
ringcars belangstellenden naar het kleine dorp:
verlichten van den nieuwen tijd in plus-fours
en met alpino's, die zwaar door de geiagkamer
van „Les Trois Tulipes" stapten, om strijd
dronken en glossen tapten op „dat oude fossiel
m
In spanning sloeg Hal het gade, hoe kapitein
Benson zich op het galjoen heesch door middel van
een van de touwen, die van het dek naar beden
hingen. Kapitein Gay volgde hem. „Mag ik ook
komen, vader?" vroeg Hal. „Ja zeker, Hal," ant
woordde kapitein Gay. „Hou het touw vast en
volg me."
Ondertusschen had kapitein Benson zich op het
dek geheschen door een opening in de verschansing.
Nog steeds hield hij het touw vast en baande zich
zoo een weg over het hellende dek. „Dezen kant op,"
riep kapitein Benson. „Laten we de papieren van
het schip onderzoeken en zien van welke nationa
liteit het was."
Kapitein Gay wacmte een oogenblix en hielp Hal
om zich op het dek te hijschen. Daarna volgden bei
den kapitein Benson naar de kajuit. „Ik ben nieuws
gierig, wat we zullen vinden," riep Hal opgewonden
uit. „Het ziet er naar uit, alsof het schip in haast
verlaten werd."
in zijn harnas, dat zij nu ook wel eens zien
wilden".
Kijk, daar was Jean Toucourt dan voor. Te
gen tienen kwam hij op die avonden het
établissement binnengestapt, monsterde de
aanwezigen met een ernstigen blik en noodigde
hen met- plechtig zware stem uit „maar te vol
gen."
„De impresario!" juichte bij die gelegenheid
steeds het gezel-
schap en hief 't
gl Jean knikte "De ridder in den
dan effen met 'n
blik van ver- I
standhouding I
met Louis Catot.
„Die zingen straits een toontje lager Louis!"
En dat kwam altijd weer uit. Zoo tegen
eenen, als de nieuwsgierige troep, terug van de
spook-excursie, met Jean aan de spits, zich los
maakte uit de donkerste duisternis der Melton-
sche bosschen, om hun plaatsen in de touring
cars weer op te zoeken, dan waren er nog wel
die schampere opmerkingen hadden en mom
pelden van „grof boerenbedrog"; „een slimme
burgemeester, die zoo vreemdelingen trekt,"
maar de gezichten stonden pips en weinig zelf
bewust en de stemmen klonken beverig en wei
nig overtuigend. En degenen, die op eigen gele
genheid gekomen waren en den verderen nacht
in „Les Trois Tulipes" door brachten, lieten
steeds op hun kamers de lamp branden met
het gevolg, dat ze den volgenden ochtend door
Louis onder handen werden genomen en bij
het voldoen der rekening nog een speciaal be
dragje te deponeeren hadden voor verstookte
petroleum. En Jean Toucourt? Wel, die durfde
weer een tijdje frank en onvervaard de wereld
in te kijken of er geen geest van een lang ge
leden afgestorven ridder was bij wien hij regel
matig menschen had te introduceeren.
Hjj rammelde eens met het fooiengeld in zijn
zakken en keerde zich weer zielstevreden tot
het goede der aarde.
En weer was het de dertiende van de maand;
des nachts op klokke van 12.... Jean had zijn
excursisten tusschen naaldhout verdekt opge
steld en annonceerde met een stem, schorrig
van agitatie, de komende dingen.
Ja die Jean, die ging met z'n gezelschap, dat
in geesten liefhebberde, weer een angstig mo
mentje tegemoet. Het momentje, waarin hij
de duizend dooden, waarover hij de dorpelin
gen van Melton zoo dikwijls sprak, ging onder
gaan en overleven. Zijn wezen schrompelde er
compleet van in. En zijn gezelschap was ook
niet veel meer waard, de leden ervan stonden
wat te huiveren en te trekkebeenen en maakten
het zich zelve wijs, dat de nachtkoelte hun ze
nuwen zoo prikkelbaar maakte.
„Opgepast nu," fluisterde Jean.
„Zoodra de klok van den dorpstoren slaat,
gaat hij komen. Van links daarboven, waar het
klokkenhuis staat!"
En jawelnauwelijks was de laatste klok-
kenklank in den nacht verklonken, of de geest
van den ridder in den maliënkolder kwam te
voorschijn en schreed in al zijn geharnaste ma
jesteit langs de kanteelen.
De maan scheen helder en onaandoenlijk; er
gens diep in de bosschen klonk de onheüskreet
van een nachtvogel; het was luguber!
„Als hij middenop is, gaat hij spreken," voor
spelde de gids en in zijn gedempte stem wa
ren de benauwenissen van de duizend dooden
nog duidelijk voor een ieder waarneembaar.
„Hij gaat dan den graaf van Verleine uitda
gen. Ge weet wel, zijn succesvolle mededinger
in den strijd om de liefde van de Zeemeermin."
Het spooksel, als had het hierop gewacht,
stond stil en maakte front en hengelde met een
zijner onaardsche ledematen naar iets wat tus
schen de kanteelen lag. En dat iets kreeg het
te pakken: een scheepsroeper!
Blijkbaar wilde hij bij het uitdagen van zijn
grafelijken tegenstander rekening houden met
eventueele onderdomskwalen aan diens gehoor
organen, want hij bracht het instrument met
plechtige beweging aan den mond. En toen
ja, toen pleegde hij smadelijk verraad aan een
eeuwenoude traditie.
„Jean Toucourt," schetterde het, „ge moet
maar tegen Louis zeggen, dat ik voortaan blijf
waar ik ben en ie maar een ander spook op den
kop moet tikken. Zijn établissementje wordt
door die vreemde snoeshanen telkenmale met
goed geld belegd en mij heeft hij den vorigen
keer durven afschepen met een valsch briefke!"
De totale productie van electrische gloei
lampen in de Sovjet-Unie wordt voor het jaar
1935 geschat op meer dan 100 millioen. In 1923
werden in Sovjet-Rusland nog nauwelijks 4
millioen gloeilampen vervaardigd, in 1935 reeds
85 millioen.
Voor de revolutie werden in Rusland slechts
ongeveer 2 millioen gloeilampen per jaar ge
fabriceerd, en werd de behoefte voornamelijk
door invoer uit het buitenland gedekt. Thans
is de invoer van buitenlandsche gloeilampen
stopgezet en is men zelfs begonnen met den
uitvoer van in de Sovjet-Unie vervaardigde
gloeilampen.
Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te
kosten. Plaats maar eens een Omroeper! Rubri
ceering en gelijkvormige zetwijze. Billijk han
delstarief
Af f C A DAMN TT 'Q °P dit blad zUn ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen "C1 b*) levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 TTKéTI bij een ongeval met C OCf| bij verlies van een hant»
M I .1 .r. rtDvll I B JUi %J ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen i f verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen JT Crvr»" doodelijken afloop 1 UÜU een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
31
Zoudt u iets kunnen vertellen over haar
geldzaken?
Ik weet, dat de rekeningen van haar
cliënten tweemaal per jaar werden betaald, in
de lente en in den herfst en dat zij in dien
tijd het grootste deel op haar rekening van de
bank stortte. Wat haar betalingen betreft
op het eind van iedere maand haalde zij zoo
veel geld van de bank, dat zij aan haar maan
delijksche verplichtingen kon voldoen.
Uitstekend! Nu nog een belangrijke vraag.
Weet u ook, of Madame Charles wel eens geld
leende aan haar cliënten.
Geld leenen? riep Eva uit.
Ja, ja voor eenigen tijd, natuurlijk!
Hebt u geweten of heeft zij er ooit met u
over gesproken, dat zij geld uitleende?
Eva schudde haar hoofd zeer beslist.
Neen, antwoordde zij.
Hiermee was het onderzoek afgeloopen. De
Baak werd uitgesteld tot een week later. Eva
stelde zich weer onder de hoede van Juffrouw
Trickett en Jimmie.
Ziezoo! antwoordde Jimmie, die geschie
denis is weer afgeloopen. Nu zullen we wat
rust zoeken en een heerlijk kopje thee
drinken.
Hij geleidde de dames naar zijn eigen kamers,
waar hij reeds alles voor haar verblijf dien
nacht in orde had laten maken. Nadat zij ge
zamenlijk gedineerd hadden, bracht hü hen
naar het theater, vroeg permissie om het eerste
uur te mogen wegblijven en beloofde, dat hi)
precies op tijd zou terugkomen.
Eenmaal buiten het theater haastte Jimmie
zich naar Packe's kamers. Daar vond hij ook
Scraye hij en Packe bestudeerden met veel
aandacht de nieuwsbladen. Jimmie raadde zeer
juist, dat zij de büzonderheden over het onder
zoek lazen.
Plotseling kreeg Jimmie een ingeving; hü
haalde het stukje papier, dat hü in de hotel
kamer gevonden had, uit zün zak en hield het
den heeren voor.
Kent een van jullie tweeën dit hand
schrift? vroeg hü.
Het volgend moment wist Jimmie, dat het
handschrift was herkend: zün onverwachte
vraag had een zeker antwoord gekregen.
Scraye had het handschrift herkend. Een
beetje zenuwachtig had hü het stukje papier
uit Jimmie's hand getrokken. Jimmie. die dit
kalm gadesloeg, zou er op hebben durven
zweren, dat de markies wist, wiens handschrift
het was. Maar even snel alsi zü opgekomen was,
verdween de spanning van Scraye's gelaat, om
plaats te maken voor onverschilligheid. Dit alle-'
had zich misschien in een gedeelte van een
oogenblik afgespeeld, maar het had lang ge
noeg geduurd, om Jimmie zekerheid te geven.
Scraye, hü wist het positief zeker, had het
handschrift herkend en had op eens besloten,
die herkenning voor zich te houden.
Eerst was hü er zelf niet zeker van ge
weest, of hü Scraye en Packe iets zou vertellen
over zün laatste ontdekkingen; de daad van
Scraye ten aanzien van het stukje papier gaf
voor hem den doorslag om te spreken. Hij
wilde weten, waarom Scraye zich onwetend
hield.
Hü wendde zich tot Packe, die op zün beurt
het gevonden papier bekeek.
Ken JU het, Packe?
Packe schudde zijn hoofd en gaf het papier
terug.
Neen, Jimmie, antwoordde hü- Alles wat
ik er uit kan opmaken, is dat het schrift be
hoort tot het groote, gedurfde type, dat de
tegenwoordige dames, althans veel er van, zoo
graag gebruiken. Wat wilde je er eigenlijk
mee?
Ik zie er meer in, merkte Jimmie op. Tk
zie een gedeelte van een datum en ook een ge
deelte van een adres.
Packe nam het terug en bekeek het zorgvul
diger.
nham Manor, zei hü. Nu ik zou
zoo denken, dat dit op veel hulzen toegepast
kan worden. Laat eens küken.... ik geloof dat
ik er zelf al eenige kan opnoemen. Ja Alden-
ham Manor, Goodenham Manor, Wickenham
Manor dit zün alle buitenplaatsen: enham
is hier een veel gebruikte achtervoeging.
Wat voor waarde hecht je aan dit stuk
papier, Trickett? vroeg Scraye onverschillig. Is
het de sleutel tot iets?
Misschien! Misschien niet! Ik zal je ver
tellen, hoe ik het vond.
Dusje bent toch doorgegaan met....
zei Scraye, zijn zin niet voleindend.
Juist ik ben toch doorgegaan met
het ohderzoek. Ik zal jullie er een en ander van
vertellen.
De twee mannen luisterden aandachtig, tot
Jimmie met zün verhaal klaar was; nu en dan
keken zü elkander aan; Scraye was de eerste,
die sprak, nadat Jimmie uitgesproken was.
Het is heel goed mogelük, dat dit papier
al in die kamer was, voor die man het hotel
bezocht, zei hij. Er kan evengoed September als
October gestaan hebben.
Neen, het moet October zün. De man heeft
den haard in zün kamer aan gehad. Het kan
büna niet anders, of zün bedoeling is geweest,
het papier te verbranden dien zelfden avond
nog of desnoods den volgenden morgen.
En ne wat ben je nu van plan
Ik bedoel met dat snippertje papier? vroeg
Scraye.
Weet ik niet! Misschien is het een lei
draad voor mü, om iets anders te bereiken. In
ieder geval wil ik weten, wiens huis genoemd
wordt en wie het geschreven heeft.
Veronderstel, dat je dat allemaal vindt,
onderbrak Scraye hem.
Dan denk ik wel uit te kunnen vinden,
wie in de zaak betrokken was. Dat is alles
hoewel een zeer voornaam punt.
Je bent er toch nog niet heelemaal zeker
van, of de man, dien jü Curtis' noemt, iets te
maken heeft met de verwisseling der pakketten,
merkte Scraye op. Je hebt geen enkel overtui
gend bewüs.
Packe, die nog niet veel gezegd had, mengde
zich nu ook in het gesprek.
Ik geloof, dat Jimmie wel gelijk kan
hebben alleen geloof ik niet, dat zün rede
neering juist is, wat betreft de verwisseling der
pakketten of neen. daar heb je eigenlük
nog geen oplossing voor gevonden, hé? Mij
dunkt, dat het zoo gegaan is. Het duplicaat
pakket werd naar Londen gezonden, aan jouw
adres, doch naar een ander hotel. De agent, die
in dat hotel overnachtte, ontving het, wischte
den naam van het hotei uit en verving dien
door „Cairo Hotel"
Ja uitwisschen, dat gaat toch zoo maar
niet! Dat had ik dan toch wel bemerkt, onder
brak Jimmie hem.
Och dat is heel eenvoudig langs
chemischen weg is dat absoluut onzichtbaar të
doen, antwoordde Packe. Enfin, ik ga verder
met mün veronderstelling: de agent verving dus
de beide hotel-namen, ging daarna uit, ont
moette Curtis op een afgesproken plaats, deze
laatste ging terug en verwisselde heel eenvoudig
de twee pakjes!
Je kent die menschen nog al veel eigen
schappen toe; als zij dit allemaal gedaan zou
den hebben, zün zü inderdaad zeer vindingrijk,
zei Scraye.
Maar dat zün zjj ook, riep Jimmie uit. Zü
zün knap ongelooflijk knap. Maar ik zal ze
achtervolgen, ondanks alles!
Scraye, die was opgestaan en even heen en
weer had geloopen, viel weer in zün stoel terug
en keek Jimmie strak aan.
Mag ik vragen, Trickett, zei hü, waarom je
zoo volhoudt waarom je alles zoo graag wilt
weten?
Natuurlük ik wil je ook graag ant
woorden. De reden is deze: Ik ben van juffrouw
Walsden gaan houden. Ik wil met haar trouwen
als zü mü tenminste wil hebben. Maar ik
geloof niet, dat zij veilig is, voor die bende ge
heel ontmaskerd is.
Maar waarom zou zü niet veilig zün?
vroeg Scraye.
Omdat zü waarschünlük veronderstellen
dat zü te veel weet! Het ligt trouwens
voor de hand, vind je niet? Zü weten, dat zü
lang bij Madame Charles in dienst is geweest.
Zü weten, dat zü inlichtingen zou kunnen
geven over de menschen, die regelmatig da
zaak bezochten. Zü weten ook, dat zij waar
schünlük de zaak in Parijs door en door kent.
En zü weten drommels goed, dat zü per saldo
de onschuldige oorzaak was, dat ik de gestolen
voorwerpen in handen kree-'
t Wordt vervolgd)