Boy o j'i CD I iPWilf ^idimAaal mn den daa ENGELSCHE DIEFSTAL?! Anthony Eden, het volmaakte type van den kunstenaar-politicus ABSOLUTE TEGENPOOL VAN SIR SIMON i nirnute pakje pruim tabak GEEN SPRAKE VAN! DONDERDAG 4 APRIL 1935 Hij speelt fair play met de politiek Koning en Rijk m - "asm. Deskundigen roemen deze tabak als Prima van smaak Stevig in dc mond Wordt niet glad Lang houdbaar Geen gebruiker van pruimtabak verzuime met dit nieuwe pakje kennis te maken. Papieren vensters zijn gezond Koerier des konings Maliënkolder' Verlicht" Rusland DOOR J. S. FLETCHER HOOFDSTUK XXII DE BOODSCHAP Uil1 HET THEATER Zijn studie over „de politieke evo lutie van Indië in de 20e eeuw1 geniet autoriteit op haar gebied Lloyd George heeft eens gezegd: „Sir John Simon is een te goed jurist om een groot politicus te zijn." Inderdaad, Sir John Simon is in de eerste plaats logisch; met alle finesses van de dialek- tiek vertrouwd. Daarom was hij ook een van de beste advocaten in Londen. Alvorens hij lid der regeering werd, verdiende hij circa 80.000 Pond Sterling. Misschien ontbreekt hem echter de „snelheid van gedachte", zonder welke, volgens Disraeli, een groot politicus niet denkbaar is. Houdt hij een redevoering, dan is het steeds een pleidooi. HU blUft koud, nuchter en gewichtig. Nimmer is hU in staat zUn toehoorders mee te sleepen. Anthony Eden is wel de absolute tegenpool van Sir John Simon. De jonge Lord Geheim- zegelbewaarder is het volmaakte type van den kunstenaar-politicus. HU speelt met de politiek, maar hU speelt steeds fair play. HU wordt meer geleid door zUn instinct dan door de grijze theorie; zUn redevoeringen zUn brillante improvisaties. Wanneer deze Engel- Bche gentleman in het openbaar een rede houdt, maakt hU niet den indruk zUn opvattingen te verdedigen; het is als vertelde hU zUn clubge- nooten een aardige geschiedenis. Eden werd 37 jaar geleden geboren in Schot land, als zoon van een koopliedenfamilie. Ver van de pracht en praal van het hof, ver van die aristocratische kringen, waar men nog steeds niet begrUpt, dat het oude Brittannië zich ont wikkelt en verandert, groeide hü op. Deze diplomaat heeft een tweeledige opvoe ding genoten: in Oxford en aan de Somme. Toen hU zeventien jaar oud was, ging hU als vi Uwilliger naar het Fransche front. Onmiddel- lUk na den wapenstilstand bezocht hU een der Oxfordsche „Colleges", studeerde rechten en filosofie en werd leider van een kring van stu denten, die zich voor sociologische problemen Interesseerde. Ook zUn kunstenaarsnatuur open baarde zich in Oxford. Van hem ging de stich ting van een studenten-theater uit, dat niet al leen het klassieke repertoire speelde, ook mo derne stukken zooals van Pirandello, Hamsun, Tschechow, Sascha Guitry werden door dit too- neelgezelschap opgevoerd. Toen Sascha Guitry den Jongen Eden op een reis door Engeland zag acteeren, zei hU, dat deze een groote carrière tegemoet ging, als hU zich aan het tooneel zou wUden. Maar den Oxford-student wachtte een andere taak. Met tweeëntwintig jaren werd hU secretaris van den minister van koloniën in het kabinet van Lloyd George. Het was de periode van de eerste groote op standen in Indië. Gandhi begon zUn loopbaan als apostel. De gemoederen' werden opgezweept; het Hindoe-congres eischte onafhankelUkheid De chef van den jeugdigen secretaris gaf dezen de opdracht, de verwarde toestanden van nabU te gaan bestudeeren. Anthony vertrok en keer de vooreerst niet weer terug. Uit Bombay stuur, de hU den minister een gedetailleerd bericht, waarin hU den toestand schetste en tegelUker- tUd diende hU een verzoek om ontslag in. De schoonheid van het leven in Indië hield hem gevangen en slechts luisterend naar de stem van zUn hart, verbond hU zich voor vier jaren aan het koloniale leger. Reeds gedurende den oorlog had hU de luitenants-sterren ver kregen. Zoo voerde hU vier jaren lang het be vel over den grenspost van Pechaver. Toen ko ning Amman Oellah van den Afghaanschen troon werd verjaagd, was het Eden, die hem in naam van 2. M. George V ontving. Gedurende de vacanties reisde hU kris en kras door Indië, jaagde op olifanten en be leefde tal van avonturen. Dit bonte leven ver hinderde hem echter niet, in Engeland een uit gebreide studie te laten verschijnen over „de politieke evolutie van Indië in de twintigste eeuw", die op haar gebied autoriteit geniet. In 1925 werd Lord Eden secretaris van de ju ridische afdeeling van het ministerie van bui- tenlandsche zaken. Aanstonds werd hem een belangrijke taak opgedragen. Hij begeleidde Sir Austen Chamberlain naar Locamo als juridisch adviseur. Het leven van bureaucraat beviel hem echter niet. Na eenige jaren trok hij de toga aan en werd advocaat. Ook dit was echter niet ztJn werkelijke roeping. Het opwindende spel der politiek trok hem. In 1929 werd hij lid van het parlement en in 1931, onmiddellijk na het sa menstellen van de nationale regeering van Mac-Donald, werd hij benoemd tot parlements. secretaris in het ministerie van bultenlandsche zaken. Sedert 1933 is hij „bewaarder van het geheimzegel van zijne Majesteit", en in zekeren zin tweede minister van buitenlandsche zaken. De elasticiteit van zijn geest en het vuur van zijn temperament maken hem tot een dyna misch mensch, die den nuchteren, zakelijken en stijven Sir John Simon prachtig aanvult. Hij zal gedurende deze gewichtige dagen ze ker bij al zijn onderhandelingen de Juiste snaar zijns partners weten te treffen. De Hertog van Gloucester, de derde zoon van de Britsche souvereinen, is in Enge land teruggekeerd na een afwezigheid van acht maanden. In de eerste namiddaguren maar met een vertraging van een uur en drie kwartier ten gevolge van mist in het Kanaal kwam de „Australia" te Portsmouth aan, waar de prins van Wales en de hertog van York, beiden in marine-uniform, hun broeder verwelkomden. Het was een groote en feestelijke ontvangst. Alle schepen in Spithead en de haven waren gepavoiseerd, en torpedojagers en vliegbooten escorteerden het schip van den terugkeerenden koninklijken reiziger. Een klein leger van mari tieme en burgerlijke overheden waren ter ont vangst aanwezig, en duizenden personen Juich ten den hertog toe met de spontane hartelijk heid, waarmede men iemand, die lang van huis geweest is, in het vaderland welkom heet. Aan Victoria-station, te Londen, waren de koning en de koningin met leden der familie aanwezig om den Hertog te verwelkomen, die in statie langs een omweg naar Buckingham palace reed, toegejuicht door de dichte menig te, welke langs den weg geschaard was. Zijn ouders reden per auto en niet in statie langs den koristen weg naar het paleis terug; de welkomstkreten van het volk immers moes ten alleen den thuisgekomen zoon gelden. Ook in niet-koninklijke families is het een gebeurtenis, wanneer een zoon van een lange reis van acht maanden terugkeert; de vreugde van een koningin en een koning behoeven in zulk een geval niet grooter te zijn dan die van andere ouders. Maar de onderdanen deelen in die vreugde en dit niet alleen, want zoo zij den Hertog geestdriftig verwelkomd hebben, dan deden zij dit niet slechts uit liefde tot de souvereinen, met wie zij meeleven en meevoe- i E81 ien, maar ook omdat de zoon een groote natio nale missie volbracht had. Hij heeft zijn vader vertegenwoordigd op de groote feesten, welke te Melbourne gevierd zijn ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van den Staat Victoria. Hij heeft een groet deel van Australië bereisd en vervolgens een bezoek gebracht aan Nieuw-Zeeland. Millioenen loyale onderdanen van zijn vader zijn, aank zij het bezoek van den zoon, zich levendiger dan ooit bewust geworden van den band, die hen veree- nigt met het Moederland, en van de gemeen schappelijke belangen der Britsche volken. De prinsen zijn de „ambassadeurs" van de Kroon. Er gaat ternauwernood een jaar voorbij zon der dat een of meer hunner bezoeken brengen aan Dominions of Koloniën. Prins George, de hertog van Kent, maakte in 1933 een rondreis door de minst-Engelsche der Dominions, door de overwegend Hollandsche Unie van Zuid- Afrika, en sinds jaren zijn de betrekkingen tus- schen Groot-Brittannië en de Ur.ie niet zoo vriendschappelijk geweest als sinds 'skonings jongste zoon het Zuid-Afrikaansche volk de be tuigingen van 'skonings liefde en belangstel ling overbracht. Canada, Newfoundland en tal van koloniën hebben in den loop der laatste jaren prinsen van het Huis van Windsor in hun midden gezien, en steeds had zulk een bezoek een opvlammen van loyauteit en solidariteit ten gevolge. In een democratisch parlementair land merkt het volk weinig van den arbeid des konings; velen meenen zelfs, dat hij niets anders is en niets anders zijn mag, dan de verpersoonlijking eener traditie. Maar zonder een kroon en zon der den drager der krocn, zou Groot-Brittannië reeds lang gescheiden zijn van de groote auto nome Dominions, waarmede het thans tot een machtig Gemeenebest van Naties vereenigd is. Want het is de koning, en hij alleen, die de Britsche eenheid symboliseert, bestendigt en versterkt. De uitroeping eener republiek te Londen zou gepaard gaan aan het uiteenvallen van het Britsche Rijk, en dus aan den val van Groot-Brittannië zelf. In China houdt men zich op het oogenblik druk bezig met het onderzoek naar de gezond heid der kinderen. Men heeft aldaar o.a. vast gesteld, dat het aantal kinderen, dat aan rachitis lijdt, veel kleiner is dan in de Weste lijke landen; de voeding en de levensomstan digheden in China zouden eerder het tegendeel doen verwachten. De doktoren schrijven dit toe aan het gebruik van papieren inplaats van glazen vensters. Onderzoekingen van het we tenschappelijke instituut te Yentsing hebben bewezen, dat papieren vensters ultra-violette stralen doorlaten. De koning van Engeland heeft nog eenige speciale zaakgelastigden, die den naam „koerier des konings" dragen en wier traktement va rieert van 450 tot 600 pond sterling per jaar. De namen van deze koeriers komen nog steeds voor op de civiele lijst van het koninklijke huis, ofschoon deze personen, gelijk booze tongen be weren, geen koeriersdiensten meer te doen hebben. Geheel geloofwaardig is deze bewering niet, daar men deze personen overal aantreft v/aar een geheime missie te vervullen valt. Zij lichten den koning in over gebeurtenissen bij burgeroorlogen of revoluties. Zij zijn steeds te vinden in de wandelgangen van buitenlandsche ministeries of op plaatsen waar conferenties gehouden worden. Voorts strekt hun functie zich uit tot het overreiken van geschenken en het bezorgen van koninklijke brieven. Het leven van Jean Toucourt't zijn gelukkigen dje er zoo licht mee klaar komen. Hij stapte van den eenen dag in den anderen, goed in z'n vet en tevreden met alle menschen, dronk op zijn tijd een goed glas, stroopte zoo nu en dan een haas, maalde niet om zorgen en mosilijkheden, om bosch wachters en gendarmen. En als de zon in den hemel schroeide als gloeiend koper en de dorpelingen van Melton uitgezwermd over den stuggen, humusarmen grond elkander demonstreerden, dat de mensch nog steeds in het zweet zijns aanschijns zijn brood te verdienen heeft, liep Jean Toucourt met een opgeruimd gezicht zijn tijd en zijn leven te verslenteren of schoot sperwers in op dracht van een boer, die een groote kuikenfok had. Zoo leefde Jean temidden van de Mel- tonsche dorpelingen zonder kommer of onge mak, 353 dagen van het jaar. Daar waren namelijk ook dagen, waarop Jean Toucourt een vaste taak te verrichten had en wel van dien aard, dat niemand in Melton hem dan benijdde. Als men hem stil en timide langs de huizen zag schuiven, met schuwe oogen, dan wisten de dorpelingen dat er voor hem dien avondN weer -iets te ondernemen stond. ,,'t Is vandaag weer de 13de," zeiden ze el kaar. „Je kunt 't Jean aanzien, dat hij dien tocht naar 't slot maar een angstige geschie denis vindt." Ja, zijn vaste verdiensten haalde Jean Tou court uit de ruïne van Callantenne: het spook slot. Een stompe bouwvallige toren; wat dik ke, door den tijd vervreten en verbrokkelde muren, waarbinnen, met de vleermuizen en een enkelen overjarigen uil slechts de leegte was, enja, en den 13den van iedere maand, des nachts om klokke 12: de ridder met den ma liënkolder. Er is een tijd geweest, waarin alle ruïnes van 't Hoogland van Auvergne op bepaalde tij den werden bewoond door de schimmen van geworgde prinsen, gevloekte markiezen en gif- mengende rentmeesters. Successievelijk hebben zij zich om duistere redenen discreet onttrokken aan het waarne mingsvermogen der menschen. De geest van den ridder met den maliën kolder, den edelman die eens in 't grijs ver leden in een bui van jalouzie een aanslag zou hebben gepleegd op een zee-meermin, had het zich van zijn dood af tot gewoonte gemaakt, den dertienden van iedere maand langs de kanteelen van zijn voorvaderlijk slot te ma noeuvreeren tot ontzetting van de stervelingen die het zagen. Ook hij bleek plotseling steekhoudende ar gumenten te hebben gevonden om aan deze maandelijksche omwandelingen een einde te maken. Zijn geschiedenis leefde echter voort en ieder, die geduld en interesse genoeg had om een geheelen avond te luisteren naar den wijdloopigen verteltrant van een ouden Mel- tonschen dorpeling, kon haar vernemen. En toenineens.... kort nadat Jean Tou court naar dit dorp was afgezakt, werd het spook van Callantenne weer gezien. De oude historie herbegon; den dertienden van iedere maand, te klokke 12, middernacht. Er kwamen nu soms goede dagen voor Louis Catat, den waard van „Les Trois Tullpes". Tel kens als het kalenderblaadje dien typischen da tum aangaf, reden uit alle windstreken tou ringcars belangstellenden naar het kleine dorp: verlichten van den nieuwen tijd in plus-fours en met alpino's, die zwaar door de geiagkamer van „Les Trois Tulipes" stapten, om strijd dronken en glossen tapten op „dat oude fossiel m In spanning sloeg Hal het gade, hoe kapitein Benson zich op het galjoen heesch door middel van een van de touwen, die van het dek naar beden hingen. Kapitein Gay volgde hem. „Mag ik ook komen, vader?" vroeg Hal. „Ja zeker, Hal," ant woordde kapitein Gay. „Hou het touw vast en volg me." Ondertusschen had kapitein Benson zich op het dek geheschen door een opening in de verschansing. Nog steeds hield hij het touw vast en baande zich zoo een weg over het hellende dek. „Dezen kant op," riep kapitein Benson. „Laten we de papieren van het schip onderzoeken en zien van welke nationa liteit het was." Kapitein Gay wacmte een oogenblix en hielp Hal om zich op het dek te hijschen. Daarna volgden bei den kapitein Benson naar de kajuit. „Ik ben nieuws gierig, wat we zullen vinden," riep Hal opgewonden uit. „Het ziet er naar uit, alsof het schip in haast verlaten werd." in zijn harnas, dat zij nu ook wel eens zien wilden". Kijk, daar was Jean Toucourt dan voor. Te gen tienen kwam hij op die avonden het établissement binnengestapt, monsterde de aanwezigen met een ernstigen blik en noodigde hen met- plechtig zware stem uit „maar te vol gen." „De impresario!" juichte bij die gelegenheid steeds het gezel- schap en hief 't gl Jean knikte "De ridder in den dan effen met 'n blik van ver- I standhouding I met Louis Catot. „Die zingen straits een toontje lager Louis!" En dat kwam altijd weer uit. Zoo tegen eenen, als de nieuwsgierige troep, terug van de spook-excursie, met Jean aan de spits, zich los maakte uit de donkerste duisternis der Melton- sche bosschen, om hun plaatsen in de touring cars weer op te zoeken, dan waren er nog wel die schampere opmerkingen hadden en mom pelden van „grof boerenbedrog"; „een slimme burgemeester, die zoo vreemdelingen trekt," maar de gezichten stonden pips en weinig zelf bewust en de stemmen klonken beverig en wei nig overtuigend. En degenen, die op eigen gele genheid gekomen waren en den verderen nacht in „Les Trois Tulipes" door brachten, lieten steeds op hun kamers de lamp branden met het gevolg, dat ze den volgenden ochtend door Louis onder handen werden genomen en bij het voldoen der rekening nog een speciaal be dragje te deponeeren hadden voor verstookte petroleum. En Jean Toucourt? Wel, die durfde weer een tijdje frank en onvervaard de wereld in te kijken of er geen geest van een lang ge leden afgestorven ridder was bij wien hij regel matig menschen had te introduceeren. Hjj rammelde eens met het fooiengeld in zijn zakken en keerde zich weer zielstevreden tot het goede der aarde. En weer was het de dertiende van de maand; des nachts op klokke van 12.... Jean had zijn excursisten tusschen naaldhout verdekt opge steld en annonceerde met een stem, schorrig van agitatie, de komende dingen. Ja die Jean, die ging met z'n gezelschap, dat in geesten liefhebberde, weer een angstig mo mentje tegemoet. Het momentje, waarin hij de duizend dooden, waarover hij de dorpelin gen van Melton zoo dikwijls sprak, ging onder gaan en overleven. Zijn wezen schrompelde er compleet van in. En zijn gezelschap was ook niet veel meer waard, de leden ervan stonden wat te huiveren en te trekkebeenen en maakten het zich zelve wijs, dat de nachtkoelte hun ze nuwen zoo prikkelbaar maakte. „Opgepast nu," fluisterde Jean. „Zoodra de klok van den dorpstoren slaat, gaat hij komen. Van links daarboven, waar het klokkenhuis staat!" En jawelnauwelijks was de laatste klok- kenklank in den nacht verklonken, of de geest van den ridder in den maliënkolder kwam te voorschijn en schreed in al zijn geharnaste ma jesteit langs de kanteelen. De maan scheen helder en onaandoenlijk; er gens diep in de bosschen klonk de onheüskreet van een nachtvogel; het was luguber! „Als hij middenop is, gaat hij spreken," voor spelde de gids en in zijn gedempte stem wa ren de benauwenissen van de duizend dooden nog duidelijk voor een ieder waarneembaar. „Hij gaat dan den graaf van Verleine uitda gen. Ge weet wel, zijn succesvolle mededinger in den strijd om de liefde van de Zeemeermin." Het spooksel, als had het hierop gewacht, stond stil en maakte front en hengelde met een zijner onaardsche ledematen naar iets wat tus schen de kanteelen lag. En dat iets kreeg het te pakken: een scheepsroeper! Blijkbaar wilde hij bij het uitdagen van zijn grafelijken tegenstander rekening houden met eventueele onderdomskwalen aan diens gehoor organen, want hij bracht het instrument met plechtige beweging aan den mond. En toen ja, toen pleegde hij smadelijk verraad aan een eeuwenoude traditie. „Jean Toucourt," schetterde het, „ge moet maar tegen Louis zeggen, dat ik voortaan blijf waar ik ben en ie maar een ander spook op den kop moet tikken. Zijn établissementje wordt door die vreemde snoeshanen telkenmale met goed geld belegd en mij heeft hij den vorigen keer durven afschepen met een valsch briefke!" De totale productie van electrische gloei lampen in de Sovjet-Unie wordt voor het jaar 1935 geschat op meer dan 100 millioen. In 1923 werden in Sovjet-Rusland nog nauwelijks 4 millioen gloeilampen vervaardigd, in 1935 reeds 85 millioen. Voor de revolutie werden in Rusland slechts ongeveer 2 millioen gloeilampen per jaar ge fabriceerd, en werd de behoefte voornamelijk door invoer uit het buitenland gedekt. Thans is de invoer van buitenlandsche gloeilampen stopgezet en is men zelfs begonnen met den uitvoer van in de Sovjet-Unie vervaardigde gloeilampen. Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te kosten. Plaats maar eens een Omroeper! Rubri ceering en gelijkvormige zetwijze. Billijk han delstarief Af f C A DAMN TT 'Q °P dit blad zUn ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen "C1 b*) levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 TTKéTI bij een ongeval met C OCf| bij verlies van een hant» M I .1 .r. rtDvll I B JUi %J ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen i f verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen JT Crvr»" doodelijken afloop 1 UÜU een voet of een oog AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 31 Zoudt u iets kunnen vertellen over haar geldzaken? Ik weet, dat de rekeningen van haar cliënten tweemaal per jaar werden betaald, in de lente en in den herfst en dat zij in dien tijd het grootste deel op haar rekening van de bank stortte. Wat haar betalingen betreft op het eind van iedere maand haalde zij zoo veel geld van de bank, dat zij aan haar maan delijksche verplichtingen kon voldoen. Uitstekend! Nu nog een belangrijke vraag. Weet u ook, of Madame Charles wel eens geld leende aan haar cliënten. Geld leenen? riep Eva uit. Ja, ja voor eenigen tijd, natuurlijk! Hebt u geweten of heeft zij er ooit met u over gesproken, dat zij geld uitleende? Eva schudde haar hoofd zeer beslist. Neen, antwoordde zij. Hiermee was het onderzoek afgeloopen. De Baak werd uitgesteld tot een week later. Eva stelde zich weer onder de hoede van Juffrouw Trickett en Jimmie. Ziezoo! antwoordde Jimmie, die geschie denis is weer afgeloopen. Nu zullen we wat rust zoeken en een heerlijk kopje thee drinken. Hij geleidde de dames naar zijn eigen kamers, waar hij reeds alles voor haar verblijf dien nacht in orde had laten maken. Nadat zij ge zamenlijk gedineerd hadden, bracht hü hen naar het theater, vroeg permissie om het eerste uur te mogen wegblijven en beloofde, dat hi) precies op tijd zou terugkomen. Eenmaal buiten het theater haastte Jimmie zich naar Packe's kamers. Daar vond hij ook Scraye hij en Packe bestudeerden met veel aandacht de nieuwsbladen. Jimmie raadde zeer juist, dat zij de büzonderheden over het onder zoek lazen. Plotseling kreeg Jimmie een ingeving; hü haalde het stukje papier, dat hü in de hotel kamer gevonden had, uit zün zak en hield het den heeren voor. Kent een van jullie tweeën dit hand schrift? vroeg hü. Het volgend moment wist Jimmie, dat het handschrift was herkend: zün onverwachte vraag had een zeker antwoord gekregen. Scraye had het handschrift herkend. Een beetje zenuwachtig had hü het stukje papier uit Jimmie's hand getrokken. Jimmie. die dit kalm gadesloeg, zou er op hebben durven zweren, dat de markies wist, wiens handschrift het was. Maar even snel alsi zü opgekomen was, verdween de spanning van Scraye's gelaat, om plaats te maken voor onverschilligheid. Dit alle-' had zich misschien in een gedeelte van een oogenblik afgespeeld, maar het had lang ge noeg geduurd, om Jimmie zekerheid te geven. Scraye, hü wist het positief zeker, had het handschrift herkend en had op eens besloten, die herkenning voor zich te houden. Eerst was hü er zelf niet zeker van ge weest, of hü Scraye en Packe iets zou vertellen over zün laatste ontdekkingen; de daad van Scraye ten aanzien van het stukje papier gaf voor hem den doorslag om te spreken. Hij wilde weten, waarom Scraye zich onwetend hield. Hü wendde zich tot Packe, die op zün beurt het gevonden papier bekeek. Ken JU het, Packe? Packe schudde zijn hoofd en gaf het papier terug. Neen, Jimmie, antwoordde hü- Alles wat ik er uit kan opmaken, is dat het schrift be hoort tot het groote, gedurfde type, dat de tegenwoordige dames, althans veel er van, zoo graag gebruiken. Wat wilde je er eigenlijk mee? Ik zie er meer in, merkte Jimmie op. Tk zie een gedeelte van een datum en ook een ge deelte van een adres. Packe nam het terug en bekeek het zorgvul diger. nham Manor, zei hü. Nu ik zou zoo denken, dat dit op veel hulzen toegepast kan worden. Laat eens küken.... ik geloof dat ik er zelf al eenige kan opnoemen. Ja Alden- ham Manor, Goodenham Manor, Wickenham Manor dit zün alle buitenplaatsen: enham is hier een veel gebruikte achtervoeging. Wat voor waarde hecht je aan dit stuk papier, Trickett? vroeg Scraye onverschillig. Is het de sleutel tot iets? Misschien! Misschien niet! Ik zal je ver tellen, hoe ik het vond. Dusje bent toch doorgegaan met.... zei Scraye, zijn zin niet voleindend. Juist ik ben toch doorgegaan met het ohderzoek. Ik zal jullie er een en ander van vertellen. De twee mannen luisterden aandachtig, tot Jimmie met zün verhaal klaar was; nu en dan keken zü elkander aan; Scraye was de eerste, die sprak, nadat Jimmie uitgesproken was. Het is heel goed mogelük, dat dit papier al in die kamer was, voor die man het hotel bezocht, zei hij. Er kan evengoed September als October gestaan hebben. Neen, het moet October zün. De man heeft den haard in zün kamer aan gehad. Het kan büna niet anders, of zün bedoeling is geweest, het papier te verbranden dien zelfden avond nog of desnoods den volgenden morgen. En ne wat ben je nu van plan Ik bedoel met dat snippertje papier? vroeg Scraye. Weet ik niet! Misschien is het een lei draad voor mü, om iets anders te bereiken. In ieder geval wil ik weten, wiens huis genoemd wordt en wie het geschreven heeft. Veronderstel, dat je dat allemaal vindt, onderbrak Scraye hem. Dan denk ik wel uit te kunnen vinden, wie in de zaak betrokken was. Dat is alles hoewel een zeer voornaam punt. Je bent er toch nog niet heelemaal zeker van, of de man, dien jü Curtis' noemt, iets te maken heeft met de verwisseling der pakketten, merkte Scraye op. Je hebt geen enkel overtui gend bewüs. Packe, die nog niet veel gezegd had, mengde zich nu ook in het gesprek. Ik geloof, dat Jimmie wel gelijk kan hebben alleen geloof ik niet, dat zün rede neering juist is, wat betreft de verwisseling der pakketten of neen. daar heb je eigenlük nog geen oplossing voor gevonden, hé? Mij dunkt, dat het zoo gegaan is. Het duplicaat pakket werd naar Londen gezonden, aan jouw adres, doch naar een ander hotel. De agent, die in dat hotel overnachtte, ontving het, wischte den naam van het hotei uit en verving dien door „Cairo Hotel" Ja uitwisschen, dat gaat toch zoo maar niet! Dat had ik dan toch wel bemerkt, onder brak Jimmie hem. Och dat is heel eenvoudig langs chemischen weg is dat absoluut onzichtbaar të doen, antwoordde Packe. Enfin, ik ga verder met mün veronderstelling: de agent verving dus de beide hotel-namen, ging daarna uit, ont moette Curtis op een afgesproken plaats, deze laatste ging terug en verwisselde heel eenvoudig de twee pakjes! Je kent die menschen nog al veel eigen schappen toe; als zij dit allemaal gedaan zou den hebben, zün zü inderdaad zeer vindingrijk, zei Scraye. Maar dat zün zjj ook, riep Jimmie uit. Zü zün knap ongelooflijk knap. Maar ik zal ze achtervolgen, ondanks alles! Scraye, die was opgestaan en even heen en weer had geloopen, viel weer in zün stoel terug en keek Jimmie strak aan. Mag ik vragen, Trickett, zei hü, waarom je zoo volhoudt waarom je alles zoo graag wilt weten? Natuurlük ik wil je ook graag ant woorden. De reden is deze: Ik ben van juffrouw Walsden gaan houden. Ik wil met haar trouwen als zü mü tenminste wil hebben. Maar ik geloof niet, dat zij veilig is, voor die bende ge heel ontmaskerd is. Maar waarom zou zü niet veilig zün? vroeg Scraye. Omdat zü waarschünlük veronderstellen dat zü te veel weet! Het ligt trouwens voor de hand, vind je niet? Zü weten, dat zü lang bij Madame Charles in dienst is geweest. Zü weten, dat zü inlichtingen zou kunnen geven over de menschen, die regelmatig da zaak bezochten. Zü weten ook, dat zij waar schünlük de zaak in Parijs door en door kent. En zü weten drommels goed, dat zü per saldo de onschuldige oorzaak was, dat ik de gestolen voorwerpen in handen kree-' t Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 10