Grootsch opgezette „leeningszaak" Het Uiverrapport Toen de scheidsmuur viel EEN MAAND GEËISCHT LANDBOUWHYPOTHEKEN DONDERDAG 4 APRIL 1935 Wanneer de dagbladpers had medegewerkt, zouden ander half millioen inschrijvin gen binnen acht weken zijn ingekomen" F ÏOO.OOO tegen 1,8% Kostbare reclamecampagne De trawler te Dover „De Hoop II" thans vermoedelijk vrijgegeven De nood in het hotel- bedrijf Plannen beraamd tot verbetering van den toestand MR. H. VAN DEN BIESEN t De wettelijke regeling inzake exe cuties is in vergevorderden staat van voorbereiding De Rijnbrug te Arnhem Op Woensdag 10 April open voor het verkeer INBRAAK VOORKOMEN Haagsche politie doet goede vangst Indiening bij Minister einde vol gende week te verwachten „Paapsche stoutigheden in 1935" Een duidelijke weerlegging VISSCHERIJ OP DE AFGESLO TEN ZUIDERZEE Het auto-ongeluk te St. Michielsgestel Begrafenis der vijf slachtoffers Bisschoppelijke deelneming DIRECTEUR-GENERAAL DER ZUIDERZEEWERKEN UIT DE STAATSCOURANT Burgemeester Rechterlijke macht Waterstaat Belastingen Benoemingen door ISABEL C. CLARKE Voor den Utrechtschen Kantonrechter mr. A. J. N. Otten heeft Woensdag terecht ge staan eei\ accountant uit Utrecht, wlen over treding van artikel 2 der Loterijwet ten laste Was gelegd. Het was "n zeer doordachte en weidsch op gezette zaak, welke verdachte had gesticht in den vorm van een „race-leening" en waarvoor hij door middel van groote advertenties in de dagbladen het publiek trachtte te winnen 36 cent te storten in de hoop, dat men na ver loop van 20 jaren de kans kreeg de som van 100.000 ter leen te krijgen tegen 1,8 pet. Althans na een zeer diepgaand onderzoek kwamen deze feiten naar voren. Het was uit den tekst der advertenties te lezqn, doch 90 pet. Van de Nederlandsche bevolking zal dit er niet Uit begrepen hebben. „Waren er reeds inschrijvingen binnen ge komen?" zoo vroeg de kantonrechter, waarop verdachte antwoordde, dat de politie te spoedig had ingegrepen. Om aan te toonen, dat hier geen sprake Was van een loterij en de kansen te berekenen Waren, gaf verdachte dezen uitleg: „Wanneer bij de eerste inschrijving van 36 deelnemers (dit aantal is steeds vereischt) door één persoon deze 36 inschrijvingen wer den gedaan in een bepaalde volgorde, en wel zoo, dat hij er vier hooge inschrijvingen bij neemt, waarvan de waardebepaling niet bin nen grenzen is vast te stellen, maar door ge heel subjectieve factoren voor den inschrijver geldend moeten worden gesteld, dan heeft hij kans het recht te verkrijgen op alle geldobjec- ten vermeld in het uitgegeven prospectus. Die vier hooge inschrijvingen zouden echter nog doelloos zijn, indien zij niet op de waarde van dc geldleening gericht zouden zijn." „Wat bedoelt li met de waarde van de geld leening?" vroeg hem de kantonrechter. „De waarde van de geldleening wordt be paald door gemiddelden interest, door het af- loopende bedrag en de aflossing der geheele leening; rekening houdend met de annuïteit van de geldleening. Dit bedrag hangt echter in de lucht, want het is een persoonlijke waar deering van den betrokkene. Hierdoor heeft deze eene persoon zich ver zekerd van de promotie naar de volgende com petitie-groep. Nu wordt het moeilijker ock weer de volgende competitie-groep in de hand te krijgen." Kantonrechter: „Ik zou zeggen, dat is on mogelijk!" Ambtenaar van het O. M., mr. G. v. d. Dus- sen: „Ja, je kunt ook een heele loterij opkoo kten Na deze interrupties ging verdachte weer Verder. „Het is dus voor denzelfden persoon steeds moeilijker enkostbaarder zich van de pro motie tot de volgende groepente verzekeren." Voor een juiste en zooveel mogelijk zekere berekening van de kans, die een persoon zou willen hebben om alle geldobjecten te krijgen, moest hij inschrijven op den middenkoers van de totale inschrijvingen tot in alle geledingen in het prospectus omschreven. Deze middenkoers is absoluut onbereken baar. De grootste deskundige op rekengebied zou het niet kunnen uitrekenen. „Hoe groot zou het totale bedrag zijn, dat binnen kwam?" vroeg de kantonrechter. Verdachte goochelde toen wat met ettelijke tonnen en zei toen het niet precies uit zijn hoofd te kunnen zeggen. „Nou moedigde Z. Edelachtbare aan wy kijken hier niet op een ton!" Maar het juiste bedrag kregen wij niet te hooien. „Wat is eigenlijk de aantrekkelijkheid van het inschrijven?" vroeg de kantonrechter voorts. Hierop antwoordde de verdachte met een wedervraag, nj.: „Wat is de aantrekke lijkheid van het huren, zoowel vaste als roe zende goederen? Ik denk zoo liet hij er op volgen even zoovele aantrekkelijkheden -als er huurders zijn!" Het systeem komt verder hier op neer, dat 06 pet. der inschrijvers geheel uitgesloten zijn van het recht een geldleening te ontvangen. De hoogste inschrijver heeft het recht 100.000 op te nemen. Hieruit volgt, dat het aantrekkelijke er van Is, dat wanneer de rente-bieding laag is, men tegen een goedkoope rente een bedrag kan bekomen; een en ander afhangende, van vier pet. der hoogste inschrijvers. De toekenning geschiedt tegen den middenkoeis van de hoog ste vier pet. inschrijvers. De mogelijkheid is dus niet uitgesloten, dat men 100.000 krijgt tegen 1,8 pet. rente, maar ook tegen een on- gelegitimeerd bedrag naar boven. Dit hangt af van verschillende marktfactoren, zooals o.a. een groote vraag naar geld. „Hebt u nu ook wel om u zelve gedacht?" vroeg de kantonrechter niet zonder een zweem van sarcasme. Verdachte antwoordde hierop: „Wanneer de actie maar gesteund was door de pers (ook wij hebben advertenties geweigerd. Red.) zou zij in acht weken zijn geslaagd. Wanneer de zaak dan goed liep, zou ver dachte zelf ƒ232.235 overhouden aan vorderin gen van ongedekte leeningen. Kantonrechter: „Dus in dat geval bleef er nog wel iets voor u over!" Dan vroeg de ambtenaar van het O. M. of verdachte van meening was, dat de vereischte deelname van anderhalf millioen personen in dat geval bereikt zou zijn. Hierop zeide verdachte, dat er niet eerder tot realisatie zou worden overgegaan, of het heele plan zou geheel moeten zijn uitgevoerd. Wan neer dus nog geen voldoende inschrijvingen binnen waren, werd er gewacht. De 96 pet. lage inschrijvers van die ander half millioen menschen vielen uit en ontvin gen ook geen cent terug. Dat geld was dan noodig om de leeningen te dekken. Ook hoor den zij er niets meer van! „Bent u zelf kapitaalkrachtig?" was de vol gende vraag van den kantonrechter, waarop verdachte ontkennend antwoordde, maar daar tevens aan toevoegde, dat dit geen vereischte is, daar de ontvangen gelden en leeningen el kander dekken. Dan werd overgegaan tot het .getuigenver hoor. Twee dagbladdirecteuren waren gedag vaard. Bij hen in de bladen had o.m. een ad vertentie gestaan van verdachte. Driemaal plaatsen was opgegeven, doch de commissaris van politie verbood verdere publicatie. De ad vertenties varieerden tusschen de 60 en 100 in prijs en waren geplaatst in ongeveer 100 Nederlandsche dagbladen, doch tot op heden zijn ze nog niet betaald. Requisitoir nemende achtte de Ambtenaar van het O. M. het ten laste gelegde hier be wezen. Of men nu een dergelijke instelling eer. leening noemt of loterij is .precies hetzelfde. Gebleken is, dat berekening is uitgesloten; het is louter toeval. Theoretisch kan men het wel uitrekenen, doch in de practijk komt daar niets van. Wat de strafmaat betreft, wil spr. niet aan den lagen kant blijven. Had de Utrechtsclie politie niet tijdig ingegrepen, dan hadden waarschijnlijk ruim een millioen Nederlanders, bij het falen der beweging, de dupe geworden. En de kans van falen is grooter dan die van slagen. Spr. eischte ten slotte een principieele hech tenis van een maand. De verdediger mr. van Soest uit Utrecht wees er in zijn pleidooi op, dat hier geen ge legenheid was gegeven tot 't mededingen naar prijzen of premiën, waarvan artikel 2 der Lo terijwet spreekt. Hier werden leeningen ver strekt. Een leening geeft geen voordeel, prij zen en premiën wel. Verdachte heeft het geheel goed bestudeerd en het systeeih zuiver zakelijk en wel door dacht opgezet. Het was hem niet te doen om anderhalf millioen menschen 36 cent uit den zak te kloppen. Tenslotte pleitte, mr. v. Soest vrijspraak. In zijn repliek merkte de Ambtenaar nog op, dat er hier wel economisch voordeel aan te behalen was; althans voor verdachte. „Wanneer hü dit niet gedaan had zoo vroeg mr. v. d. Dussen zich af wat heeft hij dan gedaan? Dan heeft hü het publiek op grove wijze getracht te misleiden! Niemand stort toch ergens geld in, zonder eenig voor uitzicht op voordeel." Na dupliek besloot de kantonrechter mr. A. J. N. Otten over veertien dagen schriftelijk vonnis te zullen wijzen. Reeds ongeveer een maand ligt naar men weet, in het Granvlle Doek te Dover de Ne derlandsche trawler, „De Hoop II" IJ.M. 40, waarop de Engelche douane-autoriteiten be slag hebben gelegd, to enaan boord een la ding likeur en andere alcoholhoudende dran ken werden gevonden, waarvan geen aangifte was gedaan. Den kapitein was een boete op gelegd, toen aan boord een lading likeur en andere alcoholhoudende dranken werden ge vonden, waarvan geen aangifte was gedaan. Den kapitein was een boete opgelegd van 25 pond sterling, die niet was betaald, waarop beslaglegging volgde. De eigenaar van den trawler, de reeder De Groot uit IJmuiden, weigerde eveneen de boete te betalen, aangezien hij op het oogen- blik, waarop de overtreding werd geconsta teerd, niet de beschikking over den trawler had, aangezien deze door anderen gecharterd was. Dit charter is echter dezer dagen afgeloo- pen en de eigenaar van den trawler stelt thans pogingen in het werk weer de beschik king over de „De Hoop n" te krijgen. Met een zijner andere trawlers „De Hoop I" IJM. 193, is hij Woensdag te Dover gearriveerd. Men verwacht, dat hij de gevraagde boete van 25 pond sterling zal betalen om de IJmuiden 40 weer vrij te krijgen en naar Rotterdam te brengen. Het blijft dan natuurlijk de vraag of de reeder geen stappen zal doen om de terug betaling te vorderen wan de z. i., ten on rechte hem opgelegde boete. Naar men weet is eenigen tijd geleden een commissie gevormd op verzoek van Horecaf, onder leiding van oud-minister Posthuma, wel ke maatregelen zou beramen om den toestand in het hotel- en aanverwante bedrijven te ver beteren. Deze commissie heeft thans, na een diepgaande bestudeering der materie, een adres samengesteld, waarin verschillende voorstellen worden gedaan en maatregelen worden aan gegeven, welke tot verbetering van den toestand zouden kunnen leiden. Dit adres zal een dezer cagen aan den Minister van Economische Za ken worden aangeboden. Voorts zijn er in verschillende groote ge meenten in ons land plaatselijke comité's van actie gevormd. Op verzoek van bovenbedoelde commissie echter zijn de werkzaamheden van de plaatselijke comité's voorloopig gestaakt. Men wil trachten meer eenheid te krijgen in de te voeren actie, terwijl ook voorkomen wordt, dat de algemeene actie geschaad wordt, door maat regelen, welke in een bepaalde gemeente ge nomen worden. Dinsdagavond is te zijnen huize te Breda na voorzien te zijn van de H.H. Sacramenten der Stervenden overleden mr. H. J. J. van den Biesen. De afgestorvene werd op 8 April 1872 te Ginneken geboren als zoon van het Eerste Kamerlid, mr. J. van den Biesen. Mr. van den Biesen was in Breda een zeer geziene persoonlijkheid. Voor ruim 25 jaren werd hij gekozen tot lid van de Provinciale Staten en in 1918 tot lid van Ged. Staten. Bovendien was de thans ontslapene curator van de R.K. Universiteit in Nijmegen, hoofdbestuurslid van de Katholiekendagen in Nederland, lid van den Raad van Beroep, oud-voorzitter van de R.K. Kiesvereeniging te Breda enz. Zijn talrijke ver diensten werden reeds tijdens zijn leven erkend met de toekenning van de Orde van den Neder- landschen Leeuw en den H. Gregorius den Grooten. Omtrent de bespreking, die op Dinsdag 2 April aan het Departement van Justitie met de Ministers van Justitie, van Economische Zaken en van Financiën heeft plaats gehad omtrent de door de Regeering getroffen maat regelen met betrekking tot de landbouwhypo- theken, vernemen wij van bevoegde zijde het volgende: De bespreking had plaats op verzoek van de Vereeniging van Directeuren van Hypotheek banken, de Nederlandsche Vereeniging tot be vordering van het Levensverzekeringswezen, den Nederlandschen Spaarbankbond en de Broeder schap van Notarissen in Nederland. Daarbij waren tevens tegenwoordig de Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank te Utrecht en de coöpe ratieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven. De vertegenwoordigers van deze verschillen de organisaties zijn allen in de gelegenheid ge steld de wenschen en bezwaren, waartoe de getroffen regeling hun aanleiding gaf, ter ken nis van de Ministers te brengen. Hunnerzijds hebben de Ministers vooral den nadruk gelegd op het zeer bijzonder karakter van den maatregel in tweeërlei opzicht. In de eerste plaats is de maatregel alleen bedoeld als een voorloopige, in afwachting van het tot stand komen eener zich in vergevorder den staat van voorbereiding bevindende wette lijke regeling. Wanneer de regeering deze wet telijke regeling aanhangig zou hebben gemaakt, zonder eerst dezen tijdelijken maatregel te tref fen, zou het groote gevaar hebben bestaan, dat inmiddels minder scrupuleuze crediteuren als hoedanig de regeering de ter conferentie ver tegenwoordigde instellingen zeker niet be schouwde tallooze executies zouden hebben geforceerd. In de tweede plaats vestigden de Ministers er de aandacht op, dat zoowel de getroffen tij delijke maatregel als het in te dienen wets ontwerp zich uitsluitend bewegen op het ter rein van de landbouwhypotheken, waar de po sitie een geheel andere is dan bij de hypothe ken op andere eigendommen. Immers de Over- De Minister van Waterstaat heeft bepaald, dat de brug voor gewoon verkeer over den Ne- derrijn te Arnhem op Woensdag 10 April, des voormiddags te 6 uur voor het openbaar ver keer zal worden opengesteld. Het voor het algemeen rijverkeer bestemde gedeelte van deze brug en van den zuidelijken toegangsweg daarheen, voor zoover gelegen tus schen de brug en KM 4 van den Rijksweg Arn hemNijmegen is gesloten verklaard voor het verkeer met rijwielen in beide richtingen. Voor den Haagschen Officier van Justitie zijn geleid de bakker L. A. W„ 28 jaar, een berucht Haagsch inbreker en de los-werkman W. G. Dit tweetal heeft op een ochtend van de vorige week in een woning in de Gabr. Metsustraat in Naar „De Telegraaf" vërneemt, is de com missie, door den minister van Waterstaat be last met het instellen van een onderzoek naar de oorzaken van de ramp van de „U i v e r", thans zoover met haar arbeid ge vorderd, dat de indiening van het rapport aan den minister van Water-staat aan het einde van de volgende week kan worden te gemoet gezien. Of het rapport hierna ge publiceerd zal worden, staat nog geenszins vast. De minister van Waterstaat, jhr. Van Lidth de Jeude zal eerst het rapport bestudeeren er. eerst daarna beslissen of het gepubliceerd zal worden. De indruk in regeeringskringen is even wel, dat de minister wel tot publicatie zal besluiten. heid verleent aan het landbouwbedrijf in zeer belangrijke mate steun om dit bedrijf voor on dergang te behoeden. Zij moet daarbij evenwel invloed kunnen uitoefenen aan wie en in welke mate steun uiteindelijk ten goede komt, opdat hij aan zijn doel zal blijven beantwoorden. Indirect worden de hypothecaire crediteuren door den steun zeer gebaat. Zonder dezen steun zou er waarschijnlijk van de betaling van rente en aflossing op de landbouwhypotheken in ver reweg de meeste gevallen weinig of niets te recht komen. De getroffen tijdelijke maatregel doet nu niet anders dan een regeling treffen, waardoor wordt voorkomen, dat van de door dien steun veroorzaakte waardevermeerdering van het onderpand, in gevallen van onredelijke executie, partij wordt getrokken. Eenige bezwaren tegen de getroffen rege ling ingebracht, zal de regeering in overwe ging nemen. Zij is bereid om, waar blijkt, dat de regeling leemten vertoont, deze aan te vullen. Tenslotte hebben de Ministers er prijs op gesteld nog eens nadrukkelijk te constatec- ren, dat zij zelf voor niets zoo huiverig zijn als voor maatregelen, die het credietwezen ondermijnen. Juist met het oog daarop is de regeling bij Algemeenen Maatregel van Bestuur slechts als zeer tijdelijk bedoeld en is zij bovendien om geven met waarborgen, om willekeur bij de toepassing uit te sluiten. De Minister van Éco nomische Zaken doet zich toch, alvorens eenige beslissing te nemen, adviseeren door een com missie, welker samenstelling den waarborg geeft, dat zij bij het uitbrengen van haar ad viezen met het algemeen belang, dat is gele gen in een op vertrouwen gevestigde crediet-, wezen, terdege rekening zal houden. De voorzitter der commissie, de oud-Minis ter van Justitie mr. J. Donner, heeft bij de in stallatie der commissie daarvan reeds aan stonds doen blijken. De regeering vertrouwde, dat de gehouden bespreking aan de vertegenwoordigde Organi saties de overtuiging zou hebben gegeven, dat zij den verderen loop van zaken met gerust heid konden afwachten. Uiteraard zal, wanneer het wetsontwerp, dat deze materie verder zal regelen, bij de Staten-Generaal zal zijn inge diend, nog alle gelegenheid bestaan om van de opmerkingen, waartoe de voorgestelde regeling aanleiding zal geven, te doen blijken. Den Haag, tot welk perceel zij zich door middel van ontsluiting der straatdeur tijdens afwezig heid der bewoners toegang hebben verschaft, een goeden sierspeld, benevens een bedrag aan geld gestolen. Doordat W. bij een juwelier in de Koning straat de gouden speld verkocht had, kwam de zaak aan het rollen. Echter ontkent hij iets met de inbraak uitstaande te hebben. G. daaren tegen heeft een volledige bekentenis afgelegd. De speld is in beslag genomen. Met de aanhouding van W. en G. heeft de Haagsche politie een goede vangst gedaan, daar beiden van plan w^ren binnenkort in een kan toorgebouw te 's Gravenhage in te breken. Gedurende den laatsten tijd hadden recher cheurs het tweetal voortdurend in een zelfde deel van de stad gesignaleerd. Bij hun verhoor gaven zij toe. dat zy een be paalde inbraak op het oog hadden. De „N. Rott. C." van Dinsdagavond bevatte een ingezonden stuk van iemand uit Lith (N. Br.) onder het opschrift „Paapsche stoutig heden in 1935", in welk stuk volgens het oude recept een heel verhaal wordt opgedischt over een katholiek, die zijn geloof verzaakt had, ziek was geworden, in een klooster te Lith ter ver pleging was opgenomen en daar weer katholiek was geworden, „waaraan twee pastoors te pas zijn gekomen", zooals de schrijver het beliefde te noemen. In hetzelfde stuk werd ook beweerd, dat de man verklaard had op de vraag, waar om hij katholiek was geworden: „Ik moest wel" en voorts dat de protestantsche vrouw van den man „om des vredes wil" een katholieke be grafenis toegelaten had, hoewel er harerzijds bezwaren tegen bestonden. Wij hebben over deze zaak inlichtingen in gewonnen en de pastoor van Lith heeft ons daarbij het volgende medegedeeld, waaruit een voldoende weerlegging van de beweringen van het ingezonden stuk blijkt: De pastoor deelde ons mede. dat de betrokken man aanvankelijk in Kessel gewoond had. Het vorige jaar heeft hij zich in Lith ge vestigd. Acht jaar geleden was hij in het huwe lijk getreden met een protestantsch meisje en bij die gelegenheid ook protestant geworden. Feit is, dat de man ziek is geworden en dat hij op advies van den behandelenden protes- t'a n t s c h e n geneesheer opgenomen is in het R.K. ziekenhuis te Lith. Hij ontving daar eenige malen bezoek van een dominé. Op een goeden dag kwam een der zusters bij den pastoor met de boodschap, dat Van R. naar den pastoor had gevraagd. De pastoor heeft toen den man bezocht en bij dat bezoek heeft de man te kennen gegeven, dat hij katholiek wenschte te sterven. In verband daarmede heeft de pastoor hem gewezen op het bezwaar, dat hij niet kerkelijk gehuwd was en dat zoo mogelijk deze zaak eerst in orde moest worden gebracht. Van R. heeft toen geantwoord, dat zijn vrouw nooit in een huwelijk voor de Kerk zou toe stemmen. Toen de pastoor eens eenige uren buiten de parochie was, kwam Van R. in stervensgevaar te verkeeren en wilde worden bediend. Daarop is de pastoor van Kessel ontboden, die den man de absolutie heeft gegeven en het H. Oliesel heeft toegediend. Toen de pastoor van Lith terug kwam, ging hij Van R. opzoeken. Deze verklaarde hem op nieuw, dat hij katholiek wilde sterven. De pastoor heeft daarop een verklaring ge schreven van den volgenden inhoud: „Ik wensch als lid van de Katholieke Kerk te ster ven". Met veel moeite heeft de zieke onder deze verklaring zijn handteekening gezet. Van R. knapte daarna weer eenigszins op en ontving verschillende keeren bezoek van zijn vrouw. Hij heeft bij herhaling tegen iedereen, die het hooren wilde, gezegd, dat hij uit overtuiging Katholiek was geworden. De vrouw bleef het den man om die bekee ring lastig maken, waarom Van R. aan de zusters vroeg, haar niet meer alleen bij hem te laten. Den tweeden Maart is Van R. overleden. Daar het de laatste wil van den overledene was, dat hij in de Katholieke Kerk zou worden opgenomen en op gewijde aarde zou worden begraven, heeft de pastoor met dezen wensch rekening gehouden. De vrouw heeft geenszins „om des vredes wil" berust in deze katholieke begrafenis, zoo als in het ingezonden stuk staat, maar alles gedaan wat maar mogelijk was, om te voor komen, dat de overledene op gewijde aarde zou worden begraven. Er is nog sprake van, dat de stervende ver klaard zou hebben over zijn bekeering: „Ik moest wel." Deze verklaring is volkomen in strijd met de vrije verklaring van Van R„ afgelegd tegenover verschillende bezoekers en ook vrij onlogisch daar er geen enkele reden zou zijn buiten 'smans geweten, die hem kon dwingen katho liek te worden. De pastoor verklaarde de vrouw nooit te heb ben gesproken, vóór de man dood was. In het bijzonder visscherijreglement voor de afgesloten Zuiderzee is een nieuw artikel inge voegd, waarbij de periode van 16 Maart tot 31 Mei als gesloten vischtijd voor de afgesloten Zuiderzee wordt voorgeschreven. Voor zestien soorten vischtuig is deze bepaling niet van kracht. Onder overweldigende belangstelling, zoowel uit Vught als ver uit den omtrek, heeft Woens dagmorgen aldaar de teraardebestelling plaats gehad van de vijf jongemannen, die Zondag j.l. op zoo tragische wijze bij een auto-ongeluk te St. Michielsgestel om het leven zijn gekomen. Om half tien formeerde zich voor het zieken huis, waarheen het stoffelijk overschot der slachtoffers was vervoerd, een groote stoet van autoriteiten, vereenigingen en verkenners, die de overledenen ten grave wilden dragen. Daar onder bevonden zich o.m. de voltallige gemeen tebesturen van Vught en St. Michielsgestel, burgemeester Offermans uit Heesch, prof. dr. de Quay uit Tilburg, leiders der R.K. Verkenners beweging en de eerste luitenant Beaumont, com pagnie-commandant van het 7de regiment in fanterie te Venlo, waarvan de verongelukte korporaal v. d. Wal deel uitmaakte. De baren werden gedragen door verkenners en gildebroeders en oud-leden van het Bra- bantsche Studentengilde. In de St. Petruskerk, die tot in de uiterste hoeken met belangstellenden was gevuld, droeg de zeereerw. heer pastoor L. Sanders, met as sistentie, de plechtige H. Requim-Mis op. Na de plechtigheden in de kerk vertrok de stoet naar het kerkhof, waar de vijf slachtoffers in een gemeenschappelijk graf werden neerge laten. Aan het graf werden woorden van afscheid gesproken door burgemeester H. Loeff, burge meester A. P. Scheltus van St. Michielsgestel, luitenant Beaumont en door den hoofdkwartier commandant der Katholieke Verkenners, den heer Van Leeuwen uit Den Haag. Namens de familie dankte de heer A. v. d. Griendt voor de eer den overledenen bewezen. Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen heeft het vol gend schrijven aan de Docesane Verkenners- vereeniging gericht: Aan den Diocesanen Verkenners- geestelijke en Diocesaan Commis saris der Katholieke Verkenners. Wij betuigen U onze innige deelneming met het tragisch ongeval uwer broeders-verkenners. Een troost was het Ons te vernemen dat zij den dag van hun onverwachten overgang naar het Eeuwig Leven begonnen met een H. Com munie en dat zij op bijzondere wijze en met bo vennatuurlijk inzicht hun Verkennersplichten trouw vervuMen. Door gebed, aflaatstoepassing en H. Misoffer zal ik van harte hunne zielerust mede bevorde ren als dit hun nog noodig is. Wil ook aan de zwaar beproefde familiën de verzekering mijner innige deelneming overbren gen. De Bisschop van 's Hertogenbosch, (w.g.) t A. F. DIEPEN Bij K. B. is met ingang van 1 Mei 1935 we gens verandering in de inrichting van het dienstvak, waartoe hij behoort, eervol ontslag verleend aan ir. V. J. P. de Blocq van Kuffeler te Den Haag als directeur-generaal van de Zuiderzeewerken. Met 15 April benoemd tot burgemeester van Sas van Gent mr. G. P. J. M. de Kerf. De nieuwe burgemeester van Sas van Gent, mr. G. P. J. M. de Kerf, werd 5 Augustus 1904 te St. Jansteen geboren, waar hij thans nog woonachtig is. Hij is volontair ter gemeente secretarie dier gemeente. By beschikking van den Minister van Ju stitie is aangewezen voor het tydvak, hetwelk eindigt 1 September 1936 in de enkelvoudige Kamer voor de vereenvoudigde behandeling van strafzaken van de rechtbank te 's Hertogen bosch, tot plaatsvervangend lid mr. J. W. M. Schroder, rechter in gemelde rechtbank. Bevorderd tot hoofdingenieur in vasten dienst de ingenieurs van den Rijkswaterstaat ir. Th. Heijblom te 's-Hertogenbosch, met 1 April 1935; tr. J. van Veen te 's-Gravenhage, met 1 Mei 1935 en ir. M. Ie Cosquino de Bussy te *s-Gra- venhage met 1 Sept. 1935. De ontvanger der dir. belastingen enz. A. J. Sonnevijlle is verplaatst van de inspectie inv. en acc. te Zwolle naar de inspectie dier midde len te Rotterdam. Bij het Centraal Bureau voor de Statistiek is, te rekenen van 1 Januari 1935, bevorderd tot referendaris dr. Ph. J. Idenburg. Benoemd tot hoofd van adm. in vasten dienst by de Kon. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, M. E. 't Hart. 24 Zü had haar toen aardiger gevonden dan toen ze met Dick praatte op die kalme, zelfver zekerde manier. „Zu is heel knap, Cym," ging zy rustig voort. „En toen ze boos was vooral. Maar ze had vol komen geluk, je moet het haar niet kwaiyk ne men. Jullie zijn allebei te jong om je door een officieele verloving te binden; bovendien zou haar familie 't nooit goed vinden. Zü is te fier om al die kleine onaangenaamheden en vemede- ringetjes te aanvaarden, die een geheime ver loving voor een meisje met zich brengt. Het zou beter voor je zijn als je nooit meer aan haar dacht, zy is buiten je bereik." „Omdat ik een handelsman moet warden?" vroeg hy. „Ja, en nog om andere redenen ook. Daar zullen we vanavond maar niet verder over spre ken. Je moest naar bed gaan, vent." „En tóch zal ik met haar trouwen,' zei hü met ongeschokt vertrouwen. „Als het moet, zal ik toegeven op het punt van in de fabriek te gaan, maar hierin geef ik niet toe. Mijn groot vader heeft geen recht, me hierin de wet voor te schrijven." Hy wierp met een zelfbewust gebaar zijn hoofd in den nek. „Cym, lieve jongen, doe niets overhaast. In de paar komende jaren kun je zooveel verande ren. Goeden nacht, mün schat. Ga vlug naar bed. Het is al vreeselyk laat." Zij kuste hem, maar hy scheen het nauwe lijks te merken. Zij verliet hem terwijl hü nog bij den haard zat te peinzen. Hij was dezen avond nog een beetje verder van haar afgedreven dan te voren. Hy had willen sterven met haar in zijn ar menen geen gedachte aan zyn moeder was by hem opgekomen. Het nieuwe beeld nam zijn heele gedachten- wereld in beslag stond op den voorgrond van zijn denken. Hy had den eersten definitieven stap gezet wèg van zün jeugd nimmer zou hy tot kinderlyke spelen terugkeeren. Het deed haar Pün hoewel zü van zijn prilste jaren af geweten had dat het uur zou komen, waarop hü niet langer van haar zou zün. Het was al leen maar een beetje eerder gekomen dan ge woonlijk. HOOFDSTUK XII Toen Cymbéline weer teruggegaan was naar school en zün ouders en zusje naar het Oude Huls te Pagdon, scheen een tydeiyke vrede op de familie neer te dalen. De moeliyke proble men, al waren zij dan niet opgelost, hadden zich toen op den achtergrond teruggetrokken, ver loren voor een poosje hun belangrijkheid en schenen eenvoudiger en kleiner. De meeste jongens van Cymbeline's leeftijd bezorgden hun ouders een zekere mate van test, het was de overgangsperiode waarin de jongen de handen uitstrekt naar de rechten van den man. Alleen by Cymbeline behoorden de moei lijkheden nog maar nauwelijks tot den jongens tijd zy waren zoo onafscheidenlyk saamgeweven met zijn toekomst en carrière. Of hy byvoorbeeld in de firma zou worden opgenomen zooals zün vader en grootvader? Het was niet te verwachten dat hy het by zyn te rugkomst in den zomer aanlokkelyker zou vin den. Maar die schynvrede was al verbroken voor het einde van het trimester. Op een morgen zat Viola alleen te schrijven, toen er een brief werd binnen gebracht. Hü was van Cymbeline. Zy was er een beetje over ver wonderd, het was niet de gewone dag. Zün schrift veranderde ook veel in den laatsten tijd, bet was al een vaste hand, netjes, voorzichtig, duidelyk. zy sneed den brief met een klein zilveren pa- piersnijdertje open. Waarom wist zy niet, maar zij werd een weinig ongerust. Was er iets ver keerds met den jongen? Een voorgevoel kwam over haar iets persoonlyks. Voelden andere moedere van zonen dat ook vóór den oorlog? „Ik ben op geweest voor het toelatings examen voor de Academie, ik wou wel eens zien hoe ver ik het bracht. U weet, het is een vergelijkend examen. Zü denken, dat ik voor wiskunde voldoende heb, maar niet voor Fransch. Wilt u een Franschen leeraar yoor me opzoeken om in de vacantie privaatles te nemen? Ik zal mün tijd niet verknoeien. De lijst komt al heel gauw in de krant en daar om schryf ik u, omdat ik het niet prettig zou vinden als u soms mün naam onder de geslaagden zou vinden, hoewel dat niet waar- schüniyk is Viola legde den brief op haar bureautje en bleef als versteend zitten. Het venster was open en de seringen in den tuin geurden doodingend en vulden de kamer met hun rijke zoetheid. De eerste gedachte die zich vormde was, dat zij trotsch op haar jongen was. Zy vond het totaal uitgesloten om boos op hem te zyn. Hy wilde alleen nemen wat zy hem weiger den te geven. Het was een stout stukje, een uit daging een weigering om hun toe te staan zyn loopbaan voor hem te bepalen. Het was iets voor Dick om zoo te doen, ook iets voor haar, om dat zij toch ondanks allen tegenstand gekozen had wat haar het beste leek. Toen zy haar gedachten een weinig geordend had, nam zij haar hoed en handschoenen en liep den weg af naar de fabriek. De jongen had eigenlyk zyn vader moeten schrijven. Wat een brief was het. Geen woord van spyt of ver ontschuldiging, een kalm constateeren van het feit. „Kyfc, Vi. Is er iets gebeurd?" vroeg Lam bert, toen zy de deur van zyn in-saaie kantoor open deed. „Alleen maar een brief van Cym. Ik dacht, ik moest het je maar ineens komen vertellen. Hü zegt, dat hy op is geweest voor de Academie dat hij niet weet of liy gesiaag is. O, Lam bert, wat moeten we doen?" zy zag erg bleek, alsof de warmte haar be vangen had. Zy zonk in een stoel neer en hield haar oogen op hem gevestigd terwyi hy den brief doorlas. Hij fronste de wenkbrauwen vol zorg, zij was doodelyk verlangend te hooren wat hij ér van zeggen zou. Zou hij in zyn hart héter de schuld geven? Zou hy moeten toegeven dat Daniël en Carne gie gelijk hadden gehad? zy had een oogenblik vreeselyken angst dat Lambert haar in dit kri tieke moment in den steek zou laten. Zijn gezicht zeide haar niets. Hy las nog steeds die beslissende woorden. Een oorlogsverklaring. Een breuk met de firma. Hy wist byna zeker dat hij er ook by betrokken zou worden als zijn zoon in ongenade viel. „O, Lambert, zeg toch eens wat," riep zü ten laatste uit, niet in staat de spanning langer te dragen. „O, tien tegen een is hü gezkat. En dan moe ten we een volgende kans den kop indrukken," antwoordde hy met voorgewende luchthartig heid. „Die kans is er nog," gaf zy toe. „Maar als hy er door is?" Terwyl ze sprak, scheen zü de woor den al voor ach te zien: „Cymbeline Chasemore Harriman." O, hij was er zeker. Hü zou wel als een gek gewerkt hebben, zy begreep, dat hy een goede kans had gemaakt. „Daar zal wat broeien op de Towers," ander brak Lambert haar gedachtengang. Hy verbaasde zich er over waarom hü ondanks alles toch nog zoo'n vreemd gevoel van vader trots had. Natuurlijk moest de kerel gestraft worden voor zün ongehoorzaamheid, dat zouden ze hem op de Towers wel onder den neus wrij ven. En hy voelde wel, dat hy ze gelijk moest geven. En wat dan? Hij kon maar niet bedenken, wat er dan gebeuren moest, als aan de ouder- lyke autoriteit voldaan was. Maar hy wist wel, dat hij zyn jongen graag zou vertellen hoe trotsch hij geweest was op zün zoon. Zelfs in de jaren vlak voor den oorlog was Let leger iets voor de rijken en sportliefhebbers en voor de armen en eerzuchtigen. De zoon van den officier ging vanzelfspre kend onder dienst, maar bijna nooit iemand op wien een goede baan wachtte in de burger maatschappij. Het was geen beroep waar geld aan verdiend werd, de gage was klein, het werk hard. Maar voor iemand die knap en eerzuch tig en idealistisch was, had het aanlokkelyke vooruitzichten. De scholen waren er min of meer op inge richt, bijna iedere school had een „Legerklas" die voor de opleiding zorgde. Hü dacht aan Dick Chasemore, met zyn eenen arm en zyn decoratie, den held van Cymbeline's jongensjaren. Wat hadden zij anders kunnen verwachten met zoo'n voorbeeld voor oogen? „Als hü maar eens besefte hoe vreeselijk hü er ons ook mee dupeert," zei Lambert. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 3