Grootsch opgezette „leeningszaak"
Het Uiverrapport
Toen de scheidsmuur viel
EEN MAAND GEËISCHT
LANDBOUWHYPOTHEKEN
DONDERDAG
4 APRIL 1935
Wanneer de dagbladpers had
medegewerkt, zouden ander
half millioen inschrijvin
gen binnen acht weken
zijn ingekomen"
F ÏOO.OOO tegen 1,8%
Kostbare reclamecampagne
De trawler te Dover
„De Hoop II" thans vermoedelijk
vrijgegeven
De nood in het hotel-
bedrijf
Plannen beraamd tot verbetering
van den toestand
MR. H. VAN DEN BIESEN t
De wettelijke regeling inzake exe
cuties is in vergevorderden
staat van voorbereiding
De Rijnbrug te Arnhem
Op Woensdag 10 April open
voor het verkeer
INBRAAK VOORKOMEN
Haagsche politie doet goede
vangst
Indiening bij Minister einde vol
gende week te verwachten
„Paapsche stoutigheden
in 1935"
Een duidelijke weerlegging
VISSCHERIJ OP DE AFGESLO
TEN ZUIDERZEE
Het auto-ongeluk te
St. Michielsgestel
Begrafenis der vijf slachtoffers
Bisschoppelijke deelneming
DIRECTEUR-GENERAAL DER
ZUIDERZEEWERKEN
UIT DE STAATSCOURANT
Burgemeester
Rechterlijke macht
Waterstaat
Belastingen
Benoemingen
door ISABEL C. CLARKE
Voor den Utrechtschen Kantonrechter mr.
A. J. N. Otten heeft Woensdag terecht ge
staan eei\ accountant uit Utrecht, wlen over
treding van artikel 2 der Loterijwet ten laste
Was gelegd.
Het was "n zeer doordachte en weidsch op
gezette zaak, welke verdachte had gesticht in
den vorm van een „race-leening" en waarvoor
hij door middel van groote advertenties in de
dagbladen het publiek trachtte te winnen 36
cent te storten in de hoop, dat men na ver
loop van 20 jaren de kans kreeg de som van
100.000 ter leen te krijgen tegen 1,8 pet.
Althans na een zeer diepgaand onderzoek
kwamen deze feiten naar voren. Het was uit
den tekst der advertenties te lezqn, doch 90 pet.
Van de Nederlandsche bevolking zal dit er niet
Uit begrepen hebben.
„Waren er reeds inschrijvingen binnen ge
komen?" zoo vroeg de kantonrechter, waarop
verdachte antwoordde, dat de politie te spoedig
had ingegrepen.
Om aan te toonen, dat hier geen sprake
Was van een loterij en de kansen te berekenen
Waren, gaf verdachte dezen uitleg:
„Wanneer bij de eerste inschrijving van 36
deelnemers (dit aantal is steeds vereischt)
door één persoon deze 36 inschrijvingen wer
den gedaan in een bepaalde volgorde, en wel
zoo, dat hij er vier hooge inschrijvingen bij
neemt, waarvan de waardebepaling niet bin
nen grenzen is vast te stellen, maar door ge
heel subjectieve factoren voor den inschrijver
geldend moeten worden gesteld, dan heeft hij
kans het recht te verkrijgen op alle geldobjec-
ten vermeld in het uitgegeven prospectus.
Die vier hooge inschrijvingen zouden echter
nog doelloos zijn, indien zij niet op de waarde
van dc geldleening gericht zouden zijn."
„Wat bedoelt li met de waarde van de geld
leening?" vroeg hem de kantonrechter.
„De waarde van de geldleening wordt be
paald door gemiddelden interest, door het af-
loopende bedrag en de aflossing der geheele
leening; rekening houdend met de annuïteit
van de geldleening. Dit bedrag hangt echter
in de lucht, want het is een persoonlijke waar
deering van den betrokkene.
Hierdoor heeft deze eene persoon zich ver
zekerd van de promotie naar de volgende com
petitie-groep. Nu wordt het moeilijker ock
weer de volgende competitie-groep in de hand
te krijgen."
Kantonrechter: „Ik zou zeggen, dat is on
mogelijk!"
Ambtenaar van het O. M., mr. G. v. d. Dus-
sen: „Ja, je kunt ook een heele loterij opkoo
kten
Na deze interrupties ging verdachte weer
Verder.
„Het is dus voor denzelfden persoon steeds
moeilijker enkostbaarder zich van de pro
motie tot de volgende groepente verzekeren."
Voor een juiste en zooveel mogelijk zekere
berekening van de kans, die een persoon zou
willen hebben om alle geldobjecten te krijgen,
moest hij inschrijven op den middenkoers van
de totale inschrijvingen tot in alle geledingen
in het prospectus omschreven.
Deze middenkoers is absoluut onbereken
baar. De grootste deskundige op rekengebied
zou het niet kunnen uitrekenen.
„Hoe groot zou het totale bedrag zijn, dat
binnen kwam?" vroeg de kantonrechter.
Verdachte goochelde toen wat met ettelijke
tonnen en zei toen het niet precies uit zijn
hoofd te kunnen zeggen.
„Nou moedigde Z. Edelachtbare aan
wy kijken hier niet op een ton!" Maar het
juiste bedrag kregen wij niet te hooien.
„Wat is eigenlijk de aantrekkelijkheid van
het inschrijven?" vroeg de kantonrechter
voorts. Hierop antwoordde de verdachte met
een wedervraag, nj.: „Wat is de aantrekke
lijkheid van het huren, zoowel vaste als roe
zende goederen? Ik denk zoo liet hij er op
volgen even zoovele aantrekkelijkheden -als
er huurders zijn!"
Het systeem komt verder hier op neer, dat
06 pet. der inschrijvers geheel uitgesloten zijn
van het recht een geldleening te ontvangen.
De hoogste inschrijver heeft het recht 100.000
op te nemen.
Hieruit volgt, dat het aantrekkelijke er van
Is, dat wanneer de rente-bieding laag is, men
tegen een goedkoope rente een bedrag kan
bekomen; een en ander afhangende, van vier
pet. der hoogste inschrijvers. De toekenning
geschiedt tegen den middenkoeis van de hoog
ste vier pet. inschrijvers. De mogelijkheid is
dus niet uitgesloten, dat men 100.000 krijgt
tegen 1,8 pet. rente, maar ook tegen een on-
gelegitimeerd bedrag naar boven. Dit hangt
af van verschillende marktfactoren, zooals o.a.
een groote vraag naar geld.
„Hebt u nu ook wel om u zelve gedacht?"
vroeg de kantonrechter niet zonder een zweem
van sarcasme.
Verdachte antwoordde hierop: „Wanneer de
actie maar gesteund was door de pers (ook
wij hebben advertenties geweigerd. Red.) zou
zij in acht weken zijn geslaagd.
Wanneer de zaak dan goed liep, zou ver
dachte zelf ƒ232.235 overhouden aan vorderin
gen van ongedekte leeningen.
Kantonrechter: „Dus in dat geval bleef er
nog wel iets voor u over!"
Dan vroeg de ambtenaar van het O. M. of
verdachte van meening was, dat de vereischte
deelname van anderhalf millioen personen in
dat geval bereikt zou zijn.
Hierop zeide verdachte, dat er niet eerder tot
realisatie zou worden overgegaan, of het heele
plan zou geheel moeten zijn uitgevoerd. Wan
neer dus nog geen voldoende inschrijvingen
binnen waren, werd er gewacht.
De 96 pet. lage inschrijvers van die ander
half millioen menschen vielen uit en ontvin
gen ook geen cent terug. Dat geld was dan
noodig om de leeningen te dekken. Ook hoor
den zij er niets meer van!
„Bent u zelf kapitaalkrachtig?" was de vol
gende vraag van den kantonrechter, waarop
verdachte ontkennend antwoordde, maar daar
tevens aan toevoegde, dat dit geen vereischte
is, daar de ontvangen gelden en leeningen el
kander dekken.
Dan werd overgegaan tot het .getuigenver
hoor. Twee dagbladdirecteuren waren gedag
vaard. Bij hen in de bladen had o.m. een ad
vertentie gestaan van verdachte. Driemaal
plaatsen was opgegeven, doch de commissaris
van politie verbood verdere publicatie. De ad
vertenties varieerden tusschen de 60 en 100
in prijs en waren geplaatst in ongeveer 100
Nederlandsche dagbladen, doch tot op heden
zijn ze nog niet betaald.
Requisitoir nemende achtte de Ambtenaar
van het O. M. het ten laste gelegde hier be
wezen. Of men nu een dergelijke instelling eer.
leening noemt of loterij is .precies hetzelfde.
Gebleken is, dat berekening is uitgesloten; het
is louter toeval. Theoretisch kan men het wel
uitrekenen, doch in de practijk komt daar
niets van.
Wat de strafmaat betreft, wil spr. niet aan
den lagen kant blijven. Had de Utrechtsclie
politie niet tijdig ingegrepen, dan hadden
waarschijnlijk ruim een millioen Nederlanders,
bij het falen der beweging, de dupe geworden.
En de kans van falen is grooter dan die van
slagen.
Spr. eischte ten slotte een principieele hech
tenis van een maand.
De verdediger mr. van Soest uit Utrecht
wees er in zijn pleidooi op, dat hier geen ge
legenheid was gegeven tot 't mededingen naar
prijzen of premiën, waarvan artikel 2 der Lo
terijwet spreekt. Hier werden leeningen ver
strekt. Een leening geeft geen voordeel, prij
zen en premiën wel.
Verdachte heeft het geheel goed bestudeerd
en het systeeih zuiver zakelijk en wel door
dacht opgezet. Het was hem niet te doen om
anderhalf millioen menschen 36 cent uit den
zak te kloppen.
Tenslotte pleitte, mr. v. Soest vrijspraak.
In zijn repliek merkte de Ambtenaar nog op,
dat er hier wel economisch voordeel aan te
behalen was; althans voor verdachte.
„Wanneer hü dit niet gedaan had zoo
vroeg mr. v. d. Dussen zich af wat heeft hij
dan gedaan? Dan heeft hü het publiek op
grove wijze getracht te misleiden! Niemand
stort toch ergens geld in, zonder eenig voor
uitzicht op voordeel."
Na dupliek besloot de kantonrechter mr. A.
J. N. Otten over veertien dagen schriftelijk
vonnis te zullen wijzen.
Reeds ongeveer een maand ligt naar men
weet, in het Granvlle Doek te Dover de Ne
derlandsche trawler, „De Hoop II" IJ.M. 40,
waarop de Engelche douane-autoriteiten be
slag hebben gelegd, to enaan boord een la
ding likeur en andere alcoholhoudende dran
ken werden gevonden, waarvan geen aangifte
was gedaan. Den kapitein was een boete op
gelegd, toen aan boord een lading likeur en
andere alcoholhoudende dranken werden ge
vonden, waarvan geen aangifte was gedaan.
Den kapitein was een boete opgelegd van 25
pond sterling, die niet was betaald, waarop
beslaglegging volgde.
De eigenaar van den trawler, de reeder De
Groot uit IJmuiden, weigerde eveneen de
boete te betalen, aangezien hij op het oogen-
blik, waarop de overtreding werd geconsta
teerd, niet de beschikking over den trawler
had, aangezien deze door anderen gecharterd
was.
Dit charter is echter dezer dagen afgeloo-
pen en de eigenaar van den trawler stelt
thans pogingen in het werk weer de beschik
king over de „De Hoop n" te krijgen. Met een
zijner andere trawlers „De Hoop I" IJM. 193,
is hij Woensdag te Dover gearriveerd. Men
verwacht, dat hij de gevraagde boete van 25
pond sterling zal betalen om de IJmuiden 40
weer vrij te krijgen en naar Rotterdam te
brengen. Het blijft dan natuurlijk de vraag of
de reeder geen stappen zal doen om de terug
betaling te vorderen wan de z. i., ten on
rechte hem opgelegde boete.
Naar men weet is eenigen tijd geleden een
commissie gevormd op verzoek van Horecaf,
onder leiding van oud-minister Posthuma, wel
ke maatregelen zou beramen om den toestand
in het hotel- en aanverwante bedrijven te ver
beteren. Deze commissie heeft thans, na een
diepgaande bestudeering der materie, een adres
samengesteld, waarin verschillende voorstellen
worden gedaan en maatregelen worden aan
gegeven, welke tot verbetering van den toestand
zouden kunnen leiden. Dit adres zal een dezer
cagen aan den Minister van Economische Za
ken worden aangeboden.
Voorts zijn er in verschillende groote ge
meenten in ons land plaatselijke comité's van
actie gevormd. Op verzoek van bovenbedoelde
commissie echter zijn de werkzaamheden van
de plaatselijke comité's voorloopig gestaakt. Men
wil trachten meer eenheid te krijgen in de te
voeren actie, terwijl ook voorkomen wordt, dat
de algemeene actie geschaad wordt, door maat
regelen, welke in een bepaalde gemeente ge
nomen worden.
Dinsdagavond is te zijnen huize te Breda na
voorzien te zijn van de H.H. Sacramenten der
Stervenden overleden mr. H. J. J. van den
Biesen. De afgestorvene werd op 8 April 1872
te Ginneken geboren als zoon van het Eerste
Kamerlid, mr. J. van den Biesen.
Mr. van den Biesen was in Breda een zeer
geziene persoonlijkheid. Voor ruim 25 jaren werd
hij gekozen tot lid van de Provinciale Staten
en in 1918 tot lid van Ged. Staten. Bovendien
was de thans ontslapene curator van de R.K.
Universiteit in Nijmegen, hoofdbestuurslid van
de Katholiekendagen in Nederland, lid van den
Raad van Beroep, oud-voorzitter van de R.K.
Kiesvereeniging te Breda enz. Zijn talrijke ver
diensten werden reeds tijdens zijn leven erkend
met de toekenning van de Orde van den Neder-
landschen Leeuw en den H. Gregorius den
Grooten.
Omtrent de bespreking, die op Dinsdag 2
April aan het Departement van Justitie met
de Ministers van Justitie, van Economische
Zaken en van Financiën heeft plaats gehad
omtrent de door de Regeering getroffen maat
regelen met betrekking tot de landbouwhypo-
theken, vernemen wij van bevoegde zijde het
volgende:
De bespreking had plaats op verzoek van de
Vereeniging van Directeuren van Hypotheek
banken, de Nederlandsche Vereeniging tot be
vordering van het Levensverzekeringswezen, den
Nederlandschen Spaarbankbond en de Broeder
schap van Notarissen in Nederland. Daarbij
waren tevens tegenwoordig de Coöperatieve
Centrale Raiffeisenbank te Utrecht en de coöpe
ratieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven.
De vertegenwoordigers van deze verschillen
de organisaties zijn allen in de gelegenheid ge
steld de wenschen en bezwaren, waartoe de
getroffen regeling hun aanleiding gaf, ter ken
nis van de Ministers te brengen.
Hunnerzijds hebben de Ministers vooral den
nadruk gelegd op het zeer bijzonder karakter
van den maatregel in tweeërlei opzicht.
In de eerste plaats is de maatregel alleen
bedoeld als een voorloopige, in afwachting van
het tot stand komen eener zich in vergevorder
den staat van voorbereiding bevindende wette
lijke regeling. Wanneer de regeering deze wet
telijke regeling aanhangig zou hebben gemaakt,
zonder eerst dezen tijdelijken maatregel te tref
fen, zou het groote gevaar hebben bestaan, dat
inmiddels minder scrupuleuze crediteuren als
hoedanig de regeering de ter conferentie ver
tegenwoordigde instellingen zeker niet be
schouwde tallooze executies zouden hebben
geforceerd.
In de tweede plaats vestigden de Ministers
er de aandacht op, dat zoowel de getroffen tij
delijke maatregel als het in te dienen wets
ontwerp zich uitsluitend bewegen op het ter
rein van de landbouwhypotheken, waar de po
sitie een geheel andere is dan bij de hypothe
ken op andere eigendommen. Immers de Over-
De Minister van Waterstaat heeft bepaald,
dat de brug voor gewoon verkeer over den Ne-
derrijn te Arnhem op Woensdag 10 April, des
voormiddags te 6 uur voor het openbaar ver
keer zal worden opengesteld.
Het voor het algemeen rijverkeer bestemde
gedeelte van deze brug en van den zuidelijken
toegangsweg daarheen, voor zoover gelegen tus
schen de brug en KM 4 van den Rijksweg Arn
hemNijmegen is gesloten verklaard voor het
verkeer met rijwielen in beide richtingen.
Voor den Haagschen Officier van Justitie zijn
geleid de bakker L. A. W„ 28 jaar, een berucht
Haagsch inbreker en de los-werkman W. G.
Dit tweetal heeft op een ochtend van de vorige
week in een woning in de Gabr. Metsustraat in
Naar „De Telegraaf" vërneemt, is de com
missie, door den minister van Waterstaat be
last met het instellen van een onderzoek
naar de oorzaken van de ramp van de
„U i v e r", thans zoover met haar arbeid ge
vorderd, dat de indiening van het rapport
aan den minister van Water-staat aan het
einde van de volgende week kan worden te
gemoet gezien. Of het rapport hierna ge
publiceerd zal worden, staat nog geenszins
vast.
De minister van Waterstaat, jhr. Van Lidth
de Jeude zal eerst het rapport bestudeeren er.
eerst daarna beslissen of het gepubliceerd zal
worden. De indruk in regeeringskringen is even
wel, dat de minister wel tot publicatie zal
besluiten.
heid verleent aan het landbouwbedrijf in zeer
belangrijke mate steun om dit bedrijf voor on
dergang te behoeden. Zij moet daarbij evenwel
invloed kunnen uitoefenen aan wie en in welke
mate steun uiteindelijk ten goede komt, opdat
hij aan zijn doel zal blijven beantwoorden.
Indirect worden de hypothecaire crediteuren
door den steun zeer gebaat. Zonder dezen steun
zou er waarschijnlijk van de betaling van rente
en aflossing op de landbouwhypotheken in ver
reweg de meeste gevallen weinig of niets te
recht komen. De getroffen tijdelijke maatregel
doet nu niet anders dan een regeling treffen,
waardoor wordt voorkomen, dat van de door
dien steun veroorzaakte waardevermeerdering
van het onderpand, in gevallen van onredelijke
executie, partij wordt getrokken.
Eenige bezwaren tegen de getroffen rege
ling ingebracht, zal de regeering in overwe
ging nemen. Zij is bereid om, waar blijkt,
dat de regeling leemten vertoont, deze aan
te vullen.
Tenslotte hebben de Ministers er prijs op
gesteld nog eens nadrukkelijk te constatec-
ren, dat zij zelf voor niets zoo huiverig zijn
als voor maatregelen, die het credietwezen
ondermijnen.
Juist met het oog daarop is de regeling bij
Algemeenen Maatregel van Bestuur slechts als
zeer tijdelijk bedoeld en is zij bovendien om
geven met waarborgen, om willekeur bij de
toepassing uit te sluiten. De Minister van Éco
nomische Zaken doet zich toch, alvorens eenige
beslissing te nemen, adviseeren door een com
missie, welker samenstelling den waarborg
geeft, dat zij bij het uitbrengen van haar ad
viezen met het algemeen belang, dat is gele
gen in een op vertrouwen gevestigde crediet-,
wezen, terdege rekening zal houden.
De voorzitter der commissie, de oud-Minis
ter van Justitie mr. J. Donner, heeft bij de in
stallatie der commissie daarvan reeds aan
stonds doen blijken.
De regeering vertrouwde, dat de gehouden
bespreking aan de vertegenwoordigde Organi
saties de overtuiging zou hebben gegeven, dat
zij den verderen loop van zaken met gerust
heid konden afwachten. Uiteraard zal, wanneer
het wetsontwerp, dat deze materie verder zal
regelen, bij de Staten-Generaal zal zijn inge
diend, nog alle gelegenheid bestaan om van de
opmerkingen, waartoe de voorgestelde regeling
aanleiding zal geven, te doen blijken.
Den Haag, tot welk perceel zij zich door middel
van ontsluiting der straatdeur tijdens afwezig
heid der bewoners toegang hebben verschaft,
een goeden sierspeld, benevens een bedrag aan
geld gestolen.
Doordat W. bij een juwelier in de Koning
straat de gouden speld verkocht had, kwam de
zaak aan het rollen. Echter ontkent hij iets met
de inbraak uitstaande te hebben. G. daaren
tegen heeft een volledige bekentenis afgelegd.
De speld is in beslag genomen.
Met de aanhouding van W. en G. heeft de
Haagsche politie een goede vangst gedaan, daar
beiden van plan w^ren binnenkort in een kan
toorgebouw te 's Gravenhage in te breken.
Gedurende den laatsten tijd hadden recher
cheurs het tweetal voortdurend in een zelfde
deel van de stad gesignaleerd.
Bij hun verhoor gaven zij toe. dat zy een be
paalde inbraak op het oog hadden.
De „N. Rott. C." van Dinsdagavond bevatte
een ingezonden stuk van iemand uit Lith (N.
Br.) onder het opschrift „Paapsche stoutig
heden in 1935", in welk stuk volgens het oude
recept een heel verhaal wordt opgedischt over
een katholiek, die zijn geloof verzaakt had, ziek
was geworden, in een klooster te Lith ter ver
pleging was opgenomen en daar weer katholiek
was geworden, „waaraan twee pastoors te pas
zijn gekomen", zooals de schrijver het beliefde
te noemen. In hetzelfde stuk werd ook beweerd,
dat de man verklaard had op de vraag, waar
om hij katholiek was geworden: „Ik moest wel"
en voorts dat de protestantsche vrouw van den
man „om des vredes wil" een katholieke be
grafenis toegelaten had, hoewel er harerzijds
bezwaren tegen bestonden.
Wij hebben over deze zaak inlichtingen in
gewonnen en de pastoor van Lith heeft ons
daarbij het volgende medegedeeld, waaruit een
voldoende weerlegging van de beweringen van
het ingezonden stuk blijkt:
De pastoor deelde ons mede. dat de betrokken
man aanvankelijk in Kessel gewoond had.
Het vorige jaar heeft hij zich in Lith ge
vestigd. Acht jaar geleden was hij in het huwe
lijk getreden met een protestantsch meisje en
bij die gelegenheid ook protestant geworden.
Feit is, dat de man ziek is geworden en dat
hij op advies van den behandelenden protes-
t'a n t s c h e n geneesheer opgenomen is in het
R.K. ziekenhuis te Lith. Hij ontving daar eenige
malen bezoek van een dominé. Op een goeden
dag kwam een der zusters bij den pastoor met
de boodschap, dat Van R. naar den pastoor had
gevraagd.
De pastoor heeft toen den man bezocht en
bij dat bezoek heeft de man te kennen gegeven,
dat hij katholiek wenschte te sterven.
In verband daarmede heeft de pastoor hem
gewezen op het bezwaar, dat hij niet kerkelijk
gehuwd was en dat zoo mogelijk deze zaak eerst
in orde moest worden gebracht.
Van R. heeft toen geantwoord, dat zijn vrouw
nooit in een huwelijk voor de Kerk zou toe
stemmen.
Toen de pastoor eens eenige uren buiten de
parochie was, kwam Van R. in stervensgevaar
te verkeeren en wilde worden bediend. Daarop
is de pastoor van Kessel ontboden, die den man
de absolutie heeft gegeven en het H. Oliesel
heeft toegediend.
Toen de pastoor van Lith terug kwam, ging
hij Van R. opzoeken. Deze verklaarde hem op
nieuw, dat hij katholiek wilde sterven.
De pastoor heeft daarop een verklaring ge
schreven van den volgenden inhoud: „Ik
wensch als lid van de Katholieke Kerk te ster
ven".
Met veel moeite heeft de zieke onder deze
verklaring zijn handteekening gezet.
Van R. knapte daarna weer eenigszins op en
ontving verschillende keeren bezoek van zijn
vrouw.
Hij heeft bij herhaling tegen iedereen, die het
hooren wilde, gezegd, dat hij uit overtuiging
Katholiek was geworden.
De vrouw bleef het den man om die bekee
ring lastig maken, waarom Van R. aan de
zusters vroeg, haar niet meer alleen bij hem te
laten.
Den tweeden Maart is Van R. overleden.
Daar het de laatste wil van den overledene
was, dat hij in de Katholieke Kerk zou worden
opgenomen en op gewijde aarde zou worden
begraven, heeft de pastoor met dezen wensch
rekening gehouden.
De vrouw heeft geenszins „om des vredes
wil" berust in deze katholieke begrafenis, zoo
als in het ingezonden stuk staat, maar alles
gedaan wat maar mogelijk was, om te voor
komen, dat de overledene op gewijde aarde zou
worden begraven.
Er is nog sprake van, dat de stervende ver
klaard zou hebben over zijn bekeering: „Ik
moest wel."
Deze verklaring is volkomen in strijd met de
vrije verklaring van Van R„ afgelegd tegenover
verschillende bezoekers en ook vrij onlogisch
daar er geen enkele reden zou zijn buiten
'smans geweten, die hem kon dwingen katho
liek te worden.
De pastoor verklaarde de vrouw nooit te heb
ben gesproken, vóór de man dood was.
In het bijzonder visscherijreglement voor de
afgesloten Zuiderzee is een nieuw artikel inge
voegd, waarbij de periode van 16 Maart tot
31 Mei als gesloten vischtijd voor de afgesloten
Zuiderzee wordt voorgeschreven. Voor zestien
soorten vischtuig is deze bepaling niet van
kracht.
Onder overweldigende belangstelling, zoowel
uit Vught als ver uit den omtrek, heeft Woens
dagmorgen aldaar de teraardebestelling plaats
gehad van de vijf jongemannen, die Zondag j.l.
op zoo tragische wijze bij een auto-ongeluk te
St. Michielsgestel om het leven zijn gekomen.
Om half tien formeerde zich voor het zieken
huis, waarheen het stoffelijk overschot der
slachtoffers was vervoerd, een groote stoet van
autoriteiten, vereenigingen en verkenners, die
de overledenen ten grave wilden dragen. Daar
onder bevonden zich o.m. de voltallige gemeen
tebesturen van Vught en St. Michielsgestel,
burgemeester Offermans uit Heesch, prof. dr. de
Quay uit Tilburg, leiders der R.K. Verkenners
beweging en de eerste luitenant Beaumont, com
pagnie-commandant van het 7de regiment in
fanterie te Venlo, waarvan de verongelukte
korporaal v. d. Wal deel uitmaakte.
De baren werden gedragen door verkenners
en gildebroeders en oud-leden van het Bra-
bantsche Studentengilde.
In de St. Petruskerk, die tot in de uiterste
hoeken met belangstellenden was gevuld, droeg
de zeereerw. heer pastoor L. Sanders, met as
sistentie, de plechtige H. Requim-Mis op.
Na de plechtigheden in de kerk vertrok de
stoet naar het kerkhof, waar de vijf slachtoffers
in een gemeenschappelijk graf werden neerge
laten.
Aan het graf werden woorden van afscheid
gesproken door burgemeester H. Loeff, burge
meester A. P. Scheltus van St. Michielsgestel,
luitenant Beaumont en door den hoofdkwartier
commandant der Katholieke Verkenners, den
heer Van Leeuwen uit Den Haag.
Namens de familie dankte de heer A. v. d.
Griendt voor de eer den overledenen bewezen.
Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen heeft het vol
gend schrijven aan de Docesane Verkenners-
vereeniging gericht:
Aan den Diocesanen Verkenners-
geestelijke en Diocesaan Commis
saris der Katholieke Verkenners.
Wij betuigen U onze innige deelneming met
het tragisch ongeval uwer broeders-verkenners.
Een troost was het Ons te vernemen dat zij
den dag van hun onverwachten overgang naar
het Eeuwig Leven begonnen met een H. Com
munie en dat zij op bijzondere wijze en met bo
vennatuurlijk inzicht hun Verkennersplichten
trouw vervuMen.
Door gebed, aflaatstoepassing en H. Misoffer
zal ik van harte hunne zielerust mede bevorde
ren als dit hun nog noodig is.
Wil ook aan de zwaar beproefde familiën de
verzekering mijner innige deelneming overbren
gen.
De Bisschop van 's Hertogenbosch,
(w.g.) t A. F. DIEPEN
Bij K. B. is met ingang van 1 Mei 1935 we
gens verandering in de inrichting van het
dienstvak, waartoe hij behoort, eervol ontslag
verleend aan ir. V. J. P. de Blocq van Kuffeler
te Den Haag als directeur-generaal van de
Zuiderzeewerken.
Met 15 April benoemd tot burgemeester van
Sas van Gent mr. G. P. J. M. de Kerf.
De nieuwe burgemeester van Sas van Gent,
mr. G. P. J. M. de Kerf, werd 5 Augustus 1904
te St. Jansteen geboren, waar hij thans nog
woonachtig is. Hij is volontair ter gemeente
secretarie dier gemeente.
By beschikking van den Minister van Ju
stitie is aangewezen voor het tydvak, hetwelk
eindigt 1 September 1936 in de enkelvoudige
Kamer voor de vereenvoudigde behandeling van
strafzaken van de rechtbank te 's Hertogen
bosch, tot plaatsvervangend lid mr. J. W. M.
Schroder, rechter in gemelde rechtbank.
Bevorderd tot hoofdingenieur in vasten dienst
de ingenieurs van den Rijkswaterstaat ir. Th.
Heijblom te 's-Hertogenbosch, met 1 April 1935;
tr. J. van Veen te 's-Gravenhage, met 1 Mei
1935 en ir. M. Ie Cosquino de Bussy te *s-Gra-
venhage met 1 Sept. 1935.
De ontvanger der dir. belastingen enz. A. J.
Sonnevijlle is verplaatst van de inspectie inv.
en acc. te Zwolle naar de inspectie dier midde
len te Rotterdam.
Bij het Centraal Bureau voor de Statistiek
is, te rekenen van 1 Januari 1935, bevorderd tot
referendaris dr. Ph. J. Idenburg.
Benoemd tot hoofd van adm. in vasten dienst
by de Kon. Akademie van Wetenschappen te
Amsterdam, M. E. 't Hart.
24
Zü had haar toen aardiger gevonden dan
toen ze met Dick praatte op die kalme, zelfver
zekerde manier.
„Zu is heel knap, Cym," ging zy rustig voort.
„En toen ze boos was vooral. Maar ze had vol
komen geluk, je moet het haar niet kwaiyk ne
men. Jullie zijn allebei te jong om je door een
officieele verloving te binden; bovendien zou
haar familie 't nooit goed vinden. Zü is te fier
om al die kleine onaangenaamheden en vemede-
ringetjes te aanvaarden, die een geheime ver
loving voor een meisje met zich brengt. Het
zou beter voor je zijn als je nooit meer aan haar
dacht, zy is buiten je bereik."
„Omdat ik een handelsman moet warden?"
vroeg hy.
„Ja, en nog om andere redenen ook. Daar
zullen we vanavond maar niet verder over spre
ken. Je moest naar bed gaan, vent."
„En tóch zal ik met haar trouwen,' zei hü
met ongeschokt vertrouwen. „Als het moet, zal
ik toegeven op het punt van in de fabriek te
gaan, maar hierin geef ik niet toe. Mijn groot
vader heeft geen recht, me hierin de wet voor te
schrijven."
Hy wierp met een zelfbewust gebaar zijn hoofd
in den nek.
„Cym, lieve jongen, doe niets overhaast. In
de paar komende jaren kun je zooveel verande
ren. Goeden nacht, mün schat. Ga vlug naar
bed. Het is al vreeselyk laat."
Zij kuste hem, maar hy scheen het nauwe
lijks te merken. Zij verliet hem terwijl hü nog
bij den haard zat te peinzen.
Hij was dezen avond nog een beetje verder
van haar afgedreven dan te voren.
Hy had willen sterven met haar in zijn ar
menen geen gedachte aan zyn moeder was
by hem opgekomen.
Het nieuwe beeld nam zijn heele gedachten-
wereld in beslag stond op den voorgrond van
zijn denken. Hy had den eersten definitieven
stap gezet wèg van zün jeugd nimmer zou hy
tot kinderlyke spelen terugkeeren. Het deed
haar Pün hoewel zü van zijn prilste jaren af
geweten had dat het uur zou komen, waarop
hü niet langer van haar zou zün. Het was al
leen maar een beetje eerder gekomen dan ge
woonlijk.
HOOFDSTUK XII
Toen Cymbéline weer teruggegaan was naar
school en zün ouders en zusje naar het Oude
Huls te Pagdon, scheen een tydeiyke vrede op
de familie neer te dalen. De moeliyke proble
men, al waren zij dan niet opgelost, hadden zich
toen op den achtergrond teruggetrokken, ver
loren voor een poosje hun belangrijkheid en
schenen eenvoudiger en kleiner.
De meeste jongens van Cymbeline's leeftijd
bezorgden hun ouders een zekere mate van test,
het was de overgangsperiode waarin de jongen
de handen uitstrekt naar de rechten van den
man. Alleen by Cymbeline behoorden de moei
lijkheden nog maar nauwelijks tot den jongens
tijd zy waren zoo onafscheidenlyk saamgeweven
met zijn toekomst en carrière.
Of hy byvoorbeeld in de firma zou worden
opgenomen zooals zün vader en grootvader? Het
was niet te verwachten dat hy het by zyn te
rugkomst in den zomer aanlokkelyker zou vin
den.
Maar die schynvrede was al verbroken voor
het einde van het trimester.
Op een morgen zat Viola alleen te schrijven,
toen er een brief werd binnen gebracht. Hü was
van Cymbeline. Zy was er een beetje over ver
wonderd, het was niet de gewone dag. Zün
schrift veranderde ook veel in den laatsten tijd,
bet was al een vaste hand, netjes, voorzichtig,
duidelyk.
zy sneed den brief met een klein zilveren pa-
piersnijdertje open. Waarom wist zy niet, maar
zij werd een weinig ongerust. Was er iets ver
keerds met den jongen? Een voorgevoel kwam
over haar iets persoonlyks. Voelden andere
moedere van zonen dat ook vóór den oorlog?
„Ik ben op geweest voor het toelatings
examen voor de Academie, ik wou wel eens
zien hoe ver ik het bracht. U weet, het is
een vergelijkend examen. Zü denken, dat ik
voor wiskunde voldoende heb, maar niet voor
Fransch. Wilt u een Franschen leeraar yoor
me opzoeken om in de vacantie privaatles te
nemen? Ik zal mün tijd niet verknoeien. De
lijst komt al heel gauw in de krant en daar
om schryf ik u, omdat ik het niet prettig
zou vinden als u soms mün naam onder de
geslaagden zou vinden, hoewel dat niet waar-
schüniyk is
Viola legde den brief op haar bureautje en
bleef als versteend zitten.
Het venster was open en de seringen in den
tuin geurden doodingend en vulden de kamer
met hun rijke zoetheid.
De eerste gedachte die zich vormde was, dat
zij trotsch op haar jongen was. Zy vond het
totaal uitgesloten om boos op hem te zyn.
Hy wilde alleen nemen wat zy hem weiger
den te geven. Het was een stout stukje, een uit
daging een weigering om hun toe te staan zyn
loopbaan voor hem te bepalen. Het was iets voor
Dick om zoo te doen, ook iets voor haar, om
dat zij toch ondanks allen tegenstand gekozen
had wat haar het beste leek.
Toen zy haar gedachten een weinig geordend
had, nam zij haar hoed en handschoenen en
liep den weg af naar de fabriek. De jongen
had eigenlyk zyn vader moeten schrijven. Wat
een brief was het. Geen woord van spyt of ver
ontschuldiging, een kalm constateeren van het
feit.
„Kyfc, Vi. Is er iets gebeurd?" vroeg Lam
bert, toen zy de deur van zyn in-saaie kantoor
open deed.
„Alleen maar een brief van Cym. Ik dacht, ik
moest het je maar ineens komen vertellen. Hü
zegt, dat hy op is geweest voor de Academie
dat hij niet weet of liy gesiaag is. O, Lam
bert, wat moeten we doen?"
zy zag erg bleek, alsof de warmte haar be
vangen had. Zy zonk in een stoel neer en hield
haar oogen op hem gevestigd terwyi hy den
brief doorlas. Hij fronste de wenkbrauwen vol
zorg, zij was doodelyk verlangend te hooren wat
hij ér van zeggen zou.
Zou hij in zyn hart héter de schuld geven?
Zou hy moeten toegeven dat Daniël en Carne
gie gelijk hadden gehad? zy had een oogenblik
vreeselyken angst dat Lambert haar in dit kri
tieke moment in den steek zou laten.
Zijn gezicht zeide haar niets. Hy las nog steeds
die beslissende woorden. Een oorlogsverklaring.
Een breuk met de firma. Hy wist byna zeker
dat hij er ook by betrokken zou worden als zijn
zoon in ongenade viel.
„O, Lambert, zeg toch eens wat," riep zü ten
laatste uit, niet in staat de spanning langer te
dragen.
„O, tien tegen een is hü gezkat. En dan moe
ten we een volgende kans den kop indrukken,"
antwoordde hy met voorgewende luchthartig
heid.
„Die kans is er nog," gaf zy toe. „Maar als hy
er door is?" Terwyl ze sprak, scheen zü de woor
den al voor ach te zien: „Cymbeline Chasemore
Harriman."
O, hij was er zeker. Hü zou wel als een gek
gewerkt hebben, zy begreep, dat hy een goede
kans had gemaakt.
„Daar zal wat broeien op de Towers," ander
brak Lambert haar gedachtengang.
Hy verbaasde zich er over waarom hü ondanks
alles toch nog zoo'n vreemd gevoel van vader
trots had. Natuurlijk moest de kerel gestraft
worden voor zün ongehoorzaamheid, dat zouden
ze hem op de Towers wel onder den neus wrij
ven. En hy voelde wel, dat hy ze gelijk moest
geven. En wat dan? Hij kon maar niet bedenken,
wat er dan gebeuren moest, als aan de ouder-
lyke autoriteit voldaan was. Maar hy wist wel,
dat hij zyn jongen graag zou vertellen hoe
trotsch hij geweest was op zün zoon.
Zelfs in de jaren vlak voor den oorlog was Let
leger iets voor de rijken en sportliefhebbers en
voor de armen en eerzuchtigen.
De zoon van den officier ging vanzelfspre
kend onder dienst, maar bijna nooit iemand
op wien een goede baan wachtte in de burger
maatschappij. Het was geen beroep waar geld
aan verdiend werd, de gage was klein, het werk
hard. Maar voor iemand die knap en eerzuch
tig en idealistisch was, had het aanlokkelyke
vooruitzichten.
De scholen waren er min of meer op inge
richt, bijna iedere school had een „Legerklas"
die voor de opleiding zorgde.
Hü dacht aan Dick Chasemore, met zyn eenen
arm en zyn decoratie, den held van Cymbeline's
jongensjaren.
Wat hadden zij anders kunnen verwachten
met zoo'n voorbeeld voor oogen?
„Als hü maar eens besefte hoe vreeselijk hü
er ons ook mee dupeert," zei Lambert.
Wordt vervolgd.