HET KIND IN ZUID-AFRIKA
fflet veï&aal mn day
DE ENGELSCHE KAPERS
DIEFSTAL?!
bedenkt het telkens weer..
ookuit zijwegen komt verkeer
DINSDAG 9 APRIL 1935
GELUKKIGE JEUGD
Het schoolgaan is er geen ver
schrikking; huiswerk wordt
niet of heel weinig
opgegeven
De plak ontbreekt niet
Vischstand bedreigd
»*J
Engelengezicht
40 dagen op een vlot
Ontdekkingstocht
mislukt
RETRAITEN
Eerstvolgende retraiten te
Bergen N.-H.
llü
bij een ongeval met
AI I P A DAMMP 'C op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T7 7CO
I .1 T. M IJ V /tl ll l_j O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I. f verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen JT Uv«a dóodelijken afloop
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FOCA bij verlies van een hanc»
uüv/a" een voet of een oog
DOOR J. S. FLETCHER
0
Er zijn maar weinig landen in de wereld,
waar het kind zoo'n gelukkige jeugd heeft
als in ons zonneland, schrijft onze mede
werker uit Zuid-Afrika. Alvorens het leven
van het kind nader te bespreken, moeten we
een onderscheid maken tusschen het kind, dat
in een stad of dorp opgroeit én het kind, dat
ep het platteland, de farm, groot wordt. Tus
schen beider jeugd en leven bestaat een groot
verschil. Wij zullen beginnen met het kind, dat
in een dorp of een stad zijn jeugd doorbrengt.
Reeds van zijn geboorte af is het kind in
Afrika een echt buitenkind. Van den vroegen
morgen tot den laten avond ligt het in zijn
wiegje buiten op de „stoep", die bij geen huis
ontbreekt, en krijgt zoo in volle teugen de ver-
sche en versterkende buitenlucht en Zuid-Afri-
kaansche zon. Geen wonder dan ook, dat het al
heel spoedig op „eigen beentjes" kan staan en
's ochtends in den grooten tuin rond het huis
rondhuppelt.
's Middags gaat het meestal onder toezicht
Van een kaffermeisje, die tusschen haakjes ge
zegd. uitstekende kindermeisjes zijn, naar een
der kinderspeeltuinen in de groote parken der
stad. Veel, heel veel is het Zuid-Afrikaansche
kind onder toezicht onzer zwarte bedienden, iets
wat zeer zeker ook zijn nadeelen heeft, en al
heel gauw spreken ze net als onze zwartjes,
vloeiend Zoeloe of Basoetoe. Geen kind, zelfs
dat van de armste der armen, groeit in Afrika
binnenshuis of in een donker slopje op. Allen
zjjn het hier kinderen der natuur, kinderen in
de vrije, gezonde en versterkende Zuid-Afri
kaansche lucht opgegroeid. Dit is dan ook stel
lig één der redenen, waarom ons ras zoo kern
gezond en sterk is. Welk een verschil met de
jeugd der Europeesche kinderen!
Nadat de zesjarige leeftijd bereikt is, deze
leeftijdsgrens is door het departement van on
derwijs vastgesteld, moet ieder kind naar
school. Wij hebben hier ni. ook algemeenen
leerplicht!
De eerste klas der lagere school in Holland
wordt hier door twee andere klassen, graden
genoemd, voorafgegaan, waarvoor twee jaar
staat. Schrandere kinderen echter doorloopen
de graden gewoonlijk in één jaar, om daarna,
evenals in Holland, 'n zesjarigen lageren school-
cursus te doorloopen. Zelfs al zakt het kind
nooit, dan komen zij èn door de leeftijdsgrens
èn door het gradensysteem betrekkelijk oud
op de middelbare school.
Het schoolgaan voor het kind in Afrika is
geen verschrikking Vroeg begint de school, on
geveer half negen. Om elf uur is er een half
uur pauze, waarin zij kunnen rondvliegen en
een' lichte lunch gebruiken. Om één uur of half
twee is alles achter den rug en is het kind vrij.
Vrij in den waren zin des woords, daar geen of
heel weinig huiswerk wordt opgegeven. Alleen
het laatste jaar, de zesde klas, zooals ge in Hol
land zoudt zeggen, is het soms eens blokken,
daar het eindexamen der lagere school een
staatsexamen is. Men moet er doorheenkomen,
daar men anders tot zijn zestiende jaar ge
doemd is op school te blijven. Eerst dan, als
het kind zijn eindexamen gedaan heeft, is het
geoorloofd een kind van school te nemen. De
stof, die op de lagere school behandeld wordt
is vrijwel gelijk aan die in Holland. Alleen ont
breekt Fransch en nemen de "beide landstalen
een groote plaats in, evenals sport. Talrijk zijn
dan ook de verschillende sportclubs, die men op
de lagere en middelbare scholen aantreft. Wat
ook niet ontbreekt, ook niet op de middelbare
school, is.... de plak, iets wat u, in Holland,
waar dit instrument reeds lang uit de mode is,
6terk zal verwonderen en wellicht zal doen uit
roepen: ,,Wat zijn ze in Afrika toch nog ach
terlijk!"
Laat ik u dit zeggen: het werkt uitstekend!
De plak is een der oorzaken, dat onze jeugd zoo
fatsoenlijk en beleefd is.
De geest tusschen onderwijzers en leerlingen
is uitstekend en uiterst vertrouwelijk. De kin
deren zien in hun onderwijzer hun vriend en
niet den boeman, die aan hun sportevenemen
ten met evenveel vuur deelneemt als zij zeiven.
Na de lagere school verlaten te hebben gaan
de meesten öf naar de middelbare óf naar een
technische school. Heel weinig zetten hun stu
die, na de lagere school, niet meer voort, om
de doodeenvoudige reden, dat het thans in Afri
ka vrijwel onmogelijk is, zonder eindexamen der
middelbare of technische school, een betrekking
te krijgen. Zij, die geen staatsexamen machtig
kunnen worden of door andere financieele om
standigheden niet in staat zijn zulks te doen,
bezoeken een avondschool of volgen onderwijs
bij een der vele correspondentie-cursussen. Ook
Afrika staat thans in het teeken van studeeren
en nog eens studeeren en evenals in Holland
examineert in December, juist den heetsten tijd
van het jaar, de eene helft onzer kleine bevol
king de andere helft.
Op de middelbare school, waarvan het leer-
program nogal vrij sterk van het Hollandsche
afwijkt, en waar de leerlingen zelf een keuze
kunnen doen uit een aantal vakken, moeten de
jongens een- of tweemaal per week militaire
oefeningen In uniform doen onder een der
leeraren.
Hierdoor wordt hun het later „opkomen,"
zooals wij dat in Holland maar al te goed ken
nen bespaard. In de meeste scholen zitten de
jongens en meisjes in één klas. Door deze ge
mengde opvoeding krijgen de meisjes zoowel
als de jongens iets vrijers. Meisjes zoowei als
jongens dragen in en buiten de school de
schoolkleuren. Juist het verplicht dragen dei
schoolkleuren buiten den schooltijd maakt, dat
zij zich ook dan uiterst correct gedragen,
daar zij weten, dat zoo zij iets buiten de per
ken doen, zü niet alleen zich zelf, doch ook de
school in discrediet brengen en de straf zwaar
is.
Veel wordt gedaan om den onderlingen
schoolband te versterken. Enkele malen per
jaar zijn er gezellige avondjes. Zijn er wedstrij
den, hetzij korfbal, rugby of wat maar ook, dan
trekt de heele school mee. En dit meetrekken
beteekent in Afrika, het land der groote afstan
den, nog al iets. Het wil zeggen, dat men dik
wijls reeds Vrijdagsmiddags om één uur direct
na het sluiten der school op reis moet om Za
terdags elders een wedstrijd te spelen. Zater
dags wordt In Afrika geen school gehouden.
Eerst komt men, dank zij de slechte spoorver
bindingen op Zondag, dikwijls pas Zondags
nachts weer terug. Doch dit is alles niets! Het
maakt den onderlingen band tusschen leerlin
gen en onderwijzers sterker.
In het algemeen wordt hier op de middelbare
school minder „gevost" dan in Holland, 's Mid
dags na school spelen de jongens met de meis
jes hockey, tennis of cricket op de sportgronden
der school en eerst 's avonds laat als de zon
onder is, wordt aan het huiswerk gedacht. Doch
hoe kan het ook anders in een land, waar de
zon tot uitgaan en niet tot „vossen" binnens
huis lokt? En onze jongens en meisjes komen
er ook, evengoed als de anderen, lichamelijk in
betere conditie door het steeds in de natuur
zijn en de vele sport. Sterker en gezonder zijn
ze! Opgewekter en vrijer door de mindere
schoolzorgen! Hebben zij eenmaal de school
verlaten dan denken ze vol weemoed aan de
plaats, waar ze hun jeugd versleten hebben te
rug en waar hun leeren spelen en hun spelen
leeren was!
Blijkens een rapport van het departement
van handel te Kaapstad wordt aan den visch
stand in de Zuid-Afrikaansche wateren groote
schade berokkend door de aalscholvers, welke
vogels in verband met de mest, die zij produ-
ceeren, de guano, worden beschermd.
Aan de Zuid-Afrikaansche kusten leven on
geveer twintig millioen aalscholvers, die per
jaar 8 millioen ton visch verslinden, dit is
300 maal zooveel als de totale productie van
de visséherij-industrie in de Unie.
Het departement heeft thans voorgesteld, de
bescherming der vogels in de Saldanha Baai en
te Kenya bij wijze van proef voor den tijd van
vijf jaar op te heffen.
De politie te New-York is er in geslaagd
„Engelengezicht" Ahrams te drresteeren, den
bandiet, die sedert November werd gezocht na
dat hij er in geslaagd was aan zijn bewakers te
ontsnappen. v
Door zijn pols met vet in te smeren, had hij
zich los weten te maken van de handboei, waar
mede hij aan een anderen gearresteerde geke
tend was. Abrams is sedert 1911 vijftien maal
gearresteerd; drie keer heeft hij in Sing Sing
gevangen gezeten en bovendien nog zeven von
nissen elders uitgezeten.
Te Singapore zijn zeven Japansche visschers
aangekomen, die veertig dagen op een vlot in
de Zuid-Chineesche Zee hebben rondgezwor
ven, nadat hun schip op een koraalrif te
pletter was geslagen.
Veertig dagen lang hebben zü onder een bla
kerende zon hulpeloos rondgedreven. Zij had
den voor slechts vijf dagen genoeg aan rijst
en in het geheel geen zoet water. Door de
groote kwellingen waaraan zij blootstonden,
werden drie hunner gek en sprongen over
boord. Onmiddellijk werden zij verzwolgen door
de haaien, die het vlot voortdurend volgden.
Tenslotte bereikten zü te Siboe den vasten
wal, doch zij waren zoo uitgeput, dat het alleen
aan de goede zorgen van de Malaiers te danken
is, dat zij in het leven zijn gebleven.
Door landgenooten werden zü in staat ge
steld, zich naar Singapore te begeven, van
waar zij naar hun woonplaats op Formosa
zullen terugkeeren.
De 29-jarige Engelsche ontdekkingsreiziger
Frank Pease heeft een mislukte poging ge
daan, nader licht te werpen op de expeditie
van Sir John Franjdin, die büna zeventig jaar
geleden, bij een poging de Noord Westelüke
route te ontdekken, spoorloos verdwenen is.
Pease is in October j.l. alleen vergezeld van
een kleinen hond van Winnipeg vertrokken,
verklarende, dat hü wist waar hü overblijfselen
van de Franklin expeditie zou kunnen vinden.
Zware sneeuwstormen deden echter vier
achtereenvolgende pogingen van den jeugdigen
ontdekkingsreizigers om Chesterfield Inleet. 400
mijl ten Noorden van Churchill, te bereiken,
mislukken.
Pease besloot tenslotte terug te keeren, doch
m het voorjaar of in den herfst zal hü een
nieuwe poging wagen.
APRIL
Zaterdag 1316 Marinepersoneel, 6.50.
Woensdag 1720 Heeren onderwüzers, 8.00.
Zaterdag 2023 Paasch-retraite Mannen en
Jongens, 6.50.
MEI
Dinsdag 710 Geh. dames middenst., 10.
Zaterdag 11—14 Geh. mannen, 6.50.
Dinsdag 1417 Meisjes boven 17 jaar, 6.50.
Zaterdag 1821 Geh. mannen, 6.50.
Dinsdag 2124 Dames Congregatie (Gehuwd
en ongehuwd), 6.50.
Zaterdag 2528 Jongemannen (Dienstplich-
tigen), 6.50.
Vrijdag 313 Juni Werklooze mannen uit
de parochie St. Bonifacius
Amsterdam.
De oude lord Boundley streek met zijn
zachte, bevende handen liefkoozend over
de pronkstukken van zün Chineesch-por-
celein-eollectie, waarvan hü enkele pronkstuk
ken vóór zich op de bibliotheektafel had uitge
stald. Hij was zoozeer verdiept in gepeinzen,,
dat hü de onrust van zün secretaris niet be
merkte.
Lennard Atkins voerde op dat oogenblik een
heftigen strüd met zichzelf. Hij stond voor een
moeilüke taak, maar tenslotte behaalde zijn
plichtsgevoel de overwinning.
Hü haalde den brief, dien hij had willen ach
terhouden, te voorschün en overhandigde hem
aan lord Boundley.
„Deze brief is vanmorgen gekomen, milord,"
zei hij, zich moeite gevend om gewoon te spre
ken. „Wilt u er misschien kennis van nemen?"
De oude verzamelaar kwam uit zijn droomen
tot de werkelijkheid terug en keek den secre
taris door zün brilleglazen eenigszins verstomd
aan. Daarop tastte hij in zijn zakken en schud
de het hoofd.
„Ik heb m'n leesbril niet bü me. Vertel me
maar wat er in staat, Atkins," zei hü-
De secretaris schraapte zijn keel.
„Een zekere meneer.... eh.Wilcox uit
Londen vraagt toestemming om uw collectie te
mogen zien."
„Ik .ontvang geen bezoekers."
Het klonk niet scherp, maar op een afge
meten toon die iets vaststelt, waaraan niet ge
twijfeld behoeft te worden. Op dezen zelfden
toon had lord Boundley honderden malen deze
zelfde woorden geuit.
Hü ontving geen bezoekers. Inderdaad, tot
uren in den omtrek was deze zonderlinge eigen
schap van lord Boundley bekend. Hij leefde als
een menschenschuwe grijsaard te midden van
zijn schatten. Opnieuw voerde Atkins een zwa-
ren strijd met zichzelf. Als hü nu niet verder
aandrong, kon hü meneer Wilcox terugschrij
ven dat zijn komst niet op prüs gesteld werd.
Maar de eerlijkheid gebood hem den geheelen
inhoud van den brief bekend te maken.
„Meneer Wilcox schrijft dat hü u misschien
van dienst kan zün met betrekking tot uw col
lectie," sprak hij.
„Hm!" zei lord Boundley.
Atkins hoopte nog op een weigering, maar
meneer Wilcox had in zijn brief een teere snaar
aangeroerd: de collectie porcelein. En daarmee
won hij het pleit.
„Laat hem komen," besliste lord Boundley.
„Goed, mylord."
Atkins verliet de bibliotheek. In het zestal
jaren dat hü bü lord Boundley in betrekking
was, had hü een rustig leven geleid. Hü kon
uitstekend met den ouden, bijzienden verzame
laar overweg, ondanks diens menschenschuwe
gewoonten. Bovendien beviel hem het werk. Hü
hield er van. En thans werd dat rustige, maar
tevens arbeidzame leven bedreigd!
Wilcox! Hij was geschrokken toen hü Óen
naam las. Zün oude leven kwam hem weer voor
den geest, het leven dat hü vergeten wilde.
Tien jaar geleden was Lennard Atkins in
Londen en op het vasteland een bekende per-
soonlükheid geweest. Bekend althans bü een
bepaalde categorie van personen, die bü de
wedrennen geïnteresseerd waren. Ook Wilcox
behoorde toen tot zün kennissen. Samen had
den zü vele zaakjes opgeknapt, die het dag
licht niet konden verdragen totdat op een kwa
den dag Atkins tegen de lamp was geloopen.
Twee jaar gevangenisstraf maakten een eind
aan zün twijfelachtige carrière en schreven zün
naam in het vergeetboek.
11=
innn/lM
„Het wrak kunnen we later nog eens onderzoe
ken," vond kapitein Benson, en spoedig waren allen
weer in de boot gestapt om de kust te onderzoeken.
In de verte zagen ze den vreemdeling aan wal
stappen en in de bosschen verdwünen. Vlug, maar
voorzichtig, werd de boot in de richting van de
kust geroeid.
Vüf minuten later stapten allen aan wal, bü de
plek, waar de vluchteling zün kano had achtergela
ten. De sporen waren duidelük in het witte zand
afgeteekend en het was heel makkelük te zien welke
richting hü gegaan was.
Maar de gevangenis had ditmaal een goede
uitwerking. Atkins werd er door in het rechte
spoor gebracht. Hij kwam bü lord Boundley in
dienst en deed zijn best het oude leven te ver
geten. Lord Boundley wist van niets. Als nu
Wilcox maar zweeg
Wilcox kwam en oogenblikkelük begreep At
kins dat zijn oude vüand niet voor de porce-
leinc.ollectie was gekomen. Hü kwam om wraak
te nemen.
„Wel, Lennard Atkins!" deed hij verbaasd-
maar het was comediespel. „Dat treft toeval
lig. Jü hier als secretaris!"
„Inderdaad toevallig!" merkte Atkins stijf op.
„En gelukkig. Want ik zoek juist naar iemand
die ik kan vertrouwen."
„Als het om zaken gaat, zooals vroeger, dan
ben je bü mij aan het verkeerde adres."
Wilcox glimlachte valsch.
„Zoo!" zei hü op langgerekten toon, „Heilig
geworden, hè? Dat ken ik. Een betrekking en
goed eten en
tiiiitiiiiiiiimimiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiim
drinken. Dat helpt
vele menschen op
weg naar den he- n wrrPtariï
mel. Maar ik ver- A-/t; Jct/cMWW
trouw er toch op
dat je je ouden
vriend niet in den
steek zult laten."
Atkins zweeg.
„Ik geloof dat de oude heer niets weet van
eh vervolgde Wilcox, zinspelend op Atkins
vroeger leven. „Het zal een zware slag voor hem
zijn als ik het hem kon vertellen. Stel je voor.
Een edele lord van het Vereenigd Koninkrijk,
die een gewezen gevangenisboef als secretaris
in dienst heeft
Atkins verbleekte. Maar hü bleef onverzette
lijk.
„Adieu!" zei hü, en toen met z'n ouden bluf:
„Je doet maar
Een week lang bleef Wilcox de gast van lord
Boundley. Hü had den ouden man wijsgemaakt
dat hü een bizonder mooie collectie antiek op
den kop kon tikken en met dat verhaaltje hield
hij lord Boundley op sleeptouw.
Toen volgde er een stormachtige scène met
Atkins, die opnieuw weigerde zich met hem in
te laten en daarna vertrok de man uit Londen,
Atkins in angstige afwachting achterlatend.
Wilcox was niet dapper genoeg om lord
Boundly persoonlijk over zün secretaris te spre
ken. Hij' schreef het liever. Zélf bleef hij dan
buiten schot en zün wraak op Atkins werd dan
evengoed gekoeld.
Den volgenden dag kwam lord Boundley de
bibliotheek binnen wandelen. Hü hield een
brief in zün hand.
Atkinis voelde zich bevriezen. Hü zat ver
lamd, gehypnotiseerd als het ware door het
witte velletje briefpapier.
Opeens herademde hü echter. Lord Boundley
tastte naar zün leesbril en legde den brief ter-
züde.
Dus hü had het ongeluksepistel nog niet ge
lezen!
Lord Boundley kuchte.
,,'n Zeer eigenaardig mensch, die meneer Wil
cox," zei hü dan. „Je scheen hem te kennen.
Atkins."
„Inderdaad, mylord. Ik heb hem vroeger wel
eens ontmoet."
„Was die meneer een vriend van je?"
„Allerminst, mylord."
„Zoo!" Lord Boundly kon óók op langgerek
ten toon spreken. Hü scheen na te denken en
wandelde weg. De brief bleef liggen! De brief,
dien lord Boundley nog niet had kunnen lezen!
Atkins greep naar het document. Inder
daad, Wilcox had zijn bedreiging uitgevoerd
Als lord Boundley dit epistel onder oogen
kreeg....! Met een resoluut gebaar verscheurde
Atkins den brief. Lord Boundley wist niets. Hij
zou niets te weten komen ook.
Ongetwüfeld zou Atkins echter zeer verwon
derd zijn geweest, indien hü had kunnen zien,
wat lord Boundly uitvoerde.
De grijze verzamelaar zat achter zün schrijf
tafel te werken aan een dossier, waaraan hij
enkele nieuwe vellen toevoegde. De overige las
hü door en voorzag hü van kantteekeningen.
Vervolgens schreef hü een order naar zün no
taris, die betrekking had op zün testament.
Inderdaad, Atkins zou hoogst verwonderd ge
weest zün, want lord Boundley las en schreef
dit alles.... zonder aan zün leesbril te denken,
die nog altüd zoek was!
35.
Je weet, wat ^craye zei wat hü aan
raadde. Dat het 't beste zou zün, de politie het
werk te laten verrichten.
De politie heeft er geen notie van, dat er
eenig verband bestaat tusschen den moord op
Madame Charles en de diefstallen der waar
devolle dingen. En aangezien Scraye niet van
plan schünt te zün, het haar te vertellen
en jü ook niet, ben ik de eenige persoon, uit
gezonderd Schmidt, die het weet.
Wilde jü het haar vertellen? vroeg Packe.
Dat zeg ik niet. Op het oogenblik ligt het
nog niet in mün bedoeling, het te doen
Packe aarzelde. Het was duidelük, dat hü
iets te zeggen had. een boodschap over te bren
gen, die hem moeilükheden veroorzaakte Jim-
mie hielp hem in geen enkel opzicht: kalm zat
hü te küken, terwül hü sterk aan zün sigaret
trok.
Wel eh hoor nu eens even aan! zei
Packe plotseling. Laat het rusten! Zooals ik je
reeds zei, het is jouw zaak niet! Sapristie, kerel,
wat kan het jou eigenlük schelen, als alle erf
stukken uit alle kasteelen en buitenhuizen in
Engeland gestolen worden? Dat is een kwestie,
die alleen de eigenaren betreft jou in geen
geval! Laat het rusten!
Ik veronderstel, zei Jimmie kalm, ik ver
onderstel, dat Scraye je met die kleine bood
schap belastte?
Wel nu? ja hü deed het! bekende
Packe. Hü denkt, dat jü niet genoeg cp de
hoogte bent en dat je meer raad moet aanne
men. Jü bent per saldo niet degene, wie»
zaken ontstolen zün. Ik zeg het nog eens
scheid er mee uit! En dan nog je weet ook,
dat, als jü je neus in die zaken blüft steken,
èn jü èn Eva Walsden gevaar loopen.
Jimmie haalde zün portefeuille te voorschijn
en haalde er den brief van Schmidt uit. Hü
gaf dien aan Packe.
Sapristie! gromde deze, na met stügende
verbazing den brief gelezen te hebben, het
wordt werkelük ernstig! Die menschen ontzien
niemand.
Juist! zei Jimmie. En toch vertel jü me,
dat ik veilig ben! Noch Eva noch ik zün veilig,
zoolang er nog een van die menschen rond
loopt. Packe en ik zal ertoe meewerken om
dat te voorkomen! En nu we toch meer ver-
trouwelük spreken, wil ik je ook vertellen, dat
ik ten zeerste verbaasd ben, dat Scraye het spel
niet verder speelt. Ik ben er ook van oveituigd,
dat hü moet doorspelen! Het is zün plicht.
Ik zou Scraye graag dien brief laten lezen,
zei Packe ernstig. Mag ik?
Neen, antwoordde Jimmie. Nu nog niet.
Wacht er mee! Ik zal het hem te zünet tüd
wel vertellen. En dan zal ik hem ook een vraag
stellen.
Welke?
Ik zal hem vragen, waarom hü deze men
schen niet aan de justitie wil overleveren, ant
woordde Jimmie. Als je er plezier in hebt, kun
jü het hem nu al vragen voor mü.
Daarna ging hü weg en dwaalde wat door de
stad. Om twee uur ging hij naar de club, om
zün lunch te gebruiken. En daar, wachtend
vóór de deur, vond hij Ken tover, die er zeer
ontdaan uitzag. Oogenblikkelük begreep hü, dat
er slecht nieuws was.
HOOFDSTUK XXVI
ONTVOERD
Jimmie stond opeens stil, toen hü zijn be
diende zag. Onbeweeglük bleef hü staan, fronste
zün wenkbrauwen, beet op zijn lippen, keek
strak naar den man, die hem bevreesd en
angstig aanzag. Kentover, gewoonlijk kalm en
onbeweeglük, had. waarschijnlük iets onder
vonden, dat zün zenuwen had geschokt.
Wel? zei Jimmie. Wel?
Kentover schudde zün hoofd.
Op mün woord, mijnheer, het was niet mün
schuld! riep hij uit. Het was heusch niet, mün-
heer. Ik was zeer zorgzaam.
Wat was je schuld niet?
Kentover keek de straat op en af, hulpeloos.
Hü scheen geheel verward.
De dames münheer! zei hü ten laatste. Ik
verloor haar!
Jimmie toonde zich niet verbaasd. Ook toonde
hij geen angst. Kalm zag hij 't geval onder het
oog en behield zün tegenwoordigheid van geest.
Wat is er gebeurd? vroeg hij. Vertel me
alles, maar vlug en niet te uitvoerig.
Er is niet veel te vertellen, mijnheer, ant
woordde Kentover. De dames bezochten eenige
winkels in de Oxford- en Regent Street. Ik
wachtte steeds aan de deur. Juist één uur waren
we in de Regent Street, juffrouw Trickett zei,
dat zü iets moesten gebruiken en dat wilde zü
doen bü Blanchard. Zü zond den auto weg en
zei den chauffeur, om half drie terug te komen.
Toen hü weg was, stond zij er op, dat ook ik
zou vertrekken. Ik herinnerde haar aan uw
woorden, münheer, maar ze zei, dat ze bü
Blanchard veilig waren, en dat ik haar gerust
een uur kon verlaten. Zü stond erop en ze
gaf mü vijf shilling voor een lunch, münheer.
Ik zag haar in de lunchroom, want ik moest
eenige pakjes naar binnen brengen. Uw tante
koos ergens een tafeltje uit. En toen ik na
een uur en tien minuten terugkwam, münheer.
waren ze weg!
Dan zal het wel in orde zün. Zü zullen
misschien van gedachten veranderd zün en
ondertusschen een boodschap hebben gedaan.
Wachtte jij nog lang op haar?
Ik wachtte tot het anderhalf uur om was,
münheer tot de chauffeur met den wagen
terugkwam. Toen zü niet naar buiten kwamen
ging ik naar binnen. Zü waren er niet. Ik vroeg
toen den man aan de deur, of hü de dames
gezien had. Hü zei, dat hü haar had gezien
drie kwartier geleden waren zü vertrokken, met
een heer.
Met een heer! riep Jimmie uit.
Ja, münheer, hü scheen met een auto ge
komen te zün en hü had veel haast. Zü schenen
alle haast te hebben, zei hü, toen zü het
restaurant verlieten.
Zei de man iets over de verschüning van
dien heer?
Hij zei, dat het een man was van middel
baren leeftüd, die er uit zag als een dokter,
münheer. Hü kwam met een particulieren
auto.
Jimmie schudde zün hoofd.
Wat deed jü daama, Kentover?
Ik stapte direct in den auto en reed naar
de Cairo-club om het u te vertellen. De wagen
reed juist den hoek om, münheer.
Ga mee, zei Jimmie. We zullen naar
Blanchard gaan.
Zeg eh Kentover, zei Jimmie, toen
zü in de taxi, die hen naar Blanchard zou
brengen, hadden plaats genomen, herinner jü Je
nog, of mü'n tante iets gezegd heeft, voor ze
weg ging, büv. waar zü en juffrouw Walsden
zouden lunchen?
Ja, münheer! Zü noemde Blanchard, mün
heer, toen u haar naar den auto bracht!
Ah! Dat is iets. Enne denk je den
kellner nog te kunnen terugvinden, die de
dames heeft bediend? Den man aan de deur
moet ik ook nog eens spreken.
Als de kellner er nog is, kan ik hem wel
vinden, want ik was er nog, toen hü de bestel
ling kwam aannemen.
De man aan de deur was er nog en ook
was hü genegen, alles nog eens te vertellen.
Hü herhaalde, wat Jimmie al van Kentover had
gehoord. Had hü er nog op gelet, waarheen de
auto was gereden? Ja zeker de wagen reed
de Regent Street in.
De kellner, die de dames had bediend, was
er ook nog. Hü vertelde, dat hü een heer had
gezien, met een gouden bril óp. Hü was binnen,
gekomen, had rond gekeken en was toen op
de dames toe getreden, die hem zeer verbaasd
aankeken. Zij waren echter nog meer verbaasd,
toen hü haar iets verteld had; onmiddeliük had
de oudste dame de rekening gevraagd, de
pakjes bü elkaar gezocht en gedrieën waren zij
vertrokken. Had hü iets gehoord van het ge
sprek tusschen den heer en de oudere dame?
Jé,, hü had iets gehoord over een ongeluk, maar
erg zeker was hij er niet van.
Jimmie wist genoeg. Hü verliet het restau
rant en liep de Regent Street in. Kentover in
diepe zwügzaamheid naast hem.
Dus de dames waren ontvoerd. De heeren
hadden tante maar mee genomen, omdat zü
haar natuurlijk niet van Eva konden wegkrü-
gen. Wat te doen? politie? Particuliere
detective? Jimmie voelde het bezwaar, om een
van beiden erin te mengen en besloot daarom,
de zaak zelf op te knappen.
Kentover, zei hü, ga naar huis. Er
bestaat een mogelükheid, dat je iets van
haar hoort. Nu luister ik ga nu naar
Lord Scraye in Ritz Hotel. Als er iets ge
beurt in het volgende uur, bel me dan maar
op, daarna berv ik bü mijnheer Packe. Mocht je
me daar ook niet treffen, bel dan een van de
Clubs op, net zoo lang tot je mü gevonden
hebt. Maar telefoneer dan -alleen pas, als je
iets te vertellen hebt. Wordt vervol