Waarom heet Piccadilly...
Piccadilly?
CKBOy
<KdiM&aal van den dag
DE ENGELSCHE KAPERS
DIEFSTAL?!
WOENSDAG 24 APRIL 1935
ZEER ON-ENGELSCHE
NAAM
Afgeleid van „pickadils"een soort
cake, welke in de zeventiende
eeuw zeer gewild was?
Belangwekkend boek
De brandstofvoorraad
van den muzikant
Glanzend, donker, taai en stevig
Is de inhoud van zoo'n pak;
Lekker sappig en ook pittig
Het is BLACK-BOY Pruim-tabak.
GESAUSDE ZWARE
PRUIMTABAK
Geen particuliere post!
Sercq 't middeleeuwsch
eiland
Engelsch gebied, waar koning
George geen recht van
spreken heeft
4:
Geheimen van de pri
mitieve volkeren
Tegen afzetters
AI I C A D MM 17 op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E1 CA by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 '7ÜD by een ongeval met U OCA by verlies van een hano
/■A I .1 .r. rtDVJIl li J_j O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 f verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen JT f doodelijken afloop A een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR J. S. FLETCHER
HOOFDSTUK XXXVI
DE BOODSCHAP VAN KENTOVER
Wordt vervolgd
Men zegt dat Londen minder burgers telt
die belangstellen in hun wéonplaats dan
eenige andere groote stad. Het verschijn
sel wordt wellicht verklaard door de onmete
lijke oppervlakte van Londen, welke oorzaak is
dat, met uitzondering van chauffeurs en han
delsreizigers, de overgroote meerderheid der
bewoners slechts bekend zijn met de wijk waar
Sij hun dagelijkschen arbeid verrichten en met
die waar zij slapen en hun Zondagen door
brengen. Een andere oorzaak is dat de gemid
delde Engelschman eigenlijk geen stadsmensch
is; de stad is voor hem slechts een noodzake
lijk kwaad.
Toch heeft ook Londen vele liefhebbende
kinderen gehad, die er een genot in vinden
door te dringen tot de vaak romantische ge
heimen welke achter het stuursche uiterlijk
der stad verborgen zijn. Er zijn Londenaars
die Londen van ganscher harte liefhebben en
er zelfs hun „stokpaardje" van maken. Eén
hunner is Mr. E. Stewart Fay, die juist een
belangwekkend boek heeft doen verschijnen
onder den titel ,,Why Piccadilly?" Dus: „Waar
om heet Piccadilly Piccadilly?" Deze beroemd
ste aller Londensche straten voert inderdaad
oen zonderlingen en zeer on-Engelschen naam.
Deze wordt gewoonlijk afgeleid van .pickadils",
pen soort cake, welke in de zeventiende eeuw
2eer gewild was, en tot in de vorige eeuw toe
Waren verschillende schrijfwijzen in gebruik,
o.a. Pickadilly, Peckadilla, Pickedila enz. Mr.
F'ay. die er een bijzondere sport van maakt den
oorsprong van grillige Londensche namen op
te sporen, geeft een geheel andere verklaring
San het ontstaan van Piccadilly. Een dame met
den pantomime-achtigen naam Widow Golight-
ly had terrein in deze wijk waar drie eeuwen
Beleden de laatste huizen van Londen stonden,
nagelaten aan erfgenamen die, tengevolge van
een of andere vormfout groote moeite hadden
hun nalatenschap in bezit te krijgen. De straat
heette toen Portugalstreet, ter eere van Cathe-
Ina van Braganza, gemalin van Karei II, een
koningin die steeds zeer onpopulair geweest
Was, en het feit dat onder de eigendommen der
tiame zich ook een huis bevond waar de be
wuste cakes blijkbaar een soort poffer
Eebakken en verkocht werden, noemde het
bubliek dat veel belang stelde in de lotgevallen
Van Widow Golightly's erfgenamen, Portugal-
Street al spoedig „Pickadily".
Dat Rotten row, de vermaarde ruiterweg in
Hydepark, oorspronkelijk Route du Roi heette,
omdat zij naar het paleis des konings voerde,
is algemeen bekend, en wordt door Mr. Fay niet
tegengesproken, maar hij maakt een eind aan
eenige illusies welke den Londenaars dierbaar
Waren. Zoo is de naam Ludgate circus, het be
taamde kruispunt nabij de St. Paul's kathe
draal, niet afgeleid van koning Lud, om de een-
Vfcudige reden dat deze koning nooit bestaan
heeft, maar omstreeks 1150 „uitgevonden" werd
door den schrijver Geoffrey van Monmouth.
Ook zal het velen Londenaars verdrieten te
Vernemen dat de naam Charing Cross, het to
pografisch middelpunt van Londen, géén ver
bastering is van Chère Reine Cross. Toen in
1290 koningin Eleonore te Grantam gestorven
Was, en haar stoffelijk overschot naar West
minster vervoerd werd, liet Edward I op alle
plaatsen, waar de lijkbaar een tijdlang rustte,
ten kruis oprichten. Deze kruisen werden Eleo-
hore crosses genoemd, en het laatste verrees
*n het dorpje Cheeringe of Charing. Het be
gaat sinds lang niet meer, maar op de plaats
Waar het gestaan had, in de prozaïsche yard
dus van het Charingcross station, werd de vo
rige eeuw een nieuw zoogenaamd „kruis" op
gericht. Edward I en Eleonore hadden elkaar
steeds zeer teeder bemind, en het volk heeft
gaarne aangenomen dat het „Cross" genoemd
Werd naar de „Chère Reine". Maar het dorp
Cheeringe of Charing bestond lang vóór den
dood, of zelfs vóór de geboorte der „Chère
ïïeine", aldus verzekert ons Mr. Fay.
Ongetwijfeld is menige Fransche naam in
Londen onherkenbaar verbasterd geworden,
doch ook het omgekeerde heeft plaats gehad.
Bi) Ludgate circus is de Belle Sauvage Inn, een
vele eeuwen oude herberg. De vijftiend' eeuw-
sche waardin was een zekere Isabel (Bel) Sa-
vage, en in overeenstemming met het gebruik
van dien tijd liet zij op het uithangbord een
„wildeman" met een bel schilderen. In de acht
tiende eeuw, een tijdperk van overheerschend
Franschen invloed, waaraan ook Engeland niet
ontkwam, vroeg men zich af wat toch „Bell
Savage" wel beteekenen kon, en de toenmalige
waard, zelf niet op de hoogte van de afkomst
van den naam, meende dat deze niets anders
zijn kon dan een verbastering van „La Belle
Sauvage". Zoodat hij den Franschen naam in
voerde, welke sindsdien gehandhaafd is geble
ven, en waarover volgende generaties zich niet
minder verwonderd hebben.
Hatton Garden, het befaamde centrum van
den diamanthandel, dankt zijn naam aan een
der vele zwakheden van koningin Elisabeth, die
een groote liefde opvatte voor Lord Kanselier
Katton, omdat deze zoo fraai danste; van haar
waardeering gaf zij onder anderen blijk door
een toen zeer aanzienlijke wijk van Londen naar
hem te noemen.
En Seacoal Lane, vlak bij de „Belle Sauva
ge". heet zoo omdat daar in de Middeleeuwen
de eerste steenkolen („seacoals" noemde men
ze) ontladen werden, tot groote verbazing van
eer. volk dat nooit anders dan houtskool gekend
had!
Paolo Mancastroppa, uit het schoone land
schap rond den ouden burcht van Bergamo, is
oen groot muziekliefhebber. Dagen en nachten
kor. hij besteden om aan zijn muzikalen harts
tocht te voldoen. Zijn lievelingsinstrument was
zijn fluit, waarop hij steeds zijn aria's speelde
als troost tegen het winterleed, dat met koude
en nevel van buiten tot hem kwam. Nu is het
echter bekend, dat men, om een instrument ge
regeld te kunnen bespelen, ook vingers moet
hebben, die voortdurend in goeden staat zijn.
En dat is bij wintersche kou niet goed moge
lijk. Neemt men hierbij nog de eigenaardige
Italiaansche woningtoestanden in aanmerking,
v/aar men in de huizen der kleine steden zelden
en op het land zoo goed als nergens houten
vloeren heeft, maar ofwel gestampte leem of
mozaïekvloeren, dan kan men zich voorstellen,
hoe koud het in de huizen kan zijn, wanneer
er niet geducht gestookt wordt.
Maar om te kunnen stoken is brandstof noo-
dig en daaraan ontbrak het Paolo Mancastrop
pa geheel en al. Maar de 40-jarige Paolo, die
E8S
zeker nog aan de oorlogsjaren dacht, wist raad.
Dicht bij zijn huis in Pralungo, lag het huis
van zijn buurman, dat den heelen winter door
cnbewoond bleef. Hij kwam nu op het idee daar
nog eens naar brandstof te zoeken. En daar hij
niets vond wat brandbaar was, leek hem voor-
loopig de houten trap zeer geschikt om op te
stoken, ten einde zijn vingers voor het fluitspel
te kunnen verwarmen. Zoo gedacht, zoo ge
daan. Zoo verdween langzamerhand de heele
trap en daarna de buurman had ook houten
lambriseeringen in de kamers stal de mu
ziekliefhebber ook dit hout. Het scheelde niet
veel, of Paultje had ook het dak nog met alle
houten balken enz. afgebroken, maar daar dit
zeer moeilijk zou gaan, stelde hij zich voorloo-
pig met vensterkozijnen tevreden. Maar dat
werd zijn ongeluk. Want nu kon men van de
straat af zien wat er in huis gebeurde. De eige
naar werd op de hoogte gebracht en het duurde
toen maar kort en ons Paultje ging achter slot
en grendel.
Volgens de Roemeensche wet is het verboden
brieven of drukwerken anders te doen vervoe
ren dan per post. Zekere Lajos Tima, een Hon-
gaarsch voerman uit Gyergyoditra in Trans-
silvanië heeft dezer dagen ondervonden, dat de
rechters te Boedapest deze oude wet nog altijd
weten te handhaven.
Wegens het bezorgen van drie brieven in de
hoofdstad werd hij veroordeeld tot 15000 lei
boete. De arme man kon deze geldsom onmo
gelijk bijeenbrengen, zoodat zijn bezittingen
door een deurwaarder zouden worden ver
kocht. Dank zij de tusschenkomst der Hon-
gaarsche autoriteiten is zijn straf nu in hooger
beroep gewijzigd in dien zin, dat hij aan de
Roemeensche posterijen het tienvoud zal be
talen van de waarde der postzegels, die op de
brieven hadden moeten geplakt worden.
Het vijf vierkante kilometers groote eilandje
Sercq, een der vier aan Engeland behoorende
eilanden Jersey, Guernsey, Alderney en Sercq,
gelegen in het Kanaal en deel uitmakend van
de Normandische of Kanaal-Eilanden, is het
eenigst stukje Engelsch grondbezit, waar de te
genwoordige heerscher der Britten, Koning
George V, zoo goed als geen rechten heeft. Dit
eilandje is wat men noemt, middeleeuwsch. Op
Sercq wonen niet meer dan 700 menschen,
waaronder visschers, kooplieden en havenarbei
ders. In 1565 verleende Koningin Elisabeth van
Engeland bijzondere rechten aan dit eiland, na
dat zij het had geschonken aan Ridder Hélier
de Carteret, wiens nakomelingschap thans nog
zijn rechten op het eiland mag doen gelden.
Koningin Elisabeth werd Leenvrouwe over het
eiland en alleen de leenrechten gingen aan het
koninklijk hof van Engeland van geslacht op
geslacht. Zoo komt het dan ook, dat George V
niet als koning zijn rechten over het eiland kan
doen gelden, alleen als leenheer kan hü een
toeziend oog op het eiland Sercq houden. Ook
de Britsche regeering heeft op Sercq geen in
vloed. De bewoners van Sercq zijn meest zeer
conservatieve menschen, die zich nog vastklam
pen aan eeuwenoude gewoonten en zeden. De
veertig boerenhoeven, welke Sercq telt, liggen in
de vruchtbare weiden en de landbouw en vee
teelt brengen voor de eilandbewoners juist ge
noeg op om de „buiteneilandsche" leveranciers
te weren.
De boerenhofsteden op Sercq zijn typisch
ouderwetsch. De woningen zijn nog gebouwd
door Hélier de Carteret en ook de indeeling van
hoeven is zoo gebleven. Sterft een familie, welke
enkele generaties lang op een der hoeven heeft
gewoond, uit, dan komt de hoeve aan het be
stuur van het eiland, dat de hoeve mag schen
ken of leenen naar goeddunken.
Het hoofd van het eilandbestuur is Lady Sy
bil Hathaway, die o.m. te zorgen heeft voor 't
geregeld innen der belastingen en moet optre
den als scheidsrechter bij geschillen, welke zich
op het eiland voordoen.
De mannelijke eilandbewoners dienen ieder
jaar eenige dagen voor den „staat" te arbeiden.
Op die dagen worden de wegen verbeterd, de
straten opnieuw geplaveid, en meerdere werken
verricht, welke onder „openbaar belang" kun
nen worden geressorteerd. Voor de rust en de
veiligheid van het eiland zorgen eenige politie
beambten.
Het bontgeschilderde postmotorbootje vaart
dagelijks vanaf de eilanden Jersey en Guern
sey naar Sercq. Het bootje legt iederen mor
gen aan den hoogen kademuur aan, welke het
eiland tegen de woedende zeestormen be
schermt.
Honderd meter van deze haven verwijderd
ligt een oeroud kloosterslot, feitelijk niet veel
meer dan een ruïne, waarin Lady Hathaway
haar werkvertrekken heeft en vanuit de kleine
torens kan zij het geheele eiland Sercq over
zien. Zij ziet neer op de met zorg en vlijt be
bouwde akkers, op de bonte veldbloemen ach
ter de woonhuizen der Sereq-bewoners. En bo
ven dit vijf vierkante kilometers groote eilandje
met zijn conservatieve, maar vrome en tevreden
bewoners, straalt de zon en doet de korenhal
men op de akkers rijpen. Er schijnt op deze
malaisezieke wereld toch nog wel een plekje
gronds, waarop het spooksel van de crisis geen
vat heeft....
Onze overgrootvaders en -moeders hielden
halsstarrig aan de wijsheid vast, dat een
spin in den avond geluk aanbrengt. M'n
vrouw en ik wandelden, na den ondergang der
zon, op een mooien zomerdag, onzen boomgaard
rond. De menschen die onzen boomgaard zien,
vinden hem erg klein, en dat is hij ook. Laat ik
heel eerlijk zijn; er staat in 't geheel één pere
boom in, maar die maakt ten minste het rond
wandelen mogelijk.
„O kijk eens," riep m'n vrouw eensklaps, „er
zit een spin op je jas!"
„Daar hoort hij niet thuis," zei ik, en wilde
de knipbeweging maken, die bij dergelijke ge
vallen gebruikelijk is.
Maar Loulou hield me tegen.
„Niet doen," protesteerde ze verschrikt, „een
spin in den avond is een geluksspin."
„Zoo," filosofeerde ik, „die knaap, dien we
laatst tusschen de komkommers gevonden heb
ben, was anders heelemaal niet gelukkig."
„Dat was geen spin," riposteerde m'n vrouw.
„En ik bedoel ook niet, dat ze zelf geluk heb
ben; ze brengen geluk aan de menschen."
„Danwelkom vreemdeling!" zei ik.
„Als je zoo'n beestje in den avond op je goed
vindt, dan ben je geld te wachten." legde Lou
lou uit.
„Prachtig, uitstekend!" zei ik weer. „Mis
schien plakt hij wel een postwissel op m'n jas
of zoo iets."
Loulou's gezicht straalde van blijde ver
wachting.
„Heusch," riep ze vol geestdrift, „je bent geld
te wachten, 't Zal me benieuwen waar het
vandaan komt."
„En mij, wanneer het komt."
M'n vrouw dacht even na.
„Misschien heb je wel een prijs gewonnen
met dien wedstrijd uit de krant, waar je de
vorige maand aan meegedaan hebt. Was de
eerste prijs niet 1000 gulden?"
„Ja, en die werd verdeeld onder 500 goede
oplossers waar ik niet bij was."
De geluksspin was intusschen naar m'n hals
gewandeld, en zat nu m'n kin te kietelen, maar
ik verdroeg het in lijdzaamheid.
„Wat jammer, dat we vandaag niet op een
paard gewed hebben," begon Loulou weer.
„En den laatsten keer," zei ik een beetje
knorrig, „vond je 't jammer dat we 't wel ge
daan hadden."
Ze keek liefdevol naar het mormel in m'n
hals.
„Ik zou 't natuurlijk niet prettig vinden, als
er iets met oom Harold gebeurd was," zei ze
peinzend, „maar
„Daarover hoef je je gedachten niet te laten
gaan. Gisteren heb ik hem nog gezien en hij
was zoo kwiek en gezond als een visch."
Op dit oogenblik was de spin bezig zich tegen
m'n oor te nestelen.
„Stil nu," zei ik, „hij wil me wat influis
teren."
„Ajakkes, je kunt ook nooit eens ernstig we
zen," pruilde Loulou; „zou je dan geen extraatje
willen hebben?"
„Lieve kind," plaagde ik, „ik hou zóó van
extraatjes, dat ik jou voor een rijksdaalder zou
willen verkoopen."
Maar m'n lieve wederhelft bleef ernstig.
„M'n grootmoeder," hernam ze, „heeft me
eens verteld, dat we nog familie in de Oost
hadden, lang geleden. Misschien is er daar een
van
,,'t Zou in ieder geval niet onaardig zijn, als
we eens eenige duizenden toegestuurd kregen,"
gaf ik grif toe.
„Al was 't maar duizend."
„Ze zijn er allemaal," zei hij eindelijk tegen Hal.
„We kunnen nu door het woud naar de kust gaan."
Hal gooide z'n zak met goud over z'n schouder en
liep met kapitein Gay achter het gewapend geleide.
„We zullen een vroolijk feest hebben," lachte Hal.
Geen spoor van vijanden te zien, hoewel kapitein
Benson wist, dat ze in het woud verblijf hielden, en
eindelijk bereikten ze de kust. Kapitein Gay nam
z'n telescoop en keek naar de „Zeewolf", die voor
anker in de baai lag. „Ik zie Tom en Mary op het
achterdek staan," zei hij. „Alles is dus wel."
Het goud werd in de boot geladen en de beide
kapiteins waren reeds aan boord, toen Hal plotse
ling een Indiaansche oorlogscano naar het galjoen
zag toeschieten. „Indianen," riep Hal ontzet uit.
„Of vijfhonderd."
,.Nu, honderd zou ook nog leuk zijn."
„O," meende ik hoopvol, ,,'t zou heusch niet
zoo erg gek wezen. Er zijn iederen dag wel
honderden, misschien wel duizenden menschen,
die zoo'n erfenisje krijgen."
„Ja, en waarom zouden wij er ook niet eens
een keer bij kunnen zijn? We stellen onze
eischen toch niet te hoog! Natuurlijk, 'tzou wel
heerlijk wezen, als we eens veel geld kregen
en
„Och neen," weerde ik bescheiden af, „dat
hoeft niet. Laten we maar met 100 pop tevre
den zijn."
„Dan kochten
we een nieuw
kleed in de huis
kamer." besliste j geluksspin
„En zoo'n groo-
te, gemakkelijke,
bruinlederen
clubfauteuil," memoreerde ik.
„En nieuwe gordijnen."
„En een bureau-ministre," zei ik langzaam en
deftig.
Toen, onder 't opsommen, wat we ons zouden
aanschaffen, werd er gebeld. Loulou ging open
doen. M'n geluksspin had in een opwelling van
werkiust aan de punt van m'n neus een draadje
gesponnen en zwaaide vroolijk heen en weer.
Loulou kwam terug Biet een brief.
Ze was opgewonden en niet weinig ook.
„Voor jou," zei ze, „en kijk eens gauw."
Ze wees naar de in relief gedrukte letters op
de enveloppe.
„Mrs. Leffers en Banders, advocaten," las ik
hardop. „Nog nooit van gehoord."
De spin liet zich aan d'r draad op de enve
loppe zakken. Behoedzaam nam ik haar op en
zette haar op m'n schouder.
„Och, toe nou, maak open en kijk gauw wat
ze schrijven," smeekte Loulou.
Ik scheurde de enveloppe open, haalde den
brief er uit en las:
„Mijnheer, wanneer u binnen drie dagen niet
voldoet aan de vordering van onzen cliënt,
dan
Ik las niet verder.
„Wel vervlriep ik toornig en keek met
een moordzucht igen blik naar m'n schouder.
Maar het verstandige geluksdiertje had het
gevaar, waarin het verkleerde, tijdig ingezien
en zich ijlings uit de voeten gemaakt.
nlli
Ontdekkingsreizigers die de gebruiken van de
primitieve volkeren door een langdurig opont
houd onder deze stammen grondig leeren ken
nen, berichten van zeldzame gebeurtenissen, die
ons slechts verklaarbaar zijn door de hypo
these, dat die volkeren nog in het bezit zijn
van krachten, welke den mensch door de be
schaving langzamerhand ontnomen werden. De
inboorlingen bezitten b.v. veelal de eigenschap
om door vuur te loopen. Bij de inboorlingen van
de Zuidzee-eilanden vindt men, dat zij zonder
nadeel barrevoets over gloeiend heete steenen
gaan, waarop een zakdoek, die er op geworpen
wordt aanstonds verbrandt. De sage meldt, dat
leden van den stam eens een gnoom gevangen
hadden, die den leden van den stam en hun
nakomelingen het geheim verried, hoe men on
gedeerd over roodgloeiend ijzer kon loopen.
Maar dezelfde ongevoeligheid tegen vuur treft
men ook aan in sommige deelen van Nieuvv-
Zeeland, Japan, China, Indië en zelfs in Bul
garije.
Veelal is dit loopen over gloeiende steenen
een volksgebruik, dat beoefend wordt om goede
oogsten te verkrijgen. Ook al gaat men uit van
de veronderstelling, dat degenen, die het ge
bruik beoefenen, hun voeten gehard hebben,
blijft nog een zeker raadsel bestaan. De vaak
raadselachtige werking der medicijnmannen is
slechts door suggestie te verklaren.
Het komt b.v. voor, dat een Afrikaansche me
dicijnman aan een man de kracht verkoopt zijn
vijand door een eenvoudigen handdruk te doo-
den.
Wanneer het slachtoffer weet, dat hij den
handdruk van den dood ontvangen heeft, zal
hü zich, zooals beweerd wordt, neerleggen en
sterven. Ook de toovenaars van Nieuw Guinea
vermogen hun vijanden ter dood te brengen;
hier echter is de methode veel omslachtiger, het
slachtoffer is in staat een eigen soort zwarte
kunst toe te passen, die tegen den invloed van
den tooverman beschut. Het komt er dan maar
op aan wat sterker is: het geloof aan eigen too-
verkracht of de vrees voor den invloed van den
toovenaar.
Aan een gezelschap Fransche toeristen, dat
een reis door Italië had gemaakt, werd on
langs bij het passeeren van de grens gevraagd,
of hun het verblijf in Italië was bevallen. De
toeristen verklaarden, dat zij over het land zelf
verrukt waren, doch dat zij in eenige der hotels
waren afgezet. De ambtenaren namen daarop
het adres der betreffende hotels op.
Enkele dagen later ontvingen de toeristen een
blief van het officieele Italiaansche bureau
voor toerisme, waarin de gegrondheid van de
k'acht werd erkend, en de toezegging werd ge
daan, dat een bedrag van ruim 70 gulden zou
werden terugbetaald.
47
Dat is zeer interessant, zei Jimmie. Maar
eh wat deed u met die hm! gean
nexeerde voorwerpen?
Doctor Frobenius trok een zeer plechtig ge-
Zicht.
Er bestaat zooiets als een markt voor
Verzamelaars, antwoordde hij. U neemt mij
echter niet kwalijk als ik op dat punt niet
Verder inga. Ik zou dan namen moeten noe-
toen. De verschillende voorwerpen zijn door
ons verkocht tegen een hoogen zeer hoogen
Prijs. Daarna verdwijnen zij!
Verdwijnen? vroeg Jimmie.
Ja, in de collectie van den verzamelaar!
Jimmie keek onverschillig naar buiten en
Zag, dat de werklieden nog steeds bezig waren.
Eenigen waren bezig in den tuin, terwijl
anderen om den handwagen stonden te praten.
Opeens zag hij, dat een half dozijn mannen
haar de achterdeur liepen, waardoor ook hij
Was binnengekomen en onder hen herkende
hy Packe. Toen hij dit zag, wendde hij zich
tot Doctor Frobenius.
Wel, zei hij heel vergenoegd, als praatten
over zaken op de meest vriendschappelijke
wijze, veronderstel, dat we dit geldvraagstuk
oplossen! Wat zou u moeten ontvangen?
Doctor Frobenius nam nog een snuifje, stond
op en liep naar een van de vele deuren in de
kamer.
Over de vraag van het juiste bedrag zou
ik eerst graag een vriend en medewerker willen
raadplegen, een dame. Een oogenblik hi)
opende de deur en stak zijn hoofd in een
andere kamer mevrouw Wythenshawe! zei
hij tegen iemand in die kamer. Wilt u even
hier komen?
Jimmie keek met bijzondere aandacht naai
de dame, die binnentrad. Haar gelaat en
figuur kende hij maar al te goed. Zij kwam
binnen en keek hem met een harden, zake-
lijken blik aan en lette nauwelijks op Scraye
die luid gromde toen hij haar zag en viel in
een stoel naast bet bureau van den Doctor.
Wij praten over de grootte van den los
prijs, zei de Doctor, een kleine beleefde bui
ging makend voor mevrouw Wythenshawe. Lord
Scraye is bereid en ik ben erin geslaagd den
heer Trickett ervan te overtuigen, dat onze
vragen redelijk zijn. Nu, mijn beste mevrouwtje,
u bent ten volle op de hoogte van de finan-
cieele draagkracht dezer heeren en welken prijs
dunkt u dat wij kunnen vragen?
Mevrouw Wythenshawe sprak op een duide-
lijken en beslisten toon, die de oorzaak was, dat
Jimmie haar oplettender bekeek.
Voor Lord Scraye twintig duizend pond,
antwoordde zij; Voor den heer Trickett dertig
duizend.
Doctor Frobenius keek de slachtoffers onder
zoekend aan.
Hebt u het gehoord, heeren? zei hi).
Wat zegt u ervan? Kunt u ermee accoord
gaan?
Scraye maakte een gebaar, dat erop duidde,
dat hij genoeg had van zijn gevangenschap en
dat hij, kost wat kost, verlost wilde worden.
Natuurlijk natuurlijk! mompelde hij.
Maar laat me weggaan weg, en ik wil
alles alles.
Doctor Frobenius wendde zich tot Jimmie.
En wat zegt de heer Trickett?
Jimmie luisterde aandachtig. Hij was er
zeker van, dat Packe en de mannen op dat
oogenblik in 't huis waren; hij was nieuws
gierig wat zij deden en wanneer zij zouden
komen. Want dat zij zouden komen, daar was
hij zeker van. Hij kon nu echter hun hulp
niet inroepen en keerde zich daarom zeer be
leefd tot den vraagsteller.
Wat de heer Trickett zegt, antwoordde hij,
is dit waarom mevrouw Wythenshawe den
heer Trickett hooger schat? Lord Scraye,
schatting twintig duizend pond, is een rijke
aristocraat; de heer Trickett is een „niets" in
heel veel gevallen. Waarom is hij voor het be
talen van het losgeld tienduizend pond meer
waard dan de markies van Scraye?
Terwijl hij sprak keek hij mevrouw Wy
thenshawe scherp aan. Doch als hij meende,
dat zij zich zelfs maar een oogenblik zou
schamen, dan vergiste hij zich deerlijk. Haar
gelaat bleef kalm en onbeweeglijk, haar oogen
behielden dien harden blik.
Lord Scraye, zei ze, heeft de verant
woording voor vele zaken; de heer Trickett
heeft slechts aan zichzelf te denken.
Dat zegt niets, zei Jimmie. Dat verklaart
nog niet de meerdere waarde.
Scraye maakte weer een ongeduldig ge
baar.
Ik zal jullie eens wat zeggen! Deel het
verschil! Maak er vijf en twintig van! Eh?
zei hij op een toon van een dronkaard.
Geen slecht idee, zei de Doctor. Ik ben
bereid het bedrag voor den heer Trickett
terug te brengen op vijf en twintig duizend.
Ik geloof, mijnheer Trickett, dat u dat wel
redelijk zult vinden.
Ik zal wel moeten, want ik sta tegen
over een overmacht, antwoordde Jimmie.
Accoord! Ik zal een chèque schrijven, betaal
baar aan toonder, natuurlijk. En zou ik u dan
mogen vragen, hoe u dit geld denkt te incas-
seeren en wat er met ons zal gebeuren tot dien
tijd? Want ik veronderstel, dat u ons niet
zal laten gaan voor u het geld hebt.
Daar hebben wij voor gezorgd, mijnheer
Trickett, antwoordde Doctor Frobenius, hem
met een gebaar noodigend aan zijn bureau te
komen zitten, terwijl mevrouw Wythenshawe
kalm een tafeltje naar Lord Scraye schoof en
hem een penhouder overhandigde.
Mevrouw zal met haar auto, welke voor
de deur klaar staat, direct naar Londen ver
trekken. Zij kan er nog juist zijn voor het
sluiten der banken. Als zij het geld geïnd
heeft, zal zij zich met mij in verbinding stellen
en u bent vrij. Zoo heb ik mij de regeling ge
dacht.
Uitstekend! zei Jimmie. Hij ging zitten,
schreef een chèque en overhandigde die den
Doctor, die op hetzelfde oogenblik de chèque
van Scraye ontving. Hij bekeek de beide
papieren en gaf ze aan mevrouw Wythenshawe.
In orde, zei hij. Ik zie «kit beide chèques
bij de Coutt's Bank geïnd kunnen worden.
Dat spaart tijd. Als u direct vertrekt, kunt
u twintig voor vier in Londen zijn nog
tijdig genoeg. Nu....
Er werd op de deur, waardoor ook Jimmie
was binnengekomen, geklopt en een dienst
meisje trad binnen.
Zoudt u even met de mannen van de
telefoon kunnen spreken? zei zij. Doctor
Frobenius aankijkend. Het is belangrijk.
De Doctor uitte een kreet van ongeduld
maar stond op. De dienstmaagd volgde en
sloot de deur. Toen de deur in het slot viel
kwam de grootste verrassing voor Jimmie, de
verrassing van dien verrassingen brengenden
morgen. Mevrouw Wythenshawe wierp de twee
chèques in het vuur; Scraye sprong met een
vrooljjken lach op en sloeg Jimmie op den
schouder.
Een minuut lang staarde Jimmie hopeloos
naar de dingen rondom hem naar de bran
dende chèques, naar mevrouw Wythenshawe,
die de telefoonhaak had opgenomen, naar
Scraye, die naar de deur was geloopen en nu
stond te luisteren. Ten laatste was hij weer in
staat een woord te zeggen.
Wat is de bedoeling van dit alles Scraye?
vroeg hij.
Scraye lachte.
Ik vraag, herhaalde Jimmie, wat is de be
doeling? En ik verlang een antwoord.
Scraye kwam naar hem toe en fluisterde:
Het beteekent dat je tegenwoordig bent
geweest bij een stukje goed gespeeld tooneel-
spel, Trickett, dat echter spoedig veranderen
zal in een ernstige tragedie. Dank den hemel
dat het schot werd gelost door een scherp
schutter. Ik werd er een oogenblik bang van!
Enfin dat is voorbij.
Wat is voorbij? vroeg Jimmie, toop heen
met je geheimzinnigheden! Wat is voorbij? En
waar is die oude kerel?
Die oude heer is op het moment veilig
in handen der politie, antwoordde Scraye.
Packe's werklieden zijn eigenlijk politie
agenten en detectives. Packe was bij hen. De
oude liep mooi in de val, hij wandelde recht in
hun armen.
Jimmie staarde hem een oogenblik aan.
Maar die plaats in Londen! Mijn
tante Eva Walsden! Wat gebeurt er met
haar?
Mevrouw Wythenshawe die door de telefoon
had gesproken keerde zich met een geruststel
lenden glimlach om.
(Wordt vervolgd.)