BLACK-BOy <Hdvebfiaal van den dag DE ENGELSCHE KAPERS Jjcahus - VJlwifyoJU Ontwakende godsdienstzin bij de Scandinavische volken veelbelovend werk Piet peinst; N°4 ONDER DE JEUGD PRUIMTABAK m T WOENSDAG 1 MEI 1935 Inplaats van onverschilligheid is er warme belangstelling in godsdienstige vraagstuk ken gekomen Moeilijkheden voor het Katholicisme Genezen Stoere stuurman stuurt door stormen; Stuurboord, bakboord, keer op keer; In zijn mond doet BLACK BOY nét zoo; Bakboord, stuurboord, heen en weer. GESAUSDE ZWARE Zeldzame postzegels Ook een record! Dure brieven Normandïe"-postzegel Dolle hond A vroeg wat hij dCLll tllOeCleV voor middageten Prins Sigvard valt in 't water AI I r A °P dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen "C* *7^?/T| bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door IT 7KA bij een ongeval met C* ORfl hlJ verlies van een hana B «H ,r. r*D\/i i li Ui O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen J, f verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen JT f doodelijken afloop A mUv*" een voet of een oog AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR BERTHA RUCK Alom in de Scandinavische landen begint de oude godsdienstzin uit zijn langdurigen sluimer te ontwaken. Hierbij bedoelen we ®lefc de aandacht te vestieen op verschijnselen ais de Korpela-beweging in het hooge Noorden waar honderden boeren hun akkers onbebouwd laten liggen, wegens de „nadering van het ein de der wereld". De langdurige poolnacht, de onwetendheid, het gemis aan verkeersmiddelen ui Lapland moeten als de hoofdoorzaken van deze excessen beschouwd worden. Toch verdient het verschijnsel als zoodanig onze belangstel- mg. evengoed als de „Pinksterbeweging" is het een symptoom van den ontwakenden godsdienst zin der Scandinavische volken. De fanatieke strijd dien het Christendom in de tachtiger jaren had te doorstaan, is geluwd; de onverschilligheid die tijdens de eeuwwisse ling alle geestelijk leven verkilde, heeft plaats gemaakt voor warme belangstelling in gods dienstige vraagstukken. Nog altijd heeft het scepticisme talrijke aanhangers, al zijn deze in hun ongeloof dan ook niet zoo geloovig als hun voorgangers, maar tallooze verschijnselen in de tegenwoordige Scandinavische gedachtenwe- reld getuigen van een nieuwe houding tegen over het Christendom, in het algemeen, en te genover het Katholicisme, ,,het Christendom van voor de Reformatie" in het bijzonder. Over al, zoowel in Zweden als in Denemarken en Noorwegen, wordt met liefde en nimmer rus tende vlijt gearbeid aan de bereiding van den bodem, waaruit een Scandinavische Oxford-be- Weging zal voortspruiten. Een groot gedeelte van den verloren tijd heeft het Christendom in Noorwegen terug gewon nen, maar wat nog veel meer tot blijdschap strekt, is dat ook in Kopenhagen, eenmaal de sceptische en radicale hoofdstad van het onge- loovige Noorden, de beweging naar het „Chris tendom van voor de Reformatie" voortdurend meer aanhang wint. De vrijwillige kerkelijke arbeid ontmoet in Zweden, vooral in de grootere steden, meer en meer waardeering. Het woord der jeugdige theologen, die een twintigtal jaren geleden voor het eerst met frisschen moed uit gingen om te debatteeren in de vergaderingen der arbeidersvereenigingen, is in goede aarde gevallen. De officieele sociaal-democratie is in haar cultureele en politieke achterlijkheid nog niet tot het inzicht gekomen van de godsdienst behoefte van het volk, maar in de lagere ran gen der partij staan de zaken heel anders. De traditioneele vijandschap is gevolgd door een neutraliteit, die in ieder geval niet „gewapend" is en dikwijls veel weg heeft van welwillendheid. De toestand in Stockholm geeft een duidelijk beeld van de ontwikkelingsperiode die het Noor den doormaakt. De hoofdstad telt talrijke, ener gieke jonge priesters, die met frisschen moed zich wijden aan een taak, waar een vroegere priestergeneratie vreemd tegenover stond. Het jeugdwerk garandeert resultaten, die niemand ooit heeft kunnen bevroeden. Als voorbeeld kunnen genoemd worden de „settlimmts-bewe- ging in Gamba" en de organisatie der „Mat- theus-knapen" die metterdaad het zuurdeeg worden der geheele gemeente. De kerkelijke cur sussen voor de studentenvereenigingen zijn over al een groot succes gebleken. De vroege dien sten voor de sportclubs zijn overal met blijd schap begroet; het aantal deelnemers getuigt er van wat een goed initiatief vermag. Uit ver schillende plaatsen wordt bericht, dat de Zon dagsscholen voor de kinderen voor het eerst na zooveel jaren weer leerlingen trekken. De Pad vindersbeweging trekt juist om haar religieus karakter elk jaar meer leden. Zoo wordt de Een inwoner van Ochura (Joego-Slavië), die reeds twintig jaar lang aan een acute maag kwaal leed, kreeg op zekeren dag genoeg van het melkdieet, dat zijn dokter hem had voorge schreven. Hij besloot een einde aan zijn leven te maken door te eten en te drinken wat hü verkoos. Een maand lang was hij bijna geen oogen- blik nuchter, daar hij eiken dag een groote hoeveelheid brandewijn naar binnen werkte. Na verloop van een maand was de man echter rog niet dood, zooals hijzelf had verwacht. Integendeel voor het eerst sedert twintig jaar voelde hij zich geheel bevrijd van pijn en zijn dokter heeft hem thans voor „volkomen ge nezen" verklaard. vrijwillige arbeid van de jongste priestergene ratie overal met sympathie bejegend. Het spreekt van zelf dat deze nieuwe oriën teering in de steden en de industrie-districten een geheel ander karakter heeft dan op het eindelooze Zweedsche platteland. Een groote kring van plaatsen rondom de hoofdstad vormt daarmee een eenheid, die duidelijk is afgeschei den van Groot-Stockholm. Dit feit geeft den Zweedschen priesters aanleiding tot allerlei over wegingen. Vooreerst wordt de kerkelijke orga nisatie, zooals die in den loop der tijden zich heeft ontwikkeld, als geheel onvoldoende be schouwd. Men behoeft niet lang na te denken over de bisschopskeuze, zooals die de laatste tijden gebruikelijk was, om te beseffen, waar overal de moeilijkheden schuilen. Dr. Eling Ei- dem staat voor een taak, die de krachten van een enkel mensch verre te boven gaat. De ontwikkeling die het Zweedsche Luthe ranisme de laatste twintig jaar heeft doorge maakt is nog altijd niet voltooid. Voortdurend sterker worden het heimwee naar het „Christen dom van voor de Reformatie", naar zijn litur gie, zijn heiligen en zijn eenheid, naar Rome ten slotte, waarvan het Zweedsche volk eenmaal door moedwillige handen is losgescheurd. Thans gaat het Katholicisme in Zweden nog een zwaren weg. Het land, dat in de Middel eeuwen op een bloeiend katholiek leven kon wij' zen, van hetwelk ons de oude heerlijke domker- ken vertellen, is op den dag van heden een moeilijk diasporagebied der katholieke kerk. De zestiende eeuw heeft met zijn Reformatie in de Scandinavische landen, bijzonder echter in Zwe den, volkomen met het katholicisme afgerekend. Zweden is het bolwerk van het protestantisme geworden zooals het zich zelf pleegt te noemen. Echter, ondanks alle moeilijkheden die de wet geving anderen christelijken godsdiensten in den weg legt, heeft de Katholieke Kerk steeds weer geprobeerd, dit land tot de Moederkerk terug te brengen. Al het werk heeft echter wei nig succes. De moeilijkheden der bekeering wa ren te 'groot, ieder bekeerling toch werd uit Zweden gewezen. Een verlichting kwam eerst toen in de jaren 1873 en 1875 de verbannings dekreten werden opgeheven en de godsdienst vrijheid verkondigd werd. Ondanks dat zijn ook de resultaten op dit oozenblik nog gering. Sinds 1923 is de vroegere Münchener Dom- priester Johannes Muller apostolisch vicaris van Zweden. Onder zijn leiding is het katholieke leven meer en meer opgebloeid. Van de heden- daagsche moeilijkheden kan men zich eerst goed een voorstelling maken, wanneer men bedenkt, dat onder de zes millioen Zweden slechts 4000 katholieken zijn, die door ongeveer 28 priesters bediend worden. Daarbij komt nog, dat deze kleine kudde over heel het land verspreid is, tot in het hooge Noorden, zoodat een katholiek leven voor velen nauwelijks mcselijk is. Een nog grootere moeilijkheid echter bereiden de vele verordeningen van den staat voor an dere geloofsbelijdenissen. Hoewel godsdienst vrijheid afgekondigd is, is toch daarvan weinig te bemerken. De katholieke kerk b.v. mag geen eigendom bezitten, mag geen kloosters stichten en voor de katholieken zijn verschillende amb ten ontoegankelijk. De burgerlijke stand voor katholieken berust geheel in handen van den Lutherschen Clerus. De katholieke registers gel den niet, de katholiek moet zich tot den pro- testantschen dominee wenden in wiens parochie hij woont. Voorts moet ieder Zweedsch katho liek belasting voor de Zweedsche Lutheraansche Staatskerk betalen. Wordt vervolgd p een zolderkamertje, ergens in een ach Dit alles vormt voor de katholieken een groo- ten last, die vooral drukt op het missioneerings- werk. De katholieke priesters en kloosterlingen, ten deele Duitschers. hebben zich echter niet laten ontmoedigen. Voorloopig heet het, de tal rijke vooroordeelen op. zij te zetten, die men nog immer tegen het katholicisme heeft. Dit is een zware, doch betei'ienisvolle arbeid, want in den loop der eeuwen hebben de meesten door literatuur en geschiedenisonderricht een volko men valsch beeld der katholieke kerk gekregen. Als deze vooroordeelen maar eerst eens opge ruimd zullen zijn, wanneer de Zweed ziet, wat de katholieke kerk eigenlijk is, dan zal hij zien, wat hij door de Reformatie verloren heeft en wellicht zal dan het uur van den terugkeer na- derbij komen. Te Sopron (Hongarije) wordt op het oogen- blik een internationale postzegeltentoonstelling gehouden. Onder de zeer waardevolle collectie, die tentoongesteld wordt, bevinden zich zeld zame zegels, o.a. een Engelsche Koningin Vic- toria-zegel. Interessant is ook een serie postzegels met den opdruk „Odenburger Postamt" (Odenburg is de Duitsche naam voor Sopron), welke be wijst, dat de Oostenrijkers, in de vaste over tuiging, dat Sopron en omgeving aan Oosten rijk zou komen, nog voor de volksstemming in Sopron in 1921, die zooals bekend ten gunste van Hongarije is uitgevallen, speciale postzegels en stempels voor Sopron en omgeving hebben laten vervaardigen. Te Benoni (Transvaal) woont een man die 435 familieleden heeft, hetgeen volgens hem een record beteekent. De gezamenlijke leeftijd van den man en zijn nog in leven zijnde broeders met hun directe nakomelingen is 1222 jaar. Op de veiling van de Anderson Galleries te New York heeft een collectie van 22 nog nooit gepubliceerde brieven van Elizabeth Barrett Browning en Robert Browning 40.000 dollar opgebracht, hetgeen de hoogste prijs is. die se dert jaren op een literaire veiling is betaald. De brieven die in den catalogus voorkwamen als „het bezit van een heer wonende te len den", waren verleden jaar ontdekt door een lid van de familie van mevrouw Browning. De door Elizabeth geschreven brieven waren alle gericht aan haar zuster Henrietta Arabella Moulton Barrett. Eenige ervan had zij geschre ven op haar huwelijksreis in Frankrijk. De kooper was de heer Monte Bourjailly van het United Feature Syndicate. 99 Teneinde het in de vaart brengen van de „Normandie" op 29 Mei a.s. te herdenken, heeft de Fransche minister van P. T. T. besloten een postzegel uit te geven met een afbeelding van het schip. Zooals men weet zal het schip den dienst HavreNew York onderhouden. In het ziekenhuis te Lissabon zijn vijftig in woners van het dorpje Aldaia Nova de St. Ben- to opgenomen, die allen lijdend zijn aan de ge volgen van den beet van een dollen hond. Eenigen hunner verkeeren in zorglijken toe stand. Van de bevolking van het dorpje heeft zich een paniekstemming meester gemaakt, welke ertoe heeft geleid, dat alle honden daar wor den afgemaakt. terbuurt van Liverpool, zat een jonge man een brief naar z'n moeder te schrij ven. In 't midden van 't vertrek troonde een kleine koude potkachel, waaronder resten asch lagen. Het vuur was van honger gestorven, om- dat de bewoner van het kamertje den weke lijkschen toeslag voor kolen niet betalen kon. Voorover gebogen over z'n brief, besteedde hij alle aandacht aan de letters, die hü met pot lood schreef, z'n gezicht was bleek, en zooals hij daar zat in z'n hemdsmouwen, kreeg men medelijden met hem. Op het kamertje stond een wankele tafel en stoel, een soort bed en daarnaast op den grond een gebarsten kom met water. Aan den wand hingen eenige schil derijtjes, een van z'n moeder en z'n zuster en een van 'n andermans zuster. De brief dien de jongeman schreef, was niet zoo spontaan vertrouwelijk, als men van een zoon aan z'n moeder zou verwachten. Waar schijnlijk kwam dit, omdat de vingers die het potlood omklemd hielden, ijskoud waren, mis schien ook omdat er in den brief geen woord waarheid stond. Na ieder woord dat hij schreef, wachtte hii en keek z'n kamertje rond. Er stond echter niets in, dat iemand zou kunnen inspireeren en dan boog hij zich weer voorover en schreef met nieuwen ijver verder. Maar wat hij schreef was nog meer bezijden de waarheid dan het geen er al stond. „M'n wekelijksche bijdrage aan u" schreef hij „kan ik thans niet insluiten, daar ik een mooie overjas heb gezien, die ik direct gekocht heb, omdat ik weet dat u graag wilt hebben dat ik er netjes uitzie." Dat hij deze regels wilde neerschrijven, kwam omdat z'n moeder hem in een harer laatste brieven verweten had, dat hij te weinig voor zich zelf gebruikte. Het was een zeer angstige brief geweest, waarin de slapelooze nachten als 't ware te lezen waren, die aan 't schrijven waren voorafgegaan. ,En nu" vervolgde hij „heb ik werke lijk alles wat ik maar kan wenschen, zoodat u geen zorg meer over mij behoeft te hebben. Ik verdien dat u me op het oogenblik eens zien kon; ik zit hier in een kamer, die ik heelemaal voor me zelf heb. En is het niet heerlijk, bij zoo'n knappend haardvuur in een gemakkelij- ken leunstoel te zitten schrijven? Neemt u m'n slecht schrift maar niet kwalijk. U weet hoe lui ik ben. Hij had er bij kunnen zetten, dat hij dagen aan een stuk geloopen had, om werk te vinden, doch dat het hem niet gelukt was. Slechts van tijd tot tijd had hij met boodschappen doen wat kunnen verdienen, juist genoeg voor z'n huur en een beetje eten. Maar dit schreef hij niet. Weer gleed z'n potlood over 't papier. „Maar als u weer schrijft, vraagt u me dan niet zoo veel. Ik kan heusch uw vragen niet allemaal beantwoorden, want uw brief is zoek geraakt. Ja, natuurlijk ligt hier een karpet op den vloer. Waaruit maakt u op dat het niet zoo is?" Op den grond onder z'n voeten lag een stuk bruin papier, dat als gordijn had dienst ge daan, maar er afgewaaid was en thans als vloerkleed fungeerde. De jongeman keek naar het vensterraampje, waardoor wel frissche lucht, maar geen frissche ideeën kwamen. „Alleen sta ik er op m'n eigen potje te koken. U weet hoe 'n lekkerbek ik ben en 's avonds loop ik vaak met een heerlijk kippetje onder m'n arm naar huis en braad dat op de manier zooals ik dat vroeger wel van u gezien heb IE Na een paar uur voer het schip rustig de haven van Plymouth binnen. Met daverende saluutschoten werden de nieuw-aangekomenen begroet. Toen volgde het afscheid. Ieder der matrozen droeg zijn zak met goudstukken over den rug. Allen wensch- ten hun kapitein een hartelijk tot weerziens. Het schip bleef alleen in de haven achter. Haar be. manping trok huiswaarts, beladen met buit. Maar zee, lieden houden het nooit lang op den wal uit. EINDE Ic M'n hospita kookt verschrikkelijk en ik weet zeker dat, als ik het haar liet doen, m'n eten iederen werkdag aangebrand zou zijn. Geluk kig mag ik vaak haar fornuis gebruiken." Hy legde z'n potlood neer, nam het bruine papier van den grond en trachtte het weer voor het tochtige vensterraam te hangen. Dat lukte hem echter niet. Hij haalde glimlachend z'n schouders op. Op dit oogenblik ging de deur open en kwam de dochter van z'n hospita het kamertje binnen. Het was een bleek meisje van ongeveer vijftien jaar, ze heette Bess. Met z'n ellebogen bedek te de jongeman het beschreven I t-v t r papier, terwijl j De DViej het meisje hem I wilde hebben. Hij wist echter beter. Ze kwam kijken of hij soms nog iets over had, want beneden was alles tot het laatste stukje opgegeten. „Beneden in m'n jaszak zitten een paar eieren," zei hij, blij er nog geen van gebruikt te hebben. „En is dat alles wat je hebt?" vroeg het te leurgestelde meisje. „Maar er zijn er twee, Bess," „U hebt vandaag echter toch nog niets ge geten!" fluisterde zij. Hij keek haar aan en antwoordde: „Je kunt niet weten, kindlief, wat ik gegeten heb, want ik dineer altijd buitenshuis." Maar uw kachel is toch uit en ik had haar toch juist zoo fijn aangemaakt." Het klonk als een verwijt, omdat hy het werk van haar zorgzame hand scheen te negeeren. Als er geen kolen meer waren, had u het wel even kunnen vragen aan moeder." ,Hè, is de kachel uit? Dat is stom van me. Maar het hindert niets, hoor. Je hadt zoo'n goed vuur gemaakt, dat het kamertje nog heelemaal warm is. Maar raad nu eens wat ik vandaag gegeten heb?" Hij sprak altijd graag met de kleine Bess. Hij voelde zich met haar als twee soldaten, die zij aan zij in den oorlog vochten; vochten tegen den oorlog, die armoede heet. Hij leverde nog afzonderlijke gevechten tegen z'n moeder, die niet weten mocht hoe arm hij het had, ge vechten met woorden op 't papier. „Nu Bess, ik heb vandaag zalm gegeten." Ze moesten alle twee lachen, zij omdat ze zalm" zoo'n grappig woord vond en hij omdat hij eensklaps aan z'n geweldige fantasie dacht. „Maar ik vond het niets lekker, omdat er tuinboonen bij waren, en dat vind ik een ver schrikkelijk eten. Het gekke van zalm is echter dat als je het eenmaal gegeten hebt je den heelen dag geen eten meer kan zien." „Dus u wilt de eieren werkelijk niet hebben?" Hij glimlachte, toen hij 't bevreesde gezichtje van het kleine kind zag, bevreesd, dat hij on verwacht toch weer honger zou hebben gekre gen en de eieren zou houden. „Neen, heusch, neem ze maar. Ik heb er wer kelijk geen trek in. Breng me alleen maar wat warms, een kop sterke koffie bijvoorbeeld." Ze ijlde weg en hij boog zich weer over z'n brief. Waarom bent u toch zoo bezorgd over m'n gezondheid, terwijl ik me uitstekend gevoel. Ik maak steeds lange wandelingen en m'n eetlust laat niets te wenschen over. Over eenige weken kom ik misschien weer eens thuis, dan heb ik waarschijnlijk een extraatje." Beneden jankte een hond en weer hield pij even op. „U vroeg me naar de vrienden die ik ge kregen heb? Heb ik u dan nog niet van Pim verteld? Hjj is m'n beste vriend en we zijn altijd, samen. Hij houdt zich bezig met verze keringen tegen inbrekers en dieren. Hij logeert hier ook en komt meestal 's avonds op m'n kamer. Nu, moeder, wel te rusten. Veel harte lijke groeten. Pim wacht al op me." Toen hij even later uitging om den brief te posten, liep hij langs de keuken van z'n hos pita. Z'n vriend Pim sprong vol blijdschap naar hem toe en ging met hem mee. Alleen had Pim vier pooien in plaats van twee. Toen de moeder van den jongen man den volgenden dag den brief ontving, ging ze naar een lade van een kast en nam er wat geld af, om een paar dringende boodschappen te doen. Ze had het eigenlijk uit haar mond gespaard, voor haar jongen, maar nu hij het zóó goed had, kon ze toch heusch wel haar zorgen en armoede een beetje verlichten. Tijdens een film-opname te Hollywood viel een jonge man, die in een figurantenrol op trad, plotseling van een installatie af in een grooten bak water. Hanny Albee, een acquisiteur, ontdekte tot zijn schrik, dat het Prins Sigvard, dé ex-kroonprins van Zweden was. Dadelijk sprong hy in het water en haalde den koninkiyken drenkeling eruit. Prins Sigvard, die op de figurantenrol als „Mr. S. Bernadotte" was ingeschreven, was in het geheel niet gewond en kwam er met een nat pak en den schrik af. Den volgenden dag ontving Harry Albee een kistje sigaren met dank van „S. Bernadotte, assistent-directeur". 4 „O, Leslie!" riep ze verlangend uit. Want deze was de boezemvriendin. „Zoo, Taffy-kindje!" (Taffy is de bynaam voor een We'.sche)„Ben je nu al terug voor onze braspartij? Goed zoo!" riep Leslie Long met heldere nonchalante stem. De klank had veel weg, dacht Gwenna nu, van net geluid der toeschouwers op het vliegterrein, die deel uitmaakten van de zich gemakkelijk bewe gende, uitgaande wereld, waarvan zyzelf niets wist. Maar Leslie, ja, die scheen er onder vinding van te hebben; en toch was zij 't minst gefortuneerde meisje in de geheele Club. Slechts korten tijd was zij correspondente ge weest en nog korteren tyd leerling-verpleegster in het hospitaal. Tegenwoordig waren al haar dagen in beslag genomen als juffrouw van gezelschap bij een deftige dame in Highgate, die er zeventien dwerg-keeshondjes op nahield, 's Avonds echter was zij vrij. „Ik vrees, dat het feestje niet erg in je smaak zal vallen," zei ze tot Gwenna, terwyi ze de trap opgingen. „Ik weet niet precies, wie er komen, maar de vrienden van mijn zwager zijn geen heeren, zooals wij die ons voorstel len. Daar hij een rijk makelaar is, voelt hy zich verplicht, om aan kunst en muziek te doen. Iemand met lange haren zal jou waarschyn- Ujk naar tafel geleiden. Ik hoop maar, dat je het ons niet kwalijk neemt, dat je ons uit den nood moet redden." „Het komt er niet op aan, wat het is zoo lang als ik maar uitga en nog wel met jou, Leslie!" antwoordde het jonge meisje opge wekt. „Wil je me aanstonds even helpen, om myn japon dicht te maken?" „Natuurlijk! Ik kom me in jouw kamer even aankleeden, daar is 't licht beter. Maak wat voort!" Gwenna's lange en smalle slaapkamer, aan den voorkant gelegen, was spoedig van die karakteristieke atmosfeer vervuld, die het maken van een volledig toilet kenmerkt: warm, welriekend schuim, heete krultangen, poeder, parfum. De kamer zelf was gemeubileerd met een groote toilettafel, een hooge kleerkast en een tameiyk ruime commode. Maar dit alles belette niet, dat Gwenna's bed werd volge- stapeld met kledingstukken, met schoenen met vergulde hakjes en andere sieraden van de zich inviteerende gast. Deze gast, met het haar tulbandsgewyze in een handdoek gewikkeld, rees boven de toilet tafel uit als een moderne illustratie van den toovenaar in de Arabische nachten. Het kleine, goedgevormde Welsche meisje, in een kimono van rose katoenen crêpe, trachtte onder de armen van haar vriendin door, een glimpje van zich zelf in den spiegel te zien te krijgen. „Op zy, Taffy," beval de vriendin kalm. „Je staat me in den weg." „Nu nog mooier!" reageerde Gwenna lachend. „Zeg, het is toch zeker myn spiegel, Leslie!" Zij was echter bereid, haar spiegel of wat ook af te staan aan die vlot pratende, goedhar tige, zich niet aan vormen storende Leslie Long. Byna ieder bewoonster der Club ergerde zich eenigszins aan Leslie. Gwenna integendeel hield dol veel van haar. En geen wonder, Leslie had vanaf den eersten avond het zich in de Club vreemd gevoelende meisje onder haar bescherming genomen en als een bezorgd moedertje haar geïntrodu ceerd, geld geleend en met raad bijgestaan. Zelfs had Leslie haar de winkels gewezen, waar ze het voordeeligst haar inkoopen kon doen. zy had haar practisch in de kleeren ge stoken, en het was voorzeker aan haar te danken, dat Gwenna de frischheid en bloei bezat van een meisje van het land, zonder de gewooniyk bedervende manieren. Leslie deed al haar daden vergezeld gaan van een obli gate: „Ik ben 't eerst aan de beurt om mij te kleeden. Ik heb langer tyd noodig, omdat ik niet zoo mooi ben als jijmaar je kunt gerust zün: langer dan een half uur heb ik niet noodig, om me zelf toonbaar te maken voor de tafel van myn zwager. Ik behoor tot het meisjestype, dat er soms lief uit kan zien dit werd me eens verteld door één van de aardigste jongens, die coit van me gehouden hebben. Zoodra ik met mijn coiffure klaar ben, zal ik je het bewijs leveren. Intusschen, Taffy, moet je me niet in den weg ïoopen en daar op het bed gaan zitten als een lief cheru- byntje op een wolkje. Gooi er dien boel maar af; het komt er niet op aan, waar je er mee biyft, al is 't op den vloer; intusschen zal ik je uitleggen, waarom de romantiek dood is bij ons, moderne meisjes, en wat er aan ons hapert. Het is een feit, dat we onze vrouwe- lykheid meer en meer verliezen; we raken zoetjes aan de macht kwyt, om de mannen te behagen." Dit zeggend, nam ze een pot met witte crème en wreef ze als een welriekend masker op haar gelaatstrekken, zonder haar gebabbel maar een oogenblik te onderbreken. „Mannen, d.w.z. werkeiyke mannen, die dien naam verdienen," ging ze voort op zalvenden toon, terwyi ze tevens met de palmen óer han den de crème verder op haar Pierrotachtig gelaat trachtte uit te wrüven, „mannen haten ai dit blanketsel en al deze massage. Een meisje behoort zich daarmee ook werkeiyk niet af te geven. Het poederen is eigeniyk niets anders dan een grimeeren. Ze doorzien 't direct. Dit werd mij vandaag nog verzekerd door de oude dame, wier keesjes en pincher- tjes ik in de open lucht wandelingen laat maken. Ze weet me steeds de noodige waarschuwingen te verstrekken en houdt me steeds voor oogen, wanneer en hoe ik iets onbetameiyks doe." Nu reikte 't slanke meisje naar den zilveren schoenhoorn, die op Gwenna's kaptafel lag en maakte er hetzelfde gebruik van als de Grielc- sche jongeling van zün „strigil", door de zacht geworden crème van haar gelaat en hals af te krabben, zy ging weer verder met haar gebabbel, terwijl Gwenna, met een haarborstel in elke hand, haar korte krullen deed glanzen en, lachend, luisterend, met onbegrensde be wondering in haar groen-bruine oogen haar vriendin zat aan te staren. Tot dusverre was Leslie Long's gezelschap Gwenna 't liefste. „Er gaat van ons, moderne meisjes, geen bekooriykheid meer uit, geen geheimzinnige aantrekkingskracht," legde Leslie verder uit, „geen betoovering. Wat fatsoenbjke mannen in een meisje graag zien, is ,,het van hen verschil lend, ondoorgrondeiyk wezen." Ze moet zacht, verfijnd, bescheiden zün, in eiken blik en elk gebaar 'n dame en niet slechts een ordinaire reproductie van hen zelf; (gooi die andere handdoek eens even naar me toe) niet een schepsel, dat zichzelf niet respeteert en hun hallo toeroept, terwyi ze hen vanaf een omni bus toewuift. O neen, het meisje, dat met mannen lacht en joolt als hun geiyke, mag mis schien een weinig populair by hen schynen, maar" en nu kreeg haar stem 'n byzonderen nadruk „dat is niet het soort meisje, dat ze trouwen. Ze is alleen maar goed voor eenige afleiding, een aardig ding, een vriendinnetje, en wordt op één lijn gesteld en behandeld als een andere jonge man. (Let er maar eens op.) Op welk soort meisjes worden ze echter ver liefd? Dat zyn de schuchtere, aanhankeiyke, vrouweiyke schepseltjes, die in alle opzichten zacht en geheel vrouw zyn, Taffy. Zóó een blijft nooit of zeker niet lang zonder man!' „Maar," wierp Gwenna twyfelend tegen, „zy, ik bedoel die oude dame, was toch nooit ge trouwd?" „Neen, nooit van haar leven. Ze laat me echter steeds hooren, dat ze ook nooit neeft lief gehad en haar liefde verloor! Of dit nu beteekent, dat hy in den slag van Waterloo is gevallen of alleen maar, dat hy haar in den steek liet, kan ik niet uitmaken.... Arme sukkel, zy voelt zich zoo eenzaam, ondanks die keeshondenfamilie," zei de juffrouw "an gezelschap, een oogenblik ernstig; ,,ik geloof zelfs, dat ze dankbaar is, dat ze my heeft, om met my te kunnen praten en te lamenteeren over het afschuwelyke moderne meisje.... over ons gemis aanwel, over alles en nog wat! En dan die kleederdracht! Toen zy nog een meisje was, zou ze zich doodgeschaamd hebben, om zich te vertoonen in onze tegenwoordige kleederdracht. Nu boog zich Leslie achterover naar de groote poederkwast, die ze op het voeteneind van het bed gesmeten had en richtte zich wederom op met zulke gracieuze bewegingen, dat len acro baat er jaloersch op had kunnen zyn. „Geen middel meer! Nu. als er iets is, dat een man in een meisje bewondert, dan is het haar middeltje, gevat in 'n net corsetje. M'n oude dame ging eens naar 'n bal masqué in een zwart met geel fluweel corsage als n wesp en iedereen bewonderde haar. Nooit wilde ze haar middel ruimer maken dan 46 c.M., tetdat ze dertig was. Maar nu mogen de meisjes rondloopen in die schreeuwende, modern uit ziende sportblouses of hoe ze die ook noemen, juist als by de heerenkleeding, met het gevolg, dat de jonge mannen niet meer trouwen willen. Geen wonder!" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9