BLACK-BOy
<Hdvebfiaal van den dag
DE ENGELSCHE KAPERS
Jjcahus - VJlwifyoJU
Ontwakende godsdienstzin bij de
Scandinavische volken
veelbelovend werk
Piet peinst;
N°4
ONDER DE JEUGD
PRUIMTABAK
m
T
WOENSDAG 1 MEI 1935
Inplaats van onverschilligheid is
er warme belangstelling in
godsdienstige vraagstuk
ken gekomen
Moeilijkheden voor het
Katholicisme
Genezen
Stoere stuurman stuurt door stormen;
Stuurboord, bakboord, keer op keer;
In zijn mond doet BLACK BOY nét zoo;
Bakboord, stuurboord, heen en weer.
GESAUSDE ZWARE
Zeldzame postzegels
Ook een record!
Dure brieven
Normandïe"-postzegel
Dolle hond
A
vroeg wat hij dCLll tllOeCleV
voor middageten
Prins Sigvard valt in
't water
AI I r A °P dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen "C* *7^?/T| bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door IT 7KA bij een ongeval met C* ORfl hlJ verlies van een hana
B «H ,r. r*D\/i i li Ui O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen J, f verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen JT f doodelijken afloop A mUv*" een voet of een oog
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR BERTHA RUCK
Alom in de Scandinavische landen begint
de oude godsdienstzin uit zijn langdurigen
sluimer te ontwaken. Hierbij bedoelen we
®lefc de aandacht te vestieen op verschijnselen
ais de Korpela-beweging in het hooge Noorden
waar honderden boeren hun akkers onbebouwd
laten liggen, wegens de „nadering van het ein
de der wereld". De langdurige poolnacht, de
onwetendheid, het gemis aan verkeersmiddelen
ui Lapland moeten als de hoofdoorzaken van
deze excessen beschouwd worden. Toch verdient
het verschijnsel als zoodanig onze belangstel-
mg. evengoed als de „Pinksterbeweging" is het
een symptoom van den ontwakenden godsdienst
zin der Scandinavische volken.
De fanatieke strijd dien het Christendom in
de tachtiger jaren had te doorstaan, is geluwd;
de onverschilligheid die tijdens de eeuwwisse
ling alle geestelijk leven verkilde, heeft plaats
gemaakt voor warme belangstelling in gods
dienstige vraagstukken. Nog altijd heeft het
scepticisme talrijke aanhangers, al zijn deze in
hun ongeloof dan ook niet zoo geloovig als hun
voorgangers, maar tallooze verschijnselen in
de tegenwoordige Scandinavische gedachtenwe-
reld getuigen van een nieuwe houding tegen
over het Christendom, in het algemeen, en te
genover het Katholicisme, ,,het Christendom
van voor de Reformatie" in het bijzonder. Over
al, zoowel in Zweden als in Denemarken en
Noorwegen, wordt met liefde en nimmer rus
tende vlijt gearbeid aan de bereiding van den
bodem, waaruit een Scandinavische Oxford-be-
Weging zal voortspruiten.
Een groot gedeelte van den verloren tijd heeft
het Christendom in Noorwegen terug gewon
nen, maar wat nog veel meer tot blijdschap
strekt, is dat ook in Kopenhagen, eenmaal de
sceptische en radicale hoofdstad van het onge-
loovige Noorden, de beweging naar het „Chris
tendom van voor de Reformatie" voortdurend
meer aanhang wint. De vrijwillige kerkelijke
arbeid ontmoet in Zweden, vooral in de grootere
steden, meer en meer waardeering. Het woord
der jeugdige theologen, die een twintigtal jaren
geleden voor het eerst met frisschen moed uit
gingen om te debatteeren in de vergaderingen
der arbeidersvereenigingen, is in goede aarde
gevallen. De officieele sociaal-democratie is in
haar cultureele en politieke achterlijkheid nog
niet tot het inzicht gekomen van de godsdienst
behoefte van het volk, maar in de lagere ran
gen der partij staan de zaken heel anders. De
traditioneele vijandschap is gevolgd door een
neutraliteit, die in ieder geval niet „gewapend"
is en dikwijls veel weg heeft van welwillendheid.
De toestand in Stockholm geeft een duidelijk
beeld van de ontwikkelingsperiode die het Noor
den doormaakt. De hoofdstad telt talrijke, ener
gieke jonge priesters, die met frisschen moed
zich wijden aan een taak, waar een vroegere
priestergeneratie vreemd tegenover stond. Het
jeugdwerk garandeert resultaten, die niemand
ooit heeft kunnen bevroeden. Als voorbeeld
kunnen genoemd worden de „settlimmts-bewe-
ging in Gamba" en de organisatie der „Mat-
theus-knapen" die metterdaad het zuurdeeg
worden der geheele gemeente. De kerkelijke cur
sussen voor de studentenvereenigingen zijn over
al een groot succes gebleken. De vroege dien
sten voor de sportclubs zijn overal met blijd
schap begroet; het aantal deelnemers getuigt
er van wat een goed initiatief vermag. Uit ver
schillende plaatsen wordt bericht, dat de Zon
dagsscholen voor de kinderen voor het eerst na
zooveel jaren weer leerlingen trekken. De Pad
vindersbeweging trekt juist om haar religieus
karakter elk jaar meer leden. Zoo wordt de
Een inwoner van Ochura (Joego-Slavië), die
reeds twintig jaar lang aan een acute maag
kwaal leed, kreeg op zekeren dag genoeg van
het melkdieet, dat zijn dokter hem had voorge
schreven.
Hij besloot een einde aan zijn leven te maken
door te eten en te drinken wat hü verkoos.
Een maand lang was hij bijna geen oogen-
blik nuchter, daar hij eiken dag een groote
hoeveelheid brandewijn naar binnen werkte.
Na verloop van een maand was de man echter
rog niet dood, zooals hijzelf had verwacht.
Integendeel voor het eerst sedert twintig jaar
voelde hij zich geheel bevrijd van pijn en zijn
dokter heeft hem thans voor „volkomen ge
nezen" verklaard.
vrijwillige arbeid van de jongste priestergene
ratie overal met sympathie bejegend.
Het spreekt van zelf dat deze nieuwe oriën
teering in de steden en de industrie-districten
een geheel ander karakter heeft dan op het
eindelooze Zweedsche platteland. Een groote
kring van plaatsen rondom de hoofdstad vormt
daarmee een eenheid, die duidelijk is afgeschei
den van Groot-Stockholm. Dit feit geeft den
Zweedschen priesters aanleiding tot allerlei over
wegingen. Vooreerst wordt de kerkelijke orga
nisatie, zooals die in den loop der tijden zich
heeft ontwikkeld, als geheel onvoldoende be
schouwd. Men behoeft niet lang na te denken
over de bisschopskeuze, zooals die de laatste
tijden gebruikelijk was, om te beseffen, waar
overal de moeilijkheden schuilen. Dr. Eling Ei-
dem staat voor een taak, die de krachten van
een enkel mensch verre te boven gaat.
De ontwikkeling die het Zweedsche Luthe
ranisme de laatste twintig jaar heeft doorge
maakt is nog altijd niet voltooid. Voortdurend
sterker worden het heimwee naar het „Christen
dom van voor de Reformatie", naar zijn litur
gie, zijn heiligen en zijn eenheid, naar Rome ten
slotte, waarvan het Zweedsche volk eenmaal
door moedwillige handen is losgescheurd.
Thans gaat het Katholicisme in Zweden nog
een zwaren weg. Het land, dat in de Middel
eeuwen op een bloeiend katholiek leven kon wij'
zen, van hetwelk ons de oude heerlijke domker-
ken vertellen, is op den dag van heden een
moeilijk diasporagebied der katholieke kerk. De
zestiende eeuw heeft met zijn Reformatie in de
Scandinavische landen, bijzonder echter in Zwe
den, volkomen met het katholicisme afgerekend.
Zweden is het bolwerk van het protestantisme
geworden zooals het zich zelf pleegt te noemen.
Echter, ondanks alle moeilijkheden die de wet
geving anderen christelijken godsdiensten in
den weg legt, heeft de Katholieke Kerk steeds
weer geprobeerd, dit land tot de Moederkerk
terug te brengen. Al het werk heeft echter wei
nig succes. De moeilijkheden der bekeering wa
ren te 'groot, ieder bekeerling toch werd uit
Zweden gewezen. Een verlichting kwam eerst
toen in de jaren 1873 en 1875 de verbannings
dekreten werden opgeheven en de godsdienst
vrijheid verkondigd werd. Ondanks dat zijn ook
de resultaten op dit oozenblik nog gering.
Sinds 1923 is de vroegere Münchener Dom-
priester Johannes Muller apostolisch vicaris van
Zweden. Onder zijn leiding is het katholieke
leven meer en meer opgebloeid. Van de heden-
daagsche moeilijkheden kan men zich eerst goed
een voorstelling maken, wanneer men bedenkt,
dat onder de zes millioen Zweden slechts 4000
katholieken zijn, die door ongeveer 28 priesters
bediend worden. Daarbij komt nog, dat deze
kleine kudde over heel het land verspreid is,
tot in het hooge Noorden, zoodat een katholiek
leven voor velen nauwelijks mcselijk is.
Een nog grootere moeilijkheid echter bereiden
de vele verordeningen van den staat voor an
dere geloofsbelijdenissen. Hoewel godsdienst
vrijheid afgekondigd is, is toch daarvan weinig
te bemerken. De katholieke kerk b.v. mag geen
eigendom bezitten, mag geen kloosters stichten
en voor de katholieken zijn verschillende amb
ten ontoegankelijk. De burgerlijke stand voor
katholieken berust geheel in handen van den
Lutherschen Clerus. De katholieke registers gel
den niet, de katholiek moet zich tot den pro-
testantschen dominee wenden in wiens parochie
hij woont. Voorts moet ieder Zweedsch katho
liek belasting voor de Zweedsche Lutheraansche
Staatskerk betalen.
Wordt vervolgd
p een zolderkamertje, ergens in een ach
Dit alles vormt voor de katholieken een groo-
ten last, die vooral drukt op het missioneerings-
werk. De katholieke priesters en kloosterlingen,
ten deele Duitschers. hebben zich echter niet
laten ontmoedigen. Voorloopig heet het, de tal
rijke vooroordeelen op. zij te zetten, die men nog
immer tegen het katholicisme heeft. Dit is een
zware, doch betei'ienisvolle arbeid, want in
den loop der eeuwen hebben de meesten door
literatuur en geschiedenisonderricht een volko
men valsch beeld der katholieke kerk gekregen.
Als deze vooroordeelen maar eerst eens opge
ruimd zullen zijn, wanneer de Zweed ziet, wat
de katholieke kerk eigenlijk is, dan zal hij zien,
wat hij door de Reformatie verloren heeft en
wellicht zal dan het uur van den terugkeer na-
derbij komen.
Te Sopron (Hongarije) wordt op het oogen-
blik een internationale postzegeltentoonstelling
gehouden. Onder de zeer waardevolle collectie,
die tentoongesteld wordt, bevinden zich zeld
zame zegels, o.a. een Engelsche Koningin Vic-
toria-zegel.
Interessant is ook een serie postzegels met
den opdruk „Odenburger Postamt" (Odenburg
is de Duitsche naam voor Sopron), welke be
wijst, dat de Oostenrijkers, in de vaste over
tuiging, dat Sopron en omgeving aan Oosten
rijk zou komen, nog voor de volksstemming in
Sopron in 1921, die zooals bekend ten gunste
van Hongarije is uitgevallen, speciale postzegels
en stempels voor Sopron en omgeving hebben
laten vervaardigen.
Te Benoni (Transvaal) woont een man die
435 familieleden heeft, hetgeen volgens hem
een record beteekent.
De gezamenlijke leeftijd van den man en zijn
nog in leven zijnde broeders met hun directe
nakomelingen is 1222 jaar.
Op de veiling van de Anderson Galleries te
New York heeft een collectie van 22 nog nooit
gepubliceerde brieven van Elizabeth Barrett
Browning en Robert Browning 40.000 dollar
opgebracht, hetgeen de hoogste prijs is. die se
dert jaren op een literaire veiling is betaald.
De brieven die in den catalogus voorkwamen
als „het bezit van een heer wonende te len
den", waren verleden jaar ontdekt door een lid
van de familie van mevrouw Browning.
De door Elizabeth geschreven brieven waren
alle gericht aan haar zuster Henrietta Arabella
Moulton Barrett. Eenige ervan had zij geschre
ven op haar huwelijksreis in Frankrijk.
De kooper was de heer Monte Bourjailly van
het United Feature Syndicate.
99
Teneinde het in de vaart brengen van de
„Normandie" op 29 Mei a.s. te herdenken, heeft
de Fransche minister van P. T. T. besloten een
postzegel uit te geven met een afbeelding van
het schip.
Zooals men weet zal het schip den dienst
HavreNew York onderhouden.
In het ziekenhuis te Lissabon zijn vijftig in
woners van het dorpje Aldaia Nova de St. Ben-
to opgenomen, die allen lijdend zijn aan de ge
volgen van den beet van een dollen hond.
Eenigen hunner verkeeren in zorglijken toe
stand.
Van de bevolking van het dorpje heeft zich
een paniekstemming meester gemaakt, welke
ertoe heeft geleid, dat alle honden daar wor
den afgemaakt.
terbuurt van Liverpool, zat een jonge
man een brief naar z'n moeder te schrij
ven. In 't midden van 't vertrek troonde een
kleine koude potkachel, waaronder resten asch
lagen. Het vuur was van honger gestorven, om-
dat de bewoner van het kamertje den weke
lijkschen toeslag voor kolen niet betalen kon.
Voorover gebogen over z'n brief, besteedde hij
alle aandacht aan de letters, die hü met pot
lood schreef, z'n gezicht was bleek, en zooals
hij daar zat in z'n hemdsmouwen, kreeg men
medelijden met hem. Op het kamertje
stond een wankele tafel en stoel, een soort bed
en daarnaast op den grond een gebarsten kom
met water. Aan den wand hingen eenige schil
derijtjes, een van z'n moeder en z'n zuster en
een van 'n andermans zuster.
De brief dien de jongeman schreef, was niet
zoo spontaan vertrouwelijk, als men van een
zoon aan z'n moeder zou verwachten. Waar
schijnlijk kwam dit, omdat de vingers die het
potlood omklemd hielden, ijskoud waren, mis
schien ook omdat er in den brief geen woord
waarheid stond.
Na ieder woord dat hij schreef, wachtte hii
en keek z'n kamertje rond. Er stond echter
niets in, dat iemand zou kunnen inspireeren
en dan boog hij zich weer voorover en schreef
met nieuwen ijver verder. Maar wat hij schreef
was nog meer bezijden de waarheid dan het
geen er al stond.
„M'n wekelijksche bijdrage aan u" schreef
hij „kan ik thans niet insluiten, daar ik een
mooie overjas heb gezien, die ik direct gekocht
heb, omdat ik weet dat u graag wilt hebben
dat ik er netjes uitzie."
Dat hij deze regels wilde neerschrijven, kwam
omdat z'n moeder hem in een harer laatste
brieven verweten had, dat hij te weinig voor
zich zelf gebruikte. Het was een zeer angstige
brief geweest, waarin de slapelooze nachten
als 't ware te lezen waren, die aan 't schrijven
waren voorafgegaan.
,En nu" vervolgde hij „heb ik werke
lijk alles wat ik maar kan wenschen, zoodat u
geen zorg meer over mij behoeft te hebben. Ik
verdien dat u me op het oogenblik eens zien
kon; ik zit hier in een kamer, die ik heelemaal
voor me zelf heb. En is het niet heerlijk, bij
zoo'n knappend haardvuur in een gemakkelij-
ken leunstoel te zitten schrijven? Neemt u m'n
slecht schrift maar niet kwalijk. U weet hoe
lui ik ben.
Hij had er bij kunnen zetten, dat hij dagen
aan een stuk geloopen had, om werk te vinden,
doch dat het hem niet gelukt was. Slechts van
tijd tot tijd had hij met boodschappen doen
wat kunnen verdienen, juist genoeg voor z'n
huur en een beetje eten. Maar dit schreef hij
niet.
Weer gleed z'n potlood over 't papier. „Maar
als u weer schrijft, vraagt u me dan niet zoo
veel. Ik kan heusch uw vragen niet allemaal
beantwoorden, want uw brief is zoek geraakt.
Ja, natuurlijk ligt hier een karpet op den vloer.
Waaruit maakt u op dat het niet zoo is?"
Op den grond onder z'n voeten lag een stuk
bruin papier, dat als gordijn had dienst ge
daan, maar er afgewaaid was en thans als
vloerkleed fungeerde. De jongeman keek naar
het vensterraampje, waardoor wel frissche
lucht, maar geen frissche ideeën kwamen.
„Alleen sta ik er op m'n eigen potje te koken.
U weet hoe 'n lekkerbek ik ben en 's avonds
loop ik vaak met een heerlijk kippetje onder
m'n arm naar huis en braad dat op de manier
zooals ik dat vroeger wel van u gezien heb
IE
Na een paar uur voer het schip rustig de haven van
Plymouth binnen. Met daverende saluutschoten werden
de nieuw-aangekomenen begroet.
Toen volgde het afscheid. Ieder der matrozen droeg
zijn zak met goudstukken over den rug. Allen wensch-
ten hun kapitein een hartelijk tot weerziens.
Het schip bleef alleen in de haven achter. Haar be.
manping trok huiswaarts, beladen met buit. Maar zee,
lieden houden het nooit lang op den wal uit.
EINDE
Ic
M'n hospita kookt verschrikkelijk en ik weet
zeker dat, als ik het haar liet doen, m'n eten
iederen werkdag aangebrand zou zijn. Geluk
kig mag ik vaak haar fornuis gebruiken."
Hy legde z'n potlood neer, nam het bruine
papier van den grond en trachtte het weer
voor het tochtige vensterraam te hangen. Dat
lukte hem echter niet. Hij haalde glimlachend
z'n schouders op. Op dit oogenblik ging de deur
open en kwam de dochter van z'n hospita het
kamertje binnen. Het was een bleek meisje van
ongeveer vijftien jaar, ze heette Bess. Met z'n
ellebogen bedek
te de jongeman
het beschreven I t-v t r
papier, terwijl j De DViej
het meisje hem I
wilde hebben. Hij
wist echter beter. Ze kwam kijken of hij
soms nog iets over had, want beneden was
alles tot het laatste stukje opgegeten.
„Beneden in m'n jaszak zitten een paar
eieren," zei hij, blij er nog geen van gebruikt
te hebben.
„En is dat alles wat je hebt?" vroeg het te
leurgestelde meisje.
„Maar er zijn er twee, Bess,"
„U hebt vandaag echter toch nog niets ge
geten!" fluisterde zij.
Hij keek haar aan en antwoordde: „Je kunt
niet weten, kindlief, wat ik gegeten heb, want
ik dineer altijd buitenshuis."
Maar uw kachel is toch uit en ik had haar
toch juist zoo fijn aangemaakt."
Het klonk als een verwijt, omdat hy het werk
van haar zorgzame hand scheen te negeeren.
Als er geen kolen meer waren, had u het
wel even kunnen vragen aan moeder."
,Hè, is de kachel uit? Dat is stom van me.
Maar het hindert niets, hoor. Je hadt zoo'n
goed vuur gemaakt, dat het kamertje nog
heelemaal warm is. Maar raad nu eens wat ik
vandaag gegeten heb?"
Hij sprak altijd graag met de kleine Bess. Hij
voelde zich met haar als twee soldaten, die zij
aan zij in den oorlog vochten; vochten tegen
den oorlog, die armoede heet. Hij leverde nog
afzonderlijke gevechten tegen z'n moeder, die
niet weten mocht hoe arm hij het had, ge
vechten met woorden op 't papier.
„Nu Bess, ik heb vandaag zalm gegeten."
Ze moesten alle twee lachen, zij omdat ze
zalm" zoo'n grappig woord vond en hij omdat
hij eensklaps aan z'n geweldige fantasie dacht.
„Maar ik vond het niets lekker, omdat er
tuinboonen bij waren, en dat vind ik een ver
schrikkelijk eten. Het gekke van zalm is echter
dat als je het eenmaal gegeten hebt je den
heelen dag geen eten meer kan zien."
„Dus u wilt de eieren werkelijk niet hebben?"
Hij glimlachte, toen hij 't bevreesde gezichtje
van het kleine kind zag, bevreesd, dat hij on
verwacht toch weer honger zou hebben gekre
gen en de eieren zou houden.
„Neen, heusch, neem ze maar. Ik heb er wer
kelijk geen trek in. Breng me alleen maar wat
warms, een kop sterke koffie bijvoorbeeld."
Ze ijlde weg en hij boog zich weer over z'n
brief.
Waarom bent u toch zoo bezorgd over m'n
gezondheid, terwijl ik me uitstekend gevoel. Ik
maak steeds lange wandelingen en m'n eetlust
laat niets te wenschen over. Over eenige weken
kom ik misschien weer eens thuis, dan heb ik
waarschijnlijk een extraatje."
Beneden jankte een hond en weer hield pij
even op.
„U vroeg me naar de vrienden die ik ge
kregen heb? Heb ik u dan nog niet van Pim
verteld? Hjj is m'n beste vriend en we zijn
altijd, samen. Hij houdt zich bezig met verze
keringen tegen inbrekers en dieren. Hij logeert
hier ook en komt meestal 's avonds op m'n
kamer. Nu, moeder, wel te rusten. Veel harte
lijke groeten. Pim wacht al op me."
Toen hij even later uitging om den brief te
posten, liep hij langs de keuken van z'n hos
pita. Z'n vriend Pim sprong vol blijdschap naar
hem toe en ging met hem mee. Alleen had
Pim vier pooien in plaats van twee.
Toen de moeder van den jongen man den
volgenden dag den brief ontving, ging ze naar
een lade van een kast en nam er wat geld af,
om een paar dringende boodschappen te doen.
Ze had het eigenlijk uit haar mond gespaard,
voor haar jongen, maar nu hij het zóó goed
had, kon ze toch heusch wel haar zorgen en
armoede een beetje verlichten.
Tijdens een film-opname te Hollywood viel
een jonge man, die in een figurantenrol op
trad, plotseling van een installatie af in een
grooten bak water.
Hanny Albee, een acquisiteur, ontdekte tot zijn
schrik, dat het Prins Sigvard, dé ex-kroonprins
van Zweden was. Dadelijk sprong hy in het
water en haalde den koninkiyken drenkeling
eruit. Prins Sigvard, die op de figurantenrol
als „Mr. S. Bernadotte" was ingeschreven, was
in het geheel niet gewond en kwam er met een
nat pak en den schrik af.
Den volgenden dag ontving Harry Albee een
kistje sigaren met dank van „S. Bernadotte,
assistent-directeur".
4
„O, Leslie!" riep ze verlangend uit.
Want deze was de boezemvriendin.
„Zoo, Taffy-kindje!" (Taffy is de bynaam
voor een We'.sche)„Ben je nu al terug voor
onze braspartij? Goed zoo!" riep Leslie Long
met heldere nonchalante stem. De klank had
veel weg, dacht Gwenna nu, van net geluid
der toeschouwers op het vliegterrein, die deel
uitmaakten van de zich gemakkelijk bewe
gende, uitgaande wereld, waarvan zyzelf niets
wist. Maar Leslie, ja, die scheen er onder
vinding van te hebben; en toch was zij 't minst
gefortuneerde meisje in de geheele Club.
Slechts korten tijd was zij correspondente ge
weest en nog korteren tyd leerling-verpleegster
in het hospitaal. Tegenwoordig waren al haar
dagen in beslag genomen als juffrouw van
gezelschap bij een deftige dame in Highgate,
die er zeventien dwerg-keeshondjes op nahield,
's Avonds echter was zij vrij.
„Ik vrees, dat het feestje niet erg in je
smaak zal vallen," zei ze tot Gwenna, terwyi ze
de trap opgingen. „Ik weet niet precies, wie
er komen, maar de vrienden van mijn zwager
zijn geen heeren, zooals wij die ons voorstel
len. Daar hij een rijk makelaar is, voelt hy
zich verplicht, om aan kunst en muziek te doen.
Iemand met lange haren zal jou waarschyn-
Ujk naar tafel geleiden. Ik hoop maar, dat
je het ons niet kwalijk neemt, dat je ons uit
den nood moet redden."
„Het komt er niet op aan, wat het is zoo
lang als ik maar uitga en nog wel met jou,
Leslie!" antwoordde het jonge meisje opge
wekt. „Wil je me aanstonds even helpen, om
myn japon dicht te maken?"
„Natuurlijk! Ik kom me in jouw kamer even
aankleeden, daar is 't licht beter. Maak wat
voort!"
Gwenna's lange en smalle slaapkamer, aan
den voorkant gelegen, was spoedig van die
karakteristieke atmosfeer vervuld, die het
maken van een volledig toilet kenmerkt: warm,
welriekend schuim, heete krultangen, poeder,
parfum. De kamer zelf was gemeubileerd met
een groote toilettafel, een hooge kleerkast en
een tameiyk ruime commode. Maar dit alles
belette niet, dat Gwenna's bed werd volge-
stapeld met kledingstukken, met schoenen
met vergulde hakjes en andere sieraden van de
zich inviteerende gast.
Deze gast, met het haar tulbandsgewyze in
een handdoek gewikkeld, rees boven de toilet
tafel uit als een moderne illustratie van den
toovenaar in de Arabische nachten. Het kleine,
goedgevormde Welsche meisje, in een kimono
van rose katoenen crêpe, trachtte onder de
armen van haar vriendin door, een glimpje
van zich zelf in den spiegel te zien te krijgen.
„Op zy, Taffy," beval de vriendin kalm.
„Je staat me in den weg."
„Nu nog mooier!" reageerde Gwenna lachend.
„Zeg, het is toch zeker myn spiegel, Leslie!"
Zij was echter bereid, haar spiegel of wat ook
af te staan aan die vlot pratende, goedhar
tige, zich niet aan vormen storende Leslie
Long. Byna ieder bewoonster der Club ergerde
zich eenigszins aan Leslie. Gwenna integendeel
hield dol veel van haar.
En geen wonder, Leslie had vanaf den eersten
avond het zich in de Club vreemd gevoelende
meisje onder haar bescherming genomen en
als een bezorgd moedertje haar geïntrodu
ceerd, geld geleend en met raad bijgestaan.
Zelfs had Leslie haar de winkels gewezen,
waar ze het voordeeligst haar inkoopen kon
doen. zy had haar practisch in de kleeren ge
stoken, en het was voorzeker aan haar te
danken, dat Gwenna de frischheid en bloei
bezat van een meisje van het land, zonder de
gewooniyk bedervende manieren. Leslie deed
al haar daden vergezeld gaan van een obli
gate: „Ik ben 't eerst aan de beurt om mij
te kleeden. Ik heb langer tyd noodig, omdat
ik niet zoo mooi ben als jijmaar je kunt
gerust zün: langer dan een half uur heb ik
niet noodig, om me zelf toonbaar te maken
voor de tafel van myn zwager. Ik behoor tot
het meisjestype, dat er soms lief uit kan zien
dit werd me eens verteld door één van de
aardigste jongens, die coit van me gehouden
hebben. Zoodra ik met mijn coiffure klaar
ben, zal ik je het bewijs leveren. Intusschen,
Taffy, moet je me niet in den weg ïoopen en
daar op het bed gaan zitten als een lief cheru-
byntje op een wolkje. Gooi er dien boel maar
af; het komt er niet op aan, waar je er mee
biyft, al is 't op den vloer; intusschen zal ik
je uitleggen, waarom de romantiek dood is bij
ons, moderne meisjes, en wat er aan ons
hapert. Het is een feit, dat we onze vrouwe-
lykheid meer en meer verliezen; we raken
zoetjes aan de macht kwyt, om de mannen te
behagen."
Dit zeggend, nam ze een pot met witte
crème en wreef ze als een welriekend masker
op haar gelaatstrekken, zonder haar gebabbel
maar een oogenblik te onderbreken.
„Mannen, d.w.z. werkeiyke mannen, die dien
naam verdienen," ging ze voort op zalvenden
toon, terwyi ze tevens met de palmen óer han
den de crème verder op haar Pierrotachtig
gelaat trachtte uit te wrüven, „mannen haten
ai dit blanketsel en al deze massage. Een
meisje behoort zich daarmee ook werkeiyk niet
af te geven. Het poederen is eigeniyk niets
anders dan een grimeeren. Ze doorzien 't
direct. Dit werd mij vandaag nog verzekerd
door de oude dame, wier keesjes en pincher-
tjes ik in de open lucht wandelingen laat maken.
Ze weet me steeds de noodige waarschuwingen
te verstrekken en houdt me steeds voor oogen,
wanneer en hoe ik iets onbetameiyks doe."
Nu reikte 't slanke meisje naar den zilveren
schoenhoorn, die op Gwenna's kaptafel lag en
maakte er hetzelfde gebruik van als de Grielc-
sche jongeling van zün „strigil", door de zacht
geworden crème van haar gelaat en hals af
te krabben, zy ging weer verder met haar
gebabbel, terwijl Gwenna, met een haarborstel
in elke hand, haar korte krullen deed glanzen
en, lachend, luisterend, met onbegrensde be
wondering in haar groen-bruine oogen haar
vriendin zat aan te staren. Tot dusverre was
Leslie Long's gezelschap Gwenna 't liefste.
„Er gaat van ons, moderne meisjes, geen
bekooriykheid meer uit, geen geheimzinnige
aantrekkingskracht," legde Leslie verder uit,
„geen betoovering. Wat fatsoenbjke mannen in
een meisje graag zien, is ,,het van hen verschil
lend, ondoorgrondeiyk wezen." Ze moet zacht,
verfijnd, bescheiden zün, in eiken blik en elk
gebaar 'n dame en niet slechts een ordinaire
reproductie van hen zelf; (gooi die andere
handdoek eens even naar me toe) niet een
schepsel, dat zichzelf niet respeteert en hun
hallo toeroept, terwyi ze hen vanaf een omni
bus toewuift. O neen, het meisje, dat met
mannen lacht en joolt als hun geiyke, mag mis
schien een weinig populair by hen schynen,
maar" en nu kreeg haar stem 'n byzonderen
nadruk „dat is niet het soort meisje, dat ze
trouwen. Ze is alleen maar goed voor eenige
afleiding, een aardig ding, een vriendinnetje,
en wordt op één lijn gesteld en behandeld als
een andere jonge man. (Let er maar eens op.)
Op welk soort meisjes worden ze echter ver
liefd? Dat zyn de schuchtere, aanhankeiyke,
vrouweiyke schepseltjes, die in alle opzichten
zacht en geheel vrouw zyn, Taffy. Zóó een blijft
nooit of zeker niet lang zonder man!'
„Maar," wierp Gwenna twyfelend tegen, „zy,
ik bedoel die oude dame, was toch nooit ge
trouwd?"
„Neen, nooit van haar leven. Ze laat me
echter steeds hooren, dat ze ook nooit neeft
lief gehad en haar liefde verloor! Of dit nu
beteekent, dat hy in den slag van Waterloo
is gevallen of alleen maar, dat hy haar in den
steek liet, kan ik niet uitmaken.... Arme
sukkel, zy voelt zich zoo eenzaam, ondanks
die keeshondenfamilie," zei de juffrouw "an
gezelschap, een oogenblik ernstig; ,,ik geloof
zelfs, dat ze dankbaar is, dat ze my heeft, om
met my te kunnen praten en te lamenteeren
over het afschuwelyke moderne meisje.... over
ons gemis aanwel, over alles en nog wat!
En dan die kleederdracht! Toen zy nog een
meisje was, zou ze zich doodgeschaamd hebben,
om zich te vertoonen in onze tegenwoordige
kleederdracht.
Nu boog zich Leslie achterover naar de groote
poederkwast, die ze op het voeteneind van het
bed gesmeten had en richtte zich wederom op
met zulke gracieuze bewegingen, dat len acro
baat er jaloersch op had kunnen zyn.
„Geen middel meer! Nu. als er iets is, dat
een man in een meisje bewondert, dan is het
haar middeltje, gevat in 'n net corsetje. M'n
oude dame ging eens naar 'n bal masqué in
een zwart met geel fluweel corsage als n wesp
en iedereen bewonderde haar. Nooit wilde ze
haar middel ruimer maken dan 46 c.M., tetdat
ze dertig was. Maar nu mogen de meisjes
rondloopen in die schreeuwende, modern uit
ziende sportblouses of hoe ze die ook noemen,
juist als by de heerenkleeding, met het gevolg,
dat de jonge mannen niet meer trouwen willen.
Geen wonder!"
(Wordt vervolgd)