Met twee kameraadjes op avomtureereis u Mdvek&aal van den da$ Ik-verdubbeling te Boedapest 160.000 K.M. op een motor JxXihUS - DONDERDAG 9 MEI 1935 Persoonlijke bewust heidsinhoud van een 16-jarig meisje maakt plaats voor een geheel an dere, tweede per soonlijkheid Een zielkundig raadsel POLITIE-STOPTEEKENS Een democratisch koningschap 160.000 huisgezinnen naar Mandsjoekwo Gebleekte menschenbeenderen in het woestijnzand; gloeiende oogen van wolven overal rondom Avontuurlijke reis van twee Hongaren DYNAMIET-OPSLAGPLAATS IN DE LUCHT GEVLOGEN Ontstellende onkunde Aardkrabbels CREDIET AAN RUSLAND De verlichting van den Sint Pieter STSLTti T f De krijgslist j De koning van Tab»' Ter bevordering van luchtvaart Radio in een dasspe AT I C1 A D/^V\TKT Ü'C op dit blad Zün ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen U bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 'TCCrt bW een ongeval met |7 O Cffc bü verlies van een /VLLiCi v/il II Li O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen JT f uU»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen F f doodelijken afloop een voet of een AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR BERTHA RUCK (Bijzondere correspondentie) Sedert enkele dagen hebben de psychologen, geneesheeren en psychiaters te Boedapest te maken met een allermerkwaardigst ge val van ik-verdubbeling, waarbij de persoon lijke bewustheidsinhoud van een bepaald indi vidu, een zestienjarig meisje, geheel verdwenen schynt om plaats te maken voor een geheel andere, tweede persoonlijkheid. Het betreft de zestienjarige dochter van den scheikundigen ingenieur G. Parczady. Dit meisje, Irisz Farczady, werd in Augustus 1934 gevaarlijk ziek en geraakte in een verdoovings- toestand, aan bewusteloosheid nabij. In tegenwoordigheid van haar moe der plotseling en met een schrik ont wakend, begon zij Spaansch te spreken, haar taal begeleidend met zeer leven dige gesticulatie. Zij geeft zich uit voor de veertig jarige echtgenoote van een Spaanschen lederarbeider; haar naam, beweert zij, is Lucia Altarez de Silvio. Zij werd ge boren te Madrid op 2 Mei 1894, en haar adres was Calleoscura, no. 7, Madrid. Ze stierf in Augustus 193i< na de ge boorte van haar veertiende kind. Irisz Farczady, die een vlug leerlinge was, beheerschte het Fransch en Duitsch, maar ken de geen Spaansch; thans spreekt zü uitsluitend Spaansch. Een verslaggever van het Hongaarsche dag blad Az Est heeft dit merkwaardige meisje be zocht in haar woning in de Lepke Ucca te Boedapest en haar eenige vragen gesteld. Hij deelt in zijn blad mede, dat hij de volgende antwoorden ontving: .Ik ben uit Madrid. Mijn naam is Lucia Altarez de Silvio. In Augustus ben ik ziek ge worden. Pedro, mijn man, Was toen niet thuis. Ik was zestien jaar, toen ik met hem trouwde. Veertien kinderen hebben wij gehad. Het jong ste kind was zwaar ziek, toen het op de wereld kwam. Het leed aan beentuberculose. Ik ben gestorven in Augustus. Ik vond het vreeselijk, dat ik het zieke kindje moest achterlaten. Toen ik stierf was ik veertig jaar. Ik trouwde niet graag met Pedro, maar mijn ouders dwongen mij. Later zijn wij aan. elkaar gewend geraakt." De Spaansche legatie te Boedapest heeft, op verzoek der geneesheeren, inlichtingen ingewon nen te Madrid. Inderdaad bleek aan het op gegeven adres, Calleoscura 7 in de Spaansche hoofdstad een lederarbeider Pedro Sylvio te hebben gewoond, vader van 14 kinderen, we duwnaar geworden in Augustus 1934. Het Spaansch, dat Irisz Farczady spreekt, is het dialect, dat alleen te Madrid door de arbei ders wordt gesproken. Ook de liederen, welke sü zingt, zijn uitsluitend eigen aan dit milieu. Men begrijpt, dat dit allermerkwaardigste verschijnsel in wetenschappelijke kringen groote belangstelling geniet. Ook de politie houdt zich met het vraagstuk bezig, en verzamelt alle ge gevens omtrent deze duistere zaak, waarbij misdaad weliswaar uitgesloten schijnt, maar toch als mogelijkheid dient te worden erkend. Een verklaring is tot heden niet gegeven. Wel werd er op gewezen, dat de moeder van het meisje een zeer geëxalteerde vrouw is, die me- diumnale neigingen vertoonde. Hier dient ech ter bij vermeld, dat de moeder geen lettergreep Spaansch kent en dat zij door de onverklaar bare gedrags-verandering van haar kind vol komen verrast werd. 1 T f Voor verkeer, dat den agent van achteren nadert. Voorverkeer, dat den agent van voren en achteren nadert. Voor verkeer, dat den agent van voren nadert. Koning George's regeering is één aaneen schakeling geweest van crises en één lan ge manmoedige, en steeds opnieuw met succes bekroonden strijd daartegen. In die vijf-en-twintig jaren is het prestige der kroon versterkt. Zoolang zij krachtig is, zal Engeland zijn evenwicht in een onstuimige wereld kunnen handhaven. Niet al leen omdat de koning op beslissende oogenblik- ken zooals in Augustus 1931 persoonlijk ingrijpt, en een nationale oplossing aan de hand doet als de partij-politiek vastgeloopen is, maar ook omdat een bemind koning liefde op wekt voor de beginselen waarvan zijn koning schap het hoogste symbool is: de beginselen van constitution eele vrijheid. Terecht heeft een der grootste bladen opgemerkt, dat heden de koning niet kon worden toegejuicht, zonder dat tevens hulde gebracht werd aan die beginselen. Wij mogen verder gaan en zeggen, dat zoo he den het enthousiasme nog zooveel hcoger op gelaaid is dan bij de jubilea van de groote ko ningin Victoria, de oorzaak hiervan niet alleen gelegen is in de bemindheid van den koning. Want geen souverein is ooit dieper door het Engelsche volk vereerd dan de koningin die bijna 65 jaren lang geregeerd heeft. Het ver bijsterende enthousiasme van heden gold niet alleen den persoon, maar ook het beginsel van den koning. Het gold het vaderland, waarvan de koning het hoofd is. Die geestdrift werd aangewakkerd door het bewustzijn, dat onder George V Engeland niet alleen de grootste moeilijkheden en gevaren glansrijk te boven ge komen is, maar dat het ook nog tal van moei lijkheden en gevaren vóór zich heeft, en vast besloten is ook deze te overwinnen. Er kan bijna niet aan getwijfeld worden, of zonder zekere internationale gebeurtenissen der laatste maanden het enthousiasme, ofschoon groot, wel zóó verbijsterend, zóó overdon derend geweest zou zijn als heden. „De openbare meening in Engeland," schreef gisteren de „Observer", „is ontwaakt." Het is dat „ontwaken", dat heden de stem ming zooal niet gekenmerkt, dan toch ontegen zeglijk beïnvloed heeft. Daar was in dat mach tige gejuich iets meer dan uitsluitend vreugde over het aanschouwen van een beminden jubi leerenden koning. Daar was het bewustzijn dat datgene, waarvoor het Engelsche koningschap staat: de oude tradities der democratie, de mceite ten volle waard is; dat het in een door geweldige troebelen geteisterde wereld zijn su perieure waarde bewezen heeft en dat die de mocratie welke elders, en misschien niet ge heel zonder de schuld van Engelands eigen mi nisters, vereenzelvigd geworden is met slapheid en toegevendheid trotsch, sterk en doelbe wust moet zijn, en z&l zijn. „De openbare meening in Engeland is ont waakt," citeeren wij nogmaals. Zij heeft er heden den koning de ondubbel- zinnigste blijken van gegeven. Volgens een bericht in de Manchuria Daily News" is de Japansche Minister van Koloniën voornemens om 160.000 huisgezinnen uit Korea als vrijwillige landverhuizers naar Mandsjoekwo te zenden. Om deze kolonisatieplannen te finan cieren is een maatschappij met een kapitaal van 30 millioen yen gesticht. In de eerst volgende zitting van het Japansche parlement zal dit plan ter goedkeuring aan de afgevaar digden worden voorgelegd. Wanneer deze kolonisatieplannen worden doorgevoerd en 800.000 Japanners naar Mandsjoekwo zullen verhuizen, is ook voor de missie een groote taak weggelegd, daar de zielzorg voor deze kolonisten geregeld dient te worden. Twee jonge Hongaarsche studenten, Zaltan de Sulkowsky en Julius Bartha, die op een motor met zijspan een wereldreis maken, zijn te Londen aangekomen, na reeds 160,000 kilo meter te hebben afgelegd, waar zij zeven jaar over gedaan hebben. Ofschoon zij er met hun door de zon gebruin de gezichten gezond en opgeruimd uitzagen, hebben de beide globetrotters gevaarlijke avon turen beleefd. De woestijnen van Tripolis, Lybië en Sinai zijn zij als eersten per motorrijwiel doorgetrok ken, zij volgden de karavaanroute en wanneer zij soms in hel zand gebleekte beenderen van menschen zagen liggen, wisten zij welk lot hen wachtte wanneer hun motor op een dergelijke verlaten plaats eens defect raken mocht. De beide jongelieden hebben eens een vreese- lijken nacht doorgebracht, toen na het vertrek van Gwalier in Britsch-Indië de motor midden in het oerwoud weigerde. Spoedig konden zij overal rondom de gloeien de oogen van wolven ontwaren, die steeds dichterbij kwamen. Slechts door zoo spoedig mogelijk een vuur aan te leggen, konden de wolven tenminste op eenigen afstand gehouden worden. De beide wereldreizigers hebben een alles behalve aangename herinnering aan dit avon tuur bewaard, en naar zij verklaarden was hier bij het avontuur, dat zij beleefden, toen zij door Chineesche bandieten werden overvallen, een pretje. Tegen de bandieten, die ongeveer vijftig in getal waren, zou een gevecht nutteloos geweest zijn. Zij verlangden geld, doch toen de jonge lieden hun duidelijk hadden gemaakt, dat zij alleen maar reis-chèques hadden, stelden zil zich tevreden met de geweren en alle munitie Oorlogszuchtige stammen maakten nabij Da mascus jacht op het motorrijwiel en beschoten de inzittenden. In Peru reisden zij dagenlang zonder een menschelijk wezen te ontmoeten. Meermalen sliepen zij om beurten in hun tent, terwijl de andere de wacht hield. Tot de avonturen, die zij hebben meegemaakt, behoort ook een boschbrand, die hun bijna noodlottig was geworden. Sulkowsky en Bartha hebben veel vreemde gerechten gegeten. Zoo hebben zü in Arabië da genlang geleefd op boonen en groente vermengd met een eigenaardig soort bier. Vooral in China weet men, naar zij verklaar den, nooit wat men eet. De jongelui blijven zoolang de jubileumfees ten duren in Engeland en zullen dan naar het continent doorreizen. Te Nueva Puebla (bij Zamora) is een opslag plaats van dynamiet in de lucht gevlogen. Het dynamiet was bestemd voor werkzaamheden aan een tunnel onder den spoorweg ZamoraOr- senseCoruna. Drie arbeiders werden op slag gedood, drie anderen zijn levensgevaarlijk ge wond. In de Londensche Queen's Hall werd deze week een groote bijeenkomst gehouden, waar aan onder anderen de Hertogin van York deel nam, en waar het woord gevoerd werd door Dr. Hewlett Johnson, den Dean (proost) van Can terbury. In zijn rede herhaalde hij iets, dat hem eeni ge dagen geleden verteld was door de hoofd onderwijzeres eener lagere school. Zij gaf les in de hoogste klasse en trachtte den ongeveer twaalfjarigen meisjes de beteeke- nis der Goede Week duidelijk te maken. In eenvoudige bewoordingen vertelde zij dus de geschiedenis der Passie. Zij wilde deze over een paar dagen verdeelen, opdat de kinderen de stof beter zouden kunnen verwerken. Den eersten dag brak zij het verhaal dus af bij het verschijnen van Christus voor Pilatus. De kinderen waren diep onder den indruk. Zij hadden met gespannen aandacht geluisterd. Toen de onderwijzeres zeide, dat zü den vol genden dag het verhaal zou voortzetten, brak een algemeen protest los. „O neen, ga voort!" werd er geroepen. „Ja, juffrouw, schei nog niet uit. We willen zoo graag weten wat er verder gebeurde!" rie pen anderen. „Werd Hü vrijgesproken?" vroeg er een. En deze vraag werd door alle meisjes her haald. Niet één was er, die blijk gaf zich over de vraag of over de ontstellende onwetend heid, waarvan zij getuigde te verwonderen Integendeel: allen, zonder één uitzondering, waren verlangend te weten „hoe het afliep". De hoofdonderwijzeres legde van haar erva ring verslag af bij den Dean, en het bleek bij nader onderzoek, dat geen der kinderen ooit gehoord had van het Onze Vader of var. de Tien Geboden. Zij behoorden tot bekende families en wat men als den „beteren stand" pleegt aan te dui den. Dat in dit geval de schuld voor hun onwe tendheid niet de kinderen, maar hun ouders treft, spreekt vanzelf. Het moet betreurd wor den, zeide de Dean, dat in sommige van de „deftiger voorsteden" een onvervalscht paga nisme opgroeit. Iedere weldenkende zal dit met den Dean eens zijn. Maar niets groeit op, indien niet eerst gezaaid is. Wie de geschiedenis van het Angli- kanisme sinds den aanvang dezer eeuw gevolgd heeft, zal licht tot de conclusie komen, dat de wankelmoedigheid zijner leiders, hun voortdu rende concessies met de tegenstanders der god delijke wetten, en hun vrees om iets te doen, dat niet in den smaak zou vallen van de mo dernisten, het zaad geweest is, waaruit het on kruid van het paganisme opgroeit. Wat is het tegendeel van een wolkenkrab ber? De „aardkrabber". Een Japansche archi tect heeft een reeks bouwplannen ontworpen van huizen, die tien en meer verdiepingen in de aarde ingebouwd zullen worden. Men reker.t er op dat deze bouwwijze de huizen zal bevei ligen tegen aardbeving en Japansche geologen ondersteunen de projecten van den architect. Het eerste dergelijke gebouw zal 40 verdiepin gen in de aarde naar beneden worden gebouwd, bevat de modernste ventilatie-installaties en wordt door spiegelreflectors, die het zonnelicht opvangen, verlicht. Men rekent op een diepte van 300 meter en schat de kosten op twee mil lioen dollar. Tüdens de onderhandelingen tusschen verte genwoordigers van Rusland en een consortium van Tsjechische banken en industrieelen aan gaande het verleenen van een crediet van 250 millioen Kr. aan Rusland, is een principieele overeenkomst bereikt. ritu Ha fc-E. E pim Zóó was het gebeurd. Op 'n morgen vroeg was de auto gekomen om de koffers en kisten vast naar de boot te brengen. Den heelen dag waren de verhuizers aan het werk om alles in te pakken en in den wagen te ber gen. Ook Pietje hielp dapper mee. Dat was een kolfje naar z'n hand! Toen de mannen tegen den avond weg gingen hoopte Pietje dat ze hem zouden vragen om een eindje mee te rijden. Maar nee hoor, ze vroegen niets. Maar als je het niet krügt, moet je het nemen, dacht Pietje ondeugend. Die klep achter aan dien auto was toch om od te zitten? Met een sprongetje zat hü boven op de klep en zocht een mooi zitplaatsje uit op een der koffers. Als hü nu bleef zitten en meereed tot buiten het dorp, dan zou hü, wanneer de auto langzamer ging of ergens moest stoppen, er uit komen. Dat had hü andere jongens ook zoo dikwüls zien doen. Er werd op de deur geklopt. „Daar is my'nheer Bargon, juffrouw," zei de dienstbode. Tegelük kwam de jongeman, die aangediend was, de kamer bin nen. „Zoo, Julian, ben je daar?" riep Paula vroo- lijk. „Daar ben ik." „Binnen een half uur is de thee klaar; zal je er voor zorgen, Mary?" zei Paula tot de dienstbode „Ja, juffrouw." Een oogenblik later waren Julian en Paula alleen. „En vertel me eens, wat voor nieuws?" vroeg het jonge meisje. „Ja, en goed nieuws ook. Die betrekking heb ik gekregen." „O, heerlijk! Ben je heelemaal klaar?" Hij lachte en zag haar lachend aan. „Ja, alles is in orde. Het contract is getee- kend!" juichte Julian Hij ging in een lagen, gemakkelüken leunstoel zitten tegenover Pau la. „Ik begin met 300 pond per jaar met pro visie. Als het een beetje meeloopt denk ik het gauw tot 400 te brengen." „Vier honderd! Nu, dat is werkelük een goed begin. Ik ben er blü om". „Dank je, Paula, ik wist wel dat je het zou zijn. Er is echter een kleine schaduwzüde aan die betrekking verbonden, zooals trouwens aan alles." „En die is?" „In de eerste twee jaar misschien, moet ik voortdurend in 't Noorden werken." „Is 't daar dan slechter dan in 't Zuiden. Julian?" „Dat niet, maar 't is ver weg," antwoordde hij, haar veelbeteekenend aanziende. „We zul len elkander niet dikwijls kunnen spreken." „Nu, als je me vraagtzoo begon ze. „Dat was ik juist van plan om te doen, Pau la; wil je m'n vrouw worden?" „Dat bedoelde ik niet." „Dat weet ik wel. Maar wil je, Paula? Waar om niet?" „M'n beste jongen, 't is te dwaas om er over te spreken. We zijn nog niet eens verloofd." „Officieel wel niet, dat geef ik toe. Maar we zijn het toch altijd samen eens geweest, is 't niet? We hebben elkaar al jaren gekend en je houdt toch zeker wel wat van me?" Natuurlek. Maar toch niet genoeg om zoo maar dadelijk: ja te zeggen. In elk geval zou ik nu nog niet met je willen trouwen. Wat ik daar zooeven had willen zeggen is, dat het mis schien wel goed uitkomt, dat je wat ver weg gaat. We kunnen dan eens ondervinden of we elkaar echt missen of niet, en wanneer, laten we zeggen na een jaar...." „O Paula!" riep hü smeekend. „Wees nu eens verstandig, Julian. „Natuur- Iijk," ging ze voort, na een oogenblik te heb ben nagedacht, „ik begrijp wel, beste jongen, dat je je daar in 't Noorden vreeselijk een zaam zult gevoelen." „Dat zei de oude heer Strathmore ook, toen ik gisteren bij hem lunchte. Mijnheer Strath more is m'n toekomstige patroon, moet je we ten. Hij gaat binnenkort ook naar 't Noorden: hij heeft al een huis dicht bü z'n fabriek ge kocht. En vind je dat niet aardig van hem? Hü zei dat ik daar in den eersten tüd niet op m'n eentje moest wonen, dat was niets gedaan voor een jongmensch Hü noodigde me uit om de eerste twee, drie maanden m'n intrek bij hem in huis te nemen. Zij vond ook dat ik dat doen moest en was er zeer mee ingenomen." „Zij?" herhaalde Paula, „mijnheer Stratho- nore's echtgenoote?" „O neen, hij is weduwnaar. Het was juffrouw Strathmore, z'n dochter, die dat zei. En vind je dat niet aardig?" ging Juliaan in één adem voort. „Het bleek dat juffrouw Strathmore, ze heet Nina, een hartstochtelijk tennisspeelster is. Toen ik zoo terloops te kennen gaf dat ik ook tenniste, vond ze dat heel prettig, omdat we dan veel op de baan bü 't nieuwe huis zou den kunnen spelen." „Hoe leuk," zei Paula, nauwelüks hoorbaar. „Ja, dat zal een aangename afleiding zijn. Ik denk dat ik dan een uitstekend tennisspe ler zal worden „Hoe ziet ze er uit?" vroeg Paula plotseling. „Wie? Wat? O, je bedoelt Nina, ik wil zeg gen juffrouw Strathmore? Laat ik eens kijken. Donker, lang en slank met iets eigenaardigs over zich." „Waarin bestaat die eigenaardigheid? Je be doelt zeker dat ze iets liefs over zich heeft." „Ja," zei Julian, als uit een droom ontwa kend, „iets liefs, dat zal het zün. Zeker, ze is een lief meisje. En ze is heel natuurlijk in haar Bü gelegenheid van de heiligverklaring van de Engelsche Martelaren Kardinaal Tohn Fisher en Thomas Morus zal de majestueuze koepel van den Sint Pieter weer verlicht worden. De Sampietrini hebben de noodige voorbereidingen daartoe reeds getroffen. De laatste maal, dat de Sint Pieter verlicht werd, was bü gelegenheid van de heiligverklaring van Don Bosco in April van het vorige jaar. Men verwacht, dat er voor deze gelegenheid ongeveer 20.000 Engelsche katholieken naar Rome zullen komen. mi!» manier van doen, hoor. Geen zweem van stellerü." „Waarom ook?" vroeg Paula, blijkbaar stemd. „Och, je begrüpt, ze is de dochter van patroon en meisjes in die- omstandigheden d nog wel eens gewichtig en aanstellerig- zooals ik zei, geen zweem er van in dit Se Nina, ik wil zeggen juffrouw Strathmore, W me een echt natuurkind toe." g Julian wilde voortgaan met spreken, scheen zich te bedenken en keek Paula oogenblik strak aan. „Julian," zoo begon het jonge meisje, ,4» er eens over nagedacht." „Waarover?" „„„.i»»1"""; „Over wat je me daar zooeven I ren kennen. Ik I geloof toch dat ik al dien tüd veel van je gehouden heb, en het zou w mooi van me zün, als „Lieveling!" riep Julian. In een ooff"e stond hij voor haar. „Ik heb ingezien dat het niet aardig van t zou wezen als ik je voor zoo langen tij" vertrekken, zonder.)5 Met een kreet van vreugde viel hü ^aar de rede. „Bedoel je dan Paulam- „Meen je dan in ernst dat ik je niet sen zou?" vroeg ze „Luister eens, lieve Paula," zei hü weerautf „Wat dunkt je, nu ik toch kans heb o» 8 vierhonderd pond per jaar te verdienen. den we ons dan maar niet gaan verloven - Eensklaps begon hij te lachen. Hü troK<«et! zegelring van z'n vierden vinger en stak aan haar derden. „Nu zijn we verloofd!" juichte hü- je maar dragen tot morgen, dan heb i» anderen ring voor je gekocht." Het kleine eilandje Tabar in den °r?c0ti Oceaan is een koninkrük op zichzelf Als t van dit eilandje staat de 64-jarige Zweet matroos Karl Petersen, die vijftien jaat den tengevolge van een schipbreuk op de van Tabar werd geslingerd. De boot, waar°P^. als matroos werkte, zonk in de diepte. woners van Tabar waren tegenover den j, zeer gastvrü en de gast beviel hun zoo dat zü besloten hem tot koning over hun e1 uit te roepen. Een jaar, nadat Petersen op uj| bar arriveerde, trad hü in het huwelük dit huwelijk werden acht kinderen Q Karl Petersen wordt door de TabarbeW genoemd Karl I van Tabar en geniet een stelük leventje. Aanvankelijk dacht men dat de Zwee matroos Karl Petersen, evenals de rest va bemanning, welke bij de schipbreuk in 1® het leven kwam, eveneens den dood in ji' ven had gevonden, doch later, toen een s navische expeditie het eiland Tabar aa?a3jd' vond men Petersen terug. Petersen veI t[et niet meer naar Zweden terug te willen 1:6 zoolang de eilandbewoners hem als koning (5t< len erkennen. Toch hoopt hü echter zün t[ levensjaren in zijn geboorteland Zwede mogen doorbrengen. Het Japansche ministerie van verkeers bestudeert op het oogenblik een plan, da oogt voor de ontwikkeling van de burger' vaart een bedrag van 210 millioen schikbaar te stellen. Het plan zal in den ministerraad words'^, sproken en dan waarschünlük worden d jj zonden naar het „initiatiefcomité" v°° luchtvaart. Het plan omvat de instelling en uittu' van geregelde luchtlünen, zoowel in JaPa met het buitenland, den aanleg van r' vliegvelden, de opleiding van piloten caniciens, de bevordering van den bouw en de centralisatie van onderzoe" bureaux voor de luchtvaart. Een geheel dasspeld is een radio-ontvangapparaat uitvinding van een Amer Deze man, een New-Yorksch ingenieur, y? zich een radio-apparaat gebouwd in een speld, welke niet zooveel grooter is dalVjJF normale speld. Het kastje is van glas digd. Doet men het dekseltje van dit ,)etj open, dan hoort men, wanneer het toest wordt ingeschakeld, als van zeer verre. dende muziek. Het radiotoestel van den te' nieur is tot nog toe het kleinste t°csj® wereld. Maar wellicht zal men in Amerik nenkort zün record breken door een - ontvangapparaat in een oorring te plaat" 1*0 ïi. Het was in een zeer trieste stemming, dat Gwenna Williams, de typiste, nu gekleed in blauw serge rok, lichte blouse en het kleine hoedje der kantoormeisjes, dien morgen haar club verliet Ze wandelde langs de door de morgenzon verlichte straten naar de halte der autobussen en besteeg de groote, scharlaken- roode bus 24, die haar naar Charing Cross en het tooneel van haar arbeid zou voeren. Het kantoor waar zij werkzaam was. bestond uit een reusachtig gebouw aan de Zuidzüde van het Embarkement naby de Westminster brug. Op den oever van de langzaam voortstuwende rivier de Theems, met haar aken en booten, torenden ryen van granieten blokken omhoog. In tegenstelling hiermede zag men aan weerszüden de half afgebroken vuile krotten van huizen, waar de flarden van behangselpapier en de roestige, vloerlooze haardopeningen toonden, waar de eene kamer aan de andere grensde. Het steigerwerk omgaf den nieuwen aanbouw als een reusachtig spinneweb. Toen Gwenna deze gebouwen passeerde, hief zü haar blikken omhoog naar dat latwerk. ,Het lükt bijna even hoog in de lucht, als men met een vliegmachinee kan stügen." dacht ze. „O, hoe heerhjk, om daar boven te zünt Van die hoogte af alles hier beneden te zien, met de blauwe lucht zoowel aan je voeten als boven je hoofd!" Zij stak het groote werkterrein over, waar het geraas klonk van kloppen, schaven en hameren en van de zware stappen en stemmen der werklieden. Twee hunner, de jonge elec- tricien Grant en de Yorkshire opzichter, die echt vaderlük omging met zün ploeg arbeiders, knikten een vriendelüken morgengroet naar de passeerende jongste typiste. Ze wandelde met vluggen tred langs de stapels nieuwe planken, de beweegbare kranen en andere werktuigen. (Er zün zoovele machines hier. Mijnhee- Dampier zou hier in zün ele ment zijn, want hü zei, er zooveel belangstel ling voor te hebben.) Een groot blok graniet hing in de. lucht te zwaaien aan den ketting van een hefkraan, toen Gwenna het heete zonlicht en het geroezemoes achter zich liet en binnen ging in de vierkante, van gegolfd ijzer opgetrokken keet, waar zich hun kantoor be vond. Om het te bereiken, moest zü de kan toren der architectenklerken passeeren met de lange lessenaars, met van koperen handvatten voorziene schuifladen, vol met plannen en tee- keningen. Al deze byzonderheden schenen zoo geheimzinnig, zoo tergend onbegrüpelük toe aan Gwenna's vrouwelüke opvattingen dat ze er een beetje tureluursch van werd Ze was slechts een heel klein onderdeeltje van het kolossale geheel. Deze plaats gaf haar ren bewustzün van o zoo klein en onbelangrijk te zün. Zü ging door naar de goed verlichte en luchtige kamer, die naar nieuw hout en cal- keerpapier rook en tegen het kantoor der architectenklerken was aangebouwd als een ver lenging; zü deelde haar vertrek met haar twee collega's. In het midden was een groote, vierkante tafel met telefoon, telefoonboek, verscheidene referentieboeken en een laag, gevlochten brievenmandje. Verder de drie schrijfmachine tafeltjes voor de vrouwelüke klerken. Die van Gwenna en Ottilia Baker stonden naast elkaar. Het Duitsche meisje zat vlak by het raam, dat uitzicht gaf op de rivier met de Lambethbrug en de Parlementsgebouwen, die grauw en statig oprezen tegen de vroolyk blauwe Junilucht, met een vergezicht op de Westminster Abdü. Op den rand van het raam, juist boven haar, had Ottilia met punaises twee afbeeldingen vastgehecht. Het eene was een vrü grof gekleurde prentbriefkaart van een dorp met roode daken, vlak bü een dennen bosch; het andere het portret van een jonge man met knevel die glimlachte onder den van een punt voorzienen Duitschen helm; daaronder de handteekening „Karei Baker". Dit stelde het Duitsche meisje, de jonge vreemdelinge, in staat om haar onschuldige blauwe oogen te doen rasten op souvenirs van haar vadeiland en familie, telkens als zü het blonde hoofd ophief, dat gewoonlük over haar werk gebogen was. Beide meisjes keken op, toen Gwenna. die dien morgen de laatste was, binnentrad. Zü twistten schertsend, omdat zij geen bonbons van het diner had meegebracht, en vroegen haar verder, of zü zich op de partü geamu seerd had. Het zou zeer natuurlük zün geweest, als het jonge Welsche meisje opgewonden had uitge pakt in een schuimenden woordenvloed: „Wel meisjes, ik geef het je te raden, naast wien ik gezeten heb! Een werkelyken vliegenier, in levenden lüve! En dit is nog niet alles! Het was juist die, wiens foto ik Zaterdag gekocht heb! Je weet wel, hü, dien jullie myn jongen man noemden mijnheer Dampier Paul Dampier. En wacht eens, er is nog meer! Verbeeld je hü praatte met mü ellenlang over zün nieuwe vliegmachine! En nu komt het toppunt: hü heeft mij geïnviteerd voor een vliegtocht met hem!" Ja, zulk een ontboezeming zou zeer natuurlijk geweest zijn, maar alles, wat Gwenna wenselijk zei, ofschoon zü er zelf geen verklaring van kon geven, was: „Wat voor een partü het was?" En dan op kleurloozen, onverschilligen toon: „O, het was heel geschikt, dank je." Het was een saaie dag op het kantoor. Allerlei brieven, droog als stof, specificaties, aannemersbegrootingen, enz., enz., moesten getypt worden. Vervelende oproepen aan de telefoon, om met het andere kantoor verbonden te worden.... Nooit had ze zoo gewalgd van het eentonig getik op haar schrijfmachine en het telefoon- gedoe. „Ik zal eens informeeren. Wilt u even wachten." Nooit was ze zoo geprikkeld ge weest door het onophoudelük in- en uitgaan van het personeel, zelfs münheer Grant inbegrepen. Deze scheen wel opzettelük boodschapjes te verzinnen, om een praatje met Mabel te kun nen maken, maar hü bleef nooit langer dan een minuut en verliet haar dan steeds met dezelfde woorden: „Nu, ik moet gaan: plicht vóór alles." „Mannen schenen wezenlijk van plicht te houden," dacht Gwenna. „althans de mannen hier." Zij allen, van münheer Hen derson van het hoofdkantoor tot dfc bruine mannen in de werkplaats met hun opge stroopte hemdsmouwen over getatoueerde armen, allen schenen hart voor hun werk te hebben en het opgewekt te verrichten. Ook schenen ze elkanders gezelschap aangenaam te vinden. Hoe is dat nu toch mogelijk, dacht' Gwenna, terwijl ze er zich niet weinig over verwonderde. Dien dag was ze slecht gemutst en ze maakte zich nijdig over den ze ventien jarigen kantoorjongen, die met overbodig geraas het kantoor kwam binnenstormen, en de planken deed dreunen van zün moedwillg stampen op den vloer. Hij wreef zich de handen met een voorkomen van waardigheid en begon met een bastoon, die oversloeg in kopstem: „Die specificaties, juffrouw, en gauw een beetje, anders zult u er van hooren." „Lieve hemel, wat een afschuwelüke manier van spreken hebben die Londensche jongens toch," gaf het Welsche meisje hem van leer. „en wat een ellendig accent." De bestrafte Albert uitte zün gevoelens slechts in kuchend lachen en nam net pakje papieren aan. Toen de kantoorjongen het ver trek verliet, wendde hü het hoofd om en keek over zün schouder naar de mooie typiste, die op den rand van de tafel was gaan zitten om haar vulpenhouder te vullen en plagend riep hü haar toe: „Hallo juffrouw! Weet dat op tafel gaan zitten beteekent. dat gezoend worden? Kom er gauw af ne ^ji werkelijk niet fatsoenlijk en u kan wel een zoen van die tafel afkomen!" t „Er uit!" beet Mabel toe, sterk blozen L wül de jongen zich huppelend verwijd6^# Gwenna gaf een zucht van verontwa»^ en verlangde naar lunchtüd, om het k&n kunnen verlaten. ej 4 Om één uur, toen de electrische s 'a\ tüd aankondigde voor het middagI1llapt^(i arbeiders, wilden de andere twee a p) meisjes het kantoor niet verlaten, ^.^ilt'^ om een luchtje te scheppen. Zü hadden 1 A cake meegebracht. Zü maakten een Paar g®' Pen blokjesbouillon met behulp van eenSti^ heet water, dat ze van den geditL, vaderlijken opzichter geleend haan p#p, lunchten ter plaatse, waar ze den 8 cK morgen gezeten hadden. Mabel, aan haa knabbelend, was geheel verdiept in ee t', dat dé jonge electricien haar geleen Ottilia echter telde den opzet van een ff patroon voor kantwerk. Het geleek wel model van het ü'zeren rasterwerk, da 11> boven de steigers uit. donker tegen de teekende; dat was het kantwerk der n3 (Wordt ver*1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 10