Met twee kameraadjes op avomtureereis
u
Mdvek&aal van den da$
Ik-verdubbeling te
Boedapest
160.000 K.M. op
een motor
JxXihUS -
DONDERDAG 9 MEI 1935
Persoonlijke bewust heidsinhoud
van een 16-jarig meisje maakt
plaats voor een geheel an
dere, tweede per
soonlijkheid
Een zielkundig raadsel
POLITIE-STOPTEEKENS
Een democratisch
koningschap
160.000 huisgezinnen
naar Mandsjoekwo
Gebleekte menschenbeenderen in
het woestijnzand; gloeiende
oogen van wolven overal
rondom
Avontuurlijke reis van
twee Hongaren
DYNAMIET-OPSLAGPLAATS
IN DE LUCHT GEVLOGEN
Ontstellende onkunde
Aardkrabbels
CREDIET AAN RUSLAND
De verlichting van den
Sint Pieter
STSLTti T f De krijgslist j
De koning van Tab»'
Ter bevordering van
luchtvaart
Radio in een dasspe
AT I C1 A D/^V\TKT Ü'C op dit blad Zün ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen U bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 'TCCrt bW een ongeval met |7 O Cffc bü verlies van een
/VLLiCi v/il II Li O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen JT f uU»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen F f doodelijken afloop een voet of een
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR BERTHA RUCK
(Bijzondere correspondentie)
Sedert enkele dagen hebben de psychologen,
geneesheeren en psychiaters te Boedapest
te maken met een allermerkwaardigst ge
val van ik-verdubbeling, waarbij de persoon
lijke bewustheidsinhoud van een bepaald indi
vidu, een zestienjarig meisje, geheel verdwenen
schynt om plaats te maken voor een geheel
andere, tweede persoonlijkheid.
Het betreft de zestienjarige dochter van den
scheikundigen ingenieur G. Parczady. Dit
meisje, Irisz Farczady, werd in Augustus 1934
gevaarlijk ziek en geraakte in een verdoovings-
toestand, aan bewusteloosheid nabij.
In tegenwoordigheid van haar moe
der plotseling en met een schrik ont
wakend, begon zij Spaansch te spreken,
haar taal begeleidend met zeer leven
dige gesticulatie.
Zij geeft zich uit voor de veertig
jarige echtgenoote van een Spaanschen
lederarbeider; haar naam, beweert zij,
is Lucia Altarez de Silvio. Zij werd ge
boren te Madrid op 2 Mei 1894, en haar
adres was Calleoscura, no. 7, Madrid.
Ze stierf in Augustus 193i< na de ge
boorte van haar veertiende kind.
Irisz Farczady, die een vlug leerlinge was,
beheerschte het Fransch en Duitsch, maar ken
de geen Spaansch; thans spreekt zü uitsluitend
Spaansch.
Een verslaggever van het Hongaarsche dag
blad Az Est heeft dit merkwaardige meisje be
zocht in haar woning in de Lepke Ucca te
Boedapest en haar eenige vragen gesteld. Hij
deelt in zijn blad mede, dat hij de volgende
antwoorden ontving:
.Ik ben uit Madrid. Mijn naam is Lucia
Altarez de Silvio. In Augustus ben ik ziek ge
worden. Pedro, mijn man, Was toen niet thuis.
Ik was zestien jaar, toen ik met hem trouwde.
Veertien kinderen hebben wij gehad. Het jong
ste kind was zwaar ziek, toen het op de wereld
kwam. Het leed aan beentuberculose. Ik ben
gestorven in Augustus. Ik vond het vreeselijk,
dat ik het zieke kindje moest achterlaten. Toen
ik stierf was ik veertig jaar. Ik trouwde niet
graag met Pedro, maar mijn ouders dwongen
mij. Later zijn wij aan. elkaar gewend geraakt."
De Spaansche legatie te Boedapest heeft, op
verzoek der geneesheeren, inlichtingen ingewon
nen te Madrid. Inderdaad bleek aan het op
gegeven adres, Calleoscura 7 in de Spaansche
hoofdstad een lederarbeider Pedro Sylvio te
hebben gewoond, vader van 14 kinderen, we
duwnaar geworden in Augustus 1934.
Het Spaansch, dat Irisz Farczady spreekt, is
het dialect, dat alleen te Madrid door de arbei
ders wordt gesproken. Ook de liederen, welke
sü zingt, zijn uitsluitend eigen aan dit milieu.
Men begrijpt, dat dit allermerkwaardigste
verschijnsel in wetenschappelijke kringen groote
belangstelling geniet. Ook de politie houdt zich
met het vraagstuk bezig, en verzamelt alle ge
gevens omtrent deze duistere zaak, waarbij
misdaad weliswaar uitgesloten schijnt, maar
toch als mogelijkheid dient te worden erkend.
Een verklaring is tot heden niet gegeven. Wel
werd er op gewezen, dat de moeder van het
meisje een zeer geëxalteerde vrouw is, die me-
diumnale neigingen vertoonde. Hier dient ech
ter bij vermeld, dat de moeder geen lettergreep
Spaansch kent en dat zij door de onverklaar
bare gedrags-verandering van haar kind vol
komen verrast werd.
1 T f
Voor verkeer,
dat den agent
van achteren
nadert.
Voorverkeer, dat
den agent van
voren en achteren
nadert.
Voor verkeer,
dat den agent
van voren
nadert.
Koning George's regeering is één aaneen
schakeling geweest van crises en één lan
ge manmoedige, en steeds opnieuw met
succes bekroonden strijd daartegen.
In die vijf-en-twintig jaren is het prestige
der kroon versterkt. Zoolang zij krachtig
is, zal Engeland zijn evenwicht in een
onstuimige wereld kunnen handhaven. Niet al
leen omdat de koning op beslissende oogenblik-
ken zooals in Augustus 1931 persoonlijk
ingrijpt, en een nationale oplossing aan de
hand doet als de partij-politiek vastgeloopen is,
maar ook omdat een bemind koning liefde op
wekt voor de beginselen waarvan zijn koning
schap het hoogste symbool is: de beginselen
van constitution eele vrijheid. Terecht heeft een
der grootste bladen opgemerkt, dat heden de
koning niet kon worden toegejuicht, zonder dat
tevens hulde gebracht werd aan die beginselen.
Wij mogen verder gaan en zeggen, dat zoo he
den het enthousiasme nog zooveel hcoger op
gelaaid is dan bij de jubilea van de groote ko
ningin Victoria, de oorzaak hiervan niet alleen
gelegen is in de bemindheid van den koning.
Want geen souverein is ooit dieper door
het Engelsche volk vereerd dan de koningin
die bijna 65 jaren lang geregeerd heeft. Het ver
bijsterende enthousiasme van heden gold niet
alleen den persoon, maar ook het beginsel van
den koning. Het gold het vaderland, waarvan
de koning het hoofd is. Die geestdrift werd
aangewakkerd door het bewustzijn, dat onder
George V Engeland niet alleen de grootste
moeilijkheden en gevaren glansrijk te boven ge
komen is, maar dat het ook nog tal van moei
lijkheden en gevaren vóór zich heeft, en vast
besloten is ook deze te overwinnen.
Er kan bijna niet aan getwijfeld worden, of
zonder zekere internationale gebeurtenissen der
laatste maanden het enthousiasme, ofschoon
groot, wel zóó verbijsterend, zóó overdon
derend geweest zou zijn als heden.
„De openbare meening in Engeland," schreef
gisteren de „Observer", „is ontwaakt."
Het is dat „ontwaken", dat heden de stem
ming zooal niet gekenmerkt, dan toch ontegen
zeglijk beïnvloed heeft. Daar was in dat mach
tige gejuich iets meer dan uitsluitend vreugde
over het aanschouwen van een beminden jubi
leerenden koning. Daar was het bewustzijn dat
datgene, waarvoor het Engelsche koningschap
staat: de oude tradities der democratie, de
mceite ten volle waard is; dat het in een door
geweldige troebelen geteisterde wereld zijn su
perieure waarde bewezen heeft en dat die de
mocratie welke elders, en misschien niet ge
heel zonder de schuld van Engelands eigen mi
nisters, vereenzelvigd geworden is met slapheid
en toegevendheid trotsch, sterk en doelbe
wust moet zijn, en z&l zijn.
„De openbare meening in Engeland is ont
waakt," citeeren wij nogmaals.
Zij heeft er heden den koning de ondubbel-
zinnigste blijken van gegeven.
Volgens een bericht in de Manchuria Daily
News" is de Japansche Minister van Koloniën
voornemens om 160.000 huisgezinnen uit Korea
als vrijwillige landverhuizers naar Mandsjoekwo
te zenden. Om deze kolonisatieplannen te finan
cieren is een maatschappij met een kapitaal
van 30 millioen yen gesticht. In de eerst
volgende zitting van het Japansche parlement
zal dit plan ter goedkeuring aan de afgevaar
digden worden voorgelegd.
Wanneer deze kolonisatieplannen worden
doorgevoerd en 800.000 Japanners naar
Mandsjoekwo zullen verhuizen, is ook voor de
missie een groote taak weggelegd, daar de
zielzorg voor deze kolonisten geregeld dient te
worden.
Twee jonge Hongaarsche studenten, Zaltan
de Sulkowsky en Julius Bartha, die op een
motor met zijspan een wereldreis maken, zijn
te Londen aangekomen, na reeds 160,000 kilo
meter te hebben afgelegd, waar zij zeven jaar
over gedaan hebben.
Ofschoon zij er met hun door de zon gebruin
de gezichten gezond en opgeruimd uitzagen,
hebben de beide globetrotters gevaarlijke avon
turen beleefd.
De woestijnen van Tripolis, Lybië en Sinai
zijn zij als eersten per motorrijwiel doorgetrok
ken, zij volgden de karavaanroute en wanneer
zij soms in hel zand gebleekte beenderen van
menschen zagen liggen, wisten zij welk lot hen
wachtte wanneer hun motor op een dergelijke
verlaten plaats eens defect raken mocht.
De beide jongelieden hebben eens een vreese-
lijken nacht doorgebracht, toen na het vertrek
van Gwalier in Britsch-Indië de motor midden
in het oerwoud weigerde.
Spoedig konden zij overal rondom de gloeien
de oogen van wolven ontwaren, die steeds
dichterbij kwamen. Slechts door zoo spoedig
mogelijk een vuur aan te leggen, konden de
wolven tenminste op eenigen afstand gehouden
worden.
De beide wereldreizigers hebben een alles
behalve aangename herinnering aan dit avon
tuur bewaard, en naar zij verklaarden was hier
bij het avontuur, dat zij beleefden, toen zij door
Chineesche bandieten werden overvallen, een
pretje.
Tegen de bandieten, die ongeveer vijftig in
getal waren, zou een gevecht nutteloos geweest
zijn. Zij verlangden geld, doch toen de jonge
lieden hun duidelijk hadden gemaakt, dat zij
alleen maar reis-chèques hadden, stelden zil
zich tevreden met de geweren en alle munitie
Oorlogszuchtige stammen maakten nabij Da
mascus jacht op het motorrijwiel en beschoten
de inzittenden.
In Peru reisden zij dagenlang zonder een
menschelijk wezen te ontmoeten. Meermalen
sliepen zij om beurten in hun tent, terwijl de
andere de wacht hield.
Tot de avonturen, die zij hebben meegemaakt,
behoort ook een boschbrand, die hun bijna
noodlottig was geworden.
Sulkowsky en Bartha hebben veel vreemde
gerechten gegeten. Zoo hebben zü in Arabië da
genlang geleefd op boonen en groente vermengd
met een eigenaardig soort bier.
Vooral in China weet men, naar zij verklaar
den, nooit wat men eet.
De jongelui blijven zoolang de jubileumfees
ten duren in Engeland en zullen dan naar het
continent doorreizen.
Te Nueva Puebla (bij Zamora) is een opslag
plaats van dynamiet in de lucht gevlogen. Het
dynamiet was bestemd voor werkzaamheden aan
een tunnel onder den spoorweg ZamoraOr-
senseCoruna. Drie arbeiders werden op slag
gedood, drie anderen zijn levensgevaarlijk ge
wond.
In de Londensche Queen's Hall werd deze
week een groote bijeenkomst gehouden, waar
aan onder anderen de Hertogin van York deel
nam, en waar het woord gevoerd werd door Dr.
Hewlett Johnson, den Dean (proost) van Can
terbury.
In zijn rede herhaalde hij iets, dat hem eeni
ge dagen geleden verteld was door de hoofd
onderwijzeres eener lagere school.
Zij gaf les in de hoogste klasse en trachtte
den ongeveer twaalfjarigen meisjes de beteeke-
nis der Goede Week duidelijk te maken.
In eenvoudige bewoordingen vertelde zij dus
de geschiedenis der Passie. Zij wilde deze over
een paar dagen verdeelen, opdat de kinderen
de stof beter zouden kunnen verwerken. Den
eersten dag brak zij het verhaal dus af bij het
verschijnen van Christus voor Pilatus.
De kinderen waren diep onder den indruk. Zij
hadden met gespannen aandacht geluisterd.
Toen de onderwijzeres zeide, dat zü den vol
genden dag het verhaal zou voortzetten, brak
een algemeen protest los.
„O neen, ga voort!" werd er geroepen.
„Ja, juffrouw, schei nog niet uit. We willen
zoo graag weten wat er verder gebeurde!" rie
pen anderen.
„Werd Hü vrijgesproken?" vroeg er een.
En deze vraag werd door alle meisjes her
haald. Niet één was er, die blijk gaf zich over
de vraag of over de ontstellende onwetend
heid, waarvan zij getuigde te verwonderen
Integendeel: allen, zonder één uitzondering,
waren verlangend te weten „hoe het afliep".
De hoofdonderwijzeres legde van haar erva
ring verslag af bij den Dean, en het bleek bij
nader onderzoek, dat geen der kinderen ooit
gehoord had van het Onze Vader of var. de
Tien Geboden.
Zij behoorden tot bekende families en wat
men als den „beteren stand" pleegt aan te dui
den.
Dat in dit geval de schuld voor hun onwe
tendheid niet de kinderen, maar hun ouders
treft, spreekt vanzelf. Het moet betreurd wor
den, zeide de Dean, dat in sommige van de
„deftiger voorsteden" een onvervalscht paga
nisme opgroeit.
Iedere weldenkende zal dit met den Dean
eens zijn. Maar niets groeit op, indien niet eerst
gezaaid is. Wie de geschiedenis van het Angli-
kanisme sinds den aanvang dezer eeuw gevolgd
heeft, zal licht tot de conclusie komen, dat de
wankelmoedigheid zijner leiders, hun voortdu
rende concessies met de tegenstanders der god
delijke wetten, en hun vrees om iets te doen,
dat niet in den smaak zou vallen van de mo
dernisten, het zaad geweest is, waaruit het on
kruid van het paganisme opgroeit.
Wat is het tegendeel van een wolkenkrab
ber? De „aardkrabber". Een Japansche archi
tect heeft een reeks bouwplannen ontworpen
van huizen, die tien en meer verdiepingen in
de aarde ingebouwd zullen worden. Men reker.t
er op dat deze bouwwijze de huizen zal bevei
ligen tegen aardbeving en Japansche geologen
ondersteunen de projecten van den architect.
Het eerste dergelijke gebouw zal 40 verdiepin
gen in de aarde naar beneden worden gebouwd,
bevat de modernste ventilatie-installaties en
wordt door spiegelreflectors, die het zonnelicht
opvangen, verlicht. Men rekent op een diepte
van 300 meter en schat de kosten op twee mil
lioen dollar.
Tüdens de onderhandelingen tusschen verte
genwoordigers van Rusland en een consortium
van Tsjechische banken en industrieelen aan
gaande het verleenen van een crediet van 250
millioen Kr. aan Rusland, is een principieele
overeenkomst bereikt.
ritu Ha fc-E. E pim
Zóó was het gebeurd. Op 'n morgen vroeg
was de auto gekomen om de koffers en kisten
vast naar de boot te brengen. Den heelen
dag waren de verhuizers aan het werk om
alles in te pakken en in den wagen te ber
gen. Ook Pietje hielp dapper mee. Dat was
een kolfje naar z'n hand!
Toen de mannen tegen den avond weg
gingen hoopte Pietje dat ze hem zouden
vragen om een eindje mee te rijden. Maar
nee hoor, ze vroegen niets. Maar als je het
niet krügt, moet je het nemen, dacht Pietje
ondeugend. Die klep achter aan dien auto
was toch om od te zitten?
Met een sprongetje zat hü boven op de
klep en zocht een mooi zitplaatsje uit op
een der koffers. Als hü nu bleef zitten en
meereed tot buiten het dorp, dan zou hü,
wanneer de auto langzamer ging of ergens
moest stoppen, er uit komen. Dat had hü
andere jongens ook zoo dikwüls zien doen.
Er werd op de deur geklopt.
„Daar is my'nheer Bargon, juffrouw,"
zei de dienstbode. Tegelük kwam de
jongeman, die aangediend was, de kamer bin
nen.
„Zoo, Julian, ben je daar?" riep Paula vroo-
lijk.
„Daar ben ik."
„Binnen een half uur is de thee klaar; zal
je er voor zorgen, Mary?" zei Paula tot de
dienstbode
„Ja, juffrouw."
Een oogenblik later waren Julian en Paula
alleen.
„En vertel me eens, wat voor nieuws?" vroeg
het jonge meisje.
„Ja, en goed nieuws ook. Die betrekking
heb ik gekregen."
„O, heerlijk! Ben je heelemaal klaar?"
Hij lachte en zag haar lachend aan.
„Ja, alles is in orde. Het contract is getee-
kend!" juichte Julian Hij ging in een lagen,
gemakkelüken leunstoel zitten tegenover Pau
la. „Ik begin met 300 pond per jaar met pro
visie. Als het een beetje meeloopt denk ik het
gauw tot 400 te brengen."
„Vier honderd! Nu, dat is werkelük een
goed begin. Ik ben er blü om".
„Dank je, Paula, ik wist wel dat je het zou
zijn. Er is echter een kleine schaduwzüde aan
die betrekking verbonden, zooals trouwens aan
alles."
„En die is?"
„In de eerste twee jaar misschien, moet ik
voortdurend in 't Noorden werken."
„Is 't daar dan slechter dan in 't Zuiden.
Julian?"
„Dat niet, maar 't is ver weg," antwoordde
hij, haar veelbeteekenend aanziende. „We zul
len elkander niet dikwijls kunnen spreken."
„Nu, als je me vraagtzoo begon ze.
„Dat was ik juist van plan om te doen, Pau
la; wil je m'n vrouw worden?"
„Dat bedoelde ik niet."
„Dat weet ik wel. Maar wil je, Paula? Waar
om niet?"
„M'n beste jongen, 't is te dwaas om er over
te spreken. We zijn nog niet eens verloofd."
„Officieel wel niet, dat geef ik toe. Maar we
zijn het toch altijd samen eens geweest, is 't
niet? We hebben elkaar al jaren gekend en je
houdt toch zeker wel wat van me?"
Natuurlek. Maar toch niet genoeg om zoo
maar dadelijk: ja te zeggen. In elk geval zou
ik nu nog niet met je willen trouwen. Wat ik
daar zooeven had willen zeggen is, dat het mis
schien wel goed uitkomt, dat je wat ver weg
gaat. We kunnen dan eens ondervinden of we
elkaar echt missen of niet, en wanneer, laten
we zeggen na een jaar...."
„O Paula!" riep hü smeekend.
„Wees nu eens verstandig, Julian. „Natuur-
Iijk," ging ze voort, na een oogenblik te heb
ben nagedacht, „ik begrijp wel, beste jongen,
dat je je daar in 't Noorden vreeselijk een
zaam zult gevoelen."
„Dat zei de oude heer Strathmore ook, toen
ik gisteren bij hem lunchte. Mijnheer Strath
more is m'n toekomstige patroon, moet je we
ten. Hij gaat binnenkort ook naar 't Noorden:
hij heeft al een huis dicht bü z'n fabriek ge
kocht. En vind je dat niet aardig van hem?
Hü zei dat ik daar in den eersten tüd niet op
m'n eentje moest wonen, dat was niets gedaan
voor een jongmensch Hü noodigde me uit om
de eerste twee, drie maanden m'n intrek bij
hem in huis te nemen. Zij vond ook dat ik dat
doen moest en was er zeer mee ingenomen."
„Zij?" herhaalde Paula, „mijnheer Stratho-
nore's echtgenoote?"
„O neen, hij is weduwnaar. Het was juffrouw
Strathmore, z'n dochter, die dat zei. En vind
je dat niet aardig?" ging Juliaan in één adem
voort. „Het bleek dat juffrouw Strathmore, ze
heet Nina, een hartstochtelijk tennisspeelster
is. Toen ik zoo terloops te kennen gaf dat ik
ook tenniste, vond ze dat heel prettig, omdat
we dan veel op de baan bü 't nieuwe huis zou
den kunnen spelen."
„Hoe leuk," zei Paula, nauwelüks hoorbaar.
„Ja, dat zal een aangename afleiding zijn.
Ik denk dat ik dan een uitstekend tennisspe
ler zal worden
„Hoe ziet ze er uit?" vroeg Paula plotseling.
„Wie? Wat? O, je bedoelt Nina, ik wil zeg
gen juffrouw Strathmore? Laat ik eens kijken.
Donker, lang en slank met iets eigenaardigs
over zich."
„Waarin bestaat die eigenaardigheid? Je be
doelt zeker dat ze iets liefs over zich heeft."
„Ja," zei Julian, als uit een droom ontwa
kend, „iets liefs, dat zal het zün. Zeker, ze is
een lief meisje. En ze is heel natuurlijk in haar
Bü gelegenheid van de heiligverklaring van
de Engelsche Martelaren Kardinaal Tohn
Fisher en Thomas Morus zal de majestueuze
koepel van den Sint Pieter weer verlicht
worden. De Sampietrini hebben de noodige
voorbereidingen daartoe reeds getroffen. De
laatste maal, dat de Sint Pieter verlicht werd,
was bü gelegenheid van de heiligverklaring van
Don Bosco in April van het vorige jaar.
Men verwacht, dat er voor deze gelegenheid
ongeveer 20.000 Engelsche katholieken naar
Rome zullen komen.
mi!»
manier van doen, hoor. Geen zweem van
stellerü."
„Waarom ook?" vroeg Paula, blijkbaar
stemd.
„Och, je begrüpt, ze is de dochter van
patroon en meisjes in die- omstandigheden d
nog wel eens gewichtig en aanstellerig-
zooals ik zei, geen zweem er van in dit Se
Nina, ik wil zeggen juffrouw Strathmore, W
me een echt natuurkind toe." g
Julian wilde voortgaan met spreken,
scheen zich te bedenken en keek Paula
oogenblik strak aan.
„Julian," zoo begon het jonge meisje, ,4»
er eens over nagedacht."
„Waarover?" „„„.i»»1""";
„Over wat je
me daar zooeven I
ren kennen. Ik I
geloof toch dat
ik al dien tüd
veel van je gehouden heb, en het zou w
mooi van me zün, als
„Lieveling!" riep Julian. In een ooff"e
stond hij voor haar.
„Ik heb ingezien dat het niet aardig van t
zou wezen als ik je voor zoo langen tij"
vertrekken, zonder.)5
Met een kreet van vreugde viel hü ^aar
de rede.
„Bedoel je dan Paulam-
„Meen je dan in ernst dat ik je niet
sen zou?" vroeg ze
„Luister eens, lieve Paula," zei hü weerautf
„Wat dunkt je, nu ik toch kans heb o» 8
vierhonderd pond per jaar te verdienen.
den we ons dan maar niet gaan verloven -
Eensklaps begon hij te lachen. Hü troK<«et!
zegelring van z'n vierden vinger en stak
aan haar derden.
„Nu zijn we verloofd!" juichte hü-
je maar dragen tot morgen, dan heb i»
anderen ring voor je gekocht."
Het kleine eilandje Tabar in den °r?c0ti
Oceaan is een koninkrük op zichzelf Als t
van dit eilandje staat de 64-jarige Zweet
matroos Karl Petersen, die vijftien jaat
den tengevolge van een schipbreuk op de
van Tabar werd geslingerd. De boot, waar°P^.
als matroos werkte, zonk in de diepte.
woners van Tabar waren tegenover den j,
zeer gastvrü en de gast beviel hun zoo
dat zü besloten hem tot koning over hun e1
uit te roepen. Een jaar, nadat Petersen op uj|
bar arriveerde, trad hü in het huwelük
dit huwelijk werden acht kinderen Q
Karl Petersen wordt door de TabarbeW
genoemd Karl I van Tabar en geniet een
stelük leventje.
Aanvankelijk dacht men dat de Zwee
matroos Karl Petersen, evenals de rest va
bemanning, welke bij de schipbreuk in 1®
het leven kwam, eveneens den dood in ji'
ven had gevonden, doch later, toen een s
navische expeditie het eiland Tabar aa?a3jd'
vond men Petersen terug. Petersen veI t[et
niet meer naar Zweden terug te willen 1:6
zoolang de eilandbewoners hem als koning (5t<
len erkennen. Toch hoopt hü echter zün t[
levensjaren in zijn geboorteland Zwede
mogen doorbrengen.
Het Japansche ministerie van verkeers
bestudeert op het oogenblik een plan, da
oogt voor de ontwikkeling van de burger'
vaart een bedrag van 210 millioen
schikbaar te stellen.
Het plan zal in den ministerraad words'^,
sproken en dan waarschünlük worden d jj
zonden naar het „initiatiefcomité" v°°
luchtvaart.
Het plan omvat de instelling en uittu'
van geregelde luchtlünen, zoowel in JaPa
met het buitenland, den aanleg van r'
vliegvelden, de opleiding van piloten
caniciens, de bevordering van den
bouw en de centralisatie van onderzoe"
bureaux voor de luchtvaart.
Een geheel
dasspeld is een
radio-ontvangapparaat
uitvinding van een Amer
Deze man, een New-Yorksch ingenieur, y?
zich een radio-apparaat gebouwd in een
speld, welke niet zooveel grooter is dalVjJF
normale speld. Het kastje is van glas
digd. Doet men het dekseltje van dit ,)etj
open, dan hoort men, wanneer het toest
wordt ingeschakeld, als van zeer verre.
dende muziek. Het radiotoestel van den te'
nieur is tot nog toe het kleinste t°csj®
wereld. Maar wellicht zal men in Amerik
nenkort zün record breken door een -
ontvangapparaat in een oorring te plaat"
1*0
ïi.
Het was in een zeer trieste stemming, dat
Gwenna Williams, de typiste, nu gekleed in
blauw serge rok, lichte blouse en het kleine
hoedje der kantoormeisjes, dien morgen haar
club verliet Ze wandelde langs de door de
morgenzon verlichte straten naar de halte der
autobussen en besteeg de groote, scharlaken-
roode bus 24, die haar naar Charing Cross en
het tooneel van haar arbeid zou voeren. Het
kantoor waar zij werkzaam was. bestond uit
een reusachtig gebouw aan de Zuidzüde van
het Embarkement naby de Westminster brug.
Op den oever van de langzaam voortstuwende
rivier de Theems, met haar aken en booten,
torenden ryen van granieten blokken omhoog.
In tegenstelling hiermede zag men aan
weerszüden de half afgebroken vuile krotten van
huizen, waar de flarden van behangselpapier en
de roestige, vloerlooze haardopeningen toonden,
waar de eene kamer aan de andere grensde.
Het steigerwerk omgaf den nieuwen aanbouw
als een reusachtig spinneweb.
Toen Gwenna deze gebouwen passeerde, hief
zü haar blikken omhoog naar dat latwerk.
,Het lükt bijna even hoog in de lucht, als
men met een vliegmachinee kan stügen." dacht
ze. „O, hoe heerhjk, om daar boven te zünt
Van die hoogte af alles hier beneden te zien,
met de blauwe lucht zoowel aan je voeten als
boven je hoofd!"
Zij stak het groote werkterrein over, waar
het geraas klonk van kloppen, schaven en
hameren en van de zware stappen en stemmen
der werklieden. Twee hunner, de jonge elec-
tricien Grant en de Yorkshire opzichter, die
echt vaderlük omging met zün ploeg arbeiders,
knikten een vriendelüken morgengroet naar
de passeerende jongste typiste. Ze wandelde
met vluggen tred langs de stapels nieuwe
planken, de beweegbare kranen en
andere werktuigen. (Er zün zoovele machines
hier. Mijnhee- Dampier zou hier in zün ele
ment zijn, want hü zei, er zooveel belangstel
ling voor te hebben.) Een groot blok graniet
hing in de. lucht te zwaaien aan den ketting
van een hefkraan, toen Gwenna het heete
zonlicht en het geroezemoes achter zich liet en
binnen ging in de vierkante, van gegolfd ijzer
opgetrokken keet, waar zich hun kantoor be
vond. Om het te bereiken, moest zü de kan
toren der architectenklerken passeeren met de
lange lessenaars, met van koperen handvatten
voorziene schuifladen, vol met plannen en tee-
keningen. Al deze byzonderheden schenen
zoo geheimzinnig, zoo tergend onbegrüpelük toe
aan Gwenna's vrouwelüke opvattingen dat ze
er een beetje tureluursch van werd Ze was
slechts een heel klein onderdeeltje van het
kolossale geheel. Deze plaats gaf haar ren
bewustzün van o zoo klein en onbelangrijk te
zün. Zü ging door naar de goed verlichte en
luchtige kamer, die naar nieuw hout en cal-
keerpapier rook en tegen het kantoor der
architectenklerken was aangebouwd als een ver
lenging; zü deelde haar vertrek met haar twee
collega's.
In het midden was een groote, vierkante
tafel met telefoon, telefoonboek, verscheidene
referentieboeken en een laag, gevlochten
brievenmandje. Verder de drie schrijfmachine
tafeltjes voor de vrouwelüke klerken. Die van
Gwenna en Ottilia Baker stonden naast
elkaar. Het Duitsche meisje zat vlak by het
raam, dat uitzicht gaf op de rivier met de
Lambethbrug en de Parlementsgebouwen, die
grauw en statig oprezen tegen de vroolyk
blauwe Junilucht, met een vergezicht op de
Westminster Abdü. Op den rand van het raam,
juist boven haar, had Ottilia met punaises
twee afbeeldingen vastgehecht. Het eene was
een vrü grof gekleurde prentbriefkaart van een
dorp met roode daken, vlak bü een dennen
bosch; het andere het portret van een jonge
man met knevel die glimlachte onder den van
een punt voorzienen Duitschen helm; daaronder
de handteekening „Karei Baker". Dit stelde het
Duitsche meisje, de jonge vreemdelinge, in
staat om haar onschuldige blauwe oogen te
doen rasten op souvenirs van haar vadeiland
en familie, telkens als zü het blonde hoofd
ophief, dat gewoonlük over haar werk gebogen
was. Beide meisjes keken op, toen Gwenna.
die dien morgen de laatste was, binnentrad.
Zü twistten schertsend, omdat zij geen bonbons
van het diner had meegebracht, en vroegen
haar verder, of zü zich op de partü geamu
seerd had.
Het zou zeer natuurlük zün geweest, als het
jonge Welsche meisje opgewonden had uitge
pakt in een schuimenden woordenvloed: „Wel
meisjes, ik geef het je te raden, naast wien
ik gezeten heb! Een werkelyken vliegenier, in
levenden lüve! En dit is nog niet alles! Het
was juist die, wiens foto ik Zaterdag gekocht
heb! Je weet wel, hü, dien jullie myn jongen
man noemden mijnheer Dampier Paul
Dampier. En wacht eens, er is nog meer!
Verbeeld je hü praatte met mü ellenlang over
zün nieuwe vliegmachine! En nu komt het
toppunt: hü heeft mij geïnviteerd voor een
vliegtocht met hem!"
Ja, zulk een ontboezeming zou zeer natuurlijk
geweest zijn, maar alles, wat Gwenna wenselijk
zei, ofschoon zü er zelf geen verklaring van kon
geven, was: „Wat voor een partü het was?" En
dan op kleurloozen, onverschilligen toon: „O,
het was heel geschikt, dank je."
Het was een saaie dag op het kantoor.
Allerlei brieven, droog als stof, specificaties,
aannemersbegrootingen, enz., enz., moesten
getypt worden. Vervelende oproepen aan de
telefoon, om met het andere kantoor verbonden
te worden....
Nooit had ze zoo gewalgd van het eentonig
getik op haar schrijfmachine en het telefoon-
gedoe. „Ik zal eens informeeren. Wilt u even
wachten." Nooit was ze zoo geprikkeld ge
weest door het onophoudelük in- en uitgaan van
het personeel, zelfs münheer Grant inbegrepen.
Deze scheen wel opzettelük boodschapjes te
verzinnen, om een praatje met Mabel te kun
nen maken, maar hü bleef nooit langer dan
een minuut en verliet haar dan steeds met
dezelfde woorden: „Nu, ik moet gaan: plicht
vóór alles." „Mannen schenen wezenlijk van
plicht te houden," dacht Gwenna. „althans de
mannen hier." Zij allen, van münheer Hen
derson van het hoofdkantoor tot dfc bruine
mannen in de werkplaats met hun opge
stroopte hemdsmouwen over getatoueerde
armen, allen schenen hart voor hun werk te
hebben en het opgewekt te verrichten. Ook
schenen ze elkanders gezelschap aangenaam
te vinden. Hoe is dat nu toch mogelijk, dacht'
Gwenna, terwijl ze er zich niet weinig over
verwonderde.
Dien dag was ze slecht gemutst en ze
maakte zich nijdig over den ze ventien jarigen
kantoorjongen, die met overbodig geraas het
kantoor kwam binnenstormen, en de planken
deed dreunen van zün moedwillg stampen
op den vloer. Hij wreef zich de handen met
een voorkomen van waardigheid en begon met
een bastoon, die oversloeg in kopstem: „Die
specificaties, juffrouw, en gauw een beetje,
anders zult u er van hooren."
„Lieve hemel, wat een afschuwelüke manier
van spreken hebben die Londensche jongens
toch," gaf het Welsche meisje hem van leer. „en
wat een ellendig accent."
De bestrafte Albert uitte zün gevoelens
slechts in kuchend lachen en nam net pakje
papieren aan. Toen de kantoorjongen het ver
trek verliet, wendde hü het hoofd om en keek
over zün schouder naar de mooie typiste, die
op den rand van de tafel was gaan zitten om
haar vulpenhouder te vullen en plagend riep
hü haar toe: „Hallo juffrouw! Weet
dat op tafel gaan zitten beteekent. dat
gezoend worden? Kom er gauw af ne ^ji
werkelijk niet fatsoenlijk en u kan wel
een zoen van die tafel afkomen!" t
„Er uit!" beet Mabel toe, sterk blozen L
wül de jongen zich huppelend verwijd6^#
Gwenna gaf een zucht van verontwa»^
en verlangde naar lunchtüd, om het k&n
kunnen verlaten. ej 4
Om één uur, toen de electrische s 'a\
tüd aankondigde voor het middagI1llapt^(i
arbeiders, wilden de andere twee a p)
meisjes het kantoor niet verlaten, ^.^ilt'^
om een luchtje te scheppen. Zü hadden 1 A
cake meegebracht. Zü maakten een Paar g®'
Pen blokjesbouillon met behulp van eenSti^
heet water, dat ze van den geditL,
vaderlijken opzichter geleend haan p#p,
lunchten ter plaatse, waar ze den 8 cK
morgen gezeten hadden. Mabel, aan haa
knabbelend, was geheel verdiept in ee t',
dat dé jonge electricien haar geleen
Ottilia echter telde den opzet van een ff
patroon voor kantwerk. Het geleek wel
model van het ü'zeren rasterwerk, da 11>
boven de steigers uit. donker tegen de
teekende; dat was het kantwerk der n3
(Wordt
ver*1