!IN EN OM HAARLEM j Is Venetië mooier dan Amsterdam? Schiphol en het Lido nog slechts 5 uur van elkaar Evolutie als probleem Uit den Gemeenteraad VEEL OVEREENKOMST; VEEL VERSCHIL Het raadsel der Levende Natuur DONDERDAG 9 MEI 1935 IHS Indrukken vanuit de lucht S ri e' Met RONDOM FLORA TE HEEMSTEDE STOPPEN MEER TREINEN Belangrijk voor forensen Pensioenfonds N. Z. H. T. M. Nieuwe brug nabij Wormerveer Het water als beslissende factor in beider gansch eigen schoonheid Een groot raadsel Achtervoetskelet van het paard (rechts) en zijn voorhistorische verwanten, ten onrechte als stamreeks voorgesteld. .M: I f; Fragile stad De rol van den loswal Hllui>>i>mimmiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiii£ llull|nillwniuwiiiiiiiiuiiuillUBIIIliliiluilliiluiillllluiuuilluiluifliillllillliiiiillluinmiliiliMliiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiilliillliili5 ®.chWtuurW( elyk flryt "'v°nden De attentie van den burgemeester om met «enige woorden de nagedachtenis van den der 6en dezer dagen overleden oud-wethou- •öa !atl IIaarlem. den heer L. Modoo, te eeren, Mod 6 6611 symPatWekeii indruk. De heer staWas in zijn tijd een gevierd man in onze jjjn' ftlaar vijftien jaar waren voldoende om Verg*erlc en zÜn persoon bijna geheel te doen heici 6n ^aaraan is de overstelpende hoeveel- d 2enuwscho'!;kende gebeurtenissen, waarvan fl«ch S aan ge*ui^e ziJn' zeker niet vreemd, Aatl Weinigen is de juistheid van het oord, dat alle aardsche glorie voor- aatl 200 scherp en zoo snel bewaarheid als buj. etn- De voorzitter deed er goed aan, de riJ n°g even aan zijn verdiensten te her- De e6 (ieagenda bevatte weinig belangrijke punten Set faaCi ileeft er zich vlug doorgewerkt. Vo°rstel van B. en W. om aan particulie- *aar°nCeSSie te verleenen voor radio-distributie, °Ver in de vorige zitting de stemmen staak- «tpl*er<i tllans aangenomen met 22 tegen 16 "Unen r. d;e - -br schijnen veel gegadigden te zijn, kansje willen wagen met de distributie, aails^'let blijft een riskant bedrijf om, nu het affen van eigen radio-toestellen zoo ge- is en nieuwe vindingen aan de orde dag zijn, geld in een radio-distributie- te steken. Toch is de door den raad flat n °Pi°ssing te verkiezen boven de kans, vef% elk huizencomplex radio-centrales zouden recte n hit zou gebeurd zijn, want de di- Van de P'T,T- had zijn voornemen te tiej. a g«geven, bijaldien die raad zelf biJatl''ege'end zou optreden, zulke wilde distri- 11 i® erkennen. ^handeling van de gemeentebegroo- *ootste de raad in de maand Januari een "Ui v 61 Van hen heer Castricum aangenomen faken- an ahéén het juiste waterverbruik in Hijy g te brengen en niet meer een verplicht Öe 111 te stellen van zes kubieke meter in te. baanden. Dit besluit was echter tot nu door t> Castri 6n W' niet uitgevoerd en de heer tihgetl heeft zich daar in vorige raadszit- dat g Zeer boos over gemaakt. Het bleek nu, der v en het met het oog op de belangen otri( gezondheid niet verantwoord achtten den Zorider nadere voorlichting te geven aan feu het verplichte minimum af te schaf- Wi er water is voor de bevolking een le- waarvan het gebruik in het be- ^er volksgezondheid moet worden bevor- fou er^schaffing van het verplichte minimum ^t toe leiden, dat de menschen zoo br^ hogelijk leidingwater zouden gaan ge- Bovendien, aldus B. en W., vereen- biet rt 01611 ten onrechte de kleine verbruikers fle e bfinst draagkrachtigen. Het zijn vooral €en"onende personen en de zeer kleine en- die er van zouden kunnen profiteeren. 'fl g leek het B. en W. daarom om voortaan het t allen. waarin de beperkte omvang van i» Zln- alsmede de ouderdom der gezinsleden, a. erband i(Jing met de gezinsinkomsten daartoe 'fleter g Seven, het minimum op drie kub. 1® bepalen. Doch elk geval zal dan door Xxr u worden beoordeeld. Op die manier het idee van den heer Castricum om den kof^ hnancieel-draagkrachtigen tegemoet te ^6ler worden bereikt, meenden zij. Daar- bilden zij de gedachte, ontvrouwd door op 6er Groenendaal, overnemen, neerkomend ip Verrekening van eventueele verschillen gebruik tusschen de vier kwartalen on- öe h eer Castricum protesteerde nogmaals te- den gang van zaken en wees op den toe- 'n vele gezinnen, waar ternauwernood ora water te kunnen gebruiken. Het steeL Van den heer Castricum leek ons niet V^ena-B- en W. toch hadden medege sel; zij bereid waren de gevallen op zich ^bts bekijken' Met een algemeen besluit om êep ket gebruikte water in rekening te bren- de heer Castricum de nooddruftige "«Ze 611 'het, tenzij hij goed zou vinden, dat Sopq eezihnen dan maar geen duindrinkwater b.," gebruiken. tri b)eercj 85 dan ook niet te verwonderen, dat de v erheid den gedachtengang van B. en W. «Oo,. 8 eens extra en klemmend onderstreept op (j^611 heer Van Liemt volkomen deelde «tg heer Castricum zag dan ook zijn motie flitjj, ttlinimum-watergebruik af te schaffen, v0or al verworpen met slechts vijf stemmen he VesMging van een nieuwe bioscoop aan de '«aan - - 'tect «tcj)^aan kwam weer aan de orde doordat de een nieuw plan had ingediend. Het -<s ^hezen keer niet zooveel tijd van den raad vorige maal en na een vrij korte dis- tlot» Werd zonder hoofdelijke stemming be- n h h«g at tot den bouw toestemming zal wor- Ve^^^ven als de bouwplannen aan de bouw- ening voldoen. be flgg^jg r Klein Schiphorst kreeg een open Ojw6 van den waarnemend wethouder van «gfy ,are Werken, den heer van Liemt, naar bg, nS van zijn bemoeiingen inzake de ver kor 118 Van den Ziilweg voorbij het viaduct, ejg 2lJn toedoen hebben 60 pCt. van de grond- 'en zich bereid verklaard om gratis ter- rein af te staan voor de verbreeding en verbe tering. Dat is een mooi voordeel voor de ge meente. Met een warm applaus stemde de raad met de lofprijzing van den wethouder in. De heer van Liemt sprak de hoop uit, dat ook de an dere 40 pCt. van de grondeigenaren spoedig zullen volgen en aan het adres van een aantal Zijlweg-bewoners om de verbreeding van den Zijlweg maar liever achterwege te laten, schonk de raad na het levendig pleidooi van den wet houder geen aandacht meer. De heer Westerveld, die zich na het verschei den van den heer Joosten klaarblijkelijk zoo'n beetje als de financieele specialiteit van de socialistische raadsfractie gaat opwerpen, is tot nu toe niet bijster gelukkig geweest met zijn op- en aanmerkingen. Gisterenmiddag verweet hij den wethouder van financiën, dat de socialistische raadsleden niet op de hoogte zijn van wat erin de Wet van 4 Maart 1935 staat. Alsof de wethouder dat helpen kon! Op het voorbeeld van Amster dam wilde de heer Westerveld ook Haarlem in de eerste klasse indeelen voor wat de Gemeente fondsbelasting betreft. De heer Roodenburg maakte hem duidelijk, dat Amsterdam zich die weelde kon veroorloven, omdat er voor de hoofdstad een uitzondering is gemaakt in de wet, maar dat het Haarlem ƒ125.000 aan in komsten zou kosten. Bovendien was die kwestie reeds bekeken bij de behandeling van de Ge- meentebegrooting. De heer Westerveld zat met het antwoord een beetje verlegen en stamelde zooiets van: dan zal onze fractie zich beraden wat haar te doen staat. De wethouder had kun nen herhalen: dat had u bij de behandeling van de gemeentebegrooting moeten doen. ^nfarecorps „Excelsior" geeft Zaterdag •V °hcert op de bloemententoonstelling „Flo- IWp heemstede van half vier tot half zes. Het VSmaia luidt: 'ora, Marsch van Reinier van 't Hof, op 5, Ara gen aan het Uitv. Comité. 3 j flhcaise, Ouv. van Renaud. r8- Fiancée de Korrigan, Fant. van O. 4 ~°quette. 5. j31 Golfe de Naples, Wals van E. Larue. 6 freundestreu, Marsch van Blankenburg. 1. p orentinermarsch van J. Fucik. Cortège de Fleurs, van E. wandeleer. 9 £a Trouvère, van M. J. H. Kessels. ^armen Sylva, van Ivanovici arr. Beckling. Lionel Bogey. Marsch van Kenneth Alford. Namens de afdeeling Haarlem heeft het hoofd bestuur van den Algemeenen Bond van Forensen eenigen tijd geleden weer het verzoek tot de Spoorwegen gericht om meer treinen te laten stoppen aan de halte HeemstedeAerdenhout, daar er b.v. in de richting naar Den Haag tus schen 7.39 en 9.39 geen trein stopt, terwijl men ook vanuit Amsterdam tusschen 16 02 en 17.25 geen trein kan nemen, die daar ophoudt. Vooral nu gedurende de Flora-tentoonstelling veel treinen te HeemstedeAerdenhout stop pen (23 uit de richting Leiden tegen normaal 14 en 27 komende van Haarlem tegen normaal slechts 18) waren wij van meening dat wel met kans op gunstig resultaat kon worden aange drongen om eenige van deze extra-stoppingen te bestendigen. Tot ons genoegen, aldus „De Forens", deelt men ons nu mede, dat met ingang van de nieu we dienstregeling bij wijze van proef de volgende treinen ook te HeemstedeAerdenhout zullen stoppen Amsterdam vertr. 13.15 (H.-Aerdenhout aank. 13.36) (alleen Zaterdags) Amsterdam vertr. 17.00 (H.-Aerdenhout aank. 17.21) (alleen werkdagen) Amsterdam vertr. 19.15 (H.-Aerdenhout aank. 19.36) Amsterdam vertr. 20.45 (H.-Aerdenhout aank. 31.06) Voorts is er een trein bijgekomen: van Den Haag om 17.09 en van H.-Aerdenhout 17.38 naar Haarlem en Amsterdam. Deze meerdere stoppingen zijn belangrijke verbeteringen van het verkeer en representeeren faciliteiten, welke de bewoners van Aerdenhout c.a. en Heemstede N. en N W. ongetwijfeld zul len waardeeren. Aan het jaarverslag 1934 van bovengenoemd fonds ontleenen wij het volgende: Wegens invaliditeit werden gepensionneerd 6 ambtenaren (x) en 41 beambten (x); wegens ouderdom 1 ambtenaar en 1 beambte; wegens overlijden van den echtgenoot 5 weduwen en 4 weezen. In 1934 bereikten 2 pensioentrekkende weezen den 18-jarigen leeftijd, waardoor eene vermin dering van het pensioenbedrag plaats had. In 1934 zijn overleden: 2 gepensionneerde ambtenaren en 4 gepensionneerde beambten, terwijl 1 weduwe hertrouwde. (x) Aan de tijdelijke wijziging van het Re glement van het Pensioenfonds, n.l. pensionnee- ring na het bereiken van den 60-jarigen leeftijd in geval van gedeeltelijke invaliditeit, moet de toename van het aantal pensionneeringen „we gens invaliditeit" worden toegeschreven. Het aantal leden op 31 December was 914 (894); aantal gepensionneerde leden op 31 De cember 114 (71); aantal gepensionneerde we duwen 114 (71); aantal gepensionneerde weezen 28 (26); bedrag der uitgekeerde pensioenen 103.257.31 71.195); bedrag der geïnde pre- miën 160.617.64 142.342); bedrag der ande re inkomsten 188.730.88 149.544); kapitaal van het fonds op 31 Dec. 1934 2.941.816.79)4 2.721.881). De tusschen haakjes geplaatste cijfers zijn die van 1933. Het Provinciaal Bestuur van Noordholland heeft aanbesteed: Het maken van een vaste brug in beton en metselwerk met een dagwijdte van 4.60 meter nabij de schutsluis „De Noordsche balk" in de gemeente Wormerveer met bijkomende werken. Ingekomen waren 21 biljetten. Laagste inschrijf ster: N.V. Betonindustrie „Vobi" te Vinkeveen voor f 13.880. De Campanile, het teekenend opstijgpunt van de oude Dogenstad (Van onzen redacteur) Om vandaag nog Venetië te ont dekken ware een dwaasheid. Wan neer men op het San Marco-plein de duiven voert en zich daarbij hetgeen niet nieuw is laat ver eeuwigen, om straks zijn vrienden en magen te overbluffen, kan men er steeds verzekerd van zijn tusschen het zangerig Italiaansch rondom ver trouwde vaderlandsche klanken op te vangen. Wellicht zijn er tal van Nederlanders, die Venetië beter kennen dan Amsterdam, zoodat een reis daarheen volstrekt geen ont dekkingsreis behoeft te worden. Maar wanneer men, zooals wij, in een klein gezelschap van vier journalisten, als eerste Nederlanders, vliegt in regelmatCgen dienst van Amsterdam naar Milaan en van Milaan naar Venetië, dan wordt zoo'n reis weer iets heel bijzonders, dan verdient Venetië nog geen vijf uur vliegen meer van Amster dam opnieuw de aandacht. Stellig wordt het dan belangwekkend of er mooiere duiven vliegen om den Westertoren dan rond de Campanie, of er meer bruggen liggen over de kanalen dan over onze grachten, of men beter kan koopen in de Kalverstraat dan in de Merceria del Capitello, eindelijk: of de sfeer der Lagunenstad kan vergeleken wor den met de sfeer van het oude Amsterdam, dat wel eens terecht of ten onrechte wordt genoemd het „Venetië van het Noorden." Juist voor een Amsterdamschen journa list had de uitnoodiging van de Avio Linee Italiane, om in aansluiting op de lucht reis Schiphol-Frankfort-Milaan, door te vliegen voor een één-daagsch bezoek naar Venetië een groote bekoring. De geboren Amsterdammer voelt een zwak voor Ve netië, een nieuwsgierige belangstelling, vermengd met eenigen naijver, omdat het z.i. toch even goed „Amsterdam van het Zuiden" had kunnen zijn. En hij reist er heen bij voorbaat in staat van verweer, indien de vergelijking toch eens in het na deel van z ij n stad zou kunnen uitvallen. Anderhalf uur vliegt men van Milaan naar Venetië en het is een na alle F 36 en Douglas-ervaring alweer genoeglijk-ouder- wetsche F 7, die er den dienst ouderhoudt. Onbewegelijk ligt het toestel in de wolken- looze Italiaansche lucht. Nauw merkbaar dei nen de beschermend-gestrekte vleugel-einden, waaronder de zoemende motoren te trillen hangen. De vlucht gaat over de wijde, vrucht bare Po-vlakte met haar mozaiek van bruine akkers en groen bouwland, haar natte rijst velden, blinkend in de zon. De rivieren slin geren er zich doorheen in fantastische win dingen, telkenmale gekruist door krijtwitte wegen, waarlangs donkere cypressen als naal den in den bodem staan geprikt. Naar het Noorden rijzen wazig-blauw de ber gen, die Oostwaarts geleidelijk onze route na deren, overgaand® in bronsgroene kleuren, waarachter heel ver weg de zon blinkt op de eeuwige sneeuw der hoogste toppen. Wij pas- seeren het Lago d'Iseo, een blauwe vlek tus schen de uitloopers der Alpen en zien dan Brescia, fonkelend rood en wit tegen den berg- voet, met een enkelen koepel als teekenend opstijgpunt. Opmerkelijk is het, hoe de bebou wing zich bij voorkeur legert tegen de berg hellingen, waar de dorpen als confetti liggen uitgestrooid: de typische Italiaansche huizen met hun bladderende Witte muren en lage roestige daken. Elk dorp heeft zijn klokke- toren en zijn ommuurd Campo Santo. Diep-blauw met paarse en groene vlekken, als op een prentbriefkaart, glijdt het Garda Meer onder ons weg. Een klein rood water vliegtuigje ligt aan de kust. Verona volgt nu, een egale huizenzee om de zich S-vormig bui gende Etsch, met middein als een kleine grijze schelp het Romeinsch amphitheater. De Etsch of Adige houdt ons nog eenigen tijd gezelschap tot zij Zuidwaarts afbuigt en het Bérici-gebergte zijn koppen opsteekt. Tot hoog tegen de hellingen kruipen vanuit de dalen de akkers omhoog en als men zoo rond ziet over het landschap dan moet men er kennen, dat het menschdom, sinds de aarde woest was en leeg, er toch ijverig heeft rond gescharreld. Voorbij Padua, waar de Dom een merkwaar dige samenscholing is van grijze koepels, pas- seeren wij nog het landgoed Stra met de ver bleekte herinnering aan het samenzijn van Hitler en Mussolini, de benedenloop van de Brenta, waarlangs hoogerop eens het krijgs rumoer daverde en eindelijk blinkt wazig-blauw aan den einder de zee, de Adria. Duidelijk is de ligging der oude Dogen- stad te onderkennen op de eilandjes in de Laguna Veneta, van de zee afgesloten door de langgerekte landtong de Littorale di Lido. De groote autoweg, die sinds kort Venetië met het vasteland verbindt, ligt liniaalstrak tusschen stad en land. Het water rondom steekt vol bakens en een trits hoogspanningsmasten is er dwars overheen gebouwd. Terwijl de motoren minder toeren draaien, het vliegtuig langzaam daalt en wij naarstig den hoogeren luchtdruk uit onze ooren weg slikken, groeit onder de oogen het beeld van de stad, een groote gelijkvormigheid van huizen en daken, met daartusschen als groene voren de kanalen. De Campanile, het Dogenpaleis, de San Marco, zijn onmiddellijk te herkennen. Uit de lucht lijkt het, of een meester-suikerbakker de broze, witte bouwwerken heeft gewrocht. Dan daalt het vliegtuig laag over zijn schaduw op de rimpelgolven der Lagune, naar 't vliegveld van Lido, niet ver van het wereldberoemde strand, dat, thans nog verlaten, wordt bespoeld door de wit-gerafelde golven der blauwe Adria. Het laatste wat de blik vangt zijn donker af- Wie het opneemt tegen de gangbare bio logische evolutie-leer moet zich wel voe len als een eenzame Don-Quichote. De leer, dat de planten- en dierenwereld zich uit lagere oervormen heeft ontwikkeld, is naar de meening van verreweg de meesten onomstoote- lfjk vastgesteld en zij wordt zelfs als grondslag beschouwd van heel het plant- en dierkundig denken. Niet, dat de evolutieleer zoo bijster veel ver klaart. Als ik de opmerking maak: hoe komt de ekster toch aan haar bonte pak en aan de snit van haar vleugels en staart, dan word ik weinig wijzer met het antwoord, dat zij een spruit is van den stam der kraaiachtigen. Inderdaad, de ekster heeft onmiskenbaar punten van vergelij king met deze zwarte gezellen, maar de ver schillen zijn toch typisch en opvallend genoeg om haar niet kraai maar ekster te noemen. Dat zij zou afstammen van een minder in het oog loopenden voorvader, maakt het optreden van haar ekstervoorkomen niet begrijpelijker. Inte gendeel, er is geen enkele reden te zien, waarom een soort kraai haar vleugels zou hebben inge kort en haar staart verlengd, met het resultaat, dat zij de onzekere vlucht zou krijgen van een ekster. Hoe overigens de witte versiering zoo bevallig op het zwarte lijf in den loop der stam geschiedenis is terechtgekomen, is heelemaal een raadsel. Evenmin verklaart afstamming, waar om de ekster een dak bouwt boven haar nest, terwijl de kraaien dat niet doen: afstamming verklaart juist gelijkheden. Het zou een totale omkeering van het begrip zijn, er nieuwe eigen schappen mee te willen ophelderen. Dit lukt dan ook op geen enkel punt. En toch is het eigen aardige van de natuur, dat ieder dier zich door nieuwe eigenschappen van andere onderscheidt. Van een door onderlinge afstamming ontstane natuur zouden wij deze fantastische gevarieerd heid niet verwachten. Eenige practische aan passingen zouden we nog kunnen plaatsen, maar waaraan is in 's hemelsnaam het wit-zwarte vederkleed van onze ekster aangepast of de buitensporige lengte van haar middelste staart- pennen? De onuitputtelijke rijkdom van de levende natuur vindt in de evolutieleer al een heel poo- vere verklaring. Het is de poovere mentaliteit van de geleerden uit de 19e eeuw, zonder zin voor het willekeurige en artistieke, zonder begrip ook voor ware oorzakelijkheid, die met deze verklaring genoegen heeft genomen. Zij waren tot deze quasi al-verklaring geneigd op grond van een onrijpe physico-chemische mentaliteit, die van de heele wereld een simpele machinerie dacht te kunnen maken. Ook in de tegenwoordige evolutie-opvattingen valt de erfenis der 19e eeuw niet te miskennen. Er is twijfel gerezen tegen ieder punt van elke evolutie-theorie afzonderlijk, maar de heele afstammingsconstructie vond men te mooi om af te breken. Het gaat den modernen denker ten slotte ook niet meer om de preciese ontwikke ling van hagedis tot vogel of van salamander tot zoogdier. Het gaat er voor hem om, dat de wereld met de evolutie-leer geplaatst is op een nieuwen grondslag. In de oude Christelijke we reld werd het lagere afgemeten naar het hoo- gere. De mensch zocht en vond er zijn normen in God. In de nieuwe biologische wereld is het anders. Daar vinden de hoogere levensvormen hun verklaring in de lagere. De mensch hoeft niet meer omhoog te zien om zijn bestemming te vernemen. Hij kijkt omlaag, terug naar de dieren waaruit hij is voortgesproten. In de wet ten van het natuurlijk leven zoekt hij zijn eigen regel en wet. Nu weten wij heel goed, dat deze overwegin gen nooit een reden kunnen zijn om een natuur beschouwing, die op feiten berust, te verwerpen. Moge zij al oogenschijnlijk een houvast bieden aan hen, die het Christelijk fundament aan ons menschelijk leven willen ontnemen, we kunnqp dit wijten aan den betreurenswaardigen stand van onze wijsbegeerte, die het vele nieuwe niet heeft weten te verwerken. Wij mogen blijven ho pen op een komende synthese. Een nieuwe Thomas zou er volgens sommigen moeten op staan om orde te brengen in den filosofischen chaos en een nieuw systeem te bouwen, waarin alle tegendeelen worden verzoend. In afwachting van dezen wereldleeraar doen wfj goed, de.feiten, waarop de evolutieleer berust, zoo scherp mogelijk in het oog te vatten. Wij moeten er ons voor wachten interpretaties over te nemen, die afkomstig zijn van vroegere gene raties van evolutionisten. Wij moeten de feiten losmaken uit die oude uitleggingen, welke voort kwamen uit een geestesgesteldheid, die de onze niet meer hoeft te zijn. Daar is allereerst de Palaeontologie; die ons openbaart welke levende wezens er in vorige aardperioden hebben geleefd. Het groote feit, dat de Palaeontologie ons leert, is dat de vroeger levende plant- en dier soorten naast elkaar stonden juist als de tegen woordige. Daarneven leert zij ons, dat niet alle soorten gelijktijdig zijn verschenen, maar in een volgorde, die in grove trekken overeenkomt met onze klassificatie van „lager" naar „hooger". Dus na de Protisten eerst Weekdieren en Schaaldieren, later de visschen en dgn in volg orde de amphibieën, reptielen, vogels en zoog dieren. Oppervlakkig beschouwd, kan deze opvol ging zeker een afstamming suggereeren. Het is of inderdaad de visschen zich gaandeweg hebben omgevormd tot tweeslachtige dieren, „aange past" bij een half landleven. Het lijkt wel of de reptielen, niet tevreden met een overigens ge slaagd landleven, veeren hebben aangeschoten om te gaan vliegen als vogels. Er is een reptiel gevonden, dat vloog als een vleermuis en een vogel met een getanden bek als een hagedis. Dat alles is heel suggestief, maar met dat al was een Pterodactylus nog lang geen Archae- opterix. Het onderscheid blijft te ingrijpend, dan dat de een de ander langs den gewonen weg als telg ter wereld kan hebben gebracht. In vele boeken prijkt wat dan heet de stam reeks van het paard. Ook heel suggestief. In werkelijkheid is het een vergelijkend anatomi sche reeks van de achterste ledematen van met het paard verwante viervoeters. De dieren, die de bezitters van deze ledematen waren, vormen in geen geval een stamboom. Immers als we hun gebit bekijken, dan moet de volgorde heel anders zijn. Hiermee is de mooiste van alle Pa- laeontologische stamreeksen gevallen. Trouwens bij kritische beschouwing zouden zij nooit zijn opgesteld. Het is een groot raadsel, dat de natuur ons opgeeft. Eenerzijds geeft zij ons in het alge meen een opeenvolging te zien in het optreden van planten en dieren, welke een onderlinge afstamming suggereert, anderzijds weigert zij ons elke feitelijke stamreeks. Geen twee planten of dieren laat zij ons zien, waarvan we kunnen zeggen: kijk, deze is nu van die afgestamd. Wij zijn wel overtuigd, dat een leeuw niet van een tijger afstamt, en ook niet van een huiskat. Evenmin wordt aangenomen, dat hij afstamt van den uitgestorven holenleeuw, en ook niet van den sabeltijger. Maar waar stamt hij dan wèl van af? Het is makkelijk om in abstracto organen van elkaar af te leiden, zooals de verge lijkende ontleedkunde doet of klassen en groe pen met elkaar in verband te brengen, maar in de natuur kennen we enkel levende dieren en planten, die elk een gesloten eenheid vormen. In het complex van hun bouw en nog meer van hun levenswijze spotten zij met alle aflei ding van andere! Ieder dier is op onvergelij kelijke wijze zichzelf tot in de fijnste trekken van zijn voorkomen en karakter. Dit waarne mingsfeit, dat het uitgangspunt moest zijn van ons wetenschappelijk denken, is door de negen tiende-eeuwsche evolutionisten uit het oog ver loren. Indien de Palaeontologie ons al een evolutie suggereert, den gang dier ontwikkeling houdt zij voor ons verborgen. Zij doet dat zoo konse- kwent, dat het ons te denken moet geven. Trouwens de vergelijkende anatomie, die als haar bondgenoote wordt te hulp geroepen, ge draagt zich niet anders. Ook hier een algemeene suggestie van afstamming, wegens de treffende overeenkomst in groote lijnen van de dierlijke organen. Daarentegen een groote verwarring, waar het geldt de verschillende groepen van het dierenrijk bij elkaar aan te sluiten en een totaal fiasco, waar het geldt, twee diersoorten uit elkaar af te leiden. Tenslotte hebben we dan toch met de dieren zelf te doen en niet met schema's! Schrijver dezes meent dan ook, dat er reden is om de ons overgeleverde opvatting omtrent de evolutie te herzien op grond van de volgende feiten: le. Er z;jn geen twee soorten de facto bekend, ook niet palaeontologisch, waarvan wordt aangenomen, dat ze rechtstreeks van elkaar afstammen. 2e. Het is een onbiologische opvatting, die dan ook door geen enkele vondst bevestigd wordt, dat er soorten bestaan hebben, die ongespecialiseerd waren, en zoodoende geschikt als uitgangspunten of schakels van evolutie. 3e. Willen we toch een evolutie aannemen, dan moet dit er een zijn, waarbh o n g e 1 ij k- soortige wezens, met een heel ander com plex van eigenschappen, uit elkaar zijn voortge komen. De Mutaties van De Vries en Morgan brengen ons niet, wat op een dergelijk ingrijpend nieuw-optreden lijkt. De theorie der dubbele cephalisatie zou hier een nieuw perspectief kun nen openen. Alleen vraagt men zich af, of op dit verrassende verschijnen van geheel nieuwe we zens nog wel het woord evolutie van toepassing is. Dit immers sluit een geleidelijkheid in. Indien wij den term „evolutie" al willen aan houden, dan dienen we er een nieuwen inhoud aan te geven. In ieder geval mogen we er ons wel van bewust zijn, dat het voorzichtig is niet te spreken van de evolutie als feit, maar als probleem, L. BIJLMER. Venetiaansch waterbeeld. De boog op den voorgrond is van de „Brug der Zuchten geteekende sprietzeilen van enkele visscheis- pinken, die rustig dobberen buiten op zee. Van het oogenblik, dat men uit de motorboot van het vliegveld te Venetië aan wal gaat, ondergaat men de sfeer van deze uitzonderlijke stad als een diepe ontroering. Zooals wij daar stonden op de breede kade vóór het trotsche Dogenpaleis, waar het publiek promeneert in de stra lende zon als het koor van een opera, waar venters wachten bij hun kleurige kramen en duiven wieken laag over de hoofden, scheen het een droom, de geheele vlucht en de aankomst hier, een droom, waaruit men elk oogenblik zou vreezen te ontwaken. Dan zegt men tot zich zelf: dit is dus Venetië en men haalt diep adem. En dan dwaalt men door de stad, de stad zonder auto's, zonder karren, zonder fietsen, zonder tram, de stad met een ruimtewerking langs haar kaden, zooals men die bij ons mis schien kent aan den Enkhuizer buitenkant. De stad met de fragile schoonheid van haar pa leizen, het uitbundig barok der kerken, waar elk huis past in de kleur van het geheel. Wij hebben een vluchtigen indruk gekregen van den rijkdom aan kunstschatten en historische mo numenten, maar wij hebben den korten, ons toe gemeten tijd vooral benut om de atmosfeer te proeven van deze stad, een atmosfeer zoo zui ver nog en gaaf als men het in dezen tijd nauw- lijks meer mogelijk zou achten. En die sfeer is overal: in de smalle winkel straten, in de stegen en sloppen, die geheel on verwachts uiteenwijken tot een kleine piazza, waar voor een oude hooge kerk gebruinde blootbeenige kinderen dartelen in de zon. Die sfeer is niet in het minst boven het groene, loom klotsende water van de smalle kanalen, waar de gondeliers hun ranke en sierlijke vaartuigen, zij het wat doodkistachtig van kleur, voortbewegen onder de huivende brug gen tusschen de hoog oprijzende wanden der huizen of ergens langs den muur van 'n kleinen tuin, waarover blauwe regen in weelderige tros sen neerhangt. Hier staan ook de typisch Ve- netiaansche meerpalen, schots en scheef gepend in den bodem van het water. En tenslotte is die sfeer zoowel op de caféterrassen van de Piazza San Marco als in het bonte bedrijf van de markt, die ook hier haar eigen kleur en geur heeft. Hoe valt nu een vergelijking Amsterdam Venetië uit, welke is de grootst gemeene deeler van de ongetwijfeld talrijke factoren, die het karakter en de sfeer van beide steden gelijkelijk bepalen? De ligging ten opzichte van de zee, de bodemgesteldheid (ook Venetië is op palen gebouwd), de his torische ontwikkeling, zij zijn vrijwel het zelfde. In beide steden is het water het beslissend element in haar schoonheid. Demp het water in Venetië, demp het water in Amsterdam en de steden zouden zichzelf niet meer zijn. Zoowel Venetië als Amster dam bouwden in hun glorietijd langs dat water hun koopmanspaleizen, de Venetianen echter in grooter overgave aan dat water dan de practische Amsterdammers, die nog een loswal uitspaarden. Misschien is juist die loswal de groote factor des onderscheids, die in den jongsten tijd voor den ont wikkelingsgang van beide steden beslissend is geweest. Amsterdam kon, zij het met groote en helaas ook vaak noodelooze offers, het hedendaagsch verkeer opvangen en handhaaft haar beteekenis als cen trum van handel, scheepvaart en industrie. Venetië daarentegen kan hier geen rol meer spelen, omdat er het leven geen tempo ontwikkelen kan. In gave schoonheid echter wint het vandaag de Dogenstad. Op dat erfgoed van het verleden, haar eenig bezit, is zij zuinig. Dit voorbeeld van zuinigheid volgen kan Amsterdam niet meer. Daarvoor leeft het te sterk. Daarom is ook het Amsterdam van heden eigenlijk niet meer te vergelijken met Venetië. Een zestig jaar geleden, vóór de dempingen en doorbra ken begonnen, voor het open IJ werd afge sloten en het Centraal Station gebouwd, de Dam ontluisterd^ had Amsterdam Venetië kunnen evenaren, overtreffen misschien. Nu niet meer.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 5