ANECDOTEN OVER NAPOLEON
ZKdwéaal aan den defy
Met twee kameraadjes op avonturenreis
II
1
bedenkt het telkens weer..
ookuit zijwegen komt verkeer
Jxuxhitó-
KAPITEINS VAN HOUT
I Beloonde
I moed
MAANDAG 13 MEI 1935
„De grootste vrouw is degene,
die haar man de meeste
kinderen schenkt
Het juiste oogenblik
J eugdmisdaad
Overdreven bezorgde
ouders
Een beroemde papegaai
Het einde van de
„Mauretania"
.,vn,'v
cissy-
,n<#
»et
Fransche steden ii*
Amerika
Poincaré's testameH*
AT T r A WM 'Q op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door TC1 7CA bij een ongeval met U OCA
f-\ I jI <rM Dyjl vil Hl ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen X f uU«a verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen F öv»" doodelijken afloop X MÜv»a
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een h ^2
een voet of een
DOOR BERTHA RUCK
(Wordt vervol
■i)
Over alle groote mannen zijn legio anec
doten in omloop die hun karakter illus-
treeren, maar de meeste anecdoten vertelt
men van den keizer die eens Europa aan zich
onderwierp en een overwinning behaalde waar
zijn adelaren maar verschenen. Napoleon is de
legendarische figuur bij uitstek, geen wonder
dat hij ook de held is van tallooze kleine voor
vallen.
Een paar nog niet bekende anecdoten over
Bonaparte vertelt Hans Bethge in het „Neues
Wiener Journal".
Op een soirée bij Talleyrand ontmoette Na
poleon, toen nog generaal Bonaparte, voor het
eerst Madame de Staël, de muze van veel voor
aanstaande geesten in dien tijd. Lang al had zij
gehoopt den met roem overdekten veroveraar
van Italië te leeren kennen. Zij probeerde hem
in het gezelschap te naderen, wat haar spoedig
gelukte en begon hem levendig toe te spreken,
waarbij zij niet naliet haar geest te laten spran
kelen. Zij liet zich gaan in de meest gevatte
aphorismen en overlaadde den veldheer met
vleierijen over zijn succes. Bonaparte, die een
hekel had aan vrouwen, die persé geestig wilden
praten, hield zich gereserveerd. Tenslotte vroeg
Madame de Staël, in de stoutmoedige en ijdele
verwachting dat de generaal wel verrukt zou
wezen over haar geestesgave, welke vrouw in
zijn oogen het grootst was.
„Mevrouw", zei de generaal rustig, haar met
zijn koele oogen aankijkend, „de grootste vrouw
is degene, die haar man de meeste kinderen
schenkt."
Ineens was het gesprek afgeloopen en een van
de meest verbitterde vijandschappen was ont
staan.
Toen de keizer na den slag bij Jena naar Ber
lijn kwam, nam hij zijn intrek in een vleugel
van het koninklijk slot. Graaf Hatzfeld,.de toen
malige gouverneur van Berlijn, van wien de be
roemde uitroep „Rust is de eerste burgerplicht!"
bekend is gebleven, conspireerde tegen Napoleon,
in de hoop hem ten val te brengen. Een zeer
bezwarende brief van zijn hand werd door de
Franschen onderschept en Hatzfeld werd voor
den krijgsraad gebracht en ter dood veroordeeld.
Zijn echtgenoote vroeg echter bij den keizer een
audiëntie aan, die haar werd toegestaan. Be.
wogen trad de ongelukkige gravin in de kamer
van Napoleon, deed een knieval en smeekte om
genade voor haar man. Knievallen maakten
echter geen indruk op den keizer, hij zag er te
veel.
„Hoe kan ik een man gratie geven," zei hij
barsch, „die zulke brieven schrijft."
Hij reikte de gravin onwillig het onderschepte
epistel en liep daarop door de kamer, verstrooid
de nagels van zijn rechterhand bekijkend. Met
tranen in de oogen las de gravin den brief. On-
dertusschen was de keizer voor den haard gaan
staan en staarde in de vlammen. Zacht trad de
gravin aan zijn zijde, liet in een snelle ingeving
den brief in de vlammen vallen en lachte den
keizer toe, de oogen nog nat van tranen. De
keizer zag rustig toe, hoe de omineuze brief in
de vlammen tot asch werd. Alle snelle besluiten
maakten indruk op hem, want hij was zelf een
man van rappe beslissingen. Hij keek de gravin
aan, beantwoordde plotseling haar lachen, nam
zwijgend haar hand en kuste die.
Toen de gravin de kamer van den keizer ver
liet, wist zij dat haar man gratie had gekregen.
Na een gevecht, dat een gunstig resultaat had
opgeleverd, liet Napoleon eens het regiment, dat
het meest tot de overwinning had bijgedragen,
voor zich defileeren.
Een compagnie, die geen verliezen had te boe
ken, liet hij halt maken.
„Wie commandeert deze compagnie?" vroeg
de keizer.
„Ik, Sire," antwoordde een officier, terwijl hij
uit het gelid trad' en front maakte.
„Bent u kapitein?" vroeg de keizer.
„Neen, Sire, maar ik ben van het hout waaruit
men kapiteins snijdt."
„Daar ben ik blij om" zei Napoleon, „zoo
gauw ik kapiteins van hout noodig heb zal ik
aan u denken."
Napoleon hield eens revue over een van zijn
garderegimenten en liet daaraan ook deelnemen
door een afdeeling cadetten van Saint-Cyr, de
militaire opvoedingschool. Deze school was ver
maard wegens de correcte excerceeroefeningen,
welke men daar leerde. Onder de cadetten be
merkte Napoleon een jongen sergeant, wiens
wezen en uiterlijk hem bijzonder bevielen. Im
pulsief als de keizer was, vroeg hij den sergeant
uit de rij te treden en eenige commando's te
geven om de garde op de proef te stellen.
De jongeman trad in zijn beste houding naar
voren, stelde zich aan het hoofd van het garde
regiment en commandeerde: „Geeft acht! Ge
weer op schouder!" De gardisten voerden het
bevel uit, maar niet bijzonder correct, want de
garde vóelde er meer voor in stoutmoedig vech
ten de wereld te veroveren dan dienstjes te
kloppen. „Dat leek nergens op!" riep het ser-
geantje, „nog eens!" En wederom commandeerde
hij met energie. Maar weer was het gehoor
zamen treurig. De gardisten vonden het geval
belachelijk en begonnen te mopperen. „Groen-
snavel," riepen eenige van de oudste soldaten.
Napoleon lachte. Hij nam den sergeant het ge
weer af, stelde zich op voor de afdeeling cadet
ten van Saint-Cyr, die tegenover de garde was
opgesteld, en gaf de jongelui eenige comman
do's, die met de uiterste correctheid werden
uitgevoerd. Toen draaide de keizer zich om naar
zijn garde en riep: „Dat was niet slecht, is het
niet kameraden, dat moeten we toegeven?" De
ouwe snorrebaarden mopperden. Daarop richtte
zich de keizer weer tot den jongen sergeant, gaf
hem zijn geweer terug en riep met strenge en
luide stem, zoodat de heele garde het hoorde:
„En toch, mijnheer, hebben wij het nog beter
gedaan, toen wij jong waren."
Toen sloeg de stemming bij de gardisten in
eens om, de doorgewinterde soldaten lachten,
hun oogen begonnen te glanzen en eerst riepen
enkelen, toen allen: „Leve de keizer."
Bij den aanval op een stad in Italië legde
Junot, de latere hertog van Abrantes, den
grondslag van zijn carrière. Dit geschiedde
aldus.
Napoleon wilde aan een afgelegen post een
commando doen toekomen, riep daarom Junot
bij zich en dicteerde hem. Deze knielde neer
en schreef op een stuk papier dat hij over zijn
knieën legde wat de keizer hem voorzegde.
Nauwelijks was hij gereed, of daar kwam een
kanonskogel aan, die dicht naast hem in de
aarde sloeg en zand over zijn schrijven wierp.
Junot stond koelbloedig op, maakte een bui
ging voor den kogel en sprak:
„Niets gaat boven de beleefdheid! Ik dank
u, geachte kogel, dat gij mij de moeite van het
zandstrooien bespaard hebt!"
Zulke kerels had Napoleon noodig, hij lachte,
en Junot's toekomst was verzekerd.
Bij een parade op het Carousselplein, dicht
bij het Louvre, steigerde op een ochtend het
paard van Napoleon. Het sprong een paar maal
hoog op en de keizer verloor zijn driekanten
steek. Een jong officier liep toe, beurde den
hoed op en reikte hem aan den keizer.
„Dank u wel, kapitein," zei Napoleon.
„In welk regiment?" vroeg de jonge officier.
De keizer schrok op, keek het jongmensch
aan en zag, dat hij pas luitenant was.
„Ach uitstekend," zei hy lachend „in de
garde dan maar!"
Eenige dagen later ontving de jonge officier
zijn aanstelling als kapitein. Hij had het aan
zijn tegenwoordigheid van geest te danken.
Napoleon was nergens zoozeer mee ingenomen
als met de schrandere gebruikmaking van het
juiste oogenblik.
Het is waar, dat moord en doodslag in Frank
rijk wat nonchalant behandeld worden. De re
volvers zitten los en de rechters zijn voor ver
zachtende omstandigheden van temperament
zeer ontvankelijk. Vandaar, dat de boulevardpers
nooit om stof verlegen is: onbesuisde zielen
zorgen wel dat zij dag aan dag een hors d'oeu-
vre van crimes passionnelles opdienen kan.
De misdaad, die thans kolommen plaatsruim
te eischt in de dagbladen, kan evenwel niet on
der de crimes passionnelles gerangschikt worden,
en heeft weinig of geen precedenten. Ofschoon
zij Werkelijk weerzinwekkend is, krijgt de hoofd
persoon, een zeer jonge man van zeer goeden
huize, een welwillende pers.
De daad was, om zoo te zeggen, zonder motief.
André Barthélémy, een bengel van zestien
jaar, uit de kluiten gewassen, door ouders en
omgeving verwend, schiet de huishoudster neer.
Op een middag, dat zijn ouders afwezig wa
ren, is hU, met een revolver van zijn vader ge
wapend, naar huis gegaan, heeft, naar hij zelf
bekent, Madame Jean enkele avances gemaakt,
waarom zij hem uitlachte en haar om het mid
del gevat, waarop zij hem een paar oorvijgen
gaf. Daarna heeft hy haar koelbloedig doodge
schoten. „Ik heb op de halsslagader gemikt,"
verklaarde hy kalm en zaakkundig aan den
rechter.
Het is altijd teekenend voor den gemoedstoe
stand van een moordenaar, wat hij na de daad
begint. De jonge Barthélémy schiet zijn slacht
offer, dat reeds dood is, nog eens in den rug,
verlaat dan de kamer, haalt twee duizend francs
uit zijn vaders schrijfbureau, en gaat op stap.
Hy werpt zyn revolver in de Marne, gaat de
stad in om zich op de groote boulevards in een
nieuw pak te steken, neemt een taxi naar het
station, waar hij copieus dineert en telefonisch
te Charleville in het beste hotel de beste kamer
laat reserveeren. Daar aangekomen gedraagt hij
zich geheel als een toerist, interesseert zich voor
de bezienswaardigheden der stad, maar kan het
niet laten met een smoesje het politiebureau
binnen te loopen, waar hij zonder blikken of
blozen zijn naam zegt. Ofschoon deze, met zijn
signalement, reeds aan alle politieposten is
doorgegeven, wordt hij niet aangehouden een
zoo beleefde, beschaafde en ietwat schuchtere
jongeman immers! en hy zet zijn reis voort.
Tot het geld opraakt. Gelukkig woont een za
kenvriend van zijn vader in de buurt, en leent
hem wat. Tenslotte bezoekt hij zijn oom in St.
Dié; maar intusschen is de mare van zijn mis
daad al tot hier doorgedrongen, en zijn oom
waarschuwt de politie.
Barthélémy gaat gewillig mee, glimlacht te
gen de fotografen die hem te Parijs op het sta
tion afwachten, en doet den jeugdrechter, die
hem ondervraagt, het verhaal van den moord
zonder eenige gevoelsuiting, geheel laconiek en
alsof het maar een bagatel is, waarover hy ver
veeld bijzonderheden heeft mede te deelen.
De rechter vraagt hem of zijn gevoelens voor
Madame Jean van dien aard waren, dat hij de
afwijzing niet kon verdragen.
„Weineen," zegt de keurige jongeman, „ik
wou haar maar een beetje paaien."
Dit antwoord bevestigt de heele houding van
den jongen moordenaar, en veroordeelt hem
moreel a priori. Men is in Frankrijk gewend
de heethoofden te verontschuldigen, maar men
heeft hier met het tegendeel te doen. De foto's
van Barthélémy toonen een regelmatig, knap
jongensgezicht, koud, nogal zelfbewust en een
beetje geblaseerd. Niet al te intelligent, dat is
zoo; maar met die zorgelooze charme, die wel
eenige intelligentie vervangen kan. Een gezicht
uit de gegoede klasse, dat de sporen draagt van
de grootste verzorging, van een toegewijde op
voeding, van een gezonde omgeving, van sport
en lichaamscultuur. En het is ongetwijfeld dit
uiterlijk, dat den jongen misdadiger de meewa
righeid en de sympathie van het publiek heeft
doen winnen. Was het een „rowdie" geweest,
dien de politie uit St. Dié had meegebracht, een
linksch type met afgedragen plunje, men zou
hem hebben uitgekreten. Zoo groot is de sug
gestie van schoonheid en beschaving!
Men kan er benieuwd naar zyn, hoe de zaak
van Barthélémy eindigt. De Fransche jeugd
rechters zijn niet beroemd om hun menschelijk
inzicht of paedagogisch begrip. Zooeven stond
voor eenzelfden jeugdrechter een zeventien
jarige terecht, doofstom, voor een oogenblik
ontsnapt aan zyn moeder en wegens bedelarij
opgebracht. Deze jongen is door de doktoren
geheel achterlijk verklaard en geestelijk op het
niveau van een vijfjarig kind. De rechter heeft
hem echter veroordeeld, en hij zal zyn gevan
genisstraf in Fresnes moeten ondergaan. Kort
geleden is een minderjarige tot het bagno ver
oordeeld, omdat hy een brood had gestolen. De
wet is in Frankrijk voor kinderen strenger dan
voor volwassenen.
Met des te meer spanning kan men de uit
spraak over Barthélémy tegemoet zien, den ver
wenden knaap, die, waarschijnlijk voor het eerst
in zijn leven gedwarsboomd, uit gekrenkte ij del
heid een moord, op zyn best een doodslag
beging.
HCVNS
&ORBÉ6
Agenten van het departement van justitie
te Santa Monica hebben de vingerafdrukken
genomen van John Clinton, een knaap van.
4 maanden. Hoewel het jochie natuurlijk nog
geen enkele misdaad heeft begaan, heeft de
justitie de vingerafdrukken genomen op ver
zoek van de ouders, die zoo zeer met hun
spruit zijn ingenomen, dat zij de mogelijkheid
vreezen, dat het ventje wel eens zou kunnen
worden ontvoerd. Zij meenen nu alle onheil
te hebben afgewend.
De afdruk is geregistreerd in de afdeeling
van het departement van justitie te Washing
ton.
Een Engelsche dame te Londen bezit een pa
pegaai die 105 jaar oud is, en bijzonder praat
ziek. Het dier spreekt drie verschillende talen
en heeft met zijn meesteres reeds drie maal
een reis om de wereld gemaakt. De eigenares,
die het vorig jaar in Britsch-Indië vertoefde,
ondervond van de Indiërs by zonder veel gene
genheid. Men overlaadde haar en haar pape
gaai met allerlei geschenken en heerlijkheden
en toen zij eens naar de oorzaak van die aan
hankelijkheid informeerde, bleek het, dat de
Britsch-Indiërs van meening waren, dat haar
papegaai een god was, die, wanneer men hem
boos maakte, wraak over de menschen kon uit
roepen in den vorm van ziekte, geldverlies en
andere narigheid.
Een der oude zeekasteelen der Londensche
haven, de Mauretania", die 22 jaar lang den
zeedienst in den Noord-Atlantischen Oceaan
heeft onderhouden, is afgedankt. Het prachtige
schip, de trots der Britten, zal binnen enkele
weken onder sloopershanden komen, maar voor
het zoover is, zal men op de „Mauretania" een
veiling houden van alle inboedels en toestellen,
welke in het zeekasteel aanwezig zyn.
In de Engelsche dagbladen stond onlangs
onder „Zeevaart-berichten" een simpele mede-
deeling over de „Mauretania", die op 14 Mei
a.s. voor een ieder toegankelijk zal zyn, omdat
op dien dag de veiling begint van alle inboe
dels op en in het schip aanwezig. Drie dagen
zal de meubelverkoop van de „Mauretania"
duren; de volgende dagen (de geheele veiling
zal ongeveer 10 dagen duren) komen de zee
vaartkundigen, omdat dan de verkoop plaats
vindt van alle compassen, telescopen, enz,
terwijl op de drie laatste dagen de verkoop
plaats vindt van kleine voorwerpen, zooals
wandspiegels, fijn tafelzilver, enz., welke voor
werpen hoofdzakelijk zullen worden gekocht
door de passagiers die een prettige herinne
ring aan de oude „Mauretania" willen heb
ben.
De zware mahoniehouten meubels uit de
rookzalen en eetvertrekken, zullen een mini
mumprijs van 25 pond sterling moeten op
brengen. Wanneer een deel dezer meubelen,
welke in vroeger jaren honderden ponden ster
ling hebben gekost, den vastgestelden prijs
niet opbrengt, dan zullen de meubelen aan
land worden gebracht en opnieuw in veiling
komen bij een der bekendste meubelhandeia
ren van Londen.
Wanneer de geheele verkoop achter den rug
is, zullen de sloopers dadelijk hun werk be
ginnen en de oude „Mauretania", de „Queen
of the sea", zooals zij door de Britten wotdt
genoemd, leeft nog slechts ^n de herinnering
der Engelschen, die het machtige zeekasteel
zoovele jaren achtereen aan de Londensche
haven hebben bewonderd.
V. v
't
Daar lag hy nu, heel ver van huis. Maar
plots bedacht hij, dat hy daar midden op
den weg erg gevaarlijk lag. Hy kon wel eens
overreden worden! Heel kalmpjes aan wist
hy kruipend den wegkant te bereiken, want
loopen kon hij niet. Zoo lag Pietje dan al
leen langs den stikdonkeren weg, hulpeloos
en huilend van pijn....
Het was doodstil om hem heen, geen geluid
drong tot hem door. Hij keek eens rond:
allemaal bosch wat hij zag, boomen en nog
eens boomen. Zou hij hier den Keelen nacht
moeten blijven? De nachten :n Indië waren
immers zoo koel. Moeder!, snikte hy, maar
moeder hoorde he niet en zijn zwakke jon
gensstem stierf weg in de oerbosschen rond
om hem.
Moe van al het doorstane leed viel hij in
slaap. Hoe lang hy zoo gelegen had wist hij
niet, maar opeens schrok hy wakker en
meende iets te hooren. Daar heel in de verte,
tusschen dë boomen, flitste een klein rood
lichtpuntje, dat telkens verdween en weer
te voorschijn kwam. Wat zou het zyn?
Hopson, er is iemand om je te spreken," zei
de chef van het groote warenhuis Brad-
cock en Guerney, tot den bediende, die
achter in de zaak bezig was. „Hij wacht vóór in
den winkel, doch maak het niet te lang; zeg
maar dat je geen tijd hebt, want dat we aan
de balans zijn."
„Zoo?" vroeg Tom Hopson verbaasd. „Heeft
hij ook gezegd, wie hij was, mijnheer?"
„Neen, maar het is een groote kerel met een
grof gezicht. Hij heeft veel weg van den be
roemden bokskampioen Phil Hatton."
Eenige oogenblikken later stond de jongeman
in den winkel tegenover een reus van een vent
waartegen hij moest opzien. Deze keek de
kleine gestalte vóór hem onderzoekend aan en
z'n blik was allesbehalve vriendelijk.
„Bent u Tom Hopson?" vroeg de reus en toen
Tom knikte van ja, vervolgde hij: „Mooi, ik
heet Phil Hatton, en wat voor beroep ik uit
oefen, zul je zeker wel weten."
„Ja, nog geen vijf minuten geleden, heb ik
juist over u hooren spreken, maar vóór dien
tijd wist ik niets van uw bestaan."
„Laat ik je dan even zeggen," hernam de
bokskampioen, „dat ik nog geen uur geleden
over je gesproken heb."
Tom trachtte zich te herinneren, waar hy den
naam van Phil Hatton eerder gehoord had.
Juist, daar had hij het. Hij had dien naam
hooren noemen door Cissy Barklay tegen haar
vriendin Maud Staple. In welk verband wist hij
echter niet meer.
„En luister nu eens goed," zei Hatton. „Ik
heb haast en niet veel tijd voor veel gepraat.
Als je wel eens van me gehoord hebt, weet je
ook wat voor tikken deze twee handen kunnen
uitdeelen."
„Ja.... jadat geloof ik graag," antwoord
de Tom; „ik weet het niet, maar ik heb zoo'n
idee, dat u me op de een of andere manier slecht
gezind bent. U wilt zeggen, dat als u me onder
handen zou nemen, er van mij niet veel meer
zou overschieten dan
„Gehakt, jongmensch. Ik ben juist uit
Australië terug gekomen. Ik ben een oud vriend
van Cissy Barklay en ben haar gaan opzoeken.
Twee jaar geleden, dat was lang vóór je haar
ontmoette, vroeg ik haar ten huwelijk. Ze wei
gerde. Ik zei haar, dat, als ze mij niet hebben
wilde, ik niet wilde, dat ze een ander nam, als
hij niet beter was dan ik. Nu ik je heb gezien,
geloof ik niet dat je beter bent. Je bent een
nietig onnoozel kereltje, en ik wil niet dat je
haar nog ontmoet, anders zal ik je gebeente
overal verspreiden waar het niet thuis hoort."
Tom schudde het hoofd, maar alleen van
verbazing en woede. Hij beheerschte zich ech
ter.
„Ik zie niet in," sprak hij kalm, „met welk
recht u dit alles zegt. Weet Cissy, dat u met
mij een onderhoud hebt?"
„Neen, dat weet ze niet. Ze vertelde me al
leen waar je was en hoe je heette. Ik weet ook
dat je van plan bent morgen bij haar te gaan
thee drinken en dat je iederen Zondag met
elkaar uitgaat. Van af heden is dat uit, be
grepen?"
„En als ik weiger?"
„Dan lig je in elk geval heel gauw in een
ziekenhuis. Ik zal omstreeks half vier een be
zoek aan Cissy brengen; ik raad je dus aan
naar een der andere meisjes om te zien."
Tom was buiten zich zelve, maar antwoord
de slechts: „Ik heb haar nooit ten huwelijk
gevraagd."
„Zooveel te beter. En nu, gegroet. Ik geloof
niet dat we elkaar nog zullen ontmoeten."
Hy draaide zich om en verliet den winkel.
Toen Tom weer aan 't werk gegaan was, con
stateerde hij tot z'n groote verbazing dat hij
vroolijk gestemd was en zelfs een liedje neu
riede. Hij had zich zelf nooit als een held be
schouwd, maar nu scheen het alsof het drei
gement van dien Phil Hatton hem wakker had
geschud. Hij hield heel veel van Cissy Barklay,
maar had tot nu toe nog nooit van z'n groote
liefde doen blijken. Altijd had hij een zekeren
schroom bij zich geconstateerd haar die te be
kennen en stil had hij het geheim in zich rond
gedragen. Maar nu, wat zou hij nu doen?"
„Als die kerel me niet gedreigd had, zou ik
waarschijnlijk nog steeds niet den moed ge
vonden hebben haar te vragen," mompelde hij
in zich zelf. „En wat zal me nu gebeuren, als
ik haar morgen toch ga opzoeken? Ja, ik zal
gaan en haar de waarheid zeggen."
Bij dat besluit bleef hij.
Hij trof Cissy in de huiskamer en ofschoon
hij een beetje zenuwachtig was, bemerkte hij
toch dat ook zij, niet een beetje, maar in een
zeer nerveuzen toestand verkeerde. Z'n bezoek
scheen haar te verrassen, hoewel ze hem toch
verwachtte.
„Is Maud uit?" vroeg hij na z'n tweeden kop
thee. „O ja, natuurlijk is ze uit, als ze niet
hier is."
Cissy keek hem verbaasd aan.
„Ja, Maud is even een boodschap doen, maar
komt direct weer terug. Maar wat scheelt jou?
Als je je niet goed gevoelt, doe je beter direct
naar huis te gaan."
Wil je hebben dat ik weg ga?" vroeg Tom.
en keek haar angstig-vragend aan.
„Dat niet, maar het komt me voordat je
niet bent zooals gewoonlijk. Hapert er iets
aan?"
„Ja, er hapert iets aan!" barstte hij los. „Ik
heb den moed gevonden je iets te vertellen,
wat ik anders nooit zou hebben gedurfd. Vóór
alles moet ik je echter mededeelen, dat er gis
teren een man bij me aan de zaak geweest is,
die me wilde spreken. Het was een man
Voor hij verder kon spreken, riep Cissy, die
tusschen hem en het venster stond:
„Tom, ik weet alles van Phil Hatton. Maar
hij kan dat alles toch niet ernstig meen®
„Ik ben overtuigd van wel."
„Wat zeg je daar? En toch ben je Sekom^!'eI
Je kwam, terwijl je wist dat, als hy je
vond, hij je neer zou slaan?"
„Ja, Cissy, want als ik niet gekomen
zou ik me zelf geschaamd en als een la'afe,
beschouwd hebben. Nü kan het me niets sC"
len en riskeer ik alles. Ik heb je lief,
en als je me geen onmogelijken stumper
en denkt met een salaris van 4 pond per wc""
te kunnen rondkomenJ
Voordat hy wist of zeggen kon hoe het S6
beurde, voelde hij
twee zachte ar- I""""""
men om z'n hals
en hoorde hoe
Cissy hem toe.
fluisterde: „Dat
had je al maan
den geleden kun-
nen zeggen, lieve Tom. Waarom deed Je
niet? Maar dat hindert nu niet meer. WaC
even."
Ze liep naar het venster en kwam
terug.
„Phil Hatton steekt juist de straat over
efl
kan in drie seconden hier zijn. Vlug, verbef»
je ergens, Tom."
„Me verbergen?" herhaalde fier de
man. „Waarom me verbergen? Ik denk er
aan. Laat hem komen."
Ze kwam naar hem toe en legde haar h»°'
den op z'n schouders.
„Je bent dapper, lieveling!" zei ze.
je iets vertellen, wat ik je al eerder had
len zeggen. Phil kwam vanmorgen bij rne
sprak me over jou en over wat hij je ëeieL
had. Hij ging er groot op dat je 't nooit
durven wagen zoo beweerde hij naar
toe te komen, want dat hij je mores gele<L
had. Hij zei verder dat ik beter deed te
ten tot er een flinke kerel om me kwam- w
heeft het echter mis gehad."
„Laat hy doen wat hij niet laten kan," laC^,j
Tom. „Als jij het niet erg vindt, kan het
niet schelen. Het eenige moedige dat ik rtj,
in m'n leven gedaan heb, is dat ik jou
durven vragen en je m'n liefde heb beK«a
Dat is alles. Maar wat heeft dat met Phil -j
ton te maken? Hy heeft me gezegd dat je n
eens geweigerd hebt. Heeft hij je soms
gevraagd?"
Cissy schudde haar hoofd. „Neen, en dat
het juist, waarom z'n handelwijze me z0° af
vreemdt, want hij is nu verliefd op
o.daar is hij." d,
Toen Phil Hatton de kamer binneintr»
staarde hij Tom Hopson in de hoogste v
bazing aan.
„Voor den drommel!" riep hij. „Jy hier?
hebben jullie met elkaar besproken?"
Tom heeft me ten huwelijk gevraagd eh
heb z'n aanzoek aangenomen," zei Cissy k®
maar beslist. „En wat heb jy daarop te
gen?" de
Alleen dit," antwoordde Phil Hatton,„e-
ruwe, harde uitdrukking verdween uit z'i?j.apie
verloofd, ze zal direct wel hier zijn. We
den gisteren een gesprek met elkaar ell-eld,
deelde me mee dat Cissy van iemand h>^
maar dat deze den moed niet had haar te
lOel1
gen. Ik gafhaar als m'n meening te kef"
dat die iemand dan een lafaard moest
Daarom verzond ik dat dreigement. WaS ^,d
niet gekomen, dan was hij je ook niet waoe.
geweest, Cissy, en kon je beter een ander
ken. Nu is me echter gebleken dat hij eeDv0o
rel is waar pit in zit en waar men respect
moet hebben." .p
Hij stak een hand uit naar Tom en een
dere naar Cissy en terwijl ze beiden de
toegestoken hand hartelijk schudden, keke
ieder toch naar iemand anders dan naar
Hatton.
n
Ter gelegenheid van de eerste reis v tfof'
79.000 ton metende Fransche stoomschip
mandie", heeft het Fransch-Amerikaan
comité aan alle Amerikaansche steden
gelijkluidende namen van Fransche steden
zocht enkele producten van haar industrie
zenden.
Het comité ontving meer dan het verwac
Onder de bekendste steden noemen we: L
en Macon in Georgia, Montpellier bi) rt
York, St. Raphael in Californië, St. LoUl
St. Paul in Dakota en Nieuw-Orleans.
Het „Journal" publiceert het testament
wijlen Raymond Poincaré, gedateerd Sep
ber 1933, waarbij de oud-president al ziin
rende en onroerende goederen vermaakt ie,
het departement de la Meuse, op voorw'a {s
dat het departement Poincaré's landg0® as
sise (Campigny) inricht tot een jongens"
huis. deH
De beschikkingen van het testament w r0u^
pas uitvoerbaar na den dood van meV ge'
Poincaré, de vruchtgebruikster is van het
heele fortuin van den oud-president.
14.
„Hoe karakteristiek! Zelf koestert hij geen
bepaalde bewondering voor Taffv, maar toch
is hij gepikeerd, als hij ziet, dat zij een ander
type bewondert, dan hij zelf is!" Leslie was
snel tot deze overtuiging gekomen. Een kwaad
karakter heeft hij niet, want hij handelde zeer
sympathiek bij die overrompeling van zijn
kamer. Maar hij is juist als al die andere rijke
mannen, die de winkels van antiquairs plat
loopen, in plaats van aan gezonde sport te
doen.
Er klonk een onmiskenbaar spijtige onder
toon in de stem van den jongeman, toen hy
de volgende opmerking tot zijn neef richtte;
een opmerking, die zelfs Leslie een oogenblik
verbaasde en die Gwenna als lood op het hart
viel.
Want Hugo stelde vrijmoedig deze vraag aan
den vliegenier, die tegenover hem aan de
theetafel zat: „Wel, Paul, en hoe gaat het met
je verloofde?"
HOOFDSTUK Vin
EEN AMUSANTE WEDDENSCHAP
Vóórdat het antwoord kwam. rezen er bij
Gwenna smartelijke gedachten op.
„Zijn verloofde! Daar heb je het nu! Ik had
het eigenlijk al moeten weten of althans moeten
veronderstellen! Natuurlijk gaat het mij per
soonlijk niets aan!Zij zou het niet willen
hebben: Ik bedoel eigenlijk, hy zou altijd haar
als passagier moeten meenemen! En ik weet
wel, wie het is. Het zal zeker die Muriel wel
zijn, dat meisje met de roode haren en de
wiuvende sjaal, dat ik met hem zag vliegen in
Hendon. Ik geloof, dat ik toen al eenig ver
moeden had, dat het zijn verloofde moest
zyn!"
En onderwijl, ofschoon zij naar het zilveren
voetstuk van den spiritusketel scheen te staren,
bestudeerde zij het gelaat van den v.iegenier,
die wel wat schaapachtig keek. Zy luisterde
met ingehouden adem, om zijn antwoord op te
vangen. Heel kortaf zei Paul, aan een koekje
knabbelend: „Wie? O ja! Wel, zooals gewoon
lijk! Ik dank je voor de belangstelling!"
„Nu kan ik u wel vertellen, dat dit maar een
aangenomen pose is, om zijn toewijding aan
haar te verbergen," lachte zijn neef, zich tot
Gwenna richtend. „Juist alsof hij niet elke
minuut tracht te beknibbelen, om deze met
haar te kunnen doorbrengen!"
„Zoo," stamelde het jonge meisje met een
glimlach om den mond, maar met een brok in
de keel; en met een zuiver Engelsch accent
bracht ze uit: „Ik ik verondelstel. dat dit
zeer natuurlijk is!"
„Maar," ging hij voort, „zooals het dikwijls
het geval is met de keuze van een jongeman,
niemand kan anders iets in haar zien."
Gwenna, geheel uit bet veld geslagen, keek
fluks naar den jongen Dampier, die bezig was
die groote wigvormige stukken cake af te
snijden, die mannen sneedjes noemen. Hoe
zou hij het opnemen, dat niemand iets in zijn
verloofde zag?
Hij lachte even en zei met een knikje van
het blonde hoofd: „Dat komt later wel, zooals
gewoonlijk!"
„Die zotte jeugd!" was Hugo Swayne's com
mentaar, terwijl hy weer gelaten achterover
leunde. „En nu probeert hij weer zijn ware ge
voelens onder nonchalance te verbergen!"
„Zeg eens," onderbrak Paul met zijn
jongensachtige luchthartigheid, nadat hij nog
een mondvol cake verorberd had, „zou je nu
eindelijk niet eens uitleggen, dat je aan het.
schertsen bent! Een verloofde nog wel!
't Mocht wat! Neen hoor, die bezit ik op de
heele wereld niet!"
Bij deze woorden voelde Gwenna een zwaar
drukkenden last van haar hart vallen? Haar
teleurstelling was verdwenen! Ik gevoel me
zooveel lichter, dat ik op slot van rekening
toch nog met hem zal kunnen vliegen, dacht
ze.
De jonge Dampier, die opstond om haar
kopje aan te nemen, mopperde lachend:
„Denkt u nu, dat de tegenwoordige meisjes iets
van een man willen weten, die niet al zijn
tijd besteedt om haar achterna te loopen. even
als jij, Hugo, dit kunt doen, of dat ik mijn
salaris van een heel jaar aan een engage-
mentsring besteden kan?"
„Maar, beste kerel, geen meisje ter v/ereld
eischt zooveel tijd en geld van een man, als
die vlam van jou doet," antwoordde Hugo hem
gemoedelijk. En zich tot Leslie wendend, legde
hij haar uit: „Wat ik Paul's verloofde noem
is die eeuwige machine van hem, waaraan
hij werkzaam is."
„Ah!" riep Gwenna onwillekeurig en meteen
bloosde ze hevig, gedeeltelijk, omdat zij niet
bedoeld had iets te zeggen en tevens omdat
haar uitroep de blauwe oogen van den vliege
nier op haar gevestigd had.
„Ja, dat eeuwige vliegtuig van hem," her
haalde Hugo, gemakkelijk in zijn stoel leunend
en de vergadering toesprekend. „Zij ik ge
loof, dat het correct is, om een machine
vrouwelijk te noemen zij is een grootere
lastpost dan alle fianQées, die ik ooit gekend
heb! Zij steekt voortdurend een spaak in het
wiel. Vraag: hem, of hij mee wil gaan naar de
opera of naar een of ander vroolijk Stuk en
zijn onveranderlijk antwoord is steeeds: „Ik ben
druk aan het werk met den cylinder, of de
spiraal, of de vierde dimensie" of hoe die
dingen ook mogen heeten, waaraan hij zich
verbeeldt te werken. En wanneer hij van haar
vandaan is, neemt zij nog practisch al zyn
tijd in beslag, door hem te laten oproepen
aan de telefoon. Zij verslindt ook al zijn be
spaard geld
„Besteed aan staal, in plaats van aan bon
bons, veronderstel ik," onderbrak Leslie glim
lachend. „En moet zij altijd bevredigd worden?
Zij schijnt alle gebreken te heben van een
echte fiancée met een diamanten engagements-
ring! Is zij jaloersch ook?"
En toen, een sigaret nemend uit Hugo's
koker, stelde het oudere meisje luchthartig een
vraag, die de toeluisterende Gwenna zich later
levendig zou herinneren.
„Wat zou er gebeuren," vroeg Leslie droog
weg, „indien er een echte fiangée in levenden
lijve, van vleesch en bloed, zou opdagen als
mededingster van de machine-verloof de?"
„Niets bijzonders zou er geb',euren' yerzekerde
Hugo, terwijl hij haar een vlammetje aan
reikte. „Daarom zou het zoo interessant zyn
toe te zien. Titel van het schouwspel: „De
complicatie van vliegtuig en aangebedene."
Of: „De inwendige strijd van den uitvinder."
Hoe vind je het? Of de uitgeloofde lucifer
ter zijde werpend en naar het ernstig cherubs
gezichtje onder Gwenna's hoed kykend:
„Het meisje versus de vliegmachine. Ik voor
mij zou vijtig tegen één ten gunste van de
vliegmachine willen zetten, juffrouw Long!"
„Aangenomen!" zei Leslie snel.
„Ja, natuurlijk neemt u het voor uw eigen
sexe op," plaagde Hugo vroolijk.
En de jonge Franschman mompelde: „Doch
de machine ja de machine is toch van de
sexe van mademoiselle."
Hier overviel Gwenna plotseling een lichte
buivering. Zij wierp met een ruk het hoofd
naar de open ramen, waardoor zij de statig
stappende duiven en de zeilende woiken in
de verte kon zien. Het scheen haar toe, alsof
zij in die keurige kamer, nu in sigaretten
rook gehuld, temidden van dit zorgelooze ge
zelschap van twee meisjes en drie jonge man
nen, een andere geheimzinnige tegenwoordig
heid gevoelde. Het was wel een beetje weer-,
zinwekkend en spookachtig al dit -
over een machine, die hooger geschat
dan een vrouw!! Een machine, die den 8js
die haar bezat, in haar greep had, pujj
een jaloersche verloofde, die haar bemind®
uit het gezicht wil verliezen! En verono
eens, dat de wedstrijd, waarop G^e
vriendin en Paul Dampier's neef gezet tllg-
werkelijk zou aanvangen? De wedstrijd pi>
schen de geliefde van hard en koud
de geliefde van vleesch en bloed? In één bjj d
oogenblik voorzag Gwenna, dat deze web6
zou, ja moest komen.
Ze naderde al! «ei#
Zij keerde zich van het venster af en v de0
haar voorgevoelens, om zich weer s\o$
tegenwoordigen tijd te verplaatsen. 'ZÜ ^e'
Leslie gade, die in gesprek gewikkeld w0,
den jongen Franschman; deze had ziin ^gllf
kerbruine, ernstige oogen op madein0 ter
Longue (zooals hij haar noemde) geric'-d'
wijl zij in hoogdravenden stijl een verhaal
beste gaf.
Een korte pauze trad in. jw
Toen was de kamer eensklaps vol va
welluidend gelach van den vreemdeling- .«jU'
„Ha! Ja! Verduiveld, ik begrijp het! Oo'
sant, werkelijk!" riep hij met uitgelaten
lijkheid en een geschitter van zijn hage'w dj^
tanden en zijn donkere oogen. „Wat
passages komen er in voor! Ah, trés spin' de
en weer barstte hij uit in vroolijkheid "v
mop, dis Ibeslie hem juist verteld had-