De öezinslbandl lil I e Iets over theezetten We hadden 't een vorige maal over familie-zieken" en over men- schen,. die voor die „ziekte" wel wat al te bang waren. Over de droeve ver vreemding, die zoo vaak in later jaren de leden van één huisgezin voorgoed geschei den houdt en over de schoonheid van een hechten gezinsband, die heel het leven 'n steun en 'n troost blijft. Hoe de onderlinge verhouding der kin deren uit één gezin zich zal ontwikkelen, hangt voor het overgroote deel af van de opvoeding, van de sfeer in het ouderhuis, van het voorbeeld der ouders. Om te beginnen kan de omgang der ou ders met hun eigen naaste familieleden, de gesprekken, daarover in het bijzijn der kinderen gevoerd, van groot belang zijn. Er zijn menschen, die hun eigen broers en zusters achter hun rug belachelijk maken, na elk samenzijn hun eigenaardigheden breed uitmeten, of den wensch uitspreken, dat ze nu voorloopig van een bezoek ver schoond zullen blijven. De kinderen hooren toe, gnuiven om de grappige manier, waar op moeder tante weet na te doen, wagen óók 'ns een geestigheid je ten koste van oom, worden beknord om hun brutaliteit, doch slechts zwakjes en zonder veel over tuigingZoo leeren ze al jong, dat 't nergens voor noodig is, je 'broers of zusters de hand boven het hoofd te houden, dat je je onbarmhartig vroolijk kunt maken over hun eigenaardigheden en hen toch in den waan laten dat je veel met hen op hebt. Ernstiger nog is het, wanneer werkelijke grieven tegen naaste familieleden door de ouders in het bijzijn der kinderen geuit worden: schampere uitlatingen over een broer, die gevraagd heeft hem door een moeilijken tijd heen te helpen en die huns inziens maar zien moet dat hij voor zich zélf zorgt; hatelijke opmerkingen over een zuster, wie men haar voorspoed misgunt en die „verbeelding" heet te hebben en zoo meer. Houden de ouders weinig of geen contact meer met hun familieleden, hooren de kin deren dat er met oom Henk ruzie is en dat niemand weet waar oom Nico woont en dat er aan tante Annie nooit meer geschre ven wordt omdat zij acht jaar geleden eens een Nieuwjaarsbrief onbeantwoord liet dan is dat alles evenmin een bijzonder schitterend voorbeeld te noemen. Alle po gingen om een hartelijk en innig gezins leven te scheppen, kunnen pas succes heb ben wanneer de ouders zélf voorgaan en hun verhouding tot hun eigen ouders, broer en zusters ideaal is. Wanneer dit zoo is, dan kan men bij het jonge geslacht onderlinge liefde en gehecht heid gaan aankweeken. Van jongsaf moet alles vermeden worden, wat de kinderen tegen elkander kan innemen, wat wrevel of afgunst kan zaaien. Het „voortrekken" van een bepaald kind, ook al is dit nog zooveel begaafder of liever van karakter dan de andere, is een der grootste gevaren voor een goede en liefdevolle verhouding tus- schen de kinderen. Hoe dikwijls zien we niet, dat zulke fouten in de opvoeding heel het leven lang blijven nawerken. De jongen met het flinke, prettige karakter, die uit stekend leert en met iedereen kan opschie ten, heeft zichtbaar 'n streepje vóór boven zijn lastigen, speelschen, humeurigen broer, die weinig uitvoert en 'n massa moeite geeft. De laatste is al van jongsaf jaloersch op den eerste, die volgens hem geen kwaad kan doen, dien hij ziet als een onuitstaanbaren braven Hendrik, hetgeen hij toch allerminst is, wien hij telkens een hak poogt te zetten en bij wien hij voor geen geld steun en raad zou zoeken. De ander op zijn beurt voelt weinig voor het kurige, wat geniepige broertje, dat thuis altijd last en ongenoegen veroorzaakt en dat van zijn eerlijk aangeboden hulp niet gediend blijkt. Deze schooljaren-verhou ding bestaat soms dertig jaar later nog! De in het leven minder gelukkige broer wordt door zijn afgunst weerhouden, steun te zoeken bij den sterkere, wien het in de wereld zooveel beter gaat; de knappere voelt zich afgestooten door het wantrou wen en de onaangename manieren van den ander en houdt zich afzijdig, wat nummer één weer voor verwaandheid aan zietHet eene misverstand komt voort uit het andere, maar de schuld ligt bij de ouders, die de verhouding niet in juiste banen wisten te leiden zoolang zij ze nog in de hand hadden. Van de kinderkamer af moet een sterk saamhoorigheidsgevoel gekweekt worden; de kinderen moeten leeren, in eikaars lief en leed te deelen, alles voor elkaar over te hebben en elkaar door dik en dun trouw te zijn. Niet altijd, maar toch heel dikwijls hangt het van de ouders af, of de kinderen hun beste vrienden en makkers onder de eigen broers en zusters vinden óf ze onder buitenstaanders zoeken. Het katholiek vereenigingsleven onttrekt ook de halfvolwassen kinderen vaak meer dere avonden, Zaterdagen of Zondagen, aan den huiselijken kring. Dit al te zeer tegen te gaan, is onjuist; de jonge mensch heeft frissche indrukken, nieuwe menschen, nieuwe ideeën noodig om zich ten volle te kunnen ontwikkelen. Doch zelfs in een ge zin, dat met zijn tijd meeleeft, waar men niet meer in het „iederen avond allemaal thuis" het hoogste ideaal ziet, moet men zorgen, toch zeker één of twee „huiselijke avonden" per week te behouden. Het be hoeven niet telkens dezelfde te zijn: iedere week opnieuw kan worden vastgesteld, op wélke dagen er niemand uit hoeft en deze worden dan extra gezellig gemaakt. Ge dwongen verblijf in den huiselijken kring doet de onderlinge gehechtheid meer kwaad dan goed; vrijwillig zijn tijd zóó inrichten, dat men wat meer in eikaars gezelschap kan zijn, versterkt den band. doet het bezit van een grooten, gelukkigen familiekring telkens opnieuw waardeeren. Verlaten de eersten voorgoed of voor lan- geren tijd het ouderlijk huis, dan is 't we derom aan de ouders, de goede gewoonten in te voeren, die de kinderen in later jaren getrouw zullen blijven: te zorgen dat er ge schreven wordt, niet alleen aan vader en moeder, maar ook aan de anderen; dat ver jaardagen niet in het vergeetboek raken; dat overkomst van de buiten wonenden door allen als een feest wordt gevoeld. Blijven de ouders levenslang een innig contact in de hand werken, dan zal ook na hun heengaan die traditie worden voort gezet. Dan zal de gezinsband voor ieder der kinderen een waarborg blijven tegen verlatenheid en vereenzaming, nood en el lende. S. A. T. Wanneer U van vogels houdt, is er slechts weinig noodig om ze aan te moedigen om in uw tuin te ko men. Alléén, denkt om hun vijanden, zojo- als katten; ook zij'stellen levendig belang in vogels en zullen U zelfs heel dankbaar zijn, wanneer U ze zoo dichtbij lokt. Hoewel eigenlijk al wat te laat, zullen we het plaatsen van nestjes even be spreken. Te laat zijn we er mee, omdat herfst en winter tijden zijn om de nesthuisjes op te hangen, om den geregelden gevederden be zoekers van onzen tuin gelegenheid te ge ven om te wennen. Echter, wanneer U er nog direct toe overgaat, hebt U nog kans op succes, hoewel de vogels slechts heel langzaam wennen aan iets dat vreemd voor hen is. Denkt, alvorens hier en daar grillig ge vormde dingen te plaatsen, aan de behoef ten der vogels. U hangt uw geïmproviseer de nesthuisje liefst zoo'n beetje schuil, b.v. tusschen klimop tegen den muur, onder 'n balcon of in een boom. Nesthuisjes kunnen verkregen worden bij iederen winkelier in tuinbenoodigdheden. Wanneer den inhoud een enkelen keer wilt bekijken, moet U een broedhokje heb ben met een scharnierend dakje. Bekijkt echter den inhoud vooral niet te vaak, daar men kans zou hebben dat de vogel 't nest verlaat en er nimmer meer op terugkeert, zoodat de eieren nimmer uitgebroed wor den, of wanneer de vogels reeds geboren zijn, deze zouden sterven, terwijl U er in de meeste gevallen verzekerd van kunt zijn, dat uw huisje niet weder bewoond wordt. Later, wanneer de kleine vogels wat mans gaan worden, kunt U er meer pleizier van beleven. Plaats de huisjes nooit te dicht bij elkaar en vooral niet te dicht bij een voedertafel. Deze tafels, veelal het tooneel van ruzie en vechtpartijen, worden door nestboüwers niet in hun nabijheid ge- wenscht. Plaats de huisjes zoo, dat ze niet bloot gesteld zijn aan wind of regen. De grootte van het aan te brengen gat moet varieeren met de grootte van de vogels welke er hun nest in zullen bouwen. Wanneer het huisje door teveel musschen en te weinig meezen wordt gebruikt, kunt U de gaatjes verkleinen. Een meesje kiest een opening van ongeveer 2A c.M. in door snede. Deze kleine, levendige zangvogel met korten, scherpen, sterken snavel heeft meestal 'n langen staart en korte vleugels. Van de soorten welke bij ons voorkomen in de boomgaarden en beboschte streken noemen we de koolmees, van boven groen en onder geelachtig groen en met een zwarten kop; de pimpelmees met blauwe vleugels en staart, groenen rug en gelen buik; de zwarte mees met zwarten kop en wit-ge- rande kuifveeren; de staartmees met een zeer langen staart en dikken kop. Wanneer U dicht achter een bosch woont, zult U misschien het boomkruipertje kun nen aantrekken. Deze zal het gat dat TJ in een boomstammetje maakte, zoover dicht- plakken met modder tot het de grootte heeft welke hij zelf verkiest. Dit levendige vogeltje met een vrij langen gebogen en zeer dunnen snavel maakt zich zeer ver dienstelijk door het verdelgen van insecten en him eieren. De gewone nesters zijn de huismusch, koolmees, pimpelmees en spreeuw. Er schijnen zelfs huisjes verkrijgbaar te Heeft men de poot-sjalotten ook eens na gekeken en die, welke zacht aanvoelen, ver wijderd? Ze hebben geen stevig „hart" en vergaan langzamerhand. Bemest den grond, waarop sjalotten komen te staan niet met stalmest, deze lokt de uienvlieg, die den oogst doet mislukken. zijn met een regelbaar entrée om musschen buiten te sluiten. De vogels, die deze huis jes gebruiken zijn roodborstjes, roodstaart- jes en winterkoninkjes. Het winterkoninkje is met uitzondering van een paar soorten der goudhaantjes de kleinste van onze zang vogels; hij heeft een opgewipten staart, 'n betrekkelijk groot kopje en een scherp priemvormig snaveltje; zijn kleur is heider- roodbruin, met een zuiver witte streep boven het oog. Hij bouwt zijn nest liefst laag bij den grond in het hakhout. Het roodborstje is kleiner dan de nachte gaal; zijn nek, rug, vleugels en sfaart zijn olijfbruin, zijn vooraanzicht is geelachtig rood, buik en veeren der pooten wit. Het roodborstje is niet schuw, bouwt zijn nest eveneens laag bij den grond. Het wijfje legt 5 a 6 geelachtig witte, even bruin be vlekte eieren. Wanneer U een grooten tuin heeft zult U twee vogeltafels moeten hebben, daar roodborstjes, merels en roeken de andere zwakkere vogels zooals winterkoninkjes en meesjes verdringen. Plaats de tafels of voe derhuisjes op een steenen piëdestal of op een houten met zink beslagen, zoodat er geen katten bij kunnen om nog niet te spreken van ratten. Een opstaand kantje rondom voorkomt het afgooien of weg waaien van voeder. Wilt u zeldzame bezoe kers wanneer U in een boschrijke om geving woont is dit mogelijk dan plaatst U de voederhuisjes zoo dicht mogelijk bij het beboschte gedeelte. Deze voederplaat- sen houden 't nauwst verband met de mo gelijkheid om de opgehangen broedplaatsen bezet te krijgen, daar men de vogels dan geregeld doet terugkomen en aan de om geving gewent. Een cocosnootdop is ge schikt voor het bouwen van een meezen- nest. Een gat wordt er van voren uit gezaagd, vboral niet te groot; men drukt den achterkant in slap cement en duwt dezen tegen den muur, strijkt er zoo noo dig nog wat cement bij, terwijl men zich later goed overtuigt, wanneer het cement hard is, of het huisje goed blijft vastzitten. Vogelbadjes en drink- fonteinen moeten schoon- gehouden worden en be denkt, dat vooral bij vorst water nog meer welkom is dan voedsel. Bijna al 't voedsel, zooals brood, velletjes, korstjes, kaas, noten, zaden enz. is welkom, terwijl appels een groote attractie vormen voor de merels. ANEMOON Bij eiken stralenden voorjaarsdag in Februari en Maart hebben we onze fantasie laten gaan in het rijk der mode en telkens hebben we gedroomd van lichte voorjaarsj assen, kleine stroodopjes en fleurige zomer japonnen, maar altijd kwam weer een ferme hagelbui of een gure windvlaag onze illusie verstoren. Nu het dan eindelijk ernst is geworden met de lente, haasten wij ons U een paar modellen te laten zien uit de nieuwe collec tie van het patronenhuis Panora. Fig. 6 is een lange mantel van lichte stof, die zóó geknipt is, dat hij van voren precies tegen elkaar aansluit. De groote liggende kraag is van achteren driehoekig en versierd met een knoop. De mouw is van een elegant zakmodel. Het patroon is ver krijgbaar in maat 40, 42, 44 en 46 en de benoodigde stof bedraagt 3 M. van 140 c.M. breedte. Fig. 17. Deze pelerine-mantel is van ge ruite stof en zeer geschikt als reismantel. De pelerine laat het voorpand vrij en is met punten op den rug gezet. Het model heeft schuine opgestikte zakken en 'n lee ren ceintuur, Het patroon is te verkrijgen in de maten 40, 42, 44 en 46. Benoodigde stof 3.50 M. van 140 c.M. breed. POIlA „Van alle op deze bladzijde voorkomende genummerde mo dellen, die aan het mode-album „Zomerpracht" ontleend zijn, kunnen bij het Patronenkantoor „Panora", Nassauplein 1Haarlem, patronen be steld worden tegen, den prijs van 50 ets. voor complets, 35 ets. voor mantels en japonnen, en 20 ets voor rokken, kleine avondjasjes en kin- derkleeding. Voor toezending per post, ook bij bestelling aan de agen ten, 10 ets. extra. Het fraai uitgevoerde album zelf, 160 modellen bevat tend, is aan hetzelfde adres tegen den prijs van 50 ets. verkrijgbaar." VOOR DE KEUKEN Op verzoek volgt hieronder een zeer goed recept van dit smakelijke Chi- neesche gerecht, dat ook met de hier verkrijgbare ingrediënten uitstekend kan worden klaargemaakt. Men heeft er hier verschillende bereidingswijzen voor, welke soms zeer omslachtig zijn. De onder staande manier vordert echter niet bizon der veel werk en bij ondervinding weet ik, dat de bamie volgens dit recept klaar ge maakt, zeer in den smaak valt. Men rekent per persoon 1 ons mie (Chi- neesche vermecelli) en 1 ons vleesch. Voor 5 personen heeft men dus noodig: 1 pond mie en 1 pond varkenslapjes. Ver der A pond of 1 klein blik peultjes of spercieboonen, 'n paar bosjes selderij, 'n stuk of 4, 5 flinke preien, ongeveer 'n half pond uien, peper, zout, 'n stukje boter en 'n dessertlepel ketjap (Jap. soja). De mie wordt geweekt in lauwwarm wa ter. De uien worden fijn gesneden en in 'n stukje heete boter lichtgeel gefruit. Men voegt daar ook de fijngesneden prei bij en als alles licht bruin is, het in'dobbelsteen tjes gesneden vleesch, dat men rondom vlug laat aanbraden. Men doet dan wat water in de pan, voegt er de overige groen te bij en laat alles zachtjes stoven met zout en peper naar smaak, tot vleesch en groen te gaar zijn. Intusschen maakt men een ommelette van twee eieren, die men flink klopt met een lepel water en 'n snufje zout. Als vleesch en groente goed gaar zijn, voegt men er de geweekte mie bij en laat die even meestoven, terwijl men goed blijft roeren. Het gerecht mag niet te nat wezen, maar moet voldoende vochtig zijn, zoodat men er geen jus bij noodig heeft. Vóór het opdienen roert men er de ketjap door. Dan schikt men de bamie, kussenvormig, op 'n vleeschschotel. De inmiddels koud gewor den ommelette wordt in reepjes gesneden en ruitsgewijze over het gerecht heen ge legd. Rondom den schotel legt men een rand van op de gewone wijze aangemaak te sla en men legt hier en daar 'n partje citroen. Citroensap kan dan door ieder, naar eigen smaak, over het gerecht worden uitgeperst. Men kan de sla ook afzonderlijk bij de bamie opdienen. A. K.—P. Men heeft mij zoo dikwijls gevraagd of de „Engelsche" thee zooveel be ter is dan de Hollandsche, omdat men in Engeland zooveel lekkerder thee drinkt dan in Holland. Inderdaad drinkt men in Engeland, zoo wel in het huisgezin als in de hotels of in de tea-rooms een goed kop thee, terwijl dit bij ons nog dikwijls veel, ja, heel veel te wenschen overlaat, maar dit ligt niet aan de kwaliteit van de thee, maar aan de wijze waarop de thee wordt gezet. En hoe komt het nu, dat de kop thee zooveel lekkerder smaakt in Engeland dan in Nederland? Om de eenvoudige reden, dat men in En geland bijna tweemaal zooveel thee ge bruikt „per kop" dan bij ons. Dit komt niet omdat men in Engeland zooveel royaler te werk gaat, maar de prac- tische Engelschman heeft van 't begin al begrepen, dat men bij een product als thee, waarvan de smaakstoffen zulke fijne nu ances vertoonen, beter doet een beetje te veel dan te weinig te nemen, daar de na- deelen van een teveel gemakkelijker ver holpen kunnen worden met een neutrali seering door wat meer melk dan een te waterige oplossing, welke niet meer goed te maken is. De smaak van den theedrank toch hangt geheel af van twee factoren: ten eerste van de „hoeveelheid" thee en ten tweede van den trekduur. •«in W" Ten onzent denkt men met wem b en lang trekken het zelfde te 11,111110 et reiken als met de „juiste" maat t kort trekken. Deze meening is f°u „e- „smaak" van thee wordt niet tot sta» bracht door één stof, maar door een heid van stoffen. Deze veelheid van s hebben elk voor zich hun eigen sa stelling en nu hangt het van de 11 heid en van de juiste onderlinge ve ding van die stoffen af, of de the® niet lekker smaakt, wanneer die s door frisch kokend water tot oplossing den gebracht. et Onder die veelheid van stoffen 211 eI. drie, die in hoofdzaak den smaak D® schen, n.l. de looistof, de van deze afkomstige oxydatie-producten en thee-olie. Een goede kwaliteits-thee bezit dus looistof, daarbij aangevuld door een 0 dere nuance van de thee, „aroma", 31 stig van de thee-olie. af- Deze looistof en de van deze looisW komstige oxydatie-producten vormen „smaak", de thee-olie den geur vaI1 theedrank. De eerste twee stoffen nu moeten voldoende hoeveelheid en vooral in 'b g verhouding tot elkaar aanwezig zi-)n' tie aan den drank een zoodanige concen te kunnen geven, dat de smaak naam is. Proefondervindelijk is geconstateerd' er ten minste 2 gram per di. of 10 j ^e- per halven L. noodig is, om bij eeö paalden trekduur een voldoende heid van die extractstoffen te kunne» lossen voor de verkrijging van een lekkeren en pittigen smaak. yy Het is dus te begrijpen, dat bij eeD passing van minder dan 10 gram Per ven L. kokend water, de concentrate f den drank ook naar evenredigheid 1111 wordt en de thee dus „slap" wordt. Nu is het niet alleen voldoende bepaalde „hoeveelheid" van die eX stoffen te krijgen, maar deze stoffer1 ten in de goede verhouding tot el^aa.s t het vocht aanwezig zijn en daar0lfltjjd van zoo'n groot belang op den trek* te letten. Van de extractstoffen toch is de looi5' ;t0f in de grootste hoeveelheid aanwezté terwijl de andere smaakaanbrengende tractstoffen vrijwel dadelijk in °P10 .st- overgaan. De trekduur moet nu zóó gesteld worden,, dat er net genoeg 100 ee(i vrijkomt om tezamen en vooral i° j-. goede verhouding met de andere sn?.gej. stoffen een aangenamen drank te krw Dit nu is een kwestie van persoon smaak vandaar dat men van de soort die men drinkt, eerst naar e smaak den trekduur moet bepalen. Voor de meeste theeën is deze trek 4 a 5 minuten, krachtige theeën 3 ^of- minuut, waarbij er rekening mee moe1 den gehouden dat gebroken thee iets ef der aftrekt, omdat natuurlijk het °P vlak van gebroken thee grooter is c11 j/. in meer directe aanraking komt me water. w Trekt men nu te lang, dan komt e veel looistof vrij naar verhouding ^.^f. andere stoffen, en de thee wordt Terugkomende op het hierboven melde, berust dus de fout bij het theeze in Nederland op het feit, dat men ten zent veel te weinig thee gebruikt en lang laat trekken. Daarmee krijgt meP slappe thee, wegens een te weinig va tweede categorie smaakstoffen, thee te bitter wordt, omdat er naaf p houding te veel looistof vrijkomt e0 smaak hiervan niet meer aanvult, overheerscht. De trektijd speelt dus blJ theezetten een voorname rol; vandaag, ook het thee-recept een trekduur schrijft van maximum 7 minuten, he zeer zeker nooit mag worden overscW^u Deze beperkte trekduur betreft boveI' e- niet alleen den „smaak" van den drank, maar ook de „geur" is zeer geV voor een korten trektijd. De thee-olie toch is in uiterst %eï hoeveelheden aanwezig en is zeer vlu van aard. Waar deze „geur" reeds hel heeft bij gewone kamertemperatuur vliegen, reden waarom men ook de thee altijd in een goed-sluitende tr0J%i) moet bewaren, is het begrijpelijk, het overgieten met kokend water, dit u, vliegen" sterk in de hand wordt ge"gl/ Hoe korter men trekt, des te meer dus, maar trekt men nu weer te dan komt de verhouding der smaak?10 niet tot haar recht. Men moet d«s ej» trektijd afbreken op het moment dut zooveel mogelijk smaak bij een 'i0° mogelijken geur krijgt. ^Y Neemt men dus de factoren in acht, ke den smaak van den theedrank invloeden, dan zal men oneindig meer^- hebben van het genot van dezen mate aangenamen drank. \P Als een bijkomende factor is nog aa bevelen de thee even om te roere» yfi men ze uitschenkt, om daarmede gelijkmatig mogelijk schenksel te krijgen. Een Japansche dichter, Okakura, thee een kunstwerk en het theezetten kunst. Het eerste mag misschien waar zijd- tweede echter niet. Thee-„zetten" lS kunst, theezetten is een precies werk, werk waarbij men een paar minuten da keurig te werk moet gaan, meer oi {#0 De geheele „kunst" van het theeZ® i; kan in drie regels worden verklaard» le. Gebruik 10 gram thee op een h* L. frisch kokend water; 2e. Trek 3 tot 7 minuten, naar Se^ van den eigen smaak; 3e. Roer het aftreksel even om, vóór inschenken. DIE VROUW m HAAR HUKHOUDM^ WVWWWVVWWWWftWWWtfWVVWrtVWWW^WWVWWVWWW^ Ttt?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 10