De öezinslbandl
lil
I
e
Iets over theezetten
We hadden 't een vorige maal over
familie-zieken" en over men-
schen,. die voor die „ziekte" wel
wat al te bang waren. Over de droeve ver
vreemding, die zoo vaak in later jaren de
leden van één huisgezin voorgoed geschei
den houdt en over de schoonheid van een
hechten gezinsband, die heel het leven 'n
steun en 'n troost blijft.
Hoe de onderlinge verhouding der kin
deren uit één gezin zich zal ontwikkelen,
hangt voor het overgroote deel af van de
opvoeding, van de sfeer in het ouderhuis,
van het voorbeeld der ouders.
Om te beginnen kan de omgang der ou
ders met hun eigen naaste familieleden,
de gesprekken, daarover in het bijzijn der
kinderen gevoerd, van groot belang zijn. Er
zijn menschen, die hun eigen broers en
zusters achter hun rug belachelijk maken,
na elk samenzijn hun eigenaardigheden
breed uitmeten, of den wensch uitspreken,
dat ze nu voorloopig van een bezoek ver
schoond zullen blijven. De kinderen hooren
toe, gnuiven om de grappige manier, waar
op moeder tante weet na te doen, wagen
óók 'ns een geestigheid je ten koste van
oom, worden beknord om hun brutaliteit,
doch slechts zwakjes en zonder veel over
tuigingZoo leeren ze al jong, dat 't
nergens voor noodig is, je 'broers of zusters
de hand boven het hoofd te houden, dat je
je onbarmhartig vroolijk kunt maken over
hun eigenaardigheden en hen toch in den
waan laten dat je veel met hen op hebt.
Ernstiger nog is het, wanneer werkelijke
grieven tegen naaste familieleden door de
ouders in het bijzijn der kinderen geuit
worden: schampere uitlatingen over een
broer, die gevraagd heeft hem door een
moeilijken tijd heen te helpen en die huns
inziens maar zien moet dat hij voor zich
zélf zorgt; hatelijke opmerkingen over een
zuster, wie men haar voorspoed misgunt
en die „verbeelding" heet te hebben en
zoo meer.
Houden de ouders weinig of geen contact
meer met hun familieleden, hooren de kin
deren dat er met oom Henk ruzie is en dat
niemand weet waar oom Nico woont en
dat er aan tante Annie nooit meer geschre
ven wordt omdat zij acht jaar geleden eens
een Nieuwjaarsbrief onbeantwoord liet
dan is dat alles evenmin een bijzonder
schitterend voorbeeld te noemen. Alle po
gingen om een hartelijk en innig gezins
leven te scheppen, kunnen pas succes heb
ben wanneer de ouders zélf voorgaan en
hun verhouding tot hun eigen ouders,
broer en zusters ideaal is.
Wanneer dit zoo is, dan kan men bij het
jonge geslacht onderlinge liefde en gehecht
heid gaan aankweeken. Van jongsaf moet
alles vermeden worden, wat de kinderen
tegen elkander kan innemen, wat wrevel of
afgunst kan zaaien. Het „voortrekken" van
een bepaald kind, ook al is dit nog zooveel
begaafder of liever van karakter dan de
andere, is een der grootste gevaren voor
een goede en liefdevolle verhouding tus-
schen de kinderen. Hoe dikwijls zien we
niet, dat zulke fouten in de opvoeding heel
het leven lang blijven nawerken. De jongen
met het flinke, prettige karakter, die uit
stekend leert en met iedereen kan opschie
ten, heeft zichtbaar 'n streepje vóór boven
zijn lastigen, speelschen, humeurigen
broer, die weinig uitvoert en 'n massa
moeite geeft. De laatste is al van jongsaf
jaloersch op den eerste, die volgens hem
geen kwaad kan doen, dien hij ziet als een
onuitstaanbaren braven Hendrik, hetgeen
hij toch allerminst is, wien hij telkens een
hak poogt te zetten en bij wien hij voor
geen geld steun en raad zou zoeken. De
ander op zijn beurt voelt weinig voor het
kurige, wat geniepige broertje, dat thuis
altijd last en ongenoegen veroorzaakt en
dat van zijn eerlijk aangeboden hulp niet
gediend blijkt. Deze schooljaren-verhou
ding bestaat soms dertig jaar later nog!
De in het leven minder gelukkige broer
wordt door zijn afgunst weerhouden, steun
te zoeken bij den sterkere, wien het in de
wereld zooveel beter gaat; de knappere
voelt zich afgestooten door het wantrou
wen en de onaangename manieren van
den ander en houdt zich afzijdig, wat
nummer één weer voor verwaandheid aan
zietHet eene misverstand komt voort
uit het andere, maar de schuld ligt bij de
ouders, die de verhouding niet in juiste
banen wisten te leiden zoolang zij ze nog
in de hand hadden.
Van de kinderkamer af moet een sterk
saamhoorigheidsgevoel gekweekt worden;
de kinderen moeten leeren, in eikaars lief
en leed te deelen, alles voor elkaar over te
hebben en elkaar door dik en dun trouw te
zijn. Niet altijd, maar toch heel dikwijls
hangt het van de ouders af, of de kinderen
hun beste vrienden en makkers onder de
eigen broers en zusters vinden óf ze onder
buitenstaanders zoeken.
Het katholiek vereenigingsleven onttrekt
ook de halfvolwassen kinderen vaak meer
dere avonden, Zaterdagen of Zondagen,
aan den huiselijken kring. Dit al te zeer
tegen te gaan, is onjuist; de jonge mensch
heeft frissche indrukken, nieuwe menschen,
nieuwe ideeën noodig om zich ten volle te
kunnen ontwikkelen. Doch zelfs in een ge
zin, dat met zijn tijd meeleeft, waar men
niet meer in het „iederen avond allemaal
thuis" het hoogste ideaal ziet, moet men
zorgen, toch zeker één of twee „huiselijke
avonden" per week te behouden. Het be
hoeven niet telkens dezelfde te zijn: iedere
week opnieuw kan worden vastgesteld, op
wélke dagen er niemand uit hoeft en deze
worden dan extra gezellig gemaakt. Ge
dwongen verblijf in den huiselijken kring
doet de onderlinge gehechtheid meer kwaad
dan goed; vrijwillig zijn tijd zóó inrichten,
dat men wat meer in eikaars gezelschap
kan zijn, versterkt den band. doet het bezit
van een grooten, gelukkigen familiekring
telkens opnieuw waardeeren.
Verlaten de eersten voorgoed of voor lan-
geren tijd het ouderlijk huis, dan is 't we
derom aan de ouders, de goede gewoonten
in te voeren, die de kinderen in later jaren
getrouw zullen blijven: te zorgen dat er ge
schreven wordt, niet alleen aan vader en
moeder, maar ook aan de anderen; dat ver
jaardagen niet in het vergeetboek raken;
dat overkomst van de buiten wonenden
door allen als een feest wordt gevoeld.
Blijven de ouders levenslang een innig
contact in de hand werken, dan zal ook na
hun heengaan die traditie worden voort
gezet. Dan zal de gezinsband voor ieder
der kinderen een waarborg blijven tegen
verlatenheid en vereenzaming, nood en el
lende.
S. A. T.
Wanneer U van vogels houdt, is er
slechts weinig noodig om ze aan
te moedigen om in uw tuin te ko
men. Alléén, denkt om hun vijanden, zojo-
als katten; ook zij'stellen levendig belang
in vogels en zullen U zelfs heel dankbaar
zijn, wanneer U ze zoo dichtbij lokt.
Hoewel eigenlijk al wat te laat, zullen
we het plaatsen van nestjes even be
spreken.
Te laat zijn we er mee, omdat herfst en
winter tijden zijn om de nesthuisjes op te
hangen, om den geregelden gevederden be
zoekers van onzen tuin gelegenheid te ge
ven om te wennen. Echter, wanneer U er
nog direct toe overgaat, hebt U nog kans
op succes, hoewel de vogels slechts heel
langzaam wennen aan iets dat vreemd voor
hen is.
Denkt, alvorens hier en daar grillig ge
vormde dingen te plaatsen, aan de behoef
ten der vogels. U hangt uw geïmproviseer
de nesthuisje liefst zoo'n beetje schuil, b.v.
tusschen klimop tegen den muur, onder 'n
balcon of in een boom. Nesthuisjes kunnen
verkregen worden bij iederen winkelier in
tuinbenoodigdheden.
Wanneer den inhoud een enkelen keer
wilt bekijken, moet U een broedhokje heb
ben met een scharnierend dakje. Bekijkt
echter den inhoud vooral niet te vaak, daar
men kans zou hebben dat de vogel 't nest
verlaat en er nimmer meer op terugkeert,
zoodat de eieren nimmer uitgebroed wor
den, of wanneer de vogels reeds geboren
zijn, deze zouden sterven, terwijl U er in
de meeste gevallen verzekerd van kunt zijn,
dat uw huisje niet weder bewoond wordt.
Later, wanneer de kleine vogels wat mans
gaan worden, kunt U er meer pleizier van
beleven. Plaats de huisjes nooit te dicht
bij elkaar en vooral niet te dicht bij een
voedertafel. Deze tafels, veelal het tooneel
van ruzie en vechtpartijen, worden door
nestboüwers niet in hun nabijheid ge-
wenscht.
Plaats de huisjes zoo, dat ze niet bloot
gesteld zijn aan wind of regen. De grootte
van het aan te brengen gat moet varieeren
met de grootte van de vogels welke er hun
nest in zullen bouwen.
Wanneer het huisje door teveel musschen
en te weinig meezen wordt gebruikt, kunt
U de gaatjes verkleinen. Een meesje kiest
een opening van ongeveer 2A c.M. in door
snede. Deze kleine, levendige zangvogel met
korten, scherpen, sterken snavel heeft
meestal 'n langen staart en korte vleugels.
Van de soorten welke bij ons voorkomen in de
boomgaarden en beboschte streken noemen
we de koolmees, van boven groen en onder
geelachtig groen en met een zwarten kop;
de pimpelmees met blauwe vleugels en
staart, groenen rug en gelen buik; de
zwarte mees met zwarten kop en wit-ge-
rande kuifveeren; de staartmees met een
zeer langen staart en dikken kop.
Wanneer U dicht achter een bosch woont,
zult U misschien het boomkruipertje kun
nen aantrekken. Deze zal het gat dat TJ in
een boomstammetje maakte, zoover dicht-
plakken met modder tot het de grootte
heeft welke hij zelf verkiest. Dit levendige
vogeltje met een vrij langen gebogen en
zeer dunnen snavel maakt zich zeer ver
dienstelijk door het verdelgen van insecten
en him eieren.
De gewone nesters zijn de huismusch,
koolmees, pimpelmees en spreeuw.
Er schijnen zelfs huisjes verkrijgbaar te
Heeft men de poot-sjalotten ook eens na
gekeken en die, welke zacht aanvoelen, ver
wijderd? Ze hebben geen stevig „hart" en
vergaan langzamerhand. Bemest den grond,
waarop sjalotten komen te staan niet met
stalmest, deze lokt de uienvlieg, die den
oogst doet mislukken.
zijn met een regelbaar entrée om musschen
buiten te sluiten. De vogels, die deze huis
jes gebruiken zijn roodborstjes, roodstaart-
jes en winterkoninkjes. Het winterkoninkje
is met uitzondering van een paar soorten
der goudhaantjes de kleinste van onze zang
vogels; hij heeft een opgewipten staart, 'n
betrekkelijk groot kopje en een scherp
priemvormig snaveltje; zijn kleur is heider-
roodbruin, met een zuiver witte streep
boven het oog. Hij bouwt zijn nest liefst
laag bij den grond in het hakhout.
Het roodborstje is kleiner dan de nachte
gaal; zijn nek, rug, vleugels en sfaart zijn
olijfbruin, zijn vooraanzicht is geelachtig
rood, buik en veeren der pooten wit.
Het roodborstje is niet schuw, bouwt zijn
nest eveneens laag bij den grond. Het wijfje
legt 5 a 6 geelachtig witte, even bruin be
vlekte eieren.
Wanneer U een grooten tuin heeft zult
U twee vogeltafels moeten hebben, daar
roodborstjes, merels en roeken de andere
zwakkere vogels zooals winterkoninkjes en
meesjes verdringen. Plaats de tafels of voe
derhuisjes op een steenen piëdestal of op
een houten met zink beslagen, zoodat er
geen katten bij kunnen om nog niet te
spreken van ratten. Een opstaand kantje
rondom voorkomt het afgooien of weg
waaien van voeder. Wilt u zeldzame bezoe
kers wanneer U in een boschrijke om
geving woont is dit mogelijk dan plaatst
U de voederhuisjes zoo dicht mogelijk bij
het beboschte gedeelte. Deze voederplaat-
sen houden 't nauwst verband met de mo
gelijkheid om de opgehangen broedplaatsen
bezet te krijgen, daar men de vogels dan
geregeld doet terugkomen en aan de om
geving gewent. Een cocosnootdop is ge
schikt voor het bouwen van een meezen-
nest. Een gat wordt er van voren uit
gezaagd, vboral niet te groot; men drukt
den achterkant in slap cement en duwt
dezen tegen den muur, strijkt er zoo noo
dig nog wat cement bij, terwijl men zich
later goed overtuigt, wanneer het cement
hard is, of het huisje goed blijft vastzitten.
Vogelbadjes en drink-
fonteinen moeten schoon-
gehouden worden en be
denkt, dat vooral bij vorst
water nog meer welkom
is dan voedsel. Bijna al 't
voedsel, zooals brood, velletjes, korstjes,
kaas, noten, zaden enz. is welkom, terwijl
appels een groote attractie vormen voor
de merels.
ANEMOON
Bij eiken stralenden voorjaarsdag in
Februari en Maart hebben we onze
fantasie laten gaan in het rijk der
mode en telkens hebben we gedroomd van
lichte voorjaarsj assen, kleine stroodopjes
en fleurige zomer japonnen, maar altijd
kwam weer een ferme hagelbui of een gure
windvlaag onze illusie verstoren.
Nu het dan eindelijk ernst is geworden
met de lente, haasten wij ons U een paar
modellen te laten zien uit de nieuwe collec
tie van het patronenhuis Panora.
Fig. 6 is een lange mantel van lichte
stof, die zóó geknipt is, dat hij van voren
precies tegen elkaar aansluit. De groote
liggende kraag is van achteren driehoekig
en versierd met een knoop. De mouw is van
een elegant zakmodel. Het patroon is ver
krijgbaar in maat 40, 42, 44 en 46 en de
benoodigde stof bedraagt 3 M. van 140 c.M.
breedte.
Fig. 17. Deze pelerine-mantel is van ge
ruite stof en zeer geschikt als reismantel.
De pelerine laat het voorpand vrij en is
met punten op den rug gezet. Het model
heeft schuine opgestikte zakken en 'n lee
ren ceintuur, Het patroon is te verkrijgen
in de maten 40, 42, 44 en 46. Benoodigde
stof 3.50 M. van 140 c.M. breed.
POIlA
„Van alle op deze bladzijde voorkomende genummerde mo
dellen, die aan het mode-album „Zomerpracht" ontleend zijn, kunnen bij
het Patronenkantoor „Panora", Nassauplein 1Haarlem, patronen be
steld worden tegen, den prijs van 50 ets. voor complets, 35 ets. voor
mantels en japonnen, en 20 ets voor rokken, kleine avondjasjes en kin-
derkleeding. Voor toezending per post, ook bij bestelling aan de agen
ten, 10 ets. extra. Het fraai uitgevoerde album zelf, 160 modellen bevat
tend, is aan hetzelfde adres tegen den prijs van 50 ets. verkrijgbaar."
VOOR DE KEUKEN
Op verzoek volgt hieronder een zeer
goed recept van dit smakelijke Chi-
neesche gerecht, dat ook met de
hier verkrijgbare ingrediënten uitstekend
kan worden klaargemaakt. Men heeft er
hier verschillende bereidingswijzen voor,
welke soms zeer omslachtig zijn. De onder
staande manier vordert echter niet bizon
der veel werk en bij ondervinding weet ik,
dat de bamie volgens dit recept klaar ge
maakt, zeer in den smaak valt.
Men rekent per persoon 1 ons mie (Chi-
neesche vermecelli) en 1 ons vleesch.
Voor 5 personen heeft men dus noodig:
1 pond mie en 1 pond varkenslapjes. Ver
der A pond of 1 klein blik peultjes of
spercieboonen, 'n paar bosjes selderij, 'n
stuk of 4, 5 flinke preien, ongeveer 'n half
pond uien, peper, zout, 'n stukje boter en
'n dessertlepel ketjap (Jap. soja).
De mie wordt geweekt in lauwwarm wa
ter. De uien worden fijn gesneden en in 'n
stukje heete boter lichtgeel gefruit. Men
voegt daar ook de fijngesneden prei bij en
als alles licht bruin is, het in'dobbelsteen
tjes gesneden vleesch, dat men rondom
vlug laat aanbraden. Men doet dan wat
water in de pan, voegt er de overige groen
te bij en laat alles zachtjes stoven met zout
en peper naar smaak, tot vleesch en groen
te gaar zijn.
Intusschen maakt men een ommelette
van twee eieren, die men flink klopt met
een lepel water en 'n snufje zout.
Als vleesch en groente goed gaar zijn,
voegt men er de geweekte mie bij en laat
die even meestoven, terwijl men goed blijft
roeren. Het gerecht mag niet te nat wezen,
maar moet voldoende vochtig zijn, zoodat
men er geen jus bij noodig heeft. Vóór het
opdienen roert men er de ketjap door. Dan
schikt men de bamie, kussenvormig, op 'n
vleeschschotel. De inmiddels koud gewor
den ommelette wordt in reepjes gesneden
en ruitsgewijze over het gerecht heen ge
legd. Rondom den schotel legt men een
rand van op de gewone wijze aangemaak
te sla en men legt hier en daar 'n partje
citroen. Citroensap kan dan door ieder,
naar eigen smaak, over het gerecht worden
uitgeperst.
Men kan de sla ook afzonderlijk bij de
bamie opdienen.
A. K.—P.
Men heeft mij zoo dikwijls gevraagd
of de „Engelsche" thee zooveel be
ter is dan de Hollandsche, omdat
men in Engeland zooveel lekkerder thee
drinkt dan in Holland.
Inderdaad drinkt men in Engeland, zoo
wel in het huisgezin als in de hotels of in
de tea-rooms een goed kop thee, terwijl
dit bij ons nog dikwijls veel, ja, heel veel te
wenschen overlaat, maar dit ligt niet
aan de kwaliteit van de thee, maar aan de
wijze waarop de thee wordt gezet.
En hoe komt het nu, dat de kop thee
zooveel lekkerder smaakt in Engeland dan
in Nederland?
Om de eenvoudige reden, dat men in En
geland bijna tweemaal zooveel thee ge
bruikt „per kop" dan bij ons.
Dit komt niet omdat men in Engeland
zooveel royaler te werk gaat, maar de prac-
tische Engelschman heeft van 't begin al
begrepen, dat men bij een product als thee,
waarvan de smaakstoffen zulke fijne nu
ances vertoonen, beter doet een beetje te
veel dan te weinig te nemen, daar de na-
deelen van een teveel gemakkelijker ver
holpen kunnen worden met een neutrali
seering door wat meer melk dan een te
waterige oplossing, welke niet meer goed
te maken is.
De smaak van den theedrank toch hangt
geheel af van twee factoren: ten eerste van
de „hoeveelheid" thee en ten tweede van
den trekduur.
•«in W"
Ten onzent denkt men met wem b
en lang trekken het zelfde te 11,111110 et
reiken als met de „juiste" maat t
kort trekken. Deze meening is f°u „e-
„smaak" van thee wordt niet tot sta»
bracht door één stof, maar door een
heid van stoffen. Deze veelheid van s
hebben elk voor zich hun eigen sa
stelling en nu hangt het van de 11
heid en van de juiste onderlinge ve
ding van die stoffen af, of de the®
niet lekker smaakt, wanneer die s
door frisch kokend water tot oplossing
den gebracht. et
Onder die veelheid van stoffen 211 eI.
drie, die in hoofdzaak den smaak D®
schen, n.l. de looistof, de van deze
afkomstige oxydatie-producten en
thee-olie.
Een goede kwaliteits-thee bezit dus
looistof, daarbij aangevuld door een 0
dere nuance van de thee, „aroma", 31
stig van de thee-olie. af-
Deze looistof en de van deze looisW
komstige oxydatie-producten vormen
„smaak", de thee-olie den geur vaI1
theedrank.
De eerste twee stoffen nu moeten
voldoende hoeveelheid en vooral in 'b g
verhouding tot elkaar aanwezig zi-)n' tie
aan den drank een zoodanige concen
te kunnen geven, dat de smaak
naam is.
Proefondervindelijk is geconstateerd'
er ten minste 2 gram per di. of 10 j ^e-
per halven L. noodig is, om bij eeö
paalden trekduur een voldoende
heid van die extractstoffen te kunne»
lossen voor de verkrijging van een
lekkeren en pittigen smaak. yy
Het is dus te begrijpen, dat bij eeD
passing van minder dan 10 gram Per
ven L. kokend water, de concentrate f
den drank ook naar evenredigheid 1111
wordt en de thee dus „slap" wordt.
Nu is het niet alleen voldoende
bepaalde „hoeveelheid" van die eX
stoffen te krijgen, maar deze stoffer1
ten in de goede verhouding tot el^aa.s t
het vocht aanwezig zijn en daar0lfltjjd
van zoo'n groot belang op den trek*
te letten.
Van de extractstoffen toch is de
looi5'
;t0f
in de grootste hoeveelheid aanwezté
terwijl de andere smaakaanbrengende
tractstoffen vrijwel dadelijk in °P10 .st-
overgaan. De trekduur moet nu zóó
gesteld worden,, dat er net genoeg 100 ee(i
vrijkomt om tezamen en vooral i° j-.
goede verhouding met de andere sn?.gej.
stoffen een aangenamen drank te krw
Dit nu is een kwestie van persoon
smaak vandaar dat men van de
soort die men drinkt, eerst naar e
smaak den trekduur moet bepalen.
Voor de meeste theeën is deze trek
4 a 5 minuten, krachtige theeën 3 ^of-
minuut, waarbij er rekening mee moe1
den gehouden dat gebroken thee iets ef
der aftrekt, omdat natuurlijk het °P
vlak van gebroken thee grooter is c11 j/.
in meer directe aanraking komt me
water. w
Trekt men nu te lang, dan komt e
veel looistof vrij naar verhouding ^.^f.
andere stoffen, en de thee wordt
Terugkomende op het hierboven
melde, berust dus de fout bij het theeze
in Nederland op het feit, dat men ten
zent veel te weinig thee gebruikt en
lang laat trekken. Daarmee krijgt meP
slappe thee, wegens een te weinig va
tweede categorie smaakstoffen,
thee te bitter wordt, omdat er naaf p
houding te veel looistof vrijkomt e0
smaak hiervan niet meer aanvult,
overheerscht. De trektijd speelt dus blJ
theezetten een voorname rol; vandaag,
ook het thee-recept een trekduur
schrijft van maximum 7 minuten, he
zeer zeker nooit mag worden overscW^u
Deze beperkte trekduur betreft boveI' e-
niet alleen den „smaak" van den
drank, maar ook de „geur" is zeer geV
voor een korten trektijd.
De thee-olie toch is in uiterst %eï
hoeveelheden aanwezig en is zeer vlu
van aard. Waar deze „geur" reeds hel
heeft bij gewone kamertemperatuur
vliegen, reden waarom men ook de
thee altijd in een goed-sluitende tr0J%i)
moet bewaren, is het begrijpelijk,
het overgieten met kokend water, dit u,
vliegen" sterk in de hand wordt ge"gl/
Hoe korter men trekt, des te meer
dus, maar trekt men nu weer te
dan komt de verhouding der smaak?10
niet tot haar recht. Men moet d«s ej»
trektijd afbreken op het moment dut
zooveel mogelijk smaak bij een 'i0°
mogelijken geur krijgt. ^Y
Neemt men dus de factoren in acht,
ke den smaak van den theedrank
invloeden, dan zal men oneindig meer^-
hebben van het genot van dezen
mate aangenamen drank. \P
Als een bijkomende factor is nog aa
bevelen de thee even om te roere» yfi
men ze uitschenkt, om daarmede
gelijkmatig mogelijk schenksel te
krijgen.
Een Japansche dichter, Okakura,
thee een kunstwerk en het theezetten
kunst.
Het eerste mag misschien waar zijd-
tweede echter niet. Thee-„zetten" lS
kunst, theezetten is een precies werk,
werk waarbij men een paar minuten da
keurig te werk moet gaan, meer oi {#0
De geheele „kunst" van het theeZ® i;
kan in drie regels worden verklaard»
le. Gebruik 10 gram thee op een h*
L. frisch kokend water;
2e. Trek 3 tot 7 minuten, naar Se^
van den eigen smaak;
3e. Roer het aftreksel even om, vóór
inschenken.
DIE VROUW m HAAR HUKHOUDM^
WVWWWVVWWWWftWWWtfWVVWrtVWWW^WWVWWVWWW^
Ttt?