geloof aan hekserij
H
IVIet twee kameraadjes op avomturenreïs
I
X
cKetvsfc&aal den day
alle
ABONNË'S ays,«swwwktsssï F 750.-F J50.-a»ts
IzGVius-VJLexLQe#*
GEEN SPRAKE VAN!
De processen
WOENSDAG 22 MEI 1935
Omgang met den duivel
1 toem
Een geheime secte?
Felle vervolging
De heksenhamer
De heksensabbath
Na de hervorming
Star-filosofie
h
f>*j
111 rondUstk\naat j koene springer
Een hond, die graag per
autobus rijdt
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN VITERLUK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Ff)C A bij verlies van een ham»
müV/*" een voet of een oog
DOOR BERTHA RUCK
I
geloof aan booze toovenaressen
stamt niet uit de christelijke middel-
Ie eeuwen, doch het „magisme" was
j[e s de heidensche oudheid tje-
ftia »en aanwenden van „zwarte
Rottf6' Werd door de Joodsche en de
de veinsclle wet met den dood gestraft. In
T^e middeleeuwen bestreed de Kerk
acht het heksengeloof. Maar in de
etlde eeuw schijnt die houding te ver-
De kerkelijke Inquisitie begint zich
Ui0e.aan&achten wegens hekserij te be-
*0o rT' ^Uist in denzeltden tijd, waarin het
.,heks", vermoedelijk vanuit Zwit-
oVe - een algemeene verbreiding vindt
bet Duitsche taalgebied.
de p0Ver geschiedenis kan nagaan, vond
^rinSte heksenverbranding op last der
het 6 inquisitie plaats te Toulouse in
besc?aar 1275. De veroordeelde vrouw was
den uldiSd van vleeschelijken omgang met
W) uivel. Ze zou een monster ter wereld
het T ge,3racht en dit gevoed hebben met
Wt Ch van zuigelingen, die zij op
hüti el^ke strooptochten uit de huizen
bpser ouders ontvreemdde. Deze onzinnige
U'higingen vonden geloof bij de rech-
ziin tractaat „De demonibus" in
5 ^Uaesti°nes de quodlibet" was ook de
'boe i°mas van Aduino overtuigd, dat de
keef6 van persoonlijk geslachtsver-
tusschen duivelen en menschen bewe-
1 was.
ton» duitschland werden in 1225
;ovena:
en in 1275
<W aars tot den brandstapel veroordeeld,
peu 'bquisitie-processen uit de 13e of 14e
ï^in er niet bekend.
^lft 1Comt het, dat juist in de tweede
ï0ot.der dertiende eeuw het heksengeloof
êaat nemen?
eemt en dat ook de* Kerk maatrege-
Kj.
n feit wordt aan verschillende oorzaken
s^l^'^hreven. Allereerst wijst men op de
v0* en groote toename van bijgeloovige
s ellingen in Europa, ten gevolge van
kfti ;'srkeer met het Oosten, speciaal de
hier?.°chten. Als bijzondere factor geldt
li5tis j be verbreiding der Joodsche, Kabba-
getl^e en Arabische geheimleeren; vervol-
w be opvatting der Katharen over het
O0st0lpe van het kwade, die eveneens door
kath6rSClle meeningen beïnvloed was. Het
arisme was vooral verbreid in Zuid-
iiprt. ijk en hier zijn ook op het einde der
ta]'eabe eeuw de heksenprocessen het
Rijkst.
MijL
andere aanwijzing in deze richting
V0j ^et Voorschrift van paus Alexander IV,
Jnet ens hetwelk de Inquisiteuren zich niet
late aariklachten wegens hekserij zouden in=
eetln' tenzij vaststond, dat de beschuldigde
'bis tersche gezindte was toegedaan:
Voq 1 bfanifeste saperent haeresim". Dit
^schrift dateert uit 1260.
t>elQ :j herinnerden reeds aan het heksen-
bij ber „heksen" zelf, waarmede men
(Jejj e heoordeeling rekening heeft te hou-
staa klaarblijkelijk hebben er lieden be-
Va bie zich vermoedelijk onder invloed
het Katharisme uitgaven voor be-
stigden door den Booze, en die leerden,
fl6s j^ij aan hun omgang met het beginsel
Waads bijzondere krachten ontleenden,
bat rb°°r zij in het gewone verloop der
U hrwetten konden ingrijpen,
liefl Zelfs niet onwaarschijnlijk, dat deze
zich hebben georganiseerd in ge-
pf- e genootschappen. Bij een massa-
^356S ^er Iniuisitie te Toulouse in het jaal
Ie K"bekenden" twee oudere vrouwen, maar
gen en processen der veertiende en vijf
tiende eeuw? Charles Louardie omschrijft
als volgt het begrip:
„Sabbath noemde men de bijeenkomsten, die
de heksen des nachts hielden onder voorzitter
schap van den duivel, om de geheimzinnige
riten van hun duivelsche kunst te vieren, hun
meester te huldigen en, onder elkander, hun
booze hartstochten te bevredigen."
Bestond deze heksensabbath uitsluitend
in de volksverbeelding, of berustte de over
tuiging hieromtrent op zekere, minder
nauwkeurig bekende feiten?
Vast staat, dat in de meest uiteengelegen
cultuurgebieden en in vrijwel alle tijden on
geveer dezelfde voorstelling wordt gegeven
van den Satans-cultus in geheime bijeen
komsten. Het is niet geheel onwaarschijn
lijk, maar onder voorbehoud aannemelijk,
dat deze voorstelling inderdaad een grond
van waarheid heeft. In dit geval is, weder
om onder voorbehoud, aan te nemen, dat
ook in de middeleeuwen zulke bijeenkom
sten hebben plaats gevonden en dat ver
scheidene veroordeelden, die hun mede
plichtigheid eraan bekenden, werkelijk leden
waren van geheime, satanistische genoot
schappen. Aan bekentenissen, op de pijn
bank afgelegd, kan men echter in beginsel
geen waarde toekennen.
Bij een reeks processen, gevoerd in de
Dauphiné tusschen 1428 en 1477 gaf, onder
tortuur, een groot aantal der 167 beschul
digden toe, tot een geheim genootschap te
hebben behoord en aan geheime bijeenkom
sten te hebben deelgenomen. Te Arras werd
in 1459 en de volgende jaren op dezelfde
wijze het bestaan van zulk een secte ge
constateerd. Deze secte noemde zich de
Vauderie.
Het hevigst heeft de heksenvervolging
gewoed in de 15e eeuw, toen ook in Neder
land, echter alleen voor de wereldlijke
rechtbank, talrijke heksenprocessen werden
behandeld, grootendeels met ongunstigen
afloop voor de beschuldigden. Paus Innocen-
tius VIII bekrachtigde in de bulle „Summis
desiderantes affectibus" van 5 December
1484 de opvatting der inquisitoren, dat aan
klachten wegens hekserij wel degelijk
rechtsingang moesten vinden bij de Ker
kelijke Rechtbank. De Paus grondde die be
krachtiging op de overweging, „dat in
eenige streken van Duitschland zeer vele
personen van beiderlei geslacht van het
christelijk geloof zijn afgevallen, ontucht
plegen met booze geesten en allerlei kwaad
uitwerken tegen menschen, dieren en veld
vruchten". Van den z.g. „heksensabbath"
wordt in deze bulle niet gesproken. Uit dit
zwijgen besluit men, dat voor de veronder
stelling, als zouden er veel geheime ge
nootschappen van magischen of satanisti-
schen aard hebben bestaan, weinig grond is.
Vooral na deze pauselijke bulle ontstond
een zeer uitgebreide litteratuur over de
hekserij en de behandeling van heksen.
Talrijke tractaten verschenen, meest van
1)e^entenis werd door foltering afge-
bevngen en heeft dus zeker geen volle
lan1Jskracht, dat zij hadden deelgenomen
di6 den z.g. „heksen-sabbath", dat zij op
inkomst den Booze hadden aanbe-
0^' dat zij zich hadden overgegeven aan de
°ht> welke de Booze van hen eischte,
feflr zif het bloed van kleine kinderen
°hken hadden.
aarin bestaat de heksensabbath, die
een groote rol speelt in de opvattin-
Illustratie uit het heksenboek van Ulrich
Monitor (1489) voorstellende, hoe de too
venaressen door aanwending van bijzon
dere middelen in contact met den Booze
zoeken te komen
overtuigden, die middelen zochten om het
kwaad te keeren. Het voornaamste en meest
beruchte document uit die litteratuur is de
z.g. „Heksenhamer", een werk van de Inqui
siteurs J. Sprenger en H. Institoris, voor het
eerst verschenen te Straatsburg in 1487. Het
werk begint, na een korte „Apologia
auctoris", waarin de schrijvers hun stand
punt verdedigen, met de genoemde pause
lijke bulle. Daarna worden de misdaden der
heksen, speciaal de omgang met den duivel
behandeld, eindelijk volgen gedragslijnen
voor wereldlijke en kerkelijke rechters. De
Heksenhamer" of zooals de Latijnsche
titel luidt „Malleus Maleficarum" werd
tot in 1669 herhaaldelijk herdrukt en gold
tot dien tijd als handboek bij de recht
spraak.
De voorstelling, als zou de Hervorming een
einde hebben gemaakt aan de heksen
processen, is onjuist. Integendeel nam, spe
ciaal in Duitschland, de heksenvervolging
toe onder invloed der Reformatie. Luther
was vast overtuigd van de boosaardige uit
werking der hekserij en ging fel tegen de
heksen te keer. De heksenwaan bereikte in
Duitschland eerst zijn hoogtepunt tusschen
1550 en 1640. Ook Calvijn ageerde hevig
tegen de toovenaars en toovenaressen, aan
wier invloed o.m. de pest-epidemie te
Genève in 1542 werd toegeschreven.
In de vijftiende eeuw begint echter reeds
de bestrijding van het heksengeloof. Ulrich
Molitoris, procurator van het bisschoppelijk
hof te Constanz, verwijst in zijn „De Laniis
et phitonibus mulieribus" van 1489 het hek
sengeloof naar het rijk der fabels, maar
handhaaft de overtuiging, dat een persoon
lijk contact met den duivel mogelijk is. De
eerste groote bestrijder van 't heksengeloof
is de Nederlandsche geneesheer Jan Wier,
die in 1564 te Bazel zijn „de praestigiis
daemonum" publiceert. Hij beweert, dat de
vermeende heksen geen misdadige, doch
zieke menschen zouden zijn. Voorts dient in
dit opzicht genoemd de activiteit van den
katholieken wereldgeestelijke Cornelius
Loos, die in 1592 den strijd tegen het bij
geloof aanbindt, op de werkdadigheid van
den Jezuïet Fr. Spe in zijn „Cautio crimina-
lis" van 1631 en van den Gereformeerden
Nederlandschen predikant Balthasar Bekker
in zijn „Betooverde werelt" van 1691.
De laatste terechtstelling wegens hekserij
vond plaats in 1782 te Glarus. Een dienst
meisje, dat het kind harer meesters behekst
zou hebben, werd door de protestantsche
rechters ter dood verwezen. Ze is onthoofd.
Conclusie
De geschiedenis der heksenprocessen, wij
zeiden het reeds, levert een der gruwelijkste
bladzijden uit de cultuurhistorie. Ze kan
slechts psychologisch verklaard worden.
Maar deze donkere bladzijde uit te spelen
tegen de Katholieke Kerk is onrechtvaar
dig. Het heksengeloof is ouder dan het Ka
tholicisme, dit geloof werd door de Refor
matoren gedeeld en het liet zich nog gerui-
men tijd na de Hervorming, ook en vooral
in Protestantsche streken, op tragische
wijze gelden.
Carole Lombard is een Amerikaansche
filmster, waarvan er dertien in een
dozijn gaan en die als zoovele van haar
collega's ln de meening verkeert, dat „haar"
films haar films zijn, omdat zij er een rol in
vervult. De juffrouw Lombard wordt door haar
omgeving voor een filosofe aangezien op grond
van een uitspraak omtrent het begrip „vrije
vrouwen in Hollywood". Ziehier de bedoelde
wijsgeerige uitspraak:
„Dit Hollywood is eigenlijk een belangrijk
verschijnsel in de wereldgeschiedenis. Hier
ziet u toch voor het eerst sinds het oude
rijk der Amazonen weer eens een kolonie
van materieel onafhankelijke vrouwen. Hier
staan de vrouwen aan het hoofd van een
fantastisch koninkrijk, waar alle weelde door
vrouwen wordt samengebracht."
Voor ons is dit een openbaring, daar het ons
niet bekend was, dat al die bleekneuzen over
Hollywood regeeren alsof er geen Adolph
Zukor's meer bestonden. tntusschen vinden
Carole's vrienden en vriendinnen haar meening
eenvoudig een sensatie en spreken zij van wijs
geerige en scherp gestelde theorieën. Dit wordt
ons pas duidelijk als we haar argumenten ver
nemen, die als volgt luiden:
„Inderdaad: hier leeft een groote groep
vrouwen, die nu eens niet op eens anders
vermogen teren, doch zelf rijkdommen ver
garen.
Eeuwen lang," vervolgde Miss Lombard,
„kende de menschheid slechts de tegenover
gestelde situatie. Het behoort tot de beste
traditie, dat de vrouw den man moet over
halen haar een nieuwe japon te koopen,
dat de vrouw van den man levensonderhoud
en bescherming verwacht. Eeuwenlang
deelde men de vrouw de rol toe van een
zich vastklampenden wingerd.
Dat is een miserabel systeem. En wij
hebben er mee afgedaan. Vrouwen zooals
de Hollywoodsche actrices hebben er een
hekel aan om iets te moeten vragen. Zij
willen of een vast bedrag per jaar tot hun
beschikking krijgen, of een salaris verdienen.
Een Hollywoodsche actrice koopt waar zij
zin in heeft en beslist zelf over haar doen
en laten, zonder dat zij instemming van een
man hoeft af te wachten. De bordjes zijn
verhangen. Natuurlijk werpt dit een heele-
boel ouderwetsche stelregels omver.
Wanneer een vrouw ruim in haar eigen
onderhoud kan voorzien, behoeft ze alleen
nog maar te trouwen wanneer de liefde zich
aanmeldt. Ik bedoel werkelijke liefde niet
zoo maar een physieke aantrekking. Zij be
hoeft niet meer te trouwen omdat ze ver
langt naar een tehuis, om een dak boven
Buiten scheen de zon weer, maar er la
gen nog groote modderplassen. De Chinees
haalde den karbouw uit den stal en bond
dien aan een paal. Opeens kwam er een
blanke om den hoek van den stal te voor
schijn. De man had een erg onaangenaam
uiterlijk. Hij pakte een dikken knuppel en
joeg Pietje met een paar slagen hiermede
den stal in.
Pietje gilde van pijn en angst. „Hou op,
gilde hij, „waarom slaat u mij zoo?" De
man gaf hem echter geen antwoord en gaf
hem een duw, waardoor hij in den stal te
recht kwam- Daarna werd hij door een
deurtje geduwd en hij kwam in een klein
donker hokje terecht, waar allerlei rommel
en leege doozen en blikken stonden. Daar
zag hij Wietje, die ijverig bezig twas om pa-
pier te vouwen.
De booze man beduidde Pietje te gaan
zitten, en daarop zei hij eenige woorden
tegen Wietje. Deze vertaalde ze aan Piet én
vertelde hem dat hij mee moest helpen om
waaiers te plakken. Ze schoof hem papier,
houtjes en een lijmpot toe. „Doe het maar
gauw, Piet," zeide Wietje, „want anders
krijg je veel slaag van hem. Hij is een erg
booze man," voegde Wietje er zacht aan
toe.
Nu had de oude Willem eindelijk zijn nieuw
valscherm klaar. Wij, piloten, bewonderden
de stevigheid van de stof, de soliditeit van
het touwwerk en vóór alles de eenvoudige
bediening. Men hoefde niets anders te doen
dan uit het vliegtuig te springen en na drie
seconden vallen, door aan een ring te trekken
het geheele valscherm, op den rug met een paar
touwen bevestigd, te laten ontplooien. En nog
iets wonderlijkers had de oude Willem Bakker
uitgevonden: de valsnelheid van de parachute
was te regelen. De aan het valscherm hangende
piloot kon door een lijn de luchtklep aan den
bovenkant van de parachute vergrooten en ver-
kiemen, dus zich sneller of langzamer laten val
len. In het kort, de heele constructie was fijn
uitgedacht en eenvoudig: Afspringen drie se
conden vallen ring trekken zweven
landen. Dat kon een klein kind wel onthouden.
Maar onvoorwaardelijk de drie-seconden-vallen
afwachten, opdat het zich openende valscherm
niet door den staart van het vliegtuig gegre
pen werd.
Nadat de honderd kilogram zware zandzak
..Jacob" als doode last driemaal uit een duizend
meter hoog vliegende Fokker zacht per para
chute naar beneden gezweefd was iederen
keer had een kleine springbom op den „buik"
van Jacob na drie seconden vallen den ring in
werking gebracht en daardoor het scherm ge
opend wilden wij, piloten, zelf eens door het
wonderscherm naar de aarde gebracht worden,
Maar wie ons ons drieën zou de eerste zijn?
Het lot besliste. Brink had het. twijfelachtige
geluk met het scherm eerst uit een vliegtuig te
mogen springen. Maar Brink, die lange Zeeuw,
bekommerde zich niet om de twijfelachtigheid
van zijn geluk. Hij was de echte valschermpi
loot, koudbloedig, sterk en ietwat traag van be
grip. (Dit laatste is een groot voordeel bij dit
beroep, want een mensch met snelheid van ge
dachten en eenige fantasie zou wel niet zoo on
doordacht zijn geheele persoon aan een grooten
lap hangen).
Wij bonden nu Brink de parachute op zijn rug
en legden hem alles nog eens precies uit. Om
hem echter niet af te leiden met allerlei on-
noodige dingen, vertelden wij hem niet, dat
hij na den sprong drie seconden moest wach
ten, om uit de omgeving van het vliegtuig te
geraken, maar alleen: „Klaas, je springt en
telt drie seconden, zoo: een en twintig, twee
en twintig, drie en twintig, begrepen, Brink?
En dan bij drie en twintig, eerder niet, trek
je aan den ring, vooral niet eerder, je begrijpt
het wel, hè?" Brink dacht na en toen her
haalde hjj: „Ja, ik tel drie seconden, een en
twintig, twee en twintig, drie en twintig
linkerschouder, ring trekken! Nu, vooruit, dan
maar de lucht in!' Wij pompten hem nog
eens in: „Op duizend meter springen, tellen,
trekken, rest volgt vanzelf."
Klaas, Karei en ik stijgen in de cabine
vaA de Fokker, Frits de Groot zit aan het
stuur. Willem Bakker roept ons nog een gelua-
kige vlucht toe. Alles is goed in orde. Snel
brengt Frits de „kist" op duizend meter hoogte.
Brink staat in de deuropening van de cabine,
wij achter hem. Zoo, nü! Hier moet hij er uit,
opdat hij op een geschikte plaats kan neerko
men. „Klaas er uit!" Brink, de vliegeniersbril
reeds voor zijn oogen, draait zich om, en steekt
zijn tong tegen ons uit. Dan gaat hij ge
hurkt zitten en springt met een klein afzerje
uit de machine, in de ruimte. Wij kijken hem
na. Hij glijdt langs het vliegtuig dan naa1*
beneden. Hij valt snel, wij kunnen hem duide
lijk volgen. Nu hangt hij met zijn hoofd naar
beneden en duikt naar de aarde. Hij wordt
steeds kleiner, totdat hij op 't laatst nog maar
een stipje in het heelal is.
Maar wat is dat? Het valscherm had al lang
open moeten zijn. Doodsbleek schreeuw ik wat
tegen Karei, maar het geluid der motoren over
stemt mi.pi woorden. Frits de Groot draait zich
om, kijkt naar beneden en duikt in een stijle
haar hoofd te hebben. Een filmster kan
méér eischen: sympathie en geestverwant
schap.
De kinderen uit een onder zulke ideale
omstandigheden tot stand gekomen echt
verbintenis zullen in het algemeen heel wat
beter af zijn zij groeien immers op m
een sfeer van harmonie, toewijding en
liefde.
Maar om terug te komen op den invloed
der vrouw in Hollywood: deze zal stellig op
den duur een wijziging in den geest der films
tengevolge hebben. De toenemende invloed
der vrouw in de filmwereld weerspiegelt
zich in het hooger zedelijk peil der film
productie. Ik heb dikwijls filmactrices, die
zelf moeder waren, hun kinderen hooren ver
bieden om zekere films te gaan zien. Zij
denken over die dingen natuurlijk net als
iedere moeder.
Er is vaak beweerd, dat vrouwen het in
geen enkele kunst tot werkelijk groote
hoogte konden brengen. Maar ziehier dan
de film, erkend als de achtste kunst en
de vrouw speelt er een domineerende rol
in!"
De meest scherpzinnige lezers zullen in het
bovenstaande na ijverig zoeken den oorspronke-
lijken geest en den ruimen blik van de schoone
Carole wel hebben ontdekt. Onze minder filo-
sophische vrouwen kunnen er een voorbeeld
aan nemen. Wie de ontdekking nog niet mocht
gedaan hebben gelieve Carole's „kunst" in een
van haar films te gaan zien. Dan zal alles dui
delijk worden.
vlucht Brink achterna. Kareis hand knijpt in
mijn arm. Wij houden onzen adem in. „Jacob"
is driemaal prachtig geland en nu? Klaas Brink?!
Ik denk aan den altijd gereedstaanden ambu
lancewagen.... Steeds kleiner wordt het
puntje
Daar heel
plotseling, als een i
vaan fladdert de Ao
lichte parachute iIJ"-t;
zweeft. Verlicht
halen wij adem.
Het valscherm
blijft naar de aarde zweven. Een seconde later,
vlugger dan we denken, staat Brink veilig op
den grond. De parachute opende zich op het
laatste oogenblik en remde den waanzinnig snel
len val. Wij zien Brink zijn gordel afgespen. Wij
landen. Ik ging bijna op mijn hoofd staan van
vreugde, en Brink lachte gemoedelijk. Een wind
vlaag jaagt den nu van zijn last bevrijden, vorm-
loozen zak in de telegraafdraden.
„Wat heeft die Zeeuw een zenuwen!" zeg ik
tegen Karei.
„Brink, jongen, gefeliciteerd! Wat was er toch
met dat scherm aan de hand? Waarom ging het
niet meteen open?" vraagt Frits de Groot.
„Ja, dat is moeilijk met zoo'n ring!" antwoordt
hij. „Toen ik uit het vliegtuig gesprongen was
en naar beneden viel, grijp ik naar mijn linker
schouder, en de ring is er niet! Ik grijp rechts,
bij mijn heup, bij mijn knieën, bij mijn hielen,
maar de ring is weg. Drommels, denk ik! Ik tast
nog eens rond en warempel, daar zit me die
ring boven op mijn schouder, hij was verscho
ven. En met dat ik den ring pak, begin ik te tel
len een en twintig, twee en twintig, drie en
twintig en trek open was de paraplu!"
„Idioot, bij vier en twintig zou je op bezoek
bij mageren Hein zijn geweest!" brulde Frits da
Groot.
Mr. G. A. Harvey, makelaar in assuranties
te Brighton, is de eigenaar van een
hond, iets wat (dit zij terloops opge
merkt) in Engeland van weinig menschen ge
zegd kan worden. Want meestal is hier de hond
de eigenaar van zijn meester. Mr. Harvey's hond
heet Jim. Volgens de „Daily Mirror", die een
portret van Jim afdrukt, is hij geen mooie
hond. Zijn witte vacht is doorschoten van lever-
bruine vlekken; om een van zijn oogen is even
eens een groote bruine plek, die zijn toch reeds
niet zeer edel gelaat iets schelmachtigs geeft;
Zijn hangooren zijn ongracieus.
Maar Jim heeft een grooten geest. Hij heeft
wat men van weinig menschen getuigen kan
een zeer grondige kennis van alle verkeers-
aangelegenheden. Als hij spreken kon (maar
zoo ver heeft hij het nog niet gebracht) zou hij
u alles omtrent de omnibussen en bus-conduc
teurs van Brighton kunnen vertellen.
Hij heeft dan ook gedurende zijn lang en on
besproken leven heel wat ritten gemaakt. Dag
in, dag uit immers reed hij niet Mr. Harvey
naar diens kantoor en ook vergezelde hij door
gaans zijn meester als deze in de uitoefening
van zijn beroep bezoeken aflegde.
Maar Jim is niet zoo jong meer als vroeger.
Wanneer men, als hond, zijn zevende levensjaar
voltooid heeft,' dan begint men aardig op te
schieten, en legt het dus graag wat rustiger aan.
Mr. Harvey heeft de allerakeligste gewoonte
zich vroeg in den morgen naar zijn kantoor te
begeven, en Jim is dan nog niet geheel uitge
slapen. Hij laat zijn meester dus alleen de deur
uitgaan en komt later „achterop".
Natuurlijk kent hij den weg, maar -vaarom
zou hjj dien geheel afloopen? Hij betaalt toch
óók belasting (zijn metalen kwitantie Ijangt om
zijn hals) en heeft dus recht op een bus of tram.
Hij springt dus over het hek van Mr. Harvey's
tuin en draaft den weg af tot aan de eerste
halte, waar bussen „op verzoek" stoppen. Hij
wacht tot er een aspirant-passagier opdaagt, en
gaat bij dezen staan. Komt de bus aan, dan
springt hij er snel op en klimt het trapje op,
dat naar het „deck" (de verdieping, welke de
meeste Engelsche bussen hebben) voert. Soms
merkt de conducteur, die zijn aandacht aan den
passagier schenkt, Jim in het geheel niet op;
soms denkt hij, dat Jim bij den passagier hoort.
Maar de meeste conducteurs kennen Jim en
„doen een oogje toe".
Zijn er weinig reizigers op 't „deck" van den
bus, dan neemt Jim plaats op een der banken
en 'kijkt wat uit het venster. Maar zoodra hij
iemand de trap hoort opkomen, verbergt hij
zich onder de zitplaatsen. Het is dan ook meest
al in deze positie, dat hij het laatste deel van
den rit volbrengt. Bij de laatste halte vóór Mr.
Harvey's kantoor staat hij op, snelt de trap af
en rent het gebouw binnen.
Hoe hij, onder een bank liggend, weet, dat hij
aan zijn bestemming aangekomen is, blijft een
geheim voor een ieder. Waarschijnlijk heeft
Jim's uitgebreide kennis op het gebied van om
nibussen en andere verkeersproblemen zijn in
stinct en zijn reuk-orgaan nog niet ondermijnd
Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te
kosten. Plaats maar eens een Omxoeparl Rubri
ceering en gelijkvormige zetwijze. Billijk han
delstarief.
<2,
heeji heerfen zouden er, ieder op hun beurt,
ser6s Seleid worden, en ieder moest zijn dan-
v°etje biezen, alleen oordeelende naar de
die even onder het scherm uitstaken,
het e^k^er klonk het gelach en gegichel en
mister van het half dozijntje,
fee hu begrip ik, waarom je wilde lütleg-
W ,^far°ni je scharlakenrood ten voeten uit
Vrin kozen" zei een aametje, als I'iroolsch
'"^je gekleed, tot haar buurmeisje, dat
het U»e rose hoepelrokken om zich heen
ie" vJa' natuurlijk bedoelde jij niets te zeggen;
Get-tig spreken voor zichzelf!" beet deze
i "St i -
stprJ Je moet eerlijk doen, hoor, en aan
hiet laten merken, wie je bent!" zei
eens naar die elegante schoentjes van
JUist erubijnen-meisje! Zijn het geen snoesjes?
a zilveren vischjes, loerend op aas."
die rustig en kalm naast haar
^kitte iendin stond' die fonkelde in llaar met
rende sterretjes bezaaid Nijinski-
M ho i "chtte plotseling, de ooren spitsend,
^dei-r. °P* Zii had een mannestem aan de
züde van het doek herkend, een stem
die door het geraas van de gesyncopeerde
muzikanten tot haar was doorgedrongen. Hij
protesteerde lachend: „Maar hoor eens, ik ken
die moderne dansen heelemaal niet!" Het was
de vliegenier, haar vliegenier.
„O, daar is hij! En komt zijn keus maken!
Als hij mij nu maar kiest!" dacht Gwenna,
trillend van opwinding en bijna ademloos van
verwachting. Plotseling schoot het door haar
hoofdje: „Maar hij weet niet, dat ik hier ben!
Hij zal mij niet herkennen aan die schoentjes,
die hij nog nooit gezien heeft. Wat moet ik
doen?"
En eensklaps, als bij ingeving, wist zij, wat
ze doen moest.... Ja, natuurlijk, vleugeltjes
aan de voeten binden, dat zou hem het meisje
aanwijzen, dat zoo gaarne wilde vliegen!
Haastig rukte zij twee vleugeltjes van haar
kanten kraag af. Maar hoe ze aan de schoentjes
te bevestigen? Haar toevlucht nemen 'ot haar
krullen, zooals vrouwen met lange horen in
tijd van nood doen, en er eenige uit trekken,
was buiten kwestie: ze waren te kort. Ze
keerde zich tot haar vriendin met haar lange
zware haren, ditmaal stevig door een purperen
band vastgebonden, die ongeduldig op en neer
dansten op de maat der muziek.
„Leslie, gauw een haarspeld! Twee!" fluisterde
ze, griste ze uit haar hand en tegen haar
mauve zijden schouder leunend, iichtte
Gwenna eerst het eene voetje op en daarna
het andere en stak bij eiken hiel een glanzend
wit vleugeltje vast.
Het waren de gevleugelde hielen van Mer-
curius. den god der snelheid, waarop het
meisje de aandacht van haar vriend wilde
trekken, door ze onder het scherm uit te
steken, waarachter ze stond. Te midden van de
drukte der joelende menigte en het spelen der
muziek voelde zij, verborgen door het doek,
de emotie van zijn onmiddellijke nabijheid.
Zóó dicht bij was hij, dat ze hem met haar
handje door het scherm heen kon aanraken en
op zijn schouders tikkenNeen, dat mocht
niet, natuurlijk.... Boven alles fair blijven
Zou hij de boodschap der gevleugelde
voetjes begrijpen? Zou hij haar kiezen? Of
vreeselijke gedachte zou hij haar pas-
seeren?
HOOFDSTUK XII
DE KUS, DIE NIET GEGEVEN WERD
Neen, hij ging niet voorbij. Hij hield stil
en, o zaligheid! Gwenna voelde den druk van
zijn vingers op de zilveren punt van haar
schoentje. Huiverend van geluk schoof ze het
gordijn ter zijde en trad te voorschijn, om den
partner tegemoet te treden, die haar gekozen
had.
„Hallo!" riep Paul Dampier met onge
veinsde verwondering uit: „Ben jij het? Ik wist
niet, dat je hier was."
Gwenna voelde zich een klein beetje teleur
gesteld door zijn woorden, zelfs toen hij zijn
arm om haar middel sloeg en zij een wals be
gonnen. Opkijkend naar ziln blond gezicht,
dat toch donker afstak tegen het hagelwitte
overhemd, waagde ze te vragen: „Wist je niet,
dat ik het was? Ik dacht, dat je me daarom
juist uitgekozen had.... ik bedoel, ik dacht,
dat je
„Neen, ik wist niet, dat jij het was. Ik dacht
er geen oogenblik aan, dat het jouw voetjes
waren!" zei hij met zijn lieve, zachte basstem,
en vervolgde, met den stroom dansers mee
voortwandelend, tot haar groote voldoening:
„Ik het mijn keus op jouw voetjes vallen,
omdat ik ze de mooiste en liefste vond." Hy
constateerde dit als een simpel feit, zonder
een zweem van vleierij. Maar dit was het
eerste compliment, dat hij haar gemaakt had
en ze zweeg, overmand door een volmaakt ge
luk. Zelfs onder het walsen met hem, met zijn
arm om haar regen hoogkleurige voile geslagen,
koesterde zy den wensch om in haar kamer
alleen te kunnen overwegen en te genieten,
wat hij zooeven gezegd had: Hij vond haar
voetjes de mooiste en liefste!
Aan het eind van de wals vroeg hij, of ze
nog eenige nummers met hem zou willen
dansen.
„Je weet wel, behalve juffrouw Long, ben jij
het eenige meisje, dat ik hier ken."
„Leslie zal je met genoegen introduceeren,
bij'wie ook, die in je smaak valt!" opperde de
kleine Gwenna en voelde zich heel deugdzaam
om deze opoffering. Er\ haar acte van deugd
bracht haar de onmiddellijke belooning; want
nadat hij zijn oogen had laten glijden over die
veelkleurige, joelende' dansers die als kwistig
rondgestrooide confetti overal wervelend rond
fladderden, zei hij haar: „Ik verlang naar geen
introducties bij die onbekende dames. Als jü en
juffrouw Long mij maar met eenige dansen
genoegen willen doen!"
Het scheen het eenvoudige landmeisje bijna
te heerlijk om waar te kunnen zijn, dat zij
hem niet behoefde te deelen met één van die
gevaarlijke, zoo bekoorlijke Londensche meis
jes, uitgezonderd natuurlijk haar boezemvrien
din Leslie!
Gedurende de pauze gingen ze naar Leslie,
die dicht by het orkest stond. Onder het
groepje, dat haar omringde, bevond zich ook de
Morrisdanser, die 'n vriendschappelijke woor
denwisseling voerde met Hugo Swayne in zijn
lappendeken en verklaarde: „Juffrouw Long
heeft mij de helft van de dansen beloofd,, al
een week geleden, beste kerel, of nog langer."
Ja, Leslie scheen voor eiken dans geënga
geerd te zijn en voor eiken extradans. Ze
schudde beslist weigerend het hoofd, en zei
met een blik over haar schouder naar Paul:
„Het spijt me wel, mijnheer," met een vluchtig
grinnikje aan Gwenna's adres. Bij de eerste
schetterende klanken van het volgend nummer,
verdween ze al ronddraaiend met een jonge
man, die zeer kunstig als een zwarten panter
verkleed was. Door de pauze was er een leegte
op den dansvloer ontstaan en terwijl het orkest
een herhaling van de laatste wals ten beste
gaf, dansten de zwarte panter en de slanke
gestalte in mauve tuniek alleen
Gwenna, die het rondzwevende paar naoogde,
herkende hem als Monty Scott, den zoon van
den Anglikaanschen deken, die medisch student
aan het hospitaal was, toen Leslie zich daar
voor verpleegster bekwaamde. Hii had haar
naar het Slade-Instituut gevolgd, om er beeld
houwen te leeren en had haar reeds tweemaal
ten huwelijk gevraagd.
De groote, lenige jongeman hield Lesiie boven
haar slanke heupen omvat met zijn imitatie-
panter-klauwen. Leslie walste, haar handen om
zijn hals geslagen. Plotseling echter, met een
achterwaartsche beweging van hoofd en lichaam,
wrong zij zich uit zijn greep en danste met de
palmen van haar handen tegen de zijne ge
drukt. De maat der muziek veranderde en on
middellijk harmonieerden hun bewegingen er
mee. Op het glanzende linoleum bewogen zich
de lenige figuren van Monty en Leslie, als één
zwartmauve gedaante, zóó zwierig en gracieus,
dat zij buiten kijf de best bij elkaar passende
dansers van dien avond waren.
„Misschien wel een paar voor levenslang!
dacht Gwenna.maar neen, toen zij langs
haar heen dansten, zag zij de cynische uit
drukking van de zwarte oogen en niettegen
staande de luide muziek, ving zij duidelijk
Leslie's woorden op: „Hou toch je mond! Niet
praten als je danst, beste jongen! Dat bederft
alles. Walsen kun je, maar van interessant
praten heb je geen slag, dus mondje dicht,
Monty!"
De jongeman protesteerde stotterend: „Ik....
ikzeg...." Maar Leslie danste door, zon
der verder notitie van hem te nemen en over
zijn schouder heen lachte ze eens vriendelijk
tot Gwenna, die tuurde en tuurde naar dit voor
haar nieuwe tooneeltje....
(Wordt vervolgd).
I