geloof aan hekserij H IVIet twee kameraadjes op avomturenreïs I X cKetvsfc&aal den day alle ABONNË'S ays,«swwwktsssï F 750.-F J50.-a»ts IzGVius-VJLexLQe#* GEEN SPRAKE VAN! De processen WOENSDAG 22 MEI 1935 Omgang met den duivel 1 toem Een geheime secte? Felle vervolging De heksenhamer De heksensabbath Na de hervorming Star-filosofie h f>*j 111 rondUstk\naat j koene springer Een hond, die graag per autobus rijdt AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN VITERLUK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Ff)C A bij verlies van een ham» müV/*" een voet of een oog DOOR BERTHA RUCK I geloof aan booze toovenaressen stamt niet uit de christelijke middel- Ie eeuwen, doch het „magisme" was j[e s de heidensche oudheid tje- ftia »en aanwenden van „zwarte Rottf6' Werd door de Joodsche en de de veinsclle wet met den dood gestraft. In T^e middeleeuwen bestreed de Kerk acht het heksengeloof. Maar in de etlde eeuw schijnt die houding te ver- De kerkelijke Inquisitie begint zich Ui0e.aan&achten wegens hekserij te be- *0o rT' ^Uist in denzeltden tijd, waarin het .,heks", vermoedelijk vanuit Zwit- oVe - een algemeene verbreiding vindt bet Duitsche taalgebied. de p0Ver geschiedenis kan nagaan, vond ^rinSte heksenverbranding op last der het 6 inquisitie plaats te Toulouse in besc?aar 1275. De veroordeelde vrouw was den uldiSd van vleeschelijken omgang met W) uivel. Ze zou een monster ter wereld het T ge,3racht en dit gevoed hebben met Wt Ch van zuigelingen, die zij op hüti el^ke strooptochten uit de huizen bpser ouders ontvreemdde. Deze onzinnige U'higingen vonden geloof bij de rech- ziin tractaat „De demonibus" in 5 ^Uaesti°nes de quodlibet" was ook de 'boe i°mas van Aduino overtuigd, dat de keef6 van persoonlijk geslachtsver- tusschen duivelen en menschen bewe- 1 was. ton» duitschland werden in 1225 ;ovena: en in 1275 <W aars tot den brandstapel veroordeeld, peu 'bquisitie-processen uit de 13e of 14e ï^in er niet bekend. ^lft 1Comt het, dat juist in de tweede ï0ot.der dertiende eeuw het heksengeloof êaat nemen? eemt en dat ook de* Kerk maatrege- Kj. n feit wordt aan verschillende oorzaken s^l^'^hreven. Allereerst wijst men op de v0* en groote toename van bijgeloovige s ellingen in Europa, ten gevolge van kfti ;'srkeer met het Oosten, speciaal de hier?.°chten. Als bijzondere factor geldt li5tis j be verbreiding der Joodsche, Kabba- getl^e en Arabische geheimleeren; vervol- w be opvatting der Katharen over het O0st0lpe van het kwade, die eveneens door kath6rSClle meeningen beïnvloed was. Het arisme was vooral verbreid in Zuid- iiprt. ijk en hier zijn ook op het einde der ta]'eabe eeuw de heksenprocessen het Rijkst. MijL andere aanwijzing in deze richting V0j ^et Voorschrift van paus Alexander IV, Jnet ens hetwelk de Inquisiteuren zich niet late aariklachten wegens hekserij zouden in= eetln' tenzij vaststond, dat de beschuldigde 'bis tersche gezindte was toegedaan: Voq 1 bfanifeste saperent haeresim". Dit ^schrift dateert uit 1260. t>elQ :j herinnerden reeds aan het heksen- bij ber „heksen" zelf, waarmede men (Jejj e heoordeeling rekening heeft te hou- staa klaarblijkelijk hebben er lieden be- Va bie zich vermoedelijk onder invloed het Katharisme uitgaven voor be- stigden door den Booze, en die leerden, fl6s j^ij aan hun omgang met het beginsel Waads bijzondere krachten ontleenden, bat rb°°r zij in het gewone verloop der U hrwetten konden ingrijpen, liefl Zelfs niet onwaarschijnlijk, dat deze zich hebben georganiseerd in ge- pf- e genootschappen. Bij een massa- ^356S ^er Iniuisitie te Toulouse in het jaal Ie K"bekenden" twee oudere vrouwen, maar gen en processen der veertiende en vijf tiende eeuw? Charles Louardie omschrijft als volgt het begrip: „Sabbath noemde men de bijeenkomsten, die de heksen des nachts hielden onder voorzitter schap van den duivel, om de geheimzinnige riten van hun duivelsche kunst te vieren, hun meester te huldigen en, onder elkander, hun booze hartstochten te bevredigen." Bestond deze heksensabbath uitsluitend in de volksverbeelding, of berustte de over tuiging hieromtrent op zekere, minder nauwkeurig bekende feiten? Vast staat, dat in de meest uiteengelegen cultuurgebieden en in vrijwel alle tijden on geveer dezelfde voorstelling wordt gegeven van den Satans-cultus in geheime bijeen komsten. Het is niet geheel onwaarschijn lijk, maar onder voorbehoud aannemelijk, dat deze voorstelling inderdaad een grond van waarheid heeft. In dit geval is, weder om onder voorbehoud, aan te nemen, dat ook in de middeleeuwen zulke bijeenkom sten hebben plaats gevonden en dat ver scheidene veroordeelden, die hun mede plichtigheid eraan bekenden, werkelijk leden waren van geheime, satanistische genoot schappen. Aan bekentenissen, op de pijn bank afgelegd, kan men echter in beginsel geen waarde toekennen. Bij een reeks processen, gevoerd in de Dauphiné tusschen 1428 en 1477 gaf, onder tortuur, een groot aantal der 167 beschul digden toe, tot een geheim genootschap te hebben behoord en aan geheime bijeenkom sten te hebben deelgenomen. Te Arras werd in 1459 en de volgende jaren op dezelfde wijze het bestaan van zulk een secte ge constateerd. Deze secte noemde zich de Vauderie. Het hevigst heeft de heksenvervolging gewoed in de 15e eeuw, toen ook in Neder land, echter alleen voor de wereldlijke rechtbank, talrijke heksenprocessen werden behandeld, grootendeels met ongunstigen afloop voor de beschuldigden. Paus Innocen- tius VIII bekrachtigde in de bulle „Summis desiderantes affectibus" van 5 December 1484 de opvatting der inquisitoren, dat aan klachten wegens hekserij wel degelijk rechtsingang moesten vinden bij de Ker kelijke Rechtbank. De Paus grondde die be krachtiging op de overweging, „dat in eenige streken van Duitschland zeer vele personen van beiderlei geslacht van het christelijk geloof zijn afgevallen, ontucht plegen met booze geesten en allerlei kwaad uitwerken tegen menschen, dieren en veld vruchten". Van den z.g. „heksensabbath" wordt in deze bulle niet gesproken. Uit dit zwijgen besluit men, dat voor de veronder stelling, als zouden er veel geheime ge nootschappen van magischen of satanisti- schen aard hebben bestaan, weinig grond is. Vooral na deze pauselijke bulle ontstond een zeer uitgebreide litteratuur over de hekserij en de behandeling van heksen. Talrijke tractaten verschenen, meest van 1)e^entenis werd door foltering afge- bevngen en heeft dus zeker geen volle lan1Jskracht, dat zij hadden deelgenomen di6 den z.g. „heksen-sabbath", dat zij op inkomst den Booze hadden aanbe- 0^' dat zij zich hadden overgegeven aan de °ht> welke de Booze van hen eischte, feflr zif het bloed van kleine kinderen °hken hadden. aarin bestaat de heksensabbath, die een groote rol speelt in de opvattin- Illustratie uit het heksenboek van Ulrich Monitor (1489) voorstellende, hoe de too venaressen door aanwending van bijzon dere middelen in contact met den Booze zoeken te komen overtuigden, die middelen zochten om het kwaad te keeren. Het voornaamste en meest beruchte document uit die litteratuur is de z.g. „Heksenhamer", een werk van de Inqui siteurs J. Sprenger en H. Institoris, voor het eerst verschenen te Straatsburg in 1487. Het werk begint, na een korte „Apologia auctoris", waarin de schrijvers hun stand punt verdedigen, met de genoemde pause lijke bulle. Daarna worden de misdaden der heksen, speciaal de omgang met den duivel behandeld, eindelijk volgen gedragslijnen voor wereldlijke en kerkelijke rechters. De Heksenhamer" of zooals de Latijnsche titel luidt „Malleus Maleficarum" werd tot in 1669 herhaaldelijk herdrukt en gold tot dien tijd als handboek bij de recht spraak. De voorstelling, als zou de Hervorming een einde hebben gemaakt aan de heksen processen, is onjuist. Integendeel nam, spe ciaal in Duitschland, de heksenvervolging toe onder invloed der Reformatie. Luther was vast overtuigd van de boosaardige uit werking der hekserij en ging fel tegen de heksen te keer. De heksenwaan bereikte in Duitschland eerst zijn hoogtepunt tusschen 1550 en 1640. Ook Calvijn ageerde hevig tegen de toovenaars en toovenaressen, aan wier invloed o.m. de pest-epidemie te Genève in 1542 werd toegeschreven. In de vijftiende eeuw begint echter reeds de bestrijding van het heksengeloof. Ulrich Molitoris, procurator van het bisschoppelijk hof te Constanz, verwijst in zijn „De Laniis et phitonibus mulieribus" van 1489 het hek sengeloof naar het rijk der fabels, maar handhaaft de overtuiging, dat een persoon lijk contact met den duivel mogelijk is. De eerste groote bestrijder van 't heksengeloof is de Nederlandsche geneesheer Jan Wier, die in 1564 te Bazel zijn „de praestigiis daemonum" publiceert. Hij beweert, dat de vermeende heksen geen misdadige, doch zieke menschen zouden zijn. Voorts dient in dit opzicht genoemd de activiteit van den katholieken wereldgeestelijke Cornelius Loos, die in 1592 den strijd tegen het bij geloof aanbindt, op de werkdadigheid van den Jezuïet Fr. Spe in zijn „Cautio crimina- lis" van 1631 en van den Gereformeerden Nederlandschen predikant Balthasar Bekker in zijn „Betooverde werelt" van 1691. De laatste terechtstelling wegens hekserij vond plaats in 1782 te Glarus. Een dienst meisje, dat het kind harer meesters behekst zou hebben, werd door de protestantsche rechters ter dood verwezen. Ze is onthoofd. Conclusie De geschiedenis der heksenprocessen, wij zeiden het reeds, levert een der gruwelijkste bladzijden uit de cultuurhistorie. Ze kan slechts psychologisch verklaard worden. Maar deze donkere bladzijde uit te spelen tegen de Katholieke Kerk is onrechtvaar dig. Het heksengeloof is ouder dan het Ka tholicisme, dit geloof werd door de Refor matoren gedeeld en het liet zich nog gerui- men tijd na de Hervorming, ook en vooral in Protestantsche streken, op tragische wijze gelden. Carole Lombard is een Amerikaansche filmster, waarvan er dertien in een dozijn gaan en die als zoovele van haar collega's ln de meening verkeert, dat „haar" films haar films zijn, omdat zij er een rol in vervult. De juffrouw Lombard wordt door haar omgeving voor een filosofe aangezien op grond van een uitspraak omtrent het begrip „vrije vrouwen in Hollywood". Ziehier de bedoelde wijsgeerige uitspraak: „Dit Hollywood is eigenlijk een belangrijk verschijnsel in de wereldgeschiedenis. Hier ziet u toch voor het eerst sinds het oude rijk der Amazonen weer eens een kolonie van materieel onafhankelijke vrouwen. Hier staan de vrouwen aan het hoofd van een fantastisch koninkrijk, waar alle weelde door vrouwen wordt samengebracht." Voor ons is dit een openbaring, daar het ons niet bekend was, dat al die bleekneuzen over Hollywood regeeren alsof er geen Adolph Zukor's meer bestonden. tntusschen vinden Carole's vrienden en vriendinnen haar meening eenvoudig een sensatie en spreken zij van wijs geerige en scherp gestelde theorieën. Dit wordt ons pas duidelijk als we haar argumenten ver nemen, die als volgt luiden: „Inderdaad: hier leeft een groote groep vrouwen, die nu eens niet op eens anders vermogen teren, doch zelf rijkdommen ver garen. Eeuwen lang," vervolgde Miss Lombard, „kende de menschheid slechts de tegenover gestelde situatie. Het behoort tot de beste traditie, dat de vrouw den man moet over halen haar een nieuwe japon te koopen, dat de vrouw van den man levensonderhoud en bescherming verwacht. Eeuwenlang deelde men de vrouw de rol toe van een zich vastklampenden wingerd. Dat is een miserabel systeem. En wij hebben er mee afgedaan. Vrouwen zooals de Hollywoodsche actrices hebben er een hekel aan om iets te moeten vragen. Zij willen of een vast bedrag per jaar tot hun beschikking krijgen, of een salaris verdienen. Een Hollywoodsche actrice koopt waar zij zin in heeft en beslist zelf over haar doen en laten, zonder dat zij instemming van een man hoeft af te wachten. De bordjes zijn verhangen. Natuurlijk werpt dit een heele- boel ouderwetsche stelregels omver. Wanneer een vrouw ruim in haar eigen onderhoud kan voorzien, behoeft ze alleen nog maar te trouwen wanneer de liefde zich aanmeldt. Ik bedoel werkelijke liefde niet zoo maar een physieke aantrekking. Zij be hoeft niet meer te trouwen omdat ze ver langt naar een tehuis, om een dak boven Buiten scheen de zon weer, maar er la gen nog groote modderplassen. De Chinees haalde den karbouw uit den stal en bond dien aan een paal. Opeens kwam er een blanke om den hoek van den stal te voor schijn. De man had een erg onaangenaam uiterlijk. Hij pakte een dikken knuppel en joeg Pietje met een paar slagen hiermede den stal in. Pietje gilde van pijn en angst. „Hou op, gilde hij, „waarom slaat u mij zoo?" De man gaf hem echter geen antwoord en gaf hem een duw, waardoor hij in den stal te recht kwam- Daarna werd hij door een deurtje geduwd en hij kwam in een klein donker hokje terecht, waar allerlei rommel en leege doozen en blikken stonden. Daar zag hij Wietje, die ijverig bezig twas om pa- pier te vouwen. De booze man beduidde Pietje te gaan zitten, en daarop zei hij eenige woorden tegen Wietje. Deze vertaalde ze aan Piet én vertelde hem dat hij mee moest helpen om waaiers te plakken. Ze schoof hem papier, houtjes en een lijmpot toe. „Doe het maar gauw, Piet," zeide Wietje, „want anders krijg je veel slaag van hem. Hij is een erg booze man," voegde Wietje er zacht aan toe. Nu had de oude Willem eindelijk zijn nieuw valscherm klaar. Wij, piloten, bewonderden de stevigheid van de stof, de soliditeit van het touwwerk en vóór alles de eenvoudige bediening. Men hoefde niets anders te doen dan uit het vliegtuig te springen en na drie seconden vallen, door aan een ring te trekken het geheele valscherm, op den rug met een paar touwen bevestigd, te laten ontplooien. En nog iets wonderlijkers had de oude Willem Bakker uitgevonden: de valsnelheid van de parachute was te regelen. De aan het valscherm hangende piloot kon door een lijn de luchtklep aan den bovenkant van de parachute vergrooten en ver- kiemen, dus zich sneller of langzamer laten val len. In het kort, de heele constructie was fijn uitgedacht en eenvoudig: Afspringen drie se conden vallen ring trekken zweven landen. Dat kon een klein kind wel onthouden. Maar onvoorwaardelijk de drie-seconden-vallen afwachten, opdat het zich openende valscherm niet door den staart van het vliegtuig gegre pen werd. Nadat de honderd kilogram zware zandzak ..Jacob" als doode last driemaal uit een duizend meter hoog vliegende Fokker zacht per para chute naar beneden gezweefd was iederen keer had een kleine springbom op den „buik" van Jacob na drie seconden vallen den ring in werking gebracht en daardoor het scherm ge opend wilden wij, piloten, zelf eens door het wonderscherm naar de aarde gebracht worden, Maar wie ons ons drieën zou de eerste zijn? Het lot besliste. Brink had het. twijfelachtige geluk met het scherm eerst uit een vliegtuig te mogen springen. Maar Brink, die lange Zeeuw, bekommerde zich niet om de twijfelachtigheid van zijn geluk. Hij was de echte valschermpi loot, koudbloedig, sterk en ietwat traag van be grip. (Dit laatste is een groot voordeel bij dit beroep, want een mensch met snelheid van ge dachten en eenige fantasie zou wel niet zoo on doordacht zijn geheele persoon aan een grooten lap hangen). Wij bonden nu Brink de parachute op zijn rug en legden hem alles nog eens precies uit. Om hem echter niet af te leiden met allerlei on- noodige dingen, vertelden wij hem niet, dat hij na den sprong drie seconden moest wach ten, om uit de omgeving van het vliegtuig te geraken, maar alleen: „Klaas, je springt en telt drie seconden, zoo: een en twintig, twee en twintig, drie en twintig, begrepen, Brink? En dan bij drie en twintig, eerder niet, trek je aan den ring, vooral niet eerder, je begrijpt het wel, hè?" Brink dacht na en toen her haalde hjj: „Ja, ik tel drie seconden, een en twintig, twee en twintig, drie en twintig linkerschouder, ring trekken! Nu, vooruit, dan maar de lucht in!' Wij pompten hem nog eens in: „Op duizend meter springen, tellen, trekken, rest volgt vanzelf." Klaas, Karei en ik stijgen in de cabine vaA de Fokker, Frits de Groot zit aan het stuur. Willem Bakker roept ons nog een gelua- kige vlucht toe. Alles is goed in orde. Snel brengt Frits de „kist" op duizend meter hoogte. Brink staat in de deuropening van de cabine, wij achter hem. Zoo, nü! Hier moet hij er uit, opdat hij op een geschikte plaats kan neerko men. „Klaas er uit!" Brink, de vliegeniersbril reeds voor zijn oogen, draait zich om, en steekt zijn tong tegen ons uit. Dan gaat hij ge hurkt zitten en springt met een klein afzerje uit de machine, in de ruimte. Wij kijken hem na. Hij glijdt langs het vliegtuig dan naa1* beneden. Hij valt snel, wij kunnen hem duide lijk volgen. Nu hangt hij met zijn hoofd naar beneden en duikt naar de aarde. Hij wordt steeds kleiner, totdat hij op 't laatst nog maar een stipje in het heelal is. Maar wat is dat? Het valscherm had al lang open moeten zijn. Doodsbleek schreeuw ik wat tegen Karei, maar het geluid der motoren over stemt mi.pi woorden. Frits de Groot draait zich om, kijkt naar beneden en duikt in een stijle haar hoofd te hebben. Een filmster kan méér eischen: sympathie en geestverwant schap. De kinderen uit een onder zulke ideale omstandigheden tot stand gekomen echt verbintenis zullen in het algemeen heel wat beter af zijn zij groeien immers op m een sfeer van harmonie, toewijding en liefde. Maar om terug te komen op den invloed der vrouw in Hollywood: deze zal stellig op den duur een wijziging in den geest der films tengevolge hebben. De toenemende invloed der vrouw in de filmwereld weerspiegelt zich in het hooger zedelijk peil der film productie. Ik heb dikwijls filmactrices, die zelf moeder waren, hun kinderen hooren ver bieden om zekere films te gaan zien. Zij denken over die dingen natuurlijk net als iedere moeder. Er is vaak beweerd, dat vrouwen het in geen enkele kunst tot werkelijk groote hoogte konden brengen. Maar ziehier dan de film, erkend als de achtste kunst en de vrouw speelt er een domineerende rol in!" De meest scherpzinnige lezers zullen in het bovenstaande na ijverig zoeken den oorspronke- lijken geest en den ruimen blik van de schoone Carole wel hebben ontdekt. Onze minder filo- sophische vrouwen kunnen er een voorbeeld aan nemen. Wie de ontdekking nog niet mocht gedaan hebben gelieve Carole's „kunst" in een van haar films te gaan zien. Dan zal alles dui delijk worden. vlucht Brink achterna. Kareis hand knijpt in mijn arm. Wij houden onzen adem in. „Jacob" is driemaal prachtig geland en nu? Klaas Brink?! Ik denk aan den altijd gereedstaanden ambu lancewagen.... Steeds kleiner wordt het puntje Daar heel plotseling, als een i vaan fladdert de Ao lichte parachute iIJ"-t; zweeft. Verlicht halen wij adem. Het valscherm blijft naar de aarde zweven. Een seconde later, vlugger dan we denken, staat Brink veilig op den grond. De parachute opende zich op het laatste oogenblik en remde den waanzinnig snel len val. Wij zien Brink zijn gordel afgespen. Wij landen. Ik ging bijna op mijn hoofd staan van vreugde, en Brink lachte gemoedelijk. Een wind vlaag jaagt den nu van zijn last bevrijden, vorm- loozen zak in de telegraafdraden. „Wat heeft die Zeeuw een zenuwen!" zeg ik tegen Karei. „Brink, jongen, gefeliciteerd! Wat was er toch met dat scherm aan de hand? Waarom ging het niet meteen open?" vraagt Frits de Groot. „Ja, dat is moeilijk met zoo'n ring!" antwoordt hij. „Toen ik uit het vliegtuig gesprongen was en naar beneden viel, grijp ik naar mijn linker schouder, en de ring is er niet! Ik grijp rechts, bij mijn heup, bij mijn knieën, bij mijn hielen, maar de ring is weg. Drommels, denk ik! Ik tast nog eens rond en warempel, daar zit me die ring boven op mijn schouder, hij was verscho ven. En met dat ik den ring pak, begin ik te tel len een en twintig, twee en twintig, drie en twintig en trek open was de paraplu!" „Idioot, bij vier en twintig zou je op bezoek bij mageren Hein zijn geweest!" brulde Frits da Groot. Mr. G. A. Harvey, makelaar in assuranties te Brighton, is de eigenaar van een hond, iets wat (dit zij terloops opge merkt) in Engeland van weinig menschen ge zegd kan worden. Want meestal is hier de hond de eigenaar van zijn meester. Mr. Harvey's hond heet Jim. Volgens de „Daily Mirror", die een portret van Jim afdrukt, is hij geen mooie hond. Zijn witte vacht is doorschoten van lever- bruine vlekken; om een van zijn oogen is even eens een groote bruine plek, die zijn toch reeds niet zeer edel gelaat iets schelmachtigs geeft; Zijn hangooren zijn ongracieus. Maar Jim heeft een grooten geest. Hij heeft wat men van weinig menschen getuigen kan een zeer grondige kennis van alle verkeers- aangelegenheden. Als hij spreken kon (maar zoo ver heeft hij het nog niet gebracht) zou hij u alles omtrent de omnibussen en bus-conduc teurs van Brighton kunnen vertellen. Hij heeft dan ook gedurende zijn lang en on besproken leven heel wat ritten gemaakt. Dag in, dag uit immers reed hij niet Mr. Harvey naar diens kantoor en ook vergezelde hij door gaans zijn meester als deze in de uitoefening van zijn beroep bezoeken aflegde. Maar Jim is niet zoo jong meer als vroeger. Wanneer men, als hond, zijn zevende levensjaar voltooid heeft,' dan begint men aardig op te schieten, en legt het dus graag wat rustiger aan. Mr. Harvey heeft de allerakeligste gewoonte zich vroeg in den morgen naar zijn kantoor te begeven, en Jim is dan nog niet geheel uitge slapen. Hij laat zijn meester dus alleen de deur uitgaan en komt later „achterop". Natuurlijk kent hij den weg, maar -vaarom zou hjj dien geheel afloopen? Hij betaalt toch óók belasting (zijn metalen kwitantie Ijangt om zijn hals) en heeft dus recht op een bus of tram. Hij springt dus over het hek van Mr. Harvey's tuin en draaft den weg af tot aan de eerste halte, waar bussen „op verzoek" stoppen. Hij wacht tot er een aspirant-passagier opdaagt, en gaat bij dezen staan. Komt de bus aan, dan springt hij er snel op en klimt het trapje op, dat naar het „deck" (de verdieping, welke de meeste Engelsche bussen hebben) voert. Soms merkt de conducteur, die zijn aandacht aan den passagier schenkt, Jim in het geheel niet op; soms denkt hij, dat Jim bij den passagier hoort. Maar de meeste conducteurs kennen Jim en „doen een oogje toe". Zijn er weinig reizigers op 't „deck" van den bus, dan neemt Jim plaats op een der banken en 'kijkt wat uit het venster. Maar zoodra hij iemand de trap hoort opkomen, verbergt hij zich onder de zitplaatsen. Het is dan ook meest al in deze positie, dat hij het laatste deel van den rit volbrengt. Bij de laatste halte vóór Mr. Harvey's kantoor staat hij op, snelt de trap af en rent het gebouw binnen. Hoe hij, onder een bank liggend, weet, dat hij aan zijn bestemming aangekomen is, blijft een geheim voor een ieder. Waarschijnlijk heeft Jim's uitgebreide kennis op het gebied van om nibussen en andere verkeersproblemen zijn in stinct en zijn reuk-orgaan nog niet ondermijnd Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te kosten. Plaats maar eens een Omxoeparl Rubri ceering en gelijkvormige zetwijze. Billijk han delstarief. <2, heeji heerfen zouden er, ieder op hun beurt, ser6s Seleid worden, en ieder moest zijn dan- v°etje biezen, alleen oordeelende naar de die even onder het scherm uitstaken, het e^k^er klonk het gelach en gegichel en mister van het half dozijntje, fee hu begrip ik, waarom je wilde lütleg- W ,^far°ni je scharlakenrood ten voeten uit Vrin kozen" zei een aametje, als I'iroolsch '"^je gekleed, tot haar buurmeisje, dat het U»e rose hoepelrokken om zich heen ie" vJa' natuurlijk bedoelde jij niets te zeggen; Get-tig spreken voor zichzelf!" beet deze i "St i - stprJ Je moet eerlijk doen, hoor, en aan hiet laten merken, wie je bent!" zei eens naar die elegante schoentjes van JUist erubijnen-meisje! Zijn het geen snoesjes? a zilveren vischjes, loerend op aas." die rustig en kalm naast haar ^kitte iendin stond' die fonkelde in llaar met rende sterretjes bezaaid Nijinski- M ho i "chtte plotseling, de ooren spitsend, ^dei-r. °P* Zii had een mannestem aan de züde van het doek herkend, een stem die door het geraas van de gesyncopeerde muzikanten tot haar was doorgedrongen. Hij protesteerde lachend: „Maar hoor eens, ik ken die moderne dansen heelemaal niet!" Het was de vliegenier, haar vliegenier. „O, daar is hij! En komt zijn keus maken! Als hij mij nu maar kiest!" dacht Gwenna, trillend van opwinding en bijna ademloos van verwachting. Plotseling schoot het door haar hoofdje: „Maar hij weet niet, dat ik hier ben! Hij zal mij niet herkennen aan die schoentjes, die hij nog nooit gezien heeft. Wat moet ik doen?" En eensklaps, als bij ingeving, wist zij, wat ze doen moest.... Ja, natuurlijk, vleugeltjes aan de voeten binden, dat zou hem het meisje aanwijzen, dat zoo gaarne wilde vliegen! Haastig rukte zij twee vleugeltjes van haar kanten kraag af. Maar hoe ze aan de schoentjes te bevestigen? Haar toevlucht nemen 'ot haar krullen, zooals vrouwen met lange horen in tijd van nood doen, en er eenige uit trekken, was buiten kwestie: ze waren te kort. Ze keerde zich tot haar vriendin met haar lange zware haren, ditmaal stevig door een purperen band vastgebonden, die ongeduldig op en neer dansten op de maat der muziek. „Leslie, gauw een haarspeld! Twee!" fluisterde ze, griste ze uit haar hand en tegen haar mauve zijden schouder leunend, iichtte Gwenna eerst het eene voetje op en daarna het andere en stak bij eiken hiel een glanzend wit vleugeltje vast. Het waren de gevleugelde hielen van Mer- curius. den god der snelheid, waarop het meisje de aandacht van haar vriend wilde trekken, door ze onder het scherm uit te steken, waarachter ze stond. Te midden van de drukte der joelende menigte en het spelen der muziek voelde zij, verborgen door het doek, de emotie van zijn onmiddellijke nabijheid. Zóó dicht bij was hij, dat ze hem met haar handje door het scherm heen kon aanraken en op zijn schouders tikkenNeen, dat mocht niet, natuurlijk.... Boven alles fair blijven Zou hij de boodschap der gevleugelde voetjes begrijpen? Zou hij haar kiezen? Of vreeselijke gedachte zou hij haar pas- seeren? HOOFDSTUK XII DE KUS, DIE NIET GEGEVEN WERD Neen, hij ging niet voorbij. Hij hield stil en, o zaligheid! Gwenna voelde den druk van zijn vingers op de zilveren punt van haar schoentje. Huiverend van geluk schoof ze het gordijn ter zijde en trad te voorschijn, om den partner tegemoet te treden, die haar gekozen had. „Hallo!" riep Paul Dampier met onge veinsde verwondering uit: „Ben jij het? Ik wist niet, dat je hier was." Gwenna voelde zich een klein beetje teleur gesteld door zijn woorden, zelfs toen hij zijn arm om haar middel sloeg en zij een wals be gonnen. Opkijkend naar ziln blond gezicht, dat toch donker afstak tegen het hagelwitte overhemd, waagde ze te vragen: „Wist je niet, dat ik het was? Ik dacht, dat je me daarom juist uitgekozen had.... ik bedoel, ik dacht, dat je „Neen, ik wist niet, dat jij het was. Ik dacht er geen oogenblik aan, dat het jouw voetjes waren!" zei hij met zijn lieve, zachte basstem, en vervolgde, met den stroom dansers mee voortwandelend, tot haar groote voldoening: „Ik het mijn keus op jouw voetjes vallen, omdat ik ze de mooiste en liefste vond." Hy constateerde dit als een simpel feit, zonder een zweem van vleierij. Maar dit was het eerste compliment, dat hij haar gemaakt had en ze zweeg, overmand door een volmaakt ge luk. Zelfs onder het walsen met hem, met zijn arm om haar regen hoogkleurige voile geslagen, koesterde zy den wensch om in haar kamer alleen te kunnen overwegen en te genieten, wat hij zooeven gezegd had: Hij vond haar voetjes de mooiste en liefste! Aan het eind van de wals vroeg hij, of ze nog eenige nummers met hem zou willen dansen. „Je weet wel, behalve juffrouw Long, ben jij het eenige meisje, dat ik hier ken." „Leslie zal je met genoegen introduceeren, bij'wie ook, die in je smaak valt!" opperde de kleine Gwenna en voelde zich heel deugdzaam om deze opoffering. Er\ haar acte van deugd bracht haar de onmiddellijke belooning; want nadat hij zijn oogen had laten glijden over die veelkleurige, joelende' dansers die als kwistig rondgestrooide confetti overal wervelend rond fladderden, zei hij haar: „Ik verlang naar geen introducties bij die onbekende dames. Als jü en juffrouw Long mij maar met eenige dansen genoegen willen doen!" Het scheen het eenvoudige landmeisje bijna te heerlijk om waar te kunnen zijn, dat zij hem niet behoefde te deelen met één van die gevaarlijke, zoo bekoorlijke Londensche meis jes, uitgezonderd natuurlijk haar boezemvrien din Leslie! Gedurende de pauze gingen ze naar Leslie, die dicht by het orkest stond. Onder het groepje, dat haar omringde, bevond zich ook de Morrisdanser, die 'n vriendschappelijke woor denwisseling voerde met Hugo Swayne in zijn lappendeken en verklaarde: „Juffrouw Long heeft mij de helft van de dansen beloofd,, al een week geleden, beste kerel, of nog langer." Ja, Leslie scheen voor eiken dans geënga geerd te zijn en voor eiken extradans. Ze schudde beslist weigerend het hoofd, en zei met een blik over haar schouder naar Paul: „Het spijt me wel, mijnheer," met een vluchtig grinnikje aan Gwenna's adres. Bij de eerste schetterende klanken van het volgend nummer, verdween ze al ronddraaiend met een jonge man, die zeer kunstig als een zwarten panter verkleed was. Door de pauze was er een leegte op den dansvloer ontstaan en terwijl het orkest een herhaling van de laatste wals ten beste gaf, dansten de zwarte panter en de slanke gestalte in mauve tuniek alleen Gwenna, die het rondzwevende paar naoogde, herkende hem als Monty Scott, den zoon van den Anglikaanschen deken, die medisch student aan het hospitaal was, toen Leslie zich daar voor verpleegster bekwaamde. Hii had haar naar het Slade-Instituut gevolgd, om er beeld houwen te leeren en had haar reeds tweemaal ten huwelijk gevraagd. De groote, lenige jongeman hield Lesiie boven haar slanke heupen omvat met zijn imitatie- panter-klauwen. Leslie walste, haar handen om zijn hals geslagen. Plotseling echter, met een achterwaartsche beweging van hoofd en lichaam, wrong zij zich uit zijn greep en danste met de palmen van haar handen tegen de zijne ge drukt. De maat der muziek veranderde en on middellijk harmonieerden hun bewegingen er mee. Op het glanzende linoleum bewogen zich de lenige figuren van Monty en Leslie, als één zwartmauve gedaante, zóó zwierig en gracieus, dat zij buiten kijf de best bij elkaar passende dansers van dien avond waren. „Misschien wel een paar voor levenslang! dacht Gwenna.maar neen, toen zij langs haar heen dansten, zag zij de cynische uit drukking van de zwarte oogen en niettegen staande de luide muziek, ving zij duidelijk Leslie's woorden op: „Hou toch je mond! Niet praten als je danst, beste jongen! Dat bederft alles. Walsen kun je, maar van interessant praten heb je geen slag, dus mondje dicht, Monty!" De jongeman protesteerde stotterend: „Ik.... ikzeg...." Maar Leslie danste door, zon der verder notitie van hem te nemen en over zijn schouder heen lachte ze eens vriendelijk tot Gwenna, die tuurde en tuurde naar dit voor haar nieuwe tooneeltje.... (Wordt vervolgd). I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9