Getuigen
Ministersvacature
Medische kroniek
EEN INBREKERSBENDE
ONTDEKT
OPHEFFING KAMERS VAN
KOOPHANDEL
ZONDAG 2 JUNI 1935
Ontslag bij stations
buffetten
Ziekte van de Prinses
Voorlichting beroeps
keuze
Engelsche ziekte
IDEEËN
Zal minister Slótemaker de Bruine
aan Onderwijs blijven?
Vijfhonderd man ontslagen
Zal H.K.H. niet naar
Den Helder gaan?
STEUN AAN VISSCHERIJ
Instelling van een commissie voor
de zoetwatervisscherij en den
zoetwatervischhandel
TRAGISCH EINDE
Tweetal arrestaties te Tienhoven
Nog meer diefstallen
INBREKER BETRAPT
De heer Kropveld is van meening,
dat zij geen bezuiniging oplevert
Centraal comité blijft hopen op
regeeringssteun
VALSCHE HANDTEEKE.
NINGEN GEPLAATST
Op candidatenlijst voor de Prov.
Staten van Drente
AUTO DOOR SNELTREIN
GEGREPEN
Bestuurder licht gewond
Geen audiëntie
Een der pijnlijkste vragen in het leven van
den oprechten christen is deze: wanneer
en hoe moet ik getuigen voor mijn geloof,
voor mün christelijke overtuiging? Die vraag
heeft van den tijd der catacomben tot op dezen
dag millioenen gewetens verontrust. Er Waren
tijdperken, dat geen geloovige het antwoord op
deze vraag ontloopen kon en het kostbaarste
bezit, het leven, van dat antwoord afhing. Er
waren tijden van geloofseenheid en van ge
wetensvrijheid, waarin getuigen voor geloof en
goddelijke wet geen moeite kostte of geen ge
vaar meebracht.
Thomas More heeft aan den in de wereld le
venden christen een volmaakt voorbeeld ge
geven, hoe hij zich ten deze gedragen moet. Hij
bewandelde den juisten weg, in de moeilijkste
omstandigheden noch te linker noch te rechter
zijde afwijkend.
De kanselier van Hendrik VTII heeft de zwaar
ste omstandigheden doorgemaakt waarin het
christelijk geweten voorde vraag wordt gesteld:
moet ik hier getuigen en zoo ja: op Welke wijze?
Toen hij in 1529 door den koning tot groot
kanselier van het rijk benoemd was, wegens zijn
verdiensten bij het sluiten van den vrede van
Kamerijk, was de hervorming reeds eenige jaren
bezig de eenheid der christenen te verscheuren.
Daar stond de nieuwe kanselier, met groote
macht bekleed, voor de vraag: moet ik openlijk
voor den katholieken godsdienst getuigen en de
ketterij bestrijden? Hij gaf het eenige antwoord,
dat een christen staatsman past. Hij was geen
fanaticus, die in het wilde weg op de ketters in
hakte, zich bewust van zijn wereldlijke macht.
Hij onderscheidde scherp tusschen geestelijke
en wereldlijke macht, tusschen vrijheid van
denken en vrijheid van handelen in het open
baar. Hij, kanselier van het rijk, was niet de
aangewezene om over gewetens te oordeelen;
hij had slechts te zorgen voor rust, orde en
welvaart van den staat. Welnu, de katholieke
godsdienst was de algemeen heerschende van
die dagen; door samenwerking van Kerk en
Staat werd de beste gelegenheid geschapen tot
het bereiken van het menschelijk geluk. Versto
ring van die samenwerking bracht onrust, twee
dracht en ongeluk. Bovendien ondergroeven vele
van de nieuwe leerstellingen de zedelijkheid,
een der grootste geestelijke goederen van een
volk. Zoo gaf b.v. het optreden van de weder-
doopérs groote ergernis. Zonder aarzelen stelde
Thomas More zijn houding tegenover de Her
vormers aldus vast: de leiders der beweging
moeten als staatsgevaarlijke individuen onscha
delijk worden gemaakt; hun volgelingen moet
men als misleiden beschouwen en door over
reding tot betere gedachten zien te brengen.
Zes jaren later stond de kanselier al voor een
geheel ander probleem. Hij ondervond, dat er
niets vergankelijker is in de wereld dan roem
en macht. Vandaag meent men op een eervollen
post, met de hoogste macht bekleed, veilig te
staan; morgen is die schijnbaar zoo vaste ze
tel weggezakt. De koning, de „Verdediger des
geloofs", had zijn wettige vrouw verstooten en
in het geheim een tweede huwelijk gesloten.
Uit die tweede verbintenis werd een zoon ge
boren en de vorst Wenschte dit kind als wettig
erkend troonopvolger te zien aangewezen. En
omdat Rome het tweede huwelijk niet als
geldig wilde erkennen, wenschte hij zich tevens
aan de geestelijke macht van den Paus te
onttrekken. Thomas More moest getuigen als
christen en als staatsman. Hoe deed hij zijn
keuze? Hij overwoog, dat weerstreven van 's ko-
nings plannen de ondergang van zichzelf en
van zijn familie beteekende. Vooral dit laatste
ging hem zeer ter harte, want zijji gezin Was
het gelukkigste, dat men zich op de wereld den
ken kan. Maar boven persoonlijke veiligheid
en boven het geluk van de zijnen ging de uit
spraak van een zuiver geweten. Zijn beslissing
toont de wijsheid van den waren christen. Het
is aan den koning, aldus was zijn conclusie,
zelf te beslissen, wien hij tot troonopvolger wil
aanvijzen, nu zulk een opvolger ontbreekt en
niemands rechten worden geschonden. Wil de
koning een bastaard tot zoon aannemen en in
zijn rechten doen treden, dan is dat zijn zaak.
Het kan niet tegen het geweten van den staats
man zijn, dit in te willigen. Er toe meewerken,
dat het hoofd van een katholieken staat zich
aan de Pauselijke macht onttrekt, door zich
zelf tot een nationalen paus uit te roepen, daar
mee echter kan een christen staatsman zijn in
stemming niet betuigen.
Intusschen, de meening van Thomas More
werd aanvankelijk slechts over de successie en
niet over 's Könings kerkelijke plannen ge
vraagd. Daarom koos hij den juisten weg: ver
wachtend, dat hij op den duur in het conflict
tusschen Paus en Koning zou betrokken worden,
vroeg hij om gezondheidsredenen ontslag. Men
moet zich, aldus leert Thomas More met dit
voorbeeld, niet moedwillig en onnoodig aan ge
vaar blootstellen; met zekerheid kon hij ver
moeden, dat zijn aanblijven aan het Hof hem
tot een noodlottige getuigenis zou dwingen.
Daarom ging hij uit eigen beweging heen.
Voorzichtigheid houdt het juiste midden tus
Schen roekeloosheid en lafheid. Thomas More
was niet roekeloos maar nog minder laf. Hij
had het land kunnen verlaten, zooals andere
christelijke humanisten deden. Hij bleef bij de
zijnen, bij zijn vrienden en geloofsgenooten en
volgde den loop der gebeurtenissen achter de
schermen. Zijn geweten moet het hem hebben
ingegeven, dat zijn blijven noodzakelijk was;
zijn voorbeeld van zwijgend afkeuren van 's Kö
nings gedrag was een machtige steun voor de
eenvoudige priesters en leeken, die aan den
Paus van Rome getrouw wenschten te blijven.
En de geschiedenis heeft hem in het gelijk ge
steld: de kerk van Engeland had hem noodig
als bloedgetuige.
Naast de voorzichtigheid bezat Thomas More
die andere gave van den H. Geest, de sterkte.
Eenmaal geroepen om bij God te getuigen tegen
de waarheid, weigerde Thomas More koelbloedig
den eed, wetend dat dit hem zijn leven kostte.
Er zijn momenten, dat aan getuigen niet te
ontkomen valt. De beproeving kan dan zwaar
zijn. Ook Thomas More werd bekoord om zich
te onttrekken of door een juridische spitsvon
digheid zijn geweten in slaap te sussen. Het zou
hem vermoedelijk gelukt zijn, wanneer hij ge
wild had; zijn rechters waren geen wreedaards;
hij telde er oude vrienden onder. Toen hij voor
het laatst in de boot stapte, die hem van zijn
landgoed naar de stad moest brengen, worstelde
zijn ziel langen rijd met den bekoorder. Dan
opeens schudde hij het hoofd, ontwaakte als
uit een diepen slaap en alle twijfel was verdwe
nen. Van dat oogenblik af ging hij koelbloedig
en zonder aarzelen op den dood in.
Ziedaar een verheven voorbeeld in een chris
telijk getuige, een voorbeeld, dat vooral in onzen
tijd van groote kracht kan zijn. In het tijdsge
wricht, Waarin ons leven ligt besloten, kunnen
wij niet kalm en ongemoeid verder gaan. Vroeg
of laat worden wij tot getuigen gedwongen.
Onze christelijke broeders in het buitenland
worden reeds lang voor pijnlijke gewetensvragen
gesteld. Bij het opkomen van den nationalisti-
schen vloed was het daar voor den christen
zaak sterk en verstandig te zijn. Eenerzij ds ge
voelde hij zich minstens evengoed vaderlander
als wie ook; anderzijds zag hij de nationale idee
verwringen en de plaats innemen van God zelf.
Gezin, jeugd, opvoeding, school, gewetensvrij
heid, zij dreigden in de beknelling te komen van
den tot God verheven Staat of liever van en
kele machthebbers, die zich als de vertegen
woordigers van de staatsidee opwierpen. Het
ging en gaat er nóg om, te getuigen voor de
ware christelijke levensopvatting, die aan Kerk
en Staat, aan godsdienst en vaderlandsliefde
ieder het eigen terrein toewijst en de mogelijk
heid van een gelukkige, harmonische samen
werking tusschen beide erkent. Maar de chau
vinistische Waanzin, die in een nieuw heiden
dom oversloeg, wil van geen harmonie, van geen
samenwerking, van geen scheiding tusschen we
reldlijke en geestelijke macht weten. Zij eischt
den geheelen mensch voor zich op met ziel en
lichaam. Voor de keuze gesteld, zijn reeds on
telbare christenen in den maalstroom van het
heidendom meegesleurd; het waren de naam
katholieken, de lauwen en flauwen, die enkel
met Christus' mystiek lichaam verbonden wa
ren, zoolang er geen gevaar dreigde, zoolang het
christen zijn geen offers kostte. Het waren he
laas ook zeer vele van huis-uit goede en plichts
getrouwe geloovigen, die echter onder den druk
van een bovendrijvende partij de kracht misten
om staande te blijven.
De wereld kijkt in deze moeilijke tijden met
belangstelling naar Rome en vele ongeduldigen
en heetgebakerden vragen herhaaldelijk: waar
om grijpt het Hoofd der Kerk niet krachtiger
in en drijft hij zijn kudde niet tot feller te
genweer tegen de belagers van den godsdienst
en de christelijke opvoeding. Rome is even wijs
en voorzichtig als Thomas More in zijn dagen
was. Men moet het kwaad geen voet geven: er
moet geprotesteerd worden, wanneer daartoe
dringend reden is; er moet ook, desnoods ten
koste van het leven, getuigd worden, wanneer
dit uitdrukkelijk wordt gevraagd; maar men
moet de kwaden niet prikkelen om tot het ui
terste te gaan; men mag uit vechtlust of fana
tisme niet de tijdelijke belangen van" vele dui
zenden getrouwen in de waagschaal stellen. Wie
deze waarheden voor oogen houdt zal het ge
drag van Paus en bisschoppen in deze moeilijke
tijden beter begrijpen.
En wat ons zelf betreft: laten wij ons niet in
slaap sussen door een gevoel van veiligheid. Het
moderne heidendom staat aan onze grenzen. Wij
hebben het menschelijkerwijze gesproken nog
in de hand om het christendom in ons vader
land te redden, wanneer wij van onze kostbare
vrijheden maar een goed gebruik maken. Wij
moeten vooral getuigen door eenheid en saam-
hoorigheid en door een leven naar de christe
lijke wetten van rechtvaardigheid en naasten
liefde. Aan die voorname wet van eenheid moe
ten wij desnoods meeningen omtrent onderge
schikte punten van politiek of economie opof
feren. Getuigen wij aldus voor onze eenheid en
getuigen wij zóó door christelijke daden, dan
zal vanzelf het kaf van het koren tijdig ge
schift worden. Want het is helaas waar, dat
ook onder ons vele wolven in schaapskleeren
rondgaan; dat velen zich nog met den naam
van christen en katholiek blijven dekken, om
dat dit hun voor hun ambt of staat nog voor-
deelig is, maar die reeds lonken naar een an
der kamp en hun maatregelen nemen om, zoo
noodig, zich bij een, nieuwe beweging aan te
sluiten. Of dit, zooals het buitenland bewezen
heeft, voor kerk en godsdienst verderfelijk zal
zijn, is hun onverschillig, omdat reeds thans de
eeuwige belangen voor hen niet het zwaarste
wegen. In woelige tijden, zooals wij ook thans
beleven, zijn zulke zwakkelingen de gevaarlijke
elementen. Van hun getal en invloed hangt het
tenslotte af, of een nieuw opkomende beweging
slaagt of in de kiem gesmoord wordt.
Dit werd ook in den tijd van Thomas More
bewezen. De humanisten hadden terecht het
verderf in de kerk zelf gegeeseld en getracht de
paarse beffen en vroome gezichten, waarachter
verdorvenheid schuil ging, de formalisten en
huichelaars te ontmaskeren. Toen de storm op
stak bleek het verderf echter reeds te diep in
gevreten; het getal der zwakkelingen, der onte
vredenen, der genotzuchtigen, der huichelaars,
in één woord van de halfchristenen en vermom
de ketters bleek reeds te groot, dan dat de goe
de en getrouwe minderheid de dwaling nog kon
tegenhouden.
Laten wij getuigen, tact- en beleidvol, voor
zichtig maar ook koelbloedig, voor het ware en
goede. Laten wij zoolang niets anders van
ons wordt gevraagd vooral getuigen door
ons streven naar eenheid en door daden van
christelijke rechtvaardigheid, opdat tijdig het
goud van zijn valsche bestanddeelen gelouterd
wordt; opdat de sterken de zwakke goedwil
lenden aantrekken en in het uur der beproe
ving het geweld der boozen kan worden afge
slagen. LIBRA.
Naar de „Standaard" verneemt, is een be-
noeming van een Minister van Onderwijs, K.
en W. en een vervulling van de vacature, ont
staan door de ontslagname van Mr. H. P. Mar-
chant, gedurende de eerste weken nog niet te
verwachten.
Niettemin moét het niet onmogelijk wor
den geacht, dat de tegenwoordige Minister
van Onderwijs ad interim, Prof. Dr. J. R.
Slotemaker de Bruine blijvend deze plaats
zal bezetten, en dus Sociale Zaken met
Onderwijs gaat verwisselen.
Naar het „Handelsblad" verneemt, heeft de
directie van de fa. Van Goethem en Neuteboom
te Amsterdam tegen den len Juli a& haar
pachten van stationsbuffetten hier te lande
opgezegd in verband met de afwijzing van haar
tot de directie der spoorwegen gericht verzoek
om verlaging der pachtprijzen.
Aan het geheele personeel (ongeveer vijf
honderd personen) der stationsrestaurants van
genoemde onderneming, is derhalve tegen ge
noemden datum ontslag aangezegd.
De toestand van Prinses Juliana, die naar
men weet aan een lichte keelaandoening lijdt,
is naar wij vernemen, licht vooruitgaande. Het
is echter, in verband hiermede, niet onmoge
lijk, dat H.K.H. geen bezoek zal kunnen bren
gen aan de Remavi-tentoonstelling te Den
Helder.
De Minister van Economische Zaken heeft
bij de Nederlandsche Visscherijcentrale inge
steld een Commissie voor de Zoetwatervisscherij
en den Zoetwatervischhandel.
Deze nieuwe cómmissie zal'tot taak hébben,
van advies te dienen bij de voorbereiding om
de uitvoering van maatregelen, wélke kunnen
strekken tot steun aan het zoetwatervisscherij-
bedrijf, dat in zeer sterke mate de gevolgen
ondervindt van de crisis.
Als leden der Commissie zijn aangewezen de
heeren: Mr. J. C. A. M. van de Mortel te Til
burg, voorzitter; W. Dil Jz. te Zaandam; A. P.
Lanthorst te Heerenveen; J. P. van Lonkhuyzen
te Arnhem; H. Thjjseling te Lemmer; Jac. de
Visser Jz. te Moerdijk; E. Vlug te Zuid-Schar-
woude; Joh. van der Zanden te Ravenstein.
Talrijke autoriteiten kwamen Vrijdagmiddag een kijkje nemen in het nieuwe Haagsche
Museum. V.l.n.r.: Mevr. Colijn, Z.Exc. Dr. H. Colijn, Z.Exc. Minister Slotemaker de
Bruine en Dr. van Celder, directeur van het Museum
ons
Het Deutsche Nacbrichtenbureau seint
Uit Hannover d.d. 1 Juni:
De Nederlander J. B., die wegens overtreding
der deviezenvoorschriften was gearresteerd,
heeft in den nacht van Maandag op Dinsdag,
na van te voren zijn testament te hebben ge
maakt, te Papenburg, waar hij zich in voor-
loopige hechtenis bevond, een einde aan zijn
leven gemaakt.
Een inbraak, welke in den nacht van Maan
dag 13 op Dinsdag 14 Mei j.l. is gepleegd in
het postkantoor te Tienhoven en waarbij 160
briefkaarten van 5 cent zijn ontvreemd, heeft,
aldus de „Telegraaf", een wel zeer merkwaar-
digen nasleep gehad. Het door den rijksveld
wachter te Tienhoven onder leiding van den
burgemeester den heer A. A. van den Hoorn
ingestelde onderzoek heeft namelijk geleid tot
de ontdekking van een complot inbrekers van
het platteland, die met hulp van beruchte in
brekers uit de stad Utrecht op verschillende
plaatsen opereerden.
Thans zijn gearresteerd en in het huis van
bewaring te Utrecht ingesloten de 23-jarige
schipper C. de G. en de eveneens 23-jarige
fabrieksarbeider C. v. d. K., thans werkloos,
die beiden te Tienhoven woonachtig zijn, ter
wijl een derde verdachte, een zekere J. K.,
een werklooze uit Utrecht, bij gebrek aan over
tuigend bewijs, na in voorarrest te hebben ge
zeten, weer is vrijgelaten.
Zaterdag 25 Mei slaagde men er in twee
jonge menschen uit Tienhoven te arresteeren,
die ook reeds eerder met de politie in aanra
king zijn geweest. Beiden zijn zij voorwaarde
lijk veroordeeld tot drie en vier maanden ge
vangenisstraf én staan onder toezicht van de
recïasseering, i.e. het Leger des Heils.
Het ondèrzoek, dat steeds gecompliceerder
werd, bracht nu ook andere zaken aan het
licht. Het bleek n.l., dat er verschillende kle
dingstukken, welke van diefstal afkomstig zijn,
waren beleend in de gemeentelijke Bank van
Leening te Utrecht, o. a. een heerenjas, drie
damesmantels, een nikkelen klokje en een elec-
trische zaklantaarn. Nog steeds is de herkomst
van de drie in beslag genomen damesmantels
niet vastgesteld. Het zijn twee blauwe dames
mantels met geruite voering, welke zijn ge
kocht bij Maison de Bonneterie te Amsterdam
en een gele mantel, waarin zich een blauw ge
rand zakdoekje bevond, merk „Sbamba".
Na een uitgebreid verhoor zijn de beide ar
restanten op Maandag 27 Mei eveneens voor
den officier van justitie te Utrecht geleid en
vervolgens in het huis van bewaring opgeslo
ten, waar zü zich thans nog in voorarrest be
vinden. Beiden worden nog van verschillende
andere diefstallen verdacht en het onderzoek
in dezen is dan ook nog in vollen gang.
De politie te Schiedam heeft bij een inbraak
op heeterdaad betrapt een Roemeen. Hü was in
het bezit van Nederlandsch, Fransch, Belgisch
en Roemeensch geld.
Hij was voorts in hét bezit van een dolk in
étui, twee zwarte handschoenen (die hij tijdens
de inbraak droeg), een zaklantaarn met twee
gloeilampjes, een huissleutel, een looper en een
schroevendraaier.
In verband met het door de Regeering inge
diende wetsontwerp tot verlaging der openbare
uitgaven en meer in het bijzonder in zake de in
dit wetsontwerp voorgestelde opheffing van een
aantal Kamers van Koophandel en Fabrieken,
en wijziging der ambtsgebieden der overblijven
de Kamers, hebben wij dezer dagen een onder
houd gehad met den heer M. Kropveld, direc
teur van de Ned. Middenstandsbank, vice-voor-
zitter van de Kamer van Koophandel en Fa
brieken te Den Haag, voorzitter van de afdee-
ling kleinbedrijf dier Kamer en een algemeen
bekende persoonlijkheid in middenstandskrin
gen in ons land.
De heer Kropveld zeide, dat hü gaarne zün
meening over deze kwestie wilde geven, omdat
deze aangelegenheid van bijzonder belang is
voor handel en middenstand in Nederland.
De taak van de Kamers van Koophandel, al
dus de heer Kropveld, is in den laatsten tijd
nog zeer aanzienlük uitgebreid door de opeen
stapeling van wetten en voorschriften bü welker
uitvoering de Kamers in meerdere of mindere
mate een rol spelen.
De voorlichting der bedrijven is van veel meer
belang, zoo vervolgde de heer Kropveld het on
derhoud, dan men in Regeeringskringen wel
aanneemt en het is goed, dat hier nog eens na-
drukkelük op gewezen wordt. Er zün 36 distric
ten en nu wil ik niet zeggen, dat dit aantal als
mede de geografische indeeling van ons land in
alle opzichten juist zijn en nooit veranderd mo
gen worden, maar ik wil er toch op wüzen, dat
de huidige toestand historisch gegroeid is en
haar basis vindt in de reëele bedrijfsbehoeften
in de verschillende streken van ons land.
Wanneer wü gaan spreken over de midden-
standsbelangen in verband met de samenvoe
ging der districten, wil ik erop wüzen, dat de
middenstand in Gouda büvoorbeeld toch wel
heel andere belangen heeft dan die in Den
Haag, Amsterdam of elders. Ik zou zelfs durven
stellen, dat wanneer er geen organen waren, die
de middenstandsbelangen per district en per
omgeving van nabü kenden, in dezen tijd zulke
organen voor den middenstand opgericht moes
ten worden. Dit zou dan moeten geschieden met
medewerking der Regeering, ook al omdat het
volkomen ligt in de lijn der ordeningsgedachte.
Nu men ze echter heeft, moet men ze zeker
niet verbrokkelen, waardoor de kracht veel en
veel geringer zal worden.
Het uitgangspunt van de Regeering is, dat
er bezuinigd moet worden. Nu schünt hier
geldelük voordeel te zün,-doch in werkelük-
heid zal dit volkomen opgeheven worden. In
de eerste plaats is hier natuurlek de gerin
gere behartiging van de bedrijfsbelangen,
doch in de tweede plaats noodzaakt men de
menschen meer te reizen. Er zün groote
bedrijven, in Delft b.v., welke meer dan 300
maal per jaar een bezoek aan de Kamer
brengen. Die moeten voortaan naar het
aangrenzende district. De Kamer in dat dis
trict moet personeel aanstellen voor de
meerdere werkzaamheden. In Gouda werden
in 1934 682 stuks ter legalisatie aangeboden.
Wat zou het geen tüd en geld kosten, wan
neer dit alles in Den Haag zou moeten ge
schieden.
Door de samenvoeging der districten wenscht
de minister een besparing voor het bedrijfs
leven. Nu valt niet te ontkennen, dat de in-
schrüvlngskosten voor het Handelsregister in
verschillende gevallen aan den hoogen kant
zün. Maar de Haagsche Kamer heeft al in 1933
bij den minister erop aangedrongen, dat deze
kosten met 25 pet. verminderd zouden worden.
Men moet echter in elk opzicht trachten te
voorkomen, dat er een vermindering zou ont
staan van het aantal ingeschrevenen. Wü moe
ten er in tegendeel op aan sturen, dat er een
burgerlijke stand van den handel ontstaat, wel
ke zoo juist en zoo volledig mogelük is. Dit is
ook van belang voor de wetten en voorschriften,
.welke in de toekomst nog te wachten zün.
Aan het eind van het onderhoud uitte de heer
Kropveld nog zün leedwezen over het fèit, dat
de Regeering het bü de voorbereiding van dit
wetsontwerp niet noodig geoordeeld heeft, de
Kamers te raadplegen. Wel heeft men het ad
vies van den Nüverheidsraad ingewonnen, doch
niet van den Middenstandsraad. De heer Krop
veld hoopte, dat de Regeering niet ruw in de
bestaande verhoudingen zou ingrüpen, omdat
het hier betreft geld, dat door het bedrüfsleven
wordt opgebracht en ook geheel in het belang
van het bedrüfsleven wordt besteed.
Een rijwiel, dat bü den Raadskelder te Utrecht
was ontvreemd, is thans bij d. G. in Tien
hoven eveneens in beslag genomen. Een broer
van d. G. had het rijwiel thans in gebruik. De
politie heeft na al haar onderzoekingen, ver
schillende aanwijzingen gekregen, welke in de
gewenschte richting gaan, doch waaromtrent
zü zich thans nog niet volledig kan uitlaten.
Het Centraal Comité van Samenwerking in
zake Voorlichting bü Beroepskeuze, dat ge
vormd wordt door vertegenwoordigers van het
Roomsch-Katholieke Centraal Zielkundig Be
roepskantoor, de Christelüke Psychologische
Centrale voor School en Beroep en de Vereeni-
ging tot Bevordering der Voorlichting bü Be
roepskeuze besprak in zün dezer dagen onder
Voorzitterschap van den heer Anth. Folmer te
'S-Gravenhage gehouden vergadering het feit,
dat blükens de bijlage van de Memorie van
Toelichting bü het wetsontwerp ter verlaging
van de openbare uitgaven met het oog op den
toestand van 's Lands financiën met ingang van
1 Januari 1936 zal vervallen het Rükssubsidie,
dat aan het Centraal Comité werd verleend, in
verband met zün taak, om de voorlichting bij
beroepskeuze in het land te organiseeren, te
bevorderen en te verbeteren.
De vergadering, constateerende, dat dank zü
den krachtigen steun van den Minister van So
ciale Zaken in een vüftal jaren voor de bevor
dering der voorlichting bü beroepskeuze veel
kon worden bereikt, betreurde het ten zeerste,
dat dientengevolge de voortzetting van dit voor
de voorlichting bij beroepskeuze in het geheele
land belangrijke werk ernstig gevaar zal loo-
pen.
Het Centraal Comité voorziet n.l. de onge
veer vijftig Roomsch-Katholieke, Protestantsch
Christelüke en Neutrale Bureaux voor Beroeps
keuze van talrüke economi^he, beroeps- en
onderwijskundige gegevens. Materiaal, dat
noodzakelük is bü goede voorlichting, maar dat
door de eenvoudige outillage van een aantal
kleinere Bureaux door deze moeilük en in elk
geval steeds onvoldoende door eigen onderzoek
en informatie kan worden verkregen. Het op
een centraal punt onder deskundige leiding ver
zamelen en van dat centrale punt uit distri-
bueeren der gegevens bevordert ten zeerste, dat
de plaatselüke bureaux beschikken over vol
ledig, waardevol materiaal, en dat deze bij een-
voudigen opzet toch goede adviezen kunnen
verstrekken. Juist in dezen tüd, nu het voor
vele ouders zoo moeilük is voor hun kinderen
den weg te vinden op het terrein van den ar
beid en de opleiding daarvoor, is het, naar het
oordeel van het Comité, een groot algemeen be
lang, dat de voorlichting bü beroepskeuze en
het verstrekken van hulp en raad bü beroeps
verandering krachtig en doelmatig worden be
vorderd. Met hetgeen wordt gedaan ter bestrij
ding der jeugdwerkloosheid houdt deze arbeid
ten nauwste verband.
Het Centraal Comité voor Beroepskeuze be
sloot, er ernstig naar te streven, dat het werk
zou kunnen worden voortgezet, en sprak de
verwachting uit, dat het Rijk alsnog een weg
zal weten te vinden, om zünerzüds daartoe te
blüven medewerken.
Voor de rechtbank te Assen stond terecht
H. H., die voor de j.l. gehouden verkiezing van
leden voor de Provinciale Staten in Drente voor
den Plattelandersbond in Kieskring 3, Hooge-
veen, een candidatenlüst heeft ingeleverd, die
valschelijk was opgemaakt, doordat hü daarop
een aantal valsche handteekeningen had ge
plaatst.
Bü het verhoor van verd. bleek, dat van de
30 handteekeningen 15 valsch waren.
Verd. gaf toe de 15 handteekeningen zelf er
onder te hebben geplaatst. Hü zeide geen tüd
meer gehad te hebben om de 15 anderen zelf
te laten teekenen.
Het O.M. vorderde een gevangenisstraf van
vüf maanden.
De verdediger, mr. H. J. Dons uit Assen, vroeg
vrüspraak subs, voorwaardelüke veroordeeling.
MALANG, 1 Juni (Aneta). De heer Van Dissel
reed met zün auto, waarin zich verder geen pas
sagiers bevonden, aan den overweg bü Singo-
sario door den slagboom heen. De auto werd
door den sneltrein gegrepen, over een afstand
van 100 Meter meegesleurd en onherstelbaar
vernield. De heer Van Dissel, die tüdlg uit den
auto kon springen, werd slechts licht gebles
seerd.
Een kindje van anderhalf jaar oud zit met
een bleek en mager gezicht op de onder-
zoektafel. Het steunt daarop met zün
handjes; de borst is aan de züden ingevallen,
maar de buik puilt des te meer uit. Zoo nu en
dan hoest het. Beziet men het nader, dan be
merkt men dat het voorhoofd eigenaardig ge
vormd is, aan weerszüden puilt het naar voren
uit, en dit geeft een hoofd een hoekig voor
komen. Betast men den schedel, dan biükt de
fontanel nog niet gesloten, en ook de naden
zün nog niet volkomen verbeend. Aan de borst
bemerkt men knobbeltjes, links en rechts op
de plaatsen, waar de ribben in kraakbeen over
gaan, dat is van midden omhoog van terzüde
omlaag. Ook aan de armen en beenen is er iets
opvallends, de einden ni. van de lange pijp-
beeflderen zijn verdikt, vooral aan de polsen en
de enkels. Het kindje kan nog nauwelijks staan.
De Engelsche ziekte is gevreesd: eenerzijds zün
de kinderen voor verschillende infecties zeer
vatbaar, en vooral voor aandoeningen in de
luchtwegen; anderzüds heeft deze ziekte, wan
neer zü langen tüd duurt, vaak als gevolgen
vervormingen van het skelet: het hoofd blüft
vierkant, de wervelkolom kan krom groeien, het
bekken zakt ineen, de beenen worden krom,
niet alleen naar buiten, maar de onderbeenen
ook naar voren, zoodat de zoogenaamde sabel-
beenen ontstaan.
De Engelsche ziekte wordt wel een cultuur
ziekte genoemd. Men is nJ. nog steeds gewend,
de groote steden met haar opeenhooping van
proletariërs, cultuurverschünselen te noemen en
omdat in zulke steden de Engelsche ziekte het
meeste voorkomt, heet zij een beschavings
ziekte.
Inderdaad zün de slechte behuizing, de slechte
hygiënische toestanden, gebrek aan lucht en
licht, smerigheid en gebrek aan goed voedsel de
voornaamste oorzaken van de Engelsche ziekte.
Maar wat kunnen de dokters daar nu aan
doen? Niet anders dan prediken en aansporen
tot verbetering, maar dit alles werkt slechts
langzaam. Tegelijk moest echter het ware ka
rakter dier ziekte ontdekt worden, en daarmee
tegelük het aangrijpingspunt van de ziekte.
Want wat gebeurt er nu eigenlijk in het orga
nisme, waardoor al deze stoornissen optreden?
In den beginne heeft men gedacht, dat het een
stoornis was in de kalkstofwisseling; men had
nJ. bemerkt, dat vooral de beenderen niet
groeiden zooals het behoorde, en dit werd daar
door veroorzaakt, dat de kalk niet meer in vol
doende mate in de beenderen werd afgezet.
Vandaar, dat die kinderen kalk te eten kregen.
Men ging een stap verder; ook phosphor was
noodig, want zonder genoeg phosphor wilde de
kalk niet naar de goede plaatsen gaan. Dat was
de tüd, dat men phosphorlevertraan gaf.
Tegelük echter begon men in te zien, dat de
ziekte niet alleen in de beenderen lag, en dat
de naam rhachitis (ontsteking van den wervel
kolom) zeer onjuist was: ook de spieren waren
bü deze ziekte slap, en bovendien bleek er een
groote gevoeligheid voor infecties, vooral van
de luchtwegen. De slapte der spieren uit zich
büzonder door het uitzetten van den buikwand,
welks spieren gerekt worden, en door het laten
loopen. De ziekte van de kinderen uit zich op
verschillende wijzen; n.l. door achterblijven van
de kalkafzetting op de meeste plaatsen, en door
diktegroei aan de einden der lange beenderen,
n.l. die van de ledematen en van de ribben.
Maar of men nu zeggen kan, dat het ware
karakter van de Engelsche ziekte volkomen be
kend is, zou ik durven betwijfelen.
Door de opeenhooping der menschen in de
groote steden, vooral in de laatste zestig jaren,
was de bestrijding der rhachitis zeer nood
zakelük geworden. De propaganda voor betere
hygiëne, voor licht en lucht heeft in deze zestig
jaren veel effect gehad, en het is een feit, dat
reeds voordat de vitaminen bekend waren, de
veelvuldigheid en de ernst van de rhachitis al
zeer belangrük waren afgenomen.
Toen echter het bestaan en de beteekenis der
vitaminen was bekend geworden, bleek het dat
ook de rhachitis veroorzaakt wordt door een
gemis, en wel aan vitamine D. Tevens is echter
hoe langer hoe meer gebleken, dat men alleen
in het toedienen van dit vitamine D geen vol
doende bestrijding heeft van de rhachitis. De
zorg voor een goede hygiëne, voor licht en
lucht is eveneens noodzakelük.
Ook is gebleken, dat het onoordeelkundig ge
bruiken van het vitamine D, hetzij in den vorm
van levertraan, hetzü in den vorm van Vigan-
tol, Davitamon etc. niet altüd onschadelijk is:
en er zün uitstekende specialisten, die het ge
bruik van deze stoffen, wanneer er geen aan-
wüzing voor is, dus louter en alleen als voorbe
hoedmiddel, niet goed vinden.
Echter zün de toestanden niet overal het
zelfde.
Het is nu wel belangwekkend, kennis te ne
men van de conclusies van de laatste vergade
ring der Internationale Vereeniging voor pre
ventieve kindergeneeskunde, die speciaal aan
de malaria en de rhachitis gewüd was. Deze
luiden als volgt:
Hoewel de rhachitis der kinderen in veelvul
digheid en ernst is verminderd, verdwenen is
zü niet; de oorzaken zün ingewikkeld en het
voorkómen is niet eenvoudig.
lo. De voorbehouding moet reeds beginnen
vóór de geboorte door de algemeene hygiëne en
door de voeding der zwangere vrouw.
2o. Daar de Engelsche ziekte slechts bü uit
zondering bü borstkinderen voorkomt, zal de
borstvoeding steeds de voorkeur verdienen.
3o. Bü de kleine kinderen moet elke fout van
hygiëne en voeding vermeden worden; de na
druk moet worden gelgd op versche lucht en
goede woning; gebrek aan zonlicht moet ver
meden worden; langdurige infecties en stoor
nissen in de spijsvertering moeten vermeden
en behandeld worden.
4o. In de groote steden, waar kuren met zon
licht, vooral 's winters, onmogelük zün, moet
men als voorbehoedmiddel, sedert de eerste
maanden van het leven, in het büzonder bü
vroeggeborenen en tweelingen gebruiken: de
kunstmatige hoogtezon, de bestraalde melk, de
vitaminepreparaten, of levertraan van goede
kwaliteit. Dit alles slechts in nauwkeurig afge
meten hoeveelheden en onder medisch toezicht.
Deze besluiten zijn dus zeer voorzichtig en
nauwkeurig geformuleerd. Practised komt het
dus hierop neer, dat men op de eerste plaats
zorg moet dragen voor goede hygiëne, vooral
voor licht, lucht en zon; welnu, daaraan ont
breekt nog wel wat, hetzü dat de woningtoe
standen niet goed zün, hetzü dat de moeders
nog bang zün voor frissche lucht. Aan deze
angstige moeders kan maar één raad gegeven
worden: daar de angst een slechte raadgeefster
is, houdt U aan het oordeel van bevoegde per
sonen.
Vervolgens is ook dit belangrük: toediening
van levertraan en vitamine-preparaten behoo-
ren slechts onder medisch toezicht te geschie
den.
Ten laatste: het is van groot belang dat de
consultatie-bureaux voor zuigelingen blijven be
staan. Wanneer er pogingen gedaan worden,
om ook deze te bezuinigen, mogen dan de Ne-
dèrlandsche moeders hiertegen een ernstig
protest doen hooren.
TH. A. SCHLICHTING
Deze week geen audiëntie bü de ministers
van Economische Zaken en van Sociale Zaken,