WêÊèê ai i JOTTGERING I Zoekt gij betrouwbaar Personeel Plaats dan een „Omroeper" j voor 80.000 gezinnen j m illSiiBiii Mt im Pinksteren kijken naar Philips' villabouw aan de Wüstelaan te Santpoort Jac. Urlus f STOOMEN VERVEN STOPPAGE JC0A>jpt Uw Corset De Vrind Bus FIBRE RADIO enLpFhiupsRADIO FOTO-ENGEL Maison de Nouveauté De ipaarnestad WSKm Huiskamerlampen vanaf f 2.50 CR. HOUTSTRAAT 5a TEL. 10771 Groote Houtstraat 135 MODERNE DAMES- EN HEEREN-PORTRETTEN ZONDAG 9 JUNI 1935 Landhuizen van f 7600.- tot f 9000.-, temidden van bosschen, vlak bij den trein. Speciale architectuur. Inlichtingen: Wüstelaan 37 - Santpoort-Station - Telefoon 23666 Muziek als handwerk Vakman èn artist gewaardeerd Zoo'n zanger krijgen we niet gauw terug Magazijn „De Kroon" bij den specialist Alleen de vakman is in staat en bereid U de noodige voorlichting te verstrekken. Koopt daarom bij ons. Firma „RICHE FOTO ART" 169 GR. HOUTSTRAAT - TEL. 13472 LANGE VEERSTRAAT1 SPAARNWOUDERSTR.13 8 KLEVERPARKWEG 7 JOH. VAN WUNNIK SCHAGCHELSTRAAT 13 - TELEOON 10286 Mijn reclame-campagne? Een enorm succes, mijnheed Maar aJ mijn drukwerk b ook von drukkerij Haarlem Telefoon 13866 ailllll!lllll!llllll!lllllllllllllllllll!llll||||||||||||illlllll!lllllllllllllllllllllllllllllllll||||||||||||||||!lllllllllllllllll||||||li NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ^IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllülllllllllllNllllllllllllllllllllllllllllilllüllllllllllllllllllllilli Het 750 jarig bestaan van 's-Hertogenbosch. In verband met de komende herdenking van dit feit wordt thans in het stadspark druk gewerkt aan den opbouw van een copie der stad Koning Hendrik V, de koningin en de koningin moeder met gevolg." Een detail van het historisch feest, dat te Oxford werd gehouden De races te Epsom werden bijgewoond door koningin Mary, de her togin van Kent en de hertogin van York Een kijkje tijdens den laatsten dag van den betrouwbaarheidsrit voor auto's en motorrij wielen welke in de omgeving van de „Wasserkuppe" in Duitschland werd gehouden De verkeersagent op het water, In verband met de brugwerken op de Waal bij Nijmegen is op de rivier één-richting-verkeer ingesteld Al wordt het feit dat de muzikant evenzeer een vak is ais timmerman en journalist thans vrjj algemeen erkend, tóch zijn velen nog steeds geneigd den toonkunstenaar in een te romantisch licht te zien. Er worden geen menschen met de viool onder de kin ge boren, of met den dirigeerstok in de hand, terwijl het, wanneer dergelijke wonderkinderen ooit het levenslicht zouden mogen aanschou wen, toch nog te bezien zou staan of zij die viool en dien dirigeerstok zouden weten te ge bruiken. Doch laten wij ons in die vraag maar niet gaan verdiepen en het hier op houden: dat moeder natuur alléén muzikalen aanleg mee geeft aan haar uitverkorenen. Het heeft geen zin in 't kader van dit opstel over erfelijkheid te gaan schrijven. Dat die aanleg uitsluitend door harde studie nuttig en productief gemaakt kan worden, is logisch. Dit komt dus hier op neer: de gelukkige bezitter van muzikaal talent moet zich een respectabele dosis vakkennis en vakbekwaamheid zien eigen te maken, wil zijn begaafdheid ooit voor hem-zelf of (en) voor de gemeenschap vruchten kunnen afwerpen. Een enkel voorbeeld ter illustratie: pa Paganini dwong zijn zoon Niccole tot halve dagen viool- studeeren, om op deze manier uit den toekom- stigen duivelskunstenaar" te krijgen wat er in zat. Niccolo Paganini bracht zoodoende een harde en weinig zonnige jeugd door, terwijl hij t ook later zich-zèlf niet gemakkelijk gemaakt heeft het zich niet gemakkelijk maken kón, wilde hij zich handhaven als koning en keizer der violisten. En hetzelfde als voor den onsterfe- lijken violist geldt ook voor alle toonkunstenaars, reproduceerende of produceerende: er moet hard gewerkt worden om de gave der muzikali teit tot volledige ontwikkeling te brengen, en die arbeid mag nooit verslappen, wil de eens verkregen kundigheid niet weer verloren gaan. Niets is wel minder juist dan de meening, dat den toonkunstenaar alles maar zoo'n beetje komt aangewaaid. De muziekstudent (Conser vatorium-leerling), die zijn studie serieus op vat, moet zi$h per dag zeker een uur of vier aan zijn hoofdvak wijden, en daarbij komen dan de vele bijvakken, welke ook tijd- en aan- dachtroovend zijn. Een Conservatorium-studie duurt vijf jaar; aangenomen dan, dat de student regelmatig in een hooger leerjaar ge plaatst kon worden (wat bij lange niet altijd het geval is). Alvorens op een Conservatorium voor vakstudie te kunnen worden opgenomen, moet men reeds over een behoorlijke dosis mu zikale ontwikkeling beschikken: een kwantum, dat zeker niet onbelangrijk is en dan ook dege lijke opleiding vereischt. De musicus, die hoogere Idealen nastreeft dan een plaats in 'n orkest of paedagogische loopbaan, is met zijn eind diploma nog bij lange niet klaar: onder leiding moet hjj nog minstens eenige jaren blijven stu- deeren. En dan rest hem een heel leven van zêlf-studie. Met deze opsomming van droge feiten wilden wij slechts even aantoonen, dat de muziek-studie geen onverdeeld pretje is, of (beter gezegd): dat zij geen gelegenheid biedt tot een lui leventje. En nu spraken wij nog slechts over de voorspoedige gevallen, welke een geregeld verloop hebben. Het spreekt vanzelf, dat zich ook dikwijls vertragende omstandighe den voordoen: óf de student heeft geen lust om zooveel te presteeren als vereischt wordt, óf dg noodzakelijke aanleg ontbreekt hem daartoe. Natuurlijk Is de mate en omvang van den aangeboren aanleg van 't grootste belang, zoo Niccolo Paganini al niet ten aanzien van den tijdsduur der studie dan toch zeker wat betreft de resultaten. Ieder, die middelmatig muzikaal begaafd is, worstelt zich wel door de opleiding heen en wanneer hij dan tenslotte zijn eind-diploma in den zak heeft, kan men er gerust op zijn, dat hij een degelijk vakman geworden is (dat garandee ren de eischen voor een Conservatorium-eind examen). Doch elke goede vakman is nog geen artist. En hierop wilden wij met dit opstel speciaal den nadruk leggen. Want het merk waardige is, dat juist de vakman voor het meerendeel hooger gewaardeerd wordt dan de kunstenaar: niet alleen financieel, doch ook ideëel. Vanzelfsprekend heeft de kundige mu zikant recht op appreciatie, want vooral hij is onontbeerlijk voor een gezond en bloedrijk mu ziekleven. Daarnaast Is het ook begrijpelijk, dat het publiek den goeden vakman beter naar waarde schat dan den bijzonder begaafden kun stenaar, die als consequentie van zijn buiten gewone eigenschappen min of meer buiten het appreciatie-vermogen van het groote pu bliek valt. Wij hebben dezen onrechtvaardigen gang van zaken dus te billijken als logisch ver schijnsel. Er zou wel een bijzonder intensieve cultuur noodzakelijk zijn om smaak en begrip der massa dermate te verfijnen, dat zij den kunstenaar naar wezen juist zou kunnen waar- deeren; een dergelijke massale ontwikkeling en opvoeding is eenvoudig onmogelijk. Maar het is en blijft toch betreurenswaardig, dat menig hoogst talentvol musicus tijdens zijn leven die aanmoedigingen ontberen moet, wel ke stimuleerend zouden kunnen werken op zijn arbeid. En daartegenover staat, dat dikwijls de goede vakman op een voetstuk wordt geplaatst, waardoor deze zich-zèlf gaat overschatten, ter wijl het publiek de zaken in een verkeerd licht gaat zien. Dergelijke onrechtvaardigheden zijn vrij geregeld overal begaan en zij vinden nóg steeds plaats. Vooral in ons kleine landje! Wij werden eenigen tijd geleden bij de huldiging van een (zeer verdienstelijk) jubileerend musicus opnieuw op dit feit attent gemaakt. Men sprak tot dezen jubilaris woorden als „onsterfelijk", „onvergetelijk", leven in dienst der kunst" en meer van dat soort (o zoo gemakkelijk ge bruikte!) uitdrukkingen. En toch had die mu sicus op zijn gebied feitelijk niets meer gepres teerd dan bijvoorbeeld een goede, consciëntieuze dokter. Ik noem in dit verband geen namen en geen feiten. Trouwens, dit geval stippen wij slechts aan als voorbeeld; dergelijke over 't paard tillingen worden meermalen bedreven! En dat zou nog niets zijn, als men den waarlij ken artist ook naar behooren eer bewees. Maar hier ontbreekt véél aan. Enkele bewijzen: is het niet treurig, dat de te jong gestorven Win- nubst niet veel meer is dan een locale bekend heid; hoe kan men het verklaren, dat de naam van groote talenten als Hendrik Andriessen, Monnikendam en anderen slechts zoo nu en dan genoemd wordt?! Werk van deze zeer aan zienlijke componisten hoort men slechts bij hoo- ge uitzondering uitvoeren en het groote publiek kent deze begaafde landgenooten nauwelijks of in 't geheel niet. Zoo vervalt ons volk, waar het de zaken der toonkunst betreft, bij herhaling in paradoxen. Men kan en moet bedoelde onrechtvaardigheden billijken, doch men betreurt ze ten zeerste. Er kan ook niet voldoende worden aangedrongen op elke poging en elk streven, waardoor de appre ciatie van het publiek in rechter banen kan worden geleid. Zoo hebben wij getracht met dit artikel twee feiten aan te toonenten eerste, dat er een oneindig verschil is tusschen vakman en artist: een verschil, dat door de massa niet alleen over 't hoofd gezien wordt, doch volko men paradoxaal wordt geïnterpreteerd; ten tweede, dat er om een muziek-studie tot 'n goed einde te kunnen brengen héél wat ver eischt wordt en dat de musicus dus geenszins alles vanzèlf heeft of krijgt. In verband met het laatstbedoelde onderwerp willen wij nog ter loops even wijzen op de zoogenaamde „wonder kinderen". Zij hebben veel voor, omdat hun (in strumentale) begaafdheid buitengewoon groot is. Doch studeeren en werken moet ook het won derkind! HENRI TH. STAM Zelden heeft een jongen uit het volk, die van de natuur een bijzondere gave heeft ontvangen, zulk een mooie carrière gemaakt als Jac. Urlus, maar zelden ook was aan een kun stenaar zoo welbe steed wat voor hem gedaan werd. Urlus heeft met zijn ta lenten gewoekerd en het is zeker even zeer te danken aan zijn ijver, zijn prac- tischen levenszin en de economie in het stemgebruik (par allel aan de eco nomie waarmee hij zijn aardsche goe deren beheerde), als aan zijn aange- Jac. Urlus t boren talent, dat hij de vrienden der muziek zoo lang en zoo hevig heeft bekoord. Men kent het verhaal. Hij was een smids jongen, die te Utrecht woonde en op de fabriek bij Smulders werkte, lid van een familie waarin meer stemmen met prachtig timbre voorkwa men, waarin misschien evenveel „toekomst" zat, maar waarbij de omstandigheden minder mede werkten. Hij zong bij zijn werk, hij zong op het koor van den Sint Willibrord aan de Lange Minrebroederstraat, toen op dat van de St. Augustinerkerk aan de Oudegracht, hij zong op partijen, in „Fidelio", in „De Zuigflesch", bij het „Utrechtsch Mannenkoor" en bij „Kunst min". Toen hij bij een van die vereenigingen eens een aria uit „Die Jahreszeiten" voordroeg, kwam de opera-directeur De Groot na afloop de stemkamer binnen wandelen. „Wil je aan mijn opera komen?" vroeg hij. En Urlus: „Ja, dat wil ik wel!" „Als gast of voor vast?" „Liever voor vast."' „Kom dan eens naar Amsterdam," stelde De Groot voor, „dan kun je mij voorzingen." „Ik naar Amsterdam, zoo vertelt Urlus in her inneringen die bij Holkema en Warendorff zijn uitgegeven. En ik kreeg het engagement bij De Groot. Maar in datzelfde Jaar had een split sing plaats. De Groot's kapelmeester Van der Linden ging weg en richtte zelf, dat was in 1893, een opera-gezelschap op. Mij werd toen geraden, contract te nemen bij Van der Lin den. Ook hem moest ik voorzingen en ik deed het in den schouwburg in de Fransche Laan, waar destijds de bureaux van de Nederlandsche Opera gevestigd waren. Daar was Kees van der Linden en mèt hem de regisseur Alexander Saalborn. Ik zong uit „De Troubadour" en tij dens die proef intoneerde Van der Linden tel kens een halven toon hooger. Toen hij merkte, dat het ging, engageerde hij mij als tenor voor kleine partijen. Maar in het tweede opera-jaar kreeg Pauwels quaestie met den directeur en stuurde Van der Linden een doktersattest op zijn dak, dat hij niet kon zingen; toen werd mij de rol van „Tannhauser" opgedragen, die ik in drie dagen instudeerde en waarmee ik in het Paleis voor Volksvlijt debu teerde. Dat waren goede jaren. Orelio was in de volle kracht van zijn talent; Anna Thijssen-Bremer- kamp, Jos. Thijssen, en, een paar jaren later, de beeldschoone Etta Madierde Montjau, (die in Enna's „Cleopatra" triomfen vierde) werk ten aan Van der Linden's opera. Werkten hard. Zóó hard, dat ik al héél gauw voelde, dat het vele zingen niet goed was voor mijn stem. Ik ging een ruimer veld zoeken." Hier begint het verhaal van Urlus' opgang en roem in het buitenland, door ons reeds geme moreerd, Zijn Utrechtsche zang-vrienden heb ben hem, die een der hunnen was, zien uit groeien tot een der beste en vermaardste zan gers ter wereld, tot een heldentenor van de hoogste klasse. Heel lang heeft Urlus zijn prachtige stem gehouden. Hij leefde sober en hij voelde zich altijd leerling, in de sfeer van de Meistersinger. Toen hij een jaar of tien geleden hier te lande nog in de opera zong, als gast, dacht men, dat de eeuwige jeugd hem was beschoren. Twee jaar geleden nog, vlak voordat hij ziek werd, was hij magnifiek, als tenor-solist in Mahler's „Lied von der Erde". Geen enkele zanger verbeterde hem dat, „Der Trunkene im Frühling", want dit had een groote bezetenheid en een onverbe terlijke dictie, die het Chineesche poëtische ta fereel volledig voor ons neerzette. Wij voelen niets voor een domme vereering van tenoren. Maar Urlus was geen ijdeltuit, hij diende de muziek, haar geest en waarachtige schoonheid Hij streefde niet naar ijdele schittering, doch verdiepte zich in de esprit der scheppende kun stenaars. Zoo'n zanger krijgen we niet gauw terug. E. SMEDESTRAAT 7, naast Politiebureau REPARATIE-INRICHTING KROTJWELS KONINGINNEWEG 6 BIJ DE RAAMBRUG - TEL. 14024 Ontwikkelen - Afdrukkén Vergrooten HAARLEM: ZANDVOORT: GED. OjDDE GRACHT 64 - KERKPLEIN 3 Exclusieve Handwerken en Wolsoorten Vakkundig onderricht SPECIAAL adres voor BEDDEN en MATRASSEN is el» BLIJFT BIJVULLEN en OPMAKEN van matrassen in één dag retour.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 4