De Negermessias van Harlem
Vf vHV-y
VV
MdmïAaal
mn dm daq
Met twee kameraadjes op avonturenreis
j£akM-VJZeug.e&s
V^A-^L* v
VRIJDAG 14 JUNI 1935
vet \Ae x°° A at
Lf>'a \H«t V»*
Apostel der gevangenis
STICHTER VAN EEN
NIEUWE SECTE
Zijn eeredienst is gebaseerd op de
liefde voor de toekomst, de
zachtheid en de
vriendschap
„Eerherstel" na een
gevangenisstraf
Een wonderknaap
Koning als particulier
Een 60-jarige torero
Vrijgevige dame
Oshima
verstellen is? is van Jan Hendrik j
dat gelijkheid
Blinde passagiers
Instorting in een riool
Oude rivaliteit
AI f F A R KJ T\j IT CL °P dit blad zijn ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen E7 *7^ (ft bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T7 7 G(ft bij een ongeval met 117 O CA bij verlies van een hant»
fkl él j| s rtUVii 1 Ni I-i ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen 1 f verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen A doodelijken afloop 1 UÜV*" een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR BERTHA RUCK
„o<*®
De faculteit voor Sociologie der Katholieke
Universiteit van Washington heeft een studie
uitgegeven over het werk van Pr. Pranceso Kel
ly O.P., den aalmoezenier van de Strafgevange
nis te Ohio. Fr. Kelly, die in 1932 in den ouder
dom van 81 jaar is overleden, heeft 27 jaar lang
gewerkt aan het zieleheil der gevangenen. Op
zijn initiatief heeft het gevangeniswezen in de
Vereenigde Staten belangrijke wijzigingen on
dergaan; met goedkeuring van de rechterlijke
autoriteiten stichtte hij de eerste school voor
gevangenen, onder aanmoediging der geeste
lijke overheid stichtte hij in de gevangenis een
Parochie en eenige godsdienstige vereenigingen.
Het aantal van hen, die door zijn bemiddeling
in de gevangenis den weg tot de ware kerk heb
ben gevonden, loopt in de duizendtallen. De on
telbare brieven en de bezoeken, die hij van zijn
„jongens" na hun ontslag uit de gevangenis
mocht ontvangen, leveren het overtuigend be
wijs, dat zijn apostolaat blijvende vruchten
heeft gedragen.
Het werk van de Katholieke Universiteit zal
worden uitgegeven met subsidie van de Wet
gevende Macht van Ohio.
Er woonden toevallig in het huis niets dan
ongehuwden. Twee-hoog zetelde Prick Ri
der, oud zes en veertig, klein, dun en droog.
Hij was nooit getrouwd geweest en wilde nooit
trouwen ook. Hij at buiten de deur, was geheel
onthouder, rookte alleen 's avonds en spaarde.
Eén-hoog woonde juffrouw Ruffey, onder
wijzers, veertig jaar, donker, bleek en prikkel
baar.
En beneden woonde mevrouw Berka, óók veer
tig. Die was weduwe, groot, gezet en op een
kantoor. Ze kon beneden wonen, want behalve
haar salaris had ze geld van zich zelf.
Ze woonden er alle drie al eenige jaren,
Rider was dus geleidelijk bevriend geraakt met
elk der beide dames. Hij liep nu eens bij de
ééne, dan eens bij de andere binnen, en steeds
kreeg hij bij elk den makkelijksten stoel, en
koffie of chocola met beschuitjes, en ze speel
den piano voor hem. Juffrouw Ruffie had zich
zelfs bereid verklaard z'n kleeren te verstellen,
en mevrouw Berka wilde absoluut z'n kapotte
sokken stoppen.
Zoo leefde Prick Rider genoeglijk en op z'n
gemak en werd door z'n twee huisgenooten ver
wend en vertroeteld, waar hij natuurlijk niets
tegen had. Maarin elk Paradijs sluipt een
slang; zoo ook hier.
Tusschen beide dames ontstond wedijver om
het gezelschap van den bovenbuur, en tegen
over elkaar werden ze hoe langer hoe koeler. Ze
vochten bijna om de eer, z'n halfzachte boor
den te mogen strijken of een knoop aan z'n
overjas te mogen zetten. En ze begonnen alle
bei hem van goeden raad te dienen. Hij moest
trouwen, zeiden ze; er waren degelijke meisjes
genoeg en niet zoo piepjong meer.
Rider moest z'n attenties met zorg verdeelen
om geen jaloezie te wekken. Mevrouw Berka
was af en toe erg stil en juffrouw Ruffey had
al een keer op haar divan zitten snikken. Rider
zat in doodsangst dat het nog eens zou ge
beuren.
De naijver der beide dames, die eerst z'n
ijdelheid gestreeld had, begon hem bezorgd te
maken. Wie weet, misschien zou een van beiden
hem nog eens weten over te halen haar te trou
wen. En hjj wilde niet trouwen. Alles zou zoo
mooi geweest en gebleven zijn, als die dwaze
vrouwen het niet in d'r hoofd gekregen hadden,
hem tot haar echtgenoot te willen promoveeren.
Hij zat uren lang op een middel te zinnen, om
haar, zonder kwestie te krijgen, aan 't verstand
te brengen, dat hij absoluut vrijgezel wilde
blijven.
Harlem, verbastering van Haaj-lem, is
een vermaarde negerstad, de grootste
„zwarte" stad ter wereld. Het is een
wijk van New-York, het vroegere Nieuw-
Amsterdam, gesticht door Hollanasche volks-
planters in den tijd toen wijals avonturiers
de verste zeeën zochten en overal den toon
aangaven. In dat Harlem is het een wonderlijk
wereldje van drukke en beweeglijke, vroolijke
en melancholische, handeldrijvende en philo-
soplfeerende. dansende en jazz-spelende zwart
jes, kinderlijk, naïef, bont en kleurig toege
takeld. Wie wel eens een negerrevue heeft
gezien kan er zich een beetje een voorstelling
van maken en wie de „spirituals" kent weet
hoe dit nog altijd verachte ras van Cham in
stille uren kan worden aangegrepen door een
diep heimwee. Heimwee naar een ter geluks
land, een duizendjarig rijk, een verlangen
naar een Messias, die hen moet verlossen, naar
al de lichte symbolen van den primitief be
grepen Bijbel, waarin de historie van het in
ballingschap vertoevende joodsche volk de
negers natuurlijk machtig aantrekt en inspi
reert. Zijn zij in gemeenschap, in bijeenkom
sten, waar die dingen besproken en bezongen
worden, dan kan ook een wilde godsdienstige
exaltatie hen aangrijpen. De symbolen van hun
verlangen zweepen hen op tot in het hysteri
sche, de personen en landschappen van hun
verbeelding schijnen realiteit te worden om
hen heen.
Vooral in den laatsten tijd is er weer groote
godsdienstige deining in Harlem. Een jaar of
drie geleden trad de neger Major J. Divine op
als stichter van een nieuwe secte. Aanvankelijk
ging het niet best, maar in de laatste maan
den verheugt hij zich in groote populariteit.
Men noemt hem Hemelschen Vader en iederen
dag stijgt het getal van zijn volgelingen, die
hem hoog vereeren. De eeredienst van dezen
Hemelschen Vader is gebaseerd op de liefde
voor de toekomst, de zachtheid en de vriend
schap. De geloovigen zijn verdeeld in verschil
lende .Koninkrijken", waarbij het hartstochte
lijk toegaat als zij vergaderen. Met zang, dans,
openbare biecht en collectieve extases brengt
men den tijd door en er ls tot heden nog niets
vernomen over onstichtelijke tafereelen, waarin
zulke godsdienstoefeningen wel eens willen
verloopen als de deelnemers wat al te zeer
„den geest" krijgen. Men prijst luide den Heer,
maar er zijn teekenen te bespeuren, dat men
den zwarten profeet, den Hemelschen Vader,
met God wil vereenzelvigen en hem tót Mes
sias uitroepen, vooral sinds hij een poos in de
gevangenis heeft doorgebracht, waar hij was
opgesloten wegens afpersing van geld. Ondanks
het weeklagen van zijn apostelen en geloovigen
hebben de blanken Divine zijn straf netjes
laten uitzitten. Toen vertelden de negers elkan
der, dat hun profeet toch onkwetsbaar was en
zij peinsden er blijkbaar niet over hoe het
mogelijk was dat een zoo heilig man, die zegt
geheel los te zijn van het materieele, anderen
geld kan afhandig maken.
Toen hij vrij kwam bracht men hem op
grootsche wijze eerherstel. Meer dan achtdui
zend personen namen deel aan het groote
défilé dat door de straten van Harlem trok.
Alles was prachtig geregisseerd, om niet alleen
de zwarte bewoners van de wijk te verbluffen,
maar ook de vele blanken, die nieuwsgierig
waren komen kijken. Gebeden, gezangen en
dansen zetten heel Harlem voor eenige uren
op stelten, maar hoewel de menigte zeer op
gewonden was, hadden er geen incidenten
plaats. De geloovigen bewezen, dat zij de be
ginselen van' hun Hemelschen Vader in de
practijk ook hoog konden houden. Als er op
stoppingen plaats hadden en de politieagenten
de mênigte met kracht moesten terugduwen,
antwoordde zij op stompen en elleboogslooten
slechts met zalvende woorden: „Vrede zij u,
broeder," „Vrede zij u, zuster" of ook wel
„Wees gezegend, buurman" Zoo muntte
deze dag uit door volgzaamheid en engelach
tigheid.
Het défilé leek tegelijk op een godsdienstige
processie en op een carnavalsoptocht. Er waren
heel wat „attracties" in den optocht. Voorop
kwam de Hemelsche Vader zelf, gezeten in een
prachtigen hemelsblauwen Rolls-Royce, ver
sierd met bloemen en linten. Waar hij langs
kwam knielde de menigte en vele vrouwen en
jongelieden namen alvast de karakteristieke
houding der extase aan. Anderen lachten en
schreiden beurtelings, in een hysterisch deli
rium, alsof het zien van dien ouden neger, die
eigenlijk erg leeljjk en laag op de beenen is
(hij lijkt bijna een dwerg), hen had bevrijd
van alle aardsche ellenden. Achter den Rolls-
Royce kwam een lange stoet van luxueuze
automobielen, waarin de deputaties van andere
steden waren gezeten. Banieren met de namen
van New-Jersey, Long-Island, Ohio en zelfs
van steden uit Californië getuigden van het
groeiende succes van den nieuwen eeredienst.
Dan kwamen de praalwagens met de symboli
sche voorstellingen. De eerste bestond uit een
reusachtig kwakzalverspodium, waarop een
twaalftal tafels stonden, beladen met kostelijke
spijzen en dranken, pasteien, taarten, vruch-
ten, stukken vleesch, met linten versierd ge
vogelte en flesschen champagne leken er over
uitgestort door een hoorn van overvloed. Deze
wagen stelde voor het goede leven dat in de
Koninkrijken heerscht, waar een rijk en magni.
fiek onthaal iederen bekeerling schijnt te wach
ten. En dat in dezen crisistijd! Een andere kar,
getrokken door een zwart paard, was beladen
met graan, waarin een tiental negerkinderen
knus en vroolijk aan het stoeien waren. „Het
koninkrijk van God is aangebroken," aldus
verkondigde een opschrift. „Wilt gij er binnen
treden, wordt als de kinderkens!" Maar de
clou van den optocht, het nummer dat de
menigte tot waanzin scheen te brengen, dat
was de verschijning van het Heilige Legioen
der Koninkrijken. Er werden vele zieltjes ge
wonnen, die direct meemarcheerden.
Hoewel de Hemelsche Vader het voornaam
ste voorwerp der algemeene vereering is, ver
heugt ook zijn trouwe huishoudster Mary, die
hem nooit verlaat en zich koestert in de wel
doende stralen die van zijn glorie uitschieten,
zich in een groote populariteit. Men behandelt
haar met het diepste respect.
De dikke Mary zat in een auto, die den
wagen van haar meester onmiddellijk volgde,
gestoken in een japon van groene zijde, met
„changeant-"schijnsels. Zij lachte zielsgeluk
kig en antwoordde op de toejuichingen met
gebaren die op zegeningen leken. Over haar
borst droeg zij een breede sjerp, waarop men
in gouden letters lezen kon: „De Hemelsche
Vader is God"
Lijkt het niet op het paradijs, het hemelsche
luilekkerland uit „Des Knaben Wunderhorn"
aangepast aan Amerikaansche toestanden
en vernegerd?
Oh my Lord, what a morning!
Belgische medici wijden thans aandacht -art
het zonderlinge geval van een wonderknaap te
Duffel. Pas 12 jaar oud is hij reeds 1.69 M.
groot, weegt 78 Kg. en heeft een elegant knapen-
Eén ervan vloog met een vaart in het
keelgat van den hofmeester, die met open
mond naar boven stond te kijken hoe het
experiment zou afloopen. De man kreeg het
vreeselijk benauwd en danste over het dek
heen en weer. Allen di^ het schouwspel za
gen, konden hun lachen niet houden en ook
de kapitein moest lachen, of hij wilde of
niet. Eindelijk bedaarde de benauwdheid
wat.
voetje van 43. Het is Lowieke Stabel, wonende
Nijverheidsstraat te Duffel, geboren op 3 Juni
1923. De sportliefhebbers van zijn stad hopen
dat er uit hem een Vlaamsche Camera groeit.
In de klas is hij een zeer goede leerling, maar
er moest voor hem een speciale bank gemaakt
worden.
De knaap bezit een buitengewone kracht, op
negenjarigen leeftijd droeg hij 100 Kg.
Het geval is des te meer bevreemdend, daar
zijn ouders en zijn broer veeleer tenger zijn.
Volgens een Londensch bericht van de „Cor-
riere della Sera" heeft de oudste zoon van
koning Alfons XIII, graaf van Covadonga, zich
in een interview over zijn tegenwoordig lever,
als volgt uitgelaten:
„U kunt zich moeilijk voorstellen, hoe geluk
kig ik mij als particulier voel. Dat ik mijn land
niet meer dienen kan, is zeker een pijnlijke
situatie voor mij. Ik 'voel me echter verlicht,
daar ik niet meer door het hof-ceremonieel ge
bonden ben en ieder woord niet meer op de
weegschaal hoef te leggen.
Ofschoon ik tegenwoordig een gewoon Par
ticulier persoon ben, moet ik me voortdurend
voor de menschen in acht nemen, die uit louter
persoonlijke eerzucht een prins onder hun gas
ten wenschen te hebben, zoo ik mij, toen 'k
nog in Spanje was, op het landbouwbedrijf hacl
kunnen toeleggen, hoe nuttig had ik dan mijn
land niet kunnen dienen. Immers Spanje is een
agrarisch land, maar de invoer van nieuwe me
thoden stuit op groote moeilijkheden. Mijn reis
naar Amerika heeft noodzakelijk ten doel, de
landbouwontwikkeling van dit land te bestudee-
ren en ik hoop, dat er een dag zal komen, waar
op ik mijn land in dit opzicht nuttig zal kunnen
zijn. Politieke aspiraties heb ik nietmijn
vaderland kan ik echter niet vergeten. Ik stel
mij ten doel onder de jeugd van Spanje de
opleiding in technische aangelegenheden te be
vorderen, een opleiding, die mij eertijds ont
houden is."
Dezer dagen beleefden de enthousiaste lief
hebbers der stierengevechten in Madrid en
deze liefhebbers loopen in de tienduizenden
een buitengewoon schouwspel. Een oud-mata
dor, die tot het einde der vorige eeuw de lieve
ling van het volk geweest was, had, ondanks
zijn 60 jaren besloten, nog eenmaal in de arena
zijn kracht en handigheid te toonen.
Men moet weten, dat het uiterst zelden voor
komt, dat een torero, die zijn 30e, hoogstens zijn
35e jaar gepasseerd is, nog geregeld in de arena
optreedt. Het komt vaker voor, dat oud-„mata-
dors" (zooals de torero's in Spanje genoemd
worden) op hoogeren leeftijd de behoefte voelen,
nog eenmaal de arena te kunnen betreden. Ver
leden jaar deed dit ook de geneesheer en torero
Sanchez Mejias. In de arena stond hij nog zijn
man, maar in den herfst van het afgeloopen
jaar, toen hij zijn zoon les in het stierengevecht
wilde geven, kwam hij op tragische wijze om
het leven.
Mrs. Helen Roche, die dezer dagen is over
leden, heeft bij testamentaire beschikking aan
het St. Thomas-hospitaal te Akron 140.000 dol
lars nagelaten alsmede 10.000 dollars aan de
kerk van den H. Vincentius en 500 aan de H.
Bernarduskerk.
Mrs. Bonner, die in Maart j.l. is overleden,
heeft 3500 dollar vermaakt aan de Zusters der
Armen te Cleveland, 500 dollar aan het St.
Thomas-hospitaal te Akron, alsmede 1000 dol
lar aan drie verschillende kerken van Akron.
Keesje was inmiddels bedaard omlaag
gklauterd en was op Piet's schouder gaan
zitten of er niets gebeurd was. Toen Jansen
echter den aap in 't oog kreeg werd hij vree
selijk woedend en deed een greep naar het
dier. Mis! In een wip was Keesje van Piet's
schouder afgesprongen en roetsch weg. De
hofmeester achter hem aan, en de anderen
volgden om te zien hoe of dat afliep.
Keesje was den hofmeester telkens te slim
Over den vulkaan Oshima, staande op het
Japansche eiland Oshima, niet ver van Tokio
verwijderd, is in de laatste maanden reeds veel
geschreven. Deze „Vulkaan der zelfmoor
denaars" werd in 1933 bezocht door een jonge
Japansche, een schoolmeisje nog, dat op dezen
vulkaan zelfmoord pleegde, door zich in den
krater te storten. Op de scholieren maakte de
moord van dit meisje een diepen indruk. Men
zag er een godsdienstig principe in. Men zeide,
dat de vulkaan offers van jonge menschen
vroeg en in de maanden na den zelfmoord van
het jonge meisje ls menig Japanner den berg
opgeklommen om zich in den krater te storten.
Sedert 1933 hebben ongeveer 200 Japanners op
den Oshima-vulkaan zelfmoord gepleegd. De
zelfmoordrage werd zoo ernstig, dat de politie
maatregelen moest nemen. Men bezette den
vulkaan en Japansche militairen hielden dag
en nacht de wacht; niemand mocht den berg
meer besteigen. Het eiland Oshima echter,
voor enkele jaren nog 'n onbekend stukje Japan
sche grond, vaarde er wél bij. Vreemdelingen
en Japanners uit alle hoeken van het land,
kwamen naar het geheimzinnig eiland en in
enkele maanden tijds is Oshima geworden, wat
het thans is: een welvarend eiland, aan welks
kust dagelijks stoomschepen en motorbooten
aanleggen om de vreemdelingen af te zetten,
die Oshima willen bezoeken.
af. Ieder oogènblik als de man hem dach ge
vangen te hebben, wipte hij weer door een
gaatje. De aap vond dit wel een lollig spelle
tje. Daar stond de deur van de matrozen-kooi
open; fluks wipte de aap naar binnen en
klauterde tegen het bed op waarna hu in
de open patrijsport ging zitten. „Nu heb ik
je, naar beest," riep Jansen. Keesje echter
stak zijn hoofd naar buiten, greep de na
gelkoppen die in den scheepswand zaten
en klom in een wip via de reeling weer
naar het bovendek.
Johan Hendrik Beaston was reiziger, maar
bezocht geen enkelen handelaar. Hjj reisde
„langs de deur" innaaimachines.
Bedenk wat dit zeggen wil. Zou u op deze
manier kans zien, ook maar één naaimachine
te verkoopen in een maand tijds? Iedere vrouw
die zoo'n nuttig voorwerp gebruiken kan, bezit
het al, en bij een man behoef je er natuurlijk
heelemaal niet mee aan te komen. Johan Hen
drik moest echter leven van naaimachines, door
ze te verkoopen tegen provisie, en nog niet eens
tegen zoo'n hooge.
Zoo stapte J. H. op zekeren dag het huis der
drie ongehuwden binnen, waarvan de gemeen
schappelijke deur altijd open stond, en klopte
aan bij mevrouw Berka. Hij had een zwaar kist
je onder den linkerarm. Mevrouw Berka had
een mannenstap gehoord en deed gauw open.
De lange en harde ervaring had Jan Hen
drik geleerd, snel te zeggen hetgeen hij te zeg
gen had.
„Goeden avond, mevrouw," begon hij. „Ik ben
zoo vrij even aan te komen om u bekend te
maken met het nieuwste op machinaal gebied,
de draagbare renovectum-naaimachine, een ze
gen voor elke huisvrouw, vol nieuwe verbete
ringen, weegt nog geen twee kilo. Ik heb een
exemplaar meegebracht om u de werking te
laten zien. Als ik even binnen
„Neen, dank u," zei mevrouw Berka, „ik heb
geen naaimachine noodig."
„U hebt er misschien al een, mevrouw, maar
dan hebt u de nieuwste verbeteringen niet. Bijv.
den patentknoopenzetter. U draait maar een
schijfje met gaatjes om en u kunt 6 knoopon
aanzetten in anderhalve minuut. Als mijnheer
thuis komt uit de Tweede Kamer en hjj hoort
een machine gonzen, dan denkt hij: Drommels,
hoe knus en wat heb ik een ijverig vrouwtje.
Dus, mevrouw
„Goed," zei mevrouw Berka. „Kom maar even
binnen en laat maar eens kijken."
't Was waar, dacht ze, een naaimachine
stond huiselijk. Ze had er geen en juffrouw
Ruffey ook niet. Als ze er gauw een kocht, dan
kon ze aanspraak maken op het alleenrecht van
Frick Rider's verstelgoed.
Zoo kreeg de gelukkige Jan Hendrik Baeston
dien dag z'n eerste order, maar daarna verliet
hij het huis niet. Hij klom de trap op en klopte
aan de deur van juffrouw Ruffey. Deze eerzame
dame rende naar den drempel.
„Ol" riep ze, „ik dacht; dat 't...-"
Jan Hendrik zette z'n voet zóó ver, dat de
deur niet meer dicht kon en begon z'n relaas.
Juffrouw Ruffey schudde het hoofd. Jan Hen
drik hield vol. Juffrouw Ruffey schudde nog
eens het hoofd. Toen speelde J. H. z'n laatste
kaart uit, een troef.
„Als u soms geen vertrouwen heeft in 't arti
kel, vraagt u dan aan de dame beneden u; die
heeft er ook een besteld, omdat
„Wat!" riep juffrouw Ruffey. Ze was een
dame met doorzicht. Ze begreep precies, waar
om mevrouw Berka een naaimachine gekocht
had. Zoo, wilde zij voor keurige huisvrouw po
seeren? Wilde zij Frick's goed verstellen? Zoo!
„Komt u even binnen," zei ze. „Misschien".
En zoo kreeg Jan Hendrik z'n tweede order.
Hij begon te gelooven aan de mogelijkheid
van wonderen. Wat tweemaal gebeurde, kon ook
drie maal geschieden, dacht hij, en hij steeg
nog een trapje hooger.
Prick Rider hoorde, dat het geen vrouwen-
stap was die naderde, dus deed hij open. Maar
toen hij Jan Hendrik zag; werd hij korzelig.
„Neen," zei hij, „ik heb geen naaimachine
noodig. Ik ben gelukkig niet getrouwd, dus m'n
vrouw heeft er ook geen noodig. Dag hoor!"
„Pardon, mijnheer," zei Jan Hendrik Beaston.
„maar ik zou niet weten waarom een heer geen
naaimachine zou kunnen gebruiken. Waarom
voor den drom
mel, moeten de .imi...................
mannen van de l rr r
vrouwen afhan- Het fortuintje
gen als er iets te
tusschen de ge-
slachten?? Ik ben afhankelijk en u bent af
hankelijk
„Hè?" riep Rider.
„Neem nou die twee dames beneden? Die
hebben allebei een machine besteld. Dus die
hebben allebei een man, die afhankelijk van
ze
„Kom even binnen," zei Rider, „dan kunnen
we kalm praten."
Toen Jan Hendrik 7 minuten later buiten
kwam, liep hij direct naar een café en bestelde
een glas Voorburg, z'n lievelingsborrel.
„Wel allemachtig!" mompelde hij, met een
glans van vreugde op zijn anders zoo zorglijk
gelaat, „drie in één huis! En dan praten ze nog
over de crisis!"
Een paar minuten na z'n vertrek, kwam me
vrouw Berka haar deur uit. Ze ging de trap op.
Op 't eerste portaal stiet ze op juffrouw Ruf
fey, die net buiten kwam.
„Zoowou je naar mij toe?" vroeg ze.
„Dezen keer niet!" zei mevrouw Berka.
„Ik wou Prick even gaan zeggen, dat de cho
cola klaar is, en dat hij voortaan gerust bij mi)
kan komen met z'n verstelgoed. Ik heb een
naaimachine gekocht.
Een booze gloed flikkerde in de oogen van
juffrouw Ruffey.
„Maar kind!" sprak ze, „wat een verkwisting!
Je had best de mijne kunnen leenen; ik heb
er ook een besteld."
De blikken die ze op elkaar wierpen, waren
als dolken en priemen. Toen trof een geluid
van boven hun ooren.
Prick Rider streed z'n strijd voor de vrijheid
en trachtte tegelijk aan de beide dames z'n
onafhankelijkheid te toonen en z'n wil, om on
afhankelijk te blijven.
Het geluid, dat de vrouwen gehoord hadden,
was het drukke, ietwat nijdige gegons van een
naaimachine op de kamer van mijnheer Rider,
Onder de zonderlinge vereenigingen in onze
dagen kan de organisatie der „Blinde passa
giers", die door de politie in Marseille kort ge
leden ontbonden werd, een record heeten. De
vereeniging stelt zich ten doel, haar leden met
raad en daad ter zijde te staan, opdat zij hun
doel, kosteloos te reizen en de overheid een
poets te bakken, gemakkelijk kunnen bereiken.
Volgens gegevens, ons door groote Amerikaan
sche scheepvaartmaatschappijen verstrekt, ste
ken ondanks alle voorzorgsmaatregelen nog al
tijd ieder jaar ongeveer 20.000 blinde passagiers
den Atlantischen Oceaan over. Onder hen be
vinden zich velen, die zich daarbij door hun
lust naar avonturen laten leiden.
Als gevolg van de groote afstanden vindt men
veel passagiers in Sovjet-Rusland en in Indië,
waar fakirs en pelgrims het reizen als versteke
ling als een soort religieus voorrecht beschou
wen. In 1934 werd het aantal passagiers, dat
zonder kaartjes op de Indische spoorwegen
reist, op 2 millioen geschat.
Te Bazel heeft in een riool, waarin drie ar
beiders werkzaam waren, een instorting plaats
gehad, tengevolge waarvan de drie mannen
werden opgesloten.
Een reddingsploeg slaagde er, na den gehee-
len nacht in koortsachtige haast te hebben ge
werkt, in, een der werklieden nog levend te
bergen. De beide andere mannen bleken reeds
te zijn overleden.
Te Kena, nabij Luxor zijn bij een gevecht
tusschen de vijandige stammen van Ashraf eb
El Homeidat vijf inboorlingen gedood en velen
gewond.
De lijken der slachtoffers, die afschuwelijk
verminkt waren, werden in de rivier geworpen,
waar de politie ze uit moest opvisschen.
De autoriteiten in Boven-Egypte doen alles
om gevechten tusschen de stammen te voorko
men, doch de oude rivaliteit blijft nog steeds
bestaan en de meest onbeduidende voorvallen
leiden tot woeste gevechten.
39
Stoelen werden verschoven, als de gasten hun
belangstellende gezichten naar de sprekers
keerden; en nu en dan werden de melodieuze
klanken van een weisprekenden redenaar on
derbroken door een gedempt applaus.
„Kolonel Coyners is nu aan het woord,"
murmelde Paul tot Gwenna, toen de lange,
lenige figuur, die tegenover hem zat, opiees.
Hij stapte achteruit, om tegen een der ver
gulde kolommen te gaan staan, terwijl hij zijn
dank uitsprak voor den toast, die zijn naam ver-
eenigd had met dien van de gevleugelde flank
van het leger.
Gwenna luisterde met nog meer aandacht,
dan zij aan de vorige sprekers geschonken had.
De kolonel sprak vlot en vloeiend, alsof hij
zich tot een vriendenkring thuis richtte, in-
plaats van een offtcieele speech te houden.
In bewoordingen zóó eenvoudig en klaar, dat
zelfs het jonge meisje aan zijn tafel hem kon
volgen, liet hij de revue passeeren al de moei
lijkheden en gevaren, aan net vliegen verbon
den, en de stappen, die gedaan waren, om die
gevaren tot een minimum terug te brengen.
Over den wind, bleek het, had men gezege
vierd. Gevaar van defect aan motoren, ook dat
was men te boven gekomen, en de techniek
op dit gebied was bijna zoo volmaakt, als het
mogelijk was, haar ooit op te voeren- Bij dit
gezegde gloeide Gwenna van rechtmatigen
trots en wisselde een blik van verstandhouding
met haar vliegtuig-dame aan het andere einde
der zaal. Want dit was een goedkeuring en
bewondering van het werk aan de vliegtuigen-
fabrieken, ook de hare! Dit omvatte ook het
werk van mevrouw Crewe en Ryan en André
en de werklieden in hun overalls aan de draai
banken en aambeelden in de rumoerige cen
trale werkplaats. Zelfs de kwast met lijm, die
Gwenna nauwgezet over eiken naad van de
groote vleugels uitspreidde, speelde haar kleine
rol in het levensbehoud van den vlieger!
Ook het risico in de stabiliteit, vervolgde
kolonel Coyners, was met goed gevolg bestreden
door de gyroscoop. Als de ergste gevaren bleven
nog mist en duisternis, en met deze hadden
de koene vliegeniers van den tegenwoordigen
tijd, Juli 1914, nog te kampen
Het magere, energieke gelaat van den mili
tair vertoonde een half ondeugenden, half
scherpzinnigen glimlach; zijn knappe, grijze kop
stak scherp af tegen den achtergrond van de
vergulde kolom; zijn koene oogen richtten zich
frank en open tot zijn toehoorders en zijn
3terke, vastberaden hand strekte zich nu en
dan in een gebaar, dat den man verried, die
meer aan daden dan aan woorden hechtte
Gwenna kon niet nalaten, zich het contrast
voor te stellen tusschen dit kranige type van
mannen en de gasten aan het diner van de
rijke en kunstlievende familie Smith, die zooveel
woorden wijdden aan het Russisch ballet-
Scherp afgebakend zag Gwenna het voornaamst,,
onderscheid tusschen deze twee klassen.
Die andere menschen behandelden genoegens
als zaken van leven en dood, terwijl' deze man
nen over leven en dood spraken als over dingen
van ontspanning.
„En tot deze prachtmenschen zal ik behoo-
ren," dacht het meisje met een dankbaren
oogopslag naar den grooten, slanken jonge
man, .die haar bestemming nu verzekerd had.
Deze gedachte zou haar gansch het leven bij
blijven; ze zou die altijd als een gloeiende
vonk in het hart omdragen, als een glim
wormpje. zich nestelend in het hart van een
roos.
De bezadigde, welluidende stem van kolonel
Coyners ging voort en hield den toehoorders de
schoone verwachting voor oogen. die ze met
grond konden koesteren door de belangstelling
en toewijding van het jongere geslacht voor
de edele vliegkunst. Zoodra werd niet de
tijding vernomen van een ongeluk, aan een
vlieger overkomen in dienst van het vader
land, of een dozijn veelbelovende jonge mannen
boden zich gretig aan, om hem te vervangen.
„Gisteren weer twee," fluisterde Paul tot
Gwenna, „twee van zijn luitenants in Yorkshire
doodgevallen."
Geheel onder den indruk, miste Gwenna den
volgenden zin, waarmee de kolonel dit ge
deelte besloot, de zoo veelvuldig gebruikte,
doch hier bijzonder toepasselijke spreuk: „dat
de goden hen, die zij liefhebben, spoedig tot
zich roepen
Daarna namen zijn karakteristieke gelaats
trekken een humoristische uitdrukking aan en
zijn geestige oogen tintelden van ironie, toen
hij gewag maakte van die andere klasse men
schen, onder wie vele krachtige Jongemannen,
die het als hun ideaal en als een duren plicht
jegens het vaderland schenen te beschouwen,
hun kostbare gezondheid zoo lang en goed
mogelijk te bewaren en hun aangenaam
leventje met allerlei kunstgrepen te rekken tot
den hoogst bereikbaren ouderdom, om dan op
hun sterfbed op een nutteloos leventje van ge
noegens terug te zien.
Er golfde een kort gelach door de zaal, maar
Gwenna hoorde verder slechts weinig. Niet
alleen was ze niet in staat, om nog meer
indrukken in zich op te nemen, maar zijn laatste
volzin bracht haar plotseling weer levendig
voor oogen, wat ze gisteren gezien had: de
mitrailleuse in de fabriek en het duidelijk
voorgevoel in haar hart.
En wederom hoorde zij, als op de geluid-
golven van kolonel Coyners harmonische slem
gedragen, de geheimzinnige woorden tot zich
komen
„Aan vuur van vriend en vijand blootge
steld."
Zij dacht: ,,Ik moet, ja ik moet Paul liier-
over ondervragen."
HOOFDSTUK II
OORLOGSGERUCHTEN
Zij deed het na afloop van het diner- In de
ruime vestibule had de jonge Dampier zich tot
de vliegtuig-dame gewend en haar aangeboden
om haar per auto naar haar hotel te brengen,
maar zij had hem met een glimlachje guitig
geantwoord: „Neen, dank u wel, ditmaal ga ik
met den rechtmatigen eigenaar van den auto,
zorgt u echter maar voor Juffrouw Williams."
Toen was ze weggegaan met een vriend van
Paul, die er verscheidene auto's op nahield,
terwijl Paul Gwenna naar een taxi begeleidde,
om naar Hampstead te rijden. Zij reden lang
zaam door het Piccadilly Circus, dat, badend in
een zee van licht, nog scherper uitkwam dan
bij dag. Het wemelde er van menschen, die uit
de theaters kwamen en zich naar de verschil
lende straten spoedden. In den hel verlichten
kring rondom de parelsspattende fontein
schitterden de juweelen haarkapsels der dames
en vormden de levendige kleuren van haar
prachtmantels een mengeling van regenbocg-
schakeeringen. Boven hen was de lucht zacht
gloeiend door de weerkaatsing der taliooze
lichten op het plein, en zachte oranjetinten
wemelden in mistigen goudglans onder het
purperfluweel van de nachtelijke sterrenlucht.
En te midden van dien tooverachtigen gloed
strekte zich de zuil van de fontein omhoog, op
wier top zich de elegante figuur verhief met
uitgestrekte wieken, gereed om zijn vlucht te
beginnen, niet die van Mercurius, maar van den
god der liefde, den gevleugelden Eros.
Paul Dampier leunde achterover tegen de
kussens van de gesloten taxi en wilde het
meisje aan het hart drukken; zij hield haar
beide handen afwerend tegen zijn breede borst
en zei licht bevend: „Ik wilde je iets vragen.
Paul, het is.... het is dit:.... Is eris
er
„Nu, zeg het maar, lieveling!" zei hij met
een aanmoedigenden glimlach.
Van al de vragen, kwam er een, die hij het
minst verwacht had.
„Is er een oorlog op komst, Paul?"
„Een wat?" vroeg hij, in de meening, dat
hij haar verkeerd verstaan had.
Zi) herhaalde met trillende spanning: „Een
oorlog. Een werkelijke oorlog?"
„Oorlog?" echode hij wezenloos en uit het
veld geslagen, en Van pure verbazing over haar
vraag bewaarde hij het stilzwijgen, terwijl ze de
Shaftesbury Avenue insloegen. Vóór de Hippo
drome hadden ze eenige minuten oponthoud,
maar nog steeds bleef hij zwijgen. Met een ruk
zette de taxi opnieuw aan. En nog wachtte ziJ
op zijn antwoord. Zij besloot hem opnieuw
te ondervragen.
„Nu," zei ze bevend, „is er oorlog op komst?"
„Een oorlog? Een werkelijke oorlog? MaaT
wat een zonderling idee! Wat heeft Je toch
op die gedacht gebracht?"
Ze herhaalde: „Is er oorlog op komst?"
De jongeman lachte eens, half verwonderd,
half geforceerd en ontweek haar: „Wat bedoel
je eigenlijk, Gwenna? Een oorlog? In welk
land?"
Zenuwachtig zei ze: „Ergens, waar dan ook!'
(Wordt vervolgd-)