TWEEDE KAMER OVER HET BEZUINIGINGSONTWERP DER REGEERING
Critiek over de geheele linie
Actieve welvaartspolitiek met
nadruk bepleit
Eenige hoofdbezwaren
Regeering had de zorg voor werkverruiming
moeten centraliseeren bij een
speciaal Departement
De Armenraden
Groot verzet tegen aantasting van
salarissen en pensioenen
VRIJDAG 14. JUNI 1935
Verzet tegen opheffing
Beleid der regeering
Speciaal departement voor
werkverruiming
Fatalen kringloop doorbreken
Wat gedaan moet worden
Concentratie van leiding
Steun aan den landbouw
Het vraagstuk der
devaluatie
Een aanval door Amster
damse he banken
De regeering onmachtig?j
Salarissen en pensioenen
K
Verschenen is thans het Voorloopig
Verslag der Tweede Kamer over het
Wetsontwerp tot verlaging van de
openbare uitgaven.
De Commissie van voorbereiding
over dit wetsontwerp bestond uit de
heeren Th. M. Ketelaar, jhr. mr. D.
J. de Geer, ir. J. W. Albarda, J.
Schouten, dr. S. F. R. Bierema, mr.
C. M. J. F. Goseling en mr. F. G. C.
J. M. Teulings.
Aan het verslag ontleenen wij het
volgende:
Algemeen was men van oordeel, dat in de
tegenwoordige omstandigheden een sanee
ring van 's rijks financiën dringend nood.
zakelijk is.
Waren verscheidienc leden van meening,
dat de vereischte saneering mede zal moeten
worden gevonden door een verhooging van
's lands inkomsten, algemeen was men de
zienswijze toegedaan, dat voor de bereiking
van het gestelde doel verlaging van de open
bare uitgaven niet kan worden gemist.
ïntusschen was men. niet blind voor de om
standigheid, dat verschil van inzicht met be
dekking tot de objecten van overheidszorg,
Waarop bezuinigd kan en moet worden, niet is
te vermijden.
Vele leden laakten de late indiening van het
ontwerp, dat reeds zoo langen tijd geleden werd
aangekondigd.
Verscheidene dezer leden konden niet ont
komen aan den indruk, dat een belangrijk deel
'an de ondervonden vertraging een gevolg is
van de omstandigheid, dat de regeering het
ontwerp niet betrekkelijk kort vóór de jongste
Statenverkiezingen heeft willen indienen.
Andere leden, die overtuigd waren, dat de
Indiening niet met opzet eerst na de Staten-
yerkiezingen heeft plaats gehad, zouden het
Juister geacht hebben, dat alles ware gedaan
om ook den schijn daarvan te vermijden.
Verscheidene leden wenschten een woord
van ernstig protest te doen hooren tegen de
Wel zeer ongewone wijze, waarop de regee
ring gemeend heeft de op haar beleid ge
oefende en nog te oefenen critiek te mogen
qualificeeren.
Dat slechts een opmerkelijk gebrek aan in
richt of wel een verachtelijke demagogie er toe
kunnen drijven eenigen Nederlandschen re
geerder te verwijten, dat de toestand niet snel
Senoeg verbetert, zou slechts gezegd mogen
Worden, als men daarbij alleen aan den econo-
biischen toestand in de geheele wereld dacht,
Waarvoor uiteraard de Nederlandsche regeering
Beenszins aansprakelijk is
Verscheidene andere leden meenden daar
tegenover te moeten stellen, dat de betreffende
Passage van de Memorie van Toelichting doelt
°P hen, die de voorstelling wekken, dat de
peering bij machte zou zijn geweest, maat
regelen te treffen, als gevolg waarvan er in
°hs land thans geen economische en financieele
^ehteruitgang meer zou zijn of deze althans tot
ri:er geringe afmetingen zou zijn teruggebracht
en dat daarom van dien achteruitgang de re-
Beering de schuld draagt. Dat een zoodanige
'oorstelling is gewekt, is naar hun oordeel niet
'oor tegenspraak vatbaar.
Verscheidene leden stelden voorop, dat het,
'oor zoover de huidige economische en finan-
rieele toestand van ons land welken zij in
'Jo Mem van Toel. in hoofdzaak juist geteekend
achtten het gevolg is van de wereldcrisis,
literaard dwaasheid zou zijn, de regeering met
eenige schuld te willen belasten. Die crisis en
baar funeste werking op een land van Neder-
Jatidt positie onttrekken zich aan haar macht.
Wel echter mag naar de meening
dezer leden de vraag gesteld wor
den, of het Nederlandsche volk door
de wereldcrisis en haar gevolgen
niet zwaarder gedrukt is dan het
geval geweest zou zijn, indien door
de Regeering een ander beleid ge
voerd ware dan thans is geschied.
Deze vraag beantwoorden zij met
Volle overtuiging bevestigend.
Eenzijdig aldus de hierbedoelde
leden was de gevolgde aanpas
singspolitiek, wijl zij de vaste las
ten, welke op de volksmassa druk
ken, voor het grootste deel onaan
getast liet.
Gezien de slechte resultaten, waartoe deze
eenzijdige aanpassingspolitiek tot dusver heeft
geleid, kan het naar het oordeel der hier aan
'het woord zijnde leden niet dan verwondering
baren, dat de regeering haar blijkens dit wets
ontwerp in versterkte mate wenscht voort te
zetten.
Tegen het gebruik maken der aangegeven
middelen waarschuwen deze leden ernstig.
Het is, naar deze leden opmerkten, op de ge
bieden van bezuiniging en van druk op inkom
sten der loontrekkenden, dat de regeering haar
grootste activiteit heeft ontwikkeld en blijkbaar
wenscht te blijven ontwikkelen.
Positieve maatregelen ter bevorde
ring der bedrijvigheid heeft zfj
slechts bij uitzondering willen ne
men of bevorderen. Herhaaldelijk
is aangedrongen op bevordering van
industrialisatie. De Regeering heeft
aanvankelijk weerstand geboden
en is daarna passief gebleven.
Naar de leden, hier aan het woord, meen
den, had de regeering de werkverruiming in
eigen hand moeten houden en de zorg daar.
voor moeten centraliseeren bij een speciaal
Departement.
Dat departement zou niet alleen voor den
aanleg van werken moeten zorgen, doch ook voor
de industrialisatie en de financiering van het
bedrijfsleven; het zou de belangen van de
scheepvaart en den scheepsbouw moeten be
hartigen en zich bezig moeten houden met het
zoeken van afzetgebieden in het buitenland
voor de producten van onze nijverheid, met het
verleenen van export-credieten enz. In dit ver
band verdient ook de houding, welke de regee
ring tegenover Sovjet-Rusland heeft aange
nomen, de aandacht. Handelsbetrekkingen met
dat rijk zijn voor ons bedrijfsleven broodnoodig.
Wel steunt de regeering thans achter de
schermen de pogingen van particulieren om
handelsrelaties met Rusland aan te knoopen,
doch hierbij schijnt niet zonder willekeur te
werk te worden gegaan.
Deze leden herinnerden voorts aan de be
schouwingen, op het laatstgehouden Paasch-
congres der S.D.A.P. aan de positieve crisis-
bestrijding gewijd bij de inleiding van het eer
ste deel van het Plan van den Arbeid, dat voor
die partij wordt uitgewerkt.
De aanpassingspolitiek, zooals de Regeering
die opvat, moge er in slagen het begrootings-
tekort voor één of twee jaar te dekken, te over
bruggen of onzichtbaar te maken, zij brengt
telkens opnieuw begrootingstekorten voort.
Positieve crisispolitiek zooals hierboven werd
aanbevolen, vermindert de werkloosheidsuitga
ven, vermeerdert de koopkracht der volksmassa,
verhoogt de algemeene bedrijvigheid en levert
daardoor ook voor de Financiën van het Rijk,
provinciën en gemeenten gunstige uitkomsten
op.
Verscheidene andere leden stelden bij hun
beoordeeling van het beleid der Regeering
voorop, dat het kenmerkende van dat beleid
daarin gelegen is, dat het allereerst gericht is
op het budgetaire evenwicht, de sluitende be
grooting; dat het eenzijdig is ingesteld op de
Staatshuishouding.
Niet valt te ontkennen aldus deze leden
dat in de Memorie van Toelichting, op enkele
plaatsen het verband wordt gelegd tusschen de
Staatshuishouding en de volkshuishouding. De
taak van den Staat is daar gesteld, zooals die
duidelijk is omschreven in de encyclieken Re-
rum Novarum en Quadragesimo Anno en zoo
als die ook is weergegeven in het Program 1933
der R.K. Staatspartij. Eenzelfde inzicht in de
taak der Regeering kwam ook tot uiting in
de rede, door Minister Oud op 9 Mei j.l. voor
het departement Amsterdam der Maatschappij
van Nijverheid gehouden, waarin hij zeide:
..aanpassingspolitiek is juist de constructieve
politiek."
De leden hier aan het woord, achtten het
weinig nuttig, op dit oogenblik tot de Regee
ring verwijten te richten over de politiek, welke
zij in het verleden heeft gevoerd, welke poli
tiek trouwens verschillende elementen bevatte,
welke hun instemming hadden.
Zij meenden echter wel nadruk
kelijk als hun oordeel te kennen
te moeten geven, dat het hun als
een belangrijke fout voorkomt, dat
ook thans nog bij de overwegingen
welke het Regeeringsbeleid bepalen,
de Staathuishouding de eaarste plaats
inneemt. Men blijft steeds achter
het evenwicht aanloopen..
Het Regeeringsbeleid wordt een registratie-
politiek; registratie van de tekorten, welke door
offers van het volk moeten worden gedekt.
Wil men in zulk een politiek niet verval
len, dan zal men den geschetsten fatalen
kringloop aan de zijde der volkshuishou
ding moeten doorbreken; dan zal men on
der erkenning, dat die huishouding primair
is, het economisch leven moeten stimulee-
ren en aldus komen tot een constructieve,
actieve welvaartspolitiek.
Niet zonder bezorgdheid hadden de hierbe
doelde leden zich afgevraagd, of de voor het
inslaan van deze nieuwe richting vereischte
homogene geestesgesteldheid wel bij het Ka
binet aanwezig is. In de Eerste Kamer heeft
de leider van het kabinet verklaard, dat dit
..solidair" is. Werd hiermede iets anders be
doeld dan „homogeen"?
De Overheid zal zich bij haar
beleid niet langer mogen beperken
tot pogingen om dreigende gevaren
af te wenden, doch zal een positieve
welvaartspolitiek moeten voeren.
Die politiek zal gericht moeten
zijn op verhooging van de totale
koopkracht van ons volk en op de
vermindering van de werkloosheid.
Niet alleen behooren de bestaande bronnen
van volksbestaan in stand te worden gehouden,
doch daarnaast dienen nieuwe te worden aan
geboord.
Voor ons land met zijn betrekkelijke armoede
aar. grondstoffen, zijn dichte bevolking en in
verband daarmede zijn groote behoefte aan
voedingsmiddelen voor mensch en dier, blijft
de uitvoer van agrarische en industrieele pro
ducten van groot belang. Daarom dient die uit
voer doof de Overheid te worden bevorderd.
1. Vaststelling van een tarief van invoerrech
ten, dat aan de Nederlandsche bedrijven on
geveer dezelfde bescherming biedt als dat van
andere West-Europeesche landen aan de hunne,
met vervanging op zoo ruim mogelijke schaal
van waarderechten door specifieke rechten. Vele
der, als tijdelijk bedoelde, contingenteeringen,
welke een verstarrenden invloed uitoefenen op
den handel, zullen daardoor kunnen vervallen.
Het instituut der contingenteering zal dan in
hoofdzaak nog nuttig werkzaam kunnen zijn
tot afweer van concurrentie uit de nieuwe ex
portlanden als Rusland en Japan.
2. Handhaving en verbetering van het vak
onderwijs, ten einde de hooge kwaliteit van
den Nederlandschen arbeid niet alleen te
behouden, doch dien ook nog op te voeren.
3. Bevordering van het opsporen van indus
trieele projecten door de oprichting van eco-
nomisch-technischc instituten en in het al
gemeen door het stimuleercn van de samen
werking .van wetenschap en bedrijfsleiders.
4. Verleening van steun aan de oprichting
van regionale industriebanken met als
sluitstuk de stichting van een centrale bank
voor crediet op langen termijn.
5. Het oefenen van aandrang op de particu
liere banken tot verlaging van de hooge .rosten
van het crediet en tot het in ruimere mate
verleenen van financieringsfaciliteiten.
6. Het verplicht stellen van het gebruik van het
Nederlandsch product door de organen van de
Overheid en door instellingen, welke van de
Overheid afhankelijk zijn.
Bijzondere aandacht zal voorts moeten
worden gewijd aan de instandhouding van
onze positie als scheepvaartnatie.
Gezorgd zal moeten worden voor uit
breiding van de bebouwbare oppervlakte door
verdere inpoldering, ontwatering, vervening
en ontginning.
Het vreemdelingenverkeer zal volgens
nieuwe methoden moeten worden bevorderd,
waarbij men zich door voorbeelden van Ita
lië en Zwitserland kan laten leiden.
De organen der Overheid, die zich met de
economische problemen bezig houden, dienen
zich geheel los te maken van bureaucratische
uHiiiiMiiiiiiiiiitiimimiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiinio
t n het gisteravond uitgekomen
J. verslag van de Tweede Kamer
i op het wetsontwerp tot verlaging
i van de openbare uitgaven wordt
over de geheele linie ernstige
critiek op de verschillende onder-
deelen van het ontwerp uitge-
oefend.
Met name wordt tegenover de
j§ aanpassingspolitiek van de regee-
ring geplaatst het voeren van een
constructieve welvaartspolitiek.
Vrijwel algemeen was het verzet
tegen de verlaging van salarissen
en pensioenen, terwijl onaanvaard-
baar werd geacht het vervangen
van onderwijzers door kweekelin-
gen en groote bezwaren werden
geopperd tegen de vergaande machtigingen op de Kroon, welke men in
stiijd achtte met letter en geest der Grondwet. Een besluitenregeering
5 heet in het verslag het voorportaal van de dictatuur.
Terwijl eenerzijds deflatiepolitiek een te trage aanpassing geacht
wordt, zoodat aan devaluatie niet zou zijn te ontkomen -werd
I anderzijds ten sterkste tegen eventueele devaluatie-plannen opge-
5 komen. Maatregelen werden in dit verband gevraagd tegen hen, die i
aanvallen op den gulden ondernemen.
niiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiMimiiiiiiiiiMiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiö
Minister-president Colijn
1. Onze diplomatieke en consulaire dienst be
hoort op moderne leest te worden geschoeid en
op onbekrompen wijze te worden uitgebreid.
De propaganda voor het verbruik van Neder
landsche producten in den vreemde moet wor
den bevorderd.
2. Voor zoover de Nederlandsche bedrijven
met internationale trusts en kartels in aan
raking komen, moet hun positie door de Re
geering krachtdadig worden gesteund, opdat
bij de verdeeling van de afzetgebieden voor
hen een behoorlijk aandeel verzekerd worde.
3. De regeling der exportcredietgaranties
moet dusdanig gewijzigd worden, dat de Neder
landsche producten op de wereldmarkten niet
bi) vreemde producten achter komen te staan.
4. Zoolang de productiekosten hier te lande ten
gevolge van de monetaire en sociale politiek
van andere landen het concurrentie-vermogen
van onze exportbedrijven verlammen, behooren
in daarvoor in aanmerking komende gevallen,
in het bijzonder als daardoor nieuwe afzetge
bieden kunnen worden verkregen, exporttoesla
gen te worden verleend. De gelden van het
Werkfonds dienen mede aan dat doel dienstbaar
te worden gemaakt.
5. De handelsbeweging tusschen de verschil
lende gebiedsdeelen van het Rijk dient krachtig
te worden gestimuleerd. De contingenteerings-
en tariefpolitiek van Nederland en Indië dient
met het oog daarop te worden herzien. Op
geregelde tijden moeten conferenties worden ge
houden, ten einde de gemeenschappelijke eco
nomische belangen van Nederland en Indië te
bespreken en maatregelen tot versterking van
beider handelspolitieke positie te treffen. ïn
tusschen zal, doordat alle landen der wereid
streven naar nationale zelfvoorziening en Ne
derland onmachtig is daarin verandering te
brengen, het Nederlandsche bedrijfsleven steeds
meer aangewezen zijn op de markt in het eigen
land en de gebiedsdeelen overzee.
Mede daarom is behoud en uitbreiding van
den industrieelen arbeid in ons land een
eisch van de eerste orde. Verhooging van
de koopkracht der Industrieele bevolking,
welke in de jaren na den oorlog sterk in
beteekenis is toegenomen, is niet alleen voor
die groep, doch ook voor het agrarische
volksdeel en voor den handeldrüvenden mid
denstand een levensbelang.
Ter bevordering daarvan zün de volgende
maatregelen onmisbaar:
opvattingen. Zij moeten bezield zijn met de
gedachte, dat de welvaart moet worden ver
dedigd, maar meer nog constructief bevorderd.
Steun moet worden geboden niet eerst en alleen
wanneer het water aan de lippen staat en een
bedrijf met verlies werkt, doch ook aan nog
rendabele bedrijven. Tusschen de organen der
Overheid en die van het maatschappelijk leven
moet een nauwe en op vertrouwen gefundeerde
samenwerking tot stand komen.
De werkwijze van het Werkfonds dient
zoodanig te worden herzien, dat deskun
dige opsporing van werkobjecten gepaard
gaat met de snelheid van beslissing.
De samenwerking van bedrijfsgenooten dient
krachtig te worden bevorderd. Zij, die zich
daarbij onwillig toonen, behooren tot rede te
worden gebracht.
Door het stellen van wettelijke eischen voor
de vestiging van nieuwe bedrijven, in het bij
zonder door buitenlanders, dient er tegen te
worden gewaakt, dat een bestaande overpro
ductie noodeloos wprdt vergroot.
Na dit schema te hebben ontwikkeld brachten
de hier aan het woord zijnde leden nog de werk
wijze ter sprake, welke de Regeering naar nun
meening zou hebben te volgen, wanneer zij haar
arbeid scherp op het stimuleeren van de volks
huisvesting zou instellen.
Concentratie van leiding met een zoo
groot mogelijke decentralisatie van uitvoe
ring achtten zü daartoe den aangewezen
weg. Om de noodige concentratie van lei
ding te bereiken zouden de voorzitter van
den ministerraad en de minister van Econo
mische Zaken van de gewone departemen
tale zorgen moeten worden ontlast.
Dat het aanvankelijk bestaande voornemen
om maatregelen tot verlaging van de vaste las
ten in het ontwerp op te nemen, is prijsge
geven, betreurden ook de hier bedoelde leden
in hooge mate.
Sommige der leden, die deze beschouwingen
hielden, achtten economische samenwerking
tusschen Nederland en Indië van zeer eminent
belang, wijl het naar hun meening op den
duur, ondanks alle andere maatregelen, welke
ter bevordering van den export worden getrof
fen, alleen op deze wijze mogelijk zal zijn ons
afzetgebied uit te breiden.
Tenslotte gaven enkele der hierbedoelde
leden als hun meening te kennen, dat de
deflatiepolitiek, welke de Regeering voert,
een veel te trage aanpassing vormt en het
gestelde doel nimmer geheel tot verwezen
lijking zal kunnen brengen. Naar hun oor-
deel zal aan devaluatie niet zijn te ontko-
men. Daarmede worde dan echter ook niet
langer gewacht.
Dat het stelsel van steunverleening, dat
thans wordt toegepast, niet deugt, blijkt naar
de meening van een lid wel duidelijk hieruit,
dat vleesch nog in groote hoeveelheden wordt
ingevoerd, terwijl hier te lande vee wordt af
geslacht en de teelt wordt beperkt. Ook wees
hij op de productie van margarine ten bedrage
van 1050 ton per week, welke ten gevolge
heeft, dat de margarinefabrieken hooge divi
denden kunnen uitkeeren ten laste van het
zuivelbedrijf en de veehouderij. Naast de aan
gekondigde verlaging van de Omzetbelasting
voor gas, water en electrische energie zou dit
lid gaarne een vrijstelling van die belasting
op natuurboter tot stand zien komen, evenals
een vrijstelling voor Nederlandsch fruit.
Andere leden noemden het wel een
uiterst moeilijke, zoo niet onvervulbare
taak, tegelijkertijd den landbouw zoo hoog
mogelijk op te voeren, de binnenlandsche
markt zooveel mogelijk van eigen produc
ten te voorzien en tevens de voor ons land
onontbeerlijke scheepvaart behoorlijk op
peil te houden.
De hierboven weergegeven opvatting van een
der leden, dat voor de zuivelindustrie heil zou
mogen worden verwacht van de verdere inper
king der margarine-industrie, werd van ver
schillende zijden met klem bestreden.
Een ingrijpen in de verplichtingen van
schuldenaar tegenover schuldeischer wezen
verscheidene leden met beslistheid af, wan
neer dat ook op de hoofdsom der schuldvor
deringen betrekking zou hebben.
Wat de devaluatie betreft wenschten dezelf
de leden zich te bepalen tot de verklaring, dat
zij devaluatie ook in deze omstandigheden be
denkelijk achtten.
Sommige leden meenden hun beschou
wingen over het beleid der Regeering te
moeten aanvangen met er op te wijzen,
dat dit beleid moet worden bezien in het
licht van de harde waarheid, dat de alge
meene economische toestand voor ons
land noodwendig achteruitgang met zich
brengt.
Is het vraagstuk der vaste lasten het eerste
probleem, dat de hier aan het woord zijnde le
den door de Regeering krachtig wilden zien
aangevat, als tweede punt, waarop naar' hun
meening alle krachten behooren te worden in
gespannen, noemden zij de bestrijding der
werkloosheid. Zeer in het bijzonder zouden de
hierbedoelde leden aandacht besteed willen
zien aan de bestrijding der jeugdwerkloosheid.
Naar het oordeel der hierbedoelde leden
zal voorshands het verleenen wan steun
aan verschillende takken van volksbestaan
niet kunnen worden nagelaten.
De hier bedoelde steun zal zich ook dienen
uit te breiden tot de groote Nederlandsche zee
havens Rotterdam en Amsterdam.
Wat het vraagstuk der devaluatie be
treft merkten deze weer op, dat dit van
zeer verstrekkende beteekënis en uiterst
moeilijk is. Zij konden de devaluatie als
vrijwillig toegepast redmiddel niet aan
vaarden. Naar hun meening zal daartoe
niet moeten worden overgegaan, zoolang
niet de loop der gebeurtenissen op mone
tair gebied het onmogelijk maakt den
tegenstand tegen dezen maatregel vol te
houden.
In hetgeen met betrekking tot de devaluatie
is opgemerkt vonden eenige leden reden, er op
te wijzen, dat bij de beoordeeling van een be
paalde economische of monetaire politiek niet
de vraag gesteld behoort te worden, of door
die politiek bepaalde groepen bevoordeeld en
andere benadeeld worden.
Dat. het daarbij niet mag gaan om per
soonlijke belangen collectief of indivi
dueel gezien doch dat daarbij alleen de
vraag aan de orde behoort te komen, of
het productie-apparaat, of het totale be
drijfsleven, en daarmede de volkshuisves
ting in haar geheel, daardoor wordt gebaat
of geschaad.
Eenige andere leden stelden in dit verband
nog de vraag of de Regeering bij voortduring
bedacht is op de handhaving van de voor de
doorvoering van haar monetaire politiek be-
noodigde goudpositie. Bij den vorigen aanval
op den gulden zijn wederom 100 millioen aan
goud uit ons land verdwenen. Op deze wijze
zal men toch niet kunnen voortgaan.
Is het juist vroegen dezelfde leden
dat de aanval op den gulden die
than9 wederom in Londen is gepleegd
en die zoogenaamd uit Parijs wordt ge
voerd, in werkelijkheid door eenige te
Amsterdam gevestigde banken is opge
zet? En is de Regeering niet voornemens
tegen hen, die in of van uit ons land een
zoodanige actie ondernemen of begun
stigen, strenge maatregelen te nemen?
Andere leden meenden er op te moeten
wijzen, dat uit de omstandigheid, dat het ont
werp niet met voorstellen tot verlaging der
vaste lasten gepaard gaat en dat noch in het
ontwerp zelf, noch in de Mem. v. Toel. richt
lijnen voor de te voeren economische politiek
zijn aangegeven, niet geconcludeerd mag wor
den, dat der Regeering in deze opzichten geen
bepaalde plannen voor oogen zouden staan.
ïntusschen bestaat naar het oordeel der hier
aan het woord zijnde leden tusschen hen en
de leden, die tegen het regeeringsbeleid zulk
een ernstige critiek deden hooren, niet alleen
verschil van meening over de volgorde, waarin
verschillende maatregelen moesten worden
Tegen de voorgestelde opheffing van de
Armenraden hadden vele leden ernstige
bezwaren. De Armenraden aldus deze
leden verrichten zeer nuttigen arbeid,
omdat zij de dringend noodzakelijke sa
menwerking tusschen de verschillende In
stellingen van weldadigheid teweegbren
gen of althans bevorderen. Door deze sa
menwerking wordt dubbele bedeeling,
welke tot vele misbruiken kan leiden,
voorkomen, wordt een betere verdeeling
der beschikbare middelen verkregen en
wordt het met die middelen te bereiken
resultaat vergroot.
Voorts wees men er op, dat de Armenraden
eveneens nuttig werk doen op het gebied van
de Woekerbestrijding en de uitvoering der
Geldschieterswet.
Verscheidene leden, die tegen opheffing der
Armenraden ernstig bezwaar hadden, wilden
nog eens uitdrukkelijk verklaren, dat zij zich
tegen opheffing van enkele dezer Raden niet
zouden verzetten.
genomen. Het meeningsverschil zit veel die
per. Een groot deel van de genoemde critiek
komt voort uit de opvatting, dat verlaging van
het levenspeil niet noodig zou zijn, indien de
regeering slechts andere wegen zou willen be
wandelen. Dit nu is naar de meening der hier
bedoelde leden geheel onjuist.
In dezen tijd aldus de leden, hier aan
het woord is het uiteraard noodzakelijk zoo
veel mogelijk Nederlandsche producten te ge
bruiken. Maar deze zijn niet zeer groot in aan
tal en, wat sommige betreft, ook niet voldoen
de in hoeveelheid. Wij moeten dus veel invoe
ren. Voor zoover die invoer niet betaald kan
worden met de vorderingen wegens rente en
bewezen diensten, welke wij op het buitenland
hebben, kan die betaling alleen door export
geschieden; export voor een groot deel van hier
vervaardigde producten, waarvoor de grond
stoffen hier eerst zijn ingevoerd. Bij dezen ex
port ondervinden wij twee moeilijkheden. De
eerste dier moeilijkheden is gelegen in de vele
kunstmatige handelsbelemmeringen, die wij op
onzen weg ontmoeten; de tweede in het hooge
kostenpeil onzer producten. De eerste moeilijk
heid is gedeeltelijk niet te overwinnen en voor
een ander deel door het voeren van een actieve
handelspolitiek ter zijde te stellen.
De tweede moeilijkheid is alleen te over
winnen door 'n aanpassing van de factoren,
welke ons kostenpeil beheerschen sala
rissen, loonen, sociale lasten, tarieven enz.
aan die, welke in de ons omringende lan
den gelden. Komt zulk een aanpassing niet
tot stand, dan zal onze export hoe langer
hoe meer afsterven, waardoor de ineenstort
ting van ons economisch leven steeds na-p
derbij komt.
Sommige leden trekken uit de over het be
leid der regeering gevoerde beschouwingen de
conclusie, dat de tegenwoordige groepeering
van de verschillende politieke groepen ten
aanzien van het kabinet niet meer de juiste
kan worden genoemd. Zij meenden daarom dat
tot een hergrospeering dient te worden over
gegaan.
Bij verscheidene leden was de vraag gerezen,
of niet een verdergaande bezuiniging noodzake
lijk is. Deze leden waarschuwden tegen de op
timistische onderstelling dat met de totstand
koming van de bij het ontwerp voorgestelde en
aangekondigde maatregelen een sluitend bud
get zou worden verkregen.
Van de 63 millioen, welke in 1936 effectief
bespaard zullen worden, wordt, volgens deze
leden, ongeveer de helft verkregen niet door
besparingen in den eigenlijken zin, maar door
een gewijzigde boekhouding, uitstel of over
brenging naar den kapitaaldienst.
Aan den anderen kant is het zeer de vraag,
of de opbrengst der middelen gelijk die in de
geraamde tekorten zijn verwerkt, wel zal worden
bereikt.
De tot dusver over de voorziening in het be-
grootingstekort gehouden weinig bemoedigen
de beschouwingen brachten een aantal leden
tot de vraag waarom de regeering niet eenzelf
de methode heeft gevolgd als in Indië is toege
past, waar een bepaald bedrag is aangegeven,
tot hetwelk de uitgaven zouden moeten wor
den gedrukt.
Andere leden meenden, dat op dit punt een
vergelijking met Indië niet kan worden ge
maakt.
Een der leden achtte den omvang der ont
worpen bezuiniging in verhouding tot het
geen in dit opzicht naar zijn oordeel nood
zakelijk is, zóó gering, dat hij meende te
moeten verklaren, dat de regeering beter
geen voorstellen van dezen aard had kun
nen doen dan op deze wijze van haar on
macht doen blijken.
Verscheidene leden hadden tegen de plan
nen der regeering het bezwaar, dat die plan
nen in zeker opzicht te ver gaan.
Naar het gevoelen dezer leden zou moeten
worden volstaan met maatregelen tot voorzie
ning in het tekort van ongeveer 75 millioen,
zoodat 20 millioen minder uit bezuinigingen
zouden behoeven te worden verkregen.
Bij verscheidene leden bestond ernstig be
zwaar tegen de verlaging van de salarissen der
Rijksambtenaren met een bedrag van 10 mil
lioen gulden. Zij noemden die verlaging een
nieuwen aanslag op den welstand van het over
heidspersoneel na de vele, die daarop reeds zijn
gepleegd. Van dat personeel werd reeds ge-
eischt in totaal een bedrag van 65.5 millioen.
Van dit bedrag moet dan nog 5 millioen wor
den afgetrokken in verband met de technische
herziening in 1928, zoodat als totale verlaging
overblijft een bedrag van 60.5 millioen.
Komen de thans voorgestelde besparingen
tot stand, dan zal het overheidspersoneel, voor
zoover uit 's Rijks kas bezoldigd, sedert 1923
ruim 80 millioen hebben geofferd. Ongetwijfeld
zal de regeering dan opnieuw de provinciën en
gemeenten noodzaken het voorbeeld van het
Rijk te volgen.