De Tweede Kamer over het
Bezuinigingsontwerp
De maatregelen bij Onderwijs
VERHOOGING VAN DE
LEERLINGENSCHAAL
VRIJDAG 14 JUNI 1935
Het bestaansminimum
Vooral de invoering van het insti
tuut der kweekelingen ont
moette bij vele leden on
overkomelijke bezwaren
Het ontbreken van bepalingen
omtrent cumulatie
De vorm van het ontwerp
Machtigingen op de Kroon
Buitenlandsche Zaken
In strijd met de Grondwet
Justitie
Pensionneering 60-jarigen
Economische Zaken
Defensie
Eindexamen H.B.S.
Waterstaat
Sociale Zaken
Financiën
Tegen capitulantenstelsel
Muntwezen en belastingen
Pensionneering van de
6 O-jarigen
Subsidieregeling
Vermindering aantal H.B.S.
en Gymnasia
(Vervolg)
Naar het oordeel der hier aan het
woord zijnde leden laat het huidige
peil der salarissen voor de groote massa
der ambtenaren nieuwe offers niet meer
toe. Zeer groote groepen van het over
heidspersoneel zijn reeds tot een armoe
dig bestaan gezonken.
Andere leden sloten zich bij deze zienswijze
aan. Ook zij achtten het hoogst bedenkelijk,
dat op de salarissen van het Rijkspersoneel een
nieuwe korting van 5 a 6 pCt. zal worden toege
past, nadat sinds 1923 van dat personeel reeds
zoo herhaaldelijk vérgaande offers zijn ge
vraagd.
Deze leden achtten een verder gaande kor
ting in vele gevallen niet mogelijk zonder aan
het bestaansminimum van de ambtenaren te
raken. Men bedenke bovendien dat ook de laatst
ingevoerde herclassificatie de inkomens van
vele ambtenaren op week- en maandloon we
der aanzienlijk heeft doen dalen.
Intusschen meenden verschillende andere le
den, dat het met de Rijksambtenaren niet an
ders kan gaan dan met het personeel in dienst
bij particuliere werkgevers, wier bedrijf voort
durend 'achteruitgaat.
Andere leden waren, gezien de noodzakelijk
heid van een aanzienlijke besparing op de Rijks
uitgaven en de omstandigheid dat de salaris
sen van die uitgaven een zoo groot deel uitma
ken, eveneens van oordeel, dat aan een ver
dere korting niet zal kunnen worden ontkomen.
Het brengen van differentiatie in de kortin
gen achtten deze leden noodzakelijk.
Van andere zijde verzette men zich met
kracht tegen het denkbeeld eener progressieve
vermindering van de hoogere salarissen, die
immers indertijd niet gelijk met de lagere ge
stegen zijn.
Verscheidene leden, die bij een vorige ge
legenheid te kennen gaven, dat zij tegen
een korting op eenmaal toegekende pen
sioenen principieel bezwaar hadden, ver
klaarden ook thans over dat bezwaar niet
te kunnen heenstappen.
Verscheidene andere leden, die dit princi-
pieele bezwaar niet deelden, achtten, nu de
omstandigheden zoodanig zijn gewijzigd, dat
ernstige bezuiniging plicht is, een korting op de
pensioenen, welke naar vroegere, hoogere grond
slagen zijn berekend, niet ongerechtvaardigd.
Weder andere leden, die tegen de korting op
de Indische pensioenen wèl bezwaar hadden ge
maakt meenden in verband met de buitenge
wone omstandigheden, waarin wij op dit oogen-
blik verkeeren, zich tegen de thans voorgeno
men korting niet te mogen verzetten.
Het had de aandacht getrokken, niet alleen
dat de Regeering, reeds vóór over deze aange
legenheid ter principale is beslist, een commis
sie heeft ingesteld met de taak de te treffen
maatregelen voor te bereiden, doch ook dat tn
die commissie geen enkele vertegenwoordiger
der gepensionneerden of aanstaande gepen-
eionneerden is opgenomen, terwijl toch het
geld, waarover wordt beschikt, voor een groot
deel door hen is opgebracht.
Verscheidene leden meenden, dat de Regee
ring bij de uiteenzetting harer plannen, zoowel
wat de salarisverlaging als wat de herbereke
ning der pensioenen betreft, ten onrechte de
Centrale Commissie voor georganiseerd overleg
in ambtenarenzaken is voorbijgegaan.
Bezuiniging op het onderwijs. Een andere
maatregel, welken vele leden reeds thans, bij
de algemeene beschouwingen,1 als voor hen
onaannemelijk meenden te moeten aanduiden,
is de verkrijging van onderwijzers door zgn.
kweekelingen met acte.
Bezuiniging op de defensie. Sommige leden,
die de behandeling van dit ontwerp niet de
aangewezen gelegenheid achtten voor het voe
ren van een principieel debat over het defen-<
siebeleid, verklaarden het te betreuren dat in
het ontwerp op de defensie geen bezuinigingen
van grootere beteekenis werden voorgesteld dan
de relatief geringe besparingen, welke het nu
bevat.
Verscheidene leden, die eveneens princi-
pieele beschouwingen over het defensievraag-
stuk op dit oogenblik ongewenscht achtten,
deelden de opvatting, dat ook met handhaving
van de tegenwoordige doelstelling van de
weermacht bezuiniging op defensiegebied mo
gelijk zou zijn op andere punten, dan waarop
die thans wordt voorgesteld.
Voorts gaven dan leden als hun oordeel te
kennen, dat op het gebied der belastingen nog
het een en ander is te doen, dat tot herstel van
het budgetair evenwicht kan leiden. Nog steeds
sluimeren op het Departement van Financiën
de wetsontwerpen nopens een crisis-inkomsten
belasting en een belasting op de besloten ven
nootschappen. Deze ontwerpen dienen thans
met spoed te worden afgedaan.
Herstel van de successiebelasting tot op het
peil van 1926 verdient aanbeveling. Dringend
noodig zijn scherpe maatregelen, ter verzekering
van een zoo nauwgezet mogelijke naleving van
de belastingwetten.
Wat de Staatsschuld betreft, achtten de hier-
bedoelde leden allereerst verdere conversie ge-
wenscht. Voorts was bij hen de vraag gerezen,
of wij ook in deze benarde omstandigheden
moeten blijven doorgaan met regelmatige aflos
sing van de Staatsschuld.
Op het gebied der defensie zouden ter ver
vanging hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk
van de uiteindelijke besparing van 5 millioen,
welke van de invoering van het capitulanten-
stelsel wordt verwacht, naast de overige voor
gestelde maatregelen nog verschillende andere
toepassing kunnen vinden. O.a. bevat het rap
port der commissie Idenburg te dien opzichte
nog een aantal wenken.
Ook vroegen deze leden in aansluiting aan
hetgeen hierover bij deze algemeene beschou
wingen reeds door andere leden wordt gezegd,
doch allerminst door den geest dier leden ge
dreven, nog aandacht voor de mogelijkheid een
bijzondere regeling te treffen met betrekking
tot de salarissen van de kloosterlingen-onder
wijzers, gelijk in meer dan één overwegend Ka
tholiek land is geschied.
Van verschillende zijden werd voorts de wen-
schelijkheid betoogd voor het openen van de
mogelijkheid om op 60-jarigen leeftijd pen
sioen te verkrijgen, ook voor andere ambtena
ren dan onderwijzers.
Sommige leden meenden, dat het aanbeve
ling zou verdienen, de sociale zorg men
dacht aan steunverleening, ziekenverpleging
e. d. meer dan tot dusver aan het particu
liere initiatief over te laten.
Tegen de in de boven weergegeven beschou
wingen aangeprezen middelen tot herstel van
het begrootingsevenwicht werd in menig op
zicht bezwaar geopperd.
Wat de vereeniging op groote schaal van
kleine gemeenten betreft, herhaalden ver
schillende leden de door hen reeds meermalen
uitgesproken meening, dat niet iedere samen
voeging van gemeenten te veroordeelen is,
doch dat zulk een samenvoeging alleen daar
mag plaats hebben waar het historisch karak
ter, de traditie en het karakter der bevolking
zich daartegen niet verzetten. Zij waren van
oordeel, dat deze eisch ook in de tegenwoor
dige omstandigheden moet worden gehand
haafd.
De aanbevolen versterking van 's Lands in
komsten door invoering van nieuwe of verhoo
ging van bestaande belastingen achtten vele
leden volstrekt onaanvaardbaar.
Tegen den aandrang, de ontwerpen een cri
sisinkomstenbelasting en een belasting op de
besloten vennootschappen met spoed af te
doen, werd opgemerkt, dat zulks zonder in
grijpende omwerking van die ontwerpen niet
mogelijk zou zijn, daar het eerste, naar den
huidigen tekst, voornamelijk een belasting op
de jonggevestigde gezinnen is en het tweede
voornamelijk een belasting op de enkele reser-
veeringen, welke in dezen tijd van intering van
kapitaal nog plaats hebben.
Ook het denkbeeld om de aflossing van de
Staatsschuld voor zooveel mogelijk stop te
zetten, ontmoette bij een belangrijk aantal le
den verzet.
Tegen de bepleite verdere bezuinigingen op
de weermacht zouden verscheidene leden zich
met kracht moeten verzetten.
Aan een aanzienlijke bezuiniging op den
werkloozensteun zal merkten verscheidene
leden op uiteraard niet te denken zijn.
Met verwondering hadden verscheidene le
den geconstateerd, dat de Regeering tot dus
ver heeft nagelaten een regeling betreffende
de cumulatie van inkomens uit Overheidskas
sen tot stand te brengen.
De samenvoeging van de voorgestelde maat
regelen in één ontwerp.
Bij vele leden bestond bedenking tegen den
vorm. waarin de door de Regeering noodza
kelijk geachte maatregelen aan het oordeel
der Staten-Generaal zijn onderworpen.
De Tweede Kamer kan door gebruikma
king van haar recht van amendement trach
ten zoodanig bezwaar gedeeltelijk te onder
vangen. De Eerste Kamer echter zal in elk
geval de meest heterogene voorstellen als één
geheel hebben te aanvaarden of te verwer
pen. En ook in de Tweede Kamer zal de po
sitie zeer moeilijkworden voor de leden, die
aan het slot der behandeling tegen bepaal
de onderdeelen principieele bezwaren zijn
blijven behouden, doch bereid zouden zijn,
andere, geenszins onbelangrijke maatregelen
te aanvaarden.
Andere, leden wezen er op, dat er één groote
band is, die al deze verschillende voorstellen
te zamen bindt: de noodzaak van beperking
der Staatsuitgaven.
In verschillende formuleering bevat het
wetsontwerp ongeveer een dozijn machtigin
gen op de Kroon. Zijn er daaronder een aan
tal van betrekkelijk onschuldigen aard, een
ander deel daarvan draagt een zeer ingrijpend
karakter. Het verst wordt in dit opzicht wel
gegaan in paragr'. 16 en par. 47. waar sprake
is van een herberekening van de pensioenen,
respectievelijk van een doeltreffende ordening
van het verkeer „met afwijking voor zoo
veel noodig van wettelijke bepalingen." Naar
werd opgemerkt, stellen machtigingen als de
beide hiergenoemde, in het bijzonder de laat
ste, de geheele wetgeving op losse schroeven,
aangezien zij de mogelijkheid openen dat op
elk oogenblik van elke wet wordt afgeweken,
zoo de Regeering daartoe slechts in het be
lang der te regelen materie reden acht.
Gaarne zouden sommige leden vernemen
hoe naar de meening der Regeering dezë
constructie te rijmen valt met ons geldend
Staatsrecht.
Vele andere leden, die allerminst
wilden ontkennen dat in een tijd
als de tegenwoordige, de Regeering
ten einde snel en doelmatig te kun
nen handelen, aan ruimere bevoegd
heden dan in normale omstandig
heden behoefte heeft, aarzelden
niet reeds nu te verklaren, dat zij
een deel der thans gevraagde ver
gaande machtigingen volstrekt on
aanvaardbaar achtten. Het stelsel,
dat in de desbetreffende onderdee-
dc leerlingenschalen voor het g. 1. o. en het
u.l.o. en het daarmee samenhangende verbod
van boventallige onderwijzers bij het g. 1. o.
Met de regeling van het instituut der kwee
kelingen konden vele leden zich geenszins ver
eenigen. In strijd met de bedoeling laat de Re
geering de rechtspositie van den werkelijken
kweekeling met akte even ongeregeld als zij
thans is, noemt een aantal onderwijzers in het
vervolg „kweekeling met akte" en verslechtert
van dezen de rechtspositie, door hun de pen
sioenrechten te ontnemen, door hen te ont
trekken aan de Rijkswachtgeldregeling en door
hun een salaris in het vooruitzicht te stellen,
waarvan zij zelfs op de bescheidenste wijze niet
kunnen leven.
De maatregel beteekent niets anders dan dat
op ongeveer een derde deel der onderwijzers
en stempel van minderwaardigheid zal worden
gedrukt.
In verband met andere voorstellen, zal de
voorgestelde maatregel tot gevolg hebben, dat
gedurende de eerste vier vijf jaren uitsluitend
wachtgelders bij het onderwijs kunnen worden
benoemd, dat daarna de jonge werklooze on
derwijzers gedurende wederom een vier- of vijf
tal jaren slechts als „kweekeling met akte"
kunnen worden aangesteld en dat zij eerst op
ongeveer 30-jarigen leeftijd een plaats als on
derwijzer op aanvangssalaris kunnen verkrij
gen.
Van de hier aan het woord zijnde leden
meenden verscheidenen, dat, indien ingrijpen
de bezuinigingen op de personeelslasten van 't
lager onderwijs onvermijdelijk mochten zijn
voor het evenwicht van de Staatsfinanciën, an
dere maatregelen eerder voor toepassing in
aanmerking zouden komen dan de hier voor
gestelde. Daarbij hadden zij het oog op ont
slag van de gehuwde onderwijzeres, niet-kost-
winster, waardoor naar schatting een bespa
ring van ongeveer een millioen gulden zou
kunnen worden verkregen.
Voorts gaven zij in overweging de aan te
brengen bezuiniging door het geheele onder
wijzerscorps te doen dragen. Men zou de aan-
vangswedden van allen lager kunnen stellen,
zoo ook de maxima; men zou de termijnen voor
de verhoogingen kunnen rekken en de toelagen
voor afzonderlijke akten kunnen afschaffen, in
het bijzonder indien deze voor het te geven on
derwijs niet noodig zijn.
Andere leden zouden afschaffing van de toch
reeds niet hooge belooningen voor het bezit
van afzonderlijke akten voor het onderwijs ge
heel verkeerd achten; naar hun meening is
het daarentegen wel mogelijk, de belooning voor
het bezit van de hoofdakte (van ƒ180 tot
450.—) en de u.l.o-marge (van 360) aan
merkelijk te verlagen.
Verscheidene leden zouden gaarne nader wor
den ingelicht over de bezuiniging, welke het
voorgestelde instituut, althans binnen afzien-
baren tijd, zal brengen. Zij waren van oordeel,
dat deze maatregel in de eerste drie a vier ja
ren geen bezuiniging zal brengen, omdat eerst
alle nog aanwezige wachtgelders tot onderwij
zer zullen moeten worden aangesteld.
Wordt zoo vroegen verscheidene leden
gedacht aan opheffing van het Nationaal Bu
reau voor Documentatie? Indien zulks het geval
mocht zijn, zouden zij de Regeering zeer sterk
willen ontraden, aan dit voornemen gevolg te
geven.
Andere leden uitten den wensch, dat op kos
ten van voorlichting geen besparing zal plaats
vinden. Naar hun meening zou hier van een
averechtsche bezuiniging sprake zijn.
len van het ontwerp tot uiting komt,
noemden zij on-Nederlandsch en
ook in het huidige Nederland on-
noodig.
Een besluitenregeering aldus
deze leden is welhaast steeds
het voorportaal van een dictatuur.
Ons land wenscht en behoeft die
niet. De geest van ons volk eischt,
dat althans de grondslagen der van
Overheidswege vast te stellen rege
lingen met medewerking van de
Volksvertegenwoordiging worden
vastgesteld.
Doch ook afgezien van al dez overwegin
gen, bestaat naar .iet oordeel der hier aan het
woord zijnde leden, tegen het verleenen van
een aantal der gevraagde machtigingen, een
overkomelijk bezwaar in de omstandigheid,
dat hetgeen op dit punt wordt voorgesteld vol
komen in strijd is met letter en geest van de
Grondwet, welke in tegenstelling met de con-
stitutionneele bepalingen in vele andere lan
den, de mogelijkheid van afwijking van haar
eigen voorschriften niet kent.
Andere leden ontkenden, dat de hierbe-
doelde machtigingen on-Nederlandsch zouden
zijn.
Hier is erhter sprake van volmachten op
beperkte schaal.
Weder andere leden achtten de minst aan
vaardbare mach liging, die betreffende de co
ördinatie van het verkeer. Hier vraagt de
Regeering een blanco-volmacht, zonder ook
maar in het minst aan te duiden, welke
maatregelen zij denkt te nemen. Ook in andere
gevallen, zooals ten aanzien van de Warenwet,
van de Armenraden, van de omzetting der
Hoogere Burgerscholen, gingen de gevraagde
machtigingen dezer leden veel te ver. Zij kon
den niet inzien, waarom de desbetreffende re
gelingen niet bij wet zouden kunnen worden
tot stand gebracht.
Verscheidene leden waren van oordeel, dat
op het gebied der justitie een verder gaande
besparing mogelijk zou zijn. Sommigen hunner
hadden daarbij in het bijzonder de mogelijkheid
van vermindering van werkzaamheden voor de
rechterlijke macht op het oog. Zonder dat zij
het verdere onderzoek daartoe beperkt zouden
willen zien, noemden zij twee tot zulk een werk-
vermindering strekkende voorstellen, welke
reeds meermalen ter sprake zijn gekomen, nJ.:
a. de verhooging van de grens voor appél in
civiele zaken;
b. het doen waarnemen van de rolzittingen
door één rechter, resp. raadsheer.
Eenige leden vroegen of thans niet het oogen
blik gekomen is om de grens van de competen
tie van den kantonrechter in civiele zaken te
verhoogen.
Verscheidene leden meenden, dat de gemeen
tebesturen met waardeering kennis genomen
zullen hebben van den voorgestelden maatregel,
welke er o#) gericht is, de wettelijke bepalingen
inzake het schoolgeld soepeler te maken en den
gemeentebesturen meer vrijheid van beweging
te geven.
Enkele leden waren van oordeel, dat de com
missies van toezicht alle zonder bezwaar zou
den kunnen worden opgeheven.
Vele leden verklaarden voorshands overwe
gende bezwaren te hebben tegen de beperking
van het aantal scholen voor bijzonder g.l.o. Naar
hun meening schept de regeling ongelijkheid
tusschen het bijzonder en openbaar lager on
derwijs.
Naar de meening van de hier aan het woord
zijnde leden is geen reden aan te voeren, waar
om niet voor beide gelijke opheffingsnormen
zouden kunnen gelden.
Voorts merkten deze leden op, dat de voorge
stelde maatregelen de deur voor depaitemen-
tale willekeur wijd openzetten.
Het had de instemming van vele leden, dat
de regeering, na eerst 350 openbare scholen
te hebben opgeheven, nu eindelijk eens maat
regelen voorstelt om ook bij het bijzonder on
derwijs tot bezuiniging te geraken door ophef
fing of concentratie van kleine bijzondere
scholen.
Tegenover de opmerking, dat er van achter
stelling van het bijzonder onderwijs geen sprake
is, omdat er immers reeds 350 openbare scholen
zijn opgeheven, voerden de eerst aan het woord
zijnde leden aan dat het openbaar onderwijs
zich beweegt in neergaande, het bijzonder on
derwijs in opgaande lijn.
Verscheidene leden, die zich konden vereeni
gen met een beperking van de 3.6 millioen
perjaar bedragende openbare uitgaven voor
de opleiding van onderwijzers, konden echter
met begrijpen, waarom ook de opleiding zelf.
door het wegnemen van de gelegenheid om exa
men te doen, practisch onmogelijk moet wor
den gemaakt.
Indien beperking van de opleiding inderdaad
noodzakelijk is, dan zouden zij het veel meer
gewenscht achten, dat normen worden gesteld,
waaraan kweekscholen moeten voldoen om op
Rijkssubsidie aanspraak te behouden. Een aan
tal scholen zou dan definitief moeten worden
opgeheven.
Sommige leden betwistten, dat pensionnee
ring van valide ambtenaren een deugdelijk
middel tot werkverruiming zou zijn. Ware zij
dit wel, dan diende zij in de huidige omstan
digheden niet alleen voor de onderwijzers, doch
cok voor alle ambtenaren toepassing te vin
den Doch zij. is het niet.
Verscheidene leden verklaarden het stand
punt van de Regeering niet te begrijpen die
nog kort geleden weigerde, haar medewerking
re verleenen aan het ontslag van de gehuwde
onderwijzeres-niet-kostwinster, waardoor met
terdaad verruiming van werkgelegenheid zou
zijn verkregen.
Vele leden verklaarden met de Regeering te
kunnen medegaan, nu het aantal werklooze
jongeren juist onder de onderwijzers zoo abnor
maal groot is en het gevaar moet worden ge
ducht, dat velen hunner bij jarenlange werk
loosheid, ondanks hun bevoegdheid tot het
geven van onderwijs, de bekwaamheid daartoe
zullen verliezen.
Verschillende leden hadden er ernstig
bezwaar tegen, dat ook oorspronkelijk Ne-
derlandsche vrouwen en hun kinderen
zullen kunnen worden uitgezet.
Ook die strafbare feiten, waartegen geen
zwaardere straf bedreigd is dan geldboete van
25 (b.v. openbare dronkenschap) zullen
voortaan appellabel worden, indien meer dan
5 boete geëischt wordt. Dit scheen verschei
denen leden niet noodig.
Van verschillende zijden werden inlichtin
gen gevraagd over de plannen der Regeering
met betrekking tot de niet toegelichte besparin
gen op 't Rijkstucht- en Opvoedingswezen. Hoe
wil de Regeering het in de bijlage genoemde be
drag van 60.000 bereiken?
De vraag rijst, of de op zich zelf juiste ver
laging van lasten op het bedrijfsleven niet te
duur gekocht zal blijken te worden, indien zij
ten gevolge mocht hebben, dat zooals de Re
geering voornemens schijnt te zijn niet min
der dan 1T Kamers van Koophandel zullen
worden opgeheven. Deze vraag meenden ver
scheidene leden bevestigend te moeten beant
woorden; de bezwaren, voor het bedrijfsleven
uit die opheffing voortvloeiende, zullen naar hun
meening de voordeelen, welke in de lastenver
mindering gelegen zijn, overtreffen. Dat zeer
velen in het bedrijfsleven dezelfde meening zijn
toegedaan blijkt wel uit de talrijke stemmen,
die de Kamer uit die kringen hebben bereikt.
Een ernstig bezwaar tegen het voorstel acht
ten verscheidene leden het, dat de Regeering
blijkbaar uitsluitend het advies heeft ingewon
nen by den Nijverheidsraad en noch met de
Kamers van Koophandel zelf, noch met den
Middenstandsraad, die bij dit onderwerp toch
evenzeer betrokken is als de Nyverheidsraad,
overleg gepleegd heeft.
Indien de Regeering aan een commissie van
deskundigen wilde opdragen, een geheel nieuwe
indeeling in districten te ontwerpen, waarbij
rekening gehouden zou worden met alle factoren
van geografischen en economischen aard, welke
voor die indeeling van belang zijn, dan zouden
deze leden daarmee kunnen instemmen.
De intrekking van toelagen voor de akten
Land- en Tuinbouw 1 o. werd door verschei
dene leden ten sterkste ontraden. Het gevolg
zal zijn. dat de studie voor deze akten af
neemt en dat er op den duur op het platteland
niet meer voldoende onderwijzers zullen zijn,
die over de daar noodige kennis beschikken.
Enkele leden hadden een voorstel tot ver
hooging van het contingent verwacht, gepaard
gaande aan een voorstel tot het invoeren van
den algemeenen dienstplicht, opdat een hoo
gere lichtingssterkte worde verkregen. In dat
geval zou kunnen worden overgegaan tot het
terugbrengen van het aantal lichtingen.
Vele andere leden zouden daartegen ernstige
bezwaren hebben.
Verscheidene leden achtten de voorgestelde
verlenging van den duur der eerste oefening
voor enkele groepen van dienstplichtigen, zeer
toe te juichen.
Van verschillende zyden werd gewezen op
de nadeelen, welke van het capitulantenstelsel
zoowel voor de weermacht als op andere ge
bieden zijn te verwachten, waartegenover de
voordeelen werden gesteld, die met dit stelsel
kunnen worden verkregen.
Verscheidene leden zagen er een bezwaar in,
dat een aantal burgerbetrekkingen nog slechts
in geringe mate beschikbaar zullen zyn voor
anderen dan capitulanten. Is niet de vrees ge
wettigd vroegen zij dat de militaire admi
nistratie de beste capitulanten zal uitkiezen en
de burgerlijke diensten dus die besten niet zul
len krygen?
Verscheidene andere leden verklaarden zich
met het capitulantenstelsel in het algemeen
zeer goed te kunnen vereenigen.
Verscheidene hunner drongen er op aan, dat
in de wet eenige omstandigheden met name
genoemd zullen worden, waaronder ontheffing
zal worden verleend. Als zoodanig noemden zy:
liet hebben van minderjarige kinderen ten laste
van den onderwijzer en het gemis van een vol
doend aantal dienstjaren om het maximum
pensioen of een pensioen, dat dicht daartoe
nadert, te verkrijgen. Als grens zouden zy liefst
40, maar in ieder geval ten minste 35 dienst
jaren willen gesteld zien.
Vele leden stelden voorop, dat de voorge
stelde wyzigingen in de regeling der eind
examens, welke door de Regeerng als bezuini
gingsmaatregelen worden voorgestelde den
weg openen tot onderwijshervormingen van
ingrijpenden aard, die in verband met het
geheele onderwys moeten worden bezien en
vastgelegd in de daarop betrekking hebbende
wetten.
Gezien den vergevorderden staat van organi
satie, waarin ten onzent het geheele verkeers
wezen verkeert, meenden verscheidene leden,
dat hier nu een gunstige gelegenheid aanwezig
is om over te gaan tot sterke bevordering en,
zoo noodig, zelfs tot oprichting van een Ver-
keerschap.
Verscheidene leden zouden zich er niet mee
kunnen vereenigen, indien de Regeering het te
kort op het spoorwegbedrijf en de lasten van
het waterverkeer zou willen afwentelen op het
motorwegverkeer.
Eenige leden meenden uit de toelichting te
moeten afleiden, dat het in de bedoeling der
Regeering ligt, ook het vervoer te water aan een
concessie te binden, egen een dergeiyke aan
tasting van de vrijheid van scheepvaart bestond
bij hen zeer ernstig bezwaar.
In de uiteenzetting van de voorloopige plan
nen van de Regeering ten aanzien van de co
ördinatie van het verkeer hadden verscheidene
leden noode gemist een beschouwing over de
noodzakelijkheid, dat daarbij de economische
ontwikkeling van elk willekeurig geografisch
deel van Nederland als richtsnoer moet worden
genomen.
Gevraagd werd, of de opschorting van af
schrijvingen bij de spoorwegen ook tot gevolg
zal hebben, dat materieel langer in gebruik zal
blijven dan thans pleegt te geschieden. Vele
leden zouden dit met het oog op de veiligheid
van het verkeer onverantwoord achten.
De verlaging van de rente der gelden van het
spoorwegpensioenfonds kan plaats vinden door
de ministers van Waterstaat en van Financiën,
die, naar sommige leden meenden te weten, die
rente voor 1935 hebben bepaald op 4J4 pet., het
geen deze leden redeiyk achtten. Een nieuwe
verlaging zou de rentevergoeding wel zeer sterk
omlaag brengen, hetgeen zij bij den zorgwekken-
den toestand van het fonds niet zonder beden
king zouden achten.
Het had verscheidene leden ten zeerste ver
wonderd, dat de Regeering voornemens is den
Geologischen Dienst op te heffen. Als deze
dienst wordt opgeheven, zal Nederland vermoe
delijk het eenige land in Europa zijn, dat zulk
een dienst ontbeert.
Het had verscheidene leden teleurgesteld,
dat in dit Bezuinigingsontwerp een voorstel tot
unificatie der sociale verzekering ontbreekt.
Sommige andere leden verwachtten van een
zoodanige unificatie slechts teleurstellingen.
Tegen het voorstel, strekkende om het per
centage van het loon. dat krachtens de Ziekte
en Ongevallenwetten wordt uitgekeerd, te ver
lagen van 80 tot 7o pCt., hadden vele leden
ernstige bezwaren.
Verscheidene andere leden voerden hierte
gen aan, dat het hier gaat om het voor het
geheele bedryfsleven lang niet onbelangryke
bedrag van rond 2'A millioen gulden.
In zake de bui ten werkingstelling der Waren
wet hadden zeer vele leden ernstige bezwaren.
Mocht uit een nadere uiteenzetting van de
bedoelingen der Regeering biyken, dat zy in
derdaad de Warenwet hetzy geheel, hetzy voor
een belangrijk gedeelte buiten werking wil stel
len, dan zouden zeer vele leden daartegen ern
stige bezwaren hebben. Sommigen hunner -
noemden deze bezwaren thans reeds onover
komelijk.
Een dergelijke buitenwerkingstelling, zoo be
toogde men, zal leiden tot groote gevaren voor
de volksgezondheid en de volkskracht. Velerlei
knoeieryen, waaraan juist door de werking der
Warenwet een einde gemaakt was, zullen her
leven.
Doch niet alleen voor de verbruikers, ook voor
handel en industrie zijn 't bestaan en de wer
king der Warenwet van het grootste belang ter
bestrijding van de oneeriyke concurrentie.
Men betwyfelde, of algeheele opheffing van
het toezicht ingevolge de Warenwet voor de
Rijksfinanciën alles by elkaar een voordeel zal
opleveren.
Intusschen is het nauweiyks aan te nemen,
dat de groote en middelgroote gemeenten in
opheffing van de daar gevestigde keuringsdien
sten zullen berusten. Zu zullen den arbeid dier
diensten, die trouwens voor een groot deel reeds
vóór de inwerkingtreding van de Warenwet be
stonden, voortzetten. Het voorstel komt dan
neer op een afschuiving van kosten naar de
groote gemeenten, en wel op groote schaal. Het
platteland daarentegen zal in den slechtsten zin
van het woord „vrijgegeven" worden.
Den voornaamsten bezuinigingsmaatregel,
welke in dit opzicht is voorgesteld, de invoe
ring van het capitulantenstelsel, achtten de
hierbedoelde leden zoo belangrijk, dat zy dien
reeds thans bij deze algemeene beschouwingen
tot onderwerp van eene eenigszins breedere be
spreking meenden te moeten maken. Mett dit
voorstel konden zij zich in geenen deele vereeni
gen. Het capitulantenstelsel brengt de be
slissing over de vraag, welke personen voor de
vervulling van groote groepen betrekkingen bij
het Rijk, bij de provincie, by de gemeenten en
bij de spoorwegen in aanmerking zullen komen,
naar de militaire autoriteiten over. Het bezit
van de geschiktheid om deel uit te maken van
het militair kader sluit echter geenszins in, dat
de betrokkenen ook geschikt zyn voor de bur-
geriyke betrekkingen, waartoe zy bestemd zul
len worden. Des te bedenkeiyker achtten de
hierbedoelde leden deze instructie wegens het
politiek oordeel, dat thans by de toelating tot
militaire betrekkingen een voorname rol speelt.
Intusschen achtten zy ook op zichzelf be
schouwd die nadeelen, welke het capitulanten
stelsel oplevert, grooter da nhet voordeel, dat
daarvan is te verwachten.
Intusschen wenschten verscheidene dier le
den. die hierboven aan het woord waren, zich
niet te bepalen tot het aanwijzen van de bezui
nigingen, welke zij niet zouden kunnen aan
vaarden. zy waren ook bereid andere middelen
aan te geven, welke naar hun meening zouden
kunnen worden aangegrepen om ze mede tot
herstel van het financieel evenwicht te doen
strekken.
In de eerste plaats noemden zy als een be
zuinigingsmaatregel, waarvan het effect niet
alleen voor het Rük, doch ook voor de provin
ciën en gemeenten belangrük en duurzaam zou
zijn, een vermindering op groote schaal van het
aantal gemeenten.
Ook een verandering in ons muntwezen, be
staande in de vervanging van den zilveren door
een nikkelen munt, kan, naar dezelfde leden
opmerkten, tot eeen aanzieniyke bate voor de
schatkist leiden.
Vele leden hadden ernstig bezwaar tegen
de zeer ongelijke verdeeling van de bezui
niging over de verschillende takken van
onderwijs. Met kracht drongen deze leden
er op aan, dat de Regeering niet zoo goed
als uitsluitend op het lager onderwijs zal
bezuinigen.
Vele leden wezen er op, dat deze afdee-
ling verschillende regelingen bevat ge
dacht werd b.v. aan de eindexamens voor
H.B.S. welke met bezuiniging slechts in
zeer verwijderd of geen verband staan en
welke beter in een afzonderlijk ontwerp dan
in een algemeen bezuinigingsontwerp zou
den thuis behooren.
Als andere objecten dan de door de Regee-
rrng aangewezene werden genoemd: de subsi
dies voor jeugdorganisaties, in het bijzonder
die voor de vrye jeugdvorming, aan conserva
toria, orkesten, leeszalen, terwyi in overweging
werd gegeven, de uitgaven voor studiebeurzen
en monumentenzorg te beperken. Verder werd
er door sommige leden by de Regeering op
aangedrongen, na te gaan, of niet aan onge-
huwden en kinderloozen een heffing ten bate
van het onderwijs kan worden opgelegd.
Zeer vele leden maakten ernstig bezwaar
tegen de bepaling van het voorgestelde derde
lid van artikel 11 van de Lager Onderwijswet
1920, dat „ook de inspecteur" mede zal beslis
sen over de vraag, of een leerling tot de u.l.o.-
school zal worden toegelaten.
Vele leden verklaarden op tweeërlei gron
den ook tegen het voorgestelde vierde lid van
art. 11 ernstige bezwaren te hebben. Het be
palen van den leeftijd, waarop leerlingen de
school voor u.l.o. moeten verlaten, achtten zij
een materie, welke, gezien de eindelooze diffe
rentiatie van mogelijke gevallen, voor een al
gemeen voorschrift bezwaariyk in aanmerking
Kan komen. Htm tweede bezwaar gold het feit,
dat de Regeering bovendien machtiging vraagt
te bepalen, „in welke gevallen" leerlingen deze
scholen moeten verlaten.
Verscheidene leden koesterden ernstige be
zwaren tegen de voorgestelde verhooging van
Van den voorgestelden maatregel verwach
ten verscheidene leden een vermindering van
de waarde van de H. B. S.-diploma's en een
verslechtering van het onderwijs.
Verscheidene leden achtten de voorgestelde
subsidie-regeling voor bijzondere scholen en
gymnasia onaannemelijk. Zouden, aldus deze
leden de hier voorgestelde bepalingen wet
worden, dan trekt het Rijk het voordeel van
tot heden door bijzondere scholen ontvangen
schenkingen aan zich.
Verscheidene leden achtten de voorgestelde
regeling niet te aanvaarden, al ware het
slechts omdat de Kroon over de richting van
bijzonder H. B. S.-en en gymnasia zou oordee-
len.
Eenige leden hadden er bezwaar tegen dat
in deze paragraaf een drie- of vierjarige cur
sus voor H. B. S. op een Ujn wordt gesteld
met, althans gelijk wordt behandeld als een
vierjarige cursus voor gymnasium.
Tegen het denkbeeld tot verhooging van den
toelatingsleeftyd voor Lager Nijverheidsonder
wijs tot 13 jaren hadden verscheidene jeden
ernstige bezwaren. Deze bezwaren golden
vooral de belangen van het huishoud-onder-
wijs.
Vele leden konden de opmerking niet ach
terwege houden, dat het hooger onderwys, in
vergelijking met andere takken van onderwijs,
in dit wetsontwerp wel zeer mild behandeld is.
Enkele loden zouden gaarne vernemen,
waarom de regeering op het laatste oogenblik
is teruggekomen van haar voornemen, om
aan verschillende universiteiten enkele fa
culteiten op te heffen.
Men maakte bezwaar tegen de voorgenomen
opheffing van den leerstoel in het Volken
recht te Utrecht.
Enkele leden zouden het ten zeerste betreu
ren, indien de leerstoel voor sociale genees
kunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht zou
worden opgehmren.
Met het oog op de aardrijkskundige oplei
ding te Utrecht werd ook tegen de opheffing
van den leerstoel in de volkenkunde bezwaar
gemaakt.
De gevraagde machtiging ter conversie der
Nationale Schuld achtten sommige leden vol
komen aanvaardbaar, omdat zy in feite een
collectieve wettelijke regeling is van wat in
normale gevallen in een leeningswet wordt ge-
ïegeld.
Verschillende leden hadden niet zonder
eenige vrees kennis genomen van de voorge
stelde maatregelen inzake wijziging der Beleg-
gingswet.
Door de voorstellen wordt het belang van
de Fondsen van Ryksleeningen bij een zoo gun
stig mogelijke belegging der gelden door de
Fondsbesturen een der meest elementaire
factoren in het bedryfsbeleid dezer organen
voor de helft der beleggingsgelden achterge
steld bij een belang van het Rük, dat, hoe
gewichtig het op zich zelf ook zij, toch niet
op deze wijze het zelfstandige belang der Fond
sen mag doorkruisen.
Versoheidene leden, by wie anderen zich
aansloten, waren van oordeel, dat deze voor
stellen der Regeering, indien zy worden aan
genomen, kunnen leiden tot zoodanige ver
mindering van de inkomsten der Fondsen, dat
het dezen moeilijk zal vallen aan hun ver
plichtingen te biyven voldoen, zoodat de nood
zakelijkheid zal ontstaan om de uitkeeringen
uit de Fondsen te verlagen. Zü meenden, dat
dit risico niet mocht worden aanvaard.
Gevraagd werd, hoe de Regeering denkt vast
te stellen, dat een leening van het Ryk „tegen
een lagere rente kan worden uitgegeven". De
Regeering kan zich hieromtrent, zooals het
geval met de jongste Indische conversieleening
toont, deerlijk vergissen.
Verscheidene leden zouden gaarne vernemen,
op welke wijze de Regeering zich voorstelt,
door verschillende bezuinigingen by den be
lastingdienst f60 000 te besparen.
De leden, hier aan het woord, zouden het op
prys stellen, indien de Regeering ernstig zou
willen overwegen, of op velerlei punten niet een
aanzienlijke besparing van uitgaven kan wor
den verkregen.
Verscheidene leden waren van meening, dat
bij den belastingdienst de werkkracht der
ambtenaren niet ten volle wordt benut.
Naar aanleiding van de voorgenomen reorga
nisatie van het Rijks Inkoop Bureau, waardoor
de Regeering een besparing van f25.000 hoopt
te bereiken, vroegen verscheidene leden, of het
niet beter ware, over te gaan tot algeheele op
heffing van dat bureau, waarvan de jaarlijk-
sche kosten ruim f200.000 bedragen.