ml 4 Mdimiacd van Met twee kameraadjes op avonturemreis De riolen onder Frankrijks hoofdstad F 750.- bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ALLE ABONNE'S Dr. N. Japikse ZATERDAG 15 JUNI 1935 DAGELIJKS LOERT ER DE DOOD In een week werden onlangs negen werklieden door brandwonden ernstig verwond 15% der arbeiders verongelukt Piccard weer naar de Stratosfeer Duur kopje thee Weerzien na 26 jaar Tijdens den marsch overleden... T ooneelanecdote Korte berichten De schoen van Maria Antoinette Een onderscheid! 03 For tuna is grillig AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR BERTHA RUCK In een vorig artikel over de duistere onder wereld, waarin het afval van Parijs ver dwijnt, hebben we verteld van den tragi- schen dood van den chef-rioolwerker Worms, die in een nauwen koker werd verrast door het snelwassende water, bij een plotselinge onweers bui. Zoo'n onweersbui is het theatrale gevaar, dat slechts bij uitzondering dreigt. Maar de dood ligt in de riolen dagelijks op de loer en verrast nog op verschillende andere manieren de som bere, zwijgende mannen, die zich voor de hy giëne der stad in haar ingewanden uitsloven. Die dagelijksche gevaren zijn even ernstig. De arbeiders werken zich in het riool door een „regard", waaruit een lichte damp schijnt op te stijgen. Een smalle ijzeren ladder voert vandaar recht naar beneden. Niemand mag een sigaar of sigaret rookend het riool betreden, want er is altijd gevaar voor explosies. De lampen, die worden meegenomen, zijn lampen van het bekende type, dat ook de mijnwerkers gebruiken. De arbeiders dragen groote, zware en waterdichte laarzen met kap pen en een gummi-jas. De ijzeren ladder, die men voorzichtig moet afdalen, is reeds zoo danig besmeurd, dat de handen al volop smerig zijn als men in het riool aankomt. Daar een maal gearriveerd, moeten de arbeiders scherp toezien op den weg dien zij nemen, want als zij een weinig te veel naar rechts of naar links gaan, belanden zij in water, dat twee meter diep staat. Het water stroomt meestal snel, als een bergbeek. De lucht is door al de vuile dam pen verpest en die dampen kunnen zich af en toe zoodanig verdichten, dat het lukt of men ln een mist loopt, waarin de acetyleenlampen slechts flauwe schijnsels vermogen te werpen. Tranen krijgt men in de oogen en de walg- Üjkste stank dringt in de neusgaten, waarbij een soort van ammoniak-lucht schijnt te over- heerschen. De mannen werken in de slijmerige massa met schop en houweel. Zij laden net vuil, de smerige modder, waarin allerlei resten van het bovengrondsche leven en verkeer soms worden gevonden, op wagentjes, die zich op een plat form bevinden. Daarbij moeten zij oppassen, niet met het water in aanraking te komen, want er zijn soms kokend heete stroomen in die huid en vleesch verbranden. Het eene riool is smeriger dan het andere, dat hangt af van het niveau waarop zij zich bevinden en van den aard van het stadsdeel, waarop zij corres- pondeeren. Hier en daar is het buizennet on derbroken door verzamelbassins. Die zijn dieper en daarin wordt het vuil, dat op den oodem van de riolen ligt. Verzameld, met behulp van de beschreven booten of met groote schuiven. Een gedeelte daarvan is gemechaniseerd, een gedeelte moet in moeizamen arbeid door de rioolwerkers worden voortbewogen. In een bijzonder kwaden reuk, letterlijk en figuurlijk, staat het bassin-Macdonald. Dit ligt namelijk dicht bij de gasfabriek en alle afval daarvan verdwijnt er in. Soms Iaat de fabriek veel kokende vloeistoffen los, soms overlaadt deze het riool met zuren. Onlangs heeft men in één week, van een ploeg van twaalf arbei ders, er niet minder dan negen naar het hospi taal moeten brengen met ernstige brandwonden. Is het wonder, dat de rioolwerkers nuchter wor den bij al dat gevaar en er met een soort van onverschilligheid over spreken? Het is 'n onver schilligheid, die wellicht den dlepsten wanhoop moet verbergen. Wie dit oord is ingegaan, weet dat hij alle hoop moet laten varen om mensch- waardigen arbeid te vinden. Hij werkt in de afgrijselijkste omgeving, die men zich denken kan, een arbeid, die meer deprimeerend en ver nederend is dan welke slavenarbeid ook. De ar beiders hebben in hun uitlatingen iets van ma trozen op zeilschepen en gidsen in het hoog gebergte, zij krijgen een sombere apathie over zich. ZU hebben het slechter dan de bannelin gen in het bagno en de uren, die zit boven den grond doorbrengen, worden vergiftigd door de gedachte aan dien bedorven Styx in de Parij- sche riolen, waar zij straks weer in zullen moe ten, de dood dreigend in alle hoeken. Men heeft statistisch vast kunnen stellen, dat 15 procent van de rioolarbeiders sterven door een ongeluk. Vaak verdrinken zij in het drab bij het voortbewegen van de booten met de schui ven, ofwel zij komen onder een plotseling neer vallende vracht vuil, als zij een der monden van het riool schoon maken. Zij kunnen het slacht offer worden van een explosie in de gassen en dampen van het riool, wat ook vaak voorkomt, zij kunnen door het water worden meegesleurd op een onweersdag, gelijk hun verongelukte chef Worms onlangs. Het kan ook zijn, dat zij levend verbranden door het een of andere che mische product, dat met stroomen in het water wordt gestort. En tenslotte kunnen zij sterven als gevolg van infecties of door ziekten van de ademhalingsorganen. Wie geen zeer sterk ge stel heeft, kan er heelemaal niet aan denken zich ooit in de riolen te wagen. De gevaren der riolen zijn gevaren, die geen enkel uiterlijk prestige verleenen. Een vliege nier, die verongelukt in zijn neergevallen en brandende machine, heeft nog iets van heroïek om zich heen, maar wie stikt in de modder, gaat onder zonder dat iemand er aan denkt hem tot een held te verheffen. Daar is geen bravour meer bij. Het eenige wat gedaan kan worden om het lot van deze menschen een weinig te verlichten, is zooveel mogelijk mechaniseeren van het be drijf en het versterken der veiligheidsmaat regelen. nieuw leven. Hij liet zich niet al te zeer te neer drukken door dien rampnacht van het jaar 1903. Hij was een werkzaam en doortastend man.... En nu komt het toeval. De kinderen van In- ferreza waren niet gedood in dien onheilsnacht. Zij werden later gevonden en door anderen op gevoed. Maar zijn vrouw was dood en ook den vader hield men voor dood. Andrea, de oudste van de overlevende kin deren, werd schipper. Hij zorgde, dat zijn broertjes en zusjes naar school gingen, speelde aldus vader over hen. Op 'n transportreis kwam de zoon dezer dagen in Odessa, Hij was verdwaald in de straten van deze stad. Toen hij naar den weg vroeg, werd hij door geen mensch verstaan. Alleen een jong meisje ant woordde hem in het Italiaansch. Het meisje vroeg hem, haar vader, die zeker heel blij zou zijn weer eens met een landsman te kunnen spreken, een bezoek te brengen. Andrea komt op bezoek en treft als vader van het meisjezijn eigen vader. Angelo was opnieuw getrouwd, na vele jaren in Odessa gewoond te hebben. Het meisje was zijn dochter. En het slot? Andrea Inferreza wist passen te krijgen voor zijn vader, diens dochter en zijn tweede vrou* Kort geleden nu zijn ze allen naar Messina te ruggekeerd, waar de overige kinderen uit den rampnacht van December hun vader na 26 jaar wederzagen! i Toen mademoiselle Georges, de bekende j Fransche tooneelspeelster ten tijde van den Tsaar aan den keizerlijken schouwburg te St. Petersburg was verbonden, ontving zij eens een briefje van een grootvorstin, dat luidde: „Mejuffrouw, ik kom hedenavond een kop thee bij U drinken." Twee uur later ontving de grootvorstin op haar beurt een schrijven, dat van den volgenden inhoud was: „Keizerlijke Hoogheid, het zal mij aangenaam zijn U bij mij te zien; Gij zult wel indachtig zijn, dat ik mijn thee rechtstreeks uit Peking laat komen en een kop thee daarvan duizend roebels kost." Een uur voor de opening van den schouwburg kwam weer een antwoord van de grootvorstin en bevatte slechts deze woorden: „De thee is te duur, ik kom na de thee." De lange stratosfeerreiziger, met zijn kin derlijk-onschuldige geleerdengezicht, prof. August Piccard, vertoefde voor eenigen tijd in de Foolsche hoofdstad. De aan leiding tot deze Poolsche reis vormden zUn nieuwe plannen voor een opstijging in nog hoo- gere, tot nu toe onbereikte gebieden in de ge heimzinnige, hoogere lagen van onzen damp kring. Op het gebied van de ballonvaart is het op het oogenblik: Polonia docet. Poolsche bal lons hebben de laatste internationale ballon wedstrijden gewonnen en bovendien hebben Poolsche fabrikanten buitengewoon lichte en houdbare zijde- en gummi-omhulsels vervaar digd. Zulk een ballonconstructie is juist wat Piccard noodig heeft, als hij zijn huidige hoogterecord wil verbeteren en een hoogte van meer dan 30 K.M. boven den aardbodem be reiken. Op een hoogte van 30500 M. boven den zee spiegel valt nog slechts te rekenen op een luchtdruk, die slechts één honderdste is van den luchtdruk hier op aarde. Het doordringen tot in deze regionen zou van groote beteekenis zijn voornamelijk voor de onderzoekingen over de kosmische straling. Deze maal zou Piccard in de omgeving van Warschau of in die van Zurich willen opstijgen. H. v. M. Het leven speelt soms een wreed, maar soms ook een gelukbrengend spel, een spel van on waarschijnlijkheden. Of is het geen toeval, wanneer een vader na 26 jaar zijn kinderen wedervindt, die hij reeds lang dood waande, en wanneer hij zijn zoon uit Messina in Odessa terugvindt, in plaats van in de eeuwigheid? Tusschen deze scheiding en dit wederzien liggen de ramp'zalige dagen van Messina, jaien van ontbering, die vergeten waren, toen het gelukkig toeval alle hindernissen wegruimde. Boven Messina schemerde de morden van den 28en Dec. 1908, toen plotseling de aarde begon te wankelen. De zee reesde huizen stortten inMenschen werden verpletterd of stikten. Ongeveer 10.000 vonden den dood. Ook Angelo Inferreza werd uit den slaap op geschrikt. Hij zag de muren op zich toekomen Zijn kinderen gilden van schrikHij kan nog iuist de deur bereikenToen stortte het huis boven hem in. Het bloed liep hem van het hoofd over de armen. Een steen had hem zwaar gewond. Hij zakte ineen. Toen hij tot zich zelf kwam, lag hij aan boord van een der schepen, die in de nabijheid ver toefden en direct met de reddingswerken be gonnen waren. Een Russisch schip, waarop men hem liefde rijk verpleegde. Toen het voor het schip tijd werd de ankers te lichten, vroeg men hem of hij naar huis wilde. Angelo keek naar Messina: een trooste- looze aanblik en puinhoopen, niets dan puin- hoopen! Wat moet hij daar nog?.... Allen wa ren dood. Hij had gezien, dat de muren bo ven zijn kinderen instortten, hoe zijn .vrouw door de steenen verpletterd werd. Neen, hij kon niet meer terug naar Messina. „Neem me mee naar Rusland!" vroeg hij. Daar op nam men hem mee. Langzamerhand her stelde hij. In Odessa ging hij aan land en begon een Prof. Piccard met zijn assistenten MüNCHEN, 14 Juni (V.D.). Tijdens de ma noeuvres in de Beiersche bergen van het te Regensburg gedetacheerde regiment infanterie zijn vijf soldaten, tengevolge van een gefor ceerde marsch langs een der open wegen in groote hitte en met zware bepakking, overleden. De nieuw-ingestelde tweejaarlijksche prijs voor Biographie en Cultuurgeschiedenis is dit jaar toegekend aan Dr. Japikse, Directeur van het Koninklijk Huis-archief en van het bureau van 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Dr. Japikse, die te Joure (Pr.) geboren werd in 18T2, studeerde te Leiden Ned letteren en behaalde in 1900 de doctorale waardigheid. Van zijn hand verschenen verscheidene werken en studies, waarvan vooral bekend zijn „Verwik kelingen tusschen Engeland en de Republiek 16601665", het werk waarop hij disserteerde, zijn „Handboek tot de Staatk. Gesch. van Ne derland" (in samenwerking met Prof. Gosses), dat in 1919 verscheen, alsmede enkele beschrij vingen van staatslieden en correspondentie uit het verleden, van welke werken verschillende ook in vertaling werden uitgegeven. De prijs werd hem toegekend voor zijn nieuwste werk: Prins Willem III, waarin hij het leven en de verrichtingen van den Koning Stadhouder be schrijft. Bij de eerste voorstelling van „Stockholm, Pontainebleau et Rome" van Alexander Dumas werd het heel laat. Het was des nachts ruim één uur, toen het vijfde bedrijf was beëindigd en het naspel nog moest volgen. Temidden van het lawaai, dat de studenten in de parterre maakten, ging eindelijk het gordijn op. Het was het moment, dat Christina, haar einde voe lende naderen, haar geneesheer ondervraagt, die daarop antwoordt: „H vous reste un quart d'heure".... („U hebt nog een kwartier te le ven!") Nauwelijks had hij deze woorden geuit, of een student ging op een bank staan en haal de zijn horloge te voorschijn: „Het is kwart over één, ben je om half twee nog niet dood, dan gaan we naar huis!"Het publiek werd daardoor in zoo'n vroolijke stemming gebracht, dat men het stuk onmogelijk uit kon spelen. Frankrijk en Estland hebben laten weten, dat zij de op 15 Juni vervallende oorlogsschul den aan Amerika niet zullen betalen. In het district Belobeisk (Republiek Basjkir) zijn groote verwoestingen aangericht door een orkaan welke 28 minuten aanhield. Toen juffrouw Selma Liverkrön uit de stad kwam om m'n vriend Balder en mij te bezoeken, waren we heel blij, want de goeie ziel bracht een pot jam en een paar fles- schen wijn mee. Die juffrouw Liverkrön is een allemachtig aardige jonge dame, die allerlei leuke, royale invallen heeft. Nooit komt ze met leege handen. Den avond van den eersten dag zei Balder: „U slaapt in 't zomerhuisje. We hebben een extra-zomerhuisje voor u gehuurd. Daar kunt u in een opklapbed slapen, dat maar een halve meter te kort is. Want u bent nog al lang, ge achte vriendin." Juffrouw Liverkrön was erg in d'r schik met het huisje. Ze woonde er drie dagen. Toen ze vertrok, nam ze den sleutel van de deur mee. We namen geen van tweeën aan, dat ze den sleutel gestolen had; 't was natuurlijk een abuis. Daar we geen sleutel hadden, konden we het huisje natuurlijk niet sluiten, en hierdoor zaten we drie dagen in onrust. Er woonde wel niemand in, maar we hielden beiden van orde. We hadden trouwens 't, huisje met sleutel gehuurd. Het zou een miserabelen indruk maken, als we bet zon der sleutel teruggaven. Den vierden dag zei Balder: „Je moet Selma eens opbellen over dien sleutel. Zóó gaat 't niet. Wat moet de eigenaar wel denken? Ik houd van orde en regel. Selma moet dien sleutel sturen." Juffrouw Liverkrön beweerde, dat ze den sleu tel niet had. Ze had de deur gesloten en den sleutel er uitgehaald en verder had ze er niet meer aan gedacht. In haar bagage kon ze geen sleutel vinden. We zouden ons wel vergissen. 2?e nam nooit sleutels van anderen mee. De sleutel zou wel ergens liggen. De hartelijke groeten en ze had een muggebeet, op haar linkerbeen. We gingen nog eens aan 't zoeken. Zonder succes. We zetten alle meubels op hun kop, schudden ze doorelkaar en slingerden ze van ons af. We deden alles wat men doet als men iets zoekt en het niet vindt. Maar den sleutel vonden we niet. Drie dagen later schreven we naar juffrouw Liverkrön; we schreven eenvoudig: als ze den sleutel niet had, dan wtis het nog haar plichte een nieuwen aan te schaffen, want ze had den sleutel het laatst gehad. Juffrouw Liverkrön schreef terug, dat 't geval haar zeer speet, maar een sleutel aanschaffen kon ze niet, want ze wist niet, wat 't er voor een moest zijn. Ze kon toch niet naar een smid gaan en zeggen: „Wilt u een sleutel voor me maken voor een rood huisje met een voortuintje?" Geen smid ter wereld kon zoo'n sleutel maken. Hoog achtend, enz. „Dat zijn uitvluchten," zei Balder. Ze wil er af. Maar ze moet ons een sleutel bezorgen." „Natuurlijk," beaamde ik. „We sturen haar de deur om de maat te nemen. We zouden alleen het slot kunnen sturen, maar dat zou ze na tuurlijk ook wegmaken. We sturen de deur." Den volgenden dag werd de deur afgezonden naar 't adres van juffrouw Selma Liverkrön in de stad. We gaven den bode opdracht, de deur bij haar in huis te dragen. 's Avonds laat belde juffrouw Liverkrön onzen gemeente-geneesheer op; hij mocht wel eens bij ons gaan kijken, of alles in orde was, zei ze. Maar er kwam geen sleutel. We schreven daarom een briefkaart en vroeger beleefd te mogen vernemen of er aan gewerkt werd. 's Avonds laat kwamen twee mannen van de stoomboot met de deur aansleepen. We zaten op de veranda de vraag te bespre ken of we zouden gaan visschen, toen de deur kwam. Ze was nog precies als vroeger, maar in 't sleutelgat zat een briefje waarop stond: „Houden jullie maar iemand anders voor den gek. Ik heb geen tijd voor flauwe kul. Selma. P.S. Ik vertrek trouwens over een paar da gen naar Bornholm." Juffrouw Liverkrön logeert in Bornholm al tijd in de „Albatras". We stuurden de deur dus naar hotel Albatros te Bornholm. Dat was een heel lastige en dure geschiedenis. Maar zoo zijn we nu eenmaal; als we ons iets in 't hoofd heb ben gehaald, willen we 't ook doorzetten. Juffrouw Liverkrön kwam in het hotel. De portier, die haar kende, was zeer blij haar te zien en sprak: „Er is een groot pak voor u aangekomen, juf frouw. We hebben 't naar den zolder gebracht, want 't was nog al omvangrijk." Juffrouw Liverkrön ging naar den zolder en nadat twee huisknechts een half uur en 5 mi nuten lang met bijl, hamer en nijptang gewerkt hadden kwam de deur te voorschijn. Juffrouw Liverkörn ging naar d'r kamer. Ze schreide. Toen schreef ze een telegram: „Wat moet dat? Ik verbrand de deur. Selma." We antwoordden omgaand: „Deur hoort aan Varsö. Beschadiging strafbaar. Stuur den sleutel." Hierop kregen we geen antwoord. Wij wacht ten lang. Ein- delijk kwam ons j"""""""i ter oore, dat jj krön doorgereisd I De sleutel I was en de deur in hotel Albatros had achtergelaten waar ze nog op zolder lag. We gingen toen naar den timmerman en be stelden een nieuwe deur met sleutel. Hij nam de maat en maakte een nette deur, maar wijl t 's avonds donker was, vergiste hij zich en ge bruikte zwarte inplaats van roode verf om de deur te schilderen. Een zwarte deur past niet zoo goed bij een rood huis als een roode deur. We verfden daar om op een mooien ochtend, toen de zon scheen, het heele huisje zwart. Zoo had alles dezelfde kleur. Toen trokken we vroolijk naar de stad en schreven aan den eigenaar van 't zomerhuisje: „De echte deur van het zwarte huisje is rood, omdat het huisje rood was. Maar nu is het huisje zwart, Hoogachtend enz." Bolder vond een dag later den oorspronke- lijken sleutel. 's Avonds, toen hij zich stond uit te kleeden, viel hij uit z'n broekzak. Toen op den 16en October 1793, het hoofd van de ongelukkige Maria Antoinette onder de byl der guillotine was gevallen, werd het door den beul Samson aan de woedende menigte ver toond. De soldaten, die opdracht hadden gekre gen de stellage na de terechtstelling op te rui men, vonden onder de planken, waarop het schavot rustte, twee kinderen. Een der kinderen had een zakdoek in het bloed van de koningin gedoopt. De ander had een schoen weten te bemachtigen, die het slachtoffer op het schavot was ontvallen en onder de stellage terecht was gekomen. Het kind met den bebloeden doek werd gegrepen en voor het „comité van veilig heid" gebracht en had het alleen aan zijn jeugd te danken, dat hij op zijn beurt niet werd ver oordeeld om het getal der ongelukkigen te ver meerderen, die de Fransche omwenteling reeds had geëischt. Het gelukte het andere kind met zijn buit te ontsnappen. De familie van dit kind had van de arme koningin vele weldaden geno- te; zij bewaarde den schoen als een reliquie. In 1860 ging een zoon van den man, die als kind den schoen van Maria Antoinette had we ten te bemachtigen, naar Graaf Horace de Vieil Castel, den beschermer van het Musée des Souverains in het Louvre. De man had een zwart fluweelen zak in de hand, nam eerbie dig het souvenir er uit en schonk het aan deze verzameling, als een merkwaardige herinnering aan een der vreeselijkste gebeurtenissen tijdens het schrikbewind. De schoen van Maria Antoinette heeft een vrij groote lengte, doch de grootte van de vor stin in aanmerking genomen, kan men niet zeg gen, dat zij een grooten voet had. De zeer smalle hak is hoog en in het midden nauwe lijks twee centimeter in doorsnee. tai1-- De hofmester stak zijn hoofd door het raampje en speurde ijverig in de zee. Wat gek, de aap moest toch in het water zijn gevallen. Hij zag echter niets, en stak zijn hoofd nog wat verder naar buiten. Neen, er was geen aap te bekennen. Hij begreep er niets van en wilde zijn hoofd weer terugtrekken. Dat was gemakkelijker ge zegd dan gedaan. Hij zat onwrikbaar vast in het nauwe raampje en kon niet voor, noch achteruit. „Help! help" brulde Jansen, wien de zweetdroppels op het gezicht begonnen te komen. Daar klonk een luid gelach achter hem. De kapitein, verscheidene matrozen en de kok hadden de grootste pret. Het was ook een potsierlijk gezicht, tegen de spartelende beenen van den hofmeester op te kijken. De kapitein begreep dat Jansen daar zoo niet kon blijven zitten en op een wenk van hem probeerde een der matrozen den hof meester aan zijn beenen achteruit te trek ken. Het gaf echter niets, de man zat onwrik baar vast en toen de matroos nog harder trok, begon Jansen te brullen van de pijn. De beroemde Fransche tooneelspeelster Mile. Rachel was zeer hebzuchtig. Over dit gebrek had zij veel van haar confraters en confrate ressen aan het Théatre Francais te lijden. On der hen, die zich daarover het scherpst uitlieten, was Mile. Judith, die, evenals Rachel, tot de Israëlitische gemeente behoorde. „Ik kan me niet begrijpen,zo° zei eens Arsène Houssaye, de directeur, tot Mile. Judith, „dat U, die toch denzelfden godsdienst als Rachel belijdt, voortdurend zoo op haar smaalt." „Dat komt, antwoordde Judith, „omdat ik een Jodin ben, maar Rachel is een Jood!" Te Calcutta zijn de prijswinnaars van de Ju- bileumloterij bekend geworden en het blijkt dat Vrouwe Fortuna ditmaal wel zeer grillig is ge weest. Zoo heeft een kaalhoofdige zakenman een prijs gewonnen, die hem recht geeft op een gratis „permanent wave", terwijl een arme koelie een cocktail-shaker heeft gewonnen. Een Indische kok is echter beter af. Hij heeft een kaartje ontvangen voor een gratis diner met een vriend in een der fijnste hotels. op dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen bij een ongeval met i doodelijken afloop FOCA by verlies van een hanc» UÜVi" een voet of een oog 40. „O." antwoordde hij, opgelucht glimlachend, „er is altUd ergens oorlog- Op de grenzen in Indië bijvoorbeeld. En in Europa zijn" er ook schermutselingen. Het schijnt wel, dat Oos tenrijk en Servië aan 't bakkeleien gaan. Bedoel je dat?" „Neen, dat bedoel ik niet," zei het Welsche meisje beslist. Haar schenen die verwijderde plaatsen zoo onbeschrijfelijk ver afgelegen en vaag toe. ,,Ik bedoel een oorlog, waarin wij betrokken zijn." „wy?" „Ja, Engeland." „Maar." zei hij, de wenkbrauwen fronsend. ,,Maar dat klinkt ongeloofelijk- Een oorlog, waarin Engeland betrokken is? Wel.... natuur lijk niet. Hoe kom je er aan?" Ze kuchte even en stelde dan de ernstige vraag: „Maar waarom heb je dan dje mitrail leuse op je vliegmachine?" „Die komt er niet op. althans niet op de P.D.Q." zei hij. ontkennend het hoofd schud dend. „Dat was slechts een experiment, dat ge faald heeft." ,Maar waarom die experimenten?" hernam ze weifelend. „Je zei toch: „Dan moet het een geweer zijn." En dan al je gesprekken over verkenningstochten en moderne wijze van oorlog voeren?" „Dat heb ik niet gezegd!" riep hij met vuur- „Ja, dat heb je wel gezegd. Weet je niet meer? Het was op den picknickdag in de bloe menweide, toen je mij alles over je macnine uitlegde." „O, toen! Maar dat is weken geleden!" „Jawel, maar waartoe dient dat alles, als je niet gemeend had, dat er oorlog zou komen. Paul, nu herinner ik me duidelijk: je hebt zelf gezegd dat er oorlog moest komen." „O ja, zoo praat iedereen," stelde hij haar gerust. „We kunnen niet helpen dat we weten, dat Duitschland die kolossale vloot en die ge weldige Zeppelins gebouwd heeft en nog maar steeds verder bouwt. Dat doen ze toch niet voor hun gezondheid, daar wil ik alles onder verwedden. Ja, een oorlog zal er wel eens uit barsten, vroeg of laat, dat geef ik toe „Ja, maar de vraag is, wanneer. Paul?" ,,Wel hoe kan ik dat weten, liet kind," ver weerde de vlieger zich, „waarom heb je dat daareven op de Club den autoriteiten niet ge vraagd, zooals kolonel Coyners?" En lachend voegde hij er aan toe: „Dat was een verduiveld mooie speech van hem, niet?" „Weet hij het?" insisteerde Gwenna ver- bleekend. „Ik bedoel, of er een oorlog aan staande is?" „Wel, natuurlijk weten die heeren er meer van dan ik; maar die laten zich er niet over uit. In alle geval gebeurt het nog niet op den dag van morgen. Zie eens, morgen is het Zondag, onze vrije dag, een heerlijke dag, ge heel voor ons zelf. Vertel me eens gauw, boe laat ik je morgen aan de Damés-Club kan komen afhalen?" Ze was echter niet van haar stuk af te bren gen en herhaalde schuchter doch beslist: „Zeg me toch wat jij er van denkt. Zou het spoedig komen?" Ongeduldig lachend antwoordde hij: „Ik weet er niets van, maar in elk geval hoop ik, dat het vroeg genoeg zal komen om mee te doen." „Maar...." haperde ze met een brok in haar keel, „je bent toch geen soldaat?" Bedaard gaf hij haar ten antwoord: „Maar ik ben vlieger." Een vlieger, ja, dat wist ze en daarin be rustte ze.. Hij behoorde tot hen, die bij de meest romantische, maar ook meest gevaarlijke beroe pen waren ingedeeld. Maar neen, niet dat ge vaar. Een deel van zijn tijd aan uitvindingen besteden; meerendeels te Hendon boven het vliegterrein en den khakikleurigen grond met die reusachtige kleurige palen en de bonte men geling van toeschouwers zweven, waar de man zijn megafoon weergalmen deed, ja. dat alles was het werk van den vlieger, van haar jongen! Maar dat zou moeten beteekenen, dat hij naar het vijandelijk land zou moeten vlie gen, om te schieten en zelf beschoten te wor den. Aan vuur van vriend en vijand blootge steld. Sidderend bracht zij met moeite uit: „Je zou toch niet behoeven te vechten?" „Zeker wel, tenminste, dat hoop ik." „O Paul," riep ze als verplet en met beide handen zijn armen omknellend „en juist nu, nu ik je pas heb, je weer zoo spoedig te moeten verliezen. O neen, neen!" „Kom kom, lieveling, nu verstandig blijven, hoor!" bemoedigde hij haar terstond, terwijl hij de kleine handjes streelde. „We zullen dit onderwerp laten rusten en er niet meer over praten! Er valt niet over te praten, want er is niets aan de hand, kindje! Begrepen?" „Ja," prevelde ze zacht, maar ze dacht: „Er over praten zullen we niet, maar voortdurend zal die gedachte tusschen ons blijven." En langzamerhand werd dit schrikbeeld vager, totdat de lijnen ervan zich oplosten ln het ge nieten van hun samenzijn Zij kwamen met een draai in Hampstead Road, waar tallooze kraampjes door hun nachtlampjes beschenen werden en de straat venters schreeuwend hun waar aanprezen, temidden van een drom schamele koopers en koopsters, die op Zaterdagavond hun benoo- digdheden insloegen. „En wat zullen we morgen doen?" hernam Paul het gesprek. „Ik was van plan met Leslie „Ja, dat heb je al verteld, maar daar komt niets van, hoor! Met Lesile! Dat kun je be grijpen! Denk je. dat ik je ergens naar toe laat gaan zonder mij?" mompelde hij. zijn arm om haar middel slaande. Hij hield haar even vast omklemd, als op dien gedenkwaar- digen middag op het steigerwerk, denzelfden middag, dat hij besloten had, om „het kleine ding" niet meer te zien. Innig gelukkig leunde ze in zijn armen. ,,0, je weet niet half," zei hij spijtig, je kunt niet beseffen hoezeer ik verlangd heb je bij me te hebben. Ik ik heb aan niets anders meer kunnen denken. Je hebt het klaar ge speeld, om mij in zulk een korten tijd zooveel van je te doen houden- Hoe heb je dat aan gelegd? Maar wat is dat nu? Waarom stopt die ezel van een chauffeur nu hier?" „Omdat ik hier moet uitstappen. We zijn bij de Club," legde Gwenna hem kwasi-ernstig uit, terwijl ze het portier zelf opende. „Goeden nacht!" „Neen, waarachtig niet. Zoo gauw kom je niet van mij af," protesteerde de jongeman. „Eerst gaan we nog een ritje maken langs de Spaniard Road en de Whitestone Vijver er: dan terug langs Hendon. Het is nog niet zoo laat. Ben je fnal. Dit korte tijdje is niet lang ge noeg om je te zien en Doch ze was reeds uit de taxi gesprongen, het verlichte asphalt overgestoken en stond nu op de bovenste trede van de stoep hem toe te knikken, nadat ze den sleutel in het slot ge stoken had. „Ziezoo," dacht ze. Want zelfs in het meest toegewijde hart schuilt een drang naar on schuldige wraakneming. „Laat hem nu eens voelen, dat hij me niet lang genoeg gezien heeft, na nog wel een heelen avond met me doorgebracht te hebben.zij had dit wel lan ger moeten voelen en verduren. Nu was het zijn beurt: een klein proefje er van! „Slaap wel!" riep zij haar verloofde zacht toe, vóór ze verdween. „Slaap wel! Morgen zien we elkaar weerl" HOOFDSTUK LH DE LAATSTE ZONDAG IN VREDESTIJD Nooit te voren was Gwenna zóó vroeg opge staan na een bijna slapeloozen nacht. In de vroege ochtenduren was zij in haar Kimono naar Leslie's veldbed geslopen en zat nu op oeo rand beschenen door het licht van de straat lantaarn en praatte, praatte steeds maar door. Want dat „aan niemand iets er van zeggen' gold natuurlijk niet voor haar intieme vrien din, voor wie zij haar geluk niet verborgen kon houden. Leslie, oprecht verheugd over het nieuws, luisterde toe en knikte met haar verstandig zwart kopje op het hoofdkussen, terwijl ze de ontboezemingen van haar vertrouwelinge ver brak met een: „Wel, wat heeft Leslie je voor speld? Ja, natuurlijk deed hij dat. Goed zoo. O lieveling, hoe precies als alle andere mannen, neen, dat bedoelde ik niet; kijk maar niet zoo verontwaardigd, er is natuurlijk geen man. die bij hem in de schaduw kan staan. Ik be doel eigenlijk: verbeeld je, zoo iets buitenge woons! Ja, en wat zei Paul toen tot zijn Virginie?" (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 10