ml
4
Mdimiacd van
Met twee kameraadjes op avonturemreis
De riolen onder Frankrijks hoofdstad
F 750.- bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
ALLE ABONNE'S
Dr. N. Japikse
ZATERDAG 15 JUNI 1935
DAGELIJKS LOERT ER
DE DOOD
In een week werden onlangs negen
werklieden door brandwonden
ernstig verwond
15% der arbeiders
verongelukt
Piccard weer naar de
Stratosfeer
Duur kopje thee
Weerzien na 26 jaar
Tijdens den marsch
overleden...
T ooneelanecdote
Korte berichten
De schoen van Maria
Antoinette
Een onderscheid!
03
For tuna is grillig
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR BERTHA RUCK
In een vorig artikel over de duistere onder
wereld, waarin het afval van Parijs ver
dwijnt, hebben we verteld van den tragi-
schen dood van den chef-rioolwerker Worms,
die in een nauwen koker werd verrast door het
snelwassende water, bij een plotselinge onweers
bui.
Zoo'n onweersbui is het theatrale gevaar, dat
slechts bij uitzondering dreigt. Maar de dood
ligt in de riolen dagelijks op de loer en verrast
nog op verschillende andere manieren de som
bere, zwijgende mannen, die zich voor de hy
giëne der stad in haar ingewanden uitsloven.
Die dagelijksche gevaren zijn even ernstig.
De arbeiders werken zich in het riool door
een „regard", waaruit een lichte damp schijnt
op te stijgen. Een smalle ijzeren ladder voert
vandaar recht naar beneden.
Niemand mag een sigaar of sigaret rookend
het riool betreden, want er is altijd gevaar voor
explosies. De lampen, die worden meegenomen,
zijn lampen van het bekende type, dat ook de
mijnwerkers gebruiken. De arbeiders dragen
groote, zware en waterdichte laarzen met kap
pen en een gummi-jas. De ijzeren ladder, die
men voorzichtig moet afdalen, is reeds zoo
danig besmeurd, dat de handen al volop smerig
zijn als men in het riool aankomt. Daar een
maal gearriveerd, moeten de arbeiders scherp
toezien op den weg dien zij nemen, want als zij
een weinig te veel naar rechts of naar links
gaan, belanden zij in water, dat twee meter
diep staat. Het water stroomt meestal snel, als
een bergbeek. De lucht is door al de vuile dam
pen verpest en die dampen kunnen zich af en
toe zoodanig verdichten, dat het lukt of men ln
een mist loopt, waarin de acetyleenlampen
slechts flauwe schijnsels vermogen te werpen.
Tranen krijgt men in de oogen en de walg-
Üjkste stank dringt in de neusgaten, waarbij
een soort van ammoniak-lucht schijnt te over-
heerschen.
De mannen werken in de slijmerige massa
met schop en houweel. Zij laden net vuil, de
smerige modder, waarin allerlei resten van het
bovengrondsche leven en verkeer soms worden
gevonden, op wagentjes, die zich op een plat
form bevinden. Daarbij moeten zij oppassen,
niet met het water in aanraking te komen,
want er zijn soms kokend heete stroomen in
die huid en vleesch verbranden. Het eene riool
is smeriger dan het andere, dat hangt af van
het niveau waarop zij zich bevinden en van
den aard van het stadsdeel, waarop zij corres-
pondeeren. Hier en daar is het buizennet on
derbroken door verzamelbassins. Die zijn dieper
en daarin wordt het vuil, dat op den oodem
van de riolen ligt. Verzameld, met behulp van
de beschreven booten of met groote schuiven.
Een gedeelte daarvan is gemechaniseerd, een
gedeelte moet in moeizamen arbeid door de
rioolwerkers worden voortbewogen.
In een bijzonder kwaden reuk, letterlijk en
figuurlijk, staat het bassin-Macdonald. Dit ligt
namelijk dicht bij de gasfabriek en alle afval
daarvan verdwijnt er in. Soms Iaat de fabriek
veel kokende vloeistoffen los, soms overlaadt
deze het riool met zuren. Onlangs heeft men
in één week, van een ploeg van twaalf arbei
ders, er niet minder dan negen naar het hospi
taal moeten brengen met ernstige brandwonden.
Is het wonder, dat de rioolwerkers nuchter wor
den bij al dat gevaar en er met een soort van
onverschilligheid over spreken? Het is 'n onver
schilligheid, die wellicht den dlepsten wanhoop
moet verbergen. Wie dit oord is ingegaan, weet
dat hij alle hoop moet laten varen om mensch-
waardigen arbeid te vinden. Hij werkt in de
afgrijselijkste omgeving, die men zich denken
kan, een arbeid, die meer deprimeerend en ver
nederend is dan welke slavenarbeid ook. De ar
beiders hebben in hun uitlatingen iets van ma
trozen op zeilschepen en gidsen in het hoog
gebergte, zij krijgen een sombere apathie over
zich. ZU hebben het slechter dan de bannelin
gen in het bagno en de uren, die zit boven den
grond doorbrengen, worden vergiftigd door de
gedachte aan dien bedorven Styx in de Parij-
sche riolen, waar zij straks weer in zullen moe
ten, de dood dreigend in alle hoeken.
Men heeft statistisch vast kunnen stellen, dat
15 procent van de rioolarbeiders sterven door
een ongeluk. Vaak verdrinken zij in het drab bij
het voortbewegen van de booten met de schui
ven, ofwel zij komen onder een plotseling neer
vallende vracht vuil, als zij een der monden van
het riool schoon maken. Zij kunnen het slacht
offer worden van een explosie in de gassen en
dampen van het riool, wat ook vaak voorkomt,
zij kunnen door het water worden meegesleurd
op een onweersdag, gelijk hun verongelukte
chef Worms onlangs. Het kan ook zijn, dat zij
levend verbranden door het een of andere che
mische product, dat met stroomen in het water
wordt gestort. En tenslotte kunnen zij sterven
als gevolg van infecties of door ziekten van de
ademhalingsorganen. Wie geen zeer sterk ge
stel heeft, kan er heelemaal niet aan denken
zich ooit in de riolen te wagen.
De gevaren der riolen zijn gevaren, die geen
enkel uiterlijk prestige verleenen. Een vliege
nier, die verongelukt in zijn neergevallen en
brandende machine, heeft nog iets van heroïek
om zich heen, maar wie stikt in de modder,
gaat onder zonder dat iemand er aan denkt
hem tot een held te verheffen. Daar is geen
bravour meer bij.
Het eenige wat gedaan kan worden om het
lot van deze menschen een weinig te verlichten,
is zooveel mogelijk mechaniseeren van het be
drijf en het versterken der veiligheidsmaat
regelen.
nieuw leven. Hij liet zich niet al te zeer te neer
drukken door dien rampnacht van het jaar
1903. Hij was een werkzaam en doortastend
man....
En nu komt het toeval. De kinderen van In-
ferreza waren niet gedood in dien onheilsnacht.
Zij werden later gevonden en door anderen op
gevoed. Maar zijn vrouw was dood en ook den
vader hield men voor dood.
Andrea, de oudste van de overlevende kin
deren, werd schipper. Hij zorgde, dat zijn
broertjes en zusjes naar school gingen, speelde
aldus vader over hen. Op 'n transportreis
kwam de zoon dezer dagen in Odessa, Hij was
verdwaald in de straten van deze stad. Toen
hij naar den weg vroeg, werd hij door geen
mensch verstaan. Alleen een jong meisje ant
woordde hem in het Italiaansch.
Het meisje vroeg hem, haar vader, die zeker
heel blij zou zijn weer eens met een landsman
te kunnen spreken, een bezoek te brengen.
Andrea komt op bezoek en treft als vader van
het meisjezijn eigen vader.
Angelo was opnieuw getrouwd, na vele jaren
in Odessa gewoond te hebben.
Het meisje was zijn dochter.
En het slot?
Andrea Inferreza wist passen te krijgen voor
zijn vader, diens dochter en zijn tweede vrou*
Kort geleden nu zijn ze allen naar Messina te
ruggekeerd, waar de overige kinderen uit den
rampnacht van December hun vader na 26
jaar wederzagen!
i
Toen mademoiselle Georges, de bekende
j Fransche tooneelspeelster ten tijde van den
Tsaar aan den keizerlijken schouwburg te St.
Petersburg was verbonden, ontving zij eens een
briefje van een grootvorstin, dat luidde:
„Mejuffrouw, ik kom hedenavond een kop thee
bij U drinken." Twee uur later ontving de
grootvorstin op haar beurt een schrijven, dat
van den volgenden inhoud was: „Keizerlijke
Hoogheid, het zal mij aangenaam zijn U bij mij
te zien; Gij zult wel indachtig zijn, dat ik mijn
thee rechtstreeks uit Peking laat komen en een
kop thee daarvan duizend roebels kost."
Een uur voor de opening van den schouwburg
kwam weer een antwoord van de grootvorstin
en bevatte slechts deze woorden: „De thee is
te duur, ik kom na de thee."
De lange stratosfeerreiziger, met zijn kin
derlijk-onschuldige geleerdengezicht,
prof. August Piccard, vertoefde voor
eenigen tijd in de Foolsche hoofdstad. De aan
leiding tot deze Poolsche reis vormden zUn
nieuwe plannen voor een opstijging in nog hoo-
gere, tot nu toe onbereikte gebieden in de ge
heimzinnige, hoogere lagen van onzen damp
kring. Op het gebied van de ballonvaart is het
op het oogenblik: Polonia docet. Poolsche bal
lons hebben de laatste internationale ballon
wedstrijden gewonnen en bovendien hebben
Poolsche fabrikanten buitengewoon lichte en
houdbare zijde- en gummi-omhulsels vervaar
digd. Zulk een ballonconstructie is juist wat
Piccard noodig heeft, als hij zijn huidige
hoogterecord wil verbeteren en een hoogte van
meer dan 30 K.M. boven den aardbodem be
reiken.
Op een hoogte van 30500 M. boven den zee
spiegel valt nog slechts te rekenen op een
luchtdruk, die slechts één honderdste is van den
luchtdruk hier op aarde. Het doordringen tot
in deze regionen zou van groote beteekenis
zijn voornamelijk voor de onderzoekingen over
de kosmische straling. Deze maal zou Piccard
in de omgeving van Warschau of in die van
Zurich willen opstijgen.
H. v. M.
Het leven speelt soms een wreed, maar soms
ook een gelukbrengend spel, een spel van on
waarschijnlijkheden. Of is het geen toeval,
wanneer een vader na 26 jaar zijn kinderen
wedervindt, die hij reeds lang dood waande, en
wanneer hij zijn zoon uit Messina in Odessa
terugvindt, in plaats van in de eeuwigheid?
Tusschen deze scheiding en dit wederzien
liggen de ramp'zalige dagen van Messina, jaien
van ontbering, die vergeten waren, toen het
gelukkig toeval alle hindernissen wegruimde.
Boven Messina schemerde de morden van den
28en Dec. 1908, toen plotseling de aarde begon
te wankelen. De zee reesde huizen stortten
inMenschen werden verpletterd of stikten.
Ongeveer 10.000 vonden den dood.
Ook Angelo Inferreza werd uit den slaap op
geschrikt. Hij zag de muren op zich toekomen
Zijn kinderen gilden van schrikHij kan nog
iuist de deur bereikenToen stortte het huis
boven hem in. Het bloed liep hem van het
hoofd over de armen. Een steen had hem
zwaar gewond. Hij zakte ineen.
Toen hij tot zich zelf kwam, lag hij aan boord
van een der schepen, die in de nabijheid ver
toefden en direct met de reddingswerken be
gonnen waren.
Een Russisch schip, waarop men hem liefde
rijk verpleegde.
Toen het voor het schip tijd werd de ankers
te lichten, vroeg men hem of hij naar huis
wilde. Angelo keek naar Messina: een trooste-
looze aanblik en puinhoopen, niets dan puin-
hoopen! Wat moet hij daar nog?.... Allen wa
ren dood. Hij had gezien, dat de muren bo
ven zijn kinderen instortten, hoe zijn .vrouw
door de steenen verpletterd werd.
Neen, hij kon niet meer terug naar Messina.
„Neem me mee naar Rusland!" vroeg hij. Daar
op nam men hem mee. Langzamerhand her
stelde hij.
In Odessa ging hij aan land en begon een
Prof. Piccard met zijn assistenten
MüNCHEN, 14 Juni (V.D.). Tijdens de ma
noeuvres in de Beiersche bergen van het te
Regensburg gedetacheerde regiment infanterie
zijn vijf soldaten, tengevolge van een gefor
ceerde marsch langs een der open wegen in
groote hitte en met zware bepakking, overleden.
De nieuw-ingestelde tweejaarlijksche prijs voor
Biographie en Cultuurgeschiedenis is dit jaar
toegekend aan Dr. Japikse, Directeur van het
Koninklijk Huis-archief en van het bureau van
's Rijks Geschiedkundige Publicatiën.
Dr. Japikse, die te Joure (Pr.) geboren werd
in 18T2, studeerde te Leiden Ned letteren en
behaalde in 1900 de doctorale waardigheid. Van
zijn hand verschenen verscheidene werken en
studies, waarvan vooral bekend zijn „Verwik
kelingen tusschen Engeland en de Republiek
16601665", het werk waarop hij disserteerde,
zijn „Handboek tot de Staatk. Gesch. van Ne
derland" (in samenwerking met Prof. Gosses),
dat in 1919 verscheen, alsmede enkele beschrij
vingen van staatslieden en correspondentie uit
het verleden, van welke werken verschillende
ook in vertaling werden uitgegeven. De prijs
werd hem toegekend voor zijn nieuwste werk:
Prins Willem III, waarin hij het leven en de
verrichtingen van den Koning Stadhouder be
schrijft.
Bij de eerste voorstelling van „Stockholm,
Pontainebleau et Rome" van Alexander Dumas
werd het heel laat. Het was des nachts ruim één
uur, toen het vijfde bedrijf was beëindigd en
het naspel nog moest volgen. Temidden van
het lawaai, dat de studenten in de parterre
maakten, ging eindelijk het gordijn op. Het
was het moment, dat Christina, haar einde voe
lende naderen, haar geneesheer ondervraagt,
die daarop antwoordt: „H vous reste un quart
d'heure".... („U hebt nog een kwartier te le
ven!") Nauwelijks had hij deze woorden geuit,
of een student ging op een bank staan en haal
de zijn horloge te voorschijn: „Het is kwart over
één, ben je om half twee nog niet dood, dan
gaan we naar huis!"Het publiek werd
daardoor in zoo'n vroolijke stemming gebracht,
dat men het stuk onmogelijk uit kon spelen.
Frankrijk en Estland hebben laten weten,
dat zij de op 15 Juni vervallende oorlogsschul
den aan Amerika niet zullen betalen.
In het district Belobeisk (Republiek Basjkir)
zijn groote verwoestingen aangericht door een
orkaan welke 28 minuten aanhield.
Toen juffrouw Selma Liverkrön uit de stad
kwam om m'n vriend Balder en mij te
bezoeken, waren we heel blij, want de
goeie ziel bracht een pot jam en een paar fles-
schen wijn mee. Die juffrouw Liverkrön is een
allemachtig aardige jonge dame, die allerlei
leuke, royale invallen heeft. Nooit komt ze met
leege handen.
Den avond van den eersten dag zei Balder:
„U slaapt in 't zomerhuisje. We hebben een
extra-zomerhuisje voor u gehuurd. Daar kunt
u in een opklapbed slapen, dat maar een halve
meter te kort is. Want u bent nog al lang, ge
achte vriendin."
Juffrouw Liverkrön was erg in d'r schik met
het huisje. Ze woonde er drie dagen. Toen ze
vertrok, nam ze den sleutel van de deur mee.
We namen geen van tweeën aan, dat ze den
sleutel gestolen had; 't was natuurlijk een abuis.
Daar we geen sleutel hadden, konden we het
huisje natuurlijk niet sluiten, en hierdoor zaten
we drie dagen in onrust. Er woonde wel niemand
in, maar we hielden beiden van orde. We hadden
trouwens 't, huisje met sleutel gehuurd. Het zou
een miserabelen indruk maken, als we bet zon
der sleutel teruggaven.
Den vierden dag zei Balder: „Je moet Selma
eens opbellen over dien sleutel. Zóó gaat 't niet.
Wat moet de eigenaar wel denken? Ik houd van
orde en regel. Selma moet dien sleutel sturen."
Juffrouw Liverkrön beweerde, dat ze den sleu
tel niet had. Ze had de deur gesloten en den
sleutel er uitgehaald en verder had ze er niet
meer aan gedacht. In haar bagage kon ze geen
sleutel vinden. We zouden ons wel vergissen. 2?e
nam nooit sleutels van anderen mee. De sleutel
zou wel ergens liggen. De hartelijke groeten en
ze had een muggebeet, op haar linkerbeen.
We gingen nog eens aan 't zoeken. Zonder
succes. We zetten alle meubels op hun kop,
schudden ze doorelkaar en slingerden ze van
ons af. We deden alles wat men doet als men
iets zoekt en het niet vindt. Maar den sleutel
vonden we niet.
Drie dagen later schreven we naar juffrouw
Liverkrön; we schreven eenvoudig: als ze den
sleutel niet had, dan wtis het nog haar plichte
een nieuwen aan te schaffen, want ze had den
sleutel het laatst gehad.
Juffrouw Liverkrön schreef terug, dat 't geval
haar zeer speet, maar een sleutel aanschaffen
kon ze niet, want ze wist niet, wat 't er voor een
moest zijn. Ze kon toch niet naar een smid gaan
en zeggen: „Wilt u een sleutel voor me maken
voor een rood huisje met een voortuintje?" Geen
smid ter wereld kon zoo'n sleutel maken. Hoog
achtend, enz.
„Dat zijn uitvluchten," zei Balder. Ze wil er
af. Maar ze moet ons een sleutel bezorgen."
„Natuurlijk," beaamde ik. „We sturen haar de
deur om de maat te nemen. We zouden alleen
het slot kunnen sturen, maar dat zou ze na
tuurlijk ook wegmaken. We sturen de deur."
Den volgenden dag werd de deur afgezonden
naar 't adres van juffrouw Selma Liverkrön in
de stad. We gaven den bode opdracht, de deur
bij haar in huis te dragen.
's Avonds laat belde juffrouw Liverkrön onzen
gemeente-geneesheer op; hij mocht wel eens
bij ons gaan kijken, of alles in orde was, zei ze.
Maar er kwam geen sleutel. We schreven
daarom een briefkaart en vroeger beleefd te
mogen vernemen of er aan gewerkt werd.
's Avonds laat kwamen twee mannen van de
stoomboot met de deur aansleepen.
We zaten op de veranda de vraag te bespre
ken of we zouden gaan visschen, toen de deur
kwam. Ze was nog precies als vroeger, maar in
't sleutelgat zat een briefje waarop stond:
„Houden jullie maar iemand anders voor den
gek. Ik heb geen tijd voor flauwe kul. Selma.
P.S. Ik vertrek trouwens over een paar da
gen naar Bornholm."
Juffrouw Liverkrön logeert in Bornholm al
tijd in de „Albatras". We stuurden de deur dus
naar hotel Albatros te Bornholm. Dat was een
heel lastige en dure geschiedenis. Maar zoo zijn
we nu eenmaal; als we ons iets in 't hoofd heb
ben gehaald, willen we 't ook doorzetten.
Juffrouw Liverkrön kwam in het hotel.
De portier, die haar kende, was zeer blij haar
te zien en sprak:
„Er is een groot pak voor u aangekomen, juf
frouw. We hebben 't naar den zolder gebracht,
want 't was nog al omvangrijk."
Juffrouw Liverkrön ging naar den zolder en
nadat twee huisknechts een half uur en 5 mi
nuten lang met bijl, hamer en nijptang gewerkt
hadden kwam de deur te voorschijn.
Juffrouw Liverkörn ging naar d'r kamer. Ze
schreide.
Toen schreef ze een telegram: „Wat moet
dat? Ik verbrand de deur. Selma."
We antwoordden omgaand: „Deur hoort aan
Varsö. Beschadiging strafbaar. Stuur den
sleutel."
Hierop kregen we geen antwoord. Wij wacht
ten lang. Ein-
delijk kwam ons j"""""""i
ter oore, dat jj
krön doorgereisd I De sleutel I
was en de deur
in hotel Albatros
had achtergelaten
waar ze nog op zolder lag.
We gingen toen naar den timmerman en be
stelden een nieuwe deur met sleutel. Hij nam de
maat en maakte een nette deur, maar wijl t
's avonds donker was, vergiste hij zich en ge
bruikte zwarte inplaats van roode verf om de
deur te schilderen.
Een zwarte deur past niet zoo goed bij een
rood huis als een roode deur. We verfden daar
om op een mooien ochtend, toen de zon scheen,
het heele huisje zwart. Zoo had alles dezelfde
kleur.
Toen trokken we vroolijk naar de stad en
schreven aan den eigenaar van 't zomerhuisje:
„De echte deur van het zwarte huisje is rood,
omdat het huisje rood was. Maar nu is het
huisje zwart, Hoogachtend enz."
Bolder vond een dag later den oorspronke-
lijken sleutel.
's Avonds, toen hij zich stond uit te kleeden,
viel hij uit z'n broekzak.
Toen op den 16en October 1793, het hoofd van
de ongelukkige Maria Antoinette onder de byl
der guillotine was gevallen, werd het door den
beul Samson aan de woedende menigte ver
toond. De soldaten, die opdracht hadden gekre
gen de stellage na de terechtstelling op te rui
men, vonden onder de planken, waarop het
schavot rustte, twee kinderen. Een der kinderen
had een zakdoek in het bloed van de koningin
gedoopt. De ander had een schoen weten te
bemachtigen, die het slachtoffer op het schavot
was ontvallen en onder de stellage terecht was
gekomen. Het kind met den bebloeden doek
werd gegrepen en voor het „comité van veilig
heid" gebracht en had het alleen aan zijn jeugd
te danken, dat hij op zijn beurt niet werd ver
oordeeld om het getal der ongelukkigen te ver
meerderen, die de Fransche omwenteling reeds
had geëischt. Het gelukte het andere kind met
zijn buit te ontsnappen. De familie van dit kind
had van de arme koningin vele weldaden geno-
te; zij bewaarde den schoen als een reliquie.
In 1860 ging een zoon van den man, die als
kind den schoen van Maria Antoinette had we
ten te bemachtigen, naar Graaf Horace de
Vieil Castel, den beschermer van het Musée
des Souverains in het Louvre. De man had een
zwart fluweelen zak in de hand, nam eerbie
dig het souvenir er uit en schonk het aan deze
verzameling, als een merkwaardige herinnering
aan een der vreeselijkste gebeurtenissen tijdens
het schrikbewind.
De schoen van Maria Antoinette heeft een
vrij groote lengte, doch de grootte van de vor
stin in aanmerking genomen, kan men niet zeg
gen, dat zij een grooten voet had. De zeer
smalle hak is hoog en in het midden nauwe
lijks twee centimeter in doorsnee.
tai1--
De hofmester stak zijn hoofd door het
raampje en speurde ijverig in de zee. Wat gek,
de aap moest toch in het water zijn gevallen.
Hij zag echter niets, en stak zijn hoofd nog
wat verder naar buiten. Neen, er was geen
aap te bekennen.
Hij begreep er niets van en wilde zijn hoofd
weer terugtrekken. Dat was gemakkelijker ge
zegd dan gedaan. Hij zat onwrikbaar vast in
het nauwe raampje en kon niet voor, noch
achteruit. „Help! help" brulde Jansen, wien
de zweetdroppels op het gezicht begonnen te
komen. Daar klonk een luid gelach achter
hem. De kapitein, verscheidene matrozen en
de kok hadden de grootste pret. Het was ook
een potsierlijk gezicht, tegen de spartelende
beenen van den hofmeester op te kijken.
De kapitein begreep dat Jansen daar zoo
niet kon blijven zitten en op een wenk van
hem probeerde een der matrozen den hof
meester aan zijn beenen achteruit te trek
ken. Het gaf echter niets, de man zat onwrik
baar vast en toen de matroos nog harder
trok, begon Jansen te brullen van de pijn.
De beroemde Fransche tooneelspeelster Mile.
Rachel was zeer hebzuchtig. Over dit gebrek
had zij veel van haar confraters en confrate
ressen aan het Théatre Francais te lijden. On
der hen, die zich daarover het scherpst uitlieten,
was Mile. Judith, die, evenals Rachel, tot de
Israëlitische gemeente behoorde.
„Ik kan me niet begrijpen,zo° zei eens
Arsène Houssaye, de directeur, tot Mile. Judith,
„dat U, die toch denzelfden godsdienst als Rachel
belijdt, voortdurend zoo op haar smaalt." „Dat
komt, antwoordde Judith, „omdat ik een Jodin
ben, maar Rachel is een Jood!"
Te Calcutta zijn de prijswinnaars van de Ju-
bileumloterij bekend geworden en het blijkt dat
Vrouwe Fortuna ditmaal wel zeer grillig is ge
weest.
Zoo heeft een kaalhoofdige zakenman een
prijs gewonnen, die hem recht geeft op een
gratis „permanent wave", terwijl een arme
koelie een cocktail-shaker heeft gewonnen.
Een Indische kok is echter beter af. Hij heeft
een kaartje ontvangen voor een gratis diner
met een vriend in een der fijnste hotels.
op dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
bij een ongeval met
i doodelijken afloop
FOCA by verlies van een hanc»
UÜVi" een voet of een oog
40.
„O." antwoordde hij, opgelucht glimlachend,
„er is altUd ergens oorlog- Op de grenzen in
Indië bijvoorbeeld. En in Europa zijn" er ook
schermutselingen. Het schijnt wel, dat Oos
tenrijk en Servië aan 't bakkeleien gaan. Bedoel
je dat?"
„Neen, dat bedoel ik niet," zei het Welsche
meisje beslist. Haar schenen die verwijderde
plaatsen zoo onbeschrijfelijk ver afgelegen en
vaag toe. ,,Ik bedoel een oorlog, waarin wij
betrokken zijn."
„wy?"
„Ja, Engeland."
„Maar." zei hij, de wenkbrauwen fronsend.
,,Maar dat klinkt ongeloofelijk- Een oorlog,
waarin Engeland betrokken is? Wel.... natuur
lijk niet. Hoe kom je er aan?"
Ze kuchte even en stelde dan de ernstige
vraag: „Maar waarom heb je dan dje mitrail
leuse op je vliegmachine?"
„Die komt er niet op. althans niet op de
P.D.Q." zei hij. ontkennend het hoofd schud
dend. „Dat was slechts een experiment, dat ge
faald heeft."
,Maar waarom die experimenten?" hernam
ze weifelend. „Je zei toch: „Dan moet het een
geweer zijn." En dan al je gesprekken over
verkenningstochten en moderne wijze van oorlog
voeren?"
„Dat heb ik niet gezegd!" riep hij met vuur-
„Ja, dat heb je wel gezegd. Weet je niet
meer? Het was op den picknickdag in de bloe
menweide, toen je mij alles over je macnine
uitlegde."
„O, toen! Maar dat is weken geleden!"
„Jawel, maar waartoe dient dat alles, als je
niet gemeend had, dat er oorlog zou komen.
Paul, nu herinner ik me duidelijk: je hebt zelf
gezegd dat er oorlog moest komen."
„O ja, zoo praat iedereen," stelde hij haar
gerust. „We kunnen niet helpen dat we weten,
dat Duitschland die kolossale vloot en die ge
weldige Zeppelins gebouwd heeft en nog maar
steeds verder bouwt. Dat doen ze toch niet
voor hun gezondheid, daar wil ik alles onder
verwedden. Ja, een oorlog zal er wel eens uit
barsten, vroeg of laat, dat geef ik toe
„Ja, maar de vraag is, wanneer. Paul?"
,,Wel hoe kan ik dat weten, liet kind," ver
weerde de vlieger zich, „waarom heb je dat
daareven op de Club den autoriteiten niet ge
vraagd, zooals kolonel Coyners?" En lachend
voegde hij er aan toe: „Dat was een verduiveld
mooie speech van hem, niet?"
„Weet hij het?" insisteerde Gwenna ver-
bleekend. „Ik bedoel, of er een oorlog aan
staande is?"
„Wel, natuurlijk weten die heeren er meer
van dan ik; maar die laten zich er niet over
uit. In alle geval gebeurt het nog niet op den
dag van morgen. Zie eens, morgen is het
Zondag, onze vrije dag, een heerlijke dag, ge
heel voor ons zelf. Vertel me eens gauw, boe
laat ik je morgen aan de Damés-Club kan
komen afhalen?"
Ze was echter niet van haar stuk af te bren
gen en herhaalde schuchter doch beslist:
„Zeg me toch wat jij er van denkt. Zou het
spoedig komen?"
Ongeduldig lachend antwoordde hij:
„Ik weet er niets van, maar in elk geval hoop
ik, dat het vroeg genoeg zal komen om mee
te doen."
„Maar...." haperde ze met een brok in haar
keel, „je bent toch geen soldaat?"
Bedaard gaf hij haar ten antwoord:
„Maar ik ben vlieger."
Een vlieger, ja, dat wist ze en daarin be
rustte ze.. Hij behoorde tot hen, die bij de meest
romantische, maar ook meest gevaarlijke beroe
pen waren ingedeeld. Maar neen, niet dat ge
vaar. Een deel van zijn tijd aan uitvindingen
besteden; meerendeels te Hendon boven het
vliegterrein en den khakikleurigen grond met
die reusachtige kleurige palen en de bonte men
geling van toeschouwers zweven, waar de man
zijn megafoon weergalmen deed, ja. dat alles
was het werk van den vlieger, van haar
jongen! Maar dat zou moeten beteekenen, dat
hij naar het vijandelijk land zou moeten vlie
gen, om te schieten en zelf beschoten te wor
den. Aan vuur van vriend en vijand blootge
steld.
Sidderend bracht zij met moeite uit:
„Je zou toch niet behoeven te vechten?"
„Zeker wel, tenminste, dat hoop ik."
„O Paul," riep ze als verplet en met beide
handen zijn armen omknellend „en juist nu,
nu ik je pas heb, je weer zoo spoedig te moeten
verliezen. O neen, neen!"
„Kom kom, lieveling, nu verstandig blijven,
hoor!" bemoedigde hij haar terstond, terwijl
hij de kleine handjes streelde. „We zullen dit
onderwerp laten rusten en er niet meer over
praten! Er valt niet over te praten, want er
is niets aan de hand, kindje! Begrepen?"
„Ja," prevelde ze zacht, maar ze dacht: „Er
over praten zullen we niet, maar voortdurend
zal die gedachte tusschen ons blijven."
En langzamerhand werd dit schrikbeeld vager,
totdat de lijnen ervan zich oplosten ln het ge
nieten van hun samenzijn
Zij kwamen met een draai in Hampstead
Road, waar tallooze kraampjes door hun
nachtlampjes beschenen werden en de straat
venters schreeuwend hun waar aanprezen,
temidden van een drom schamele koopers en
koopsters, die op Zaterdagavond hun benoo-
digdheden insloegen.
„En wat zullen we morgen doen?" hernam
Paul het gesprek.
„Ik was van plan met Leslie
„Ja, dat heb je al verteld, maar daar komt
niets van, hoor! Met Lesile! Dat kun je be
grijpen! Denk je. dat ik je ergens naar toe
laat gaan zonder mij?" mompelde hij. zijn
arm om haar middel slaande. Hij hield haar
even vast omklemd, als op dien gedenkwaar-
digen middag op het steigerwerk, denzelfden
middag, dat hij besloten had, om „het kleine
ding" niet meer te zien.
Innig gelukkig leunde ze in zijn armen.
,,0, je weet niet half," zei hij spijtig, je
kunt niet beseffen hoezeer ik verlangd heb je
bij me te hebben. Ik ik heb aan niets anders
meer kunnen denken. Je hebt het klaar ge
speeld, om mij in zulk een korten tijd zooveel
van je te doen houden- Hoe heb je dat aan
gelegd? Maar wat is dat nu? Waarom stopt
die ezel van een chauffeur nu hier?"
„Omdat ik hier moet uitstappen. We zijn bij
de Club," legde Gwenna hem kwasi-ernstig uit,
terwijl ze het portier zelf opende. „Goeden
nacht!"
„Neen, waarachtig niet. Zoo gauw kom je
niet van mij af," protesteerde de jongeman.
„Eerst gaan we nog een ritje maken langs de
Spaniard Road en de Whitestone Vijver er: dan
terug langs Hendon. Het is nog niet zoo laat.
Ben je fnal. Dit korte tijdje is niet lang ge
noeg om je te zien en
Doch ze was reeds uit de taxi gesprongen,
het verlichte asphalt overgestoken en stond nu
op de bovenste trede van de stoep hem toe te
knikken, nadat ze den sleutel in het slot ge
stoken had.
„Ziezoo," dacht ze. Want zelfs in het meest
toegewijde hart schuilt een drang naar on
schuldige wraakneming. „Laat hem nu eens
voelen, dat hij me niet lang genoeg gezien
heeft, na nog wel een heelen avond met me
doorgebracht te hebben.zij had dit wel lan
ger moeten voelen en verduren. Nu was het zijn
beurt: een klein proefje er van!
„Slaap wel!" riep zij haar verloofde zacht
toe, vóór ze verdween. „Slaap wel! Morgen zien
we elkaar weerl"
HOOFDSTUK LH
DE LAATSTE ZONDAG IN VREDESTIJD
Nooit te voren was Gwenna zóó vroeg opge
staan na een bijna slapeloozen nacht. In de
vroege ochtenduren was zij in haar Kimono
naar Leslie's veldbed geslopen en zat nu op oeo
rand beschenen door het licht van de straat
lantaarn en praatte, praatte steeds maar door.
Want dat „aan niemand iets er van zeggen'
gold natuurlijk niet voor haar intieme vrien
din, voor wie zij haar geluk niet verborgen kon
houden.
Leslie, oprecht verheugd over het nieuws,
luisterde toe en knikte met haar verstandig
zwart kopje op het hoofdkussen, terwijl ze de
ontboezemingen van haar vertrouwelinge ver
brak met een: „Wel, wat heeft Leslie je voor
speld? Ja, natuurlijk deed hij dat. Goed zoo.
O lieveling, hoe precies als alle andere mannen,
neen, dat bedoelde ik niet; kijk maar niet
zoo verontwaardigd, er is natuurlijk geen man.
die bij hem in de schaduw kan staan. Ik be
doel eigenlijk: verbeeld je, zoo iets buitenge
woons! Ja, en wat zei Paul toen tot zijn
Virginie?"
(Wordt vervolgd).