De St. Petersburger Zeitung
VAN KEIZERSNOEK EN ZEEMEERMIN
Mdwïfiaal van den dag
Met twee kameraadjes op avonturenreis
Jjc&ais-V&eug&&s
OUDSTE KRANT VAN
RUSLAND
MAANDAG 17 JUNI 1935
In 1914 stil ingeslapen
Oud volksgeloof over
visschen
De waarde van mimicry
S™Z .fï. I De valstrik
Niet alleen het orgaan van de
Duitsch-Russen, maar ook van
de Nederlandsch-Russen
Voedselkeuze bij vogels
i-i mi ppn oneeval met C OCA bij verlies van een hant»
T pi i op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden^tegen F 750. - verlle^van^eld^^TTO^n^beide'^eenen1 of ^10^00!?^ F 750." doodelijken afloop 1* ZOU.- een voet of een oo«
AANGIFTE MOEtToP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG VUR NA HET ONGEVAL
DOOR BERTHA RUCK
Paul Sigward von Kügelgen is de laatste
uitgever geweest van de „St. Petersbur-
ger Zeitung", een der journalisten, die
voor den oorlog in de Duitsch-Russische poli-
wek een groote rol speelden.
Von Kügelgen, die onlangs zijn 60sten geboor
tedag vierde, stamt uit een Duitsch-Russische
adellijke familie. Zijn „Staatsangehörigkeit" was
Russisch, maar zijn nationaliteit was Duitsfih.
Rit was ook met zijn vader en grootvader het
geval, die eveneens reeds de „St. Petersburger
Zeitung" uitgaven.
Een interessante krant, dit Russisch blad, het
welk in de Duitsche taal verscheen, doch jaren
lang een der meest gelezen Russische kranten
W'as en gedurende de Mie en de eerste helft der
19de eeuw ook 't invloedrijkste Russische blad
kon worden genoemd. Het was de oudste krant
Van Rusland en tevens een der oudste dagbla
den, die überhaupt in de Duitsche taal versche-
hen. In 1727, onder Czaar Peter den Grooten,
Werd de krant al opgericht. Czaar Peter wilde
Rusland ook door middel van de dagbladpers
een Westersche beschaving bijbrengen. Russi
sche typografen waren toen nog niet te vinden.
Er waren ook geen Russische lettergieterijen.
Russische journalisten waren ook niet uit den
grond te stampen. Russische lezers zouden er
waarschijnlijk ook niet zijn geweest. Het intel
lect bediende zich van de Duitsche of de Fran-
sche taal. Nu had Czaar Peter uit Duitschland
een apotheker laten komen, die den weiluiden
den naam van Blumentrost had. Deze apothe
ker was een man van vele markten thuis. Hij
hioest b.v. fungeeren als president van de pas
opgerichte Russische Academie van Weten
schappen. Czaar Peter zag in hem ook een ge-
schikten hoofdredacteur voor het nieuwe blad.
Het blad floreerde en werd weldra in alle diplo
matieke centra van Europa gelezen.
De drukpers schijnt in 1727 niet al te ge
smeerd te zijn geweest. Uit het eerste nummer
van de krant blijkt althans, dat de koers van
den Nederlandschen gulden, die de belangrijkste
mededeeling van de rubriek „Financiën en Eco
nomie" vormde, er met een ganzenveer was in-
gekrabbeld!
De heer Von Kügelgen vertelde eens onder
Welke omstandigheden hü de leiding van het
klad van zijn vader overnam. De Duitscher,
d.w.z. de Duitsch sprekende Rus, die Duitsch
voelde, zonder anti-Russisch te zijn, en die uit
den aard der zaak een voorstander van de meest
hartelijke betrekkingen tusschen Duitschland
en Rusland was, bezette in dien tijd nog belang-
Vijke posten in Rusland. Op de departementen,
°p de rechtbank, in het leger, en niet in het
minst in de fabriek, hoorde men nog geregeld
de Duitsche taal. Maar het Russische gevoel
Van eigenwaarde begon hiertegen in opstand te
komen. De adel onder leiding van de grootvor
sten ging hierin voor. Van dezen kant werd een
Russisch nationalisme gepredikt, hetwelk een
einde wou maken- aan den invloed van de
Ruitsch-Russen. Zeker, talrijke grootvorsten
hadden Duitsche vrouwen getrouwd, en spraken
hiet zelden het Duitseh gemakkelijker dan het
Russisch. Maar het was, alsof zij een volksche
beweging, die wij thans in verschillende lan
den kennen, reeds voelden opkomen. Toen de
Politieke toenadering tusschen Rusland en
Erankrijk tot stand kwam en de verhouding
tusschen Rusland en Duitschland met den dag
koeler werd, werd de positie van de Duitsch-
Russen steeds moeilijker. Ook voor de „St. Pe
tersburger Zeitung" werd het bestaan niet ge
makkelijker. Hoewel de eigenlijke werkers in
de ministeries nog veelal Duitschers waren, lag
de leiding weldra in anti-Duitsche handen. Met
het gevolg, dat men, om nu maar een voorbeeld
te noemen, de „St. Petersburger Zeitung" voor
de officieele mededeelingen, waarvoor de andere
bladen een vergoeding kregen, een „pacht" liet
betalen.
De economische zorg was echter niet de
hoofdzaak. Het moeilijkst waren de politieke
kwesties. Er werd een buitengewoon strenge
censuur uitgeoefend. De voor-censuur bevrijdde
den redacteur niet van zijn verantwoordelijk
heid. Wanneer deze preventieve censuur iets
°ver het hoofd had gezien, werd niet alleen de
censor, maar ook de verantwoordelijke redac
teur gestraft.
De „St. Petersburger Zeitung" had in de ge-
heele wereld correspondenten. Als Berlijnsche
correspondent fungeerde b.v. jaren lang Dr.
Herold, die eveneens als correspondent van de
••Nieuwe Rotterdamsche Courant" en van de
••Neue Zürcher Zeitung" fungeerde en die
thans, nu hij een hoogen leeftijd heeft be-
reikt, nog wel eens enkele malen als oud-cor
respondent een Berlijnschen Brief in de „Nieu
we Rotterdamsche Courant" publiceert en die
zÜn Journalistieke vorming genoten had van
hen voor eenige jaren in Nederland overleden
''hr. J. h. Schorer, den oprichter van 't thans
verdweneii „Schorers Familienblatt" en het
thans door het Hugenberg-Concem uitgegeven
Reekblad „Das Echo."
Dr. Herold trachtte zijn brieven aan de „St.
Eetersburger Zeitung" natuurlijk als Duitscher
hoor Duitschen bril te bezien. De correspondent
hl Londen zag de gebeurtenissen door Engel-
schen, de correspondent in Parijs door Fran-
schen bril. Maar de censor had slechts één
bril: den Russischen. Zoo was het voor den
heer Von Kügelgen een voortdurend manoeu
vreeren tusschen zijn correspondenten en den
censor.
De „St. Petersburger Zeitung" was waar
schijnlijk tot aan den oorlog het in het bui
tenland meest gelezen Russische blad. Vooral
aan de departementen van buitenlandsche za
ken in verschillende landen bleef men het blad
spellen. Zoo kwam het voor, dat verschillende
buitenlandsche politici er af en toe belang bij
hadden, dat in het blad een oordeel werd uit
gesproken over een bepaalde interne politieke
aangelegenheid van dat land. Er werd in het
blad b.v. eens aanmerking gemaakt op een be
paalde handeling van den toenmaligen Prins
Wilhelm van Pruisen, den lateren Keizer Wil
helm II; dit artikel bleek geïnspireerd te zijn
door's prinsen grootmoeder van vaders
zijde! Maar het is niet uitgesloten, dat 's prin
sen grootmoeder van moederszijde, Koningin
Victoria, zich ook wel eens, wanneer zij tot
Prins Wilhelm had te spreken, van dit merk
waardige dagblad in St. Petersburg bediende.
De „St. Petersburger Zeitung" was niet alleen
het orgaan van de Duitsch-Russen, maar ook
van de Nederlandsch-Russen, die trouwens
grootendeels verduitscht waren. Het waren de
gelijke families, die groot aanzien genoten.
Daardoor bestond tusschen de Nederlanders en
de Duitschers in St. Petersburg een innige sa
menwerking en de „St. Petersburger Zeitung"
was voor de Hollandsche Protestanten het lijf
blad, aangezien dit blad toch ook het offici
euze orgaan van de Nederlandsche Kerk was,
waar de Nederlandsche predikanten overigens
de eene week in het Nederlandsch en de an
dere week in het Duitsch spraken. De Neder
landers stuurden hun kinderen naar de Duit
sche school, zij huwden later Duitsch-Russen
en van hun Nederlanderschap waren na enkele
generaties alleen nog over de Nederlandsche
naam, het Nederlandsche commercieele talent
en het gave Nederlandsche karakter!
Toen de oorlog uitbrak kwam een buitenge
woon moeilijke tijd. Vele Duitsch-Russen
stonden met hun hart aan de zijde van Duitsch
land, maar waren min of meer verplicht, een
soort anti-Duitsche stemming te huichelen.
Het waren verschrikkelijke gewetensconflicten,
waarin talrijke Duitsch-Russen zich bevonden.
Het afscheid tusschen de Rijksduitschers, die
vóór den oorlog Rusland verlieten en de
Duitsch-Russen, die in Rusland bleven, was bui
tengewoon tragisch. In het begin van den oor
log werden verschillende zaken van Duitsch-
Russen geplunderd. Ook de Duitsche boekwin
kel naast de „St. Petersburger Zeitung" moest
er aan gelooven en het heeft een haar ge
scheeld, of ook de „St. Petersburger Zeitung"
zou geplunderd zijn.
Tegen de verwachting in bleef het blad ver
schijnen. Maar het aantal abonné's verdween
nu als sneeuw voor de zon. Immers, wie de „St.
Petersburger Zeitung" las, laadde op zich de
verdenking, dat hij een Duitsch spion was. Men
stelde eindelijk den eisch, dat het blad in de
Russische taal zou verschijnen en toen daar
aan geen gevolg werd gegeven, is het blad in
December 1914 stil ingeslapen.
Of het blad voor altijd dood is? Von Kügelgen
betwijfelt het. Hij heeft zeven revoluties meege
maakt: 3 in Rusland, 1 in Finland, 1 in Tur
kije en 2 in Duitschland.
Het is dus heel goed mogelijk, dat ook weer
eens in Rusland een revolutie uitbreekt, welke
de herleving der „St. Petersburger Zeitung"
weer mogelijk zal maken.
keuze bepaalde en evenmin was de voedering
door de ouders voldoende geweest om de jonge
dieren aan bepaalde insecten te doen gewen
nen.
Er bestaan nu onder de tallooze soorten van
insecten verschillende vormen, die op bijen,
hommels en wespen gelijken, zonder echter tot
deze groepen te behooren. De meest bekende
voorbeelden vormen de zweefvliegen, waarvan
sommige dezelfde geel-zwarte strepen op het
lichaam vertoonen als de wespen. Een derge
lijke gelijkenis voor het menschenoog behoeft
natuurlijk daarom nog niet voor de vogels te
bestaan. Maar hier komt het juist in de natuur
op aan, wil de z.g. mimicry een diersoort voor
vervolging behoeden.
Hoewel nu de zweefvliegen enz. smakelijk
voedsel voor de vogels zijn, worden zij door
oudere vogels niet genomen.
Hadden de jonge vogels eenige wespen ge
probeerd, dan vermeden zij soms 4 dagen lang
ook die insecten, die op wespen gelijken.
Hoe sterker de gelijkenis voor het menschen
oog was, des te meer bleek dit ook voor de
vogels het geval te zijn. Daar de insecten, die
geen mimicry vertoonen tot voor 100 opgegeten
werden, bleek uit deze proeven de groote be-
teekenis yoor het behoud van individu en soort,
die de gelijkenis met een wesp, bij of hommel
heeft.
De waarde van de mimicry is dus op deze
wijze experimenteel aangetoond.
Uit de proeven van Mostier bleek bovendien
dat de reukzin van de vogels bij de voedselkeuze
een zeer geringe rol speelt. De vogels kiezen op
grond van de gezichtswaarneming, onderschei
den daarbij zeer nauwkeurig en leeren door in-
dividueele ervaring.
Deze feiten, thans voor insectenetende wilde
vogels bewezen, waren voor de hoenders reeds
lang bekend. Reeds Lloyd Morgan toonde aan,
hoe kuikens beginnen met naar alles te pikken,
dat een zekere grootte heeft en zich van de
omgeving duidelijk onderscheidt. Zoo pikken zij
naar draadjes, kralen, elkanders teenen en
oogen, glanslichten op steenen, alle insecten,
rupsen, enz.
Langzamerhand leert het kuiken echter het
eetbare van het oneetbare onderscheiden. Dit
onderscheidingsvermogen en snel aanleeren is
een soort eigenschap, die elk individu bezit.
Specifieke voedselinstincten schijnen echter
zeldzaam te zijn. De voedingsgewoonten der die
ren zijn niet geheel aangeboren, maar vormen
zich eerst door ervaring.
F. v. B.
nmnnnnmimuiiimnni
Een school vlie
gende visschen
iiimiiiiiiimiiiimiimiiiii
Elke diersoort verkiest een bepaald voedsel.
Deze regel geldt ook voor de vogels. Niet
alleen moet men zaadetende en insecten
etende soorten onderscheiden, maar deze laat
ste verkiezen sommige insecten boven andere
en vermijden enkele insecten geheel. Het is een
nog onopgelost vraagstuk, of deze keuze berust
op een aangeboren instinct, dan wel op de
voedingswijze door de ouders of op de ervaring,
die elk dier zelf moet opdoen.
Voor eenigen tijd heeft G. Mostier een aan
tal proeven verricht om deze vraag tot een
oplossing te brengen. Er werden een aantal
insectenetende vogels in een groote volière ge
bracht waarin zich bijen, wespen en hommels
bevonden. Het bleek daarbij, dat de vogels
(roodborstjes, nachtegaals, enz.) deze insecten
niet oppikken. Waren er soorten bij die de vogels
niet kenden, dan werden deze vermeden, na
dat zij enkele exemplaren opgegeten of geproefd
hadden.
Werden insecten, die de vogels gretig op
pikken, met den inhoud van wespen of bijen
besmeerd, dan werden deze onder teekenen van
afkeer genomen. Blijkbaar is het dus de smaak
van bijen en wespen, waardoor deze insecten
voor den aanval van de vogels beschermd zijn.
Bij de hommels is het echter de taaiheid van
de chitinehuid, die den vogel afschrikt. Een jonge
vogel had zelfs 18 minuten noodig om een
hommel naar binnen te werken.
Na deze proefnemingen met volwassen vogels,
werden jonge vogels, die uit het nest waren
genomen, onderzocht. Nu bleek het, dat deze
jonge dieren door eigen ervaring moesten leeren
hun voedselkeuze te bepalen. Eerst nadat eenige
bijen, wespen en hommels waren geproefd, ver
meden de jonge vogels deze insecten. Er be
stond dus geen aangeboren instinct, die hun
Als Antoon Coolen in zijn „Dorp aan de
Rivier" ons verhaalt van een legenda
risch grooten snoek wiens gedragingen
zorgvuldig worden opgeteekend, denkt de lezer
aan soortgelijke verhalen uit zijn eigen omge
ving en ondergaat weer iets van de bekoring,
die uitgaat van zulk een naïeve natuurbeschou
wing. Hij kan het dan zelfs betreuren, dat onze
verlichte tijd niet iets meer bewaard heeft van
de kinderlijke bewondering voor de levende na
tuur, zooals wij die in het oude volksgeloof kun
nen vinden.
De bovenvermelde snoeken-histories wijzen
reeds op de belangstelling, die het volk steeds
betoonde voor het dierenleven in zeeën en ri
vieren, beken en plassen. Een aantal dezer ver
halen is ongetwijfeld ontsproten aan het brein
van visschers en hengelaars, dat aan den ont
snapten buit liefst een legendarische grootte
toekende. Daarnaast echter vinden we meer be
trouwbare verhalen over bijzonder groote exem
plaren, die in de netten der visschers terecht
kwamen. Reeds Juvenalis vertelt van een groo
ten tarbot, die door een visscher in de Adriati-
sche Zee werd gevangen en aangeboden
aan keizer Nero. Deze liet de senatoren komen
om het dier te bewonderen, dat nog met kop
en staart buiten het blad van een groote tafel
uitstak. Als grappig incident wordt hierbij ver
meld, dat de blinde Catullus Messalinus den visch
ten zeerste bewonderde, ofschoon hij er met den
rug naar toe stond! Het verhaal wordt geloof
waardiger als men bedenkt, dat ook thans nog
tarbot wordt gevangen van enkele meters
lengte.
Meestal sterk overdreven zijn de verhalen
over den hoögen ouderdom dien sommige vis
schen zouden bereiken. Schrijvers uit de 17e en
18e eeuw verhalen van karpers, die 150 jaar, en
snoeken die 200 jaar oud werden. Te karper
wordt in het wild waarschijnlijk niet veel ouder
dan 15 jaar, terwijl de grootste gevangen snoe
ken 60—70 pond wogen en vermoedelijk ook
6070 jaar oud waren. Zeker verzonnen is het
verhaal van den „Keizersnoek", dat men het
eerst aantreft in een werk van Gesner in 1553.
Dit dier werd gevangen in een meer in Würtem-
berg in 1497; het droeg achter de kieuwen een
koperen ring met de inscriptie, dat keizer Fre-
derik II in 1230 dezen snoek in het meer had
losgelaten. De lengte bedroeg 19 voet, het ge
wicht 550 pond; een conterfeitsel in olieverf
van dit natuurwonder wordt bewaard op het
kasteel Lautern in Zwaben. Het skelet wordt
nog bewaard in de kathedraal te Mannheim;
een Duitsch geleerde, die het onderzocht telde
hieraan echter veel meer ruggewervels dan een
gewone snoek bezit! Alles wijst er dus op, dat
we hier te doen hebben met een aantal goed
georganiseerde falsificaties.
Belangrijk was ook de rol, die de visschen
'vroeger in de geneeskunde speelden; dit blijkt
reeds hieruit, dat Flinius (eerste eeuw na Chr.)
meer dan 300 maal over de genezende kracht
van verschillende visschen spreekt. Thans is
het vooral nog door het leveren der vitaminen-
rijke levertraan, dat enkele soorten (kabeljauw,
heilbot) een belangrijke rol in de geneeskunde
spelen.
Merkwaardig zijn verder de berichten over de
zoogenaamde visschenregens. Het oudste be
richt is dat van een zekeren Athenaeus (pl.m.
200 na Chr.): „Ik weet ook dat het visschen
heeft geregend. Phoenias, in het tweede boek
van zijn Eresische Magistraten, zegt, dat het in
den Chersonesus eens drie dagen achtereen
visschen regende." Daarna zijn nog meer dan
50 visschenregens vermeld, die in verschillende
landen plaats vonden. De verklaring van dit
opzienbarend verschijnsel moet worden gezocht
in de werking van wervelwinden, die waterhoo-
zen met zich mee voeren. Visschenregens treden
dan ook steeds op bij heftige onweersbuien met
hevigen wind. Het schijnt, dat de visch soms
met het water waarin hij zich bevindt hoog
wordt opgezogen; zoo vond men in Essen in
1896 een bevroren steenkarpertje van 4 c.M.
lengte in een grooten hagelsteen, wat er op
wijst, dat deze visch was omhooggevoerd tot in
zone der ijsvorming.
Een der laatste berichten over een visschen-
regen, waarschijnlijk van stekelbaarsjes, vinden
we in een Iersch blad, de „Northern Wigand
Belfast Post", van 30 Mei 1928. Hierin wordt
Over z'n boeken gebogen, in het lamplicht
zat de oude Bastiaans. De avond in Maart
was dit keer al heel vroeg gevallen en had
hem eerder dan gewoonlijk naar z'n boerderij ge
dreven. Hij woonde daar alleen, aan den kant
van den heuvel, drie kilometer van het stadje,
welks lichten men flauwtjes in de verte kon
waarnemen.
Buiten voor het raam sloeg een man hem
nauwlettend gade. Bastiaans' gelaat was van
hem afgewend, maar Wegger kende z'n man uit
duizenden. Hij haatte iederen trek van 't gelaat
van den voorovergebogen man, maar het meest
haatte hij z'n lach, als de man geld opstreek.
De inwoners van het nabije stadje wisten, dat
Bastiaans grof geld had verdiend; dat hij over
al land had opgekocht, ook het stuk grond van
Wegger, die op zwart zaad zat. Iedereen had een
hekel aan Bastiaans, doch zooals Wegger hem
haatte, waren er maar weinigen.
Zooals hij daar nu buiten het raam stond,
gloeiden z'n oogen van een onverzoenlijken haat
en afgunst, welke hem bijna waanzinnig
maakten
„Een pracht-doelpunt, die vette kop," grijns
lachte hij in. zich zelf. Hij richtte z'n revolver
en trok af.
De man in den stoel viel voorover, rolde ter
zijde en daarna met een doffen slag op den
grond.
De misdadiger was zoo voorzichtig geweest
handschoenen aan te doen, zoodat er geen vin
gerafdrukken zouden te vinden zijn.
„Zoo, dat is het lot van hen, die het Wegger
lastig maken," gromde hij, en liet zich op de
knieën naast den gevallene, neervallen. Kalm
onderzocht hij de schotwond. Juist boven het,
rechteroor had de kogel een klein wondje ge
maakt. De man was dood.
Wegger stond op en ging naar de aangren
zende kamer, waar hij de revolver neerlegde.
Het was niet z'n eigen wapen. Hij had het ge-
beschreven hoe op den voorafgaanden dag bij
het plaatsje Drumhirk een groot aantal
kleine, roodachtige vischjes op een dak werd
gevonden. Dit gebeurde na een heftig onweer
met zwaren slagregen; de afstand tot het meest
nabijgelegen water bedroeg in dit geval twee
mijl.
Bekend zijn ook de oude verhalen over zee
meerminnen: geheimzinnige dubbelwezens met
het bovenlijf van een mensch, terwijl de romp
in die van een visch overgaat. Het is mogelijk,
dat het zien van zeeleeuwen en zeekoeien deze
verhalen heeft doen ontstaan. Nog niet lang
geleden waren opgezette meerminnen nog op de
kermis voor het publiek te zien; het schijnt,
dat deze rariteiten reeds eeuwen geleden wer
den vertoond. Zij bleken meestal te bestaan uit
het bovenlijf van een aap, genaaid aan den
staart van een grooten visch. wooral Egyptena-
ren en Chineezen hielden zich met die fabri
cage van deze „meerminnen" bezig, en verkoch
ten ze voor duur geld, samen met een certifi
caat van echtheid, dat onderteekend was door
allen die de „vangst" hadden bijgewoond. Het
verhaal gaat, dat de groote plantkundige, Lin
naeus, die van 17341738 in Holland woonde,
eens een stad in ons dierbaar vaderland moest
verlaten omdat hij de echtheid betwijfelde van
zulk een zeemeermin, die het eigendom was van
een der stadsnotabelen
Terwijl de meerminnen reeds lang naar het
rijk der fabelen werden verwezen, vormen zee
slang en verwanten nog steeds een onderwerp
van discussie en genieten weer een verhoogde
belangstelling sinds de berichten over het mon
ster van Loch Ness. De mogelijkheid is natuur
lijk niet geheel uitgesloten, dat in zeeën en me
ren monsters huizen, die ons nog onbekend zijn,
en juist die onbekendheid laat het niet toe om
uit te maken of het hier gaat om zoogdieren,
reptielen of visschen. In elk geval mogen deze
al of niet denkbeeldige monsters zich nog steeds
verheugen in de publieke belangstelling. Wij
willen daarom eindigen met den wensch, dat de
zeeslang en consorten nog lang tot de mysteries
mogen behooren; zij kunnen dan nog vaak een
dankbaar object van persberichten vormen!
De kapitein krabte eens achter zijn oor.
Jansen kon daar toch niet blijven zitten. Er
zat niet anders op, dan te probeeren of men
Jansen naar buiten kon duwen. Achteruit
kon hij niet, vanwege zijn armen. De kapi
tein gaf bevel om te stoppen, en weldra lag
de boot stil. Toen liet men een sloep zakken
waarin zich een paar matrozen bevonden met
haken en reddingsboeien.
Langzaam aan begonnen eenige matrozen
den hofmeester naar buiten te duwen. Dat
ging niet erg gemakkelijk, want de man zat
zoo vast als een muur. Eindelijk.... floep,
daar schoot Jansen naar buiten en met een
sirlijke boog zee in. Gelukkig kon hü goed
zwemmen en de matrozen heschen hem wel
dra aan boord van de reddingsboot.
Langs een touwladder werd Jansen met
vereende krachten aan boord geheschen. Wat
zag de man er uit. Het water droop, hem uit
zijn kleeren en zijn haar zat tegen zijn hoofd
geplakt.
leend van Leerman, zonder dat de eigenaar
het wist.
Niemand kon het schot gehoord hebben.
Daarvoor had hü juist dezen nacht gekozen.
Een stormwind met zware slagregens was het
veiligste tijdstip voor zoo'n daad.
Een duivelsche glimlach speelde om den
mond van Wegger, toen hij weer buiten in de
duisternis stond. Toen hij door het bosch naar
het stadje terugsloop, striemde de regen hem
fel in 't gelaat. Z'n eerste werk zou wezen Leer
man in een valstrik te lokken. Hoe kreeg hü
hem in 't huis van Bastiaans?
Bij de gedachte
aan Leerman i
knarsten z'n tan-
man, aan wien
Sofie de voorkeur
had gegeven bo- ■"■•••■■.„•............1
ven hem; daarvoor zou hij boeten. Ook daar
voor zou hü vanavond zorgen.
Hij wist dat een zekere boodschap den jon
gen man ijlings naar het huis op den heuvel
zou voeren, het huis waar de doode Bastiaans
lag. En het zou voor Leerman dan onmogelijk
zijn om te ontkennen dat hü in dat huis was
geweest. Immers, ook z'n revolver lag daar
ginds in de kamer; al zou hij ook het wapen
vinden en meenemen, dan nog zou het tele
gram een verpletterend bewüs zün; het tele
gram dat Wegger nu ging opstellen, de bood
schap die Leerman onmiddellijk naar het huis
op den heuvel zou voeren.
Wegger begon het telegram te schrijven; het
stond in z'n. geheugen gegrift, zoo dikwijls had
hij den tekst al in z'n brein gehamerd.
„Kom vanavond negen uur naar Veldheu-
vel. Betreft onderhandelingen W...... Bas
tiaans."
Die twee: Bastiaans en Leerman hadden sa
men gekonkeld om hem z'n laatste stuk grond
afhandig te maken. Zouden het voor z'n best
wil doen.... Ha! Getrapt en bestolen hadden
ze hem. Naar armoede en ellende hadden ze
hem geholpen!
Hü schreef het telegram in verdraaid hand
schrift en vatte daarna post in een donkeren
hoek. De storm scheen in hevigheid toe te ne
men. Hij zocht een schuilplaats. Eindelijk na
derde hü het post- en telegraafkantoor. In een
donkere portiek stelde hü zich verdekt op en
wachtte af.
De straat was geheel verlaten. De kerkklok
sloeg kwart voor zeven. Nog maar een kwar
tier had hij den tijd. Om zeven uur sloot het
kantoor. Hij bewoog zich ongeduldig in z'n
schuilplaats. Er werd een deur geopend en
weer dicht geslagen. Een jongen, met een kan
in de hand, passeerde hem, zonder hem te zien.
Dat was precies wat hij noodig had. Snel liep
hij achter den jongen aan, z'n pet diep over
de oogen.
Och, vent, loop jij even vlug naar 't post
kantoor en geef dit telegram af; ik heb zelf
geen tüd. Hier is een gulden, de rest is voor
jou."
De jongen nam blü het geldstuk en t tele
gram aan en vervolgde z'n weg. Wegger keek
hem zoo lang mogelük na.
De regen geeselde z'n gezicht. Wat een vree-
selük weer; hü had zooiets nog nooit meege
maakt. Het kon hem echter niet schelen. De
opzet was gelukt. Z'n twee vijanden kregen wat
hun toekwam, dacht hü- Niets kon Leeman nu
meer redden
Hij had nu den storm in den rug, die hem
snel voortdreef. Een honderd meter verder
waaide de wind z'n pet af. Die mocht hü nu
niet verliezen! Je kon nooit weten, hoe zoo'n
ding soms als bewijsstuk kon te voorschijn ge
bracht worden.
„Waar is dat ding?" gromde hü, en tastte
er in de duisternis naar rond.
Wegger begon angstvallig te worden. Hü
grabbelde rond in de modder. Met z'n schoenen
trapte hü tegen ieder voorwerp, dat zich op
den weg bevond. Z'n handen en broek haalde
hij aan de doornen open. Enfin, morgen zou hü
z'n pet wel vinden, heel in de vroegte. Vloe
kend vervolgde hü z'n weg. Een verblindende
bliksemflits, gevolgd door een ritselenden don
derslag, doorkliefde het luchtruim. Hij remde
als een bezetene voorwaarts; hü moest naar
huis! Hoe schitterend had hü alles in elkaar
gezet; thuis kon hij er van genieten; de wind
loeide door de draden boven z'n hoofd. Ha!
Langs die draden ging z'n telegram; de bood
schap voor Leemans bederf!
Maar nog nooit had hü zoo'n noodweer mee
gemaakt. Eensklaps klonk boven het gehuil
van den storm een snerpend geluid. Er viel
iets vlak voor z'n voeten neer, raakte z'n rug
aan, kronkelde zich om z'n lichaam, fluitend en
gierend.
Hü bleef staan en strekte z'n handen uit.
Het raakte z'n linkerhand. Gelukkig had hü
nog steéds z'n handschoenen aan. Maar er
was niets om z'n gelaat te beveiligen. Snerpend
bewogen zich de draden in den stormwind langs
z'n gezicht, staken hem in z'n oogen, scheur
den het vel van voorhoofd en wangen.
Lieve hemel! Hij kon niet meer zien. Hü
stapte ter zijde, maar de draden volgden hem,
snerpten en sisten. Z'n heele lichaam was er
nu mee bedekt; een kronkelde zich om z'n nek.
Kreunend van pün sloeg hü van zich af.
Maar in dat verschrikkelijke noodweer bleef
hü alleen. Uitgeput viel hü neer in dezelfde
draden, die z'n telegram naar een onschuldig
man, op wien hü zich had willen wreken, had
den moeten voeren.
Den volgenden morgen vond men het ont
zielde lichaam van Wegger in een net van ge
broken, door den stormwind afgerukte tele
graafdraden.
ti -
Ten laatste kwamen er herhaaldelük verrükte
y®rhalingen met vrouwelük pathos, als: „O,
5jaar je weet niet, je beseft niet, wat hü is.
v Leslie, je kunt je geen flauw denkbeeld van
5Jem vormen! O, als je eens bü benadering kon
pkrijpen, wat...." enz. enz. Eindelük had
-slie een zucht van verlangen geslaakt met
zweempje jaloerschheid. En Gwenna, naar
fjet hoofdeind van het bed trippelend, legde
?aar wang tegen die van het andere meisje en
Teisterde ernstig: „O Leslie, als ik het in mijn
>?acht had weet je dan, wat ik doen zou?
jTati zou ik maken, dat hü een tweelingbroer
ad, in alles aan hem gelijk en dat die dan
Jou verliefd zou worden!"
-Taffy, je bent een lieve engel!" fluisterde
andere meisje terug met gesmoorde stem.
5aar Gwenna heeft nooit geweten, hoeveel
]j°eite Leslie zich moest aandoen, om het met
J;ia over dat idee uit te proasten. Denk
aan; zü, Leslie, verliefd op een nan van
^ül's typeEen tweelingbroer van hem!
p °k zoo'n eenvoudige, onnoozele, blonde jongen,
tjfh groot kind. haast nog onnoozeler dan
°hty Scott? O hemel....!
2oo beschouwt de eëne vrouw als ondraaglük
gelend, wat voor de andere vrouw pure
xtase is.
Het was Zondagmorgen en GWenna, geheel
in het wit gekleed, den hoed met breede
randen op, handschoenen en taschje in de hand,
kwam naar beneden, om te ontbüten in de
Dames-Club. Aan het hoofd van de tafel zat
naar gewoonte de dominé's vrouw met haar
dikken gouden ketting en broche, de eeuwige
uitdrukking van gelaten afkeuring in de oogen.
Juffrouw Armitage was met de andere suffra-
getten in druk dispuut gewikkeld. Tegenover
haar zat een van de studenten in de Schoone
Kunsten aandachtig te luisteren en scheen niet
ongenegen te zün, voor hun argumenten te be
zwijkenDe gewone tooneeltjes van vroeger
werden ook nu weer afgespeeld
Nu begon Gwenna's tafelbuur, haar béte
noire, juffrouw Armitage, tegen de weinige
vrouwen uit te varen, die zich met bü haar
wilden aansluiten en zich nog met de oude
Oostersche behandeling van vrouwen tevreden
stelden en dus nog hjfeigenen, speelgoed of
bezittingen wenschten te blüven. .„Maar toch
behoeven die niet te denken, dat ze nog
meetellen," verklaarde de redenaarster beslist,
onbeleefd vóór haar nevenbuur heen naar het
zoutvaatje grijpend. Gwenna keek met weer
zin naar haar roodgevlekt gezicht.
„Behaagziek zün ze," declameerde ze voort
met edele verachting, „en haar streven is,
de mannen te behagen. Ze zün de overblijfselen
van het slavinnentype, dat nu gelukkig gaat
verdwijnen."
„Applaus op alle banken 1" riep Leslie.
„Die slangenstaart," vervolgde de suffra
gette, „die slangenstaart, die ofschoon reeds
ten doode opgeschreven, zich nog steeds kron
kelend beweegt
Taffy, beste meid, kronkel Jü maar weg,
zei Leslie, die dicht bij het raam zat, „daar
komt een decadent Oosterling aan, om zün
slavinnetje te halen!"
Gwenna bloosde hevig bü het opstaan en zei:
„Kom even mee, Leslie," en ze pakte haar
vriendin bü den arm en troonde haar mee
naar de vestibule, waar de typisch Engelsche,
rüzige figuur van haar vliegenier stond met
zün strooien hoed in de hand. Toen hü zich
omkeerde, viel er door het gekleurde glas van
de deur een scharlakenroode vlek over zijn
voorhoofd en wang.
„Goeden morgen!" begroette Gwenna hem
kalm, zonder hem aan te kijken. Want in
Leslie's tegenwoordigheid wilde zü voor niets
ter wereld uiting geven aan haar ware ge
voelens. Dit üet ze over aan karakters van
koeler temperament, of aan hen, die minder
voor hun minnaars voelden dan zü met haar
warm Welsch hart.
„Hallo!" zei Paul tot haar. En dan: „Hallo,
juffrouw Long, hoe maakt u het?" Leslie
schudde hem de hand, gaf hem een vriende-
1 yken knik en vroeg ondeugend, hoe zijn
machine het maakte. Paul Dampier lachte
eens en antwoordde haar met eenzelfden blik.
Zij was een flinke meid, dacht hü, en het ge
heim was haar best toevertrouwd. Ze zou het
niet verraden, zelfs niet om de weddenschap
met zün neef te winnen, die komische wed
denschap van de machine en het meisje! Had
zü niet vüftien tegen één op het meisje ge
wed? Nu, ze had glansrük gewonnen. Hier was
het meisje,, dat heel zün hart veroverd had
en met wie hij nu den geheelen, prachtlgen
Julidag als een eerste vacantiedag in hun ver
loving zou doorbrengen.
„Zeg eens, ik ben toch niet te vroeg geko
men?" vroeg hü haar, toen zü beiden de stoep
van de Club afgingen. „Ik ben hier van ochtend
al geweest, maar het was nog zoo erg vroeg,
en toen ben ik maar naar het cricketterrein
gewandeld en heb daar wat rondgeloopen, tot
het tüd werd, om terug te gaan. Het is erg
beroerd, dat ik vandaag geen auto heb kunnen
bemachtigen. We zullen ons vandaag dus,
meisjelief, met treinen of taxi's tevreden
moeten stellen. Vind je het erg? Waar zuilen
we naar toe gaan?"
Natuurlük gaan vliegen, was Gwenna's
eerste gedachte. Ten laatste zal hij mü nu op
een vliegtochtje meenemen. Maar dat zou eerst
het program van den namiddag zün.
Den voormiddag wilden zü in de vrüe velden
met hun heerlük gras doorbrengen en onder
de boomen gaan zitten.... Neen, niet
Hampstead; dit maal zou het Richmond Park
^„We zullen een taxi nemen tot Waterloo,"
zei de jongeman met inwendige onrust en hü
stak zün lange bruine hand diep in den zak,
om zijn geld te inspecteeren, terwijl hü den
weg bewandelde, dien Gwenna vroeger eiken
dag gevolgd was, om de omnibus naar West-
minster te nemen. Hü was juist slecht bü kas,
nu hü wenschte er goed bü te zitten. Verduiveld
vervelend! Dat had je er nu van, om e'en klok
voor de machine te koopen, vóórdat het noodig
was. Maar natuurlük mocht „het kleine ding"
hiervan niets weten. Hü zou er zich wel uit
redden. Een taxi kwam juist de Pond Street
Hill uitgerateld, toen zij de halte der omnibus
sen bereikt hadden en Paul hief zijn hand om
hoog.
Taxi!"
Maar de chauffeur schudde net hoofd, en
hield stil voor een klein, tamelijk poover uit
ziend huis, in de nabüheid der halte, waar
Paul en Gwenna stonden te wachten. Een
man stapte uit het huis met een valies aan
elke hand en een plaid over den arm. Het was
en korte, stevig gebouwde jonge kerel, zóó tip
top gekleed, dat hü een schrille tegenstelling
vormde met den schamelen voorgevel van zün
pension. Dit trok de aandacht van Paul, die hem
oplettend aanzag. Gwenna verwonderde er
zich over, waar zü dien blonden, emstigen kop
reeds vroeger gezien had. Met een lichten
sprong nam hü in de taxi plaats; en indien
Gwenna goed gekeken had, zou zü in het
rose-wangige meisje naast hem haar West
minister collega, Ottilia Baker herkend hebben.
„Liverpoolstreetbeval Ottilia's metgezel,
zün bagage neerzettend, en zün hoofd ophef
fend, bemerkte hü de hem aanstarende blik
ken van Paul. Hü salueerde met de hand
aan zijn hoed, glimlachte vluchtig en leunde
uit het raampje; terwijl de taxi zich in bewe
ging zette, riep hü: „Auf Wiedersehen!"
„Bliksem, wat zou die vent daarmee voor
hebben?" riep de jonge Engelschman uit, de
taxi verwonderd nastarend. „Wie kan die kerel
toch zün? Ik ken hem niet!"
„Ik ook niet," zei Gwenna, „maar toch heb
ik hem ergens meer gezien!"
„Nu je het zegt, geloof ik ook, dat ik hem
reeds vroeger gezien heb," zei Paul nadenkend.
Toen zü „the Horse Shoe" in Tottenham
Court Road passeerden en over een heel ander
onderwerp bezig wenen (nl. het bal op den
rivieroever), braken zij plotseling hun gesprek
af. Gwenna sprong van de voorste bank op en
zei: ,Ik heb het!" juist toen Paul zei „Drom
mels,' nu weet ik het! Ik herinner me, wie die
knaap was. Die Duitscher van zoo even, hü was
een der keUners op het balmasqué!"
Gwenna keerde zich ademloos om en zei:
„Ja, ik weet het. Het was de kelhier, die ons
op het wandelpad passeerde- Maar ik heb ook
aan iets anders gedacht. Hü is ook dezelfde
man, die zich aan onze fabriek als werkman
kwam aanbieden."
„In Westminster?" vroeg Paul snel.
„Neen, aan de vliegtuigenfabriek. Hü kwam
op een namiddag en deed zich voor als een
Zwitser, doch sprak buitengewoon goed
Engelsch. En hü sprak ook vloeiend Fransch,
want André je weet wel, die groote Fran-
sche mécanicien bleef een heele poos met
hem praten, maar wilde hem op slot van
rekening toch niet engageeren."
„Wilde hij hem niet hebben?"
(Wordt vervolgd.)