Bij den Bosschen burgervader Md aetAaalden De gevleugelde Samaritaan" Met twee op avoeturenreis -I HISTORIE DER VESTING 0m wÈËm FRANK DERBANDT DINSDAG 18 JUNI 1935 Mr. van Lanschot vertelt In de barre wildernis En hoe het kwam dat wij het donkere Zuidenwer den genoemd iiiill 99 Een der moedigste vliegers, die uitsluitend met mensch- lievend doel vloog riiBr? AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE DOOR BERTHA RUCK Wel goed wordt de burgemeester van Den Bosch bewaakt. Vier oude ka nonnen beduiden den bezoeker, die de wijde hal van het monumentale Raad huis op de Markt betreedt, dat hij het hoofd van een der meest geduchte vesting steden uit vroeger eeuwen belet vroeg. En als de fijne schilderingen van Derkinderen hem den zachten glans der oude grootheid hebben getoond, en hij de breede trappen beklimmend en wachtend in de bovenhal, de afbeeldingen onzer prinsen, stadhouders en vorsten ziet getuigen van den trouwen adel der Bossche burgers, dan volgt hij toch toet eenigen schroom naar de zware deur naar de rustige, stemmige zaal, die den burgemeester tot werkkamer dient. Achter een groote tafel, over-beladen met stapels boeken, dossiers en paperassen, richt mr. van Lanschot, die aan zijn bureau gebogen zat over zijn werk, zich op, met een vlot gebaar ons uitnoodigend maar een on- belegd plaatsje in te nemen aan de groote tafel, het ons gemakkelijk te maken en dan toaar van wal te steken maar niet te lang, want in een marktplaats, in de hoofd stad van een onzer meest volkrijke provin cies en in dagen van voorbereiding zooals deze, is de tijd van den burgemeester kost baar. Maar goed: hij zal ons toch iets vertellen over de geschiedenis van zijn stad, en na zijn stoel een kwartslag te hebben omge draaid, zijn ellebogen op de armleuningen en zijn vingertoppen tegen elkaar, begint de burgemeester, recht naar ons toege keerd, zijn verhaal: Men neemt dan aan, aldus mr. van Lan schot, dat den Bosch in 1185 werd gesticht door de hertogen van Brabant als de vierde stad in hun gebied als een bolwerk, dat hen en de andere steden, Brussel, Antwer pen en Leuven, die dan ook bij de stichting ieder een poort schonken, moest beveiligen tegen de bedreiging der Gelderschen, met hame tegen Heusden. Van oorsprong dus een vestingstad ontwikkelde zich den Bosch echter ook als een centrum van welvaart en cultureel leven van dit laatste ge tuige de Kathedraal, die oorspronkelijk in romaanschen bouwstijl opgetrokken, in drie tempo's werd omgebouwd tot het tlamboyante kunstwerk, dat wij thans kennen. Heusden werd weldra overvleugeld. Vorstelijke personen bezochten de stad. Maximiliaan van Oostenrijk belegde er te- Ben het einde van de vijftiende eeuw een algemeen kapittel van het Gulden Vlies bij welke gelegenheid hij de stad het voor recht verleende den Oostenrijkschen Ade laar in haar wapen te mogen voeren. Karei V vereerde de stad eveneens met een be doek. Zij verloor intusschen haar kracht als Vesting geenszins. Dat bleek in den tach- Ügjarigen oorlog toen zij de belegering van ^iaurits, die toch een veldheer van Euro- beesche vermaardheid was, weerstond en eerst na een lang intensief beleg den lOden ®ePt. 1629 door Frederik Hendrik kon wor den ingenomen. Dat was dan ook een wa penfeit van belang. De burgemeester staat op en onderstreept b°g eens: Een wapenfeit van belang. Den Bosch Ogenomen! Dat had een inspanning van al ^Ün veldheerskrachten geëischt. Daar had bij een heele rivier voor omgeleid. Hij noo- bigde zijn Europeesche vrienden naar Den ^°sch om hun ter plaatse te demonstree- ïen hoeveel moeilijkheden daarbij waren ^verwonnen. Een jaar later kwam er al eeh latijnsch boek over de inneming van ^cn Bosch uit. Mr. van Lanschot grijpt in de stapels, die °P de tafel, voor ons, liggen. Daar hebt u het boek: MDCXXX u ®et het: één jaar later, met al de teekenin- Mr. F. J. van Lanschot gen van de fortificaties daar hebt u het fort Isabel enzoovoorts erin. En hier nog een Fransch werk uit 1831. „Réeit ou bref descriptionenz. De perkamenten banden worden weer boven op een paar andere boeken gedepo neerd. In alle buitenlandsche musea in Napels, in Florence vindt u schilderijen die dit krijgshistorisch evenement vereeuwigen. En nu kijk eens hier: De burgemeester voert ons mee naar de achterhelft van de zaal, waarvan een der wanden geheel wordt ingenomen door een groot schilderij, symbolisch den vrede van Münster voorstellend. Hij noodigt ons uit ertegenover te gaan zitten, steekt de lam pen op en met een grooten stok in de hand gaat hij verklaren: Holland zit hier op den rechterstoel, omringd door Mars, door den inslapenden ouden en den jonggeboren nieuwen tijd. Brabant staat voor haar en vraagt of haar pijl als de achtste in den bundel der Zeven Provinciën mag worden opgenomen. En dat kleine kind op zij van haar vraagt zich af, hoe het antwoord zal luiden. Dat ant woord Vlak vóór ons staat nu de burgervader van den Bosch, de Brabander uit ouden stam, en met zijn vriendelijk-leutige oogen kijkt hij ons ernstig aan: Dat antwoord was: dat 175 jaar lang geen katholiek in Brabant meer een open baar ambt mocht bekleeden. En aangezien de functie van lantaarn-opsteker een open baar ambt was, konden wij niet eens zelf de stad verlichten En geestig laat hij er onmiddellijk op volgen: Nu weet u meteen hoe het kwam, dat men in Holland van het donkere Zuiden sprak en nog spreekt. Als wij weer aan de tafel zitten keert de ernst weer terug. De tijd die nu aanbrak was diep droe vig voor Brabant en voor Den Bosch. Men liet de streek hier eenvoudig aan haar lot over. Dat had niet alleen religieuse oorza ken een veiligheidsmotief zat er óók achter. De Vereenigde Provinciën voerden in dien tijd al naar twee kanten oorlog. Oostenrijk liet hen gelukkig nog met rust. Doch verhoogden zij de welvaart van Bra bant, maakten zij dit gewest, dat tusschen hen en de Zuidelijke Nederlanden inlag tot een aanlokkelijk bezit, dan liepen zij veel kans zich de hebzucht en daarmee de vijandschap van Oostenrijk bovendien op den hals te halen. Maar Brabant bleef van deze politiek de dupe. Den Bosch had ten laatste te weinig welvaart om nog te leven en nog te veel om te sterven. De St. Jan raakte in verval. Garnizoenen speelden de hoofdrol. Enkele malen werd de stad nog geplunderd op den koop toe. Totdat ein delijk een andere tijd aanbrak. Den acht sten Mei 1810.... Opnieuw veert de burgemeester op. Van het raamkozijn brengt hij ons een dikken foliant geschreven vellen sierlijke let ters een dagjournaal van de gemeente uit het begin van de vorige eeuw. Den achtsten Mei 1810, ziet u maar, bezocht Zijne Majesteit Keizer Napoleon onze stad. Hij nam zijn intrek in het paleis van den Landvoogd waar de burgemeester en de ministers Zijne Majesteit mochten be groeten. Daar verklaarde de Keizer, dat hij Brabant steeds van het overige Holland had onderscheiden en gaarne bij zijn groo te familie inlijfde. Z. Majesteit inspecteer de de fortificaties en vertrok 's anderen daags naar Bergen op Zoom. Sinds dien tijd ging het Brabant en Den Bosch beter. Zij werden beiden geluk kig ingelijfd in de groote familie Neder land. Den Bosch kon weer partij trekken van zijn gunstige ligging het Utrecht van het Zuiden vlak onder de bruggen over de groote rivieren. De spoorwegen hieven zijn isolement totaal op. Zijn vestingen werden in 1874 gesloopt. Eenige jaren later werd het ook van het water verlost, dat het af en toe geducht kon teisteren. De Z. Willemsvaart verbond het met het Zui den. Het autoverkeer en de nieuwe brug gen maken het nóg gemakkelijker toegan kelijk. Zijn handel leeft weer op. En nu gaan wij den zesden Juli ons feest vieren zóó als dit bij ons katholiek en Brabantsch karakter en bij onze schoone historie past. In kerkelijke diensten zullen wij God danken en loven. De St. Jan komt in het licht. Wij houden een Maria-optocht en voeren het spel van Beatrijs op. De gil den komen bijeen op een dag, de K. N. A. C., de Vlamingen, de middenstanders, de molenaars enz. U moet eens gaan zien naar Oud Den Bosch, dat schiet al aardig op. Daar bouwen ze de oude stad met de drie geschonken poorten, zooals Derkinderen ze beneden heeft geschilderd. Daar hameren ze en verven ze op het oogenblik aan plat- vormpjes, luifeitjes, kanteelen, uitbouwtjes, bastions enz. enz. Een theater met bijna 1000 zitplaatsen en een tooneel van bijna 22 Meter breed worden in de oude manege opgeslagen, even achter de kathedraal. En gaat u eens zien hoe wij in het nieuwe Ca sino de vreemdelingen gaan ontvangen. Zoo iets hebt u in Amsterdam niet. En nu moet u gaan, want de vijf mi nuten, die ik u toezegde zijn onderhand een uur geworden. Hoe kan het anders. Mr. van Lanschot over Den Bosch! Met de herinnering aan een ideaal-magi- straat lieten wij de zware deur van de werkkamer weer achter ons dichtslaan, schreden wij de beide prachtige hallen door naar buiten, naar het bordes, waar het jolige Brabantsche marktleven ons weer tegemoet kwam: Gemoedelijk en blij net ais de burgemeester. h Naschrift. In den loop van zijn uiteenzet tingen kondigde burgemeester van Lanschot ook de verschijning van een gedenkboek aan. En dat zal niet zoo'n flauw geschiedenis boekje worden, maar een degelijk opgezet werk, waarin wetenschappelijk-historische bronnen worden aangeboord. Dr. van Gorkum werkt daar o.a. aan mee en Mgr. Goossens en Jhr. van Sasse van IJsselt. Het zal een dezer dagen wel uitkomen. Hedenochtend bereikte ons inderdaad het kloeke boek van bijna 200 blz. dat met mede werking van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en van het Bestuur der stad werd uitgegeven door Teulings' Utgeversmij. te Den Bosch. Het zij hier hartelijk aanbevolen. Men bedrijft wel eens valsche en goed- koope romantiek met de zoogenaamde helden der lucht, de aviateurs, en over drijft dan het avontuurlijke karakter van hun vak, waaraan ook veel nuchterheid en zakelijk heid vastzit. Maar er zijn nog onherbergzame streken op de aarde, waar het vliegen allesbe halve een sinecure is en een groote onver schrokkenheid, moed en uithoudingsvermogen vergt. Een van die streken is Alaska, in het Poolgebied. Daar zal de naam levend blijven van Frank Derbandt, die onlangs overleed. Hij was een der moedigste vliegers van onzen tijd, maar vloog bovendien uitsluitend met mensch- lievend doel, vooral om zieken bij te staan in de bevroren wildernis. Hij werd daarom door de Eskimo's genoemd „de gevleugelde Samaritaan". Frank Derbandt kwam uit Californië, waar het klimaat vrij wat aangenamer is dan in die verre Noordpunt van Amerika. Hij had zich echter, om zich verdienstelijk te kunnen maken, teruggetrokken in het barre Poolgebied, waar hij altijd bereid bleek, zijn leven voor anderen te wagen, zonder ander loon dan de zekerheid, dat hij goed deed. Hij stierf op twee-en- veertig-jarigen leeftijd in het ziekenhuis van Fairbanks aan een longontsteking. Derbandt zelf was wel de laatste, die dacht, dat hij in een bed zou sterven. Het vliegtuig van Frank Derbandt heeft bijna geen andere passagiers vervoerd dan artsen, die in een dringend geval werden geroepen. De vrachten, die hij vervoerde bestonden vrijwel uitsluitend uit medicijnen en verband. Verkeer de een Eskimo of een blanke jager in Alaska in levensgevaar, dan bracht de gevleugelde Sa maritaan hulp. Dikwijls zelfs nam hij de zie ken in zijn vliegtuig en bracht hen naar het dichtstbijzijnde hospitaal, waar doktershulp hen wachtte. In zulke gevallen zag hü zelfs niet van de vlucht af, wanneer het noodig was om honderden mijlen in een sneeuwstorm af te leggen. Ofschoon Derbandt geen onderzoeker, doch slechts met hart en ziel vlieger was, trachtte hij ook, voor zoover in zijn vermogen lag, de wetenschap te dienen. Daarom vloog hij als eerste over het „Dal der duizend Dampen", dat na de verschrikkelijke uitbarsting van den Kat- maivulkaan ontstaan is. In het jaar 1931 waag de hij het zelfs daar te landen en hij aan schouwde daar als eerste vlieger de talrijke nog in werking zijnde zwavelhoudende vulka nen van nabij. Slechts als door een wonder gelukte het hem toen, uit die dampen weer naar reiner luchten op te stijgen, want zijn toe stel was bij het landen beschadigd geworden. Nauwelijks had hij er deze vlucht gelukkig af gebracht, of hij ondernam een ander, bijna nog grooter waagstuk. Een missionaris, een Jezuïet, die den bijnaam „Pater der Sneeuwstormen" droeg, moest dringend in het Noorden van Alaska zijn. Die vlucht verliep weliswaar zonder incident, maar op de bewuste plek vond de „Lièfde op 't eerste gezicht een sprookje?" riep oom Jonathan. „Zeg dat maar niet zoo hard! Ik zou je er een voorbeeld van kunnen vertellen." En hij gaf een slag op de tafel, waardoor de kaarten, die pas gegeven waren, de lucht invlogen. Als gewoonlijk had hij z'n auto-reis naar het Zuiden te Bellrock afgebroken, waar z'n neef jes en nichtjes in afwachting, hoopvol leefden. Ze streefden allen naar de eerste plaats in de gunst en het testament van den ouden vrij gezel, die hun oom en schatrijk was. Na het diner sprak oom Jonathan over de veranderingen in het leven sinds z'n jonge dagen. Neef Berry zei: ,,Het tegenwoordige geslacht heeft het gevoel vervangen door 't verstand"; nicht Suze riep stoutweg: „Gevoel is tegenwoor. dig brandhout!" „Kind", sprak oom Jonathan, „als er één ding is, dat je nooit uit de menschen weg kunt branden dan is 't het gevoel. Waar kwam de oorlog door? Door 't gevoel. Waar is de Volken bond door ontstaan? Door 't gevoel. Waardoor trouwen de, menschen? Door 't gevoel. Waar door worden ze op 't eerste gezicht verliefd?" „Dat worden ze niet!" viel Suze hem in de rede. Toen was het dat oom Jonathan op de tafel sloeg, en terwijl de anderen de kaarten op raapten, legde hij verder uit: „Er is pas zoo iets aan iemand overkomen, die even hard twijfelde aan liefde op 't eerste gezicht als jullie." „Vertellen, oom!" riepen allen. „M°n secretaris Percy Acton", begon oom Jonathan, ,,is net zoo nuchter en modern als jullie. Ik zei, dat hij op een Zaterdagmorgen wat later mocht komen, om z'n moeder naar den trein te brengen. Toen hij kwam, rende hij m'n kamer in. „Mijnheer," riep hij, „kan ik Maandag vrij hebben en zoo noodig nog een paar dagen? Belangrijke privé-aangelegenheden „Tante ziek of grootmoeder begraven?" „Meisje", zei hij. „Hé? 'k Wist niet dat je iets aan de hand had." „Dat had ik ook niet. Van ochtend tusschen kwart voor tien en tien uur pas gekregen, zei Percy. „Acht minuten vóór tien, was 't ge- vlieger ondanks zijn opmerkzaam rondturen, geen geschikt landingsterrein, totdat hij er ten slotte in slaagde, zijn machine in den krater van den Aniaktscha-vulkaan te brengen. Een an der maal kwam de gevleugelde Samaritaan de bemanning van het stoomschip „Karise" te hulp, welke, door ijsblokken ingesloten, aan proviand behoefte had. Ook aan de naspeurin gen naar den verdwenen Poolreiziger Eilson nam Frank Derbandt deel, maar hoewel hij het onherbergzame Poolgebied met heel de scherpe spanning van een van zijn verantwoordelijkheid bewust mensch, die weet dat het leven van an deren van hem afhangt, inspecteerde, had de expeditie geen resultaat. Slechts één keer in zijn leven, dat even rijk aan avonturen was als aan gevaren, scheen Frank Derbandt het risico te zien waaraan hij zich met iedere vlucht blootstelde. Het was in Augustus van het vorige jaar, toen hij een zeer verre vlucht moest ondernemen en tot de nieuwsgierigen, die om zijn vliegtuig heen ston den, voor den start de woorden richtte: „Ik ge loof, dat wij elkander niet meer zullen terug zien. Kijk mij maar eens goed aan!" Dit keer echter bedroog hem zijn voorgevoel en zelfs een verwonding van de hand, die hij in April van dit jaar bij het aanslaan van den motor opliep aan een schroef, was slechts van geringe beteekenis. De wonde moest echter in het hos pitaal behandeld worden, en hier kreeg de on verschrokken, aan alle hindemissen zoozeer ge wende aviateur een longontsteking, waaraan de gevleugelde Samaritaan van Alaska helaas na eenige weken is bezweken. Frank Derbandt heeft een roemrijke blad zijde toegevoegd aan de geschiedenis van de luchtvaart, een bladzijde van waagzucht uit zuivere menschenmin. Toen de hofmeester aan dek verscheen, ging er een luid gelach op. De kok zette eens klaps een liedje in „Jansen is in het water gevallen, hi, ha, ho! en direct werd het door de heele bemanning overgenomen, terwijl Jansen zoo spoedig mogelijk naar zijn hut ging om droge kleeren aan te trekken. Piet had schik voor zes. Ook hij zong uit volle borst mee en toen de hofmeester voorbij ging, stak hij gauw zijn tong uit. Maar dat zag net de kapitein, die hem in zijn nek pakte en bromde: „zoo jongetje, dat zag ik daar net eens hè, kom maar eens gauw mee, ik zal je leeren, je tong uit te steken tegen èïoote menschen." Hij nam Piet mee naar de commando-hut. „Zie zoo Piet, nu moet ik eens even met je praten. Je bent nog wel klein, maar je zult me wel begrijpen." Daarop bracht de kapitein hem zijn ondeugendheid onder het oog en ook wat een verdriet hij zijn ouders had aange daan. loof ik. Toen lachte ze. Ze zat een coupé verder dan m'n moeder; gins °P reis met haar tante; bagage gemerkt Shrewsbury, maar een adres of een naam kon ik niet zien. Ik wilde er mor gen heen, om haar op te snorren. Ik hoop t tegen Maandag met haar in orde te hebben, toaar 't zou een beetje langer kunnen duren." Percy," zei ik, „je denkt er toch niet aan. een meisje te vragen dat je pas een kwartier kent?" .Twaalf minuten", zei hij, „en daar moet dan nog de tijd af, dien ik noodig had om een krant voor haar te koopen. Ze zei: „dank u", en ik zei: „absoluut niet". We schieten al op zooals U ziet. Ze is beslist wat je noemt dat. De zon bewijst zich zelf." Ik keek hem meewarig aan. „De maan ook," zei ik; ,,aan gekken". „Mijnheer, ze is slank en donker en vroolijk. De manier waarop ze me aankeek heeft me in gepakt. In 4 minuten; practisch op 't eerste gezicht." Acton kwam Dinsdag niet te voorschijn, maar i 7-. ik kreeg een te- J-)& DOOT- legram: „Nog niet gevonden." f OCYCldlTlg I Woensdagmorgen weer een tele- gram: „Tante gesproken. Hoop vandaag te be klinken." Donderdag kwam hij met een gezicht van tien Zondagen slecht weer. „Niet kunnen vinden?" vroeg ik. „Een strop", kei hij. „Ze is getrouwd, heeft die tante me verteld. Ze zei dat ik idioot was. Onsympathiek mensch, net een sergeant. Kwam ineens op me af, en vroeg, waarom ik haar na liep. Ik vroeg of ze twee minuten naar me wilde luisteren. Al praat je een uur, dan krijg je nog geen cent van me los, zei ze. Ik zei: ,.'t Is geen kwestie van geld, maar van liefde. Ze zei: je bent gek; ze dacht, dat ik er met haar van dóór wou!" „Wat!" riep ik, „is die tante jong?" „Weineen," zei Percy, „minstens veertig. Maar ze ziet er goed uit. In ieder geval, ze vertelde, dat haar nicht getrouwd was, waarop ik ant woordde, d^t m'n leven dan verknoeid was, Onzin, zei ze, waarop ik weer: Bah! Toen zei ze, dat ik maar wat gezegd had en haar was nageloopen en had aangesproken, om haar te berooven; ze wilde de politie roepen. Toen heb ik haar een paar brieven en zoo laten zien, om te bewijzen wie ik was. Toen liet ze me gaan. E11 daar sta ik nuvier en twintig en niets anders meer dan zaken en de club." „Golf heb je ook nog," zei ik. Ik heb hem meegenomen naar mijn golf club; ik gaf hem een les, en heb toen Polly Mowler dat is onze vrouwelijke kampioen verzocht, hem verder te helpen. Ze heeft zich dadelijk heel veel moeite voor hem gegeven. Veertien dagen later kreeg ik bezoek op m'n kantoor van een heele knappe, opgewekte dame, van een zekere mevrouw Raffles; ik kende haar niet. „Ik dacht, dat uw secretaris misschien over me gesproken had," zei ze. „Och," zei ik,nu herinner ik me den naam; u bent de tante van het meisje, waar hij zich zoo belachelijk over aangesteld heeft! Die ezel zei, dat u veertig was. Daarom herkende ik u natuurlijk niet." „Dat was erg onbeleefd van hem," lachte ze, „maar helaas, ik benEnfin, ik wilde eens informeeren, of hij een geschikte man zou zijn voor een hef meisje; niet ik!" Ze lachte weer. ,,'t Is in alle opzichten een geschikte jon gen," verzekerde ik. „Mooi. Denkt u, dat hij 't echt van haar te pakken heeft?" „Hij zegt, dat hij nooit een ander wil. Maar als ze getrouwd is...." „Neen, ik dacht, dat hij m'n nicht bedoelde. Hij zei „nicht," en m'n nicht Lize had me naar den trein gebracht; die is maar een paar jaar jonger dan ik, maar iedereen vindt haar ,erg knap. Toen ik weer in de stad kwam, heb ik haar en d'r man er mee geplaagd. Och kom, zei ze, hij heeft mij niet bedoeld; hij bedoelde Etty Moore, die zat tegenover u en zegt altijd: tante, tegen u." „Is 't een aardig meisje?" vroeg ik. „Zeker, maar ze is vreeselijk modem. Enfin, dat zijn de jongens tegenwoordig ook. De goede, ouderwetsche soort vind je niet meer." „Precies," zei ik. „Ik zal hem roepen en t hem vertellen." Ik belde en toen kwam Percy. Toen hij me vrouw Raffles zag, wilde hij weer wegloopen. Maar ik riep: „hier blijven!" „Mevrouw heeft ontdekt," begon ik, „cjg^ je niet haar nicht bedoelt die op 't perron stond, maar een vriendinnetje, die bij haar in den coupé zat; ze is geen familie, maar zegt altijd: tante. Die jonge dame is niet getrouwd of ver loofd, voorzoover mevrouw Raffles weet...." „Als u Zondag een kopje thee wilt komen drinken.viel m'n bezoekster mij in de rede. „Maarmaarjamaar ik moet golf spelen," stotterde hij. „Golf!" riep mevrouw Raffles. „Gaat golf dan bij u vóór de liefde?" „Oneen," zei hij; „ik ben verloofd met het meisje waarmee ik speel, ziet u. Ze is dames-kampioen van de club. Ik had 't u nog niet verteld, mijnheer, omdat ik dacht, dat u zou denken, dat 't nog al plotseling was „Nu, oom Jonathan!" riep de vrouw van neef Thomas, „dat verhaal van u bewijst niet veel voor liefde op 't eerste gezicht." „Een oogenblikje," zei oom Jonathan, „ja, een oogenblikje.... Mevrouw Raffles beviel me, zoodra ik haar zag, en ik haar óók, zei ze. Ze is nu jullie tanteIk wou jullie eerst een beetje daarop voorbereiden!" bil een ongeval met 17 O CA bij verlies van een hand 1. £d%j\Jeen voet of een oog A T T T* A D/^TVT\TC,'C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen "E* *7CA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door "C1 *7CA dëndeliiken afloop A.L1L1II1 A **0 |N I\1 Jlj U ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T f OU»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen 1, I %J\J 4j. „Neen, ik hoorde hem tot de vliegtuig-dame ,e8gen, dat die jonge man (ce gargon-la) aan „et verkeerde kantoor kwam, en zij zond hem j ab ook weg. Ik zag hem weggaan en hij ge- sterk op den Duitschen kellner. Maar het ap zijn, dat volgens mij de Duitschers allen p elkaar lijken." .„Misschien wel," zei de vliegenier en voegde Zfbij: „Was dat wellicht op denzelfden dag, t een van mijn planteekeningen verdween?" vjjü zag hem verwonderd aan. ,,Ik heb daar iets van geweten, Paul, dat ei een teeke- van je verloren is geraakt!" jy-Toch is het zoo; maar gelukkig kwam het er r,J\ erg op aan. Het was maar een klein clerdeel van de machine. Ik heb er altijd goed 8 voor gedragen, nergens een compleet plan laten liggen," zei Paul tevreden knikkend. abri eeniSe minuten spraken ze weer over iets tya rs> terwijl de omnibus voortrolde in de straten, die op Zondag zoo verlaten morgen, dat Paul zijn meisje was komen bia ilen, bleef Leslie alleen achter, zonder dit- al iets te doen te hebben. ••Leslie," zei ze tot zichzelf, terwijl ze naar haar slaapkamer ging, „ben je het niet beu om maar toeschouwer te blijven bij dit liefdes- tooneeltje? Zou je zelf er niet eens een rol letje in gaan st>elen?" Haar slaapkamer geurde frisch van rosemarijn en bayrum, dat ze voor haar zwarte dikke lokken gewoon was te gebruiken terwijl door de openstaande ramen de muzikale tonen van kerkklokken naar bin nen drongen. „Zondag vandaag! Een vrije dag! Des te beter! Ziezoo! Nu zal ik een beslissing gaan nemen in die kleine affaire van mijn toekomst," sprak ze tot zichzelf, terwijl ze neerzat aan de kleine bamboe schrijftafel tegen den wand. Boven het tafeltje hing een spiegel (bedenk, dat het de slaapkamer van een meisje is!) en binnen de lijst was er een gele krans van balboekjes met bengelende potloodjes, gekleurde waaiertjes uit restaurants en strengen kralen. In den hoek van den spiegel was een scheef staande foto gestoken, die Monty Scott's don ker hoofd boven zijn beeldhouwers-overall vertoonde. Leslie nam het er uit en bekeek het aandachtig. „Mooie, ondeugende oogen." zei ze luchtig, „het eenige ondeugende, dat er aan je is, baby! Jij en je beeldhouwerijJuist een kind met z'n blokkendoos! Daarenboven geloof ik niet, dat je ooit een penny rijk zult zijn, en men trouwt een man niet om zijn uiterlijk alleen. Neen, jongen, daar ga je!" en ze wierp de foto ter zijde met een opzettelijk gebaar van noncha lante afkeuring. Vervolgens nam zij haar met leer bedekten inktkoker en een vel papier, Dan begon ze te schrijven; „Mijn beste Hugo" Zij wachtte een oogenblik en dacht: „Maudy en Hilary Smith zullen er blij om zijn. Het zelfde is het geval met mijn rijke nichtjes, die altijd zoo lief zijn, om mij hun afgedragen toi letten te sturen en mij te inviteeren op feestjes, waar ze een geestige jonge dame noodig hebben. Als je het doet, Leslie, kun jij op jouw beurt haar inviteeren! Een goede reden om ja te zeggen." Zij nam haar penhouder weer op. Ze vulde den datum in, dien ze eerst vergeten had neer te schrijven. ,,Die arme Monty zal veel beter dienst doen als' décor in het tooneelspel. Enfin, ik heb Hugo duidelijk te verstaan gegeven, dat ik Ijiet op zijn geld gemunt had!" Dan schreef ze: „Na rijp beraad...." Hier begon ze weer te mijmeren. Redenen zijn mooie zaken. De reden, waarom zoovele huwe lijken een fiasco zijn, is, omdat er niet genoeg redenen voor bestaan. Laat ik mijn redenen eens bekijken. O ja, reden no. 100: ik ben zes en twintig jaar en zal er niet mooier op worden, tenminste niet, als ik geen betere kleeren krijg. En die zou ik zonder twijfel krijgen, als ik met Hugo trouw (reden no. 101.) En nu reden no. .102: mijn oude dame kan niet lang meer leven en ik zou nooit een betere betrekking vinden dan een huwelijk met hem. Vervolgens reden no. 103, neen eigenlijk no. 102)4: Ik mag hem graag. Hij verwacht niet meer van me en ziedaar de aanvullende halve reden, om hem te nemen. Nu reden no. 104: hij keurt niets in mij af, terwijl Monty van me houdt, tegen beter weten in. Dit is erg aangenaam voor mij, maar vervelend voor een echtgenoot. Ik zou een prachtvrouw voor Hugo zijn," zei ze half-luid tot de verworpen foto. „Hem zal ik nooit ergeren, nooit ver velen, nooit storen. Hem zal ik nooit een gek figuur doen slaan tenminste niet gekker, dan hij er al uitziet met dat bakkebaardje en die das. Leslie zou verstandig genoeg zijn, om zich in haar eigen kamers terug te trekken, als ze bemerkte, dat zij voor het oogenblik hem niet amuseerde (reden no. 105 om een rijk man te trouwen) en op haar kamers te blijven, tot dat hij haar kwam halen. Reden Zoover gekomen met haar rijken voorraad redenen, smeet ze eensklaps met een smak haar pen neer, verscheurde het vel papier met Hugo's naam er op, in snippers en wierp ze in den ledigen haard. ,,Mijn hoofd staat er vandaag niet naax, om een goeden brief te schrijven!" zei ze excuseerend tot zichzelf, terwijl ze van haar stoel opstond. „Ik ben wat vermoeiddat komt van al dat gepraat van Taffy gisteren nacht. Dat verwenschte ding! Ik ben er ner veus van! Verwenscht zijn alle verloofde meisjes. Waarheen zouden ze gegaan zijn? Ik zal tele- foneeren om iemand, die mij mee uit roeien neemt op de rivier. Er is tijd in overvloed, om later Hugo het jawoord te geven." Een tweede editie van Hugo's brief, waarop telkens het beeld van een gelukkig meisjesgezicht versche nen was, werd dien dag niet meer uitgegeven. Leslie trad op het telefoontoestel toe. „649 Chelsea," riep ze op. „Ik wil mijnheer Scott spreken." Zij dacht: „Dit zal mijn laatste Zondag zijn als vrij meisje en ik wil dien in vrede door brengen." In Richmond Park was het heerlijk koel op het gras, in de schaduw van eikenboomen en varens, die tot de borst reikten. Paul en Gwenna hadden zich neergevlijd en genoten van de vruchten en de cake, die ze onderweg gekocht hadden en keuvelden gezellig, met lange tusschenpoozen van gelukkig stilzwijgen. Feitelijk waren ze dicht bij Londen met al zijn rumoer en menschendrommen, maar hier was het rustig en stil en gevoelden ze zich echt buiten en ver verwijderd van de stadsdrukte. Gwenna's zachte, liefelijke stem met haar vreemd accent verbrak de stilte: „Vanmiddag neem je me mee naar boven?" „Naar boven?" zei hij lui. „Waar naar toe?" „Op een vliegtocht natuurlijk." „Neen, dat denk ik niet," antwoordde de vliegenier rustig in zijn geliefkoosde houding, met de handen onder de kin, op bet gras lig gend en haar aankijkend. „Niet gaan vliegen, vanmiddag?" „Ik denk van niet. klein ding." „O je bent er zeker te lui voor," plaagde ze, zijn voorhoofd met haar vinger een klein duwtje gevend, om dezen dan terstond weer terug te trekken ,,Je hebt geen zin om je te bewegen?" „En dat ga ik ook niet doen, niet voor het noodzakelijk is," Ze zuchtte eens, maar voelde zich niet erg teleurgesteld; want hier in de donkere schaduw was het heerlijk, met hem alleen te zijn, zelfs al keek ze tersluiks door de bladeren heen naar de saffierblauwe lucht, zich verwonderd afvra gend, of het nog zaliger kon zijn. daarboven met haar liefste in het luchtruim te zweven. „Weet je wel, hoe dikwijls je het reeds uit gesteld hebt?" vroeg ze na een poosje, terwijl ze de muggen met haar witten hoed op een afstand trachtte te houden. „Telkens heb Je me verzekerd, dat je me op een vliegtocht mee zou nemen, Paul, en telkens is er iets tusschen gekomen. Laten we nu eens definitief afspre ken. Wanneer zal het gebeuren?" „Ah!" zei hij en wierp een pit van een perzik, dien hij juist gegeten had, naar het groene bosje varens. „Dat was raak. Ik wilde eens zien, of ik dien knobbel op het takje kon bereiken." Ze schoof een beetje dichter naar hem toe en fleemde: „Wat denk je van a.s. Zondag?" „Ik hoop, dat het even mooi weer zal zijn als vandaag. Ik zou willen, dat alle Zondagen even mooi waren als deze. Ik begrijp niet, wat ik vroeger op al die mooie dagen heb uitgevoerd, Gwenna." Zij zei: „Ik bedoel, zou je me aa. Zondag niet voor een vlucht willen meenemen?" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9