ïïtdv&tfml den da$
D
Met twee kameraadjes op avomturenreis
n
J-ccputS-Vi&u^eEs
Een verrassende
belofte
De Kroon juweelen
HIJ KOMT - HIJ GAAT
FRANKRIJKS KLEINSTE
GEMEENTE
VRIJDAG 21 JUNI 1935
Binnen twee jaar zal de H. Mis
worden opgedragen in een deel
der kathedraal te Liverpool"
Vrome wilsuiting van 't
katholieke volk
Dumas-anecdote
hè i
Zij bestond uit één huis en zes in
woners en de gemeenteraad
telde.... acht leden
Zijn de Russische kostbaarheden
tenslotte toch nog op de hoof
den der Labour-leiders-vrouwen
terechtgekomen
Bij Lansbury's dood
Tot 40.000 meter in de
stratosfeer
Thans opgeheven
De droom
Zesjarige moordenaar
Onbrandbare kleeren
Amerikaansch
bij een ongeval met
A 17 A ¥T 'd °P dit blad zyn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen "C* 7I\rt bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f7 'TCfl
«*M <1 <r. fiDUll JL N l-i *D ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 ff verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen I ff doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FOC|"| by verlies van een hand
uÜUt" een voet of een oog
DOOR BERTHA RUCK
toestemming van haar voogd
Binnen twee jaren zal de H. Mis ongedragen
Worden in een deel der Metropolitane kathe
draal."
Deze belofte werd op de jaarlijksche verga
dering der Kathedraal-vereeniging te Liver
pool afgelegd door Mgr. Downey, den Aarts
bisschop, en Sir Edwin Lutyens, den bouw
meester.
Het was een verrassende belofte. Heel het
katholieke Engeland volgt sinds eenige jaren
met de grootste belangstelling de ontwikkeling
van Mgr. Downey's geweldige bouwplannen. Het
heeft er de werkelijke grootheid niet onmiddel
lijk van begrepen. De katholieken van West
minster hebben er aanvankelijk zelfs bijna vij
andig tegenover gestaan. Zij hebben gramsto
rig gevraagd: waarom moet Liverpool een ka
thedraal bouwen, grooter niet alleen dan die
van Westminster, maar grooter dan elke andere
kathedraal ter wereld, en weinig kleiner slechts
dan de St. Pieterskerk (die géén kathedraal is)
zelf? Zij hebben gezegd: er zijn te weinig pa
rochiekerken, zeer ten nadeele van de handha
ving en uitbreiding des geloofs. Waarom hon
derdduizenden uitgeven aan den bouw eener
kathedraal terwijl duizenden voor den bouw van
parochiekerken te kort schieten?
Achter deze kritiek oogenschynlijk niet zoo
heel ongegrond school de naijver, welke het
Engelsche, aristocratische, ingetogen Westmin
ster zoo vaak aan den dag legt tegenover het
half-Iersche, proletarische, vurige Liverpool.
Men vond dat het ,,arme familielid" in het
Noorden niet zoo „groot-op" moest doen.
Maar wat zag men gebeuren? De arme ka
tholieken van Lancashire, bezield door hun
aartsbisschop, antvlamden in heilige geestdrift
voor de grootsche bouwplannen. In de middel
eeuwen bouwde heel een bevolking mede aan
een kathedraal Aartsbisschop Downey vroeg
dat iedere katholiek van zijn diocees een steen
zou bijdragen. Hij waardeerde de duizenden, die
aan het kathedraalfonds geschonken werden
door de groote reeders en fabrikanten van de
Mersey, maar op hooger prijs stelde hij de shil-
hngen der armen en de pennies van de kin
deren der armen. Gelijk in de middeleeuwen
ofschoon op andere wijze bouwde heel de
bevolking mede. Kinderen kochten wat minder
snoepgoed, hun vaders rookten wat minder pij-
Pen, de moeders spaarden wat uit op haar so
bere sieraden shillingen en pennies stroom
den toe bij tienduizenden, en iedere shilling en
iedere penny was een getuigenis van onthou
ding.
Heel de bevolking had die kathedraal die
er nog komen moest in haar hart gesloten.
Indien aartsbisschop Downey zelf plotseling
bang geworden was voor de stoutmoedigheid
zijner eigen plannen hij zou niet meer terug-
Sekund hebben; 't waren zijn plannen niet
teeer, maar die van 't heel katholieke volk van
Lancashire.
Dit maakte ook indruk in het stroevere zui
den van Engeland en in het deftige Westmin
ster. Dat half-Iersche oer-katholicisme van Li
verpool imponeerde. Die kathedraal was on-
eindig veel meer dan de droom van een eer-
Zuchtigen aartsbisschoppelijken bouwheer; zij
^as de vrome wilsuiting van het katholieke volk,
dat groot wilde bouwen zoo groot mogelijk
biet om Westminster te overtroeven, maar als
acte van hoop en vertrouwen.
Want Liverpool bouwt een kathedraal, niet
Voor een katholieke minderheid, maar voor een
katholieke natie.
„Als God het oogenblik voor de bekeering
Van Engeland gekomen acht, dan zal Zijn Me-
jjtepolitane kerk in het Noorden gereed zijn."
"it is de gedachte van hen, die offeren opdat
Bebouwd zal kunnen worden.
Alexander Dumas, den grooten Franschen
tootieei- en romanschrijver, verdacht men vaak
^ah plagiaat. Dat hij in zijn boeken niet altijd
Oorspronkelijk was, is na zijn dood wel eens ge-
ïh een te Los Angeles verschijnend filmtyd-
"rift kon men onlangs het volgende lezen:
E>e inhoud van de film „De man met het
JZeren masker", waarin enkele jaren geleden
jT°bglas Fairbanks op zoo meesterlijke wijze de
hoofdrol vervulde, is voor een 'Franschen ro-
j anschrijver, Alexander Dumas genaamd, aan-
eiding geweest zijn roman „Le Vicomte de Bra-
rf'Onne" te schrijven. De hoofdfiguur in Dumas'
6rk haalt het evenwel niet bij de meesterlijke
v ®atie van FairbanksEen harde critiek
„?0r een schrijver, die sedert tientallen jaren
mee tot de levenden behoort.
£.<1111
Tien uur 's avonds krijgt Vaz Dias
Regelmatig trouw het woord;
Alles zwijgt dan, diep-aandachtig,
Zijn stem wordt alleen gehoord.
Moeder legt haar breiwerk neder,
Vaders pijp krijgt even rust,
Zus ontwaakt uit haar roman.
Juist als hij haar heeft gekust,
Luisterende rust en stilte
Onder avond-lampeschijn;
Kalm-eentonig zegt Vaz-Dias
Hoe de nieuwsberichten zijn.
Ongelukken langs de wegen,
Of de feiten van den dag,
Onderscheiding en benoeming,
Moord en wederzijdsch verdrag.
Vreugde, leed en rouw en tranen
Trekken in een bonte rij,
Monotoon en onverschillig
In één oogenblik voorbij
't Huis'lijk leven gaat weer verder;
Nd de bitterste tragiek
Hoor en wij „het volgend nummer":
Vroolijk-vlotte mar sch-muziek!
H. P.
(Nadruk verboden)
niiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiriiiiitiiiiimiiiiiiiiiHiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiims
Wij, katholieken, die nog slechts een kleine
minderheid vormen, bouwen niet voor ons zelf,
maar voor onze afgedwaalde broederen." Ook
dit is een gedachte van het katholieke volk van
Lancashire.
Maar zoo groot is de arbeid, welke een jaar
geleden aangevangen werd, dat wij slechts kun
nen denken aan de wording, niet aan de vol
tooiing, of zelfs maar aan een begin van vol
tooiing van datgene wat de Heilige Vader en
kele weken geleden in een onderhoud met aarts
bisschop Downey een „levende werkelijkheid"
noemde.
Die „levende werkelijkheid" stond ons plot- Als men thans in de Londensche bladen de be
zen tijd George Lansbury, dezelfde, die tegen
woordig de leider der oppositie in het Lagerhuis
is, dezelfde ook, die slechts eenige weken ge
leden zijne bewondering voor koning George V
uitsprak bij diens zilveren jubileum. Met dezen
speelde destijds zijn zoon Edgar Lansbury een
zeer actieve rol in de befaamde „juweelen-sub-
sidie". Doch dit „prachtig zaakje" lekte uit en
het bestuur der Engelsche arbeiderspartij werd
door de publieke opinie verplicht de „juweelen
subsidie" te weigeren.
Aan het hoofd der toen in Londen verwijlen
de Sovjet-missie, welke dit „zaakje" moest op
knappen, stond Kamenef, die onder den schijn
van handelsbetrekkingen voor de Sovjets met
Engeland aan te knoopen, officieel naar Lon
den had weten te komen. Deze zelfde Kamenef
is thans, evenals de vroeger zoo machtige Zi-
novjef, na den gewelddadigen dood van Kirof in
Petrograd, door Stalin, als „verrader der com
munistische beginselen en idealen", naar het
Noorden van Sovjet-Rusland verbannen. Lioyd
George was tijdens die juweelen-geschiedenis
nog minister-president en hij weigerde met Ka
menef besprekingen over eventueele handels
betrekkingen met Sovjet-Rusland te voeren, al
vorens het incident over deze beloofde subsidie
aan de „Daily Herala" was opgehelderd. En zoo
moest dan Kamenef ijlings Londen verlaten,
terwijl de Britsche regeering eene officieele me-
dedeeling het licht deed zien, waarin zij ver
klaarde, dat niet alleen volgens door haar «in
gewonnen volkomen betrouwbare inlichtingen,
de Sovjet-missie van den verkoop dezer juwee-
len volkomen op de hoogte was, maar dat bo
vendien Kamenef zelf deze kostbaarheden
naar Londen had gebracht.
Edgar Lansbury ontkende daarna niet meer,
dat hij een gedeelte van de geldsommen, welke
deze kostbare kleinoodiën opbrachten, ontvangen
had.
Verleden jaar publiceerde hij nog eeri mono
grafie over zijn vader, waarin hij zoo onvoor
zichtig was eenige geheime regeeringsdocumen-
ten op te nemen, een feit, waarvoor hij door het
Engelsche gerecht tot £20 boete werd veroor
deeld.
Veel is er in de laatste vijftien jaren veran
derd. De arbeiders hebben hun onbekookte nei
gingen niet meer van het eind van den oorlog
seling voor oogen, toen de Aartsbisschop en de
bouwmeester beiden verzekerden dat binnen
twee jaren Mis zal worden gelezen in de ka
thedraal.
Het zal nog maar een klein stuk van de
kathedraal zijn, maar door openstelling van de
crypt en haar kapellen voor den eeredienst, zal
de groote droom zijn eerste tastbare verwe
zenlijking, en de offervaardigheid der geloovi-
gen haar eerste loon gekregen hebben.
Na een langdurig lijden is de zoon van den
leider der Arbeiderspartij in het Engel
sche parlement, Edgar Lansbury, op 49-
jarigen leeftijd gestorven. Zijn dood brengt ons
herinneringen terug uit 1920, toen zijn naam in
het nauwste verband stond met den verkoop in
Londen van de door de bolsjewieken geroofde
keizerlijke Russische kostbaarheden. Een ge
deelte der geldsommen, welke deze verkoop
moest opbrengen, was immers door de commu
nistische Russische regeering als een subsidie
voor het Labour-dagblad „Daily Herald" be
doeld, het Labour-partijdagblad, dat toen een
gevaarlijke financieele crisis doormaakte. De re
dacteur van het dagblad, dat gaarne van de
communisten geld "wilde aannemen, was in de-
schrijving der meest in het oog vallende toilet
ten en juweelen op de première in de Opera
leest, en na verschillende Hertoginnen en La-
dies So and So, ook dat van Viscountes Snow-
den beschreven vindt, kan men zich moeilijk
voorstellen, dat zij de vrouw van den bekenden
socialist en Labour-leider van voorheen is.
„Haar toilet" wij citeeren hier woordelijk
de „Morning Post" van 20 Mei j.l. „was uit
een wit en zilver lamé-stof gemaakt, waarover
een korte mantel van wit hermelijn hing. Een
orchidee-lichtpaarskleurigen waaier van struis
vogelvederen hield zij in de handen, terwijl een
groote, breede diamanten diadeem (a wide dia
mond tiara) haar hoofd versierde."
Misschien is een gedeelte der keizerlijke Rus
sische diamanten door Kamenef en zijne op
volgers naar Londen gebracht en daar ver
kwanseld ten slotte nog op de hoofden oer
eens zoo socialistische Labour-leiders-vrouwen
terecht gekomen. Er is immers niets nieuws on
der de zon en het woord van den wijsgeer, die
ons leerde „lliistoire se répète toujours", blijkt
nog altijd volkomen waar te zijn.
De Russen werken met koortsachtigen ijver
aan de ontwikkeling van het stratosfeer-onder-
zoek, waarin zij juist in den laatsten tijd een
aanmerkelijken voortgang gemaakt hebben.
Onlangs heeft men in de nabijheid van Moscou
een automatischen signaalballon onbemand la
ten opstijgen. Deze ballon bereikte een hoogte
van pl.m. 40.000 meter. Tijdens de vlucht werd
voortdurend een verslag over het verloop naar
de aarde gegeven. De ballon doorkliefde de lucht
met een snelheid van gemiddeld 24 K.M. per
uur en landde op een afstand van 200 K.M.
van Moscou. De laagste temperatuur was vol
gens de aanteekening van het meet-instrument
op een hoogte van pl.m. 9000 meter en bedroeg
daar 76°.
e gemeente Feissal, de kleinste van heel
Frankrijk, ligt in de Basses-Alpes, mid
den in de eenzaamheid. Zij is inderdaad
niet groot, deze gemeente, en om heel nauwkeu
rig te zijn: zij bestaat uit één huis
en zes inwoners. Maar de wet is nu eenmaal de
wet, en een commune is een commune, en daar
om bezit het dorp Feissal een burgemeester, een
veldwachter, een postbeambte, een secretaris en
een telefooncel. Er staan nog meer huizen in
Feissal dan het genoemde, maar deze andere
zijn verlaten en bouwvallig en tellen met meer
mee.
Natuurlijk heeft de burgemeester. Papa Pé-
coul, ook een gemeenteraad. Deze raad heeft
zelfs acht leden, wat een heele prestatie is voor
een gemeente, die maar over zes inwoners be
schikt, welke inwoners alle tot het gezin van
vader Pécoul behooren.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen, die vijf
weken geleden gehouden werden, stonden acht
candidaten op de lijst, en er waren zeven kie
zers ingeschreven. Vader Pécoul was nummer
één op deze lijst, de andere candidaten waren
herders en een paar zwervers, die juist in de
verkiezingsdagen te Feissal een onderkomen
zochten. Nu, de lijst-Pécoul werd met drie stem.
men gekozen. De vier andere kiezers maakten
van hun stemrecht geen gebruik. Onmiddellijk
had een gemeenteraadszitting plaats, waarin
Papa Pécoul eenstemmig weer tot burgemees
ter werd gekozen. Daarna trokken de herders
verder.
Daar de dochter van Pécoul dit jaar in een
pensionaat doorbrengt en de oudste zoon onder
dienst is, heeft de gemeente strikt genomen nog
maar vier inwoners. Doch het spreekt vanzelf,
dat een burgemeester een plaatsvervanger moet
hebben, ook al is zijn gemeente klein, en daar
om werd Mama Pécoul, die reeds de telefoniste
van het dorp is, tot onderburgemeesteres en se
cretaresse benoemd. En daar aan een veldwach
ter dringend behoefte bestond, maakte de bur
gervader ^volgens voorschrift deze vacature aan
de inwoners bekend en benoemde tenslotte zich
zelf, daar geen ander gegadigde zich had aan
gemeld. Het loon staat in de gemeenteboekhou
ding geschreven.
Tot aan het naastbyzynde postkantoor is het
acht kilometer ver. Dus is er iemand noodig,
die de post brengt en afhaalt. Daar ook voor
deze plaats geen enkele reflectant verscheen,
benoemde de burgemeester zyn tweeden zoon,
die voor tien francs per dag het werkje aan
nam.
De gemeente is overigens rijk. De boeren uit
den omtrek laten hun koeien graag op de vette
weiden van Feissal grazen, en betalen hiervoor
een ruime belasting. Ook de verkoop van het
hout der gemeente werpt jaarlijks een flinke
verdienste af. Het is zoo kwaad nog niet, burge
meester van Feissal te zijn.
Geen critiek van ontevreden burgers te duch
ten, een volle gemeentekas, een rustig leven..
Alles zou zoo zijn voortgegaan, wanneer de Al-
gemeene Raad van Grenoble zich niet met de
zaak bemoeid had, en een paragraaf uit de wet.
geving had opgediept, welke niet toelaat, dat
van een geheelen gemeenteraad slechts de bur
gemeester in de bewuste gemeente woonachtig
is. De gemeenteraad van Feissal protesteerde
natuurlijk met al zijn energie, doch hij kon
toch niet verhinderen, dat de gemeente Feissal
tenslotte bij het naburige Authon werd inge
lijfd.... Dat was het einde van de kleinste en
gelukkigste gemeente in Frankrijk!
frto/W
De kapitein van het schip Was een ruwe
man en als er iets niet naar zijn zin ging,
dan kwam er al gauw een eindje touw bij te
pas, dat hij altijd bij zich droeg. Den eersten
dag den besten kreeg ik er al van langs. Ik
moest de commandobrug schrobben en na
dat ik met veel moeite 'n zwaren emmer wa
ter de trap had opgesjouwd, en ik bijna
ooven was, kwam het hondje van den kapi
tein langs mij heen stuiven, waarop ik zoo
schrok, dat ik den emmer met water los liet,
die naar beneden tuimelde, 's Jonge wat was
de oude boos en wat kreeg ik er van langs.
Het ruwe leven aan boord viel niet mee
en menigmaal dacht ik, het niet uit te kun
nen houden. Maar dan klemde ik de tanden
Dp elkaar en dacht bij mezelf: „kop op" en
dan zette ik door en ik kwam er door. Dus
Piet, leer dit van mij, komt er soms tegen
slag, zet dan je tanden op elkaar, en „kop
op".
„En nu kinderen, ga jullie nu maar wat
op dek spelen. Piet is van nu af aan bevor
derd tot assistent-dekschrobber en denk er
om, dat je voortaan de commandobrug en
mijn hokje schoon moet houden. En goed
ook, ofen de kapitein keek Piet barsch
aan, w'aarbij hij echter een oolijk knipoogje
gaf. „Best, kapitein," zei Pietje vol trots. „Ik
zal mijn best doen."
Op dien avond dat mevrouw Dalbury
door den tuin liep, was ze eensklaps op-
i geschrikt, omdat ze door het hooren uit
spreken van haar naam begreep dat er over
haar gesproken werd. Ze wilde niet opzettelijk
luisteren, en toch, op dit oogenblik kon ze niet
anders. Haar dochter zat met haar verloofde
op de bank achter de heg. Haar kon men niet
zien; ze had met een blos op de wangen naar
het gesprek geluisterd. Wie haar gezien had,
zou medelijden hebben gekregen met die schijn
baar ongenaakbare vrouw, die voor iedereen
d'r hart scheen te sluiten.
„Ik geloof dat het komt omdat moeder het
verleden wil verzwijgen," had ze Lucia met
zachte stem hooren zeggen.
„Och," had Paul geantwoord, „dat denk ik
niet, het lijkt me eerder dat ze er bang voor is."
„Maar. als we, zooals we besloten hebben,
moeder dij ons zullen nemen, ben je dan niet
bang dat. dat vreemde waas jou
,Och, kindlief, denk daar niet over; als je
moeder zoo is, zal ze daar haar reden wel voor
hebben. Maar je weet dat ik heel veel van haar
houd en dat vreemde waas, zooals jij dat noemt
zal aan dat gevoelen niets veranderen."
En toen had Paul haar naar zich toegetrok
ken en gekust.
Direct daarna had mevrouw Dalbury zich
verwijderd naar de kamer en daar hadden de
woorden: „dat vreemde waas" herhaaldelijk in
haar ooren geklonken. Misschien dacht ze, had
ze er verkeerd aan gedaan, haar dochter niet
over het verleden te spreken, om haar het ver
driet van het weten te besparen. Had ze in haar
poging om alles alleen te dragen, haar moeder
liefde niet te kort gedaan? Ze wist maar al te
goed dat haar levensgeluk verwoest was, om
dat ze niet kon vergeten en vergeven. Daar
boven in die stille kamer, achter die gesloten
venster-s en deuren, dacht ze weer aan dat vree
seljjke oogenblik, toen een zwerver haar was
komen mededeelen dat Ben Dalbury ergens in
Californië in een kroeg was doodgestoken, na
een heftige woordenwisseling. Ze had het niet
kunnen, niet willen gelooven.
Er werd op de deur geklopt en Lucia trad
binnen. Met groote smartvolle oogen keek ze
haar dochter aan, alsof ze om medelijden en
vergeving smeekte. Lucia knielde naast haar
neer en verborg haar hoofd in d'r schoot.
.Lieveling," begon ze, „ik heb gehoord wat
Paul en jij dezen avond in den tuin over me
gezegd hebben." Ze hoorde hoe haar dochter
zuchtte en zich vaster tegen haar aandrukte.
„Ik weet," ging ze voort, „dat ik het niet had
moeten doen, maar ik kón niet anders. Ik
wilde weten hoe jullie over me zouden denken,
omdat ik je geluk niet in den weg wilde staar.."
Lucia .hief het hoofd op en vroeg zacht:
„arme móeder, hebben we u pijn gedaan?"
„Neen, kind, maar misschien heb je me de
oogen geopend voor een verzuim, dat ik nu
wil herstellen. Je moet me echter gelooven, als
ik je zeg dat ik gemeend heb alles om je best
wil te doen."
„Daar ben ik zeker van, moeder."
„Neem <jan een stoel kindlief en ga vlak bij
me zitten. Ik was nog jong, toen ik je vader
voor het eerst ontmoette en al heel gauw veel
van hem hield. M'n moeder was al vroeg ge
storven en m'n vader ging geheel op in de stu
die der plantkunde. Hü stelde in niets anders
belang, zoodat niemand mij raad kon geven.
Ben Dalbury was de zoon van een oud studie
vriend van hem. en dat was voor mijn vader
al voldoende om zeer ingenomen met onze ver
loVing te zijn. Binnen twee maanden na onze
eerste ontmoeting waren we- getrouwd. Veel van
ons ellendig huwelijksleven zal ik je niet ver
tellen, Lucia, maar dat moet ik je zeggen, dat
je vader geweldig zelfzuchtig was en dat hij
niets of niemand ontzag, wanneer het er op
aankwam aan z'n zelfzucht te voldoen. Boven
dien was hij aan den drank verslaafd en zelfs
in onze wittebroodsweken ontzag hij zich niet
aan die verderfelijke gewoonte toe te geven
Herhaaldelijk onderhield ik hem daarover
maar het baatte niets. Ten einde raad ging ik
naar z'n vader en verzocht hem Ben over z'n
slecht gedrag te onderhouden. De man lachte
en zei dat ik schromelijk overdreef. Het waren
nog een paar wilde haren, zei hij, die vanzelf
wel zouden uitvallen. Na twee jaren kwam de
breuk. Op een morgen vertelde hij me dat hij
voor eenige dagen op reis moest; hij kuste me
vaarwel en.ik heb hem nooit weer gezien
Het bleek dat hij had moeten vluchten wegens
het vervalschen van een wissel van 10.000 pd.
st. Van dien dag haatte ik hem, haatte hem
sterker dan alles wat ik ooit gehaat heb. Be
grijp je nu, Lucia, dat ik je nooit over je vader
sprak? Toen je geboren werd, was hij reeds
gevlucht; hij heeft je dus nooit gezien. Tien
jaar later kwam een zwerver mij z'n dood mee-
deelen."
Mevrouw Dalbury zweeg, terwijl ze recht voor
zich uitstaarde. Lucia was opgestaan en op
haar stoelleuning komen zitten. Ze sloeg haar
armen om haar moeder heen en fluisterde„Arm
moedertje, we hebben nooit geweten dat u zoo
veel leed te verbergen had."
„Gelukkig niet, lieveling. Maar neem je het
mij niet kwalijk?"
„O moeder, hoe zou ik dat kunnen?"
De twee vrouwen bleven nog eenigen tijd in
gedachten verzonken, zitten, tot mevrouw Dal
bury haar dochter drong naar bed te gaan.
„Het is al laat," zei ze, „en je hebt rust noo
dig.
Toen het meisje de kamer verlaten had, bleef
de eenzame vrouw met gesloten oogen naar het
verleden kijken. De wind ruischte in de hoo
rnen en er drong geen geluid tot haar door.
Eensklaps was het alsof er iemand naast haar
stond en toen ze opkeek, zag se een haveloos
gekleed man naast zich staan. Z'n gezicht was
met bloed bedekt en z'n armen strekten zich
smeekend naar haar uit.
„Sylvia," fluisterde hij.
„Ben," klonk het van haar lippen. „Hoe kom
je hier?"
„Verwachtte je mij?"
„Ja, ik heb nooit geloofd dat je dood bent,
ik wist dat je nog terug zou komen."
„Sylvia, ik heb zooveel geleden. Ik durfde
niet terug te komen; ik was een dief, een drin
ker en een speler. lederen dag zakte ik dieper
in de modder weg; ik wist dat. als ik terug
kwam, men mij direct zou arresteeren. Ook wil
de ik ons kind, onze Lucia, niet ongelukkig ma
ken. Sylvia, hou je van me? Onder in de la,
achter dat groene doosje, ligt een medaillon.
Neem dat en m
geef het aan ons j
kind op haar j
trouwdag. Het is
een geschenk, ook
van mij. Beloof je j
me dat?"
Ja Ben, maar..."
„Stil, zeg niets; ik weet en ken je verwijten;
ik heb ze gehoord, dag en nacht. Vergeef me.
Sylvia, voor den laatsten keer, vergeef me."
„Ik vergeef je en zal doen wat je gevraagd
heb, ik...."
Mevrouw Dalbury schrok wakker en zat nog
in denzelfden stoel. Haar ledematen waren stijf
en koud, maar inwendig doorstroomde haar een
warm gevoel. Het maanlicht gleed als een geel
gordijn door de kamer. Zij stond op en liep.
zonder licht te ontsteken, naar de kast, waar
ze de onderste lade openschoof. Ze tastte er in
en haalde er iets uit dat op een gepolijst goud
stuk geleek. Ze legde het op den schoorsteen en
verliet snel het vertrek.
Toen Lucia den volgenden morgen bij haar
moeder kwam, was ze getroffen door haar
vriendelijk gelaat, dat geen sporen meer droeg
van de vroegere stugge geslotenheid.
.Moeder!" riep ze, „lieve moeder, wat is er
met u gebeurd?"
,Ik heb den heelen nacht in den stoel ge
slapen en toen.... voor de laatste maal ver
geving geschonken. Ik ben nu heel gelukkig."
Mevrouw Dalbury omhelsde haar dochter en
nam haar mee naar haar boudoir.
Hier," zei ze, „hier is het huwelijksgeschenk
voor je.... van vader en van mij."
Van den schoorsteen nam ze het medaillon.
„In geen twintig jaar heb ik het openge
maakt. Ik was van plan het nooit meer in han
den te nemen en had het verborgen in de kast.
Je vader gaf het mij toen we trouwden, nu is
het voor jou."
Ze opende het medaillon en keek langen tijd
naar het portret van twee jonge menschen.
,Het zijn je vader en ik en het is het eenige
portret dat ik van hem heb. Neem het, het is
een bewijs dat ik hem vergeven heb en.nog
altijd van hem houd," liet ze er zacht op volgen.
Dezer dagen heeft zich te Budapest 'n drama
afgespeeld, waarbij een achtjarige knaap door
zijn vriendje, zes jaar oud, in den Donau werd
geworpen. De twee jongens waren samen op
wandeling gegaan en hebben onderweg ruzie
gekregen. De zes-jarige knaap, driftig van aard,
heeft zijn vriendje toen naar den oever van den
Donau gesleurd en het ventje in het water ge
worpen. Het lijk kon door de politie worden
opgevischt.
Aanvankelijk ontkende de zes-jarige knaap
zijn vriendje te hebben verdronken. Later ver
telde hij het verloop van het gebeurde aan zijn
moeder.
Een Fransch scheepsofficier, deel uitmakend
van de bemanning van Frankrijks grootste zee
kasteel, de „Normandie", heeft een stel on
brandbare kleeren aan boord van het schip ge
bracht. Even vóór de afvaart van het schip naar
Amerika heeft deze officier een demonstratie
met zijn onbrandbare kleeren, noofdzakelijk be
staand uit asbest, gegeven en deze demonstratie
had een groot succes. Geheel in asbestkleeren
gestoken stapte de man door een hoog opgesta
peld vuur en kwam er ongedeerd uit te voor
schijn.
In de toekomst zullen asbestkleeren ook voor
vliegers worden vervaardigd.
In Amerika doet men alles Amerikaansch. De
kleine Shirley Temple, de jongste Paramount-
actrice heeft dezer dagen haar zesden verjaardag
gevierd. Van de directie der filmmaatschappij,
ontving de kleine jarige een schrijven, waarin
haar werd medegedeeld, dat haar gage, bij wij
ze van verjaarsgeschenk, was verhoogd. Van
haar groote collega's ontving Shirley een acht-
cylinder automobiel, van het nieuwste type. Wat
zal Shirley krijgen als zij zeven wordt?
<5.
HOOFDSTUK VI
De
eerwaarde heer Hugh Lloyd de eenige
^taande en voogd van Gwenna, van wien
3e noodige toestemming moest verkregen
tercr in geval het meisje wilde trouwen, zat
^ieu pt in bet lezen van „Het Cambrische
eiere S Zi-'n ontb«t- bestaande uit brood, boter.
Vi dn en thee, stond vóór hem op tafel gereed
zitkamer van zijn pastorie. De oude
b3e ki0k tikte nog wel langzaam, maar
3rie. Jzers bleven onveranderlijk slaan op half
c0tn' en de knusse kamer met haar Weische
eer, ra°3e en boekenrek rook nog steeds naar
«tiit-eescbroeid haardkleed. Buiter» broeide de
Och tp °Ver de valei op den prachtigen Augustus-
stggjj11 ci- De rookkolommetjes van de. schoor-
dchterezen blauw en kaarsrecht omhoog tegen den
behjJpgrond van lorkeboomen op de heuvel-
fcich j De heuvelen in de verte teekenden
'oozg 11 Vaag mauve kleur af tegen de wolken
bet Ülblauwe lucht van den nazomer. Geheel
Oowf^bap ademde diepe rust en vrede,
het ascetisch gelaat van den eerwaarden
Hugh, omkranst met een sneeuwwitten haardos,
weerspiegelde gemoedsrust en vrede met zijn
evenmensch. Het is waar, er werd melding ge
maakt van oorlogsgeruchten, ergens in de wijde
wereld aan de andere zijde van het Kanaal,
maar het was zoo ver van hier naar het
Vasteland, zooals men alles, wat buiten Enge
land gelegen was, noemde.
Zelfs was het een heele afstand naar Londen,
waar men druk delibereerde over een eventueel
optreden tegen DuitschlandWat hem meer
interesseerde was het onderwerp van de af
scheiding van de Weische kerk; er stonden
eenige zeer belangrijke artikelen over deze kwestie
in de courant. De eerwaarde heer Hugh had
ze zelf geschreven.
Zijn huishoudster, een vrouw van middel
baren leeftijd, die veel gelijkenis vertoonde
met een zwarte kip, kwam gedurende zijn
lezing de kamer binnenloopen:
„Een telegram voor u, mijnheer."
„O, dank je wel, Margaret," zei haar meester,
het telegram aannemend. Hij vermoedde den
inhoud wel. Zeker eenige maatregelen voor zijn
aanstaande Zondagsbeurt; want bij was een
zeer populair predikant en kreeg meermalen
aanzoeken om in de dorpen van Wales den
Zondagsdienst te komen leiden. „Dit," zei hij
met welgevallen tot zijn huishoudster, terwijl
hij de enveloppe openscheurde, „zal mij be
richten, dat ik Zondag in Carnarvon verwacht
wordt, of," hij staarde nu verwonderd het
uitvoerig telegram aan. Er was een oogenblik
stilte, alleen verbroken door het eentonig ge
tik yan de groote klók. Dan klonk er opeens
een verschrikkelijk profane uitroep, tegen alle
gewoonte in van zijn ambtelijk decorum. En
in Welsch voegde hij er haastig bij: „Groote
koning! Lieve vader! Hemelsche goedheid!"
„Wat is er aan de hand, mijnheer Lloyd?"
vroeg de opgewonden huishoudster eveneens in
Welsch, terwijl ze krampachtig haar gehaakte
zwart wollen shawl om haar schouders heen
en weer trok.
„Is er soms iemand gestorven?" In haar ver
beelding zag ze reeds de toebereidselen voor een
begrafenis, een van haar geliefkoosde plechtig
heden.
De eerwaarde neer Hugh Lloyd schudde ont
kennend het mooie witte hoofd.
Nogmaals doorlas hij het lange draadbe-
richt, het langste, dat hij coit in zijn leven
ontvangen had.
Hot luidde aldus:
Morgenochtend Dinsdag trouw ik uw
nichtje Gwenna in Hampstead. Spijt geen
vroeger bericht. Om militaire plichten vroegere
kennisgeving onmogelijk. Excuseer schijnbare
nalatigheid. Bijzonderheden volgen per brief.
Paul Dampier. Luitenant Koninklijk Vlieg-
corps."
Wederom een verzuchting: „Genadige goed
heid!" terwijl hij zenuwachtig met zijn vingers
in de witte lokken woelde. Met korte tusschen-
poozen ging hij voort, zijn gemoed te luchten:
„Wat heb ik haar gezegd? Heb ik het haar
niet voorspeld?Het is zeer jammer; het is
betreurenswaardig, dat ik ooit in haar yertrek
toestemdeIk had haar thuis moeten hou
denHet is mijn schuld, mijn schuld
O, die jonge mannen! En deze schijnt wel
heelemaal krankzinnig!"
En hjj adresseerde zijn antwoord aan
Gwenna Williams, Dames-Club, Londen:
„Arriveer vanavond Euston 9-30 voor gesprek,
Oom."
„Ik ben er zeker van, dat hij vreeselijk boos
zal zijn," zei Gwenna denzelfden avond angstig
tot Paul. Ze wandelden gearmd op het perron
van het Euston-station, v.achtend op den trein
uit Wales. Het was een aardig paar; de
slanke vliegenier in zijn grijs pak en het lieve
meisje met de blonde krullen en het donker
blauw costuum.
De kleine Gwenna had het onbehaaglijk ge
voel, niet onbekend aan trouwlustigen en dat
veroorzaakt wordt door de ongewenschte be
moeiingen van de familie.
„Hij was altijd een oude man om bang voor
te zijn," vertrouwde zij Paul angstig toe, terwijl
ze langzaam het roetachtig plaveisel van het
perron bewandelden. Het is juist iets voor hem,
om zestien minuten te laat te zijn, terwijl ik er
naar snak, dat alles zoo spoedig mogelijk in
orde komt. Hij begrijpt nooit de aangelegen
heden van menschen, die nog jong zijn. Het
eerste, wat hy je zonder twijfel zal vragen, is,
of je geld hebt. Heb je dat, Paul?"
„Bij hoopen," zei de vliegenier geruststellend.
,,Onze vriend Hugo heeft er zestig van gemaakt.
bij wijze van huwelijksgeschenk. Aardig van
hem, niet?"
Bij het zwarte bord, waar de aankomst en
het vertrek der treinen stond aangegeven,
keerden ze om, en Gwenna ging droevig verder
met haar sombere voorspelling over hetgeen
haar oom en voogd wel zeggen zou. „Hy zal zeker
klagen, dat het ongehoord is, om een vliegenier
te trouwen, tenminste als hij ooit van een
vliegenier gehoord heeft. Dominé's, mynopzich-
ters en andere lui „met een toekomst", dat is
het soort lieden, die altyd in ooms familie ge
trouwd zyn," zei ze angstig. „Ook zal hy ons
duchtig verwyten, dat wij hem tot nu toe niets
hebben laten weten (juist alsof er voor hem
iets te weten viel.) En hy zal je er van beschul
digen, myn dwaas hoofdje van streek gebracht
te hebben, daar ik veel te jong ben, om te weten,
wat ik doeEn dan is het heel, heel zeker, dat
hy je voor de voeten zal werpen, je met my
verloofd te hebben, alleen ommaar," onder.
brak ze zichzelf „maar je hebt nog niet eens
officieel aanzoek om myn hand gedaan."
„Nu is het er wel een beetje iaat voor,"
lachte haar verloofde, terwijl een groep kruiers
en witkielen naar den rand van 'iet perron
stormden. „Kyk, daar komt de trein aan!"
Na een onderzoekenden blik op den jengeman,
wien oom Hugh de hand schudde nadat
Gwenna hem reeds by het portier van de coupé
had voorgesteld nam de oude heer het jonge
paar met zich mee naar het dichtbijgelegen
hotel, waar hij altijd logeerde by zyn korte
en zeldzame bezoeken aan Londen. ïln het zou
weldra blijken, dat Gwenna geiyk had aan-,
gaande de eerste vraag, die oom zou stellen.
Want nadat hy zelf op de rood pluchen sofa
en Paul en Gwenna op dito bekleede stoelen
hadden plaats genomen, begon de dominé op
zakelyken, langzamen toon, Paul sterk
jixeerend
„Wel, jongeman, is u in het bezit van de
nocdige fondsen om een jonge vrouw behoorlijk
te onderhouden?"
„Om de waarheid te zeg jen: neen, mijnheer,"
antwoordde Paul frank. ,,Natuurlyk heb ik mijn
salaris. Als piloot ontving ik 3 per week,
maar dat was juist genoeg voor mezelf en de
noodzakelijke onkosten, aan de machine verbon
den. Doch nu er werk wordt gemaakt, om de
machine
„Ik heb zeer weinig vertrouwen in zaken als
vliegtuigen," onderbrak Lloyd hem niet zeer
bemoedigend, doch met een vluchtigen blik van
humor in zyn onderzoekende oogen. „Wat ik
denk over al die vliegery, is, dat het allemaal
een bevlieging van dwaasheid is."
,,Maar oom," kwam het verwytend van
Gwenna's lippen, terwijl ze van schaamte over
hem begon te blozen. De vliegenier daaren
tegen verdroeg de vernedering met stoïcynsche
gelatenheid.
„En van dit inkomen," vervolgde hy, Paul
steeds meer fixeerend, ,,van dit inkomen zult
u bitter weinig hebben overgespaard."
(Wordt vervolgd.)