ïïtdv&tfml den da$ D Met twee kameraadjes op avomturenreis n J-ccputS-Vi&u^eEs Een verrassende belofte De Kroon juweelen HIJ KOMT - HIJ GAAT FRANKRIJKS KLEINSTE GEMEENTE VRIJDAG 21 JUNI 1935 Binnen twee jaar zal de H. Mis worden opgedragen in een deel der kathedraal te Liverpool" Vrome wilsuiting van 't katholieke volk Dumas-anecdote hè i Zij bestond uit één huis en zes in woners en de gemeenteraad telde.... acht leden Zijn de Russische kostbaarheden tenslotte toch nog op de hoof den der Labour-leiders-vrouwen terechtgekomen Bij Lansbury's dood Tot 40.000 meter in de stratosfeer Thans opgeheven De droom Zesjarige moordenaar Onbrandbare kleeren Amerikaansch bij een ongeval met A 17 A ¥T 'd °P dit blad zyn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen "C* 7I\rt bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f7 'TCfl «*M <1 <r. fiDUll JL N l-i *D ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 ff verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen I ff doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FOC|"| by verlies van een hand uÜUt" een voet of een oog DOOR BERTHA RUCK toestemming van haar voogd Binnen twee jaren zal de H. Mis ongedragen Worden in een deel der Metropolitane kathe draal." Deze belofte werd op de jaarlijksche verga dering der Kathedraal-vereeniging te Liver pool afgelegd door Mgr. Downey, den Aarts bisschop, en Sir Edwin Lutyens, den bouw meester. Het was een verrassende belofte. Heel het katholieke Engeland volgt sinds eenige jaren met de grootste belangstelling de ontwikkeling van Mgr. Downey's geweldige bouwplannen. Het heeft er de werkelijke grootheid niet onmiddel lijk van begrepen. De katholieken van West minster hebben er aanvankelijk zelfs bijna vij andig tegenover gestaan. Zij hebben gramsto rig gevraagd: waarom moet Liverpool een ka thedraal bouwen, grooter niet alleen dan die van Westminster, maar grooter dan elke andere kathedraal ter wereld, en weinig kleiner slechts dan de St. Pieterskerk (die géén kathedraal is) zelf? Zij hebben gezegd: er zijn te weinig pa rochiekerken, zeer ten nadeele van de handha ving en uitbreiding des geloofs. Waarom hon derdduizenden uitgeven aan den bouw eener kathedraal terwijl duizenden voor den bouw van parochiekerken te kort schieten? Achter deze kritiek oogenschynlijk niet zoo heel ongegrond school de naijver, welke het Engelsche, aristocratische, ingetogen Westmin ster zoo vaak aan den dag legt tegenover het half-Iersche, proletarische, vurige Liverpool. Men vond dat het ,,arme familielid" in het Noorden niet zoo „groot-op" moest doen. Maar wat zag men gebeuren? De arme ka tholieken van Lancashire, bezield door hun aartsbisschop, antvlamden in heilige geestdrift voor de grootsche bouwplannen. In de middel eeuwen bouwde heel een bevolking mede aan een kathedraal Aartsbisschop Downey vroeg dat iedere katholiek van zijn diocees een steen zou bijdragen. Hij waardeerde de duizenden, die aan het kathedraalfonds geschonken werden door de groote reeders en fabrikanten van de Mersey, maar op hooger prijs stelde hij de shil- hngen der armen en de pennies van de kin deren der armen. Gelijk in de middeleeuwen ofschoon op andere wijze bouwde heel de bevolking mede. Kinderen kochten wat minder snoepgoed, hun vaders rookten wat minder pij- Pen, de moeders spaarden wat uit op haar so bere sieraden shillingen en pennies stroom den toe bij tienduizenden, en iedere shilling en iedere penny was een getuigenis van onthou ding. Heel de bevolking had die kathedraal die er nog komen moest in haar hart gesloten. Indien aartsbisschop Downey zelf plotseling bang geworden was voor de stoutmoedigheid zijner eigen plannen hij zou niet meer terug- Sekund hebben; 't waren zijn plannen niet teeer, maar die van 't heel katholieke volk van Lancashire. Dit maakte ook indruk in het stroevere zui den van Engeland en in het deftige Westmin ster. Dat half-Iersche oer-katholicisme van Li verpool imponeerde. Die kathedraal was on- eindig veel meer dan de droom van een eer- Zuchtigen aartsbisschoppelijken bouwheer; zij ^as de vrome wilsuiting van het katholieke volk, dat groot wilde bouwen zoo groot mogelijk biet om Westminster te overtroeven, maar als acte van hoop en vertrouwen. Want Liverpool bouwt een kathedraal, niet Voor een katholieke minderheid, maar voor een katholieke natie. „Als God het oogenblik voor de bekeering Van Engeland gekomen acht, dan zal Zijn Me- jjtepolitane kerk in het Noorden gereed zijn." "it is de gedachte van hen, die offeren opdat Bebouwd zal kunnen worden. Alexander Dumas, den grooten Franschen tootieei- en romanschrijver, verdacht men vaak ^ah plagiaat. Dat hij in zijn boeken niet altijd Oorspronkelijk was, is na zijn dood wel eens ge- ïh een te Los Angeles verschijnend filmtyd- "rift kon men onlangs het volgende lezen: E>e inhoud van de film „De man met het JZeren masker", waarin enkele jaren geleden jT°bglas Fairbanks op zoo meesterlijke wijze de hoofdrol vervulde, is voor een 'Franschen ro- j anschrijver, Alexander Dumas genaamd, aan- eiding geweest zijn roman „Le Vicomte de Bra- rf'Onne" te schrijven. De hoofdfiguur in Dumas' 6rk haalt het evenwel niet bij de meesterlijke v ®atie van FairbanksEen harde critiek „?0r een schrijver, die sedert tientallen jaren mee tot de levenden behoort. £.<1111 Tien uur 's avonds krijgt Vaz Dias Regelmatig trouw het woord; Alles zwijgt dan, diep-aandachtig, Zijn stem wordt alleen gehoord. Moeder legt haar breiwerk neder, Vaders pijp krijgt even rust, Zus ontwaakt uit haar roman. Juist als hij haar heeft gekust, Luisterende rust en stilte Onder avond-lampeschijn; Kalm-eentonig zegt Vaz-Dias Hoe de nieuwsberichten zijn. Ongelukken langs de wegen, Of de feiten van den dag, Onderscheiding en benoeming, Moord en wederzijdsch verdrag. Vreugde, leed en rouw en tranen Trekken in een bonte rij, Monotoon en onverschillig In één oogenblik voorbij 't Huis'lijk leven gaat weer verder; Nd de bitterste tragiek Hoor en wij „het volgend nummer": Vroolijk-vlotte mar sch-muziek! H. P. (Nadruk verboden) niiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiriiiiitiiiiimiiiiiiiiiHiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiims Wij, katholieken, die nog slechts een kleine minderheid vormen, bouwen niet voor ons zelf, maar voor onze afgedwaalde broederen." Ook dit is een gedachte van het katholieke volk van Lancashire. Maar zoo groot is de arbeid, welke een jaar geleden aangevangen werd, dat wij slechts kun nen denken aan de wording, niet aan de vol tooiing, of zelfs maar aan een begin van vol tooiing van datgene wat de Heilige Vader en kele weken geleden in een onderhoud met aarts bisschop Downey een „levende werkelijkheid" noemde. Die „levende werkelijkheid" stond ons plot- Als men thans in de Londensche bladen de be zen tijd George Lansbury, dezelfde, die tegen woordig de leider der oppositie in het Lagerhuis is, dezelfde ook, die slechts eenige weken ge leden zijne bewondering voor koning George V uitsprak bij diens zilveren jubileum. Met dezen speelde destijds zijn zoon Edgar Lansbury een zeer actieve rol in de befaamde „juweelen-sub- sidie". Doch dit „prachtig zaakje" lekte uit en het bestuur der Engelsche arbeiderspartij werd door de publieke opinie verplicht de „juweelen subsidie" te weigeren. Aan het hoofd der toen in Londen verwijlen de Sovjet-missie, welke dit „zaakje" moest op knappen, stond Kamenef, die onder den schijn van handelsbetrekkingen voor de Sovjets met Engeland aan te knoopen, officieel naar Lon den had weten te komen. Deze zelfde Kamenef is thans, evenals de vroeger zoo machtige Zi- novjef, na den gewelddadigen dood van Kirof in Petrograd, door Stalin, als „verrader der com munistische beginselen en idealen", naar het Noorden van Sovjet-Rusland verbannen. Lioyd George was tijdens die juweelen-geschiedenis nog minister-president en hij weigerde met Ka menef besprekingen over eventueele handels betrekkingen met Sovjet-Rusland te voeren, al vorens het incident over deze beloofde subsidie aan de „Daily Herala" was opgehelderd. En zoo moest dan Kamenef ijlings Londen verlaten, terwijl de Britsche regeering eene officieele me- dedeeling het licht deed zien, waarin zij ver klaarde, dat niet alleen volgens door haar «in gewonnen volkomen betrouwbare inlichtingen, de Sovjet-missie van den verkoop dezer juwee- len volkomen op de hoogte was, maar dat bo vendien Kamenef zelf deze kostbaarheden naar Londen had gebracht. Edgar Lansbury ontkende daarna niet meer, dat hij een gedeelte van de geldsommen, welke deze kostbare kleinoodiën opbrachten, ontvangen had. Verleden jaar publiceerde hij nog eeri mono grafie over zijn vader, waarin hij zoo onvoor zichtig was eenige geheime regeeringsdocumen- ten op te nemen, een feit, waarvoor hij door het Engelsche gerecht tot £20 boete werd veroor deeld. Veel is er in de laatste vijftien jaren veran derd. De arbeiders hebben hun onbekookte nei gingen niet meer van het eind van den oorlog seling voor oogen, toen de Aartsbisschop en de bouwmeester beiden verzekerden dat binnen twee jaren Mis zal worden gelezen in de ka thedraal. Het zal nog maar een klein stuk van de kathedraal zijn, maar door openstelling van de crypt en haar kapellen voor den eeredienst, zal de groote droom zijn eerste tastbare verwe zenlijking, en de offervaardigheid der geloovi- gen haar eerste loon gekregen hebben. Na een langdurig lijden is de zoon van den leider der Arbeiderspartij in het Engel sche parlement, Edgar Lansbury, op 49- jarigen leeftijd gestorven. Zijn dood brengt ons herinneringen terug uit 1920, toen zijn naam in het nauwste verband stond met den verkoop in Londen van de door de bolsjewieken geroofde keizerlijke Russische kostbaarheden. Een ge deelte der geldsommen, welke deze verkoop moest opbrengen, was immers door de commu nistische Russische regeering als een subsidie voor het Labour-dagblad „Daily Herald" be doeld, het Labour-partijdagblad, dat toen een gevaarlijke financieele crisis doormaakte. De re dacteur van het dagblad, dat gaarne van de communisten geld "wilde aannemen, was in de- schrijving der meest in het oog vallende toilet ten en juweelen op de première in de Opera leest, en na verschillende Hertoginnen en La- dies So and So, ook dat van Viscountes Snow- den beschreven vindt, kan men zich moeilijk voorstellen, dat zij de vrouw van den bekenden socialist en Labour-leider van voorheen is. „Haar toilet" wij citeeren hier woordelijk de „Morning Post" van 20 Mei j.l. „was uit een wit en zilver lamé-stof gemaakt, waarover een korte mantel van wit hermelijn hing. Een orchidee-lichtpaarskleurigen waaier van struis vogelvederen hield zij in de handen, terwijl een groote, breede diamanten diadeem (a wide dia mond tiara) haar hoofd versierde." Misschien is een gedeelte der keizerlijke Rus sische diamanten door Kamenef en zijne op volgers naar Londen gebracht en daar ver kwanseld ten slotte nog op de hoofden oer eens zoo socialistische Labour-leiders-vrouwen terecht gekomen. Er is immers niets nieuws on der de zon en het woord van den wijsgeer, die ons leerde „lliistoire se répète toujours", blijkt nog altijd volkomen waar te zijn. De Russen werken met koortsachtigen ijver aan de ontwikkeling van het stratosfeer-onder- zoek, waarin zij juist in den laatsten tijd een aanmerkelijken voortgang gemaakt hebben. Onlangs heeft men in de nabijheid van Moscou een automatischen signaalballon onbemand la ten opstijgen. Deze ballon bereikte een hoogte van pl.m. 40.000 meter. Tijdens de vlucht werd voortdurend een verslag over het verloop naar de aarde gegeven. De ballon doorkliefde de lucht met een snelheid van gemiddeld 24 K.M. per uur en landde op een afstand van 200 K.M. van Moscou. De laagste temperatuur was vol gens de aanteekening van het meet-instrument op een hoogte van pl.m. 9000 meter en bedroeg daar 76°. e gemeente Feissal, de kleinste van heel Frankrijk, ligt in de Basses-Alpes, mid den in de eenzaamheid. Zij is inderdaad niet groot, deze gemeente, en om heel nauwkeu rig te zijn: zij bestaat uit één huis en zes inwoners. Maar de wet is nu eenmaal de wet, en een commune is een commune, en daar om bezit het dorp Feissal een burgemeester, een veldwachter, een postbeambte, een secretaris en een telefooncel. Er staan nog meer huizen in Feissal dan het genoemde, maar deze andere zijn verlaten en bouwvallig en tellen met meer mee. Natuurlijk heeft de burgemeester. Papa Pé- coul, ook een gemeenteraad. Deze raad heeft zelfs acht leden, wat een heele prestatie is voor een gemeente, die maar over zes inwoners be schikt, welke inwoners alle tot het gezin van vader Pécoul behooren. Bij de gemeenteraadsverkiezingen, die vijf weken geleden gehouden werden, stonden acht candidaten op de lijst, en er waren zeven kie zers ingeschreven. Vader Pécoul was nummer één op deze lijst, de andere candidaten waren herders en een paar zwervers, die juist in de verkiezingsdagen te Feissal een onderkomen zochten. Nu, de lijst-Pécoul werd met drie stem. men gekozen. De vier andere kiezers maakten van hun stemrecht geen gebruik. Onmiddellijk had een gemeenteraadszitting plaats, waarin Papa Pécoul eenstemmig weer tot burgemees ter werd gekozen. Daarna trokken de herders verder. Daar de dochter van Pécoul dit jaar in een pensionaat doorbrengt en de oudste zoon onder dienst is, heeft de gemeente strikt genomen nog maar vier inwoners. Doch het spreekt vanzelf, dat een burgemeester een plaatsvervanger moet hebben, ook al is zijn gemeente klein, en daar om werd Mama Pécoul, die reeds de telefoniste van het dorp is, tot onderburgemeesteres en se cretaresse benoemd. En daar aan een veldwach ter dringend behoefte bestond, maakte de bur gervader ^volgens voorschrift deze vacature aan de inwoners bekend en benoemde tenslotte zich zelf, daar geen ander gegadigde zich had aan gemeld. Het loon staat in de gemeenteboekhou ding geschreven. Tot aan het naastbyzynde postkantoor is het acht kilometer ver. Dus is er iemand noodig, die de post brengt en afhaalt. Daar ook voor deze plaats geen enkele reflectant verscheen, benoemde de burgemeester zyn tweeden zoon, die voor tien francs per dag het werkje aan nam. De gemeente is overigens rijk. De boeren uit den omtrek laten hun koeien graag op de vette weiden van Feissal grazen, en betalen hiervoor een ruime belasting. Ook de verkoop van het hout der gemeente werpt jaarlijks een flinke verdienste af. Het is zoo kwaad nog niet, burge meester van Feissal te zijn. Geen critiek van ontevreden burgers te duch ten, een volle gemeentekas, een rustig leven.. Alles zou zoo zijn voortgegaan, wanneer de Al- gemeene Raad van Grenoble zich niet met de zaak bemoeid had, en een paragraaf uit de wet. geving had opgediept, welke niet toelaat, dat van een geheelen gemeenteraad slechts de bur gemeester in de bewuste gemeente woonachtig is. De gemeenteraad van Feissal protesteerde natuurlijk met al zijn energie, doch hij kon toch niet verhinderen, dat de gemeente Feissal tenslotte bij het naburige Authon werd inge lijfd.... Dat was het einde van de kleinste en gelukkigste gemeente in Frankrijk! frto/W De kapitein van het schip Was een ruwe man en als er iets niet naar zijn zin ging, dan kwam er al gauw een eindje touw bij te pas, dat hij altijd bij zich droeg. Den eersten dag den besten kreeg ik er al van langs. Ik moest de commandobrug schrobben en na dat ik met veel moeite 'n zwaren emmer wa ter de trap had opgesjouwd, en ik bijna ooven was, kwam het hondje van den kapi tein langs mij heen stuiven, waarop ik zoo schrok, dat ik den emmer met water los liet, die naar beneden tuimelde, 's Jonge wat was de oude boos en wat kreeg ik er van langs. Het ruwe leven aan boord viel niet mee en menigmaal dacht ik, het niet uit te kun nen houden. Maar dan klemde ik de tanden Dp elkaar en dacht bij mezelf: „kop op" en dan zette ik door en ik kwam er door. Dus Piet, leer dit van mij, komt er soms tegen slag, zet dan je tanden op elkaar, en „kop op". „En nu kinderen, ga jullie nu maar wat op dek spelen. Piet is van nu af aan bevor derd tot assistent-dekschrobber en denk er om, dat je voortaan de commandobrug en mijn hokje schoon moet houden. En goed ook, ofen de kapitein keek Piet barsch aan, w'aarbij hij echter een oolijk knipoogje gaf. „Best, kapitein," zei Pietje vol trots. „Ik zal mijn best doen." Op dien avond dat mevrouw Dalbury door den tuin liep, was ze eensklaps op- i geschrikt, omdat ze door het hooren uit spreken van haar naam begreep dat er over haar gesproken werd. Ze wilde niet opzettelijk luisteren, en toch, op dit oogenblik kon ze niet anders. Haar dochter zat met haar verloofde op de bank achter de heg. Haar kon men niet zien; ze had met een blos op de wangen naar het gesprek geluisterd. Wie haar gezien had, zou medelijden hebben gekregen met die schijn baar ongenaakbare vrouw, die voor iedereen d'r hart scheen te sluiten. „Ik geloof dat het komt omdat moeder het verleden wil verzwijgen," had ze Lucia met zachte stem hooren zeggen. „Och," had Paul geantwoord, „dat denk ik niet, het lijkt me eerder dat ze er bang voor is." „Maar. als we, zooals we besloten hebben, moeder dij ons zullen nemen, ben je dan niet bang dat. dat vreemde waas jou ,Och, kindlief, denk daar niet over; als je moeder zoo is, zal ze daar haar reden wel voor hebben. Maar je weet dat ik heel veel van haar houd en dat vreemde waas, zooals jij dat noemt zal aan dat gevoelen niets veranderen." En toen had Paul haar naar zich toegetrok ken en gekust. Direct daarna had mevrouw Dalbury zich verwijderd naar de kamer en daar hadden de woorden: „dat vreemde waas" herhaaldelijk in haar ooren geklonken. Misschien dacht ze, had ze er verkeerd aan gedaan, haar dochter niet over het verleden te spreken, om haar het ver driet van het weten te besparen. Had ze in haar poging om alles alleen te dragen, haar moeder liefde niet te kort gedaan? Ze wist maar al te goed dat haar levensgeluk verwoest was, om dat ze niet kon vergeten en vergeven. Daar boven in die stille kamer, achter die gesloten venster-s en deuren, dacht ze weer aan dat vree seljjke oogenblik, toen een zwerver haar was komen mededeelen dat Ben Dalbury ergens in Californië in een kroeg was doodgestoken, na een heftige woordenwisseling. Ze had het niet kunnen, niet willen gelooven. Er werd op de deur geklopt en Lucia trad binnen. Met groote smartvolle oogen keek ze haar dochter aan, alsof ze om medelijden en vergeving smeekte. Lucia knielde naast haar neer en verborg haar hoofd in d'r schoot. .Lieveling," begon ze, „ik heb gehoord wat Paul en jij dezen avond in den tuin over me gezegd hebben." Ze hoorde hoe haar dochter zuchtte en zich vaster tegen haar aandrukte. „Ik weet," ging ze voort, „dat ik het niet had moeten doen, maar ik kón niet anders. Ik wilde weten hoe jullie over me zouden denken, omdat ik je geluk niet in den weg wilde staar.." Lucia .hief het hoofd op en vroeg zacht: „arme móeder, hebben we u pijn gedaan?" „Neen, kind, maar misschien heb je me de oogen geopend voor een verzuim, dat ik nu wil herstellen. Je moet me echter gelooven, als ik je zeg dat ik gemeend heb alles om je best wil te doen." „Daar ben ik zeker van, moeder." „Neem <jan een stoel kindlief en ga vlak bij me zitten. Ik was nog jong, toen ik je vader voor het eerst ontmoette en al heel gauw veel van hem hield. M'n moeder was al vroeg ge storven en m'n vader ging geheel op in de stu die der plantkunde. Hü stelde in niets anders belang, zoodat niemand mij raad kon geven. Ben Dalbury was de zoon van een oud studie vriend van hem. en dat was voor mijn vader al voldoende om zeer ingenomen met onze ver loVing te zijn. Binnen twee maanden na onze eerste ontmoeting waren we- getrouwd. Veel van ons ellendig huwelijksleven zal ik je niet ver tellen, Lucia, maar dat moet ik je zeggen, dat je vader geweldig zelfzuchtig was en dat hij niets of niemand ontzag, wanneer het er op aankwam aan z'n zelfzucht te voldoen. Boven dien was hij aan den drank verslaafd en zelfs in onze wittebroodsweken ontzag hij zich niet aan die verderfelijke gewoonte toe te geven Herhaaldelijk onderhield ik hem daarover maar het baatte niets. Ten einde raad ging ik naar z'n vader en verzocht hem Ben over z'n slecht gedrag te onderhouden. De man lachte en zei dat ik schromelijk overdreef. Het waren nog een paar wilde haren, zei hij, die vanzelf wel zouden uitvallen. Na twee jaren kwam de breuk. Op een morgen vertelde hij me dat hij voor eenige dagen op reis moest; hij kuste me vaarwel en.ik heb hem nooit weer gezien Het bleek dat hij had moeten vluchten wegens het vervalschen van een wissel van 10.000 pd. st. Van dien dag haatte ik hem, haatte hem sterker dan alles wat ik ooit gehaat heb. Be grijp je nu, Lucia, dat ik je nooit over je vader sprak? Toen je geboren werd, was hij reeds gevlucht; hij heeft je dus nooit gezien. Tien jaar later kwam een zwerver mij z'n dood mee- deelen." Mevrouw Dalbury zweeg, terwijl ze recht voor zich uitstaarde. Lucia was opgestaan en op haar stoelleuning komen zitten. Ze sloeg haar armen om haar moeder heen en fluisterde„Arm moedertje, we hebben nooit geweten dat u zoo veel leed te verbergen had." „Gelukkig niet, lieveling. Maar neem je het mij niet kwalijk?" „O moeder, hoe zou ik dat kunnen?" De twee vrouwen bleven nog eenigen tijd in gedachten verzonken, zitten, tot mevrouw Dal bury haar dochter drong naar bed te gaan. „Het is al laat," zei ze, „en je hebt rust noo dig. Toen het meisje de kamer verlaten had, bleef de eenzame vrouw met gesloten oogen naar het verleden kijken. De wind ruischte in de hoo rnen en er drong geen geluid tot haar door. Eensklaps was het alsof er iemand naast haar stond en toen ze opkeek, zag se een haveloos gekleed man naast zich staan. Z'n gezicht was met bloed bedekt en z'n armen strekten zich smeekend naar haar uit. „Sylvia," fluisterde hij. „Ben," klonk het van haar lippen. „Hoe kom je hier?" „Verwachtte je mij?" „Ja, ik heb nooit geloofd dat je dood bent, ik wist dat je nog terug zou komen." „Sylvia, ik heb zooveel geleden. Ik durfde niet terug te komen; ik was een dief, een drin ker en een speler. lederen dag zakte ik dieper in de modder weg; ik wist dat. als ik terug kwam, men mij direct zou arresteeren. Ook wil de ik ons kind, onze Lucia, niet ongelukkig ma ken. Sylvia, hou je van me? Onder in de la, achter dat groene doosje, ligt een medaillon. Neem dat en m geef het aan ons j kind op haar j trouwdag. Het is een geschenk, ook van mij. Beloof je j me dat?" Ja Ben, maar..." „Stil, zeg niets; ik weet en ken je verwijten; ik heb ze gehoord, dag en nacht. Vergeef me. Sylvia, voor den laatsten keer, vergeef me." „Ik vergeef je en zal doen wat je gevraagd heb, ik...." Mevrouw Dalbury schrok wakker en zat nog in denzelfden stoel. Haar ledematen waren stijf en koud, maar inwendig doorstroomde haar een warm gevoel. Het maanlicht gleed als een geel gordijn door de kamer. Zij stond op en liep. zonder licht te ontsteken, naar de kast, waar ze de onderste lade openschoof. Ze tastte er in en haalde er iets uit dat op een gepolijst goud stuk geleek. Ze legde het op den schoorsteen en verliet snel het vertrek. Toen Lucia den volgenden morgen bij haar moeder kwam, was ze getroffen door haar vriendelijk gelaat, dat geen sporen meer droeg van de vroegere stugge geslotenheid. .Moeder!" riep ze, „lieve moeder, wat is er met u gebeurd?" ,Ik heb den heelen nacht in den stoel ge slapen en toen.... voor de laatste maal ver geving geschonken. Ik ben nu heel gelukkig." Mevrouw Dalbury omhelsde haar dochter en nam haar mee naar haar boudoir. Hier," zei ze, „hier is het huwelijksgeschenk voor je.... van vader en van mij." Van den schoorsteen nam ze het medaillon. „In geen twintig jaar heb ik het openge maakt. Ik was van plan het nooit meer in han den te nemen en had het verborgen in de kast. Je vader gaf het mij toen we trouwden, nu is het voor jou." Ze opende het medaillon en keek langen tijd naar het portret van twee jonge menschen. ,Het zijn je vader en ik en het is het eenige portret dat ik van hem heb. Neem het, het is een bewijs dat ik hem vergeven heb en.nog altijd van hem houd," liet ze er zacht op volgen. Dezer dagen heeft zich te Budapest 'n drama afgespeeld, waarbij een achtjarige knaap door zijn vriendje, zes jaar oud, in den Donau werd geworpen. De twee jongens waren samen op wandeling gegaan en hebben onderweg ruzie gekregen. De zes-jarige knaap, driftig van aard, heeft zijn vriendje toen naar den oever van den Donau gesleurd en het ventje in het water ge worpen. Het lijk kon door de politie worden opgevischt. Aanvankelijk ontkende de zes-jarige knaap zijn vriendje te hebben verdronken. Later ver telde hij het verloop van het gebeurde aan zijn moeder. Een Fransch scheepsofficier, deel uitmakend van de bemanning van Frankrijks grootste zee kasteel, de „Normandie", heeft een stel on brandbare kleeren aan boord van het schip ge bracht. Even vóór de afvaart van het schip naar Amerika heeft deze officier een demonstratie met zijn onbrandbare kleeren, noofdzakelijk be staand uit asbest, gegeven en deze demonstratie had een groot succes. Geheel in asbestkleeren gestoken stapte de man door een hoog opgesta peld vuur en kwam er ongedeerd uit te voor schijn. In de toekomst zullen asbestkleeren ook voor vliegers worden vervaardigd. In Amerika doet men alles Amerikaansch. De kleine Shirley Temple, de jongste Paramount- actrice heeft dezer dagen haar zesden verjaardag gevierd. Van de directie der filmmaatschappij, ontving de kleine jarige een schrijven, waarin haar werd medegedeeld, dat haar gage, bij wij ze van verjaarsgeschenk, was verhoogd. Van haar groote collega's ontving Shirley een acht- cylinder automobiel, van het nieuwste type. Wat zal Shirley krijgen als zij zeven wordt? <5. HOOFDSTUK VI De eerwaarde heer Hugh Lloyd de eenige ^taande en voogd van Gwenna, van wien 3e noodige toestemming moest verkregen tercr in geval het meisje wilde trouwen, zat ^ieu pt in bet lezen van „Het Cambrische eiere S Zi-'n ontb«t- bestaande uit brood, boter. Vi dn en thee, stond vóór hem op tafel gereed zitkamer van zijn pastorie. De oude b3e ki0k tikte nog wel langzaam, maar 3rie. Jzers bleven onveranderlijk slaan op half c0tn' en de knusse kamer met haar Weische eer, ra°3e en boekenrek rook nog steeds naar «tiit-eescbroeid haardkleed. Buiter» broeide de Och tp °Ver de valei op den prachtigen Augustus- stggjj11 ci- De rookkolommetjes van de. schoor- dchterezen blauw en kaarsrecht omhoog tegen den behjJpgrond van lorkeboomen op de heuvel- fcich j De heuvelen in de verte teekenden 'oozg 11 Vaag mauve kleur af tegen de wolken bet Ülblauwe lucht van den nazomer. Geheel Oowf^bap ademde diepe rust en vrede, het ascetisch gelaat van den eerwaarden Hugh, omkranst met een sneeuwwitten haardos, weerspiegelde gemoedsrust en vrede met zijn evenmensch. Het is waar, er werd melding ge maakt van oorlogsgeruchten, ergens in de wijde wereld aan de andere zijde van het Kanaal, maar het was zoo ver van hier naar het Vasteland, zooals men alles, wat buiten Enge land gelegen was, noemde. Zelfs was het een heele afstand naar Londen, waar men druk delibereerde over een eventueel optreden tegen DuitschlandWat hem meer interesseerde was het onderwerp van de af scheiding van de Weische kerk; er stonden eenige zeer belangrijke artikelen over deze kwestie in de courant. De eerwaarde heer Hugh had ze zelf geschreven. Zijn huishoudster, een vrouw van middel baren leeftijd, die veel gelijkenis vertoonde met een zwarte kip, kwam gedurende zijn lezing de kamer binnenloopen: „Een telegram voor u, mijnheer." „O, dank je wel, Margaret," zei haar meester, het telegram aannemend. Hij vermoedde den inhoud wel. Zeker eenige maatregelen voor zijn aanstaande Zondagsbeurt; want bij was een zeer populair predikant en kreeg meermalen aanzoeken om in de dorpen van Wales den Zondagsdienst te komen leiden. „Dit," zei hij met welgevallen tot zijn huishoudster, terwijl hij de enveloppe openscheurde, „zal mij be richten, dat ik Zondag in Carnarvon verwacht wordt, of," hij staarde nu verwonderd het uitvoerig telegram aan. Er was een oogenblik stilte, alleen verbroken door het eentonig ge tik yan de groote klók. Dan klonk er opeens een verschrikkelijk profane uitroep, tegen alle gewoonte in van zijn ambtelijk decorum. En in Welsch voegde hij er haastig bij: „Groote koning! Lieve vader! Hemelsche goedheid!" „Wat is er aan de hand, mijnheer Lloyd?" vroeg de opgewonden huishoudster eveneens in Welsch, terwijl ze krampachtig haar gehaakte zwart wollen shawl om haar schouders heen en weer trok. „Is er soms iemand gestorven?" In haar ver beelding zag ze reeds de toebereidselen voor een begrafenis, een van haar geliefkoosde plechtig heden. De eerwaarde neer Hugh Lloyd schudde ont kennend het mooie witte hoofd. Nogmaals doorlas hij het lange draadbe- richt, het langste, dat hij coit in zijn leven ontvangen had. Hot luidde aldus: Morgenochtend Dinsdag trouw ik uw nichtje Gwenna in Hampstead. Spijt geen vroeger bericht. Om militaire plichten vroegere kennisgeving onmogelijk. Excuseer schijnbare nalatigheid. Bijzonderheden volgen per brief. Paul Dampier. Luitenant Koninklijk Vlieg- corps." Wederom een verzuchting: „Genadige goed heid!" terwijl hij zenuwachtig met zijn vingers in de witte lokken woelde. Met korte tusschen- poozen ging hij voort, zijn gemoed te luchten: „Wat heb ik haar gezegd? Heb ik het haar niet voorspeld?Het is zeer jammer; het is betreurenswaardig, dat ik ooit in haar yertrek toestemdeIk had haar thuis moeten hou denHet is mijn schuld, mijn schuld O, die jonge mannen! En deze schijnt wel heelemaal krankzinnig!" En hjj adresseerde zijn antwoord aan Gwenna Williams, Dames-Club, Londen: „Arriveer vanavond Euston 9-30 voor gesprek, Oom." „Ik ben er zeker van, dat hij vreeselijk boos zal zijn," zei Gwenna denzelfden avond angstig tot Paul. Ze wandelden gearmd op het perron van het Euston-station, v.achtend op den trein uit Wales. Het was een aardig paar; de slanke vliegenier in zijn grijs pak en het lieve meisje met de blonde krullen en het donker blauw costuum. De kleine Gwenna had het onbehaaglijk ge voel, niet onbekend aan trouwlustigen en dat veroorzaakt wordt door de ongewenschte be moeiingen van de familie. „Hij was altijd een oude man om bang voor te zijn," vertrouwde zij Paul angstig toe, terwijl ze langzaam het roetachtig plaveisel van het perron bewandelden. Het is juist iets voor hem, om zestien minuten te laat te zijn, terwijl ik er naar snak, dat alles zoo spoedig mogelijk in orde komt. Hij begrijpt nooit de aangelegen heden van menschen, die nog jong zijn. Het eerste, wat hy je zonder twijfel zal vragen, is, of je geld hebt. Heb je dat, Paul?" „Bij hoopen," zei de vliegenier geruststellend. ,,Onze vriend Hugo heeft er zestig van gemaakt. bij wijze van huwelijksgeschenk. Aardig van hem, niet?" Bij het zwarte bord, waar de aankomst en het vertrek der treinen stond aangegeven, keerden ze om, en Gwenna ging droevig verder met haar sombere voorspelling over hetgeen haar oom en voogd wel zeggen zou. „Hy zal zeker klagen, dat het ongehoord is, om een vliegenier te trouwen, tenminste als hij ooit van een vliegenier gehoord heeft. Dominé's, mynopzich- ters en andere lui „met een toekomst", dat is het soort lieden, die altyd in ooms familie ge trouwd zyn," zei ze angstig. „Ook zal hy ons duchtig verwyten, dat wij hem tot nu toe niets hebben laten weten (juist alsof er voor hem iets te weten viel.) En hy zal je er van beschul digen, myn dwaas hoofdje van streek gebracht te hebben, daar ik veel te jong ben, om te weten, wat ik doeEn dan is het heel, heel zeker, dat hy je voor de voeten zal werpen, je met my verloofd te hebben, alleen ommaar," onder. brak ze zichzelf „maar je hebt nog niet eens officieel aanzoek om myn hand gedaan." „Nu is het er wel een beetje iaat voor," lachte haar verloofde, terwijl een groep kruiers en witkielen naar den rand van 'iet perron stormden. „Kyk, daar komt de trein aan!" Na een onderzoekenden blik op den jengeman, wien oom Hugh de hand schudde nadat Gwenna hem reeds by het portier van de coupé had voorgesteld nam de oude heer het jonge paar met zich mee naar het dichtbijgelegen hotel, waar hij altijd logeerde by zyn korte en zeldzame bezoeken aan Londen. ïln het zou weldra blijken, dat Gwenna geiyk had aan-, gaande de eerste vraag, die oom zou stellen. Want nadat hy zelf op de rood pluchen sofa en Paul en Gwenna op dito bekleede stoelen hadden plaats genomen, begon de dominé op zakelyken, langzamen toon, Paul sterk jixeerend „Wel, jongeman, is u in het bezit van de nocdige fondsen om een jonge vrouw behoorlijk te onderhouden?" „Om de waarheid te zeg jen: neen, mijnheer," antwoordde Paul frank. ,,Natuurlyk heb ik mijn salaris. Als piloot ontving ik 3 per week, maar dat was juist genoeg voor mezelf en de noodzakelijke onkosten, aan de machine verbon den. Doch nu er werk wordt gemaakt, om de machine „Ik heb zeer weinig vertrouwen in zaken als vliegtuigen," onderbrak Lloyd hem niet zeer bemoedigend, doch met een vluchtigen blik van humor in zyn onderzoekende oogen. „Wat ik denk over al die vliegery, is, dat het allemaal een bevlieging van dwaasheid is." ,,Maar oom," kwam het verwytend van Gwenna's lippen, terwijl ze van schaamte over hem begon te blozen. De vliegenier daaren tegen verdroeg de vernedering met stoïcynsche gelatenheid. „En van dit inkomen," vervolgde hy, Paul steeds meer fixeerend, ,,van dit inkomen zult u bitter weinig hebben overgespaard." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9