„Queen Mary" TCdu&iAaal Met twee 'N TROUWE KLANT J&CthU4 - VÊ&UÜ&&S MAANDAG 1 JULI 1935 Zal het nieuwe Engelsche reuzen schip in staat zijn, het record van de Normandie te slaan Twee mededingsters? 72-jarige behaalt zijn vliegbrevet Het eeuwfeest der Académie Nu komt er rustl Nu zijn ovui- bodige geluidssignalen verboden (f75.— boete 1). 'tWerd tijd: zo toeterden er maar op losl Wie. .7 T aalbeheer sching Concentratiekampen Daglicht-Bioscoop Koning der avonturiers gestorven DOOR BERTHA RUCK Eigenlijk moest er staan: de Queen Mary. Want het gaat niet om de koningin van Engeland, maar om het geweldige schip dat naar haar is genoemd. De .groote steamers worden in den laatsten tijd weer zeer druk besproken. De succesvolle reis van de „Normandie" is door de heele wereld met spanning gevolgd en de gallische haan kraait triumfant victorie. Zal het Fransche schip den blauwen wimpel houden? Nergens misschien gaat de glorie der wereld zóó snel voorbij als in de scheepvaart. Of het zou in dien nog jonger vorm van verkeer, de luchtvaart moeten wezen. In het begin van Juli zal de oude, roemrijke Mauretania haar laatste reis maken. Zij zal van Southampton naar Rosyth, aan de kust van Schotland, varen, en daar zal het schip, dat in 1907 op de Tynesidewerf van Swan, Hunter, Wigham Richardson Co. „geboren" werd, gesloopt worden. Geen schip heeft zulk een groote loopbaan gehad als de Mauretania. Bijna 22 jaren lang heeft zij het snelheidsrecord van den Atlan- tischen Oceaan in beide richtingen behouden. Eerst in 1929 werd het haar ontrukt door de Bremen, maar deze moest het afstaan aan haar zusterschip, de Deutschland, en de Deutschland kon het niet handhaven tegen de Rex (Italië) en thans heeft de Rex het afge legd tegen de Normandie. Het veroveren van den „Blauwen Band" is een groot wapenfeit. Maar een oneindig veel grooter prestatie is het, de tropee van jaar tot jaar te handhaven tegen veel nieuwer en dus veel moderner toegeruste schepen. Dit heeft de Mauretania gedaan. De Engelschen zijn te sportief dan dat ztl thans den Franschen het succes hunner Nor- mandie zouden misgunnen, of zouden pogen de beteekenis daarvan te verkleinen. Toen het schip dezer dagen op de thuisreis te Plymouth aan legde, na opnieuw alle records geslagen te heb ben (het volbracht de reis van West naar Oost in 4 dagen, 8 uren en 45 minuten) werd het door een groote menigte geestdriftig verwel komd, en de waarnemende burgemeester der stad begaf zich met een paar honderd perso nen aan boord om officieel blijk te geven van waardeering en bewondering voor de Fransche prestatie. Wat iedere Engelschman zich voor alles afvraagt is: zal de Queen Mary op haar beurt in staat zijn de Normandië den Blauwen Band afhandig te maken? Men is optimistisch. Het Fransche schip heeft een capaciteit van 160.000 P.K., die der Queen Mary wordt gesteld op 180.000 tot 195000 P.K. De gemiddelde snel heid der Normandie op de uitreis (29.98 knoo- pen) was ongetwijfeld zeer aanzienlijk, maar zij bleef toch iets achter bij wat men in Enge land verwacht had. De snelheid evenwel werd op de thuisreis verbeterd, en men is ervan overtuigd dat de Normandie, e-venals andere „recordschepen", op de eerste reis haar ma chines gespaard heeft. De Mauretania, en in de laatste jaren, ,de Bremen en de Rex, hebben Mij" eenige". Jaren in de vaart geweest te zijn. gfpotere snélheid ontwikkeld dan op de „maiden voyage". De mogelijkheid bestaat dat vóór de Queen" Mary uitvaart, de Normandie haar eigen record opnieuw verbeteren zal en dan is het niet zeker dat het Engelsche schip reeds op de eerste reis de Fransche mededingster slaan zal. Men herinnert zich dat de Rex, ofschoon speciaal gebouwd om voor Italië den Blauwen Band te veroveren, een jaar noodig heeft ge had om de Bremen te evenaren. Terwijl men in Engeland hoopvol is, ont veinst men zich niet dat de strijd zwaar zal zijn. Op een gemakkelijke overwinning rekent Engeland die den jongsten vliegenier ter we reld bezit, kan zich ook beroemen op het feit, dat de oudste vliegenier zich binnen de Britsche grenzen ophoudt. Deze is de 72-jarige heer J. A. MacMulien, die zich gedurende den wereldoor log als vrijwilliger in liet schrijven, mits hij een plaas kon krijgen bij de luchtvaartafdeeling. De militaire overheid vond den man echter te oud en de heer MacMulien trok zich mismoedig terug. Thans heeft de man op 72-jarigen leeftijd zijn Vliegbrevet behaald en gevoelt zich overgeluk kig. Aan een journalist verklaarde de neerMac- Mullen, dat ouderdom hoegenaamd niets met 't vliegen te maken heeft. Wanneer men slechts de noodige voorzichtigheid betracht en in het bezit is van een dosis verstand, dan bestaat er voor niemand een reden, aldus de oude man, den vliegenthousiast „uit het luchtruim" te houden. MacMulien heeft een groote interesse voor de ontwikkeling van het autogïro-type. Hierin ziet hij de toekomst van het moderne vliegtuig. men minder dan eenige weken geleden. Ook is er geen kwestie van dat men het in Fransche scheepvaartkringen als vanzelfsprekend be schouwt, dat de Normandie met wiskundige zekerheid door de Queen Mary geslagen zal worden. Bij het bezit en de handhaving van den Blauwen Band is in de eerste plaats ook het nationaal prestige gemoeid, en men ver wacht dat de Fransche ingenieurs, nog vóór de Queen Mary in de vaart komt, gebruik gemaakt zullen hebben van de op de eerste reis opge dane ervaringen. Zoo zullen, daar evenals des tijds bij de Bremen, de vibraties bij 't berei ken van zeer groote snelheid (de Normandie maakte 33 knoopen tusschen Plymouth en Le Havre) aanzienlijk waren, wijzigingen in de machines aangebracht worden. Volgens den Parijschen correspondent der „Observer" vertrouwt men er in Frankrijk vast op, dat de Normandië den Blauwen Band verscheidene jaren zal kunnen behouden. Men gelooft niet dat de Queen Mary het record slaan zal, en ziet niet in het Engelsche schip, doch in de Bremen (Duitschland) de gevaar lijkste mededingster. Te Parijs meent men na melijk te weten dat de machines van dat schip veranderd worden ten einde de Bremen in staat te stellen den Blauwen Band voor Duitschland te heroveren. Is dit waar, dan zal de Queen Mary dus twee mededingsters tegenover zich vinden. Wij wagen het niet den uitslag te voorspel len. Maar men kan den Engelschen nooit ver. wijten dat zij luide overwinningsliederen aan heffen vóór de overwinning behaald is. Veeleer volgen zij met waardeering de prestaties hun- ner tegenstanders om daarna rustig hun slag te slaan. En als er één schip is dat in dezen tijd doen kan wat de Mauretania volbracht in een vorig tijdvak, dan is het de Queen Mary. Bij de viering van het derde eeuwfeest der Académie Frangaise is Maarschalk Franchet d'Esperey plechtig in de Académie opgenomen. Volgens de traditie hield hij een lofrede op zijn voorganger Maarschalk Lyautey. Bij den feestelijken maaltijd die plaats had in het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, heeft de president der Republiek, Lebrun, een lange rede gehouden, waarin hij de buitenland sche vertegenwoordigers, die als gast der Aca démie te Parijs verblijven, hartelijk welkom heette. Het diner stond onder voorzitterschap van den eersten Minister Laval. De president van de Reichtsschrifttumskam- mër Hans Friedrich Biunck, heeft uit naam van de Duitsche vertegenwoordigers een rede ge houden, waarin hij o.m. zeide: Ik dank U, mijnheer de president, uit naam van de Duitsche gasten van dit land voor de ontvangst, die ons ten deel is gevallen. Wij zijn gekomen op uitnoodiging van de Académie Frangaise, aangezien wij tot uiting wilden brengen hoezeer wij ons verbonden voelen mgt het werk dat Frankrijk in den loop van drie eeuwen heeft opgericht. Wij kwamen echter ook omdat ons volk en onze stichting zich hebben afgewend van de gedachte van een ondergaand avondland, aangezien wij aan zijn nieuwen aanvang gelooven en voor dit werk een vriendschap tusschen onze volkeren en meer nog een eenheid van Europa noodzakelijk ach ten. Wij hebben verklaard, dat wij in eere uw na buren, ik herhaal het uit bewogen hart, dat wij vrienden zoudèn willen zijn van dat Frankrijk, waarmede ons zoo lang dezelfde groote liefde voor de groote kunsten verbonden heeft en ver bindt. Hier en ginds worstelt eenzelfde geest om de kroon, hier en ginder, schijnt mij, be hoorden wij onzen ijver en het scboone vuur opnieuw te doen ontbranden, waarmede onze volkeren zoo velen volkeren den weg hebben gewezen. Wij Duitschers hebben in deze. Uwe feest- dagen, vele woorden van lof gehoord voor Uwen grooten Kardinaal De Richelieu. Wü hebben een eigen meening over den loop der geschiedenis sedert Richelieu, maar wij be wonderen, wat hij voor het Frankrijk van den geest gedaan heeft. Wij meenen desondanks, dat het voor onze beide volkeren goed zou zijn, wanneer gij uw blikken over deze laatste eeu wen heen zoudt richten naar oudei»* tijden van een gelukkigen, langen vrede tusscnen DuitSch. land en Frankrijk; den tijd der minnezangers, den grooten tijd herdenk ik, toen onze volkeren streden om het kostelijkste lied, om de hoogste schepping van geesteswetenschap en om de in nerlijke vrijheid, waartoe wij, gij en wü, zoo dikwijls een oproep mochten doen. Dat betee- kent geen vermaning om voorbije tijden tot nieuw leven te brengen. Wel echter bidden wij om den zegen van een zoodanigen wedstrijd in den geest. Wij herinneren derhalve Frankrijk eraan: Onze dichters en geleerden willen nogmaals met u wedijveren om en ik gebruik een woord van Goethe de verheffing van de menschen. Gelijk eens de zangers volkeren en koningen bijeenbrachten, zoo moge nogmaals de schoon ste der wedstrijden, die der geesten, Europa doen opbloeien, boven vreedzame volkeren, die u dank zeggen. De Ban (provinciale gouverneur) van Slove nië heeft besloten, dat landloopers, die weige ren in de werkverschaffing te arbeiden, voor taan in speciale concentratiekampen moeten worden ondergebracht. Voorts overweegt men, de instelling van an dere kampen voor jongelieden, die geen betrek- kig hebben, doch niettemin willen werken. Er is te Moskou een daglicht-bioscoop uitge vonden, waarbij, geüriuk wordt; gemaakt van twee spiegels, waarvan de een als scherm dienst dcct. Het projectie-apparaat is boven het scherm aangebracht en een spiegel, die op kor ten afstand hiervoor is geplaatst, kaatst het beeld terug op den als scherm fungeerenden spiegel. Zelfs in het felste zonlicht zou het beeld zeer duidelijk zijn. Binnenkort zal in een openbaar park te Moskou een dergelijke bioscoop worden geopend. Onlangs kwam in het Volk een beschouwing voor van A. B. K. over het feit, dat Frankrijk zooveel mannen telt van veel voudige bekwaamheid. De meeste mannen die daar aan den weg timmeren, de politici in het bijzonder, bezitten een veelzijdige cultuur, zij zijn meestal zeer goede stylisten, zij hebben geest en humor. De schrijver noemde Barthou. den on langs vermoorden staatsman, die tevens letter kundige was, een groot bibliophiel en verzame laar van handschriften. Hü noemde o.a. nog Clemenceau, die arts was en een kenner van beteekenis op het terrein der klassieke letteren. Hü noemde Painlevé en Poincaré. „Welk ander land legt daar zulke voorbeelden naast?" vroeg hij. Inderdaad, misschien kan alleen Frankrijk, kunnen alleen de romaansche landen op zulke veelzijdige mannen wijzen. De publieke personen hebben daar nog iets van den „homo univer sale", den universeelen mensch, waarvan de Renaissance het geniale type heeft geschapen. Ons eigen land kan niet veel brillante voor beelden noemen, die met de Fransche vergeleken kunnen worden. Dr. A. C. B. Arts wijst echter in het tijdschrift „Aristo" terecht op dr. Schaep- man als meervoudig begaafde en begenadigde, en wij meenen, dat men ook dr. Abraham Kuy- per niet behoeft te vergeten, die onze taal met prachtige uitdrukkingen en gevleugelde woorden heeft verrijkt. Zijn driestarren en zijn redevoe ringen waren letterkunde met een taalkracht, die aan den Statenbijbel en Hoofts' Historiën deed denken. Maar op zich-zelf is het juist, zoo merkt Arts terecht op, dat Frankrijk bijzonder veel van die veelzijdigen heeft voorgebracht en met name zeer veel mannen en vrouwen, die naast hun voortreffelijke andere werkzaamheid uitmunten als schrijver. Wanneer men tol heeft betaald aan den aard van het latijnsche ras, mag niet over het hoofd worden gezien, dat de opvoeding van het Fran sche volk en zijn onderwijs veel meer in litte raire richting gaan dan bij veel andere volken, met name ook bij het onze. Een Fransche jongen van de Poëtica weet meer van de Fransche letterkunde dan bij ons een heele Rhetorica te zamen van de Neder- landsche. Wij gelooven, dat dit een groot voordeel is en dat het voor de werkelijke ontwikkeling van een volk van de meeste beteekenis is, de jeugd stel selmatig te laten drinken uit de bronnen der nationale litteratuur (anders dan in een bloem lezinkje), belangstelling bij te brengen voor zijn schrijvers. Daarom ook hebben de Franschen zoo veel liefde voor boeken, daarom koopen zij er veel meer, vult de litteratuur zoo'n groote plaats in pers en gesprek en zijn bibliophielen als Barthou geenszins uitzonderingsfiguren. Hector Treub klaagde in zijn tijd, vdat zoo weinig studenten aan zijn faculteit in staat waren een goed opstel te maken of een goede toespraak te houden. Hij maakte een uitzonde ring voor de jongens van de bijzondere schoien. Dat was in den tijd toen nog in Rolduc en elders het onderwijs op Latijnsche leest was geschoeid, veel klassen in 't Fransch werden gegeven, iets wat aan het Nederlandsch voorzoover wij weten nooit geschaad heeft. Wat men tenminste op dit punt tegenwoordig aantreft, is ook maar scha mele oogst. Al de veelweterij, die men den kinderen thans vraagt, de vergroeiing der taalstudies, ook van Latijn en Grieksch, tot woord- en vormkennis in plaats van werkelijke litteratuurontwikkeling (in Frankrijk „kennen" ze op de gymnasia be slist minder Latijn en Grieksch dan hier, maar in de litteratuur zijn ze meer thuis) heeft het cultureele peil niet verhoogd Misschien geeft de gegronde vraag van A. B. K. den een of ander aanleiding na te denken over deze andere vraag, of wij in ons land met het onderwijs wel den goeden kant uitgaan. Wij zouden daar royaal aan toe willen voegen de mededeeling van onzen indruk, dat de taal kennis van de jeugd hard achteruit gaat. Men merkt dat aan dictaten en brieven, in vergade ringen en meetings, op scholen en kantoren. Zuiver Nederlandsch, zonder germanismen en Engelsche sporttermen, wordt te zeldzaam. Daarop vertelde Piet aan den stuurman dat hjj op weg naar den kapitein was om hem te vragen of hij niet een brief naar zijn ouders mocht schrijven. Dat vond de stuur man een reuze plan en hij nam Pietje mee naar het voordek. „Blijf hier maar even zit ten," zei hij tegen Piet, dan zal ik wel even papier en inkt halen. Spoedig was hij terug en begon Piet met zijn brief. Dat viel niet mee, maar eindelijk was hij klaar. De stuurman zou hem nog eens overlezen. „Lieve vader, moeder en Marietje. Ik wilde u even schrijven dat ik gezond ben. Ik ben hier aan boord van een schip. Ze zijn allemaal even aardig voor mij. De tweede stuurman tielpt me met dezen brief. Ik verlang erg naar u. Ik heb er groot verdriet van en zal nooit meer achter op auto's springen. Nu vader, moeder en Marietje, ik hoop weer spoedig bij u te zijn. Allemaal een dikke kus van uw zoontje en broertje Piet. P. S. Met Wietje gaat het cok goed. U kent haar nog niet he, en we hebben een aapje dat Keesje heet, fijn hoor, daaag." „Prachtig", prees de stuurman. Een fijne brief hoor. Dat zullen je ouders wel leuk vin den. Kom maar mee, dan zullen we er gauw ;en postzegel op doen. Daarna legden ze den brief bij het stapeltje mailpost, dat straks als ze de haven zouden aandoen, verzonden zou worden. De Parijsche politie-prefect sloeg met de vuist op tafel. „En het moet nu maar eens uit zijn. Ik wil dat er afdoende maatregelen getroffen worden, opdat het steeds toenemend aantal ge vallen van brandstichting voor eens en voor altijd tot het verleden behoort." Hij keek de verschillende heeren van zijn staf beurtelings aan, ais verwachtte hij dat hem van die zijde eenig doeltreffend voor-stel gedaan zou worden. „Het spreekt vanzelf, mijnheer de prefect," zei een der commissarissen, „dat in diepste in stantie de assuradeuren de hoofdschuldigen zijn, hier zoowel als in andere landen. In den na- corlogstijd, toen de waarden der verschillende objecten stegen, werd het verzekerde bedrag dienovereenkomstig verhoogd, en de verzeke ringsagenten provisiejagers, mijnheer de pre fect, allemaal doen het uiterste om de ver hoogde premie te handhaven. En natuurlijk, het kan niet anders, de belanghebbende Is nu in verhouding te hoog verzekerd, en als een kat in het nauw zit „Het ontbreekt ons aan een Mussolini," her nam de prefect. „Dat is het heele eieren-eten. Waarom lees je zoo zelden van die dingen in Italië? Trouwens, de constitioneele monarchie met een Mussolini als machthebber.... hier, ten tijde van de Bourbons „Met uw verlof, mijnheer de prefect," inter rumpeerde de commissaris. „Het zit hem niet in de Bourbons, en niet in Mussolini, en ook niet in de constitutioneele monarchie, maar het zit hem in dat petroleumkacheltje." De politie-prefect ging breed-uit zitten, stak een sigaar op en vroeg: „Hoe zit dat met dat petroleumkacheltje?! Ik wensch haarfijn op de hoogte gesteld te worden." „De zaak is als volgt, mijnheer de prefect. Toen de winkel en de woning van dien Loma- chin zoo heet de schobbejak vrijwel ge heel uitgebrand waren, vond de brandweer op de binnenplaats achter zijn woning een vloer kleed, dat tegelijk met nog eenig ander huis raad bijtijds het raam uitgegooid was. Er is geconstateerd dat dit vloerkleed zwaar in pe troleum gedrenkt was. Hiermede staat, dunkt mij, het feit van opzet reeds vast. Lomachin echter is op alles bedacht geweest en beweert nu dat juist door het omstooten van een pe- trolemkacheltje de brand ontstaan is. Maar de meest bezwarende omstandigheid is, dat het kacheltje eerst een paar dagen voor het uit breken van den brand is aangeschaft, en, aan gezien de zaken van Lomachin er miserabel voorstonden, ligt het er duimdik op, dat de brand met het oog op de verzekeringssom ge sticht is." „Het is één van de gevallen uit vele," op perde de prefect. „Ik zal beginnen met voor geheel Parijs een verbod uit te vaardigen tot het branden of zelfs het in voorraad hebben van petroleumkacheltjes." „De zaak is nu maar, mijrfheer de prefect, dat ons het b e w ij s van brandstichting nog ont breekt. U en ik en iedereen zijn ervan over tuigd, dat hier inderdaad opzet in het spel is, maar zonder overtuigend bewijs belooft een vervolging van den dader weinig succes. Daar om is het van het grootste belang, dat dit be wijs onomstootelijk geleverd wordt. Wellicht zal dan een extra-reglementaire bestraffing van deze misdaad voor het vervolg afschrikwekkend werken." „Commissaris!" hernam de prefect, „u hebt volkomen gelijk. Het gaat hier uitsluitend om het wettig en overtuigend bewijs. We ftio&teti dit dus a tout prix in handen zien te krijgen. Ik gelast u hiermede officieel er zorg voor te dra gen, dat in den kortst mogelijken tijd, hoe dan ook, dit bewijs geleverd wordt. U behoeft hier bij niet op kosten te zien, het doel wettigt in dit geval de middelen. U hebt plein pouvoir." Daags daarop was op alle politie-bureaux, posthuizen, reclamezuilen en publieke aanslag plaatsen van Parijs de volgende affiche te lezen: Belooning van frs. 10.000 De Commissaris van Politie in het IXe departement looft bovenstaande belooning uit voor de (n) gene, die omtrent de juiste oorzaak van den brand op 12 dezer ten huize van den manufacturier Jean Jacques Lo machin, Rue de l'Etoile 14, dusdanige aan wijzingen verstrekt, welke zullen leiden tot de arrestatie en bestraffing van den schul dige aan brandstichting in voornoemd per ceel. De Commissaris, DUBLANC Paris, 15 April 19.... Nog dienzelfden dag verscheen aan het de partement een heer, die den commissaris wenschte te spreken. Op de vraag van den dienstdoenden brigadier, wien hij kon aandie nen, overhandigde de bezoeker zijn visitekaartje waarop vermeld stond: J. J. Lomachin. Nadat de heer Lomachin het bureau van den commissaris was binnengeleid, maakte hij een correcte buiging en bracht onmiddellijk zonder eenige inleiding het doel van zijn bezoek naar voren. „Mijnheer de commissaris," begon hij. „de door u in uitzicht gestelde premie van frs. 10.000 voor de aanwijzing van den brandstichter in mijn winkel en woning, zal wel door niemand geïncasseerd kunnen worden, om de eenvoudige 11 minimi m i mui min iimtiiiiiiiiiMiiititM reden dat ik zelf de eenige benj die bij machte is de oorzaak van het onheil vast te stellen. Ik heb reden om aan te nemen, dat u voor alsnog de waarheid van mijne verklaring In twijfel zult trekken, temeer daar ik mij bij het uitbreken van den brand inderdaad alléén in mijne woning bevond. Terwijl ik korten tijd in mijn fauteuil een namiddagdutje deed, sprong mijn kat van den schoorsteenmantel op den vloer en wierp daarbij het brandende petro leumkacheltje om, waardoor de brand ontstaan is. Ik heb nog ge- ni legenheid gehad eenig huisraad te T\p redden, doch i vooraleer de j brandweer ter Z&fcC1 lJl£jSSOf?l j plaatse verscheen, i stonden mijn win kel en woning reeds in lichterlaaie. Ik heb de juiste toedracht van de zaak ook aan den commandant van de brandweer mee gedeeld, die echter meende aan mijn verklarin gen geen geloof te moeten hechten. Dit nu laat mij betrekkelijk onverschillig en doet ook wei nig ter zake. Maar zelfs, indien het mij gelukken mocht u het wettig en overtuigend bewijs te leveren, dat mijn kat inderdaad de brandstichter ge weest is, dan nog meen ook ik geen aanspraak te kunnen doen gelden op de door u uitgeloof de premie van frs. 10.000. En het heeft, dunkt me, ook geen zin mijn kat te laten arresteeren en bestraffen. Immers, mijnheer de commissaris, dat beestje kan den opzet niet gehad hebben, om zijn baas in de gelegenheid te stellen de veelge- wraakte verzekeringssom machtig te worden. Want, mijnheer de commissaris, ik ben tot mijn spijt in het geheel niet verzekerd." Sir Claude Champion de Grespigny, Enge- lands laatste ridder zonder vrees of blaam, en een der stoutmoedigste avonturiers der twintig ste eeuw, is dezer dagen op zijn bed gestorven. Zijn geheele leven vormde een keten van sen saties, hij zocht avonturen in alle landen, hon derden malen bevond hij zich in levensgevaar, en toen hij op 88-jarigen leeftijd overleed, had hij nog nauwelijks een been in het lichaam, dat hij niet éénmaal had gebroken Sir Claude trad als jongen van dertien jaar bij de marine in dienst, welke hij op achttien jarigen leeftijd weer verliet. Vijf jaar lang dien de hij bij de Britsche infanterie, tot hij zijn vaders titel erfde. Toen begon het leven als avonturier. Bij de hindemiswedstrijden was hij een der eerste rijders en talrijke malen brak hij zijn beenderen, maar dit schrok hem echter niet af. Telkens begon hij met ontembaren moed op nieuw. Met de bloote vuist hield hij bokswed strijden tegen kolensjouwers. In Indië oefende hij zich in het neersteken van wilde zwijnen en toen deze sport geen aantrekkelijkheid meer voor hem had, ging hij naar Afrika. Daar zwom hij over den Nijl en vjsl bij een der sterkste strooit)versnellingen, zoodat nie mand meer geloofde, dat hij het er nog levend af zou brengen! Hij dook echter weer gezond en wel op en verklaarde, dat hij op verzoek be reid was, opnieuw' de stroomsversnelling door te worstelen. Eens viel een van Sir Claude's soldaten in een draaikolk. Zonder zich ook maar een oogen- blik te bedenken, sprong hij hem na en bracht hem aan land. Voor deze dappere daad kreeg hij de gouden reddingsmedaille. Zijn avonturen waren in den regel heel zonderling. Uit louter pleizier beklom Sir Claude alle mogelijke kerk torens. Bij een ballontocht in den tijd, dat bal- lonvliegen nog levensgevaarlijk was, brak hij beide beenen, doch ontving de gouden medaille der ballonvereenigingen. Hij streed met een reu zenslang, wurgde een tijger en doodde een rhi- nozeros, door het dier den nek te breken! Eens redde hij een man uit het water, waar het wemelde van de haaien. Tot zijn diamanten bruilofstfeest ging Sir Claude regelmatig zwem men. Op 73-jarigen leeftijd daagde hij zijn neef, Lord Kenyon, die zestien jaar jonger was dan hij, uit tot een duel, en liet hem de keuze der wapens, Lord Kenyon weigerde evenwtel, de uit daging aan te nemen! De echtgenoote van Sir Claude was zijn beste kameraad en het was een zware slag voor den ouden man, toen zij in het voorjaar van dit jaar overleed. Na haar dood begon Sir Claude, die tot dan toe altijd een goede gezondheid had mogen genieten, te suk kelen en tenslotte haalde ook hem de dood, welken hij zoo vaak had getrotseerd. Nietwaar, U bent 'n trouw lezer van onze ru briek „Omroepers". U moogt er graag eens in grasduinen. De zakenman weet van Uw speur» lust te profiteeren, hij plaatst Zaken-Omroepers, die onze rubriek juist zoo veelzijdig doen zijn en die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad motiveeren. ATT F1 A D U 'C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen t? '7CO bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U 7 CuA bij een ongeval met U O CA bij verlies van een hand AA I ji in r\Dwll 1 v O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen JT f t/v/i" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen i ÜV#™ doodelijken afloop A mUV/i een voet of een oog AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 53. „Heb ik dat niet altijd gezegd?" zei Gwenna ernstig, haar kwast weer opnemend. „En dit zeg ik niet, omdat ik zelf een gelukkige, ge trouwde vrouw ben," voegde ze er bij, met dezelfde geste van haar waardigheid als matrone, die mevrouw Crewe had doen glim lachen. Leslie beet zich op de lippen, om zich goed te houden en ernstig te blijven. Paul Dam- pier's vrouwtje besloot naïef: „Ik heb altijd geweten, wat liefde beteekent. Wat is geld in Vergelijking met liefde?" „Niet te verachten, dat verzeker ik. Geld is een prachtig iets. Geld beteekent macht," ver klaarde Leslie. „Zelfs de materieele zijde, zooals zijden kousen, ter zijde gelaten, kun je ook op geestelijk gebied een voller leven leiden. Met geld kun je bijna alles verkrijgen, wat je ver langt voor jezelf en ook voor anderen, Taf. Het is alle mogelijke moeite waard, om tot het bezit ervan te geraken. Maar één ding is het Zeker niet waard," zei Leslie zeer ernstig, „en dit is: den verkeerden man om geld te trouwen." „Ik begrijp maar niet, dat je dit vroeger niet feeds hebt ingezien," merkte Gwenna op, die üitmaal zich veel ouder en wijzer gevoelde dan haar vriendin. „Wat is de oorzaak, dat je nu eerst tot die ontdekking bent gekomen, Leslie?" ,,De oorlog waarschijnlijk. Alles wordt tegenwoordig aan den oorlog gewetenToch heeft hij veel dingen, vereenvoudigd en men kent beter de relatieve waarde der dingen, n.l. wat men over boord moet werpen en wat men behouden moet," zei Leslie. „Alles is ver anderd!" Gwenna dacht er een oogenblik aan, haar te antwoorden, dat er één ding was, dat niet ver anderde, n.l. liefde! Maar ja, deze had we! een verandering ondergaan: ze was hechter, meer solide en intenser geworden. Want om zichzelf als voorbeeld te nemen, was het vuur barer liefde tot den afwezigen echtgenoot niet hooger opgevlamd, sinds den morgen, dat hij haar veriaten had, om deel te nemen aan den wereldoorlog? En zoo moest het ook gebeuren, redeneerde zij, ofschoon in mindere mate, met rik meisje, dat een soldaat aan het front had, Ze dacht aan al de haastig gesloten huwelijken en verlovingen in het geheele land. Zij dacht aan de zachtere stemmen en meer teedere ver houdingen tusschen de mannen en vrouwen van het dorp hier; aan het treurige feit, dat zoo veel huwelijken daar in Frankrijk ontbonden werden. Zij dacht aan het langzamerhand verdwijnende type der suffragette, met haar geraas tegen het mannelijk geslacht. Ook dacht zij aan de herlevende hoffelijkheid, waarmee de man in uniform de meisjes en vrouwen op straat, in de oudergrondsche of op de omnibus bejegende. Eenvoudig en toch zoo diepzinnig waar was de les van den oorlog, dat de twee verhevenste aller schepselen, de man en de vrouw, elkaar moesten aanvullen en dat het middel hiertoe was de ware, zuivere liefde! Een lang gesmoorde zucht steeg op uit Gwenna's hart: „Hoe lang nog? Hoelang nog, vóórdat ik weer het voorwerp van mijn eigen liefde zal aanschouwen?" HOOFDSTUK XI EEN MINNEBRIEF EN EEN ROOS Eenige dagen na Leslie's bezoek was Gwenna in haar slaapkamer in de villa van mevrouw Crewe aan 't heen en weer dribbelen. Het was een ouderwetsche, echt-gezellige kamer. Het plafond werd geschraagd door twee horizon tale donker eiken balken. Fijn gevlochten matten bedekten den vloer en het behangsel herinnerde aan een etalage van bloemen- tuiltjes. Op de sitsen raamgordijnen staarden kolibrietjes op hun takjes haar met vriendelijke oogjes aan en een kunstig bewerkte sprei lag op het ledikant. Het was nog tamelijk vroeg in den avond; zoo juist had het negen uur geslagen, want Gwenna was vandaag wat eerder thuis geko men. Zij trok haar bovenkleeren uit en hulde zich in haar zachte nachtjapon en kimono van rose crêpe, waarna zij zich overgaf aan het meisjespleizier van rond te scharrelen en te knutselen met allerlei snuisterijen. Eerst moest ze een lade van de commode onder het raam in orde brengen; gekreukte linten glad strijken en oprollen; wit geborduurde kraagjes op een afzonderlijk hoopje stapelen; de kanten van den hals en mouwen uit haar grauw linnen jurk, zoo juist uitgetrokken, lostornen en na ze tot een balletje gefrommeld te hebben, ze in de prullemand werpen. Verder ging ze blokjes van haar naamletters G. D. op haar fijn Iersch linnen zakdoekjes naaien, die Leslie bfj haar bezoek voor haar had meegbracht. De blaadjes van haar kalender moesten tot den huidigen datum worden afgescheurd en nieuwsgierig las ze de spreuken van den dag: Dikwijls zal de wijn ontglippen, Als 't glas is bij de lippen. Dan moest het onderste knoopje nog aan de ragfijne camisole genaaid worden, die ze in haar vrije oogenblikken behalve het breiwerk nog had weten te vervaardigen. Langzamer hand had mevrouw Dampier een aardige col lectie fijn ondergoed bijeengegaard, zoo dier baar aan het hart van elke vrouwelijke vrouw. Het huis, het nest van het vogeltje, kwam er minder op aan, maar de pluimage moest glanzend mooi zijn. Misschien zou ze een com pleten uitzet bij elkaar hebben, op den dag dat Paul weer thuis zou komen. Toen ze den laatsten steek genaaid had. zette ze haar werk mandje aan kant en opende het zakdoeken doosje, waarin ze al zijn orievcn bewaarde. Elke brief werd nog eens herlezen en opnieuw er van genotenIk zal den mijnen vanavond nog afmaken," besloot ze. ,.Dan kan hij nog vóór acht uur gepost worden en is hij weer één buslichting voor." Ze trok haar vloeiboek onder het werk mandje uit- De begonnen brief aan Paul lag tusschen de bladen van het vloeiboek met den vulpenhouder, dien zij op school gebruikt had. Zij zette zich in postuur in den rieten stoel vóór haar kaptafel, waarop haarborstel en kam, eau de cologne, parfumdoos en in zilver ge lijste handspiegel elegant gearrangeerd waren. Op den zilveren achterkant van den spiegel was een groepje engelenkopjes gegraveerd, gelijkend op Gwenna's eigen krulkopje, als ze daar licht voorover gebogen zat om te herlezen, wat ze in haar brief naar het front reeds ge schreven had. De aanhef klonk, volgens haar, zeer be zadigd en ouderwetsch: „Mijn zeer geliefde echtgenoot" zoodat de censor (wat is dat toch voor een .man?) van wien Paul's briefjes tel kens melding maakten, zou denken, dat een dame op leeftijd en wel tien jaren getrouwd, dit geschreven had in plaats van.och, het was pas zeven weken geleden! Verder had ze geschreven, dat ze zijn brieven in orde ontvangen had; of hü graag nog een bezending sigaretten wilde hebben en dat hij, als het maar eenigszins mogelijk was, haar toch een kiekje zou sturen van hem in oorlogs uniform, om te zien hoe het hem stond, want zóó had ze hem nog niet gezien. Onder den grooten ovalen hangspiegel boven de kaptafel, stond, in zilveren lijst, het portret van haar Paul: het was de glazende prentbriefkaart, die Gwenna in Mei gekocht had op het vlieg terrein in Hendon, waar ze toen in gezelschap van Mabel en Ottilia naar het vliegen was gaan kijken. Het hoofdje opheffend viel haar oog op die foto; haar gedachten gingen terug naar dien gedenkwaardigen middag en gaven opnieuw voedsel voor haar pen. Het jonge meisje ging aan het schrijven, ongekunsteld schrijvend, wat ze ook in zijn aanwezigheid tot hem zou hebben gezegd, en ze onderstreepte zoooveel woorden, dat de brief veel gelijkenis met een blad muziekpapier ging vertoonen. „Je herinnert je nog wel die juffrouw Baker, het Duitsche meisje, met wie ik op het West minster-kantoor werkzaam was? Verbeeld je nu eens! Ze werd gevangen genomen in haar pen sion te Bloomsbury en geïnterneerd in een kamp, waar ze vüandig volk opsluiten, ofschoon ze maar een meisje is; en er was sprake van, dat ze voor den krijgsraad moest verschijnen als verdacht van spionnage! Mabel schreef me dit. Zij begeleidde Ottilia Baker, toen deze zich in Somerset House moest laten registreeren, kort na het uitbreken van den oorlog, omdat ze niet in Engeland geboren was. Ze zei, dat het een heel groot huis was, om bang te worden, zoo groot als wel zes Nationale Galerijen ineen gerold, met mijlen van eindelooze corridors, die letterlijk volgepakt waren met alle soorten buitenlanders, meest Duitschers en Oostenrijkers, juist als die queues voor een populair theater, met dit verschil, dat ze allen doodsbenauwd keken en er waren ook een massa aardige meisjes bij. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 7