„Queen Mary"
TCdu&iAaal
Met twee
'N TROUWE KLANT
J&CthU4 - VÊ&UÜ&&S
MAANDAG 1 JULI 1935
Zal het nieuwe Engelsche reuzen
schip in staat zijn, het record
van de Normandie
te slaan
Twee mededingsters?
72-jarige behaalt zijn
vliegbrevet
Het eeuwfeest der
Académie
Nu komt er rustl Nu zijn ovui-
bodige geluidssignalen verboden
(f75.— boete 1). 'tWerd tijd: zo
toeterden er maar op losl Wie. .7
T aalbeheer sching
Concentratiekampen
Daglicht-Bioscoop
Koning der avonturiers
gestorven
DOOR BERTHA RUCK
Eigenlijk moest er staan: de Queen Mary.
Want het gaat niet om de koningin van
Engeland, maar om het geweldige schip
dat naar haar is genoemd.
De .groote steamers worden in den laatsten
tijd weer zeer druk besproken. De succesvolle
reis van de „Normandie" is door de heele wereld
met spanning gevolgd en de gallische haan
kraait triumfant victorie. Zal het Fransche
schip den blauwen wimpel houden? Nergens
misschien gaat de glorie der wereld zóó snel
voorbij als in de scheepvaart. Of het zou in
dien nog jonger vorm van verkeer, de luchtvaart
moeten wezen.
In het begin van Juli zal de oude,
roemrijke Mauretania haar laatste reis maken.
Zij zal van Southampton naar Rosyth, aan de
kust van Schotland, varen, en daar zal het
schip, dat in 1907 op de Tynesidewerf van Swan,
Hunter, Wigham Richardson Co. „geboren"
werd, gesloopt worden.
Geen schip heeft zulk een groote loopbaan
gehad als de Mauretania. Bijna 22 jaren lang
heeft zij het snelheidsrecord van den Atlan-
tischen Oceaan in beide richtingen behouden.
Eerst in 1929 werd het haar ontrukt door de
Bremen, maar deze moest het afstaan aan
haar zusterschip, de Deutschland, en de
Deutschland kon het niet handhaven tegen de
Rex (Italië) en thans heeft de Rex het afge
legd tegen de Normandie.
Het veroveren van den „Blauwen Band" is
een groot wapenfeit. Maar een oneindig veel
grooter prestatie is het, de tropee van jaar tot
jaar te handhaven tegen veel nieuwer en dus
veel moderner toegeruste schepen. Dit heeft de
Mauretania gedaan.
De Engelschen zijn te sportief dan dat ztl
thans den Franschen het succes hunner Nor-
mandie zouden misgunnen, of zouden pogen de
beteekenis daarvan te verkleinen. Toen het schip
dezer dagen op de thuisreis te Plymouth aan
legde, na opnieuw alle records geslagen te heb
ben (het volbracht de reis van West naar Oost
in 4 dagen, 8 uren en 45 minuten) werd het
door een groote menigte geestdriftig verwel
komd, en de waarnemende burgemeester der
stad begaf zich met een paar honderd perso
nen aan boord om officieel blijk te geven van
waardeering en bewondering voor de Fransche
prestatie.
Wat iedere Engelschman zich voor alles
afvraagt is: zal de Queen Mary op haar beurt
in staat zijn de Normandië den Blauwen Band
afhandig te maken? Men is optimistisch. Het
Fransche schip heeft een capaciteit van
160.000 P.K., die der Queen Mary wordt gesteld
op 180.000 tot 195000 P.K. De gemiddelde snel
heid der Normandie op de uitreis (29.98 knoo-
pen) was ongetwijfeld zeer aanzienlijk, maar
zij bleef toch iets achter bij wat men in Enge
land verwacht had. De snelheid evenwel werd
op de thuisreis verbeterd, en men is ervan
overtuigd dat de Normandie, e-venals andere
„recordschepen", op de eerste reis haar ma
chines gespaard heeft. De Mauretania, en in
de laatste jaren, ,de Bremen en de Rex, hebben
Mij" eenige". Jaren in de vaart geweest te zijn.
gfpotere snélheid ontwikkeld dan op de „maiden
voyage". De mogelijkheid bestaat dat vóór de
Queen" Mary uitvaart, de Normandie haar eigen
record opnieuw verbeteren zal en dan is het
niet zeker dat het Engelsche schip reeds op
de eerste reis de Fransche mededingster slaan
zal. Men herinnert zich dat de Rex, ofschoon
speciaal gebouwd om voor Italië den Blauwen
Band te veroveren, een jaar noodig heeft ge
had om de Bremen te evenaren.
Terwijl men in Engeland hoopvol is, ont
veinst men zich niet dat de strijd zwaar zal
zijn. Op een gemakkelijke overwinning rekent
Engeland die den jongsten vliegenier ter we
reld bezit, kan zich ook beroemen op het feit,
dat de oudste vliegenier zich binnen de Britsche
grenzen ophoudt. Deze is de 72-jarige heer J. A.
MacMulien, die zich gedurende den wereldoor
log als vrijwilliger in liet schrijven, mits hij een
plaas kon krijgen bij de luchtvaartafdeeling.
De militaire overheid vond den man echter te
oud en de heer MacMulien trok zich mismoedig
terug.
Thans heeft de man op 72-jarigen leeftijd zijn
Vliegbrevet behaald en gevoelt zich overgeluk
kig. Aan een journalist verklaarde de neerMac-
Mullen, dat ouderdom hoegenaamd niets met 't
vliegen te maken heeft. Wanneer men slechts
de noodige voorzichtigheid betracht en in het
bezit is van een dosis verstand, dan bestaat er
voor niemand een reden, aldus de oude man,
den vliegenthousiast „uit het luchtruim" te
houden. MacMulien heeft een groote interesse
voor de ontwikkeling van het autogïro-type.
Hierin ziet hij de toekomst van het moderne
vliegtuig.
men minder dan eenige weken geleden. Ook is
er geen kwestie van dat men het in Fransche
scheepvaartkringen als vanzelfsprekend be
schouwt, dat de Normandie met wiskundige
zekerheid door de Queen Mary geslagen zal
worden. Bij het bezit en de handhaving van
den Blauwen Band is in de eerste plaats ook
het nationaal prestige gemoeid, en men ver
wacht dat de Fransche ingenieurs, nog vóór de
Queen Mary in de vaart komt, gebruik gemaakt
zullen hebben van de op de eerste reis opge
dane ervaringen. Zoo zullen, daar evenals des
tijds bij de Bremen, de vibraties bij 't berei
ken van zeer groote snelheid (de Normandie
maakte 33 knoopen tusschen Plymouth en Le
Havre) aanzienlijk waren, wijzigingen in de
machines aangebracht worden.
Volgens den Parijschen correspondent der
„Observer" vertrouwt men er in Frankrijk
vast op, dat de Normandië den Blauwen Band
verscheidene jaren zal kunnen behouden. Men
gelooft niet dat de Queen Mary het record
slaan zal, en ziet niet in het Engelsche schip,
doch in de Bremen (Duitschland) de gevaar
lijkste mededingster. Te Parijs meent men na
melijk te weten dat de machines van dat schip
veranderd worden ten einde de Bremen in
staat te stellen den Blauwen Band voor
Duitschland te heroveren.
Is dit waar, dan zal de Queen Mary dus
twee mededingsters tegenover zich vinden.
Wij wagen het niet den uitslag te voorspel
len. Maar men kan den Engelschen nooit ver.
wijten dat zij luide overwinningsliederen aan
heffen vóór de overwinning behaald is. Veeleer
volgen zij met waardeering de prestaties hun-
ner tegenstanders om daarna rustig hun slag
te slaan. En als er één schip is dat in dezen
tijd doen kan wat de Mauretania volbracht in
een vorig tijdvak, dan is het de Queen Mary.
Bij de viering van het derde eeuwfeest der
Académie Frangaise is Maarschalk Franchet
d'Esperey plechtig in de Académie opgenomen.
Volgens de traditie hield hij een lofrede op
zijn voorganger Maarschalk Lyautey.
Bij den feestelijken maaltijd die plaats had
in het Ministerie van Buitenlandsche Zaken,
heeft de president der Republiek, Lebrun, een
lange rede gehouden, waarin hij de buitenland
sche vertegenwoordigers, die als gast der Aca
démie te Parijs verblijven, hartelijk welkom
heette.
Het diner stond onder voorzitterschap van
den eersten Minister Laval.
De president van de Reichtsschrifttumskam-
mër Hans Friedrich Biunck, heeft uit naam van
de Duitsche vertegenwoordigers een rede ge
houden, waarin hij o.m. zeide:
Ik dank U, mijnheer de president, uit naam
van de Duitsche gasten van dit land voor de
ontvangst, die ons ten deel is gevallen.
Wij zijn gekomen op uitnoodiging van de
Académie Frangaise, aangezien wij tot uiting
wilden brengen hoezeer wij ons verbonden
voelen mgt het werk dat Frankrijk in den loop
van drie eeuwen heeft opgericht. Wij kwamen
echter ook omdat ons volk en onze stichting
zich hebben afgewend van de gedachte van een
ondergaand avondland, aangezien wij aan zijn
nieuwen aanvang gelooven en voor dit werk
een vriendschap tusschen onze volkeren en meer
nog een eenheid van Europa noodzakelijk ach
ten.
Wij hebben verklaard, dat wij in eere uw na
buren, ik herhaal het uit bewogen hart, dat wij
vrienden zoudèn willen zijn van dat Frankrijk,
waarmede ons zoo lang dezelfde groote liefde
voor de groote kunsten verbonden heeft en ver
bindt. Hier en ginds worstelt eenzelfde geest
om de kroon, hier en ginder, schijnt mij, be
hoorden wij onzen ijver en het scboone vuur
opnieuw te doen ontbranden, waarmede onze
volkeren zoo velen volkeren den weg hebben
gewezen.
Wij Duitschers hebben in deze. Uwe feest-
dagen, vele woorden van lof gehoord voor Uwen
grooten Kardinaal De Richelieu.
Wü hebben een eigen meening over den loop
der geschiedenis sedert Richelieu, maar wij be
wonderen, wat hij voor het Frankrijk van den
geest gedaan heeft. Wij meenen desondanks,
dat het voor onze beide volkeren goed zou zijn,
wanneer gij uw blikken over deze laatste eeu
wen heen zoudt richten naar oudei»* tijden van
een gelukkigen, langen vrede tusscnen DuitSch.
land en Frankrijk; den tijd der minnezangers,
den grooten tijd herdenk ik, toen onze volkeren
streden om het kostelijkste lied, om de hoogste
schepping van geesteswetenschap en om de in
nerlijke vrijheid, waartoe wij, gij en wü, zoo
dikwijls een oproep mochten doen. Dat betee-
kent geen vermaning om voorbije tijden tot
nieuw leven te brengen. Wel echter bidden wij
om den zegen van een zoodanigen wedstrijd
in den geest.
Wij herinneren derhalve Frankrijk eraan:
Onze dichters en geleerden willen nogmaals
met u wedijveren om en ik gebruik een
woord van Goethe de verheffing van de
menschen.
Gelijk eens de zangers volkeren en koningen
bijeenbrachten, zoo moge nogmaals de schoon
ste der wedstrijden, die der geesten, Europa
doen opbloeien, boven vreedzame volkeren, die
u dank zeggen.
De Ban (provinciale gouverneur) van Slove
nië heeft besloten, dat landloopers, die weige
ren in de werkverschaffing te arbeiden, voor
taan in speciale concentratiekampen moeten
worden ondergebracht.
Voorts overweegt men, de instelling van an
dere kampen voor jongelieden, die geen betrek-
kig hebben, doch niettemin willen werken.
Er is te Moskou een daglicht-bioscoop uitge
vonden, waarbij, geüriuk wordt; gemaakt van
twee spiegels, waarvan de een als scherm dienst
dcct. Het projectie-apparaat is boven het
scherm aangebracht en een spiegel, die op kor
ten afstand hiervoor is geplaatst, kaatst het
beeld terug op den als scherm fungeerenden
spiegel.
Zelfs in het felste zonlicht zou het beeld zeer
duidelijk zijn. Binnenkort zal in een openbaar
park te Moskou een dergelijke bioscoop worden
geopend.
Onlangs kwam in het Volk een beschouwing
voor van A. B. K. over het feit, dat
Frankrijk zooveel mannen telt van veel
voudige bekwaamheid. De meeste mannen die
daar aan den weg timmeren, de politici in het
bijzonder, bezitten een veelzijdige cultuur, zij zijn
meestal zeer goede stylisten, zij hebben geest en
humor. De schrijver noemde Barthou. den on
langs vermoorden staatsman, die tevens letter
kundige was, een groot bibliophiel en verzame
laar van handschriften. Hü noemde o.a. nog
Clemenceau, die arts was en een kenner van
beteekenis op het terrein der klassieke letteren.
Hü noemde Painlevé en Poincaré.
„Welk ander land legt daar zulke voorbeelden
naast?" vroeg hij.
Inderdaad, misschien kan alleen Frankrijk,
kunnen alleen de romaansche landen op zulke
veelzijdige mannen wijzen. De publieke personen
hebben daar nog iets van den „homo univer
sale", den universeelen mensch, waarvan de
Renaissance het geniale type heeft geschapen.
Ons eigen land kan niet veel brillante voor
beelden noemen, die met de Fransche vergeleken
kunnen worden. Dr. A. C. B. Arts wijst echter
in het tijdschrift „Aristo" terecht op dr. Schaep-
man als meervoudig begaafde en begenadigde,
en wij meenen, dat men ook dr. Abraham Kuy-
per niet behoeft te vergeten, die onze taal met
prachtige uitdrukkingen en gevleugelde woorden
heeft verrijkt. Zijn driestarren en zijn redevoe
ringen waren letterkunde met een taalkracht,
die aan den Statenbijbel en Hoofts' Historiën
deed denken.
Maar op zich-zelf is het juist, zoo merkt Arts
terecht op, dat Frankrijk bijzonder veel van die
veelzijdigen heeft voorgebracht en met name
zeer veel mannen en vrouwen, die naast hun
voortreffelijke andere werkzaamheid uitmunten
als schrijver.
Wanneer men tol heeft betaald aan den aard
van het latijnsche ras, mag niet over het hoofd
worden gezien, dat de opvoeding van het Fran
sche volk en zijn onderwijs veel meer in litte
raire richting gaan dan bij veel andere volken,
met name ook bij het onze.
Een Fransche jongen van de Poëtica weet
meer van de Fransche letterkunde dan bij ons
een heele Rhetorica te zamen van de Neder-
landsche.
Wij gelooven, dat dit een groot voordeel is en
dat het voor de werkelijke ontwikkeling van een
volk van de meeste beteekenis is, de jeugd stel
selmatig te laten drinken uit de bronnen der
nationale litteratuur (anders dan in een bloem
lezinkje), belangstelling bij te brengen voor zijn
schrijvers.
Daarom ook hebben de Franschen zoo veel
liefde voor boeken, daarom koopen zij er veel
meer, vult de litteratuur zoo'n groote plaats in
pers en gesprek en zijn bibliophielen als Barthou
geenszins uitzonderingsfiguren.
Hector Treub klaagde in zijn tijd, vdat zoo
weinig studenten aan zijn faculteit in staat
waren een goed opstel te maken of een goede
toespraak te houden. Hij maakte een uitzonde
ring voor de jongens van de bijzondere schoien.
Dat was in den tijd toen nog in Rolduc en elders
het onderwijs op Latijnsche leest was geschoeid,
veel klassen in 't Fransch werden gegeven, iets
wat aan het Nederlandsch voorzoover wij weten
nooit geschaad heeft. Wat men tenminste op dit
punt tegenwoordig aantreft, is ook maar scha
mele oogst.
Al de veelweterij, die men den kinderen thans
vraagt, de vergroeiing der taalstudies, ook van
Latijn en Grieksch, tot woord- en vormkennis
in plaats van werkelijke litteratuurontwikkeling
(in Frankrijk „kennen" ze op de gymnasia be
slist minder Latijn en Grieksch dan hier, maar
in de litteratuur zijn ze meer thuis) heeft het
cultureele peil niet verhoogd Misschien geeft de
gegronde vraag van A. B. K. den een of ander
aanleiding na te denken over deze andere vraag,
of wij in ons land met het onderwijs wel den
goeden kant uitgaan.
Wij zouden daar royaal aan toe willen voegen
de mededeeling van onzen indruk, dat de taal
kennis van de jeugd hard achteruit gaat. Men
merkt dat aan dictaten en brieven, in vergade
ringen en meetings, op scholen en kantoren.
Zuiver Nederlandsch, zonder germanismen en
Engelsche sporttermen, wordt te zeldzaam.
Daarop vertelde Piet aan den stuurman
dat hjj op weg naar den kapitein was om
hem te vragen of hij niet een brief naar zijn
ouders mocht schrijven. Dat vond de stuur
man een reuze plan en hij nam Pietje mee
naar het voordek. „Blijf hier maar even zit
ten," zei hij tegen Piet, dan zal ik wel even
papier en inkt halen. Spoedig was hij terug
en begon Piet met zijn brief. Dat viel niet
mee, maar eindelijk was hij klaar.
De stuurman zou hem nog eens overlezen.
„Lieve vader, moeder en Marietje. Ik wilde u
even schrijven dat ik gezond ben. Ik ben hier
aan boord van een schip. Ze zijn allemaal
even aardig voor mij. De tweede stuurman
tielpt me met dezen brief. Ik verlang erg naar
u. Ik heb er groot verdriet van en zal nooit
meer achter op auto's springen. Nu vader,
moeder en Marietje, ik hoop weer spoedig bij
u te zijn. Allemaal een dikke kus van uw
zoontje en broertje Piet. P. S. Met Wietje
gaat het cok goed. U kent haar nog niet he,
en we hebben een aapje dat Keesje heet, fijn
hoor, daaag."
„Prachtig", prees de stuurman. Een fijne
brief hoor. Dat zullen je ouders wel leuk vin
den. Kom maar mee, dan zullen we er gauw
;en postzegel op doen. Daarna legden ze den
brief bij het stapeltje mailpost, dat straks
als ze de haven zouden aandoen, verzonden
zou worden.
De Parijsche politie-prefect sloeg met de
vuist op tafel.
„En het moet nu maar eens uit zijn.
Ik wil dat er afdoende maatregelen getroffen
worden, opdat het steeds toenemend aantal ge
vallen van brandstichting voor eens en voor
altijd tot het verleden behoort."
Hij keek de verschillende heeren van zijn staf
beurtelings aan, ais verwachtte hij dat hem
van die zijde eenig doeltreffend voor-stel gedaan
zou worden.
„Het spreekt vanzelf, mijnheer de prefect,"
zei een der commissarissen, „dat in diepste in
stantie de assuradeuren de hoofdschuldigen zijn,
hier zoowel als in andere landen. In den na-
corlogstijd, toen de waarden der verschillende
objecten stegen, werd het verzekerde bedrag
dienovereenkomstig verhoogd, en de verzeke
ringsagenten provisiejagers, mijnheer de pre
fect, allemaal doen het uiterste om de ver
hoogde premie te handhaven. En natuurlijk, het
kan niet anders, de belanghebbende Is nu in
verhouding te hoog verzekerd, en als een kat
in het nauw zit
„Het ontbreekt ons aan een Mussolini," her
nam de prefect. „Dat is het heele eieren-eten.
Waarom lees je zoo zelden van die dingen in
Italië? Trouwens, de constitioneele monarchie
met een Mussolini als machthebber.... hier,
ten tijde van de Bourbons
„Met uw verlof, mijnheer de prefect," inter
rumpeerde de commissaris. „Het zit hem niet
in de Bourbons, en niet in Mussolini, en ook
niet in de constitutioneele monarchie, maar
het zit hem in dat petroleumkacheltje."
De politie-prefect ging breed-uit zitten, stak
een sigaar op en vroeg:
„Hoe zit dat met dat petroleumkacheltje?!
Ik wensch haarfijn op de hoogte gesteld te
worden."
„De zaak is als volgt, mijnheer de prefect.
Toen de winkel en de woning van dien Loma-
chin zoo heet de schobbejak vrijwel ge
heel uitgebrand waren, vond de brandweer op
de binnenplaats achter zijn woning een vloer
kleed, dat tegelijk met nog eenig ander huis
raad bijtijds het raam uitgegooid was. Er is
geconstateerd dat dit vloerkleed zwaar in pe
troleum gedrenkt was. Hiermede staat, dunkt
mij, het feit van opzet reeds vast. Lomachin
echter is op alles bedacht geweest en beweert
nu dat juist door het omstooten van een pe-
trolemkacheltje de brand ontstaan is. Maar de
meest bezwarende omstandigheid is, dat het
kacheltje eerst een paar dagen voor het uit
breken van den brand is aangeschaft, en, aan
gezien de zaken van Lomachin er miserabel
voorstonden, ligt het er duimdik op, dat de
brand met het oog op de verzekeringssom ge
sticht is."
„Het is één van de gevallen uit vele," op
perde de prefect. „Ik zal beginnen met voor
geheel Parijs een verbod uit te vaardigen tot
het branden of zelfs het in voorraad hebben
van petroleumkacheltjes."
„De zaak is nu maar, mijrfheer de prefect, dat
ons het b e w ij s van brandstichting nog ont
breekt. U en ik en iedereen zijn ervan over
tuigd, dat hier inderdaad opzet in het spel is,
maar zonder overtuigend bewijs belooft een
vervolging van den dader weinig succes. Daar
om is het van het grootste belang, dat dit be
wijs onomstootelijk geleverd wordt. Wellicht
zal dan een extra-reglementaire bestraffing van
deze misdaad voor het vervolg afschrikwekkend
werken."
„Commissaris!" hernam de prefect, „u hebt
volkomen gelijk. Het gaat hier uitsluitend om
het wettig en overtuigend bewijs. We ftio&teti dit
dus a tout prix in handen zien te krijgen. Ik
gelast u hiermede officieel er zorg voor te dra
gen, dat in den kortst mogelijken tijd, hoe dan
ook, dit bewijs geleverd wordt. U behoeft hier
bij niet op kosten te zien, het doel wettigt in
dit geval de middelen. U hebt plein pouvoir."
Daags daarop was op alle politie-bureaux,
posthuizen, reclamezuilen en publieke aanslag
plaatsen van Parijs de volgende affiche te
lezen:
Belooning van frs. 10.000
De Commissaris van Politie in het IXe
departement looft bovenstaande belooning
uit voor de (n) gene, die omtrent de juiste
oorzaak van den brand op 12 dezer ten huize
van den manufacturier Jean Jacques Lo
machin, Rue de l'Etoile 14, dusdanige aan
wijzingen verstrekt, welke zullen leiden tot
de arrestatie en bestraffing van den schul
dige aan brandstichting in voornoemd per
ceel.
De Commissaris,
DUBLANC
Paris, 15 April 19....
Nog dienzelfden dag verscheen aan het de
partement een heer, die den commissaris
wenschte te spreken. Op de vraag van den
dienstdoenden brigadier, wien hij kon aandie
nen, overhandigde de bezoeker zijn visitekaartje
waarop vermeld stond:
J. J. Lomachin.
Nadat de heer Lomachin het bureau van den
commissaris was binnengeleid, maakte hij een
correcte buiging en bracht onmiddellijk zonder
eenige inleiding het doel van zijn bezoek naar
voren.
„Mijnheer de commissaris," begon hij. „de
door u in uitzicht gestelde premie van frs.
10.000 voor de aanwijzing van den brandstichter
in mijn winkel en woning, zal wel door niemand
geïncasseerd kunnen worden, om de eenvoudige
11 minimi m i mui min iimtiiiiiiiiiMiiititM
reden dat ik zelf de eenige benj die bij machte
is de oorzaak van het onheil vast te stellen.
Ik heb reden om aan te nemen, dat u voor
alsnog de waarheid van mijne verklaring In
twijfel zult trekken, temeer daar ik mij bij het
uitbreken van den brand inderdaad alléén in
mijne woning bevond. Terwijl ik korten tijd
in mijn fauteuil een namiddagdutje deed, sprong
mijn kat van den schoorsteenmantel op den
vloer en wierp daarbij het brandende petro
leumkacheltje om, waardoor de brand ontstaan
is. Ik heb nog ge- ni
legenheid gehad
eenig huisraad te T\p
redden, doch i
vooraleer de j
brandweer ter Z&fcC1 lJl£jSSOf?l j
plaatse verscheen, i
stonden mijn win
kel en woning reeds in lichterlaaie.
Ik heb de juiste toedracht van de zaak ook
aan den commandant van de brandweer mee
gedeeld, die echter meende aan mijn verklarin
gen geen geloof te moeten hechten. Dit nu laat
mij betrekkelijk onverschillig en doet ook wei
nig ter zake.
Maar zelfs, indien het mij gelukken mocht
u het wettig en overtuigend bewijs te leveren,
dat mijn kat inderdaad de brandstichter ge
weest is, dan nog meen ook ik geen aanspraak
te kunnen doen gelden op de door u uitgeloof
de premie van frs. 10.000. En het heeft, dunkt
me, ook geen zin mijn kat te laten arresteeren
en bestraffen.
Immers, mijnheer de commissaris, dat beestje
kan den opzet niet gehad hebben, om zijn
baas in de gelegenheid te stellen de veelge-
wraakte verzekeringssom machtig te worden.
Want, mijnheer de commissaris, ik ben tot mijn
spijt in het geheel niet verzekerd."
Sir Claude Champion de Grespigny, Enge-
lands laatste ridder zonder vrees of blaam, en
een der stoutmoedigste avonturiers der twintig
ste eeuw, is dezer dagen op zijn bed gestorven.
Zijn geheele leven vormde een keten van sen
saties, hij zocht avonturen in alle landen, hon
derden malen bevond hij zich in levensgevaar,
en toen hij op 88-jarigen leeftijd overleed, had
hij nog nauwelijks een been in het lichaam, dat
hij niet éénmaal had gebroken
Sir Claude trad als jongen van dertien jaar
bij de marine in dienst, welke hij op achttien
jarigen leeftijd weer verliet. Vijf jaar lang dien
de hij bij de Britsche infanterie, tot hij zijn
vaders titel erfde. Toen begon het leven als
avonturier.
Bij de hindemiswedstrijden was hij een der
eerste rijders en talrijke malen brak hij zijn
beenderen, maar dit schrok hem echter niet af.
Telkens begon hij met ontembaren moed op
nieuw. Met de bloote vuist hield hij bokswed
strijden tegen kolensjouwers. In Indië oefende
hij zich in het neersteken van wilde zwijnen en
toen deze sport geen aantrekkelijkheid meer
voor hem had, ging hij naar Afrika.
Daar zwom hij over den Nijl en vjsl bij een
der sterkste strooit)versnellingen, zoodat nie
mand meer geloofde, dat hij het er nog levend
af zou brengen! Hij dook echter weer gezond
en wel op en verklaarde, dat hij op verzoek be
reid was, opnieuw' de stroomsversnelling door
te worstelen.
Eens viel een van Sir Claude's soldaten in
een draaikolk. Zonder zich ook maar een oogen-
blik te bedenken, sprong hij hem na en bracht
hem aan land. Voor deze dappere daad kreeg
hij de gouden reddingsmedaille. Zijn avonturen
waren in den regel heel zonderling. Uit louter
pleizier beklom Sir Claude alle mogelijke kerk
torens. Bij een ballontocht in den tijd, dat bal-
lonvliegen nog levensgevaarlijk was, brak hij
beide beenen, doch ontving de gouden medaille
der ballonvereenigingen. Hij streed met een reu
zenslang, wurgde een tijger en doodde een rhi-
nozeros, door het dier den nek te breken!
Eens redde hij een man uit het water, waar
het wemelde van de haaien. Tot zijn diamanten
bruilofstfeest ging Sir Claude regelmatig zwem
men. Op 73-jarigen leeftijd daagde hij zijn neef,
Lord Kenyon, die zestien jaar jonger was dan
hij, uit tot een duel, en liet hem de keuze der
wapens, Lord Kenyon weigerde evenwtel, de uit
daging aan te nemen! De echtgenoote van Sir
Claude was zijn beste kameraad en het was een
zware slag voor den ouden man, toen zij in het
voorjaar van dit jaar overleed. Na haar dood
begon Sir Claude, die tot dan toe altijd een
goede gezondheid had mogen genieten, te suk
kelen en tenslotte haalde ook hem de dood,
welken hij zoo vaak had getrotseerd.
Nietwaar, U bent 'n trouw lezer van onze ru
briek „Omroepers". U moogt er graag eens in
grasduinen. De zakenman weet van Uw speur»
lust te profiteeren, hij plaatst Zaken-Omroepers,
die onze rubriek juist zoo veelzijdig doen zijn en
die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad
motiveeren.
ATT F1 A D U 'C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen t? '7CO bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U 7 CuA bij een ongeval met U O CA bij verlies van een hand
AA I ji in r\Dwll 1 v O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen JT f t/v/i" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen i ÜV#™ doodelijken afloop A mUV/i een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
53.
„Heb ik dat niet altijd gezegd?" zei Gwenna
ernstig, haar kwast weer opnemend. „En dit
zeg ik niet, omdat ik zelf een gelukkige, ge
trouwde vrouw ben," voegde ze er bij, met
dezelfde geste van haar waardigheid als
matrone, die mevrouw Crewe had doen glim
lachen.
Leslie beet zich op de lippen, om zich goed
te houden en ernstig te blijven. Paul Dam-
pier's vrouwtje besloot naïef: „Ik heb altijd
geweten, wat liefde beteekent. Wat is geld in
Vergelijking met liefde?"
„Niet te verachten, dat verzeker ik. Geld is
een prachtig iets. Geld beteekent macht," ver
klaarde Leslie. „Zelfs de materieele zijde, zooals
zijden kousen, ter zijde gelaten, kun je ook op
geestelijk gebied een voller leven leiden. Met
geld kun je bijna alles verkrijgen, wat je ver
langt voor jezelf en ook voor anderen, Taf.
Het is alle mogelijke moeite waard, om tot het
bezit ervan te geraken. Maar één ding is het
Zeker niet waard," zei Leslie zeer ernstig, „en
dit is: den verkeerden man om geld te
trouwen."
„Ik begrijp maar niet, dat je dit vroeger niet
feeds hebt ingezien," merkte Gwenna op, die
üitmaal zich veel ouder en wijzer gevoelde dan
haar vriendin. „Wat is de oorzaak, dat je nu
eerst tot die ontdekking bent gekomen,
Leslie?"
,,De oorlog waarschijnlijk. Alles wordt
tegenwoordig aan den oorlog gewetenToch
heeft hij veel dingen, vereenvoudigd en men
kent beter de relatieve waarde der dingen,
n.l. wat men over boord moet werpen en wat
men behouden moet," zei Leslie. „Alles is ver
anderd!"
Gwenna dacht er een oogenblik aan, haar te
antwoorden, dat er één ding was, dat niet ver
anderde, n.l. liefde! Maar ja, deze had we! een
verandering ondergaan: ze was hechter, meer
solide en intenser geworden. Want om zichzelf
als voorbeeld te nemen, was het vuur barer
liefde tot den afwezigen echtgenoot niet hooger
opgevlamd, sinds den morgen, dat hij haar
veriaten had, om deel te nemen aan den
wereldoorlog? En zoo moest het ook gebeuren,
redeneerde zij, ofschoon in mindere mate, met
rik meisje, dat een soldaat aan het front had,
Ze dacht aan al de haastig gesloten huwelijken
en verlovingen in het geheele land. Zij dacht
aan de zachtere stemmen en meer teedere ver
houdingen tusschen de mannen en vrouwen van
het dorp hier; aan het treurige feit, dat zoo
veel huwelijken daar in Frankrijk ontbonden
werden. Zij dacht aan het langzamerhand
verdwijnende type der suffragette, met haar
geraas tegen het mannelijk geslacht. Ook
dacht zij aan de herlevende hoffelijkheid,
waarmee de man in uniform de meisjes en
vrouwen op straat, in de oudergrondsche of
op de omnibus bejegende.
Eenvoudig en toch zoo diepzinnig waar was de
les van den oorlog, dat de twee verhevenste
aller schepselen, de man en de vrouw, elkaar
moesten aanvullen en dat het middel hiertoe
was de ware, zuivere liefde!
Een lang gesmoorde zucht steeg op uit
Gwenna's hart: „Hoe lang nog? Hoelang nog,
vóórdat ik weer het voorwerp van mijn eigen
liefde zal aanschouwen?"
HOOFDSTUK XI
EEN MINNEBRIEF EN EEN ROOS
Eenige dagen na Leslie's bezoek was Gwenna
in haar slaapkamer in de villa van mevrouw
Crewe aan 't heen en weer dribbelen. Het
was een ouderwetsche, echt-gezellige kamer. Het
plafond werd geschraagd door twee horizon
tale donker eiken balken. Fijn gevlochten
matten bedekten den vloer en het behangsel
herinnerde aan een etalage van bloemen-
tuiltjes. Op de sitsen raamgordijnen staarden
kolibrietjes op hun takjes haar met vriendelijke
oogjes aan en een kunstig bewerkte sprei lag
op het ledikant.
Het was nog tamelijk vroeg in den avond;
zoo juist had het negen uur geslagen, want
Gwenna was vandaag wat eerder thuis geko
men. Zij trok haar bovenkleeren uit en hulde
zich in haar zachte nachtjapon en kimono
van rose crêpe, waarna zij zich overgaf aan het
meisjespleizier van rond te scharrelen en te
knutselen met allerlei snuisterijen. Eerst moest
ze een lade van de commode onder het raam
in orde brengen; gekreukte linten glad strijken
en oprollen; wit geborduurde kraagjes op een
afzonderlijk hoopje stapelen; de kanten van den
hals en mouwen uit haar grauw linnen jurk,
zoo juist uitgetrokken, lostornen en na ze tot
een balletje gefrommeld te hebben, ze in de
prullemand werpen. Verder ging ze blokjes van
haar naamletters G. D. op haar fijn Iersch
linnen zakdoekjes naaien, die Leslie bfj haar
bezoek voor haar had meegbracht. De blaadjes
van haar kalender moesten tot den huidigen
datum worden afgescheurd en nieuwsgierig las
ze de spreuken van den dag:
Dikwijls zal de wijn ontglippen,
Als 't glas is bij de lippen.
Dan moest het onderste knoopje nog aan de
ragfijne camisole genaaid worden, die ze in
haar vrije oogenblikken behalve het breiwerk
nog had weten te vervaardigen. Langzamer
hand had mevrouw Dampier een aardige col
lectie fijn ondergoed bijeengegaard, zoo dier
baar aan het hart van elke vrouwelijke vrouw.
Het huis, het nest van het vogeltje, kwam er
minder op aan, maar de pluimage moest
glanzend mooi zijn. Misschien zou ze een com
pleten uitzet bij elkaar hebben, op den dag dat
Paul weer thuis zou komen. Toen ze den
laatsten steek genaaid had. zette ze haar werk
mandje aan kant en opende het zakdoeken
doosje, waarin ze al zijn orievcn bewaarde. Elke
brief werd nog eens herlezen en opnieuw er
van genotenIk zal den mijnen vanavond nog
afmaken," besloot ze. ,.Dan kan hij nog vóór
acht uur gepost worden en is hij weer één
buslichting voor."
Ze trok haar vloeiboek onder het werk
mandje uit- De begonnen brief aan Paul lag
tusschen de bladen van het vloeiboek met den
vulpenhouder, dien zij op school gebruikt had.
Zij zette zich in postuur in den rieten stoel
vóór haar kaptafel, waarop haarborstel en kam,
eau de cologne, parfumdoos en in zilver ge
lijste handspiegel elegant gearrangeerd waren.
Op den zilveren achterkant van den spiegel
was een groepje engelenkopjes gegraveerd,
gelijkend op Gwenna's eigen krulkopje, als ze
daar licht voorover gebogen zat om te herlezen,
wat ze in haar brief naar het front reeds ge
schreven had.
De aanhef klonk, volgens haar, zeer be
zadigd en ouderwetsch: „Mijn zeer geliefde
echtgenoot" zoodat de censor (wat is dat toch
voor een .man?) van wien Paul's briefjes tel
kens melding maakten, zou denken, dat een
dame op leeftijd en wel tien jaren getrouwd,
dit geschreven had in plaats van.och, het
was pas zeven weken geleden!
Verder had ze geschreven, dat ze zijn brieven
in orde ontvangen had; of hü graag nog een
bezending sigaretten wilde hebben en dat hij,
als het maar eenigszins mogelijk was, haar
toch een kiekje zou sturen van hem in oorlogs
uniform, om te zien hoe het hem stond, want
zóó had ze hem nog niet gezien. Onder den
grooten ovalen hangspiegel boven de kaptafel,
stond, in zilveren lijst, het portret van haar
Paul: het was de glazende prentbriefkaart,
die Gwenna in Mei gekocht had op het vlieg
terrein in Hendon, waar ze toen in gezelschap
van Mabel en Ottilia naar het vliegen was gaan
kijken.
Het hoofdje opheffend viel haar oog op die
foto; haar gedachten gingen terug naar dien
gedenkwaardigen middag en gaven opnieuw
voedsel voor haar pen. Het jonge meisje ging
aan het schrijven, ongekunsteld schrijvend, wat
ze ook in zijn aanwezigheid tot hem zou hebben
gezegd, en ze onderstreepte zoooveel woorden,
dat de brief veel gelijkenis met een blad
muziekpapier ging vertoonen.
„Je herinnert je nog wel die juffrouw Baker,
het Duitsche meisje, met wie ik op het West
minster-kantoor werkzaam was? Verbeeld je nu
eens! Ze werd gevangen genomen in haar pen
sion te Bloomsbury en geïnterneerd in een
kamp, waar ze vüandig volk opsluiten, ofschoon
ze maar een meisje is; en er was sprake van,
dat ze voor den krijgsraad moest verschijnen
als verdacht van spionnage!
Mabel schreef me dit. Zij begeleidde Ottilia
Baker, toen deze zich in Somerset House moest
laten registreeren, kort na het uitbreken van
den oorlog, omdat ze niet in Engeland geboren
was. Ze zei, dat het een heel groot huis was,
om bang te worden, zoo groot als wel zes
Nationale Galerijen ineen gerold, met mijlen
van eindelooze corridors, die letterlijk volgepakt
waren met alle soorten buitenlanders, meest
Duitschers en Oostenrijkers, juist als die
queues voor een populair theater, met dit
verschil, dat ze allen doodsbenauwd keken
en er waren ook een massa aardige meisjes bij.
(Wordt vervolgd.)