De ouders van de vijfling
Met
<KdvM&aal van den dag
]&ahui-VJLeJu&dU
VRIJDAG 5 JULI 1935
BITTERE TRAGEDIE
Vader en moeder worden overladen
met al de scheldwoorden, die
de Engelsche en Fransche
taal bezit
Actie der katholieke
organisaties
Conferenties voor niet-
katholieken
Door paters Dominicanen
Verloren medaille terug
Mozart op reis
Hij dirigeert „mee"
Napoleon III als paard
rijder
De „Armada-ketting!
Oorlogsschepen
Sic transit....
Een week in het Kanaal
rondgedreven
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij een ongeval met
F O CA bii verlies van een hand
mÜv*" een voet of een oog
DOOR BERTHA RUCK
D? geschiedenis der vijfling van de ouders
Dionne dreigt zich te ontwikkelen tot een
oittere tragedie. Meer dan £35.000 (onge
veer 250.000 Holl. guldens) is van alle landen
ter wereld den ontstelden en gelukkigen ouders
voor deze vijfling reeds toegezonden en Canada
bouwde in Callender op staatskosten een spe
ciaal solarium, waarvan een der muren geheel
uit glas is gemaakt, opdat de beroemde vijfling
zooveel mogelijk van het zonnelicht kan profi-
teeren en tevens door de duizenden en nog
maals duizenden toeristen kan worden gezien,
zonder dat deze menschenmassa de vijf baby's
lastig kan vallen. Naast dit solarium is tevens
een groote garage en een nog grooter restau
rant voor toeristen gebouwd en ook een breede,
geheel nieuwe gebetonneerde autoweg tien kilo
meter lang, aan welks beide zijden gedurende
het eerste levensjaar der beroemde vijfling al
lerlei winkels, hotels, restaurants en theetuinen
zijn verrezen. Op den eersten verjaaro&g van
Cecile, Ivonne, Annette, Jeanne en Marie
zoo heeten de vijf zustertjes, die tezamen voor
het eerst op 28 Mei 1934 het levenslicht aan
schouwden kwamen niet minder dan vijf en
twintigduizend toeristen dóór den glazen muur,
tegen behoorlijke betaling nog wel, „het groot
ste levende wonder der wereld" aanschouwen.
De burgemeester van Callender hield voor deze
ontzaglijke menigte een toespraak en ver
telde, dat nimmer een der ingezetenen zijner
gemeente zulk een geluk had durven droo-
men. De inkomstenbelasting immers van zijn
onaanzienlijk plaatsje was in één jaar met niet
minder dan 50.000 dollars gestegen en 'n hou
ten schouwburg, de mooiste der geheele pro
vincie Ontario, zou thans voor dit geld gebouwd
worden.
Om elf uur 's morgens werd voor de eenjarige
vijfling een gesteriliseerde microfoon opgesteld
ook weer tegen betaling van een groote som
gelds en geheel Canada en Amerika kon het
ademhalen, lachen en schreien van ieder der
vijf zustertjes gedurende een half uur hooren.
terwijl dr. Dafoe, de doctor die bij de geboorte
der vijfling tegenwoordig was en welks kliniek
thans een ideaal oord voor alle kinderen-üe-
vende Amerikanen is geworden, een soort van
verklarende rede hield, welke door allerlei re
clames werd onderbroken. De groote som gelds
hiervoor weer ontvangen kwam eveneens ten
goede van het „meerderjarigheidsfonós der
vijfling". Geschenken voor de vijf kinderen
kwamen van over de geheele wereld binnen,
w.o. vijf miniatuur valsche gebitten, vijf kleine
ringen met vijf groote briljanten, vijf albums
met uitknipsels over hen uit alle dagbladen ter
wereld. Een plechtige Hoogmis tot dankzegging
werd in de Kerk van het Heilig Hart te Corbeil
opgedragen, maar alhoewel een oom en een
tante van de beroemde vijfling de familie ver
tegenwoordigden.... vader en moeder waren
niet verschenen.
Waarom? zpl de lezer vragen. Kinderen, wier
lot de Canadeesche Staat zoo ter harte neemt,
zij, die zelfs op 25 Maart j.l. bijna per vliegtuig
opgelicht en naar Amerika ontvoerd waren en
die door een speciaal besluit van het provin
cie-parlement van Ontario tot „Wards of His
Majesty King George V" beschermelingen
van Z. M. de Koning van Engeland, werden
verheven, met het doel hen voor exploitatie te
vrijwaren, vader en moeder van zulke „be
roemdheden" te zijn, moet toch wel zeer aan
genaam en vleiend zijn!
Het tegendeel is echter waar en de geheele
Katholieke pers in Canada en thans ook in
Engeland (zie o.m. de Universe van 7 Juni *35)
neemt hartstochtelijk partij tegen, wat zij
noemt, het bedriegen der openbare meening en
misleiding der katholieke ouders dezer vijf kin
deren. Tegen den wil van vader en moeder
Dionne, zijn immers hun kinderen door den
Staat afgenomen. Doctor Dafoe beschrijft de
ouders dezer vijfling in een medisch tijdschrift
als volgt:
„Van origine zijn zij van Normandische af
stamming, stoer, krachtig, sterk, forsch en
manmoedig. Hun familieleven is buitengewoon
kuisch en rein. Zij leven dicht bij de aarde, zijn
nimmer door de zgn. beschaving aangetast en
zijn een voorbeeld van eenvoudige, wet-eerbie-
digende menschen, even getrouw aan bun af
komst en ras als aan hun godsdienst."
Waarom moest dan aan zulke goede katho
lieke ouders hun kinderen ontnomen worden,
want „beschermelingen des Konings" te zijn
klinkt wel heel mooi, maar beteekent inder
daad geheel en al onderworpen zijn aan een
zeker regeeringsdepartement. En zoo de Onta-
rio-politici een wet aannamen, waarmede zij de
kinderen tegen exploitatie wilden vrijwaren,
waarom dan een wet aangenomen, gericht te
gen de rechtmatige ouders? Neen, de reden ligt
in het feit, dat de katholieke ouders dezer vijf
ling arm, straatarm zijn en zij dus uit een of
ficieel oogpunt beschouwd, hun „wonderbare
vijfling" met dusdanig zullen weten op te voe
den als anderen dit wenschelijk schijnt. Maar
de Dionnes hadden vóór de geboorte hunner
vijfling reeds vijf andere kinderen ter wereld
gebracht en deze toch wél goed opgevoed! An
derzijds zegt de regeering, dat zij vijf kinderen
op-eens immers 'n te grooten en buitengewonen
last voor de ouders vindt en daar de regeering
hen ondersteunen wil, zü deze ondersteuning
met het geld der belastingbetalers betaalt, en
zich thans ook het recht toeeigent controle over
deze kinderen uit te oefenen. Doch dit argu
ment is immoreel, want armoede geeft geen
recht tot inbreuk op ouderlijke rechten, inte
gendeel, het is allereerst plicht van den Staat,
om deze arme ouders te helpen.
Paus Leo XIII schreef eens in een zijner
encyclieken: Het is tegen de natuurlijke ge
rechtigheid zoo een kind, voordat het verstand
ontwikkeld is, aan de zorg zijner ouders zou
worden onttrokken of tegen den wil zijner
ouders zou worden opgevoed...."
Een speciale Canadeesche wet heeft deze
vijfling echter onder curateele weten te stellen
en als curatoren zijn benoemd: dr. Dafoe, de
rechters I. A. Valin en de vader Dionne. Nu
zou men geneigd zijn te denken, dat er aan de
rechten van den vader dan toch niet te kort
is gedaan, maar men vergete nimmer, dat deze
drie curatoren op ieder oogenblik door den mi
nister va» openbaar welzijn kunnen ontslagen
worden. De ouders Dionne hebben in een ka
tholiek dagblad daarom ook tegen de benoe
ming van niet-katholieken als curatoren ge
protesteerd. Immers dr. Dafoe is geen katholiek
en de minister, mr. Croll, evenmin. Dit
verhindert niet, dat hij thans het volle recht
heeft de vijfling te zenden, waar hij wil en
zelfs aan de ouders het recht kan ontzeggen
hunne vijf kinderen te bezoeken. En nu is dan
deze felle strijd om het ouderlijk recht dezer
„wonderbare vijfling" in de geheele Engelsch-
sprekende wereldpers ontbrand, terwijl vader
en moeder Dionne, die toch al verschrikkelijk
lijden omdat men hun deze vijfling heeft ont
futseld, nog „met al de scheldwoorden die de
Engelsche en Fransche taal bezit" overladen
worden.
Een gezamenlijk optreden van alle katholieke
godsdienstige en sociale organisaties in Ontario
en Quebec, gesteund door de Katholieke pers
van geheel Canada, Amerika en Engeland, heeft
dan ook thans ten doel, de beroemde vijfling
„in vollen eigendom" aan hunne rechtmatige
ouders terug te geven en niet eerst, zooals de
aangenomen speciale wet dit voorschrijft, wan
neer de „beroemde vijfling, het prachtige men-
schelijke wonder, waarop heel Canada trotsch
gaat," haar 18e jaar zal hebben bereikt.
In dit seizoen werden conferenties gegeven
te Arnhem (Nieuwe Plein) en te Leeuwarden
(Speelmanstraat) door Pater van Kalmthout
en te Eindhoven (Villapark)Nijmegen
(Augustijnerstraat)Amsterdam (Spuistraat)
Enschede (Oldenzaalschestraat)Gouda (Klei
weg); Utrecht (Biitstraat)Heerlen, Hoens-
broek, Amsterdam (Linnaeushof)Groningen
(Radesingel)Alkmaar (Laat) door Pater
Winkel.
Te Arnhem gaf Pater van Kalmthout de
reeks: Inquisitie, Neo-Malthusianisme, Echt
scheiding, enz. bijna uitsluitend voor niet-ka
tholieken, ongeveer 500, waarna een vervolg
cursus werd geopend voor een 25 belangstel
lenden.
Te Leeuwarden gaf dezelfde conferencier
een cursus over de kenteekenen der Kerk. De
belangstelling voor dit onderwerp bleek uit het
steeds toenemend aantal bezoekers. Een ver-
volg-cUrsus werd hier niet begonnen.
Te Eindhoven, Nijmegen, Gouda, Hoens-
broek, Amsterdam (Linnaeushof) en Alkmaar
gaf Pater Winkel de z.g. Godsdienstreeks.
Te Eindhoven voor pl.m. 300 toehoorders; een
vervolg-cursus werd gegeven door Pater
Mackay voor een twintigtal personen.
Te Nijmegen voor 300400 (Katholieken en
niet-Katholieken) met een vervolgcursus
voor 22.
Te Gouda voor ongeveer 400; met enkele toe
hoorders werd nader contact verkregen.
Te Hoensbroek voor enkele honderden.
Te Amsterdam (Linnaeushof) voor 300; en
kelen gaven zich voor een vervolgcursus op.
Te Alkmaar voor een volbezochte kerk; met
een vervolg-cursus voor 5 personen.
Pater Winkel behandelde te Amsterdam
(Spuistraat) en Groningen, onderwerpen als:
Alleenzaligmakende Kerk, Apostolische Over
levering, Vagevuur, Celibaat, Mariavereering,
resp. voor 250 en 500 toehoorders.
Opmerkelijk is, dat de belangstelling te Gro
ningen voor deze onderwerpen veel grooter was
dan te Amsterdam. Het milieu, waarin de be
zoekers der conferenties leven schijnt een
voorname factor te zijn voor de keuze dei-
onderwerpen.
Te Groningen werd een druk gebruik ge
maakt van de gelegenheid tot mondeling of
schriftelijk vragen-stellen; en een vervolg-cur
sus voor 25 personen werd georganiseerd.
Te Heerlen (St. Pancratiuskerk) en te En
schede sprak Pater Winkel over de problemen
der sociale quaestie: Kerk en eigendom, arbeid,
kapitaal, rechtvaardigheid en liefde, resp. voor
een gehoor van 200 en 500.
Een geheel nieuwe reeks gaf Pater Winkel
te Utrecht (Biitstraat) over: Het bestaan van
God, Zending van Jezus Christus, Stichting
eener Kerk, de Waarheid der Katholieke Kerk;
aantal bezoekers pl.m. 9001000.
Een vervolg-cursus werd gegeven door Pater
Roos O. E. S. A. voor 12 personen.
Petrus Canisius zorgde trouw voor de lectuur,
die na afloop van de conferenties werd uitge
deeld.
Al stemt dus ook dit jaar vooral wat het
aantal toehoorders betreft tot dankbare tevre
denheid, toch hebben we dit jaar met betrek
king tot één onzer medewerkers een ernstig
verlies te betreuren. Wegens zijn benoeming tot
pastoor te Utrecht kon de Zeereerw. Pater M.
Gijlswijk niet langer als conferencier mede
werken.
Pater M. Gijlswijk, prior te Zwolle, hield de
eerste conferentie in de Dominicanerkerk al
daar en was jarenlang de leider van de confe
renties, op de meest verwijderde plaatsen van
ons land. Van den Helder tot Oostburg, van
Groningen tot Eindhoven, van Enschede tot den
Haag strekte zich zijn apostolische arbeid uit
en boeide hij de niet-katholieken door zijn
waardige verschijning, zijn wél-overwogen woord
en zijn rustige voordracht. Meer dan welke con
ferencier ook kende Pater Gijlswijk als bij in-
tuitie het geheim de harten van niet-katholie-
ke toèhoorders te treffen. Het is daarom een
plicht een oprichter onzer conferenties in dit
verslag, waarin zijn naam als conferencier voor
den eersten keer ontbreekt, hartelijk dank te
zeggen voor de liefde, die hij aan dit apostolaat
onder de niet-katholieken heeft betoond en
openlijk te verklaren, dat het succes van de
conferenties der Paters Dominicanen aan zijn
initiatief, leiding en voorbeeld te danken is.
Dank zij het ss. „Bendigo" van de P. and C.
Branch Line, heeft een Britsch officier een
medaille teruggekregen, die hij dertien jaar
geleden in zee had laten vallen.
1922 bracht kapitein R. L. Yates van
de Royal Scots Fusiliers een kort bezoek aan
Malta. Terwijl hij op het dek van het in de
haven van Valetta liggende schip stond, viel een
zijner oorlogsmedailles overboord.
Toen nu een dezer dagen het ss. „Bendigo"
bij het vertrek van Malta het anker hieuwde,
werd in de daaraan vastzittende modder de
indertijd door kapitein Yates verloren medaille
gevonden.
De officier reisde het schip tot Port Said te
gemoet, waarna de medaille aan hem ter hand
werd gesteld.
Toen Mozart eéns in Berlijn was aangeko
men, zoo vertelt Paul Palmen in „Fride-
ricus", was het eerste, wat hij deed niet
zijn reiskleeding weg te hangen, maar te vragen,
of er des avonds ook goede muziek te hooren
was.
De kellner, die zijn vermakelijkheidskalender
goed in het hoofd had, behoefde niet lang te
overleggen, maar antwoordde: „Zeer zeker!
Wanneer meneer de Duitsche Opera wil bezoe
ken.
Van Mozarts vermoeidheid was niets meer te
bespeuren.
„De Duitsche Opera? Wat spelen ze daar?"
„Wacht u eens eveneen rare titelde
ontvoering uit
„Uit het serail?"
De oogen van den vreemdeling straalden.
„Het is een vrij goede opera. Van een zeke
renhoe heet de kerel ook weer?.... Nou ja,
wat doet. het er toe!"
Haastig spoedde Mozart zich naar de opera.
In zijn verkreukelde reiskleeding, met onge
kamd haar, klein en nietig, blijft Mozart bij een
grooten pilaar staan. Hij leunt. Hij hoort de to
nen van zijn opera. Het bloed in zijn aderen be
gint sneller te vloeien. Hij kreeg een bijna zalig
gevoel.
Plotseling hoort hij, dat niet goed in de maat
wordt gespeeld. Ook bevallen hem de uithalen
der zangeressen niet. Dan speelt eer, fluitist
een verkeerden toon. Mozart vergeet waar hij is.
Hij ziet geen menschen. Hij duikt onder in den
stroom der melodieën en baant zich, eerst be
hoedzaam, dan met machtige stooten, een weg
naar het orkest. Midden door de zaal heen. Hij
bromt. Hij mort. Eerst zacht, dan luider.
Bij het orkest staande, hoort hij, dat de twee
de viool een Dis in plaats van een D speelt. Mo
zarts muzikaal gevoel is nu beleedigd. Dat is
een grofheid. Dat is een brutaliteit. En hij
roept den tweeden violist toe: „Vervloekt! Wil
je wel een D grijpen!"
De violist ziet op. De clarinettist kijkt en
raakt nu ook in de war. De fluitist speelt ver
keerd en de bassisten geven verkeerde tor.en. De
dirigent is woedend en kijkt met een gifgroen
gezicht naar den ongeroepen gast, die hem de
heele kapel als een kudde schapen uit elkaar
jaagt. Maar dan.... herkent hij den meester,
Mozart, die in eigen persoon voor hem staat.
„Mozart is er," hoort men in het orkest. De
meester is er, zoo gaat het door de menigte.
Duizenden handen bewegen zich in dankbaar
heid en geestdrift.
Eu nu wordt Mozart wakker. De werkelijkheid
is teruggekeerd. Hij ziet de kaarslichten flak
keren in den tocht van het gejubel. Handen wil
len de zijne drukken. Mozart zoekt dekking ach
ter 'n pilaar, en met zijn verkreukelde reisklee
ding, met zijn haar, dat in de war is, klein en
nietig, neemt hij de geestdriftige hulde in ont
vangst en hij wordt door de menschen op de
handen gedragen.
Nooit heeft muziek heerlijker gejubeld dan
op dien avond, toen Mozart als een geest bin
nenkwam en verdween.
Napoleon m was een voortreffelijk ruiter.
Hij hield veel van paardrijden en ging iederen
morgen op Arenenberg een ritje maken. Tij
dens dit ritje maakte hij dikwijls, gezeten op
het galoppeerend paard, de gevaarlijkste toe
ren. Zoo sprong hij zonder krachtsinspanning
over het kruis van het paard in het zadel.
Een afstan'd van twee uren tusschen Arenen
berg en Constanz legde hij dikwijls in twintig
minuten af. Toen de wacht van de barrière op
een dag vond dat de prins met een te groote
snelheid de stad binnenreed, en hem daarvoor
de bepaalde boete vroeg, lachte Napoleon en
betaalde het dubbele bedrag, terwijl hij zei:
„Daar hebt ge meteen voor straks, als ik te
rugkeer!"
ut!*/
Daarop vertelde de kapitein hem alles was
er was voorgevallen en dat ze ook in Co
lombo waren geweest. Pietje keek raar op
zijn neus. „Nu heb ik nog een verrassing
voor je", zei de kapitein en daarop haalde
hij een brief te voorschijn.
Piet herkende het handschrift van zijn
moeder. Hij danste van pleizier. Vlug maak
te hij de enveloppe open. Hij gunde zich
geen tijd om dit netjes te doen. Vier kan
tjes waren beschreven. Lieve, 1 jongen van
mij," begon de brief. Wat heerlijk dat hij
nu iets van zijn ouders hoorde. Vlug las Piet
den brief en overhandigde dezen daarna aan
den kapitein, die hem ook mocht lezen.
De kapitein las in den brief, dat Piet's
ouders zoo'n verdriet hadden gehad toen ze
bemerkten dat hij weg was en hoe blij ze
waren toen ze hoorden dat hij veilig op een
schip zat. Ze hoopten dat hij weer spoedig
terug zou zijn en dat hij gedurende de reis
goed zijn best zou doen.
Millionnair Mc. Kendy had een groote
advertentie in de couranten laten zetten,
waarin hij mededeelde, dat hij zijn luxe-
jacht wilde verkoopen. Een opsomming stond
erbij van de bijzondere kwaliteiten van het
prachtige vaartuig: dubbelschroefmotorschip,
metende 6000 ton, rookkamer, eetkamer, salon,
luxe-hutten zus en luxe-hutten zoo, alles in
stijl, betimmerd met de duurste houtsoorten,
gedrapeerd met de kostbaarste tapijten enz.,
enz.
De prijs werd ook genoemd: 200.000.
Ja ja! Jajaja!
Het liep nu niet bepaald storm op de ad
vertentie. Serieuze koopers waren er niet véél,
hielden zich voorloopig in ieder geval op den
achtergrond. Toch, op den derden dag, meldde
zich iemand aan, een oudere heer met een dop
hoed op en een grooten grijzen knevel.
Een livrei-knecht deed de geweldige voordeur
van Mr. Mc. Kendy's villa voor hem open.
„Ik kom op de advertentie!" zei het heertje
eenvoudig. „Die advertentie betreffende het
jacht, u weet wel...."
Of de lakei het Wist! Ja, die had er ook van
gehoord. Onmiddellijk verzocht hij den mijnheer
om binnen te komen en zoo vriendelijk te wil
len zijn even te wachten in de anti-chambre.
Hij zou mijnheer dadelijk aandienen.
Twee minuten later was hij al terug.
„Of mijnheer maar wilde volgen."
Het ging een lange marmeren gang door.
Eindelijk werd mijnheer binnengelaten in een
groote, ruime ontvangkamer. Millionnair Mc.
Kendy kwam al naar hem toe, nam mijnheer
e.ji op.
„Mc. Kendy!" zei hij dan.
„Sullivan!" prevelde de ander. „Ik kwam eens
spreken over dat jachtU hebt een adver
tentie geplaatst.
„Jajaja. Neemt u plaats Mr. Sullivan."
In een gemakkelijken fauteuil liet het heertje
zich neer.
„Dank U. Neen, ik rook niet. Ik zal U dade
lijk vertellen: ik wil dat jacht wel van U koo-
pen, maartweehonderdduizend lijkt mij wat
te veel er voor. Wat zoudt U zeggen van hon
derdduizend gulden?"
„Kent U het jacht, Mr. Sullivan?"
„Zeker! Ja, ik heb het wel eens in de haven
zien liggen. Ik ken het wel. Honderdduizend
gulden, dat lijkt me goed betaald."
Mc. Kendy trok eens aan zijn sigaar. Hij
rookte wel. Taxeerde het oude heertje eens: zag
er keurig uit, keurig! Geen aanmerking op. Al
les even correct, alles in de puntjes.
„Spijt mij geweldig!" zei de millionnair, „maar
u begrijpt zelf wel: daarvoor kan ik het niet
laten. Ik zal U vertellen: ik heb er indertijd
achthonderdduizend voor gegeven
„Jajaja!" viel het oude heertje in de rede,
„maar de tijden zijn een klein beetje veranderd,
mijnheer McJCendy."
„Juist! Daarom vraag ik er nu ook maar
tweehonderdduizend voor."
Het oude heertje keek ietwat suf voor zich
uit. Haalde een kwartje uit zijn vestzakje en
speelde daar zoo een beetje mee.
„Honderdvijftig duizend!" zei hij op eens.
Het pingelen ging hem blijkbaar niet erg ge
makkelijk af; uit zichzelf legde hij er een klei
nigheid op.
„Daar valt in ieder geval over te praten!"
vond Mr. Mc.Kendy en de adspirant-kooper
speelde maar met zijn kwartje. Knikte dan eens.
„Honderdvijftig duizend!" herhaalde hij
zacht.
.Daten we het verschil deelen!" stelde de mil
lionnair voor. „U biedt honderdvijftig duizend....
ik vraag tweehonderdduizendwat zoudt
U zeggen van honderdvijfenzeventig duizend
gulden?"
Daar viel het kwartje op den grond: mr.
Sullivan lag dadelijk op zijn knieën, zocht den
omtrek af.
De ander sloeg hem aandachtig gade.
„Ja jaja!" zei het oude heertje. „Je moet
tegenwoordig op de kleintjes passen. Een
slechte tijd, Mr. Mc.Kendy, een zéér slechte
tijd!"
De millionnair haalde een kwartje uit
zijn zak.
„Als ik U misschien van dienst kan zijn?"
vroeg hij beleefd.
Het oude heer-
tje stond dadelijk E
op; staarde den I
ander beduusd l ZJ0f jnnb t
aan.... nam het lAVI JULlll
aangeboden
kwartje dan i
dankbaar over.
„Dat is dan goed!" zeide hij knikkend. „Hon
derdvijfenzeventig duizend gulden."
De ander beet even op zijn lip.
„Ehjaneemt u mij niet kwalijk,"
zeide hij schuchter, „maar.... u kunt zeker wel
eenige relaties opgeven?
„Niet dadelijk!" zei de ander. „Maar ik ver
trouw er op, dat mijn naam relatie genoeg zal
zijn. Ziet U, Mr. Mc.Kendy, ik heet eigenlijk
niet Sullivan: dat was maar een eigen bedacht
naampje. In werkelijkheid ben ik Reckefoller!"
„De.... de.... de.... de bekende?"
„Milliardair. Om U te dienen. Slechte tijden,
Mr. Mc-Kendy, heel slechte tijden. Iedereen
moet zuinig zijn. En nu dacht ik zoo bij me
zelf: als ik dadelijk mijn waren naam zeg, dan
krijg ik er natuurlijk geen cent af, geen cent.
Toen lachte het oude heertje onbedaarlijk.
Een uurtje later was Mr. Reckefoller alweer
thuis in zijn eigen paleis. Zijn echtgenoote kwam
hem in de hall tegemoet.
„En?" vroeg ze belangstellend.
Vriendelijk knikte hij haar toe.
„Dat jacht heb ik gekocht!" zeide hij ge
moedelijk. „Voor honderd vijf en zeventig dui
zend gulden. Maar.. Ik heb 'n meevallertje ge
had. Ik verloor daar 'n kwartje., en McJCendy
dacht, dat ik het niet vinden kon.... toen gaf
hij mij een ander kwartje en ik had het mijne
juist alweer terug! Het is ongelooflijk maar....
hij deed mij, rnjj dus zuiver een kwartje ca
deau!"
John Simson.
(Nadruk verboden).
De marine-medewerker van de „Daily Tele
graph" verneemt uit bevoegde Amerikaansche
bron, dat de nieuwe „dreadnoughts" der Ver.
Staten in strijdvaardigheid alle oorlogsschepen
van ouder model en vooral de schepen der
Nelson-klasse zullen overtreffen. Zij zouden de
sterkste Engelsche oorlogsbodems in de scha
duw stellen. Terwijl de „Nelson", de bekende
groote Engelsche oorlogsbodem, met negen
stukken geschut, elk van een kaliber van 40..
cM., is bewapend, zouden de nieuwe Ameri
kaansche slagschepen 12 stukken geschut van
hetzelfde kaliber, maar van grootere draag
wijdte hebben. Ook zullen zij met een groot
aantal kleinere stukken geschut worden uit
gerust. Terwijl de grootste tot dusver in ge
bruik zijnde Amerikaansche oorlogsschepen
een voorraad van 4550 ton brandstof kunnen
innemen, zal het nieuwe model ruimten voor
7000 ton bezitten, hetgeen het mogelijk zou
maken een ononderbroken reis om de geheele
wereld te maken.
Twee slagschepen zouden de eerste zijn, die
in geval van een oorlog, welke zich op grooten
afstand van de Amerikaansche kust afspeelt,
als „zwemmende bases" kunnen dienen.
Onlangs vond in een Londenschen kunst
handel een bijzondere veiling plaats, waarop
naast een miniaturenverzameling van den
Amerikaanschen millionnair Piermont Morgan,
een halsketting onder den hamer kwam, welk
sieraad bij de Engelschen bekend is als de
„Armada-ketting". Deze ketting schonk konin
gin Elisabeth eenmaal aan een harer gunste
lingen, Sir Thomas Heneage. Spoedig na Eli
sabeth's troonbestijging benoemde zij Sir Tho
mas tot Grootzegelbewaarder. Kort daarop
werd hij tot ridder geslagen, ontving van de
vorstin een uitgestrekt landgoed in het graaf
schap Essex en enkele jaren later verhief ko
ningin Elisabeth hem tot „kanselier van den
oorlog." In deze functie maakte Sir Thomas
zich gedurende den strijd der Britten tegen de
Spaansche onoverwinnelijke vloot verdienste
lijk en de vorstin beloonde hem hiervoor met
den „Armada-ketting", welk sieraad sedert
dien van geslacht op geslacht in de familie
Heneage is gebleven. Overste Godfrey Walker-
Heneage verkocht het sieraad in 1902 voor den
prijs van 5000 aan Piermont Morgan.
De ketting bestaat uit emaille-miniaturen,
die in goud en juweelen zijn gevat. De ket
ting was het eerste stuk, dat onder den hamer
kwam; eigenaar werd het Nationaal Kunst
verzamelingsfonds, hetwelk het sieraad voor
3000 kocht. In Engeland is men opgetogen
over het feit, dat de ketting, een herinnering
van koningin Elisabeth, niet in buitenlandsche
handen is overgegaan.
Het bekende Oceaanschip „Mauretania" is
van Southampton naar de lyne vertrokken om.
gesloopt te worden. Aan den voormast van het
vaartuig woei een blauw lint met de jaartallen
1907—1929 als teeken dat het gedurende 22
jaren het blauwe lint van den Oceaan in zijn
bezit had gehad, totdat het door de „Bremen"
veroverd werd. De „Mauretania" is 28 jaar oud.
Nabij He de Seine hebben visschers uit Ca-
maret in Bretagne een in volkomen staat van
uitputting verkeerenden jongen gevonden, die
in een open boot in het Kanaal ronddreef. Hij
verklaarde van Russische nationaliteit en 19
jaar oud te zijn en Sztejkie te heeten. Vol
gens zijn mededeelingen had hij eenigen tijd
als landarbeider in Engeland gewerkt, doch
was toen zijn betrekking kwijt geraakt. Hij wil
de naar Frankrijk en nam daarom een bootje
weg, dat hij aan het strand van Penzance had
gevonden. Hij had tien shilling op zak en nam
voor een dag eten mee omdat hij dacht dat
dit voldoende zou zijn om het Kanaal over te
steken. Hij verloor echter spoedig zijn zeil en
zijn riemen en had reeds zes dagen rondgedre
ven toen hij werd opgepikt.
AI vXBO^INEj S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen F 750. verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen F 750 doodelijken afloop
57
„Goed, dan zullen we een race houden; ik
zal rondom het meer loopen en jij roeit er
dwars over heen naar den anderen kant."
„AU right. Daar gaan we!"
Het meisje begon haar wedloop langs de
rhododendrons en weldra waren de fladderende
rokjes uit het gezicht verdwenen; de jongen
boog zich over de korte, p'ompe riemen en
roeide uit alle macht. De boot was inderdaad
een bouwvallig plomp gevaarte en had zelfs
geen roeipennen aan eene zijde; dus had de
snelvoetige Gwenna een goede kans om de race
te winnen.
„Het is waarachtig net een groote emmer!
mompelde hij lachend, teen de boot rond
draaide. „Ik had eigenlijk een voorsprong moe
ten hebben op Gwenna."
Stevig roeide hij door. Dan net hij de riemen
even rusten en riep luid:
„Zeg. ben je al begonnen?"
„Begonnen!!" kaatste de echo terug van het
dak van het huisje.
Op den oever was nergens een spoor van een
voortrennend grijs vrouwtje te ontdekken. Hij
keek overal rond in alle richtingen, zelfs naar
de begroeide eilandjes in het midden van den
waterplas.
„GWenna!Wel almachtig! Waar is ze
toch gebleven!"
Maar ze was nergens te zien.
HOOFDSTUK II
DE ZIEL VAN UNDINE
„Hallo!" riep hij wederom luidkeels. En
wederom antwoordde hem de echo „ooo!
terwijl hij verbaasd en bezorgd naar alle kanten
rondkBëk
Toen voelde hij eensklaps een ruk aan een
der riemen, die toen zijn hand ontschoot.
„Wat bliksem!" riep hij verbluft.
Niet van den oever kwam toen een geluid;
maar vlak Hij hem in het water vertoonde
zich haar lachend gezicht, dat uitriep:
„Hallo jongen!"
Een meermin, een waternimf, een blankge-
schouderde Undine was opgedoken en staarde
hem spottend aan. Zij zwenkte zich om op de
eene zijde en zwom met gracieuse armslagen;
want Gwenna had altijd prat gegaan op haar
niet geringe zwemkunst. Zij had de medaille
gewonnen op de zwemschool te Aberystwyth;
maar nu haakte ze naar iets beters, dan een
medaille. Ze had het plan t.e voren opgemaakt.
Ze zou hem nu eens toonen dat zij even be
vallige zwenkingen bi het water kon maken
als hij in de lucht. Ze voelde, 'at ze zou slagen.
Ze had eigenlijk haar plan willen ten uitvoer
brengen in de zee vanaf het strand te Brighton.
Maar daar zou een groote menigte menschen
in donberblauw of Turksch rood zwemcostuum
toekijken. Hier, tusschen die groene heuvel
hellingen, in het kristallen meer. toonde zij haar
zwemkunst alleen voor hem. Ze was een mooi,
maar onschuldig ijdeltuitje, zooals ze daar
rondgleed, rondom zijn boot. Ze maakte een
snelle beweging. Fonteintjes van barnsteen-
kleurige waterstraaltjes spatten woelend door
een en ze verscheen opduikend aan den ande
ren kant van het bootje met de oogleden het
water wegknippend, dat langs de blonde krullen
in haar blauwe oogen liep.
Met verbaasde bewondering sloeg hij haar
sierlijke, kunstige bewegingen gade.
„O, ik wist niet, dat je zoo heerlijk kon
zwemmen! 't Is eenig hoor!"
Misschien smaakte Gwenna op dit oogenblik
de grootste voldoening in haar leven. Het water
uit haar krullen schuddend, lachte ze van pure
zaligheid en ze juichte inwendig triomfantelijk
over de jeugdige zwemkracht die haar geschon
ken was om hem te behagen.
„Pas op, dat je niet omslaat!" riep ze eens
klaps uit, want Paul had zich voorover gebo
gen om een kus op het krullend haar te geven.
„Geen gevaar voor!" antwoordde hij. „Ééntje
maar, Gwenna!"
Hij sprak haar naam altijd op streelenden
toon uit en gebruikte niet dikwijls liefkoozende
naampjes en dit vond ze heerlijk, zooals trou
wens alles wat hij deed Ze herinnerde zich
een raad van Leslie, dat je van de drie keeren,
dat een man je kussen wilde, tweemaal moest
weiegeren. „Dat is een wijze raad, dien ik je
uit ondervinding kan aanbevelen," had haar
malle vriendin gezegd. Doch het pas getrouwde
vrouwtje dacht, dat die wijsheid hier mis
plaatst was en ze hief haar hoofdje op, om
den kus van haar man te ontvangen. Een
oogenblikje wendde ze koket net lieve hoofdje
om, maar weldra drukten zijn lippen de hare;
niets kon de zaligheid van dien kus verstoren.
Danj als een donderslag bij heldere zomer
lucht. kwam onverwachts de storing. Eerst
een gedachte, dan een sombere schaduw, eer
volgens vrees, bange vrees.
Gedurende al deze kalme uren had zü geen
zweem van vrees gekend. In al die lange wesen.
toen haar man in Frankrijk was, had zü met
volkomen zekerheid gevoeld, dat hü ongedeerd
tot haar zou terugkeeren Fn thans meende
ze de zekerheid te krijger., als bü intuitie, dat
hü voor den tweeden keer niet zou terugkee
renEen zwarte sluier benevelde haar
oogen, die aan deze gouden stonden den glorie-
glans ontroofde. Plotseling was het, als daalde
de tempratuur van het water verscheidene graden
en ze huiverde van koude. In twee dagen tijds
zou hü weer vertrekken en haar verlaten.
Was het dan waar, dat ze hem nooit, nooit
weer terug zou zien? Ze slcot dt oogen en ge
durende eenige seconden voeide ze zich alleen,
omringd door zwarte duisternisDan hoorde
ze zqn angstige stem:
„Scheelt je iets?"
En ze opende weer de oog°n. Zü staarde in
het geliefde gelaat, de boot helde over en hü
greep haar vast bü den arm, bezorgd de vraag
herhalend:
„Wat scheelt er aan?"
Dan klonken haar eigen woorden haar opge
ruimd toe
„Het is niets."
De zwarte wolk was voorbü gedreven, even
plotseling als ze was komen opzetten. Ze ge
voelde, dat op een of andere manier alles ten
goede zou worden beschikt. Ze zou niet alleen
in de duisternis achterblüven. De zon van haar
liefde zou nooit ondergaan. Ze zou niet ge
dwongen worden, zonder hem te leven. Hoe?
Dat wist ze niet. Het klonk cngeloofelük, ma ar
het was zoo, dat gevoelde ze met onweerstaan
bare zekerheid.
„Zwem nu zoo spoedig mogelük naar den oever
en verwissel van kleeren. Ik geloof dat het een
begin van kramp is," zei Paul bezorgd.
„Ik ben weer geheel in orde," verzekerde
zii hem nogmaals.
Na haar badpak te hebben uitgetrokken en
van kleeren verwisseld te hekben verliet ze
ten laatste met een zucht hun paradüs.
Met gezwinden pas stapten ze den heuvel
af en zün stoere arm cmvatte weer het
tengere in het grüs gekleede figuurtje van
zqn jonge vrouw. Toen zei hü:
„We zullen in een van die lardelüke huisjes
thee en gebakjes gaan gebru.ken, voordat we
naar het dorp gaan, vind je niet? Je zult wel
honger hebben, klein ding' Ik tenminste wel.
We zün er zoo aanstonds."
„Goed," zei ze, „maar ik zuchtte niet om
dat ik honger had of near thee verlangde.
Het was alleen omdathet zoo erg jammer
is, hier ooit vandaan te moeten gaan," en zij
wierp zich in zün armen. Maar ze vertelde
hem niets van die plotseling opgekomen en even
snel verdwenen vrees, ofschoon de herinne
ring er aan niet uit haar gedachten verdween.
HOOFDSTUK Hl
EEN LAATSTE GUNST
Integendeel, die gedachte zette zich met elk
uur, dat verliep, dieper bü Gwenna vast. En
de uren, de weinige uren, die haar nog restten,
om met' haar echtgenoot samen te zün, vlogen
zoo pülsnel voorbijNog één dag in het heuvel
land doorgebracht! Maar steeds hield die in
wendige stem aan: „Ditmaal komt hij niet
terug. Misschien laat de machine hem in den
steek."
Nog één spoorreis, die met razende snelheid
door steeds krachtiger natuurschoon voerde met
rijke afwisseling. En steeds klonk de stem in
haar binnenste: Hü komt niet meer terug!
Verscheidene malen is hü aan levensgevaar
ontsnapt, zooals dien keer, waarvan hü ver
telde, toen hü, uit een wolk te voorschün vlie
gend, van beide züden bestookt werd, daar ook
de onzen hem voor een vijand hielden. Aan
vuur van vriend en vüand bicotgesteld. Ditmaal
was hü ontkomen, door ülings in e«n andere
wolk te verdwünen. Maar een volgend maal
Den laatsten nacht brachten zü door in het
hotel, waar oom Hugh bij zijn bezoeken aan
Londen altüd logeerde. Paul lag rustig te slapen
met een glimlach op het gelaat, die hem veel
op een kleinen jongen deed gelüken.
(Wordt vervolgd).