Diesviering der Universiteit te München B Met twee kameraadjes op avontarenreis Mdimfmd van den da§ ALLE ABONNÉ'S F 750.- bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door Jxaxus-Vicu^eês MEESTE HOOGLEERAREN AFWEZIG MAANDAG 8 JULI 1935 Wie in het Derde Rijk prof wordt Gulpens Mariafeest Veilig thuisgekomen Hoogtevluchten zonder zuurstofapparaten Uit het Derde Rijk Complicaties Esperanto Eert verontwaardigde brief van den Beierschen minister-pre sident aan den rector- magnificus Gezien door Frans Er ens elkom AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen F>7CA bij een ongeval met f uv«" doodelijken afloop FOCA bij verlies van een hand mÜv*"1 een voet of een oog DOOR BERTHA RUCK Te München is gevierd de „Dies" van de Universiteit en het schijnt, dat daarbij de meeste hoogleeraren hebben geschitterd door afwezigheid. München is wel de bruine stad van Hitier, maar het volk heeft er een zekere gemoedelijkheid, een gezond verstand, het pleegt voor Pruisische opgewondenheid de schouders op te halen en drinkt eens aan zijn kroes bier. Voelen de Münchener hoogleeraren niet erg veel voor de nieuwe richtingen in de Duitsche wetenschap? Het wezen van de wetenschap is misschien te noemen de twijfel aan behaalde resultaten. Men kan iederen dag genoodzaakt worden zijn conclusies te veranderen, omdat er nieuwe fei ten zijn vermeld en ontdekkingen gedaan. De Wetenschap is nooit „af". Zij schrijdt verder, zij experimenteert, zij evolueert. Maar in het Derde Kijk voelt men daar weinig voor. Niets is zoo fnuikend voor een edelras en het geloof aan de eigen superioriteit als de heilige twijfel. Ook de Wetenschap moet daar begrijpen, dat zij er is om gebruikt te worden, gebruikt ten behoeve van den opbouw van den staat. De macht hebbers zijn er voorstanders van een ander be grip van wetenschap, dan het zieke Westen en het zieke Romanendom huldigen, zij worden gedreven door een machtigen conclusiesdrang. Zij vinden bijvoorbeeld, dat twee maal twee vijf is. Dit staat Voorop. Nu zeggen zijgij moet be wijzen zoeken, gij proffen, voor de stelling dat twee maal twee vijf is. De proffen zoeken, zij experimenteeren, zij vinden natuurlijk altijd wel een paar idioten in het verleden (toen Duitsch- land nog niet door de Roomschen en de Joden Was verknoeid), die inderdaad eveneens be weerd hebben dat twee maal twee vijf is. Bo vendien: men kan een prof ontslaan, waardoor hij tot de waardigheid van stempelaar afdaalt, als hij tenminste het lot ontgaat zich den sche del te zien kaal scheren, en in een concentratie kamp te worden opgenomen. Er is dus een rede lijke kans, dat de wetenschap inderdaad tot de conclusie komt, dat twee maal twee vijf is. Het geen bewezen moest worden en hetgeen den historicus Huizinga uit Leiden erg kwaad pleegt te maken. Wat zijn Duitsche collega's dan weer redelooze subtiliteit vinden. Maar de Münchener hoogleeraren schijnen toch nog een beetje van Huizinga's zuurdeesem doortrokken te zijn. Zooals gezegd, zij lieten bij de laatste dies-viering de ruimte aan de bruine autoriteiten en waren zelf maar voor .,ein ganz geringer Teil" opgekomen. Zoo iets is „mangelndes Gemeinschaftsbewusztseln" en de Beiersche minister-president heeft zich dan obk Verplicht gezien aan den rector-magnificus een Verontwaardigden brief te sturen, waarin hij Pijnlijk was getroffen, over „beabsichtigten Fembleibens" en zelfs over sabotage spreekt, en zoo meer. Bovendien uitte de minister-presi dent zijn misnoegen over het feit, dat aan den Prijskamp van de verschillende faculteiten slechts een zeer gering aantal studenten heeft deelgenomen, en dat slechts twee inzendingen aan de gestelde eischen beantwoordden. Ook de studenten bleken dus vaandelvluchtig. De rector-magnificus heeft uiterst beleefd Beantwoord, hij uitte zijn spijt. Maar er was in zijn brief toch, voor den goeden verstaander, een tikje geest uit Brann's marionettenthea ter. Zoo beantwoordde hij b.v. de opmerking over den prijskamp met te wijzen op den groo- ten achteruitgang van het studentental. Dit laatste is inderdaad een in 't oog loopend Verschijnsel. Men laat een zeer groot getal jonge studeerenden (sommigen spreken van 70 pro cent) eenvoudig „afvloeien" naar den land arbeid en naar sportprestaties, de meisjes wor den tot „Duitsche moeders" opgekweekt. Men w e n s c h t eenvoudig geen intellectueelen meer, Want de heeren zien zeer goed in, dat in ieder intellectueel, zelfs als hij Duitscher is, tenslotte een angeltje van twijfel zit. Waar op deze wijze de universiteiten worden leeggepompt, waar de Wetenschap wordt uitgenoodigd door kanalen te vloeien, welke de politiek heeft gegraven, moe ten de autoriteiten zich niet verwonderen, dat de wetenschap een beetje in haar schulp kruipt. Onder de verschülende methoden, die be staan, om de wetenschap „nationaal-socialis- tisch" te maken en den ernstigen geleerde het leven te vergallen, is een doeltreffende het be- hoemen van hoogleeraren, die meer ambtenaar dan wetenschapsmenschen zijn. Twee van deze heeren, Staatsraad Professor Bröger en Prof. Ernst Krieck, hebben pas aan de Universiteit te Bonn, op uitnoodiging van den Nationaal- Soeialistischen Duitschen Studentenbond, voor lezingen gehouden, die niet anders waren dan schimp-redevoeringen tegen het Christendom en de priesters. Het christendom schaadt Duitschland, volgens deze heeren, en de poli tiek der Katholieken heeft het Rijk verraden... De inhoud der redevoeringen is verder te dom en te belachelijk om hem hier weer te geven. Het is onbegrijpelijk, dat de nieuwe Duitsche heerschers zulkén nonsens van hoogeschool- katheders af laten verkondigen. De heer Bröger, bovengenoemd, is een prach tig voorbeeld van een nationaal-socialistisch hoogleeraar. Op de lagere school waren zijn rapporten maar zoo-zoo. Hij bracht het tot bankwerker, maar noemde zich „technicus", hoewel hij geen enkel examen had gedaan. Na dat Hitier de baas was geworden, kreeg de Keulsche universiteit eenvoudig bevel, hem als professor aan te nemen. De nieuwe „collega" der Keulsche hoogleeraren was ineens religieus filosoof geworden. Na een paar kletshoekjes en brochures doorgelezen te hebben, kan hi) zich permitteeren de grondslagen van het Christen dom aan te tasten. Gelukkig land! Een waardig woord tegen de verkrachting van het christelijk recht en de onnoemelijk ver- valschte voorstelling der christelijke waarheden heeft, ter gelegenheid van het feest van Petrus en Paulus, aartsbisschop Dr. Conrad Gröber uit Freiburg laten hooren. De Kerkvorst vond het noodzakelijk, nog eens duidelijk uiteen te zet ten de Katholieke leer omtrent de roeping van Petrus, de steenrots waarop Christus Zijn Kerk bouwde, zulks tegenover de valsche voorstellin gen van hen, die in woord en geschrift de ves tiging van het Pausdom door den Heiland be twisten en beweren, dat de Katholieke Kerk uit een donkeren en dompigen voortijd is omhoog gekropen. Verder zette Dr. Gröber uiteen, dat de Katholieken volstrekt geen vrees behoeven te hebben voor de moderne bijbelcritiek. Geen enkel argument tegen het primaatschap van Petrus en tegen zijn verhlijf te Rome blijkt hout te snijden. De aartsbisschop spreekt over een „wetenschap van den haat" en over een weten schap die het doel de middelen laat heiligen, volkomen in tegenspraak met de Duitsche eer lijkheid, een wetenschap, die dag aan dag de beste goederen van het volk aanvalt. Dat zal slechts tot resultaat hebben, dat de Katholie ken zich inniger aan Rome verbonden voelen. Er kome wat wil, zegt de aartsbisschop, wij zijn gereed en vreezen niet. Zal het Nationaal-Socialisme nog bijtijds in zien, dat het zich den slechtsten dienst bewijst door „wetenschappelijke" bedriegers aan het woord te laten? En dat men het, op den langen duur, tóch verliest in een strijd tegen het ge loof en tegen Rome? ij wijze van dagboek-bladzijden deelt mr. Frans Erens in „De Nieuwe Gids" van Juli den indruk mede. welken het Mariafeest te Gulpen op hem gemaakt heeft. Het mag iets bijzonders heeten, dat men een bijdrage van dezen aard aantreft in dit maand blad. Wij laten het fijnzinnige opstel, dat deel uitmaakt van de reeks „Invallen", welke Erens regelmatig publiceert, hier in zijn geheel vol gen: „Onlangs woonde ik in Gulpen, in Z.-Lim- burg, een eigenaardig feest bij; het was van godsdienstigen aard. In het Zuiden grijpen openbaar en innerlijk leven meer in elkaar dan in het Noorden van Nederland en er heerscht daar een mentaliteit en er gebeuren daar din gen, die door menig „Hollander" niet zouden worden begrepen. Ik wil hier niet ingaan op de aanleiding tot deze feestelijkheid, ik wil al leen iets zeggen over de menschen, die haar uitvoerden. De bewoners van meer dan twintig dorpen en gehuchten uit den omtrek hadden een gecostumeerden optocht weten samen te stellen, waarvan het resultaat was een stoet van twintig praalwagens met daar tusschen groepen van de autochtone bevolking. Ik heb in mijn leven allerlei gecostumeerde optochten gezien, o.a. herhaalde malen die van de Leid- sche studenten en den Carnavalszug van Keu len, maar veel eigenaardiger was deze stoet, door een landbevolking samengesteld en daar van alle kenmerken dragend. Wat die men schen door middel van twintig praalwagens hadden beproefd uit te beelden waren geeste lijke realiteiten. De ervaring van een lang leven doet mij hun gelijk geven in hun trachten om zich vast te houden aan geestelijke realiteiten, nu wij om ons heen zooveel hebben zien wan kelen en schudden, dat wij van onze jeugd af als vaststaande realiteit hebben leeren be schouwen. De dingen van den geest veroude ren niet en de pure vreugd wordt alleen be leefd in de genietingen des geestes. Die men schen zullen zich den gang der genotssensatie wel niet bewust zijn geweest, maar zij voelden toch iets van de veiligheid, gelegen in het wer ken voor een ideëel goed, waardoor zij gevrij waard bleven voor de onplezierige en bittere reactie van het zingenot. Wat die Limburgsche landbevolking in die twintig tafereelen wilde voorstellen was de rol der Maagd Maria in de geschiedenis van het menschelijk geslacht, een onderwerp, waarover in den loop der eeuwen de grootste geesten hebben gediscussieerd. Zij discussieerde niet, maar trok de mystiek in haar dagelijksch leven en zóó kwam die reusachtige stoet tot stand, waarbij, objectief beschouwd, zeer fraaie ta bleaux vivants te zien waren, maar waarvan het meest bewonderenswaardige en aandoen lijke was de bevolking zelf in haar houding van ernst en wijding gedurende dien langen tocht naar den Gulpener-berg, waar een reus achtig Mariabeeld werd onthuld op een hoog voetstuk, dat uit alle richtingen is te zien. Nu was deze stoet eigenlijk een voorstelling van het geheele volk van Z.-Limburg, dat altijd bijzonder rijk is geweest aan allerlei vereeni- gingen; deze waren er dan ook alle in ver tegenwoordigd. Daar ieder dorp zijn eigen groep vormde en al die groepen ingeleid wer den door hun eigen schutterij, zag men telkens de karakteristieke figuur van een Schutter- generaal daar tusschen marcheeren. Deze, meestal oude mannen, met een steek met plui men of een hooge berenmuts op het hoofd, lie pen dan ook alleen, hun commandostaf balan- ceerend in de handen of naar voren gestrekt in gebiedenden zwaai. Sommigen gingen zoo geheel op in hun ambt en hun waardigheid, dat zij werkelijk indrukwekkend werden. In het midden van iedere schuttersgroep liep de Ko ning, behangen met zilveren platen, teekenen der triomfen van het gilde; die van Gulpen prijkende met den zilveren vogel, geschenk van Keizer Maximiliaan. De Vaalsers, grensbewo ners bij uitnemendheid, maakten den indruk van oer-Dultschers met groene uniformen en hoeden gesierd met een vederbos. Er waren scherpschutters en ook handboogschutters, ge wapend met manslange bogen. En dan was er de muziek van al die „Harmonieën," want geen enkel dorp is zonder zulk een vereeniging; aan die van Margraten ging een president vooraf, dragend in de hand een ouden, langen, kope ren staf, versierd met rinkelende koperen bel len. Er was geen vereeniging in het land of zij was er en ieder droeg haar vaandel voorop; duivenclubs ontbraken niet. Ook zag ik een groep mannen aanstappen gehuld in zwarte, lange kleederen en zwarte mantels, die de wind deed opfladderen, met op den linkerschouder een groot rood kruis. Ik vernam dat dit de ordesdracht was der Camil- lianen, wier klooster te Vaals is gelegen en met genot keek ik naar die prachtige, karakter volle figuren, die deden denken, dat wfj tot de iniddeleeuwen waren teruggekeerd. Toch was het mooiste van alles dat beweeg lijke lint dier tallooze menschen, jonge en oude, mannen, vrouwen, meisjes en kinderen, die allen voorbij trokken met den uitgestrekten rechterarm het eeresaluut brengend aan de rose-violette bisschopsfiguur. Oude vrouwtjes, die die nieuwe manier van groeten wel wat vreemd vonden, durfden den arm niet zoo hoog opheffen en menig vader leerde zijn zoontje hem strekken. En al die handen waren teekenend als menschelijke gezichten. Daar waren de handen van oude boeren, samenge trokken van het zich klemmen om spade en thuis Uitstappen: het einde van den rit. Het portier gaat open voorzichtig Ianders is het uit met de vreugde. Want het roekeloos openen van het por tier kan f 150,— boete kosten I Open autodeuren voorzichtig ploeg, handen van oude vrouwen gekerfd door al de zorgen aan anderen gegeven, handen van heel jonge meisjes en kinderen, nog week en ongerimpeld, die nog vóór zich hadden al wat moet worden gedaan in het leven. Er was een langzaam voorbijgaande stroom van duizenden handen, symbolen van den arbeid, die de ïjtraf en het geluk is van het menschengeslacht." Thomas Guetersmann, die een groote lief hebberij in zweefvliegen heeft, klom dezer da gen te Gunzenlaufen in Zuid-Beieren weer eens op een berg om vandaar uit zijn verlan gen naar een prachtige zweefvlucht weer eens te gaan botvieren. Hij startte volgens de regelen der kunst, doch zat ondanks zichzelf al spoedig midden in den mist. Welbewust van de dingen die hem alzoo konden overkomen, hield hij zijn vliegtuig zoo lang als maar mogelijk was in de lucht, onder wijl zoekend naar een plaats waar hij landen kon, echter tevergeefs. Plotseling doemde een groot zwart ding voor het vliegtuig op. Gue tersmann slaagde er in zijn machine er boven op te zetten, zonder den vogel en zichzelf te beschadigen. Thomas stapte uit en constateer de, dat hij op een dak van een huis zat. Tho mas constateerde nog meer: hy zat op het dak van zyn eigen huis. De piloot Tkatsjoek en de ingenieur Goe- towsky te Charkow hebben den laatsten tyd ruim 10 vluchten op groote hoogten gemaakt, zonder gebruik te maken van zuurstofappa raten. Door by elke volgende vlucht hooger te stygen bereikten zy ten slotte 8330 M. waar de dunnere lucht en de koude van 34 graden onder nul wel hun Invloed deden gevoelen, doch door de geleideiyke training geen nadeel toebrachten aan hun lichamelijke gesteldheid. By het gerechtshof te Wetzlar had een be woner van een naburig dorp een klacht aan hangig gemaakt tegen de leiders van het plaat selijke bevolkingsregister, die weigerden de hu welijksafkondiging bekend te maken van zyn echtverbintenis met een Joodsch meisje. Het gerechtshof wees het verzoek, om het bevol kingsregister tot openbaarmaking te dwingen, af, met de motiveering dat er weliswaar geen Duitsche wet bestond die een dergelijk ge mengd huweiyk verbood, doch dat een natio ns al-socialist niet officieel zü'n medewerking kon verleenen aan het huwelijk tusschen een Ariër en een Jodin. Plotseling schoot een vurige bliksem straal door de lucht. Een verwü'derd ge rommel weerklonk. Een plotselinge wind stoot deed het schip schudden. De stuur man riep een der matrozen van de wacht en gelastte hem den kapitein te roepen. Deze was reeds wakker en in een oogwenk aan dek. Onmiddeliyk overzag hy den toe stand en zette de mannen direct aan het werk om de lading vast te sjorren, 't Werd een zwaar noodweer. De bliksem was niet van de lucht. Een ontzettende storm stak op en de matrozen hadden de grootste moeite om op de been te blijven. Groote stortzeeën sloegen over het dek en spoelden alles wat niet vast lag weg. Het schip kon niet meer tegen den storm op. Het roer luisterde niet meer. Met man en macht werd er gewerkt. Zouden ze het uit houden. Plotseling kwam een der matrozen hü- gend op den kapitein toegerend. „Brand!!! brand!!! kapitein" schreeuwde de man. De kapitein schrok. Dit was het ergste wat 'n schip in volle zee kan overkomen. Een deel der matrozen werd thans aan het werk ge zet om den brand te blusschen. Gelukkig begon de storm al wat minder te worden. De brand greep echter steeds meer en meer om zich heen en hoewel de matrozen hun uiterste krachten gaven, hielp het niets. Dokter Deakens was in de wittebroods weken. Dat wil zeggen, mevrouw Deakens Bellgarde natuurlijk ook. En in zulke tijden is zelfs een d^-sfer soms meer mensch dan arts, wat niet heelemaal schoon te praten, maar toch in ieder geval begrüpelük is. Het was de vyfde avondof was het de zesde van hun huwelijksleven.Enfin, die eerste avonden gaan zoo snel voorbü, dat het werkelyk niet meer met 100 pet. zekerheid te zeggen is. In ieder geval doet het niets ter zake en houden we het op den vijfden avond. Het was Vrydagavond, en dokter Deakens tipte zijn vrouwtje liefkoozend op haar neus. Hij deed dit met zijn stethoscoop, en voegde er de woorden aan toe: „Niets aan te doen, kindje, ik móét naar die artsenvergadering. Natuurlijk zou ik liever thuisblijven by mijn poesie. Je weet hoe 'n zwamneus die chirurg Dikker is. Hij is de voorzitter en rekt de vergadering tot na mid dernacht als hij zin heeft. Maar weet je wat, je kunt me opbellen, laten we zeggen om half tien, niet vroeger en niet l'ter. Je zegt dan dood eenvoudig dat het kind van mevrouw Jansen plotseling zeer ernstig ziek geworden is, en dat ik er dadelijk heen moet. Ik maak dan dat ik om half tien in de buurt van het telefoontoe stel ben. Dan kan ik zelf luisteren als je op belt, begrepen?" Mevrouw begreep. „En dan kom ik natuurlijk rechtdoor naar m'n poesie, en we hebben nog een heerlijken avond samenHet nummer van het ver gaderlokaal is 777." „Zeven, zeven, zeven," zei mevrouw Deaken aan het apparaat om negen uur dertig, en om dat ze niet: zeuven, zeuven, zeuven had gezegd, kreeg ze negen-negen-negen. „Halloriep een mannenstem aan het andere einde van den draad. „O, ja," zei mevrouw Deaken zenuwachtig, „je moet dadelijk komen alsjeblieft. Het kind van mevrouw Jansen is heelemaal niet in orde, doodziek. Ze hoest vreeselijk en heeft pijn in haar rug, hooge koorts en zoo „Hemel nog an toe!" riep de man die dit ge sprek opgenomen had, terwijl hij den hoorn aan den haak hing. „Mevrouw Jansen!" schreeuwde hy naar de andere kamer. Mevrouw Jansen speelde een robbertje bridge met drie vriendinnen in het Louis Seize-salon- netje. Ze kwam, vernam en greep den hoorn: „Halo.... halo.... halo Maar de verbinding was verbroken. „Wie heeft dan opgebeld?" vroeg de verschrikte moe der ontdaan. Maar men wist het niet. Jansen had geen telefoon, en de moeder vreesde reeds dat het meisje* zoo onvoorzichtig geweest was om het doodzieke kind in den steek te laten en by de buren te bellen. „Zou Anna zoo verstan dig geweest zyn om meteen een dokter te waar schuwen?" „Dat wil ik voor alle zekerheid even voor u doen," zei de gastheer, „zeker is zeker." En hy belde dokter Deaken op, dat was een oude schoolvriend, bovendien pas beginnend, dus hij kon wel een patiënt gebruiken. Natuurlijk kwam mevrouw Deaken aan 't ap paraat. Nee, haar man was niet thuis. O, dat was erg jammer vond de mijnheer. „Maar mijn man is vlakby in het café wasr de artsen vergadering altijd gehouden wordt." legde me vrouw Deaken uit, die het „echt" vond, dat men haar man in een ernstige zaak wenschte te con sulteeren. Veel patiënten had hy toch nog niet. Aldus belde mynheer de artsenvergadering op. Dokttr Deaken, die vermoedde, dat zyn vrouw aas de telefoon was, keek even raar op. „Hallo, Fred," zei men aan het andere eind van den draad, „ik ben het, Peter. Zeg, ik heb een patiënt voor Je, Parkstraat 33, vlak by je huis. Dadeiyk heengaan, hoor. Een ernstig ge valGeen dank, tot kyk." Haastig nam dr. Deaken afscheid van zijn collega's, en de ober hielp hem in het café met het aantrekken van z'n jas. „Zoo vroeg naar huis, dokter, toch niets ernstigs?" informeerde hij. „Ja, weggeroepen. Parkstraat 33," zei de dok ter, die veel geruster was nu hü een ongelogen reden tot weggaan had. „Parkstraat 33riep een hmr, plotseling van achter de leestafel naar voren springend, „maar daar woon ik. Wat is er aan de hand, dokter?" „Een ernstig geval, wat weet ik niet precies," antwoordde Deaken, „maar als u daar woont kunt u in m'n auto meerijden." „Heel graag," zei de heer, op wiens gelaat de ongerustheid duideiyk te lezen stond. En een halve minuut later snorde het Opeltje door de verlaten straten, terwyi de heer aan dokter Deaken uitlegde, dat het zich om zyn vrouw of zijn drie-jarig dochtertje kon handelen. Meer kinderen had hij niet. Vijf minuten later stond het kleine wagentje met een ruk stil voor Parkstraat 33. Haastig sprongen beide mannen eruit, en zenuwachtig zocht mynheer naar z'n sleutel. Op dat oogen- blik kwam een jong meisje haastig aangeloo- pen. Ze keek erg angstig en scheen iets te wil len zeggen. „Hola," zei de heer des huizes, „wat, is er aan de hand, is m'n vrouw ziek of Kitty?" „Ik weet 't niet, mynheer," stamelde het meisje verschrikt, „ik was juist even naar 'n vriendin, en „Schaam je, schaam je!" riep mynheer uit, „je had geen uitgaansavond, en ik had nog zoo gezegd, dat je thuis moest biyven." Maar plotseling verbleekte hy. Natuurlijk was het meisje ergens gaan telefoneeren. Het kind was zoo ziek, dat ze het hem niet durfde te be kennen. Juist had hy z'n sleutel gevonden, toen er een taxi stil hield. Een vrouw mee verwarde haren en rood behuilde oogen sprong eruit. „Manman, wat is er met Kittyik ikZe kon niet verder meer spreken. Mijn heer had alles begrepen, Kitty was dus ernstig ziek. Hij wist hoe een man zich gedragen moest in zware tijden, en stelde zijn vrouw gerust: „Hier is al een dokter, kalmte, Emma, kalmte." Haastig bestegen vier opgewonden personen de trap. en stortten zich in het witgeschilderde kinderkamertje. Perplex bleef mynheer staan, perplex bleef mevrouw staan en de dokter wist niet hoe hy het had. In het witte ledikantje lag Kitty met open mond en een glimlach op haar gezonde gezichtje. Er was geen vuiltje aan de lucht. In de huiskamer werden\de noodige veront schuldigingen gemaakt, en een glas wyn ge dronken. Niemand snapte er iets van, de dokter allerminst. En of hy de rekening maar sturen wou.... Toen hy z'n auto binnenstapte, en het portier reeds wilde dichttrekken, werden zyn oogen naar de deur getrokken. Haastig sprong hy weer uit z'n auto en trad heel dicht op de deur toe. Toen stapte hy hoofdschuddend weer in en drukte op den starter. Op het naambordje stond H. J. Jansen.... Maar hoe de geschiedenis precies in elkaar zat heeft niemand begrepen, dokter Deaken en echtgenoote allerminst. Het schynt dat de beoefening van het Espe rato, de „wereldhulptaal", in de laatste Jaren sterk toeneemt. Een torenbouw van Babel ziet wel niemand er meer in, maar het kost toch moeite den gemiddelden intellectueel te over tuigen van het goed recht van dit ezelsbrugge tje. Komt ook daar verandering in? De Espe- ranto-enthousiasten beweren van wel, zij mee- nen zelfs dat hun wereld-hulptaal een belang rijke rol zal gaan spelen in de internationale verhoudingen tusschen de volkeren. Het belangrykste in de Esperantobeweging is het jaariyksch internationaal wereldcongres, waarop menschen uit byna alle landen ter we reld elkaar ontmoeten en in één taal conversee ren en besprekingen voeren als behoorden zij allen tot één land. Het eerste congres werd gehouden in Boulogne sur Mer in 1905 en daarna achtereenvolgens in de steden: Genève, Cambridge, Dresden, Bar celona, Washington, Antwerpen, Krakow, Bern, Parys, San Francisco, Den Haag, Praag, Helsinki, Neurenberg, Weenen, Genève, Edinburgh, Dan zig, Antwerpen, Boedapest, Oxford, Krakow, Pa rys, Keulen en Stockholm. Van het laatste congres, dat in 1934 gehouden is, zullen velen zich nog de bijzonderheden her inneren. Tooneelstukken werden opgevoerd, unaniem door de pers gunstig beoordeeld, en de deugdeiykheid der taal ook voor zang en tooneel werd algemeen erkend. Trampersoneel, politie-beambten, postambtenaren, kellners, had den speciale cursussen gevolgd en de deelnemers behielden een onvergetelijken indruk aan dit sa- menzyn van ongeveer 2000 personen uit een groot aantal landen. Ondanks dit succes geven de voorbereidingen voor het congres dat dit jaar in Rome gehou den zal worden den Esperantisten aanleiding tot de veronderstelling, dat dit congres alle vorige nog zal overtreffen. Ten eerste heeft reeds thans het aantal deelnemers de 1100 overschreden, terwijl ook de organisatie geheel anders zal zyn dan voorheen. Feitelijk moeten wy spreken van het congres in Italië, want de deelnemers zullen tegelykertyd een reis door Italië maken. De voorbereidingen van het congres staan on der leiding van generaal Markies Cordezo di Monsezemolo, voorzitter van het uitvoerend co mité, terwijl het congres onder hooge bescher ming staat van Minister van Staat, senator mr. Markies Giuseppe de Capitani d'Arzogo, voor zitter van het Internationaal Instituut van Spaarbanken. Er zullen tochten gemaakt worden door Italië o.a. naar de Vaticaanstad, Pompei' en het eiland Capri. Overal zullen lezingen worden gehouden vanwege de zomer-esperanto-universiteit. Ver scheidene internationale geleerden zullen hun medewerking er aan verleenen. Eveneens zullen er verschillende vakzittingen gehouden worden o.a. door Apothekers en Pharmaceuten, Int. Po litiebond, Intern. Wetenschappelyke Vereeni ging (generaal Ing. M. .Rollet de l'Isle), Intern. Bond van Post- en Telegraafambtenaren (dr. Ed. Spielmann), Vereenigingen van Stenogra fen, onderwijzers en vele andere, alsmede door den Int. Blindenb. Een speciale tocht met den grooten Italiaanschen zeestoomer „Sinaia" zal plaats vinden naar Napels, Sicilië en het eiland Malta. Aan boord zullen Italiaansche journa listen zyn om het publiek op de hoogte te bren gen met de wereld-Esperantobeweging. De spoorwegen in Italië en de stoomvaartmaat schappijen geven groote rabatten, de radiosta tions zenden wekeiyks berichten over het con gres uit en het prachtige historische gebouw van de universiteit te Rome wordt aan de Es perantisten ter beschikking gesteld. Het congres zal besloten worden met een groot internationaal.... bal. Als de voetjes even mak keluk van den vloer komen als de tongen los, kan het een gezellige boel worden. 59. Zy klemde de tanden opeen. Zijn weigering ^as een kwestie van leven of dood voor haar. Ze kon hem als een bezeten feeks hebben aan gevlogen om zijn halsstarrigheid. Doch ze wist °°k, dat dit de weg niet was, om iets van een hian gedaan te krijgen. Zoet als honing en uiterst *aIm murmelde ze: „U is altijd zoo lief tegen 'be geweest, mynheer Ryan, en ik mocht u zoo graag." „O! maar zoo moet u niet „Ik weet zeker, dat uw meisje dol op u is. Is het niet zoo? En ze waobt op u. O, denk eens, als zy u bedelde, om bij u te mogen zijr.?" Weitte Gwenna uiterst kalm, ofschoon het wit VaU haar knokkels zichtbaar was in de gebalae kistjes, die ze tegen de borst geklemd hield. „O, denk eens, dat zy het is die u bedelt, voor den laatsten keer ecnige oogenblikken u te zyn?" ..Maar zie dan toch de onmogelijkheid er van in." „Nooit heb ik voorheen Iemand om een gunst Bevraagd, zelfs niet myn eigen man. Alleen san u! Het zal de eerste sn de laatste gunst "ja, mijnheer Ryan. U heeft me zoo dikwyls Bezegd, dat, als u iets voer me doen...." vNeen, neen, houd of) alsjeblieft!" ,,U kunt later volgen en myn man heeft me zoo dikwyls beloofd, om me mee te nemen. Werkelyk, het komt allemaal in orde...." Op dit oogenblik passeerde Paul met de vliegtuigdame aan het einde van de werf, om naar zyn machine in het veld te gaan, en zag zyn jonge vrouw in ernstig gesprek met dien roodharigen kerel, Ryan, die zijn passagier zou zijn. Hy hoorde haar juist zeggen: „Je moet Pieter, je moet!" Hy was wel een weinig verwonderd, dat zyn vrouw hem by zyn voornaam noemde; maar hij dacht natuurlyk wel te weten, wat zij Ryan op het hart drukte, n.l. om op hem goed het oog te houden en goed voor hem te zorgen, nu ze samen naar Frankryk zouden vliegen. „Alles komt in orde," herhaalde Gwenna tot den jongen Ryan op beslisten toon. „Geef ree nu gauw je uitrusting en vertoon jezelf niet, totdat we ver weg zyn. Je moet!" Toen nam Ryan's vastberadenheid nog toe en vaster besloten dan ooit zei hy kortaf: „Onmogelijk, mevrouw Dampier; het spijt me, maar ik moet weigeren!" Intusschen inspecteerde Paul voor het laatst zyn machine, de P.D.Q. .„Start den motor eens!" zei hij tot oen van de mécaniciens. Een woest gebrul klonk over de vlakte. Paul betastte hier 'en daar de onderdeelen. „AU right!" riep hy. Sluit weer af!" Dan keerde hij zich tot mevrouw Crewe. „Indien u er niets regen hebtzei hy, zyn polshorloge raadplegend en in de richting van de gebouwen kykend. De vliegtuig-dame zei met een begrijpenden glimlach: ,,U zult haar waarschijniyk in het kantoor vinden." Hy stak het veld dwars over en ging recht op het kantoor af, maar Gwenna was er niet. Dan ging hy de vleugei-afdeeling binnen, waar hij haar aan het werk gezien had. Maar ook hier was zy niet; alleen twee werklieden in blauwe overalls, die een vleugel binnen brach ten. Hij richtte zich tot hen: „Is mevrouw Dampier in de centrale afdeeling? Waarschuw haar even, dat ik hier ben. Ik zal spoedig moe ten vertrekken." In een ommezien was een der werklieden terug met de boodschap dat mevrouw in de werkplaats nergens te vinden was. „Ga dan dezen kant uit, om haar te zoeken alsjeblieft, dan ga ik den anderen kant uit en als u haar het eerst vindt, zeg haar dat ze in vleugei-afdeeling op me wacht." Hy ging nu zijn vrouw zoeken. i:y zocht haar in de werkplaatsen en in de loodsen, maar zij was niet te vinden. Hij keerde terug naar de vleugei-afdeeling; er was geen levend wezen, behalve de groote Deen, die, met den ttoo op de voorpooten rustend, wys met de oogen knip perde. Terneergeslagen (want bi; had nog slechts enkele minuten, om met haar te zyn) ging Paul Dampier naar buiten en stuurde een jongen op de fiets naar villa "an mevrouw Crewe, om te informeeren, of zyn jonge vrouw soms daar was. Misschien had het kleine ding de das vergeten, die ze voor hem gebreid had en was zy die nu gaan halen. Mevrouw Crewe zelf, die van het veld terug kwam, zag hem snel over de werf heen loopen. „Hoe, heeft u haar niet kunnen vinden?" riep ze verbaasd uit. „Dat is toch buitenge woon „Ik ben overal geweest en heb overal om haar gezonden," zei de Jonge vliegenier op treurigen toon. „Ik heb nog maar enkele minu ten tijd, vóór ik moet opstygen, en zij is niet hier, om afscheid te nemen. Ik begrijp niet, wat haar overkomen is!" De vliegtuig-dame kon het wel begrypen. Aanstonds kwam de gedachte in haar op, dat Gwenna op het laatste oogenblik zich den moed had voelen ontzinken en dat ze zich ver borgen had, om dat verschrikkelijke, laatste afscheid te ontgaan. Het teere schepseltje was er niet tegen be stand, dacht ze. Nu, het is ook hartbvekend. Dan zei ze zacht: „Misschien is uw vrouw een van die menschen, die denken, dat net ongeluk aanbrengt, om iemand te zien vertrek ken en uit hun oogen te zien verdwynen." „In ieder geval heb ik myn best gedaan, om haar te vinden; ik neb overal gezocht," zei hy, zich opgewonden en terneergeslagen om- keerend. „Zeg haar, mevrouw Crewe, dat ik niet lan ger heb kunnen wachten. Myn bevel luidt, om stipt om 12 uur op te stijgen. Ik moet weg. Leg het haar duldelyk uit. als u zoo goed wilt zijn. Waar is Ryan? O, daar is hij!" Want aan den anderen kant van het veld zag hy een korte, goed ingepakte bruine figuur haastig plaats nemen m den passagiersstoel. De laatste der twaalf slagen dreunde van de groote fabrieksklok. Een signaal snerpte. Groe pen mannen verlieten de werkplaatsen; ieder een blikte naar het veld, waar de tweedekker tot vertrek gereed stond. Verschei lenen wilden van meer nabij den start gadeslaan. Paul voegde zich by hen en schreed over het veld. Zyn voorhoofd was gefronst. Het was meer dan hard, dat hij van zyn jonge vrouw geen afscheid zou kunnen nemen.... Arm lief klem ding! Ze gevoelde er zich zeker niet tegen op gewassen. Maar waar ter wereld zou ze zich ergens hebben verborgen? HOOFDSTUK IV HET VERTREK NAAR FRANKRIJK Voor de eerste maal in haar léven zat Gwenna in een vliegmachine. Ze was zich slechts vaag bewust, noe ze daar eigenlyk was gekomen. Al wat er gebeurd was tusschen het zoo resolute: „Onmogelyk, mevrouw Dampier.' 'en het werkelyk plaats nemen in het vliegtuig, speelde haar verward door het hoofd. Wat hid den doorslag gegeven? Iiaar smeeken? Ryan's verlangen, om zijn meisje te ontmoeten? Of haar eigen herhaalde verzekering aan hem. een echo van de inwendige stem in Wales dat alles in orde komen zou? Ze wist het niet. Nauwe lijks kon ze zich herinneren, de grove en wijde bruine uitrusting van Ryan te hebben aange trokken in de kleine stookplaats by de stoomketels, terwyi hy op op den uitkyk stond. Alleen wist ze nog goed, dat ze op haar gemal: en zonder argwaan op te wekken, dwars over het veld was gewandeld, vóór dat het signaal gilde en dat ze toen zonder hulp in den ge vlochten passagiersstoel geklommen was, waar ze nu zat te wachten, ingepakt tot het puntje van haar neus, de rand van de pet byna de das rakend, goggles voor de oogen en groote handschoenen, die haar handjes verborgen. Zy was evenmin van een man te onderscheiden, als wanneer zij, in een duikerpak gestoken, in de onderzeesche wateren zou hebben moeten afdalen. Zy gaf zich zelfs niet de moeite verbaasd te zyn, dat alles haar zoo wonderiyk was moe- geloopen. Het kwam haar zeer natuurlyk -oor, ofschoon duizenden kleinigheden haar zouden hebben kunnen verraden. Eenige malen had een der werklieden haar aangesproken, maar een gebaar met de hana was haar eenig ant woord geweest. Alles was vlot van stapel ge- loopen en natuurlyk zou ook verder alles goed gaan. Onder geen voorwendsel zou ze zich nu laten weerhouden, om mee te vliegen. Ze zou niet achter gelaten worden zonder hem. In een paar minuten zouden ze onderweg zijn, bij en zy Tersluiks keek ze rond. Paul hield beide lenige hander. van mevrouw Crewe in de zijne. „Vaarwel!" zei hij. „Denkt u er vooral aan om. „Ja, ik zal goed voor haar zorgen." beloofde zy opgeruimd. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 7