I IN EN OM HAARLEM 1
Ledigheids-misdaad
imtDiaN vooft;de vim
j cey&N met oou
Een nieuwe vorm
Merkwaardige
schilderijen
H. J. L. Klein Schiphorst
60 jaar
In het Aartsbisschoppelijk
Museum te Utrecht
DINSDAG 9 JULI 1935
yr-
!-QD!-MK^KiV/\Hhh
SO m\(\ SESTAAKVAH
ïlf-as'c. Xi-HftOSCil iH 193')
\jimm AUf jnwcm rmd
UN IkH 8 U ft C ft
UftOP HU IH DEZLTJJDJEH fts:
ROOTsC II THADlï.l£S VAN
mMmmymooMir
PINNlNCIilMHil
LUCHTBESCHERMING
Strijdgassen
AAN ALLE GEZONDEN
Collecte van „Herwonnen
Levenskracht'
Privaatdocente
SCHAKEN
H. S. G.B. S. G.
HENGELSPORT
R.K. Vischcollege „De Forel"
DUIVENSPORT
Postduivenver. „De Uiver"
VISSCHEN
„Rietvoorn"
PING-PONG
Ping-pong tournament „Rijnegom"
&U1III
iiiiiiKiiiiiiiiituiiiHiiHiiiiiiuniitiiiMiiiiiiiiiuiniiiiuiiiiiiiitiHiiiiiunuiMuiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiuiiiiiiiiiitiiiB
Wij hebben in ons nummer van j.l. Vrij
dag vermeld, dat de heer H. J. L.
Klein Schiphorst a.s. Zondag 14 Juli
zestig jaar wordt en het is ons gebitken, dat
dit bericht in breeden kring ded aandacht heeft
getrokken.
De Pers, die zich met alles en nog wat pleegt
te bemoeien, zou moeilijk alle verdienstelijke
zestigjarigen, in een artikel kunnen herdenken.
Er zijn er te veel. Maar wel niemand zal er
zich over verwonderen, dat wij voor den in ge
heel Nederland bekenden, katholieken heer
Klein Schiphorst een uitzondering maken, om
dat hü door de vele loffelijke daden van zijn
Welbesteed leven het bereiken van dezen mijl
paal in zijn levensgang tot een gebeurtenis
heeft bevorderd, die ook velen buiten zijn gezin
en buiten de stad zijner inwoning raakt.
Wij herinneren ons nog levendig de vergade
ring van 14 Maart 1917 in de Guskenszaal van
het gebouw „St. Bavo", waar, na een rede van
het Amsterdamsche raadslid, den heer Peeters,
besloten werd tot de stichting van een Haar-
lemsche vereeniging van R. K. aannemers. Daar
was ook de heer Klein Schiphorst, toen een ge
zien bestuurslid van de neutrale organisatie van
aannemers, aanwezig. Er was gelegenheid tot
het stellen van vragen en de heer Schiphorst
maakte aanvankelijk bezwaren tegen de op
richting van de nieuwe vereeniging. Er werd
gepraat en opeens hoorden we: „nou goed,
schrijf mij maar op als lid".
Wij hebben dat moment en dat besluit altijd
bijzonder gelukkig geacht voor den heer Klein
Schiphorst en belangrijk voor de katnolieke
zaak. Want de jubilaris van a.s. Zondag moge
taai vasthouden aan zijn gevestigde meening,
door zijn nuchteren kijk op personen en dingen
is hij voor reden vatbaar en, eenmaal voor een
zaak gewonnen, geeft hij zich daaraan ook met
hart en ziel, ten koste van zijn gezondheid als
het moet. Het is hem dan een eer en een plicht
de onderneming, waaronder hjj zijn schouders
zet, tot een goed einde te brengen; wat hij on
der handen neemt in zijn zaken of op vereeni-
gingsgebied, is af. Daarom was dat besluit van
zooveel beteekenis. „Als wij den heer Klein
Schiphorst als lid krijgen," zeide ons een der
aanwezigen op bovengenoemde vergadering,
„dan is de zaak in orde en komen wij er wel
met onze organisatie."
En zoo is het ook uitgekomen. De vereeniging
van R. K. aannemers in Haarlem werd een
succes; de R. K. Bond van aannemers in Ne
derland werd een succes; de R. K. Midden-
standsvereeniging in Haarlem heeft geprofi
teerd van zijn talenten; de R. K. Midden-
standsvereenigingen in Nederland hebben veel
aan hem te danken en de Katholieken in Haar
lem hebben in den heer Schiphorst een prach
tig vertegenwoordiger gevonden.
Toen dan ook eenigen tijd geleden de Ne-
derlandsche R. K. Bond van Bouwvakpatroons
zijn derde lustrum vierde en de heer Klein
Schiphorst er tevens vijftien jaar bestuurslid
van was, werd hem door Z. H. den Paus het
eere-kruis „Pro Ecclesia et Pontifice" toege
kend. Het eereblijk werd hem te zijnen huize
door den adviseur der vereeniging, pastoor
Wennen, uitgereikt. Pastoor Wennen roemde
bij die gelegenheid de verdiensten van den heer
Schiphorst en wees op den grooten strijd, die 15
jaar lang gevoerd was om alle katholieke aan
nemers katholiek georganiseerd te krijgen.
Met groote energie heeft de heer Schiphorst
voor den katholieken bond gewerkt, 5 jaar als
commissaris van het bisdom Haarlem, 7 jaar als
vice-voorzitter en daarna als voorzitter. Hoe
veel arbeid dat werk van den Schiphorst verg
de, memoreerde een tot oordeelen bevoegd man
in de Nieuwe Haarlemsche Courant bij de uit
reiking van de pauselijke onderscheiding. Het
jaar tevoren had de Bond niet minder dan 120
halve of heele dagen van den heer Schiphorst
opgeëischt.
En niet alleen als leider van de R. K. aan
nemers was hij met groote voortvarendheid
Werkzaam. Ingewijden weten, dat hij als secre
taris van de St. Jozefsgezellenvereeniging, spe
ciaal voor de Teekenschool, de stuwkracht was
van deze mooie instelling. Voorts is hij de oud-
Penningmeester van de afdeeling van de R. K.
Middenstandsvereeniging; lid van het hoofd
bestuur van den R. K. Middenstandsbond en op
minder opvallende wijze een stut en steun van
tal van instellingen op charitatief en maat
schappelijk gebied. Nimmer wordt voor een
goede zaak tevergeefs een beroep op den heer
Klein Schiphorst gedaan.
Ook op algemeen terrein liet hij zich gelden.
Er zijn menschen, voor wie het minste werk
te veel is; er zijn er anderen, die de kans schij
nen te zien zich te vermenigvuldigen en nog
altijd meer arbeid met succes weten te verzet
ten. Tot deze benijdenswaardige personen be
hoort de heer Schiphorst. Naast de bovenge
noemde tijdroovende functies en zijn zeer
drukke aannemerspractijk, is hij sinds Juni
1923 lid van den Haarlemschen raad als opvol
ger van den heer Mr. J. B. Bomans, die in dat
jaar tot lid van het college van Gedeputeerde
Staten werd gekozen. In den regel voert het
raadslid Schiphorst het woord over aangele
genheden, die betrekking hebben op Openbare
Werken en arbeidsaangelegenheden. Zijn stem
heeft gezag in den raad en dikwijls is hij er in
geslaagd felle tegenstellingen, die zich in den
raad openbaarden, te overbruggen. Dat een sa
menleving zonder klassenstrijd mogelijk is, be
wijst het feit, dat niet zelden socialistische
sprekers zich bij het overigens principieele be
toog van dezen werkgever aansloten.
De heer Schiphorst heeft ook zitting in de
comm. van openbare werken en is regent van
het Groote Gasthuis. En verder is hij lid van
de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor
Haarlem; gedelegeerde van het gemeentebe
stuur bij de Middelbare Technische School; lid
*an het Werkfonds voor het besteden van de
®estig millioen.
De heer Klein Schiphorst werd 14 Juli 1875
te Deventer geboren, kreeg daar thuis en op
de R. K. burgerschool de katholieke opvoe
ding, welke hem later tot een trouwen prin-
cipieelen katholiek zou stempelen en bezocht
daarna de Burger Teekenschool. Uit dezen tijd
dateert het eerste succes, dat in zijn leven door
vele andere zou worden gevolgd: hij behaalde
er de hoogste prijzen en de hoogste onderschei
dingen. Na een prachtige leerschool als op
zichter en teekenaar bij verschillende architec
ten te hebben doorgemaakt, vestigde hij zich in
1902 te Haarlem als aannemer, waar hij wel
dra tot de beste vakmenschen behoorde en zich
als zoodanig erkend zag door heel Nederland.
Tal van belangrijke bouwwerken in Haarlem
en in het land getuigen daarvan. Een zijner
laatste prestaties is het winkelpand van de fir
ma Vroom en Dreesmann aan de Groote Hout
straat, dat voltooid moest worden zonder dat
de dagelijksche verkoop hinder van de ver
bouwing ondervond.
Goed zakenman, verdienstelijk organisatie
bestuurder en principieel katholiek heeft de
heer Klein Schiphorst zich zelf een carrière
geschapen, waarop hij met voldoening mag
terugzien en waardoor hij zich op zijn zestig
sten verjaardag omringd ziet door zeer velen
uit verschillende kringen en van onderscheidene
geestesrichting, die hem huldigen en danken
voor zijn werk. De beteekenis van den heer
Klein Schiphorst voor het Haarlemsche en
Nederlandsche katholieke leven is niet gering.
Hij heeft krachtig medegewerkt aan het maat
schappelijke leven en speciaal de kinderziek
ten van het nieuwe sociale werk van de
katholieken, meegemaakt. De rust der afzij
digheid was hem een gruwel, zoodat bij zich
immer midden in den strijd heeft geworpen.
Hij verrichtte pionierswerk, met vaste hand,
zonder zich te laten leiden. Hij werkte hard,
zeer hard en waar stevig gehouwen wordt, daar
springen soms steensplinters rond, die om-
staanders treffen en pijn doen. Niemand zal
dat vandaag den heer Klein Schiphorst kwalijk
nemen. Hij was wel eens spontaan en puntig
in zijn uitdrukkingen, maar oprecht en goed,
en hij heeft zijn innerlijk gced-zijn immer naar
buiten weten te toonen. In vele en veelsoortige
functies heeft hij goede werken gedaan. En
nog is zijn taak niet ten einde. Integendeel.
Sinds eenigen tijd heeft hij zich uit zijn zaken
teruggetrokken. Maar het schijnt of hij die rust
slechts heeft begeerd om zich beter aan de
openbare zaak te kunnen geven. Als God hem
zijn goede gezondheid laat behouden, dan zullen
wij nog heel wat van de werkkracht van den
heer Schiphorst kunnen profiteeren.
Twee middeleeuwsche ijzeren beeldjes uit
het klooster St. Catharinadal te Oosterhout
De naar ontwerp van André Verhorst geslagen penning, die in goud, zilver en brons,
aan den burgemeester van 's Hertogenbosch, mr. F. J. van Lanschot, als huldeblijk
der burgerij is aangeboden bij de officieele opening, Za terdagmiddagvan de fees
ten ter herdenking van het 750-jarig bestaan der stad
Ter gelegenheid van de tentoonstelling voor
burgerlijke luchtbescherming te Haarlem heeft
Dr. C. W. van Hoogstraten, Scheikundige bij
het Staatsbedrijf der Art. Inr. aan de Hem-
brug Maandagavond 8 Juli een lezing gehou
den over het onderwerp: Strijdgassen.
De idéé van een gasoorlog is niet nieuw. De
oudste berichten daaromtrent dateeren uit 4 a
500 jaar voor Christus. Steeds hoort men een
tijdlang van deze middelen niets, totdat de ver
dedigingsmiddelen de overhand krijgen boven
de aanvalsmiddelen. Indien men dan tijd had
voor voldoende voorbereiding, kwamen derge
lijke aanvalsmiddelen weer op den voorgrond.
In een oud Fransch boekje wordt op de wijze
van Jules Verne in 1880 een toekomstige oor
log voorzien, die merkwaardigerwijze een tref
fende overeenkomst vertoont met den huidigen
chemischen oorlog, zooals die van 1915 tot 1918
is gevoerd. Door lantaarnplaatjes werd een en
ander verduidelijkt.
In 1915 werd het eerst gebruik gemaakt van
chloor-gas, dat het voordeel had van goed
koop te zijn, in groote hoeveelheid aangemaakt
te kunnen worden en zwaarder dan de lucht re
zijn. Bovendien is het door inwerking van licht
en vocht slechts langzaam te ontladen.
De oorlogsgassen deelt men als volgt in:
1. Doodende gassen: a. werkelijk giftige gas
sen (o.a. cyaanverbindingen)b. verstikkende
gassen als broom, chloor, phosgeen, diphosgeen,
chloorpicrine enz.
2. Irriteerende gassen: a. Traanverwekkende
(broomaceton, chlooracetonphenol), b. nieren-
verwekkende gassen (arsinen), c. etsende en
blaartrekkende gassen (mosterd gas).
Het cyaan werkt bij inademing op het bloed,
dat vergiftigd wordt.
Het phosgeen werkt op de ademhalingsorga
nen en er vormt zich vloeistof in de longblaas
jes, zoodat uiteindelijk de verstikkingsdood
volgt.
Verder heeft men rekening te houden met
cumulatieve eigenschappen. Wanneer de sol
daten na den aanval hun gasmasker hebben af
gezet, kan er nog gevaar dreigen door de aan
wezige chemische stoffen, die zich in de klee
ding hebben opgezameld. De zeer verdunde in
ademing van bijvoorbeeld phosgeen kan nog
zeer gevaarlijk zijn.
De traanverwekkende gassen tasten de
traanklieren aan, zoodat men geruimen tijd
niets kan zien. Zeer geringe hoeveelheden 1/10
m.gr. per M3. is al merkbaar) werken al.
De niesverwekkende gassen, bijv. de arsinen
werken op de slijmvliezen van de ademhalings
organen. De beide laatste gassen zijn vaste
stoffen en worden door een springlading met
een granaat verspreid.
Wat de afweermaatregelen betreft het vol
gende:
Het eerste gasmasker bestond uit ten in che
micaliën gedoopt compres, om het chloor on
schadelijk te maken. Het bedekte alleen neus
en mond. De later toegepaste chemische stof
fen veroorzaakten complicaties. Er werden
daarom steeds meerdere compressen op elkaar,
voor mond en neus gebracht. Bij de invoering
van de traangassen moesten natuurlijk ook de
oogen beschermd worden. Langzamerhand werd
het gelaat één en al compres. De oplossing was
het gelaatstuk met de vullingbus. Het zoeken
was echter naar een stof, die voor alle bekende
stoffen te gebruiken was. In Rusland en in
Holland vond men ongeveer tegelijkertijd uit,
dat de actieve kool daarvoor uitnemend ge
schikt was. De-ze vangt alle gassen af. Rook
en nevels niet. Deze worden afgevangen door
z.g.n. nevelfilters, bestaande uit watten of pa
piervezels. De levensduur van de vullingsbus
wordt zeer verhoogd door een aparten uitlaat
voor de uitademingsgassen. Vochtige kool ab
sorbeert n.l. niet zoo goed als droge.
Verschillende soorten gasmaskers worden ach
tereenvolgens besproken.
Ondanks alles wat men er dikwijls over be
weert, is men wel degelijk in staat om zich te
beschermen.
Een der aanwezigen ste-lt hierop de vraag naar
de mogelijkheden van nieuwe strijdgassen.
Spreker antwoordt dit, door te zeggen, dat
men deze nieuwe gassen, willen zij een over
rompelende uitwerking hebben, slechts in een
bepaalde richting kan zoeken.
Dinsdag 9 Juli 8 uur: Mr. F. L. P. de Jong,
over het onderwerp: Luchtbescherming in eigen
huis.
Woensdag, 10 Juli, 8 uur: A. H. van Leeuwen,
architect, over het onderwerp: Schuilplaats-
bouw.
Zondag a.s. zal van de Haarlemmers een bij
drage gevraagd worden, die zij zeker niet zullen
weigeren, wanneer zij zich rekenschap zullen
geven van het doel, waartoe hun offer zal
strekken. De R.K. vereeniging tot bestrijding
der t.b.c, „Herwonnen Levenskracht" houdt dan
een speldjesdag.
Het menschelijk leed treft ons des te meer,
naarmate we het zien in tegenstelling met
vreugde en voorspoed bij anderen. Een arme te
midden van zijn lotgenooten valt niet op; het
leed van een arme te midden van rijken wekt in
veel grootere mate onze aandacht.
Zoo zal het geringe offer, dat de collectricen
van „Herwonnen Levenskracht" van ons zullen
vragen, ons zeker geen moeite kosten, indien
we ons a.s. Zondag even rekenschap geven van
den schat, dien we zelf bezitten in onze ge
zondheid. Juist op een mooien Zondag In den
zomer geeft het ons het besef, dat gezondheid
en levensvreugde onafscheidelijk met elkaar
verbonden zijn. Het doet er niet toe of we arm
of rijk zijn: als we maar gezond zijn van ziel
en lichaam, geeft God ons de onovertrefbare
schoonheid van Zijn natuur te genieten.
Laten wij dat overdenken: dan zullen we die
per het ongeluk beseffen van degenen, die in
hun gezondheid misdeeld zijn, wier leven lang
zaam wordt gesloopt door de sluipende t.b.c. En
voorwaar, het offer zal ons dan niet zwaar val
len. Het js thans juist twee jaar geleden, dat
door het bewonderenswaardig initiatief van het
R. K. Werkliedenverbond het sanatorium
„Berg ij Bosch", voordien te Apeldoorn, te
Bilthoven geheel' nieuw werd heropend. Het
gaat er thans om, hun werk in stand te houden,
en „Herwonnen Levenskracht" richt zich daar
toe tot de Nederlanders van alle rangen en
standen. Laten wij allen het geringe offer bren
gen, als een cijns van dankbaarheid, dat God
ons het onwaardeerbare goed van een goede ge
zondheid heeft geschonken.
Het Plaatselijk Comité
Mej. dr. A. Roes, te Heemstede, is, tot we-
deropzeggens, toegelaten als privaatdocente in
de faculteit der letteren en wijsbegeerte aan
de Rijksuniversiteit te Utrecht, om onderwijs
te geven in de archaeologie, met uitzondering
van de klassieke archaeologie.
Het is den Haarlemmers Zaterdagavond niet
gelukt een overwinning op Bussum te boeken.
Daar het voor Bussum voldoende was om ge
lijk te spelen, wilden zij niet degradeeren, heb
ben de B.S.G.-ers niets gewaagd, maar op remise
gespeeld. Zes partijen zijn ook werkelijk remise
geworden, drie werden door het B.S.G. en één
door het H.S.G. gewonnen.
Het Haarlemsch Schaak Gezelschap speelde
aan de oneven borden met zwart.
De totale uitslag luidde:
H.S.G.BS.G.
G. KrooneH. W. Felderhof ]A
R. A. G. DavidsonG. R. D. v. Doesburgh ]A
C. BollebakkerJhr. Dr. D. v. Foreest 34
B. v. d. VeldenDr. K. M. Bergsma 0 1
A. S. KatanC. L. C. Dekker
G. de Bruin—J. C. A. Fischer 1 0
H. K. VeurmanP. Brandes 34
F. PutsS. H. van Groningen 0 1
Ph. Th. StolJ. L. Meyering O 1
J. H. MarwitzN. M. Boekdrukker J4
Totaal 4 6
Bovengenoemd college hield Zondag 7 Juli een
onderlingen wedstrijd op witvisch in de Ring
vaart vanaf het fort „De Liede", richting Half
weg. De vangst was goed.
De prijzen waren als volgt: 1ste prijs: Rijs,
grootste 3034 c.M.; 2de prijs: Riemens, meeste;
3e prijs: Hogeboom; 4e prijs: Hoek; 5e prijs:
v. Dantzig.
Na den wedstrijd werden de prijzen in het
clublokaal door den voorzitter met een toe
passelijk woord uitgereikt.
Wedvlucht van Macon, afstand 677 K.M.
N. O. wind, 5 uur los. De eerste vogel is ge
toond op 5.37.56, de laatste op 7.23.42. De prij
zen werden behaald als volgt: C. v. d. Lee 1;
M. Groeneveld 2; J. Pieke 3; C. v. Meurs 4
en 5.
De eerste vogel heeft een snelheid gemaakt
van 977.00 M. per minuut.
Wedvlucht op Chamont, afstand 478 K.M.
N. W. wind, 6.15 los. De eerste vogel getoond
op 2.55.38, de laatste op 3.09.06. De prijzen
werden behaald als volgt door C. v. d. Lee 1, 2,
4; C. v. Meurs 3 en 5.
Bovengenoemd vischcollege hield Zondag j.l.
zijn halfjaarlijkschen kaswedstrijd. Er werd ge-
vischt op de meeste in de Ringvaart tusschen
HeemstedeBennebroek. De uitslag was als
volgt: le pr. C. v. d. Burg en tevens de kam
pioensbeker; 2e pr. A. J. Beenders met de me
daille voor de grootste; 3e pr. C. Oudolf 4e
pr.; C. Steenhoven; 5e pr. N.N.; 6e pr. J. Buijs;
7e pr. J. Moerkerk.
De controleur, de heer Smal, had ook nog
een prijsje in ontvangst te nemen.
Van 21 tot 27 Juli wordt in de openlucht op
de oefenbaan van het Tennispark „Rijnegom
een ping-pongtoumament georganiseerd. De
wedstrijdleiding, bestaande uit de heeren René
Rahusen en Anton Gall, heeft gemeend, de in
schrijfgelden zeer laag te moeten houden, zoo
dat het noch voor jong, noch voor oud een
bezwaar behoeft te zijn om aan de wedstrijden
deel te nemen. Het Sportmagazijn Gretha de
Bruyn heeft verschillende fraaie prijzen be
schikbaar gesteld. Inschrijvingen kunnen ge
schieden tot 18 Juli bij het Sportmagazijn Gre
tha de Bruyn, Twijnderslaan 7, tel. 15116, René
Rahusen, Oosterduinweg 256, Aerdenhout, tel.
26503 en bij den baanchef van het tennispark
Rijnegom. Voor verdere inlichtingen wende men
zich tot de wedstrijdleiding.
In de wereld van het strafrecht kan men
den laatsten tijd een verschijnsel waar
nemen, dat door den bekenden oud-kin
derrechter Mr. G. T. J. de Jongh wordt ver
geleken bij wat in de botanie „een nieuwe
soort" heet. Hij bedoelt het verschijnsel der
misdaad, die begaan wordt tengevolge der
ledigheid, waarin de werkiooze jeugd van
heden gedoemd is, zijn dagen te slijten. „Le
digheid is het oorkussen van den duivel"
leerde een oude volkswijsheid. Hoe waar
die spreuk is, blijkt in onze dagen maar al
te duidelijk uit de vele gevallen van crimi
naliteit, die ten nauwste samenhangen met
of voortkomen uit het gebrek aan gere
geld emplooy. Naast den gelegenheids- en
den gewoonte-misdadiger ontwikkelt zich
in dezen crisistijd dan ook snel de ledig
heids-misdadiger. Hij is geen absoluut nieu
we verschijning, vertelt Mr. de Jongh. Ook
in het verleden, „kwam hij b. v. te Rotter
dam te voorschijn in de maanden, dat de
schepen lagen opgelegd en de jongens met
de handen in de broekzakken schaaloos
langs 's heeren wegen zwierven.Maar wat
tot nu toe sporadisch gebeurde en beperkt
bleef tot een enkeling, is thans het werk
van alle dagen en deze lediggangers ko
men nu in troepjes en troepen voor. Stelen
en gappen is aan de orde van den dag. Geen
wonder! De werkloosheid neemt huive
ringwekkende afmetingen aan. In Amster
dam alleen is het aantal werkloozen 52000,
dat is 1 op de 15 inwoners...."
„Het verband tusschen de werkloosheid en
de criminaliteit zoo vervolgt de bekwame
jurist in de bijdrage, waarmede hij het Juli-
nummer van het „Maandblad voor berechting
en reclasseering van volwassenen en kinde
ren" opent blijkt dan ook duidelijk uit het
verhoudingscijfer. In normale tijden bedraagt
het aantal werkloozen in het geheel nog geen
10 percent. Thans is dit te Amsterdam ge
stegen tot boven de 30 percent. De opgaven
van de kinderpolitie en van het observatiehuis
kloppen dienaangaande."
Deze bijdrage, oorspronkelijk een rede,
gehouden in de Jaarvergadering van het
Nederlandsch Genootschap tot Zedelijke
Verbetering der Gevangenen, schetst het
ontstellende beeld eener zedenverwildering,
waardoor de stroom der criminaliteit tot
ver buiten de normale oevers gewassen is
en ook de brave, solide gezinnen, waar
niemand het kwade zou hebben gezocht of
vermoed, overstroomt. Speciaal de moder
ne jeugd is door dit afschuwelijk maar al
lereerst deerniswekkend euvel aangetast. Er
is dan ook vooral medelijden voelbaar in
de sympathieke wijze, waarop Mr. de Jongh
zijn onderwerp behandelt. Hij schrijft:
„Onder ledigheidsmisdadigers verstaan wij
hen, die tengevolge van werkloosheid, van
den verderfelijken lediggang met de daaraan
verbonden moedeloosheid, die zoo licht in on
verschilligheid ontaardt, tot het plegen van een
of ander misdrijf zijn vervallen. Niet hun
slechte inborst heeft hen tot de daad ge
bracht, maar de ongunstige oeconomische
conjunctuur. In gewone omstandigheden zou
den zij geen kwaad hebben gedaan."
In het vervolg zijner beschouwing houdt
hij uitsluitend het oog gericht op de jonge
menschen, wier verantwoordelijkheidsge
voel nog niet tot algeheele ontwikkeling is
gekomen, hoofdzakelijk door degenen, die
voor de burgerlijke wet als minderjarigen
gelden.
Welk doelmatig middel kon worden aan
gewend zoo vraagt de schrijver zich af
om deze soort van misdadigheid te be
straffen en te bestrijden. Als aangewezen
middel tegenover de werkloosheid dringt
zich vanzelf naar voren de werkverschaf
fing. Maar welke vorm van werkverschaf
fing dient in dit geval te worden gekozen?
Een twintigtal jaren geleden werd in soort
gelijke gevallen algemeen de oplossing ge
zocht bij het grondwerk. Tegen dit ontgin
ningswerk bestaan in onzen tijd echter
zwaarwegende bezwaren. Het is economisch
niet meer verantwoord, gezien den toe
stand in den landbouw, het is daarenboven
voor de stadsjongens minder geschikt, om
dat hun vaak ondervoede lichamen dit
werk niet verdragen, en omdat zij er bo
vendien niets bij leeren, waaraan zij later
nog veel kunnen hebben.
„Er moet gestreefd worden naar arbeid, die
oeconomisch te verantwoorden is en waaraan
de jongens wat hebben, indien zij in de oude
omgeving terugkeeren. Daarnaar hebben wij
dan ook gezocht en wij gelooven, dat wij iets
bruikbaars gevonden hebben. Wij hebben ge
zien een werkobject, waar een negentig jon
gens met groote opgewektheid bezig zijn. Zij
verdienen geen normaal loon, doch zij ontvan
gen een belooning, waarmee zij in deze be
narde tijden tevreden zijn. Het werk concur
reert dan ook niet met den particulieren werk
gever, want op den voet van die geringe be
looning bedruipt het werk zich ternauwernood
en zonder uitzicht op een behoorlijke winst zal
niemand het ondernemen.
Het werkobject, dat Mr. G. F. J. de
Jongh voor de bedoelde, grootendeels min
derjarige werkloozen meent gevonden te
hebben is: sloopwerk.
„Sloopwerk, maar verfijnd sloopwerk, geraf
fineerd sloopwerk, wetenschappelijk sloopwerk.
Geen schroefje, geen moertje, geen nageltje
wordt verwaarloosd of weggeworpen. Alles
wordt zorgvuldig gesorteerd, bij elkaar ge
voegd, gezuiverd en opgesmolten.
Toen men bi) oude telephoontoestellen stuk
jes koperdraad aantrof in vermengden staat,
is de hulp van een professor ingeroepen om
een procédé aan de hand te doen om dit ko
per weder van de andere bestanddeelen af
te scheiden. Aldus is een laboratorium ont
staan, waarin het koper wordt omgesmolten
en als ik mij niet bedrieg, is dit het eenige in-
landsche koper, dat op de markt wordt ge
bracht."
Van deskundige zijde wordt verzekerd,
dat dergelijk sloopwerk nog in voldoende
mate te doen is. Bovendien levert deze ar
beid niet de volstrekt eenige oplossing van
het vraagstuk der werkverschaffing.
Mr. de Jongh wijst o. m. op het aanleg
gen, verleggen, verbeteren of verbreeden
van wegen. Veel vrucht verwacht hij ech
ter van het geschetste sloopwerk en hij
stelt zich voor, een afzonderlijk genoot
schap in het leven te roepen, dat de taak
op zich neemt, een werkkamp in te richten
voor jeugdige werkloozen, die met den
strafrechter in aanraking kwamen. Hij
verwacht, dat niet alleen van neutrale-,
doch ook van Roomsch-katholieke, pro-
testantsche en sociaaldemocratische zijde
zulke kampen ingericht zullen worden. In
een deel der kosten zou het Departement
van Sociale Zaken tegemoet moeten ko
men.
„De juridische constructie sluit zich aan bij
de bepaling van art. 14c Strafrecht. Deze
luidt, dat bij voorwaardelijke veroordeeling
ook de bijzondere voorwaarde kan worden
gesteld, dat de veroordeelde zich gedurende
een zeker tijdsverloop zal laten opnemen in
eene daarbij aan te wijzen inrichting. Welnu
deze inrichting zijn wij. Het Departement
van Justitie is gewoon in dergelijke gevallen
subsidie te verleenen, waarbij zij dikwijls gaat
tot f 1.75 per dag en per man. Het behoeft
geen betoog, dat deze kosten nog verre bene
den het bedrag liggen, dat in gevangenissen,
tuchtscholen en derelijke inrichtingen voor
gedetineerden wordt besteed, doch als So
ciale Zaken ons voor een deel te gemoet komt
en de opbrengst van het bedrijf onder de
baten wordt gerangschikt, dan is te verwach
ten, dat de subsidie van het departement van
Justitie veel minder dan f 1.75 behoeft te
bedragen.
Hier wordt, aldus Mr. de Jongh, een be
langrijke taak vervuld ter bestrijding der
kwellende werkloosheid en er behoeft niet aan
getwijfeld te worden, dat beide departemen
ten gaarne medewerken om op eene plek, waar
de wonde het ergst schrijnt, een genezende
zalf aan te brengen."
Het toenemende kwaad der ledigheids-
criminaliteit zou inderdaad op deze wijze
achteraf bestreden kunnen worden,
maar in zijn boeiend betoog wijst Mr. de
Jongh tevens op een middel tot werkver
schaffing aan werkiooze jongeren, waar
door het kwaad wellicht ook in menig ge
val kan worden voorkomen.
Het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht
mocht dezer dagen enkele ongewone
kunstwerken in tijdelijk bruikleen ontvan
gen.
De St. Mauritusparochie te Silvolde bezit
sinds lang een merkwaardig schilderij, voor
stellende Maria Magdalena aan den voet van
het kruis, dat zoowel in compositie en teekening
als in kleur sterke herinneringen wekt aan
sommige Spaansche meesters uit de eerste helft
der 17de eeuw. Het stuk werd door de zorgen
van den Z. E. Heer Pastoor Ahsmann, Pastoor
van Silvolde, grondig gerestaureerd door de
Firma Gebroeders DouWes te Amsterdam, die
het zijn oude kleurenkracht hergaf. Dit schil
derij, waarvan wij hierbij een afbeelding geven,
is thans voor eenigen tijd in bruikleen afgestaan
aan het Aartsbisschoppelijk Museum. De eigen
aardige compositie met de eenigszins overdreven
expressie in houdingen en uitdrukkingen der
hoofdfiguren, met de sterk bewogen schaar treu
rende engelen rondom het kruis en met de in
het halfduister gehulde stad Jerusalem op den
achtergrond, vertoont duidelijk den invloed van
El Greco en van Ribera, zonder dat het werk
echter met dat van deze voorname meesters op
één lijn mag worden gesteld. Waarschijnlijk is
een der talrijke leerlingen van een der Spaan
sche meesterateliers de maker van dit stuk, dat
op onbekende wijze zijn weg vond naar Silvol
de. De dateering is te stellen op ongeveer 1620.
Een signatuur komt op het doek niet voor.
Een andere tijdelijke aanwinst vormen de
twee middeleeuwsche beeldjes, welke het kloos
ter St. Catharinadal te Oosterhout, het eenige
Norbertinessenklooster, dat nog in Nederland
bestaat, voor beperkten tijd in bruikleen afstond
en die thans in de benedenkapel van het mu
seum zijn geëxposeerd. Deze figuren bergen vele
raadselen: de voorstelling, de oorspronkelijke
bestemming, de dateering, de localiseering. De
beeldjes, ongeveer 50 c.M. hoog, zijn in ijzer ge
goten, een uitvoering, die voor middeleeuwsche
sculpturen wel buitengewoon zeldzaam is en
die wel bekend is van ijzeren haardplaten, zoo
als er uit de 15e eeuw nog enkele in ons land
o.a. in het Museum Sypestein en in de collectie
Frederiks bewaard zijn, maar niet van losse
vrijstaande figuren. Omtrent de oorspronkelijke
bestemming kan slechts het vermoeden worden
uitgesproken, dat de beelden onderdeelen zijn
van een haardstel en wel de deelen, die in hei
Fransch „Landiers" heeten; dit zou dan het
gebruik van ijzer als materiaal kunnen verkla
ren. De beeldjes zijn zeer ruw en slordig gego
ten, zooals dat ook bij de haardplaten meestal
het geval is; op meerdere plaatsen zijn van den
zandvorm, waarin de beeldjes gegoten werden,
stukken afgebroken geweest. Aan de achterzijde
zijn de beelden voorzien van los ingezette ijze
ren doken, maar ook deze .kunnen omtrent de
bestemming geen zekerheid geven.
Een ander raadsel brengt de vraag: wie is
hier voorgesteld? Beide beeldjes zijn volkomen
gelijk gegoten naar één model, dat waarschijn
lijk in hout gesneden was. De voorgestelde is
een man met langen, fraai gestyleerden baard,
gekleed in een lang tot op de voeten afJiangend
kleed, dat van mouwen is voorzien en van voren
met knoopen is gesloten. Over dit kleed zijn
de schouders bedekt met een zeer breeden, van
voren wijd openstaanden kraag; de bewerking
wijst er op, dat hier een bontkraag bedoeld is.
Het hoofd is getooid met een muts, waarvan de
vorm aan den tegenwoordigen Zuidwester her
innert, van achteren omlaag, van voren om
hoog geslagen. De figuur houdt in de handen
een stok met handvat en steunt daarop, Wat
tot een mooi gebogen lijn in de houding aan
leiding geeft. Is hier de Apostel Jacobus de
Mindere voorgesteld met zijn knots of moet men
er een mansfiguur zonder meer in zien, die niet
een bepaalde heilige of persoon voorstelt? Het
laatste lijkt het meest waarschijnlijke, want
een knots is in den stok bezwaarlijk te zien en
elk ander attribuut ontbreekt.
Tenslotte is er nog de vraag naar de datee
ring en den stijl der beeldjes. Ook deze vraag
is niet gemakkelijk te beantwoorden. Op het
eerste gezicht lijkt er veel van den forschen
grooten stijl der Nederlandsche beeldhouwers,
die in de 15e eeuw in Bourgondië werkten
Claus Sluter, Claus van de Werve en hun leer
lingen in deze figuur aanwezig te zijn. Hou
ding, costuum, plooienvorming en styleering der
baardlokken doen sterk denken aan deze Bour
gondische sculptuur der 15e eeuw. Het is dan
ook waarschijnlijk, dat het model voor deze fi
guren, dat in hout gesneden of in steen gehou
wen was, uit deze school stamt. De mogelijkheid
van Hollandsch werk is echter niet uitgesloten.
In elk geval vormen deze gietijzeren beelden
weer een van die verrassingen, een van die uit
zonderingen, die zelfs den ervaren kunsthistoricus
voor raadsels stelt en die er wel een bijzondere
aantrekkelijkheid en belangrijkheid aan ver
leent. Wanneer het daarbij, zooals hier het geval
is, werk betreft, dat afgezien van alle kunst
historisch onderzoek, als kunst op een hoog peil
blijkt te staan, dan mag het gelukkig genoemd
Worden dat deze beeldjes door toevallige om
standigheden eenigen tijd in het Aartsbisschop
pelijk Museum tentoongesteld en bestudeerd
kunnen worden.
Een „kruisiging" uit de school van El Greco,
een nieuwe aanwinst voor het Aartsbis
schoppelijk museum te Utrecht