Jjc&uts-V&eu&e&s
Met twee kameraadjes op avonturenreis
Md afdaal den dag
HONGARIJE'S NATIONALE
VRIJHEIDSHELD
VRIJDAG 12 JULI 1935
DOOR BERTHA RUCK
Het meest verheven ideaal van
vaderlandsliefde, onbaatzuch
tigheid en plichtsvervulling
FRANS RAKOCZI
Zelfmoorden te Parijs
650 Mark voor een
scheepsnaam
80 millioen kronen
gevonden
Duitsche spoorwegen
Een revolver in een
lucifersdoosje
buiten. ^Aan I Parels van
den overkant i rr
Alcohol uit zaagsel
mm
«3.
„O, waarschijnlijk omdat" hier dempte
hij zijn stemgeluid en keek eens naar de bin
nendeur, of zij wel dicht was „omdat ze zelf
genaturaliseerd is, zie je."
Ze keuvelden gezellig en Leslie des te opper
vlakkiger naarmate zij dieper getroffen was
door het zien van den verminkten jongeman
op zijn rustbed. Hoe hulpeloos lag hij daar, de
beweeglijke, gezonde kerel van weleer. Voor
heen zoo luchthartig vroolijk en nu zoo ernstig
on van alle vermaken beroofd.
Na een poosje vroeg hij: „Zeg, die vrienden
van je, die arme Dampier! Heeft men nog ooit
tets naders van hem gehoord, behalve dat men
Vet de ontdekking is gekomen, dat zijn vrouw
heimelijk met hem was meegegaan op zijn tocht
*aar Frankrijk?"
.Niets, totaal niets!" antwoordde Leslie
zacht en ernstig. ,,Of het een defect vas aan
de machine, of dat ze overvallen en gedood zijn
door een Duitsch luchteskader zal men wel
nooit te weten komen. Het moet op zee hebben
Plaats gehad.Niets is van hen teruggevonden.
Toch is het zoo het beste. Dit zei ik ook tot
den jongen Ryan, wiens plaats ze had inge
nomen. Hij was geheel buiten zichzelf toen hij
Sa eenigen tijd aan de fabriek terugkwam om
Hongarije herdenkt dit jaar zijn grooten
nationalen vrijheidsheld Frans Ra-
kóczi, die in 1735 te Rodosto gestorven
is. Dit eeuwfeest zal nog met meer geestdrift
gevierd worden dan het 300-jarig bestaan der
Kardinaal Pazmany-Universiteit.
Wanneer men de warme vaderlandsliefde der
Hongaren kent, zal men begrijpen dat het
tweede-eeuwfeest van het overlijden van den
nationalen vrijheidsheld Rakóczi met een ge
weldig enthousiasme gevierd moet worden, te
meer waar dit volk bij den vrede van Trianon
zoozeer in zijn nationale gevoelens werd ge
krenkt.
Men heeft Hongarije toen slecht behandeld
en den vertegenwoordiger van dit land, Graaf
Aponyi, eenvoudig de vredesvoorwaarden ge
dicteerd, hem te Parijs als een geïnterneerde
opgesloten gehouden. Het verknippen van het
Donau-rijk geschiedde zóó afdoende, dat men
aan Hongarije groots stukken grondgebied ont
nam en die eenvoudig bij de omliggende lan
den Tjecho-Slowakije, Joego-Slavië en Roe
menië voegde. Achteraf vraagt men zich af, of
de erkenning van het nationaliteiten-beginsel
na den grooten Europeeschen oorlog wel zoo
buitengewoon gewenscht was. Het heeft in de
practijk al veel misère opgeleverd. Onder kei
zer Franz Joseph was de groote Donau-mo-
narchie wel geen werkelijke geestelijke een
heid, maar er was toch evenwicht tusschen de
staten en het onrecht van vroeger heerschte
niet meer. De moord van Serajewo heeft dit
evenwicht verstoord, maar ook toen zou de
zaak nog te redden zijn geweest, wanneer Wil
helm II en Von Bethmann Holweg naar Grey
hadden geluisterd en niet zulk een verblinde,
oorlogszuchtige politiek hadden gevoerd. Stelt
men zich wél op het standpunt van het na
tionaliteiten-beginsel, dan vraagt men zich
toch af waarom Hongarije zoo gehavend moest
worden. Dat kon men zich alleen permitteeren.
omdat het als overwonnene werd beschouwd.
Maar zulk een willekeur schept nooit rust.
Hongarije blijft zich onrechtmatig behandeld
voelen.
In het buitenland kent men den roemvollen
Haam Rakóczi alleen door den indrukwek-
kenden Rakóczi-marsch in de landen der
Kleine Entente als revisionistische melodie op
den Index geplaatst anderen herinneren zich
den naam Rakóczi van de jubileum-zegels, die
thans in omloop zijn gebracht, doch weinigen
weten, dat elke Hongaar in Rakóczi het meest
verheven ideaal van vaderlandsliefde, onbaat
zuchtigheid en plichtsvervulling belichaamd
ziet. Van geen enkelen held uit de Hongaar-
sche geschiedenis staat het beeld zóó onuit-
wischbaar in het hart van het volk geprent
als van dezen grooten patriot.
Frans Rakóczi stamde uit het machtigste
Hongaarsche geslacht van zijn tijd. Verwant
aan den Franschen Zonnekoning, erfgenaam
van vier Zevenburgsche vorstendommen, heer
van talrijke burchten en kasteelen en eigenaar
van een grondbezit van meer dan 1.200.000
hold, stond hij in zijn kinderjaren onder voogdij
van zijn peter Keizer Leopold I.
Ofschoon reeds zeer vroeg met opzet uit
zijn Hongaarsche omgeving weggerukt, keerde
hij zich zonder bedenken tegen het Habsburg-
sche Koningshuis, toen hij gewaar werd in
welk een droevigen staat van verval en ellende
zijn beminde vaderland door de gewelddadi
ge verduitsching geraakt was. Zoo groot was
de nood in het verdrukte land, dat zelfs on
der de rustige, sobere boerenbevolking een
ware zelfmoord-epidemie heerschte en zoo
diep was de haat tegen den overweldiger, dat
het jongere geslacht in de Turksche legers
ging dienen, waar het menschelijker behan
deld werd dan onder het juk van den eigen
vorst.
Een geweldige ontroering ging door het
gansche land toen Rakóczi zich aan het hoofd
van den opstand stelde en in de woorden
„Pro Deo et Libertate" („Voor God en Vrij
heid"), die hij op de nationale vlag borduren
het, aan het Hongaarsche volk een program
gaf, dat door allen begrepen en door allen aan
vaard werd.
Bloedig was de kamp voor het nationale be
staan en voor de handhaving der oeroude de-
Aan Pietje droeg de kapitein op om hout
te zoeken. Daarmee zou men dan een flink
vuur kunnen stoken om wat eten klaar te
maken. Dat was een kolfje naar zijn hand.
Al zoekend naar hout, dwaalde Piet steeds
verder af. Plots werd zijn aandacht getrok
ken door een gat ter hoogte van zijn schou
der in den bergwfend. En daarboven weer
een en nog een. Hij werd nieuwsgierig.
Hij legde zijn stapel hout neer en klom
naar boven, steeds hooger. Wat zou dat be-
teekenen? Hij beefde van opwinding. Einde
lijk bevond hij zich in een spleet tusschen
twee rotswanden in. Hier kon hij makkelijk
staan. Voetje voor voetje liep hij vooruit.
Plotseling stond hij voor hoog struikgewas.
Hij trok eens hard aan de takken. Ze
schenen niet zoo erg vast te zitten. Plotse
ling viel er een struik om en Pietje keek in
een donkere opening. Piet was een en al op
winding. Wat zou hij ontdekken? Hij kroop
tusschen de takken door en werkte zich naar
binnen. Thans bevond hij zich in een hol. De
grond was met gras begroeid en in een der
hoeken lag een stapeltje geitenvellen.
mocratische constitutie. Van de 2.000.000 Hon
garen lieten er 200.000 hun leven in den onge-
lijken strijd, die, in 1703 begonnen, eindigde
met den vrede van Szatmar in 1711.
Rakóczi, die juist op Poolsch grondgebied met
Czaar Peter den Grooten over hulpverleening
onderhandelde, verloor liever al zijn titels en
geheel zijn ontzaglijk fortuin dan den koning
te erkennen.
Hij ging in ballingschap, en sleet zijn laatste
levensjaren in het Turksche stadje Rodosto.
Daar schreef hij onder den titel „Confessio-
nes" zijn eigen biografie, die, samengesteld met
groote onbevangenheid en oprechtheid, in haar
eestelijken opgang zeer merkwaardigerwijze
overeenkomt met de Belijdenissen van den H.
Augustinus, zooals in zijn doctoraal proef
schrift door den Hongaarschen Cisterciënser
Dr. Brisits werd aangetoond.
Schijnbaar verloren, was toch de kamp
niet vergeefs gestreden, want van 1711 tot 1780
staakten de Habsburgsche vorsten hun aan
slagen op de Hongaarsche zelfstandigheid en
het uitgeputte land kon weer op adem komen.
Rakóczi was een figuur van tegenstellingen,
die zijn tijd ver vooruit was.
Geboren aristocraat met vrijheerlijke privile
ges, was hij de eerste die opkwam voor belasting
naar draagkracht. Bekend en begaan met het lot
der armen, was hij 't, die zeide: „De vertwijfe
ling der armen is gevaarlijker dan de klacht der
rijken." Katholiek in merg en been, streed hij
met volle overtuiging voor de vrijheid der ver
volgde protestanten, wier nazaten hem thans in
plechtigs dankstonden niet minder eeren dan
hun katholieke medeburgers het onder leiding
van Kardinaal Serédi doen.
Toen onder het bestuur van Keizer Frans Jo
zef 't stoffelijk overschot van Rakóczi uit Con-
stantinopel naar zijn eigen stad Kessa werd
overgebracht, werd deze lijkstoet een zegetocht
zooals zelfs het prachtlievende Hongarije maar
zelden aanschouwd had. In de schoone domkerk
van de stad zijner trouwe Koeroetsen vond hij
zijn laatste rustplaats, weldra een pelgrimsoord
voor het Hongaarsche patriottisme. Dat de oer-
Hongaarsche stad Kessa slechts enkele tiental
len jaren later aan den Tsechischen landlionger
ten ofer zou vallen en het graf van den on-
sterfelijken held opnieuw in den vreemde zou
komen liggen, is wel de meest smartelijke be
proeving, die het Hongaarsche volk bij deze
herdenking treffen kon.
De Fransche politie-autoriteiten zijn ten
zeerste verontrust over het elk jaar toenemende
aantal zelfmoorden dat te Parijs wordt ge
pleegd.
In het afgeloopen jaar hebben bijna 3.000
mannen, vrouwen en kinderen zelfmoord ge
pleegd, dat is bijna het dubbele van het aan
tal van zeven jaar geleden en duizend meer
dan in 1933.
Volgens de statistieken was het aantal man
nen, dat zich van het leven beroofd heeft, twee
maal zoo groot als dat van de vrouwen, en de
meeste zelfmoordenaars verdronken zich in de
Seine. Hun leeftijd varieerde van tien tot 88
jaar. Juni is de maand met het grootste aan
tal zelfmoorden en de afgeloopen maand vorm
de hierop geen uitzondering.
In de dokken van Hamburg vond dezer dagen
de publieke verkooping plaats van alle inven
taris, dekbekleeding en scheepsinstrumenten der
„Kap Polonia", het Duitsche schip, dat bin
nenkort onder sloopershanden zal worden ge
bracht.
Op de openbare verkooping toonde het pu
bliek veel belangstelling, vooral voor de luxe
meubelen, welke het schip in de laatste jaren
zoo comfortabel hadden gemaakt. De scheeps
klok werd verkocht voor den prijs van 150
Mark, terwijl de naam, welke in metalen let
ters op den romp van den stoomer had ge
prijkt, voor den aanzienlijken prijs van 650
Mark wegging'. Het meubilair bracht eveneens
groote bedragen op. Ook voor de toestellen, be-
hoorend tot de technische scheepsinstallatie,
werd veel geboden. De geheele verkooping ver
liep zeer vlot; alles werd verkocht.
Ongeveer 200 jaar geleden, toen Rusland en
Zweden een verbitterden oorlog voerden, is op
de klippen bij Finland, dat destijds tot Zweden
behoorde, een fregat vergaan dat den oorlogs-
schat vervoerde, ongeveer twintig millioen
goudroebel. Het schip was niet bestand tegen
den zwaren storm en liep bij Sweaborg op de
lotsen. Jaren later hebben Zweedsche officieren
daar ter plaatse een onderzoek ingesteld: ze
vonden weliswaar stukken van het wrak, maar
aan berging van den buit die diep onder
water lag viel niet te denken, omdat de tech
niek nog niet zoover gevorderd was als thans.
In de latere jaren dacht men niet meer aan de
millioenen die op den bodem der zee begraven
lagen. Ongeveer 50 jaar geleden echter, toen
Finland door den Tsaar van Rusland werd be
stuurd, liet het Ministerie van Marine te Sint
Petersburg een onderzoek instellen. Daar de
plaats, waar de ramp zich destijds afspeelde op
geen enkele zeekaart stond aangeteekend, werd
ook het wrak niet teruggevonden, dat natuurlijk
steeds dieper onder het zeezand bedolven ge
raakte.
Enkele jaren geleden echter heeft de Zweed
sche Marine-officier Graaf Wachtmeister in
het archief een oude zeekaart gevonden, waar
op de plaats stond aangeteekend, waar het
schip met het Russische goud gezonken was.
Het is natuurlijk vanzelfsprekend, dat onmid
dellijk plannen werden gemaakt om den schat
te bergen. Maar tevens rees ook de vraag wie er
aanspraak kon doen gelden op den schat.
Het gebied bij Sweaborg is territoriaal gebied
van Finland en Finland is intusschen een zelf
standige staat geworden. Sovjet-Rusland stond
op het standpunt dat de schat aan de Ver-
eenigde Sovjet-Republieken moest worden toe
gewezen, omdat zij de erfgenamen waren van
den schat van Peter den Grooten. Doch ook
Zweden liet zijn aanspraken gelden, omdat
Graaf Wachtmeister een Zweedsch officier is.
Zweden en Finland zijn intusschen tot een
vergelijk gekomen en hebben in alle stilte het
Zweedsche schip „Neptunus" in gereedheid ge
bracht om den schat te bergen. Sovjet-Rusland
is daardoor geheel en al uitgeschakeld. Na een
langdurig onderzoek heeft de Neptunus einde
lijk de plaats gevonden waar het wrak onder
het zand en steenen bedolven ligt. Daar de
diepte daar ter plaatse slechts 50 meter be
draagt zullen de duikers geen ernstige moeilijk
heden ondervinden. Er is thans nog niet beslist
of men zal trachten het wrak te lichten ofwel
dat de duikers in de scheepsruimte zullen af
dalen om vandaar uit den schat naar boven
te brengen.
Daar het hier een bedrag van 80 millioen be
treft, zal men natuurlijk al het mogelijke in het
werk stellen om deze pogingen met succes te
bekronen.
Het door den raad van beheer der Duitsche
rijksspoorwegen in de laatste zittting te Saar-
bruecken goedgekeurde program voor het bou
wen van voertuigen voor het eerste half jaar
van 1936 voorziet in het aanschaffen van 2200
voertuigen van allerlei aard.
86 locomotieven (stoommachines) voor het
sneltrein- en zijlijnenverkeer, 27 electrische lo
comotieven voor het omvangrijk geworden ge-
gelectrificeerde net en 48 kleine locomotieven
voor het rangeeren op kleine stations moeten
den voorraad locomotieven aanvullen. Van de
53 motor- en bijwagens voor de geëlectrificeerde
lijnen zijn 48 wagons, bestemd als uitbreiding
van de Berlijnsche S-baan. Voor de verdere uit
breiding van den dienst zullen 106 motorwagens
en bijwagens met eigen krachtbron van de ver-
schillendste modellen worden gebouwd.
De voorraad passagierswagens zal met 268 D-
treinwagens en 142 andere passagierswagens, de
voorraad goederenwagens met 849 goederen
wagens van verschillenden aard worden aan
gevuld. Verder zullen 60 bagagewagens voor D-
treinen en 9 dienstwagens worden gebouwd.
Ook de voorraad tramwagens zal worden uit
gebreid.
De politie van Melbourne zoekt naar een
man, die in het bezit van een miniatuur-revol
ver is, waarmede hij kleine winkeliers bedreigt
en besteelt. De man, die het kleine moordwerk
tuig draagt, is zelf de uitvinder ervan. Verschil
lende winkeliers hebben reeds een nauwkeurige
beschrijving van 's mans uiterlijk gegeven, doch
het is de politie tot op heden niet gelukt den
persoon in kwestie te arresteeren. De kleine
revolver, die de man in een lucifersdoosje bergt,
kan menschen en dieren dooden. De kogels be
zitten een bijna even groote kracht als de ko
gels van een revolver van gewoon kaliber.
Baldus Chatto tuurde met z'n kleine oogjes
over z'n bril en keek naar de andere
klerken van 't kantoor der juweliersfirma
Baffy en Selwitz, of ze allen wel behoorlijk
werkten. Daarna doopte hij z'n pen weer in den
koker en ging voort met schrijven. Vijf en
dertig jaren deed hij nu al precies hetzelfde,
maar eerst in de laatste dagen was het hem
opgevallen dat hij eigenlijk niet meer was dan
een automaat, een onbenullig radertje in 't
groote uurwerk van het leven. Nog tien van
die jaren moest hij doormaken, voordat hij ge-
pensionneerd zou worden. Het bewustzijn van
die sleur kwam sterker dan ooit bij hem op.
Wat had hij eigenlijk van de wereld gezien,
waarop hij nu al ruim 50 jaar rondliep? Niets,
letterlijk niets.
„Ja, zeker mevrouw, het is het prachtigste
parelsnoer dat we ooit in huis hebben gehad."
hoorde hij eensklaps mijnheer Baffy door de
telefoon zeggen. „De waarde daarvan is min
stens 25.000 p.st. Zeker mevrouw, we hebben
er ook een prachtige imitatie van gemaakt.
Wat zegt uHier daalde mijnheer Baffy's
stem meer dan een octaaf lager en Baldus
Chatto kon verder niets meer verstaan.
Trouwens, dat interesseerde hem niet. „25.000
pond," mompelde hij voor zich heen, „en dat
alleen om een vrouwenhals te sieren. Het is
een schandaal! Als ik zoo'n bedrag had, dan
kon ik reizen waarheen ik wilde: naar Austra
lië, Nieuw-Zeeland, Kambodsja, en dan hield
ik toch nog genoeg over om mijn verder leven
kalmpjes door te brengen. Neen, zoo'n bedrag
krijg ik toch nooit bij elkaar, ten minste
ten minsteals ik dat snoer niet wegneem,
steel. Waarom niet? Het gaatmaar
Bij die gedachte liet hij van schrik z'n pen
houder vallen.„Maar toch," dacht hij verder,
„het snoer behoefde pas over 14 dagen ge
leverd te worden, doch werd al gisteren bij de
firma gebracht. Het imitatie-snoer hadden ze
reeds in hun bezit, het lag, zooals gebruikelijk,
achter in Chatto's bureau. Het verzegelde pak
ket echte parels was hem ter hand gesteld en
hij had zich van den inhoud overtuigd. Nauw
keurig had hjj de parels geteld en het bewijs
voor ontvangst aan de beide heeren meegege
ven. Voorzichtig liet hij de kostbare kralen door
z'n vingers glijden en vergeleek ze met het na-
maaksnoer.
Toen hij na een kwartier het dichtgebonden
doosje aan den heer Baffy overhandigde, die
het in de kluis moest wegsluiten, was de mis
daad al geschied.
„Dank je wel, Chatto, we zullen het maar di
rect veilig opbergen," zei de patroon en stapte
dadelijk naar de brandkast.
e Lachend had Baldus Chatto ja geknikt.
Toen hij weer aan z'n bureau zat, voelde hij
zich vrij ellendig. Elk oogenblik keek hij naar
de klok om te zien of het nog geen tijd was,
z'n schat in veiligheid te brengen. Eindelijk
zat hij in de bus cp weg naar huis. Hij voelde
het doosje in z'n binnenzak en het gaf hem
een trotsch gevoel te weten, dat hij op dat mo
ment een rijk. een zeer rijk man was.
In z'n pension at hij vlug z'n avondeten op
en sloot toen de deur van z'n kamer dicht. Het
doosje met den kostbaren inhoud legde hij ach
ter een schilderijtje op den schoorsteen. Dan
vulde hij z'n pijp en ging oogenschijnlijk rustig
in een leunstoel zitten lezen. Het bloed stolde
bijna in z'n aderen, toen er plotseling op de
deur werd geklopt. Zenuwachtig sprong hij
overeind en liet het doosje bliksemsnel in z'n
zak glijden. Het was z'n hospita, die hem kwam
meedeelen dat ze dien avond uit moest en dat
het wel laat zou worden eer ze terug was. Het
speet haar, maar ze kon er niets aan doen: de
zilveren bruiloft van d'r schoonzuster. Chatto
knikte en zei haastig:
„Ja, ja, gaat u maar, alles komt in orde. Ik
zal alles wel vinden. Veel plezier!"
Eigenlijk toch een groote last, zoo'n hospita,
dacht hij, toen ze vertrokken was. Enfin, bin
nenkort zou alles beter en anders worden, als
hij een huisje gekocht had ergens in Zuid-
Frankrijk. Stuk voor stuk zou hij de parels te
gelde maken; niet direct, dat viel te veel op;
eerst na een jaar. Dat wist hij uit de detective
verhalen, die hjj altijd met genoegen las. Toen
hij eindelijk opstond, was het al ver over tien.
Hij ging naar een kast en haalde er een kwart-
liter-flesch uit met een breeden hals. Hij grin
nikte van genoegen, toen hij op het etiquet den
chemischen naam van den inhoud las. Als de
misdaad ontdekt werd en men zou bij hem huis
zoeking komen doen, behoefde hij slechts de
parels er in te laten vallen en dan was vrees
voor ontdekking totaal uitgesloten. De paarlen
losten er volkomen in op, zonder een enkel
spoor achter te laten. De misdaad? Een huive
ring voer hem door de leden bij die gedachte.
Stel je voor, dat mijnheer Baffy vanavond nog
eens in de kluis ging en de verwisseling ont
dekte
Toen hij zich ontkleed had en naar bed was
gegaan, viel hij in een onrustige sluimering en
droomde, dat hij ergens in een cel was opge
sloten en dat de ratten aan z'n voeten knaag
den. Hoe lang dat geduurd had wist hij niet,
maar eensklaps schrok hjj wakker en ging recht
overeind in zijn bed zitten. Het zweet parelde
in dikke druppels op z'n voorhoofd en z'n han
den en voeten waren koud.Hij stond op, stak
een lucifer aan en zag dat het half één was.
Het doosje met de parels stond nog op dezelfde
plaats. Langzaam
liep hij naar 't
kwam een politie- Baffy en Selwitz
agent aangewan- s
deld en keek naar
z'n huis. Als die man eens wist wat hij hier
kon vangen, dan....
Hij verbleekte, het bloed week uit z'n gelaat
en met groote oogen keek hij naar den agent,
die met langzame passen op z'n woning aan
kwam. Even later ging de bel over. Een gewel
dige schrik beving hem. De misdaad was ont
dekt. Waarschijnlijk had mijnheer Baffy ot
Selwitz ze nog eens willen onderzoeken en de
verwisseling geconstateerd. Men had de politie
gewaarschuwd. Hij greep het doosje, haalde de
parels er uit en stopte ze in het fleschje. Weer
ging de bel. Vlug sloeg hij de kurk er op en
legde het achter in 't laatje van z'n nacht
kastje. In twee minuten had het sterke zuur
z'n werking gedaan en dan zou men hem niets
meer kunnen bewijzen. Hij wachtte nog ever.
en opende de deur, toen er voor den derden
keer, nu harder en langer, gebeld werd.
Bevend en rillend stond hij voor den agent.
„Neem me niet kwalijk, mijnheer," zei de
man, terwijl hij aan z'n pet tikte. ..Maar daar
boven brandt licht en omdat zoo iets hier op
dezen tijd nog nooit is voorgekomen, meende
ik dat er misschien onraad kon zijn."
Baldus Chatto had een gevoel alsof iemand
hem in z'n nek blies; dan gaf hij verklaring
en uitleg en zei dat z'n hospita naar een feestje
was en blijkbaar vergeten had het licht uit te
doen.
„Uitstekend, mijnheer," zei de agent, „het
spijt me u uit den slaap gehaald te hebben. Wel
te rusten, mijnheer," en hij verdween, terwijl
3aldus met een zucht van verlichting de deur
sloot.
Nu het bewijs van de misdaad was verdwenen,
stapte hij in bed en voelde zich opgelucht, om
dat het zoo geloopen was. Als het nu ontdekt
werd, zou men hem ten minste met rust later-
Hij kwam den volgenden morgen op 't kan
toor, maar voelde zich heel ongelukkig. Zwij
gend ging hij aan z'n werk en dacht aan de
herrie die hij zou krijgen, als men de misdaad
zou ontdekken.
Eensklaps ging de deur open en mijnheer
Baffy liep haastig en opgewonden, met het
doosje in z'n hand, naar Baldus toe.
Deze voelde een brok in z'n keel en durfde
niet op te kijken.
„Chatto," riep de patroon, „je hebt me giste
ren een leeg doosje in m'n handen gestopt.
Drommels, kerel, waar is het snoer?"
„Ikikheb 'tstotterde Chatto.
In z'n verwarring opende hjj z'n bureau en daar
lag het collier in al z'n pracht en schoonheid.
Met beide 'nanden greep mijnheer Baffy het
vast, onderzocht of het de echte parels waren
en legde ze in 't étui. In z'n vreugde vergat hij
zelfs Baldus een standje te maken over diens
slordigheid en liep direct weer naar z'n privé-
kantoor'.
Baldus staarde even recht voor zich uit er
toen hjj z'n penhouder weer opnam, stelde hij
bij zich zelf vast, dat hij nog niet als gerouti
neerd misdadiger in een van z'n gei.ef 'j detec
tive-vernaien kon lui.geeren.
In Sovjet-Rusland zal men thans aanvangen
met de massa-productie van alcohol uit zaagsel.
Te Archangel is reeds een fabriek met een
hydrolyse-installatie gebouwd, waar alcohol en
suiker zullen worden bereid uit de afvalproduc
ten van de houtzagerijen, hoofdzakelijk zaagsel.
Voorts staat de bouw van twee groote fabrie
ken op het programma, die een jaarlijksche
productie zullen hebben van 16 millioen liter al
cohol.
zijn werk te hervatten en vernam dat er nooit
iets van hen gehoord was. Hij beschuldigde
zichzelf, haar gedood te hebben. Ik troostte
hem met de gedachte dat zij hem daarvoor
dankbaar zou zijn. Het was zoo het beste voor
haar. Niet alleen achtergelaten om daarna oud
te worden en door alle hulpmiddelen in het
leven te moeten gehouden wordenHeen te
gaan in vurige liefde voor elkaar, in liefde,
die nog niet door den tijd verkoeld was. Zij heb
ben tenminste iets gehad, dat hun nooit zal
ontnomen worden."
Monty keerde zijn energiek hoofd met het
mager, belek gelaat naar het behangel-tapijt
en barstte uit:
„In ieder geval zijn zij in hun kort leven
gelukkig geweest. Want zelfs „geweest" is
beter dan „nooit"
Toen brak hij plotseling af.
Hij kuchte even en sprak op meer kalmen
tcon verder:
„Het jonge meisje, dat Dampier trouwde,
moet een beeld van een kind geweest zijn,
niet? Woonde ze niet met je in dezelfde Club?
Er staat me zooiets van voor, dat ik haar ocit
ergens gezien heb."
„Dat heb je ook." zei Leslie snel en adem
loos, alsof ze juist een gewichtig besluit had
genomen. ,,Op dat gemaskerd bal bij de rivier.
Zij was dat cherubijntje. En ik droeg dat mauve
Nijinski-costuum. Dat weet je toch nog wel,
Monty?"
„O ja," zei de invalide kortaf, „ja, ik herin
ner het me!"
Zij gleed yan haar stoel en knielde neer bij
den divan. Haar boa raakte zijn hand, nu
tengerder en blanker dan een vrouwenhand en
hij trok die hand haastig terug. Hij waagde
het niet, naar dat levendige, ondeugende ge
zicht te kijken met die zwarte, spottende
kijkers en de roode. geestige lippen, die hem
zoo bekoord hadden. Had hij goed gekeken,
dan zou hij gezien hebben, dat alle spot ver
dwenen was. Ook haar stem klonk heel anders,
toen ze dicht bij hem fluisterde:
„Monty! Op dat bal! Heb je het vergeten,
hoe we langs den oever van de rivier wan
delde en je zei je vroeg
„Ja, Leslie, neem 't maar niet kwalijk,'
mompelde de man, die de zwarte panter ge
weest was, haastig. Het was hard, nu het
medelijden van meisjes op te wekken.
Ze bleef knielen en zei:
„Toen 'vertelde ik je, dat ik er me niet voor
in stemming voelde."
,,Ja. het is allang goed hoor. Dat is allang
vergeven," antwoordde Monty heesch.
Opnieuw klonk haar stem in zijn ooren. Verre
van medelijdend, maar erg ongeduldig en op
zettelijk een beetje boos, om hem wakker te
schudden, riep ze uit: „Maar Monty ik heb je
toen een baby genoemd en je bent werkelijk
een klein kind, als je mij nog niet begrijpt!"
Snel keerde hij het hoofd op het kussen om en
keek haar vragend aan. Nog begreep hij niet
goed, waar zij eigenlijk heen wilde. Het knie
lende, van vreugde stralende meisje speelde nu
een eerlijk spel en zei schuddend van het
lachen:
„Ik heb altijd van je gehouden niet-
Gehoor gevend aan een innerlijken drang,
trad ze een bloemenwinkel binnen.
„Mag ik een van deze kransen hebben?"
„Zeker mevrouw. Welke? Een feestkrans?"
„Neen, een van deze. Een krans van lauwer
bladeren."
En terwijl de man den krans met breede,
donkere puntige bladeren nam, haalde Leslie
een naamkaartje met potlood te voorschijn en
schreef er een paar regels op. Dan bevestigde
ze het kaartje aan den krans. Ingepakt nam
ze hem mee. Ze sloeg een zijstraat in naar
het Embarkment, dich bij de Vauxhall brug.
Ze leunde over de balustrade en staarde neer
op den donkeren, diepen vloed, die slechts
hier en daar diamantjes van licht weerkaatste.
De wateren van de Theems snelden ruischend
voort onder de gewelfde bruggen en langs ce
woelige wereldstad naar de zee. die de laatste
zilveren rustplaats was geweest voor die jonge,
liefdevolle harten
Een zacht geplons weerklonk, toen zij met
wuivende hand den krans van lauwerbladen in
het vlietende water, wierp.
Leslie keek over de balustrade en .staarde d'en
krans na in zijn snelle vaart. Een lichtstraal
viel op het glanzende lichtende kaartje, dat
aan den krans der overwinning gehecht was.
Daarop stond geschreven:
„Ter nagedachtenis aan Paul en Gwenr.a."
„Door droeve tranen heen glimlach ik om
het lot,
Dat u vereenigd heeft, tezamen, met uw God."
EINDE
tegenstaande alles, wat ik tegen je gezegd heb.
Ik heb nagedacht en ben tot de conclusie ge
komen, dat het beter is, bemind te hebben en
dan te trouwen, dan nooit bemind te hebben.
O, ik ben nu evenzeer in de war. als andere
meisjes in dezelfde omstandigheden," schold
Leslie op zichzelf en verlegen lachend, als
Paul's geliefde zou gedaan hebben. „O, ik dacht
dat, omdat ik jou op mijn manier liefhad, ik je
daarom nog niet oeh,oefde te trouwen....
dwaas, die ik was."
„Leslie," riep hij scherp uit, nauwelijks zijn
ooren geloovend. „Zou je me toen hebben wil
len trouwen? Werkelijk? En dat vertel je me, nu
het te laat is?"
„Te laat? Wil je me dan niet meer hebben?
Zie je dan niet, dat ik meer van den man
houd, die op één been loopt, dan van den mallen
jongen, die maar rondsprong en danste op
twee? Wat mij betreft
Ze keerde haar gezichtje af.
„Het is de oude en altijd nieuwe geschie
denis. Ik zal nooit een echte vrouw worden, of
je moet me helpen," stamelde Leslie.
„Meen je het? Je kunt toch niet
„Néén? Dat zul je eens zien. Ik ben nu in de
stemming, Monty!" zei ze zacht.
En ze sloeg liefdevol en teeder haar slan
ken arm om zijn hals en een innige kus be
zegelde haar woorden.
Toen z(j ten laatste afscheid genomen had
van haar verloofde, wandelde Leslie langs de
donkere straten bij het Victoriastation, in diepe
gedachten verzonken. Slechts gedeeltelijk hiel
den haar gedachten zich bezig met den ge
liefden man, dien ze zoo gelukkig had achter
gelaten. Want haar geest verwijlde ook Dij de
nagedachtenis van haar vriendinnetje, dat
haar op den ochtend van haar huwelijk had
toegewenscht, om even gelukkig te worden als
zij.
Het scheen Leslie toe, dat zij dicht bij haar
was.
En het was alsof ze de welluidende tonen
hoorde van die zachte, blije stem met het
Welsch accent: „O Les-lie."
„Kleine, lieve Taffy! Zij zal er zoo vol van
zijn! Natuurlijk is ze er blij om. Natuurlijk
weet ze het. Ik zou me niet kunnen verbeel
den, dat ze er niet gelukkig om zou kunnen
zijn, zij, die altijd zoo vol liefde was." peinsde
Leslie met een karakteristiek gebaar haar
onwillige zwarte lokken terugduwend, die onder
haar nette, fluweelen baret waren uitge
sprongen.
„Degenen, die we bemind hebben, kunnen
ens niet vergeten, nadat ze ons verlaten hebben.
Zij weet het. Als ik nu maar iets tot haar kon
zeggen, of haar op een of andere wijze kon
bereiken. Al was het maar door het wuiven
van mijn hand. Als ik haar eens een tecken
kon zenden, dat ik altijd van haar blijf
houden."
Aldus peinzend, passeerde ze verschillende
winkels. Het rood getemperd licht viel op
groene guirlandes, die buiten als versiering
waren aangebracht, want bet liep tegen
Kerstmis,