Jjc&uts-V&eu&e&s Met twee kameraadjes op avonturenreis Md afdaal den dag HONGARIJE'S NATIONALE VRIJHEIDSHELD VRIJDAG 12 JULI 1935 DOOR BERTHA RUCK Het meest verheven ideaal van vaderlandsliefde, onbaatzuch tigheid en plichtsvervulling FRANS RAKOCZI Zelfmoorden te Parijs 650 Mark voor een scheepsnaam 80 millioen kronen gevonden Duitsche spoorwegen Een revolver in een lucifersdoosje buiten. ^Aan I Parels van den overkant i rr Alcohol uit zaagsel mm «3. „O, waarschijnlijk omdat" hier dempte hij zijn stemgeluid en keek eens naar de bin nendeur, of zij wel dicht was „omdat ze zelf genaturaliseerd is, zie je." Ze keuvelden gezellig en Leslie des te opper vlakkiger naarmate zij dieper getroffen was door het zien van den verminkten jongeman op zijn rustbed. Hoe hulpeloos lag hij daar, de beweeglijke, gezonde kerel van weleer. Voor heen zoo luchthartig vroolijk en nu zoo ernstig on van alle vermaken beroofd. Na een poosje vroeg hij: „Zeg, die vrienden van je, die arme Dampier! Heeft men nog ooit tets naders van hem gehoord, behalve dat men Vet de ontdekking is gekomen, dat zijn vrouw heimelijk met hem was meegegaan op zijn tocht *aar Frankrijk?" .Niets, totaal niets!" antwoordde Leslie zacht en ernstig. ,,Of het een defect vas aan de machine, of dat ze overvallen en gedood zijn door een Duitsch luchteskader zal men wel nooit te weten komen. Het moet op zee hebben Plaats gehad.Niets is van hen teruggevonden. Toch is het zoo het beste. Dit zei ik ook tot den jongen Ryan, wiens plaats ze had inge nomen. Hij was geheel buiten zichzelf toen hij Sa eenigen tijd aan de fabriek terugkwam om Hongarije herdenkt dit jaar zijn grooten nationalen vrijheidsheld Frans Ra- kóczi, die in 1735 te Rodosto gestorven is. Dit eeuwfeest zal nog met meer geestdrift gevierd worden dan het 300-jarig bestaan der Kardinaal Pazmany-Universiteit. Wanneer men de warme vaderlandsliefde der Hongaren kent, zal men begrijpen dat het tweede-eeuwfeest van het overlijden van den nationalen vrijheidsheld Rakóczi met een ge weldig enthousiasme gevierd moet worden, te meer waar dit volk bij den vrede van Trianon zoozeer in zijn nationale gevoelens werd ge krenkt. Men heeft Hongarije toen slecht behandeld en den vertegenwoordiger van dit land, Graaf Aponyi, eenvoudig de vredesvoorwaarden ge dicteerd, hem te Parijs als een geïnterneerde opgesloten gehouden. Het verknippen van het Donau-rijk geschiedde zóó afdoende, dat men aan Hongarije groots stukken grondgebied ont nam en die eenvoudig bij de omliggende lan den Tjecho-Slowakije, Joego-Slavië en Roe menië voegde. Achteraf vraagt men zich af, of de erkenning van het nationaliteiten-beginsel na den grooten Europeeschen oorlog wel zoo buitengewoon gewenscht was. Het heeft in de practijk al veel misère opgeleverd. Onder kei zer Franz Joseph was de groote Donau-mo- narchie wel geen werkelijke geestelijke een heid, maar er was toch evenwicht tusschen de staten en het onrecht van vroeger heerschte niet meer. De moord van Serajewo heeft dit evenwicht verstoord, maar ook toen zou de zaak nog te redden zijn geweest, wanneer Wil helm II en Von Bethmann Holweg naar Grey hadden geluisterd en niet zulk een verblinde, oorlogszuchtige politiek hadden gevoerd. Stelt men zich wél op het standpunt van het na tionaliteiten-beginsel, dan vraagt men zich toch af waarom Hongarije zoo gehavend moest worden. Dat kon men zich alleen permitteeren. omdat het als overwonnene werd beschouwd. Maar zulk een willekeur schept nooit rust. Hongarije blijft zich onrechtmatig behandeld voelen. In het buitenland kent men den roemvollen Haam Rakóczi alleen door den indrukwek- kenden Rakóczi-marsch in de landen der Kleine Entente als revisionistische melodie op den Index geplaatst anderen herinneren zich den naam Rakóczi van de jubileum-zegels, die thans in omloop zijn gebracht, doch weinigen weten, dat elke Hongaar in Rakóczi het meest verheven ideaal van vaderlandsliefde, onbaat zuchtigheid en plichtsvervulling belichaamd ziet. Van geen enkelen held uit de Hongaar- sche geschiedenis staat het beeld zóó onuit- wischbaar in het hart van het volk geprent als van dezen grooten patriot. Frans Rakóczi stamde uit het machtigste Hongaarsche geslacht van zijn tijd. Verwant aan den Franschen Zonnekoning, erfgenaam van vier Zevenburgsche vorstendommen, heer van talrijke burchten en kasteelen en eigenaar van een grondbezit van meer dan 1.200.000 hold, stond hij in zijn kinderjaren onder voogdij van zijn peter Keizer Leopold I. Ofschoon reeds zeer vroeg met opzet uit zijn Hongaarsche omgeving weggerukt, keerde hij zich zonder bedenken tegen het Habsburg- sche Koningshuis, toen hij gewaar werd in welk een droevigen staat van verval en ellende zijn beminde vaderland door de gewelddadi ge verduitsching geraakt was. Zoo groot was de nood in het verdrukte land, dat zelfs on der de rustige, sobere boerenbevolking een ware zelfmoord-epidemie heerschte en zoo diep was de haat tegen den overweldiger, dat het jongere geslacht in de Turksche legers ging dienen, waar het menschelijker behan deld werd dan onder het juk van den eigen vorst. Een geweldige ontroering ging door het gansche land toen Rakóczi zich aan het hoofd van den opstand stelde en in de woorden „Pro Deo et Libertate" („Voor God en Vrij heid"), die hij op de nationale vlag borduren het, aan het Hongaarsche volk een program gaf, dat door allen begrepen en door allen aan vaard werd. Bloedig was de kamp voor het nationale be staan en voor de handhaving der oeroude de- Aan Pietje droeg de kapitein op om hout te zoeken. Daarmee zou men dan een flink vuur kunnen stoken om wat eten klaar te maken. Dat was een kolfje naar zijn hand. Al zoekend naar hout, dwaalde Piet steeds verder af. Plots werd zijn aandacht getrok ken door een gat ter hoogte van zijn schou der in den bergwfend. En daarboven weer een en nog een. Hij werd nieuwsgierig. Hij legde zijn stapel hout neer en klom naar boven, steeds hooger. Wat zou dat be- teekenen? Hij beefde van opwinding. Einde lijk bevond hij zich in een spleet tusschen twee rotswanden in. Hier kon hij makkelijk staan. Voetje voor voetje liep hij vooruit. Plotseling stond hij voor hoog struikgewas. Hij trok eens hard aan de takken. Ze schenen niet zoo erg vast te zitten. Plotse ling viel er een struik om en Pietje keek in een donkere opening. Piet was een en al op winding. Wat zou hij ontdekken? Hij kroop tusschen de takken door en werkte zich naar binnen. Thans bevond hij zich in een hol. De grond was met gras begroeid en in een der hoeken lag een stapeltje geitenvellen. mocratische constitutie. Van de 2.000.000 Hon garen lieten er 200.000 hun leven in den onge- lijken strijd, die, in 1703 begonnen, eindigde met den vrede van Szatmar in 1711. Rakóczi, die juist op Poolsch grondgebied met Czaar Peter den Grooten over hulpverleening onderhandelde, verloor liever al zijn titels en geheel zijn ontzaglijk fortuin dan den koning te erkennen. Hij ging in ballingschap, en sleet zijn laatste levensjaren in het Turksche stadje Rodosto. Daar schreef hij onder den titel „Confessio- nes" zijn eigen biografie, die, samengesteld met groote onbevangenheid en oprechtheid, in haar eestelijken opgang zeer merkwaardigerwijze overeenkomt met de Belijdenissen van den H. Augustinus, zooals in zijn doctoraal proef schrift door den Hongaarschen Cisterciënser Dr. Brisits werd aangetoond. Schijnbaar verloren, was toch de kamp niet vergeefs gestreden, want van 1711 tot 1780 staakten de Habsburgsche vorsten hun aan slagen op de Hongaarsche zelfstandigheid en het uitgeputte land kon weer op adem komen. Rakóczi was een figuur van tegenstellingen, die zijn tijd ver vooruit was. Geboren aristocraat met vrijheerlijke privile ges, was hij de eerste die opkwam voor belasting naar draagkracht. Bekend en begaan met het lot der armen, was hij 't, die zeide: „De vertwijfe ling der armen is gevaarlijker dan de klacht der rijken." Katholiek in merg en been, streed hij met volle overtuiging voor de vrijheid der ver volgde protestanten, wier nazaten hem thans in plechtigs dankstonden niet minder eeren dan hun katholieke medeburgers het onder leiding van Kardinaal Serédi doen. Toen onder het bestuur van Keizer Frans Jo zef 't stoffelijk overschot van Rakóczi uit Con- stantinopel naar zijn eigen stad Kessa werd overgebracht, werd deze lijkstoet een zegetocht zooals zelfs het prachtlievende Hongarije maar zelden aanschouwd had. In de schoone domkerk van de stad zijner trouwe Koeroetsen vond hij zijn laatste rustplaats, weldra een pelgrimsoord voor het Hongaarsche patriottisme. Dat de oer- Hongaarsche stad Kessa slechts enkele tiental len jaren later aan den Tsechischen landlionger ten ofer zou vallen en het graf van den on- sterfelijken held opnieuw in den vreemde zou komen liggen, is wel de meest smartelijke be proeving, die het Hongaarsche volk bij deze herdenking treffen kon. De Fransche politie-autoriteiten zijn ten zeerste verontrust over het elk jaar toenemende aantal zelfmoorden dat te Parijs wordt ge pleegd. In het afgeloopen jaar hebben bijna 3.000 mannen, vrouwen en kinderen zelfmoord ge pleegd, dat is bijna het dubbele van het aan tal van zeven jaar geleden en duizend meer dan in 1933. Volgens de statistieken was het aantal man nen, dat zich van het leven beroofd heeft, twee maal zoo groot als dat van de vrouwen, en de meeste zelfmoordenaars verdronken zich in de Seine. Hun leeftijd varieerde van tien tot 88 jaar. Juni is de maand met het grootste aan tal zelfmoorden en de afgeloopen maand vorm de hierop geen uitzondering. In de dokken van Hamburg vond dezer dagen de publieke verkooping plaats van alle inven taris, dekbekleeding en scheepsinstrumenten der „Kap Polonia", het Duitsche schip, dat bin nenkort onder sloopershanden zal worden ge bracht. Op de openbare verkooping toonde het pu bliek veel belangstelling, vooral voor de luxe meubelen, welke het schip in de laatste jaren zoo comfortabel hadden gemaakt. De scheeps klok werd verkocht voor den prijs van 150 Mark, terwijl de naam, welke in metalen let ters op den romp van den stoomer had ge prijkt, voor den aanzienlijken prijs van 650 Mark wegging'. Het meubilair bracht eveneens groote bedragen op. Ook voor de toestellen, be- hoorend tot de technische scheepsinstallatie, werd veel geboden. De geheele verkooping ver liep zeer vlot; alles werd verkocht. Ongeveer 200 jaar geleden, toen Rusland en Zweden een verbitterden oorlog voerden, is op de klippen bij Finland, dat destijds tot Zweden behoorde, een fregat vergaan dat den oorlogs- schat vervoerde, ongeveer twintig millioen goudroebel. Het schip was niet bestand tegen den zwaren storm en liep bij Sweaborg op de lotsen. Jaren later hebben Zweedsche officieren daar ter plaatse een onderzoek ingesteld: ze vonden weliswaar stukken van het wrak, maar aan berging van den buit die diep onder water lag viel niet te denken, omdat de tech niek nog niet zoover gevorderd was als thans. In de latere jaren dacht men niet meer aan de millioenen die op den bodem der zee begraven lagen. Ongeveer 50 jaar geleden echter, toen Finland door den Tsaar van Rusland werd be stuurd, liet het Ministerie van Marine te Sint Petersburg een onderzoek instellen. Daar de plaats, waar de ramp zich destijds afspeelde op geen enkele zeekaart stond aangeteekend, werd ook het wrak niet teruggevonden, dat natuurlijk steeds dieper onder het zeezand bedolven ge raakte. Enkele jaren geleden echter heeft de Zweed sche Marine-officier Graaf Wachtmeister in het archief een oude zeekaart gevonden, waar op de plaats stond aangeteekend, waar het schip met het Russische goud gezonken was. Het is natuurlijk vanzelfsprekend, dat onmid dellijk plannen werden gemaakt om den schat te bergen. Maar tevens rees ook de vraag wie er aanspraak kon doen gelden op den schat. Het gebied bij Sweaborg is territoriaal gebied van Finland en Finland is intusschen een zelf standige staat geworden. Sovjet-Rusland stond op het standpunt dat de schat aan de Ver- eenigde Sovjet-Republieken moest worden toe gewezen, omdat zij de erfgenamen waren van den schat van Peter den Grooten. Doch ook Zweden liet zijn aanspraken gelden, omdat Graaf Wachtmeister een Zweedsch officier is. Zweden en Finland zijn intusschen tot een vergelijk gekomen en hebben in alle stilte het Zweedsche schip „Neptunus" in gereedheid ge bracht om den schat te bergen. Sovjet-Rusland is daardoor geheel en al uitgeschakeld. Na een langdurig onderzoek heeft de Neptunus einde lijk de plaats gevonden waar het wrak onder het zand en steenen bedolven ligt. Daar de diepte daar ter plaatse slechts 50 meter be draagt zullen de duikers geen ernstige moeilijk heden ondervinden. Er is thans nog niet beslist of men zal trachten het wrak te lichten ofwel dat de duikers in de scheepsruimte zullen af dalen om vandaar uit den schat naar boven te brengen. Daar het hier een bedrag van 80 millioen be treft, zal men natuurlijk al het mogelijke in het werk stellen om deze pogingen met succes te bekronen. Het door den raad van beheer der Duitsche rijksspoorwegen in de laatste zittting te Saar- bruecken goedgekeurde program voor het bou wen van voertuigen voor het eerste half jaar van 1936 voorziet in het aanschaffen van 2200 voertuigen van allerlei aard. 86 locomotieven (stoommachines) voor het sneltrein- en zijlijnenverkeer, 27 electrische lo comotieven voor het omvangrijk geworden ge- gelectrificeerde net en 48 kleine locomotieven voor het rangeeren op kleine stations moeten den voorraad locomotieven aanvullen. Van de 53 motor- en bijwagens voor de geëlectrificeerde lijnen zijn 48 wagons, bestemd als uitbreiding van de Berlijnsche S-baan. Voor de verdere uit breiding van den dienst zullen 106 motorwagens en bijwagens met eigen krachtbron van de ver- schillendste modellen worden gebouwd. De voorraad passagierswagens zal met 268 D- treinwagens en 142 andere passagierswagens, de voorraad goederenwagens met 849 goederen wagens van verschillenden aard worden aan gevuld. Verder zullen 60 bagagewagens voor D- treinen en 9 dienstwagens worden gebouwd. Ook de voorraad tramwagens zal worden uit gebreid. De politie van Melbourne zoekt naar een man, die in het bezit van een miniatuur-revol ver is, waarmede hij kleine winkeliers bedreigt en besteelt. De man, die het kleine moordwerk tuig draagt, is zelf de uitvinder ervan. Verschil lende winkeliers hebben reeds een nauwkeurige beschrijving van 's mans uiterlijk gegeven, doch het is de politie tot op heden niet gelukt den persoon in kwestie te arresteeren. De kleine revolver, die de man in een lucifersdoosje bergt, kan menschen en dieren dooden. De kogels be zitten een bijna even groote kracht als de ko gels van een revolver van gewoon kaliber. Baldus Chatto tuurde met z'n kleine oogjes over z'n bril en keek naar de andere klerken van 't kantoor der juweliersfirma Baffy en Selwitz, of ze allen wel behoorlijk werkten. Daarna doopte hij z'n pen weer in den koker en ging voort met schrijven. Vijf en dertig jaren deed hij nu al precies hetzelfde, maar eerst in de laatste dagen was het hem opgevallen dat hij eigenlijk niet meer was dan een automaat, een onbenullig radertje in 't groote uurwerk van het leven. Nog tien van die jaren moest hij doormaken, voordat hij ge- pensionneerd zou worden. Het bewustzijn van die sleur kwam sterker dan ooit bij hem op. Wat had hij eigenlijk van de wereld gezien, waarop hij nu al ruim 50 jaar rondliep? Niets, letterlijk niets. „Ja, zeker mevrouw, het is het prachtigste parelsnoer dat we ooit in huis hebben gehad." hoorde hij eensklaps mijnheer Baffy door de telefoon zeggen. „De waarde daarvan is min stens 25.000 p.st. Zeker mevrouw, we hebben er ook een prachtige imitatie van gemaakt. Wat zegt uHier daalde mijnheer Baffy's stem meer dan een octaaf lager en Baldus Chatto kon verder niets meer verstaan. Trouwens, dat interesseerde hem niet. „25.000 pond," mompelde hij voor zich heen, „en dat alleen om een vrouwenhals te sieren. Het is een schandaal! Als ik zoo'n bedrag had, dan kon ik reizen waarheen ik wilde: naar Austra lië, Nieuw-Zeeland, Kambodsja, en dan hield ik toch nog genoeg over om mijn verder leven kalmpjes door te brengen. Neen, zoo'n bedrag krijg ik toch nooit bij elkaar, ten minste ten minsteals ik dat snoer niet wegneem, steel. Waarom niet? Het gaatmaar Bij die gedachte liet hij van schrik z'n pen houder vallen.„Maar toch," dacht hij verder, „het snoer behoefde pas over 14 dagen ge leverd te worden, doch werd al gisteren bij de firma gebracht. Het imitatie-snoer hadden ze reeds in hun bezit, het lag, zooals gebruikelijk, achter in Chatto's bureau. Het verzegelde pak ket echte parels was hem ter hand gesteld en hij had zich van den inhoud overtuigd. Nauw keurig had hjj de parels geteld en het bewijs voor ontvangst aan de beide heeren meegege ven. Voorzichtig liet hij de kostbare kralen door z'n vingers glijden en vergeleek ze met het na- maaksnoer. Toen hij na een kwartier het dichtgebonden doosje aan den heer Baffy overhandigde, die het in de kluis moest wegsluiten, was de mis daad al geschied. „Dank je wel, Chatto, we zullen het maar di rect veilig opbergen," zei de patroon en stapte dadelijk naar de brandkast. e Lachend had Baldus Chatto ja geknikt. Toen hij weer aan z'n bureau zat, voelde hij zich vrij ellendig. Elk oogenblik keek hij naar de klok om te zien of het nog geen tijd was, z'n schat in veiligheid te brengen. Eindelijk zat hij in de bus cp weg naar huis. Hij voelde het doosje in z'n binnenzak en het gaf hem een trotsch gevoel te weten, dat hij op dat mo ment een rijk. een zeer rijk man was. In z'n pension at hij vlug z'n avondeten op en sloot toen de deur van z'n kamer dicht. Het doosje met den kostbaren inhoud legde hij ach ter een schilderijtje op den schoorsteen. Dan vulde hij z'n pijp en ging oogenschijnlijk rustig in een leunstoel zitten lezen. Het bloed stolde bijna in z'n aderen, toen er plotseling op de deur werd geklopt. Zenuwachtig sprong hij overeind en liet het doosje bliksemsnel in z'n zak glijden. Het was z'n hospita, die hem kwam meedeelen dat ze dien avond uit moest en dat het wel laat zou worden eer ze terug was. Het speet haar, maar ze kon er niets aan doen: de zilveren bruiloft van d'r schoonzuster. Chatto knikte en zei haastig: „Ja, ja, gaat u maar, alles komt in orde. Ik zal alles wel vinden. Veel plezier!" Eigenlijk toch een groote last, zoo'n hospita, dacht hij, toen ze vertrokken was. Enfin, bin nenkort zou alles beter en anders worden, als hij een huisje gekocht had ergens in Zuid- Frankrijk. Stuk voor stuk zou hij de parels te gelde maken; niet direct, dat viel te veel op; eerst na een jaar. Dat wist hij uit de detective verhalen, die hjj altijd met genoegen las. Toen hij eindelijk opstond, was het al ver over tien. Hij ging naar een kast en haalde er een kwart- liter-flesch uit met een breeden hals. Hij grin nikte van genoegen, toen hij op het etiquet den chemischen naam van den inhoud las. Als de misdaad ontdekt werd en men zou bij hem huis zoeking komen doen, behoefde hij slechts de parels er in te laten vallen en dan was vrees voor ontdekking totaal uitgesloten. De paarlen losten er volkomen in op, zonder een enkel spoor achter te laten. De misdaad? Een huive ring voer hem door de leden bij die gedachte. Stel je voor, dat mijnheer Baffy vanavond nog eens in de kluis ging en de verwisseling ont dekte Toen hij zich ontkleed had en naar bed was gegaan, viel hij in een onrustige sluimering en droomde, dat hij ergens in een cel was opge sloten en dat de ratten aan z'n voeten knaag den. Hoe lang dat geduurd had wist hij niet, maar eensklaps schrok hjj wakker en ging recht overeind in zijn bed zitten. Het zweet parelde in dikke druppels op z'n voorhoofd en z'n han den en voeten waren koud.Hij stond op, stak een lucifer aan en zag dat het half één was. Het doosje met de parels stond nog op dezelfde plaats. Langzaam liep hij naar 't kwam een politie- Baffy en Selwitz agent aangewan- s deld en keek naar z'n huis. Als die man eens wist wat hij hier kon vangen, dan.... Hij verbleekte, het bloed week uit z'n gelaat en met groote oogen keek hij naar den agent, die met langzame passen op z'n woning aan kwam. Even later ging de bel over. Een gewel dige schrik beving hem. De misdaad was ont dekt. Waarschijnlijk had mijnheer Baffy ot Selwitz ze nog eens willen onderzoeken en de verwisseling geconstateerd. Men had de politie gewaarschuwd. Hij greep het doosje, haalde de parels er uit en stopte ze in het fleschje. Weer ging de bel. Vlug sloeg hij de kurk er op en legde het achter in 't laatje van z'n nacht kastje. In twee minuten had het sterke zuur z'n werking gedaan en dan zou men hem niets meer kunnen bewijzen. Hij wachtte nog ever. en opende de deur, toen er voor den derden keer, nu harder en langer, gebeld werd. Bevend en rillend stond hij voor den agent. „Neem me niet kwalijk, mijnheer," zei de man, terwijl hij aan z'n pet tikte. ..Maar daar boven brandt licht en omdat zoo iets hier op dezen tijd nog nooit is voorgekomen, meende ik dat er misschien onraad kon zijn." Baldus Chatto had een gevoel alsof iemand hem in z'n nek blies; dan gaf hij verklaring en uitleg en zei dat z'n hospita naar een feestje was en blijkbaar vergeten had het licht uit te doen. „Uitstekend, mijnheer," zei de agent, „het spijt me u uit den slaap gehaald te hebben. Wel te rusten, mijnheer," en hij verdween, terwijl 3aldus met een zucht van verlichting de deur sloot. Nu het bewijs van de misdaad was verdwenen, stapte hij in bed en voelde zich opgelucht, om dat het zoo geloopen was. Als het nu ontdekt werd, zou men hem ten minste met rust later- Hij kwam den volgenden morgen op 't kan toor, maar voelde zich heel ongelukkig. Zwij gend ging hij aan z'n werk en dacht aan de herrie die hij zou krijgen, als men de misdaad zou ontdekken. Eensklaps ging de deur open en mijnheer Baffy liep haastig en opgewonden, met het doosje in z'n hand, naar Baldus toe. Deze voelde een brok in z'n keel en durfde niet op te kijken. „Chatto," riep de patroon, „je hebt me giste ren een leeg doosje in m'n handen gestopt. Drommels, kerel, waar is het snoer?" „Ikikheb 'tstotterde Chatto. In z'n verwarring opende hjj z'n bureau en daar lag het collier in al z'n pracht en schoonheid. Met beide 'nanden greep mijnheer Baffy het vast, onderzocht of het de echte parels waren en legde ze in 't étui. In z'n vreugde vergat hij zelfs Baldus een standje te maken over diens slordigheid en liep direct weer naar z'n privé- kantoor'. Baldus staarde even recht voor zich uit er toen hjj z'n penhouder weer opnam, stelde hij bij zich zelf vast, dat hij nog niet als gerouti neerd misdadiger in een van z'n gei.ef 'j detec tive-vernaien kon lui.geeren. In Sovjet-Rusland zal men thans aanvangen met de massa-productie van alcohol uit zaagsel. Te Archangel is reeds een fabriek met een hydrolyse-installatie gebouwd, waar alcohol en suiker zullen worden bereid uit de afvalproduc ten van de houtzagerijen, hoofdzakelijk zaagsel. Voorts staat de bouw van twee groote fabrie ken op het programma, die een jaarlijksche productie zullen hebben van 16 millioen liter al cohol. zijn werk te hervatten en vernam dat er nooit iets van hen gehoord was. Hij beschuldigde zichzelf, haar gedood te hebben. Ik troostte hem met de gedachte dat zij hem daarvoor dankbaar zou zijn. Het was zoo het beste voor haar. Niet alleen achtergelaten om daarna oud te worden en door alle hulpmiddelen in het leven te moeten gehouden wordenHeen te gaan in vurige liefde voor elkaar, in liefde, die nog niet door den tijd verkoeld was. Zij heb ben tenminste iets gehad, dat hun nooit zal ontnomen worden." Monty keerde zijn energiek hoofd met het mager, belek gelaat naar het behangel-tapijt en barstte uit: „In ieder geval zijn zij in hun kort leven gelukkig geweest. Want zelfs „geweest" is beter dan „nooit" Toen brak hij plotseling af. Hij kuchte even en sprak op meer kalmen tcon verder: „Het jonge meisje, dat Dampier trouwde, moet een beeld van een kind geweest zijn, niet? Woonde ze niet met je in dezelfde Club? Er staat me zooiets van voor, dat ik haar ocit ergens gezien heb." „Dat heb je ook." zei Leslie snel en adem loos, alsof ze juist een gewichtig besluit had genomen. ,,Op dat gemaskerd bal bij de rivier. Zij was dat cherubijntje. En ik droeg dat mauve Nijinski-costuum. Dat weet je toch nog wel, Monty?" „O ja," zei de invalide kortaf, „ja, ik herin ner het me!" Zij gleed yan haar stoel en knielde neer bij den divan. Haar boa raakte zijn hand, nu tengerder en blanker dan een vrouwenhand en hij trok die hand haastig terug. Hij waagde het niet, naar dat levendige, ondeugende ge zicht te kijken met die zwarte, spottende kijkers en de roode. geestige lippen, die hem zoo bekoord hadden. Had hij goed gekeken, dan zou hij gezien hebben, dat alle spot ver dwenen was. Ook haar stem klonk heel anders, toen ze dicht bij hem fluisterde: „Monty! Op dat bal! Heb je het vergeten, hoe we langs den oever van de rivier wan delde en je zei je vroeg „Ja, Leslie, neem 't maar niet kwalijk,' mompelde de man, die de zwarte panter ge weest was, haastig. Het was hard, nu het medelijden van meisjes op te wekken. Ze bleef knielen en zei: „Toen 'vertelde ik je, dat ik er me niet voor in stemming voelde." ,,Ja. het is allang goed hoor. Dat is allang vergeven," antwoordde Monty heesch. Opnieuw klonk haar stem in zijn ooren. Verre van medelijdend, maar erg ongeduldig en op zettelijk een beetje boos, om hem wakker te schudden, riep ze uit: „Maar Monty ik heb je toen een baby genoemd en je bent werkelijk een klein kind, als je mij nog niet begrijpt!" Snel keerde hij het hoofd op het kussen om en keek haar vragend aan. Nog begreep hij niet goed, waar zij eigenlijk heen wilde. Het knie lende, van vreugde stralende meisje speelde nu een eerlijk spel en zei schuddend van het lachen: „Ik heb altijd van je gehouden niet- Gehoor gevend aan een innerlijken drang, trad ze een bloemenwinkel binnen. „Mag ik een van deze kransen hebben?" „Zeker mevrouw. Welke? Een feestkrans?" „Neen, een van deze. Een krans van lauwer bladeren." En terwijl de man den krans met breede, donkere puntige bladeren nam, haalde Leslie een naamkaartje met potlood te voorschijn en schreef er een paar regels op. Dan bevestigde ze het kaartje aan den krans. Ingepakt nam ze hem mee. Ze sloeg een zijstraat in naar het Embarkment, dich bij de Vauxhall brug. Ze leunde over de balustrade en staarde neer op den donkeren, diepen vloed, die slechts hier en daar diamantjes van licht weerkaatste. De wateren van de Theems snelden ruischend voort onder de gewelfde bruggen en langs ce woelige wereldstad naar de zee. die de laatste zilveren rustplaats was geweest voor die jonge, liefdevolle harten Een zacht geplons weerklonk, toen zij met wuivende hand den krans van lauwerbladen in het vlietende water, wierp. Leslie keek over de balustrade en .staarde d'en krans na in zijn snelle vaart. Een lichtstraal viel op het glanzende lichtende kaartje, dat aan den krans der overwinning gehecht was. Daarop stond geschreven: „Ter nagedachtenis aan Paul en Gwenr.a." „Door droeve tranen heen glimlach ik om het lot, Dat u vereenigd heeft, tezamen, met uw God." EINDE tegenstaande alles, wat ik tegen je gezegd heb. Ik heb nagedacht en ben tot de conclusie ge komen, dat het beter is, bemind te hebben en dan te trouwen, dan nooit bemind te hebben. O, ik ben nu evenzeer in de war. als andere meisjes in dezelfde omstandigheden," schold Leslie op zichzelf en verlegen lachend, als Paul's geliefde zou gedaan hebben. „O, ik dacht dat, omdat ik jou op mijn manier liefhad, ik je daarom nog niet oeh,oefde te trouwen.... dwaas, die ik was." „Leslie," riep hij scherp uit, nauwelijks zijn ooren geloovend. „Zou je me toen hebben wil len trouwen? Werkelijk? En dat vertel je me, nu het te laat is?" „Te laat? Wil je me dan niet meer hebben? Zie je dan niet, dat ik meer van den man houd, die op één been loopt, dan van den mallen jongen, die maar rondsprong en danste op twee? Wat mij betreft Ze keerde haar gezichtje af. „Het is de oude en altijd nieuwe geschie denis. Ik zal nooit een echte vrouw worden, of je moet me helpen," stamelde Leslie. „Meen je het? Je kunt toch niet „Néén? Dat zul je eens zien. Ik ben nu in de stemming, Monty!" zei ze zacht. En ze sloeg liefdevol en teeder haar slan ken arm om zijn hals en een innige kus be zegelde haar woorden. Toen z(j ten laatste afscheid genomen had van haar verloofde, wandelde Leslie langs de donkere straten bij het Victoriastation, in diepe gedachten verzonken. Slechts gedeeltelijk hiel den haar gedachten zich bezig met den ge liefden man, dien ze zoo gelukkig had achter gelaten. Want haar geest verwijlde ook Dij de nagedachtenis van haar vriendinnetje, dat haar op den ochtend van haar huwelijk had toegewenscht, om even gelukkig te worden als zij. Het scheen Leslie toe, dat zij dicht bij haar was. En het was alsof ze de welluidende tonen hoorde van die zachte, blije stem met het Welsch accent: „O Les-lie." „Kleine, lieve Taffy! Zij zal er zoo vol van zijn! Natuurlijk is ze er blij om. Natuurlijk weet ze het. Ik zou me niet kunnen verbeel den, dat ze er niet gelukkig om zou kunnen zijn, zij, die altijd zoo vol liefde was." peinsde Leslie met een karakteristiek gebaar haar onwillige zwarte lokken terugduwend, die onder haar nette, fluweelen baret waren uitge sprongen. „Degenen, die we bemind hebben, kunnen ens niet vergeten, nadat ze ons verlaten hebben. Zij weet het. Als ik nu maar iets tot haar kon zeggen, of haar op een of andere wijze kon bereiken. Al was het maar door het wuiven van mijn hand. Als ik haar eens een tecken kon zenden, dat ik altijd van haar blijf houden." Aldus peinzend, passeerde ze verschillende winkels. Het rood getemperd licht viel op groene guirlandes, die buiten als versiering waren aangebracht, want bet liep tegen Kerstmis,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9