«siliilp
I mÊËÈm
Wormerveersche zaak ten einde
Medische Kroniek
DE OSSCHE MISDADEN
DE ARRESTATIE TE
PARIJS
GELUKWENSCH VAN DE
KONINGIN
TARWEFRAUDE TE ELST
ZONDAG 14 JULI 1935
IDEEËN
Een volk van schilders
Hoe de bende aan haar
inlichtingen kwam
Kippen diefstallen
üra
DE BRAND TE UITHOORN
Het politioneele net werd steeds
dichter om S. heen getrokken
De misleidende brief
Het net dicht
Het toeval helpt
Bij den geslaagden tocht van
de K XVIII
Relletje op schippers-
beurs
Een der opdringenden gevallen en
dood opgenomen
BOERDERIJBRAND TE
WIERINGEN
Geruststellende uiteenzetting van
het Eerste Kamerlid Ruyter
Naar het graf van
Kolping
Bedevaart van de St. Josephs-
Gezellen naar Keulen
JONGEMAN ONDER DE TRAM
Ernstig ongeval te Blaricum
Zuigelingenzorg
JUBILEUM MOTORDIENST
Toen Potgieter ons volk wilde wekken,
toen hij den algemeen heerschenden geest
van Jan Salie wilde uitbannen, en toen
hij wilde terugwijzen naar een grootsch ver
leden, dat de verzekering zou inhouden van
een stralende toekomst, indien het goed begre
pen werd, wist hij geen beter onderwerp te
kiezen dan „Het Rijksmuseum". Dtór in het
oude Rijksmuseum, zooals Potgieter het kende
in het jaar 1848, d&ar was een leerschool van
Nederlandsche nationale grootheid. 'En de dich.
terlijke wekker van het vaderlandsgevoel begon
ïijn prachtige mijmering te schrijven.
„Er was een tijd, waarin de weegschaal der
Volkeren van Europa door hare vorsten niet ter
hand werd genomen, of de Hollandsche maagd
aan hunne zijde op het regtsgestoelte gezeten,
Wierp er mede haar oorlogszwaard of haren
olijftak in en deed door deze bijwijlen den
evenaar overhellen."
Aan dezen glorierijken tijd van Holland al
lereerst bewaarde het oude Rijksmuseum rijke
herinneringen. Potgieter beschrijft ze: de his
torische- portrettengalerij, de breede geschiede-
his.doeken, de vaderlandsche tafereelen, de
realistische afbeeldingen van een sober, maar
sterk leven. Eigenlijk heeft hij minder aan
dacht voor de schilderkunst dan voor de ge
schiedenis, zooals hij ook minder aandacht
heeft voor het Rijk dan voor de provincie
Noord-Holland. Hij leverde een „Hollandsche
Historie Galerij", die hij „Het Rijksmuseum"
noemde.
In dien tijd was de schilderijen-verzameling
Van het land ondergebracht in het zoogenaam
de „Trippenhuis" aan den Kloveniersburgwal
te Amsterdam. Het groote heerenhuis, dat eer
der een paleis leek, draagt zijn naam naar de
gebroeders Trip, de oorspronkelijke bewoners
Tegenwoordig doet het dienst als zetel van de
Koninklijke Academie van Wetenschappen. Als
touseum leverde het gebouw allerlei nadeelen
op, zoodat men reeds in de zestiger jaren van
de vorige eeuw moeite begon te doen, om
"S lands verzameling onder te brengen in een
meer passend bouwwerk. Een groot ijveraar
Voor deze gedachte was de katholieke vriend
van Potgieter, de pionier der moderne katho
lieke cultuur J. A. Alberdingk Thijm. Er werd
een prijsvraag uitgeschreven. Onder de inzen
ders van ontwerpen bevond zich dat was in
1863 de katholieke Roermondsche architect
Cuypers. Hij had een ontwerp gemaakt in Ne-
derlandschen Renaissance stijl. Dit ontwerp
Werd hoog geprezen door een onbekend schrij
ver in de „Amsterdamsche Courant". Men
meende dat J. A. Alberdingk Thijm die onbe
kende schrijver was.
Dadelijk kwam er protest. Vreesde men
tien jaar na den Aprilstorm voor een „ka
tholieke conctie?" Het bezwaar, dat men maak
te, luidde: „Dit ontwerp zou eerder deugen
Voor een kerkelijk gesticht of voor een bis
schoppelijk paleis, dan voor een kunstgebouw."
Inmiddels gingen de plannen niet door. Het
eerste ontwerp van architect Cuypers is nooit
Uitgevoerd. Het werd opgeborgen bij de vrome
Wenschen. Tegenwoordig is dit eerste ontwerp
te bezichtigen in 'het gemeentelijk museum te
Roermond.
Het zou nog ruim tien jaren duren, voordat
Wederom een prijsvraag voor een rijks-kunst
gebouw werd uitgeschreven. Deze maal kon de
opzet grooter zijn dan in 1863. Vier inzenders
leverden ontwerpen. Weer was Cuypers er bij.
Thans kreeg hij de voorkeur der jury. Op 12
Juli 1876 benoemde de Koning hem tot bouw
heer van het Rijksmuseum. Op 13 Juni 1885,
dus gisteren vijftig jaar geleden, werd het
nieuwe museum met groote plechtigheid geo
pend door minister Heemskerk.
Weer had het ontwerp verzet gewekt. Weer
Was het te Roomsch gevonden. Deze maal was
er zelfs in de Kamer over geïnterpelleerd, maar
de bouw ging rustig door en zoo verrees aan
de Stadhouderskade te Amsterdam het tegen
woordige Rijksmuseum. De kritiek werd niet
gesmoord. Om onbekende redenen bleef de
Koning bij de opening weg. Er verschenen
spotprenten op „de inwijding van het bisschop
pelijk paleis". Men zag Victor de Stuers, Al
berdingk Thijm en Cuypers geknield voor het
gebouw, waarlangs de katholieke processie trok
met vaandels en een kruisbeeld, terwijl een
nonnenkoor een zang ten gehoore geeft
Het nieuwe Rijksmuseum moge als bouwwerk
Zekere gebreken vertoonen, in den spot kwam
méér naar boven dan bezorgdheid voor de na
tionale kunst. Een zekere afkeer van al wat
samenhangt met „Rome" en „Roomsch" is nog
altijd niet geheel uit Nederland verdwenen en
deze afkeer vond eenig voedsel in de wijze,
Waarop Cuypers zijn taak opvatte en waarop
Thijm hem verdedigde.
Hadden Cuypers en Thijm echter ongelijk?
Wat is het groote verschil tusschen het
Rijksmuseum, zooals wij het kennen uit het
hieesterlijke opstel van E. J. Potgieter en het
Rijksmuseum, dat wij tegenwoordig kunnen be
zoeken en waar wij duizenden schatten van
schoonheid kunnen bewonderen? Het oude mu
seum was vooral gewijd aan den grooten tijd
der Hollandsche realistische schilderschool, het
hieuwe museum heeft een veel breeder col
lectie Nederlandsche kunst, ook uit de mid
deleeuwen. Aan de kerkelijke en religieuze
kunst is een ruime plaats afgestaan. Zuid-
Nederlandsche meesters zijn er, hoewel niet
overvloedig, toch rijk vertegenwoordigd. Over
het verleden van ons Nederlandsche volk ver
telt het niet eenzijdig.
Wat beteekent de verzameling, ondergebracht
te dit museum, voor het volksleven?
Deze verzameling is wellicht de beste leer
school tot kennis van het Nederlandsche volks,
karakter. De Nederlanders het werd vaak
beschreven en gezegd vormen een volk van
Schilders. Ze hebben vooral goede oogen.
Op een speciaal Nederlandsche wijsbegeerte
kan men niet wijzen. Onze letterkunde, hoewel
teng niet zoo verstoken van oorspronkelijkheid
sis men wel eens voorgeeft, is toch in menig
opzicht afhankelijk van de groote geestelijke
stroomingen in het buitenland. De Nederland-
Sche muziek heeft haar onvergankelijke waar
de in de muziekgeschiedenis van Europa, doch
2e vormt geen vaderlandsche traditie. De Ne
derlandsche schilderkunst echter is een stuk
Vaderlandsche glorie, dat alom in de wereld
Erkend wordt.
Ons taalgebied is klein. De meesterwerken
van de Nederlandsche letteren komen nauwe
lijks over de grenzen. Maar de schilderkunst
spreekt een taal, die overal begrepen wordt.
Wat de Vlaamsche primitieven, de Brabantsche
barok, het Hollandsche realisme mededeelen,
dat wordt medegedeeld aan de gansche wereld.
De taal veroudert, of juister: zij vernieuwt
zich gedurig. Zoo worden de oude taalvormen
moeilijk verstaanbaar. Om een middeleeuwsch
dichtwerk te kunnen lezen en genieten naar
waarde, moet men eerst studie maken van het
middel-nederlandsche taaleigen. Doch de schil
derkunst spreekt zonder omweg tot het oog in
alle eeuwen met dezelfde kleuren, lijnen, vor
men.
En wat zegt ons dan de Nederlandsche schil
derkunst?
Daar moge groot verschil zijn tusschen een
Vlaamsch-primitief schilderij, b.v. van Mem
link, een Brabantsch-barok-doek van Breughel
of Rubens en een Hollandsch realistisch werk
van Frans Hal of Pieter de Hoogh, daar is één
kenmerk, hetwelk aan al deze doeken en pa-
neelen gemeen is: zij verheerlijken de schoon
heid van het werkelijke leven.
De Nederlandsche schilder is een bewon
derend getuige van de werkelijkheid. Hoe hij
die werkelijkheid ook aanschouwt, altijd ziet
hij haar als iets goeds, iets moois, een weel
derig Godsgeschenk.
Dit is wel een groote les uit de vaderland
sche geschiedenis, die de schilders in het Rijks
museum ons geven.
Zeker, de werkelijkheid kan hard en bitter
zijn. Ze is hard en bitter geweest voor eenige
der allergrootsten, voor Rembrandt, voor Her
cules Seghers, voor Ruysdael. En toch hebben
deze, door de werkelijkheid geslagen en geteis
terde Nederlanders, die werkelijkheid niet al
leen aanvaard, doch stralend verheerlijkt. Zü
hebben er iets mee gemaajct, dat groot en
schoon is.
De Nederlandsche mensch is bij uitstek de
mensch met het traditioneele vermogen om
de werkelijkheid te maken tot iets, dat groot en
schoon is.
De Nederlander is geen droamer, geen
utopist, geen Arcadiër, geen metaphysicus, maar
hij is een krachtig bedwinger en verheerlijker
van de werkelijkheid.
Dit leeren ons de oude doeken in het Rijks
museum, die daar niet voor niets bijeenge
bracht werden, doch die ons iets te zeggen
hebben. Welk een diepe gedachte is het,, in
dien men haar katholiefk verslaat, dat de
werkelijkheid hoe ellendig zij ook weze
beheerscht en verheerlijkt kan worden! Niet
alleen in de kunst, ook in het leven geldt deze
wet. Iedereen kan met de werkelijkheid van
zijn eigen leven iets groots en schoons maken,
indien hij de werkelijkheid leert aanvaarden
als een Godsgeschenk en haar heerlijk weet te
maken tot een geschenk van den mensch
aan de eeuwigheid.
AD. INT.
Zooals gemeld, heeft de marechaussee den
verzekerings-inspecteur S. gearresteerd, die tips
gaf aan de Ossche misdadigers.
Naar de „Telegraaf" verneemt, zou zelfs de
vriendschap tusschen den inspecteur en de Os
sche bendeleden van zoo intiemen aard zijn ge
weest, dat de heeren inbrekers meermalen in
den auto van den inspecteur naar hun „werk"
werden gebracht.
Op deze wijze zouden Toon de Soep en zijn
trawanten in September 1933 per auto naar het
dorp Tubbergen (Overijsel) zijn vervoerd, waar
zij in het nabijgelegen dorpje Reutum des
nachts bij inwoners het huis binnendrongen en
een zware brandkast naar buiten wisten te
sleepen. In de nabijheid van het huis werd de
brandkast vervolgens opengescheurd en van
haar inhoud, een aanzienlijk bedrag aan geld,
beroofd. Den volgenden morgen volgde aangif-
t^hij de politie. Een nauwgezet onderzoek werd
ingesteld, doch de nasporingen leverden geen
succes op.
Een soortgelijk misdrijf, dat eenige maanden
later in het dorp Langenboom (Noord-Brabant)
werd gepleegd, wordt ook aan de dubieuze prac-
tijken van genoemden verzekeringsinspecteur
en zijn handlangers toegeschreven.
In Mei 1933 zou de bende op gelijke wijze te
weten zijn gekomen, dat een familie te Herpen,
de drie bejaarde alleen-wonende zusters v. d.
Heuvel, een flink bedrag aan geld in huis be
waarde. Ook daar wisten zij binnen te dringen
en eenige honderden guldens buit te maken.
Een maand later, in Juni 1933, waren het
weer Toon de Soep en zijn kornuiten, die op
de hoogte waren van het feit, dat de landbou
wer Van Grunsven te Boekei (N.-B.) tegen in
braak verzekerd was en zijn geld bewaarde in
een deugdelijke brandkast.
Gebruik makende van deze wetenschap dron
gen in den nacht van 17 op 18 Juni de Ossche
bendeleden de hofstede van dezen landbouwer
binnen. Met een looper werd de brandkast ge
opend en de inhoud, die ditmaal slechts hon
derd gulden bedroeg, werd buitgemaakt. Het
onderzoek der politie leverde ook in deze zaak
niets op.
Doch niet alleen verzekerde inspecteur S. de
bezitters van brandkasten tegen diefstal, neen,
ook de kleinere boertjes en voornamelijk de
kippenhouders waren geschikte verzekerings
objecten voor hem.
Hij wist dit soort menschen er toe te bewegen
hun pluimvee tegen diefstal te verzekeren. Met
het oog op het ontstellend aantal kippendief
stallen, die op 't platteland voortdurend wer
den gepleegd, was dit geenszins luxe.
Voor de Ossenaars die de kippen kwamen
weghalen, meest met instemming en medeweten
van de kippenhouders, is de buit louter winst.
De dieven hebben vaste helers, van wie verteld
wordt, dat zij tienduizenden kippetjes via den
opkooper naar de slachtbank hebben geleid. De
schade voor de verzekeringsmaatschappijen
was ten slotte ook maar betrekkelijk, want ook
deze waren op hun beurt 'op de beurs herver
zekerd en dus had de schade-uitkeering voor
hen ook maar weinig te beteekenen.
REMBRANDT DE ZWAAR GETROFFENE Een der meest karakteristieke zelfpor
tretten van den 54-jarigen meester na zijn tegenslagen. Dit merkwaardig meesterwerk
uit Washington is thans op de Rembrandttentoonstelling te Amsterdam te bewonderen
In afwijking van het bericht omtrent den
brand bij Heimans' Fabrieken N.V., Uithoorn,
deelt de directie mede, dat met uitzondering-
van de wattenafdeeling het geheele fabrieks
complex alsmede de machines gespaard bleven.
Er wordt normaal doorgewerkt
De eindelijk gearresteerde bankier uit Wor-
merveer, heeft alle mogelijke pogingen gedaan
om te voorkomen, dat men zijn ware schuil
plaats zou ontdekken. Zoo vertelt het Volk,
dat hij een brief naar Holland had geschreven,
die de bedoeling had de politie op een dwaal
spoor te brengen. In dezen brief stond, dat hij
voorloopig van voldoende geld voorzien was.
Hü had bij de Twentsche Bank ƒ4000 opge
nomen en beweerde per dag 8 oftewel 160
francs noodig te hebben. Wanneer men deze
getallen vergelijkt met de valuta-cijfers, dan
zouden dat Belgische francs moeten zijn. Hü
probeerde daardoor den indruk te wekken, dat
hij zich in België bevond.
De politie liep daar echter niet in, want zij
was reeds op de hoogte van het feit, dat S. in
Frankrijk verbleef. Het Handelsblad meldt, dat
men wist, dat hij zich ten Zuiden van Parijs
ophield en vrijwel eiken nacht van hotel ver
anderde, nu eens in Tours zat, dan in Orleans
en andere plaatsen in de omgeving van Parijs.
Hij kwam den geheelen dag niet van zijn
kamer, verplaatste zich 's nachts en was dan
den volgenden ochtend reeds weer in een an
der hotel.
Het politioneele net werd echter steects
dichter om den voortvluchtige heenge
haald, totdat de commissaris hem Vrijdag
avond te half acht in een restaurant aan
het Gare du Nord te Parijs wist te ontdek
ken.
Bij zijn vlucht had de heer Schaap
5000 gulden meegenomen. Hiervan werden
nog circa 4400 gulden op hem gevonden.
Voorts had hij bij zijn arrestatie eenige
bossen met ongeveer honderd safesleutels
bij zich.
De arrestatie zelf is betrekkelijk snel in haar
werk gegaan. Eenige malen had de politie ge
tracht door middel van advertenties in een
der bladen, die zoogenaamd door een ander
waren geplaatst, in contact met den bankier
te komen. Dit mislukte, daar Schaap toevallig
deze kranten niet in handen had gekregen. Er
leidde aanvankelijk ook een spoor naar Tours
in Frankrijk, waarheen een lokbrief werd ge
schreven.
De bankier, die zich toen reeds in Parijs be
vond, kreeg van het hotel te Tours bericht, dat
er een brief was gekomen, doch de boodschap
kwam Schaap zóó verdacht voor, dat hij de
voorkeur er aan gaf, den brief niet in ontvangst
te nemen.
Dat Schaap te Parijs was, bleek ook uit an
dere dingen. De juiste plaats echter wist men
niet.
De commissaris van politie, de heer De
Groot, kwam Woensdagavond in Parijs aan en
stelde zich in verbinding met de politie aldaar.
Deze had evenmin het juiste spoor ontdekt. Er
werden eenige hotels bezocht, doch zonder re
sultaat, want het zoeken naar een persoon in
Parijs staat gelijk met het zoeken van een
naald in een hooiberg.
Het verder verloop van het onderzoek en de
arrestatie was dan ook niet vrij van toevallig
heden. Vrijdagavond te half acht begaf de
commissaris zich naar het Gare du Nord, daar
hij wist, dat daar te ongeveer half acht een
trein uit Nederland zou aankomen en daar hij
tevens vermoedde, dat de voortvluchtige ban
kier present zou zijn, teneinde zoo spoedig mo
gelijk een Nederlandsche krant te koopen.
Toen hij er eenigen tijd heen en
weer had geloopen. zag hil in de verte
iemand naderen, die veel op Schaap
(die een persoonlijke bekende was van
den commissaris) leek. De politieman
zette, teneinde zich eenigszins te ver
mommen, een zonnebril op en ging
achter een automaat aan een der per
rons staan. Toen Schaap voorbijging,
sprong hij uit zijn schuilhoek, en zei-
de: „Je spel is uit, Schaap."
De aangesprokene verbleekte en kon aan
vankelijk geen woord uitbrengen. De commis
saris gaf hem de keus tusschen het rechtstreek-
sche meegaan naar Nederland of het zich aan
melden bij de Parljsche politie, waarbij hij
dan gevangen zou worden gehouden, tot de
uitlevering officieel was aangevraagd. Met zulke
formaliteiten zijn in den regel maanden ge
moeid, zoodat Schaap er de voorkeur aan gaf,
vrijwillig mee naar het vaderland te reizen.
De bagage van beide mannen werd aan de
hotels opgehaald en een kwartier na midder
nacht vertrokken beiden met den trein naar
Nederland. De voortvluchtige was, evenals ver
moed werd, met 5000 op reis gegaan. Bij zijn
terugkeer had hij nog 4000 op zak, benevens
eenig Fransch geld. Bovendien had hij, zooals
gezegd, de sleutels van de safeloketten nog in
zijn bezit.
De arrestant heeft eenige malen nadrukke
lijk verklaard, dat hjj persoonlijk geen voor
deel door het gebeurde had genoten.
BATAVIA, 13 Juli (Aneta). H.M. de Ko
ningin deed aan den commandant van de
K XVIII het volgende seinen:
„H.M. de Koningin zendt u, de officieren en
de bemanning van de K XVIII Hare oprechte
gelukwenschen met uw behouden aankomst te
Soerabaja.
Zij waardeert in hooge mate uw aller ener
gie, volharding en plichtsbetrachting en ver
heugt Zich over de schoone bladzijde die daar
door aan de geschiedenis van de Koninklijke
Marine is toegevoegd en over de diensten aan
de wetenschap bewezen."
Zaterdagmiddag te 1 uur ontstond op de
Schippersbeurs te Gorcum een relletje over de
bevrachting.
Eten aantal schippers drong op naar de aan-
besteders en aangewezen schippers. Een der
opdringenden, G. Verheij, kwam hierbij te val
len. Toen geneeskundige hulp ter plaatse ver
scheen, was de dood reeds ingetreden.
De politie stelt een onderzoek in.
Zaterdagmorgen te omstreeks tien uur ont
stond te Wieringerwaard brand in een kapberg
gevuld met hooi. De brand greep zeer snel om
zich heen en sloeg over naar de nabijgelegen
boerderij, bewoond door K. Leeuw.
De brandweer, die spoedig ter plaatse was,
kon niets uitrichten. Kapberg en boerderij,
eigendom van den heer Breed te Alkmaar, ver
brandden totaal. Van den inboedel kon bijna
niets worden gered. De oorzaak is vermoedelijk
te zoeken bij onvoorzichtig spelen met lucifers
door kinderen.
Onder voorzitterschap van den heer G. Bosch-
loo uit Aimen vergaderde te Arnhem de Ge
westelijke Tarwe-Organisatie voor Gelderland,
Utrecht en Overijsel.
Op deze vergadering heeft, naar de „Tele
graaf" meldt, het Eerste Kamerlid A. Ruyter
een uiteenzetting gehouden over de fraudes, die
bij de tarwe-organisatie hadden plaats gevon
den.
Spr. deelde o m. mede, dat hij in ir. V., die
Vrijdag verhoord en daarna in het Huis van
Bewaring werd ingesloten, zijn volste vertrou
wen blijft stellen.
Het heeft hem in het bijzonder getroffen, dat
hem klachten werden medegedeeld, als zoude
de pakhuishouder J. misbruik van zijn positie
hebben gemaakt en dat hij sommige boeren zou
hebben bevoorrecht.
Dit nu was eenvoudig onmogelijk, want de
boeren worden in volgorde zooals zij op de lijst
voorkwamen, tot levering aangeschreven. In
deze lijst was het voor de controleurs onmoge
lijk verandering te brengen. Hierbij wil spr. op
merken dat hem inderdaad is moeten blijken,
dat ir. V. om redenen van algemeen belang,
zelfstandig eenige boeren op andere dan gewone
leveringsdagen heeft laten leveren, wat spr.
zonder voorbehoud fout acht. Echter kon daar
omtrent worden vastgesteld, dat zulks niet ver
gezeld is gegaan van hoogere waardeering der
tarwe, zoodat aan deze fout, die niet meer mag
voorkomen en naar sprekers inlichtingen geheel
te goeder trouw werd gemaakt, geen gevolgen
verbonden zijn.
Tenslotte komt spr. terug op de aanhouding
van den A.B.T.B.-kassier v. H., waaromtrent ook
fantastische berichten verspreid zijn.
Het geldt hier een zaak, die uitsluitend den
A.B.T.B. aangaat. Het betrof hier immers ver
duistering van contributiegelden ten nadeele
van de organisatie, welk geval reeds intern, ten
einde de familie te sparen, was afgedaan. Gel
den van de tarwe-centrale waren hier met mede
gemoeid.
Aan het slot van zijn betoog wilde spr. er op
wijzen, dat de tarwe-organisatie Gelderland nu
eenige jaren gewerkt heeft, zonder dat er op
vergaderingen klachten over gehoord zijn. In
tegendeel, ook op de grootste protestvergaderin
gen was men over de uitvoering van de tarwe-
wet in Gelderland steeds zeer tevreden.
Spreker vraagt aan de Geldersche boeren één
ding: houdt het hoofd koel! We hebben een
jaar geleden het roggeschandaal gekend in
Noord-Brabant, waarvan ook niets is overge
bleven. We zullen thans rustig het onderzoek
van den Officier van Justitie moeten afwachten.
Binnen korten tijd zullen- wij, naar sprekers
vaste overtuiging, een geruststellende verkla
ring kunnen geven.
De St. Josephgezellen zijn op weg naar Keu
len! Het weer is prachtig, maar warm. Niet
tegenstaande dat heerscht er een prettige stem
ming; hoe zou het anders kunnen, wanneer een
vijfhonderd frissehe, opgewekte St. Joseph
gezellen ter bedevaart gaan naar het graf van
Vader Kolping?
Dank zij de voortreffelijke organisatie, die
door het Centraal Bestuur werd voorbereid,
verloopt de reis voorspoedig. Natuurlijk eenige
speling tusschen het program op papier en de
uitvoering bestaat altijd, maar dat doet geen
afbreuk aan het goede verloop.
De zeventien wagens, waarmede de gezellen
uit alle steden van het bisdom Haarlem zijn
gekomen, zijn alle volledig bezet.
Er is 'enthousiasme: reeds verscheidene ma
len onderweg hebben de trouwe gezellen het
Kolpingslied gezongen: met vuur en liefde: zij
hebben het herhaald uit volle borst, omdat een
sterke overtuiging in hen leeft en warme liefde
voor de idealen, die Kolping zijn jongens heeft
voorgehouden.
In het gezelschap, dat, zooals wij zeiden, uit
meer dan vijfhonderd menschen bestaat,
reizen mee ongeveer twintig praesides, onder wie
de centraal praeses H. J. v. d. Ven. In elke bus
bevinden zich zooveel mogielijk behalve een
praeses, twee leiders, die het vlot verloop van
den tocht in lederen wagen afzonderlijk verzor
gen, de goede geest en de opgewekte stemming
groeien onder hun leiding.
Deze bedevaart, die het slot vormt van een
novene, door de St. Josephgezellen gehouden tot
intentie van de Zaligverklaring van Vader Kol
ping, is een stemmingsvolle sluiting.
Vv'at zal het ons goed doen op het graf van
Kolping zelf, in Keulen, waar hij de eerste
grondslagen voor de beweging heeft gelegd, te
bidden voor die Zaligverklaring.
Want die willen de gezellen, zfj willen haar
met geweld: meer dan 22000 handteekeningen
hebben zij in alle plaatsen van het bisdom
Haarlem verzameld; deze, bljeengebundeld in
twee lijvige boekdeelen, zullen aan den gene-
raal-praeses Mgr. Th. Hurth worden aange
boden; zij zullen worden toegevoegd aan de
andere handteekeningen, verzameld op het in
ternationaal petitionnement, dat naar Rome
zal worden opgezonden.
Voor de Zaligverklaring van Vader Kolping!
We hopen tegen één uur de grens te pas-
seeren, om dan den tocht vla Dllsseldorf naar
Keulen voort te zetten.
In Nijmegen hebben de gezellen dier afdee-
ling ons een korte en hartelijke ontvangst be
reid: 't is welkom even pauzeeren. Maar tlld
hebben we niet, we moeten verder, spoedig,
naar Keulen, waar de Duitsche gezellen ons
wachten.
Zaterdagmiddag is op de Torenlaan te Bla
ricum een ernstig ongeval gebeurd. Toen om
4.15 uur een motorwagen van de Gooische
Tram uit de richting Laren aan de Torenlaan
reed, geraakte ter hoogte van de zenuwinrich
ting Gemelli op tot nog toe onverklaarbare
wijze de twintig-jarige H. uit Den Haag onder
den motorwagen. Het slachtoffer werd eenige
meters meegesleurd, totdat de tram tot stil
stand kwam. Onmiddellijk waren de doctoren
Cats en Breukers op de plaats van het onge
val aanwezig. Zij lieten het slachtoffer naar
de inrichting Gemelli overbrengen. Hier bleek,
dat het linkerbeen totaal afgeknepen was.
Voorts was de patiënt ernstig aan hoofd en
armen gewond. Na eerste hulp verleend te heb
ben, deden de doctoren H. naar het ziekenhuis
St. Jan te Laren vervoeren. Zijn toestand is
zonder levensgevaar.
De wereld zal er over dertig jaar vreemd
uitzien. Het zal in vele landen van
Europa een wereld van oude menschen
zijn, want het aantal kinderen dat geboren
wordt, is hoe langer hoe geringer. Eki dat heeft
verreikende gevolgen op bijna elk gebied.
Om maar een enkel voorbeeld te geven: toen
de dienst van Publieke Werken van Amsterdam
het gToote uitbreidingsplan van Amsterdam
voorbereidde, moest deze natuurlijk als uit
gangspunt hebben het toekomstig aantal in
woners van Amsterdam niet alleen, maar ook
hoe groot de huizen moesten zijn, om de ge
zinnen behoorlijk te herbergen. Welnu, het ge
middelde gezin te Amsterdam heeft reeds se
dert eenigen tijd minder dan twee kinderen,
zoodat men werkelijk geen groote huizen be
hoeft te ontwerpen. Waar minder dan twee
kinderen per gezin zijn, spreekt het vanzelf,
dat de doorsnee leeftijd der inwoners hooger
wordt.
Volgens de statistiek wordt thans de gemid
delde Amsterdammer 125 jaar oud: daaruit kan
men meteen zien, welke een vreemd ding de
statistiek is, wanneer men te snel gevolgtrek
kingen maakt. Het feit is er echter, dat
thans van elke 1000 Amsterdammer er 8 ster
ven. Als dat zoo blijft, moet de gemiddelde Am
sterdammer 125 jaar worden; dat ls duidelijk.
Maar natuurlijk blijft het niet zoo; doch dan
komt de vraag, waarom het sterftecijfer zoo
abnormaal laag is.
Daarvoor zijn ten eerste „toevallige" oorza
ken, als b.v. dat er langen tijd geen heftige
epidemie geweest is.
De tweede reeks van oorzaken ligt in den
voortgang van de geneeskunde en vooral van
de sociale hygiëne. De tuberculose is reeds
voor een groot deel getemd, hoewel nog steeds
gevaarlijk; de geslachtsziekten zijn aanmerke
lijk afgenomen, de lijders aan suikerziekte leven
langer; de dienst der schoolartsen zorgt voor
snelle ontdekking van velerlei ziexten; de kin
deruitzending houdt velen er boven op; overal
in het land zijn thans goede klinieken voor
verloskunde, zoodat ook aan bevallingen weinig
vrouwen meer sterven; nog meer is dit te dan
ken aan het goede werk der vroedvrouwen, om
van de dokters niet te spreken; de consultatie-
bureaux voor zuigelingen ten laatste hebben
werkelijk de sterfte onder de baby's belangrijk
verminderd.
De derde oorzaak echter ligt in het feit, dat
er zoo weinig kinderen geboren worden. W!ant
de sterfte onder de kleine kinderen is nog
steeds groot, en zal waarschijnlijk ook wel altijd
groot blijven. Deze was n.l. in 1932 nog 46 per
1000 levend aangegeven kinderen. Hoe meer
kinderen er dus geboren worden, des te hooger
is het sterftecijfer. Dus nu er zoo weinig kin
deren geboren worden, daalt het sterftecijfer,
want de kleine kinderen zijn het meest kwets
baar.
Maar binnen eenigen tijd zal er zulk een
groote hoeveelheid oude menschen zijn, dat het
sterftecijfer weer flink zal stijgen.
Welke de gevolgen zullen zijn van de toe
komstige ouderdomsverdeeling van ons volk, is
heel moeilijk te zeggen. Zullen de jongeren,
gering in aantal, beter beloond worden? Of zul
len de ouderen alles naar zich toe halen? Zal
iedereen zijn kind willen laten studeeren, en
zullen dan voor het handwerk haast geen
krachten meer overschieten?
Zal immigratie daarvan het gevolg zijn, zul
len hier vele Polen, Italianen etc. komen? Ze
ker is echter m.i., dat het een tijd van alge-
meene malaise en achteruitgang zal zijn. Een
z.g. overbevolking moge verkeerd zijn, maar een
teruggang der bevolking is steeds met alge-
meenen economischen en socialen achteruit
gang gepaard. Dat heeft de geschiedenis in
tallooze gevallen bewezen.
Maar Scheler en andere sociologen hebben
gemeend, dat het kapitalistische ras uitsterft.
Zij beschouwden den kapitalistischen mensch
als een bijzonder soort mensch, een voorzich
tige, een berekenende; en tot deze voorzichtige
berekening behoort ook de kinderbeperking. De
natuurlijke mensch, zeggen zij, heeft meer le
vensmoed, bewust of onbewust, naïef of in hel
der krachtsbesef; deze levensmoed wordt in
liooge mate bevorderd door den christelljken
godsdienst. Welnu, zij meenen, dat dit kapita
listische soort eenvoudig zal uitsterven. En
daarvan is veel waar: men kan het overal om
zich heen zien. Weliswaar zijn er, juist onder
den invloed van het kapitalisme, vele christe
nen, die den moed laten zinken, en zich uit
sluitend op de voorzichtige berekening toeleg
gen (een zekere mate van berekening en een
wijze voorzichtigheid zijn deugden); maar er
komt ondanks de crisis en de malaise een an
dere geest in het volk.
Het is nu wel duidelijk, waarom de zuigelin
genzorg van zooveel belang is. Het is in ze
keren zin de redding van ons volk. In 1870
was de sterfte van de kinderen onder één jaar
200 op 1000, nu nog slechts 46 op 1000.
Verre van te beweren, dat al die sociale voor
zorgen, waaronder ook de zuigelingenzorg, uit
bezuiniging ingekrompen of afgeschaft moeten
worden, zou ik integendeel willen zeggen: De
zuigelingenzorg, althans hier in Amsterdam, is
nog niet goed genoeg. De adviezen op verschil
lende consultatiebureaux worden niet door
dokters, maar door verpleegsters gegeven, die
vaak veel te theoretisch oordeelen. Het ideaal
zou zijn, dat de huisdokters de adviseurs wa
ren. Evenwel is het een feit, dat zuigelingen
zorg en wat daaraan vast zit, vroeger op de
Universiteit veel te weinig gedoceerd werd. An
derzijds voorzien de ziekenfondsen ook niet in
deze zuigelingenzorg. De eenige practlsche op
lossing is dus: instandhouding en verbetering
der consultatiebureaux, totdat hun taak met
graagte door de huisartsen kan worden overge
nomen.
De grootste vooruitgang in het levensbehoud
der zuigelingen is gemaakt in de Zuidelijke pro
vinciën. Het is een zeer heuglijk feit, dat de
katholieke artsen, vooral daar in 't Zuiden, zich
de sociale hygiëne zeer ter harte hebben ge
nomen. Eenigen tijd geleden liet de directeur van
den Rotterdamschen Geneeskundigen dienst
zich uit, dat de huisartsen zich aan de sociale
hygiëne niets gelegen lieten liggen. Ik geloof,
dat voor de katholieke artsen dit verwijt moei
lijk gelden kan. De feiten in liet Zuiden zijn
daar immers, om het te logenstraffen.
Echter ook op dit terrein is eerder een ver
grooting der activiteit wenscheiyk, dan een
verslapping. Nog onlangs zeide een arts uit een
bfj Amsterdam gelegen dorp, waar niets dan
fondspraktijk is: „De hoofdzaak is, dat de dok
ter zorgt, dat alle menschen kunnen profiteeren
van den grooten vooruitgang der medische we
tenschap." Hoeveel leed door het in praktijk
brengen van deze overtuiging is voorkomen en
gelenigd, is alleen voor hem te begrijpen, die de
vroegere toestanden met den tegenwoordigen
tya vergelijkt.
Dr. TH. H. SCHLICHTING
Ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan
van den Motordlenst te Haarlem zal deze
Dienst Maandagmorgen om tien uur op het
Plein te Den Haag defileeren voor den Minis
ter van Financiën.