«siliilp I mÊËÈm Wormerveersche zaak ten einde Medische Kroniek DE OSSCHE MISDADEN DE ARRESTATIE TE PARIJS GELUKWENSCH VAN DE KONINGIN TARWEFRAUDE TE ELST ZONDAG 14 JULI 1935 IDEEËN Een volk van schilders Hoe de bende aan haar inlichtingen kwam Kippen diefstallen üra DE BRAND TE UITHOORN Het politioneele net werd steeds dichter om S. heen getrokken De misleidende brief Het net dicht Het toeval helpt Bij den geslaagden tocht van de K XVIII Relletje op schippers- beurs Een der opdringenden gevallen en dood opgenomen BOERDERIJBRAND TE WIERINGEN Geruststellende uiteenzetting van het Eerste Kamerlid Ruyter Naar het graf van Kolping Bedevaart van de St. Josephs- Gezellen naar Keulen JONGEMAN ONDER DE TRAM Ernstig ongeval te Blaricum Zuigelingenzorg JUBILEUM MOTORDIENST Toen Potgieter ons volk wilde wekken, toen hij den algemeen heerschenden geest van Jan Salie wilde uitbannen, en toen hij wilde terugwijzen naar een grootsch ver leden, dat de verzekering zou inhouden van een stralende toekomst, indien het goed begre pen werd, wist hij geen beter onderwerp te kiezen dan „Het Rijksmuseum". Dtór in het oude Rijksmuseum, zooals Potgieter het kende in het jaar 1848, d&ar was een leerschool van Nederlandsche nationale grootheid. 'En de dich. terlijke wekker van het vaderlandsgevoel begon ïijn prachtige mijmering te schrijven. „Er was een tijd, waarin de weegschaal der Volkeren van Europa door hare vorsten niet ter hand werd genomen, of de Hollandsche maagd aan hunne zijde op het regtsgestoelte gezeten, Wierp er mede haar oorlogszwaard of haren olijftak in en deed door deze bijwijlen den evenaar overhellen." Aan dezen glorierijken tijd van Holland al lereerst bewaarde het oude Rijksmuseum rijke herinneringen. Potgieter beschrijft ze: de his torische- portrettengalerij, de breede geschiede- his.doeken, de vaderlandsche tafereelen, de realistische afbeeldingen van een sober, maar sterk leven. Eigenlijk heeft hij minder aan dacht voor de schilderkunst dan voor de ge schiedenis, zooals hij ook minder aandacht heeft voor het Rijk dan voor de provincie Noord-Holland. Hij leverde een „Hollandsche Historie Galerij", die hij „Het Rijksmuseum" noemde. In dien tijd was de schilderijen-verzameling Van het land ondergebracht in het zoogenaam de „Trippenhuis" aan den Kloveniersburgwal te Amsterdam. Het groote heerenhuis, dat eer der een paleis leek, draagt zijn naam naar de gebroeders Trip, de oorspronkelijke bewoners Tegenwoordig doet het dienst als zetel van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Als touseum leverde het gebouw allerlei nadeelen op, zoodat men reeds in de zestiger jaren van de vorige eeuw moeite begon te doen, om "S lands verzameling onder te brengen in een meer passend bouwwerk. Een groot ijveraar Voor deze gedachte was de katholieke vriend van Potgieter, de pionier der moderne katho lieke cultuur J. A. Alberdingk Thijm. Er werd een prijsvraag uitgeschreven. Onder de inzen ders van ontwerpen bevond zich dat was in 1863 de katholieke Roermondsche architect Cuypers. Hij had een ontwerp gemaakt in Ne- derlandschen Renaissance stijl. Dit ontwerp Werd hoog geprezen door een onbekend schrij ver in de „Amsterdamsche Courant". Men meende dat J. A. Alberdingk Thijm die onbe kende schrijver was. Dadelijk kwam er protest. Vreesde men tien jaar na den Aprilstorm voor een „ka tholieke conctie?" Het bezwaar, dat men maak te, luidde: „Dit ontwerp zou eerder deugen Voor een kerkelijk gesticht of voor een bis schoppelijk paleis, dan voor een kunstgebouw." Inmiddels gingen de plannen niet door. Het eerste ontwerp van architect Cuypers is nooit Uitgevoerd. Het werd opgeborgen bij de vrome Wenschen. Tegenwoordig is dit eerste ontwerp te bezichtigen in 'het gemeentelijk museum te Roermond. Het zou nog ruim tien jaren duren, voordat Wederom een prijsvraag voor een rijks-kunst gebouw werd uitgeschreven. Deze maal kon de opzet grooter zijn dan in 1863. Vier inzenders leverden ontwerpen. Weer was Cuypers er bij. Thans kreeg hij de voorkeur der jury. Op 12 Juli 1876 benoemde de Koning hem tot bouw heer van het Rijksmuseum. Op 13 Juni 1885, dus gisteren vijftig jaar geleden, werd het nieuwe museum met groote plechtigheid geo pend door minister Heemskerk. Weer had het ontwerp verzet gewekt. Weer Was het te Roomsch gevonden. Deze maal was er zelfs in de Kamer over geïnterpelleerd, maar de bouw ging rustig door en zoo verrees aan de Stadhouderskade te Amsterdam het tegen woordige Rijksmuseum. De kritiek werd niet gesmoord. Om onbekende redenen bleef de Koning bij de opening weg. Er verschenen spotprenten op „de inwijding van het bisschop pelijk paleis". Men zag Victor de Stuers, Al berdingk Thijm en Cuypers geknield voor het gebouw, waarlangs de katholieke processie trok met vaandels en een kruisbeeld, terwijl een nonnenkoor een zang ten gehoore geeft Het nieuwe Rijksmuseum moge als bouwwerk Zekere gebreken vertoonen, in den spot kwam méér naar boven dan bezorgdheid voor de na tionale kunst. Een zekere afkeer van al wat samenhangt met „Rome" en „Roomsch" is nog altijd niet geheel uit Nederland verdwenen en deze afkeer vond eenig voedsel in de wijze, Waarop Cuypers zijn taak opvatte en waarop Thijm hem verdedigde. Hadden Cuypers en Thijm echter ongelijk? Wat is het groote verschil tusschen het Rijksmuseum, zooals wij het kennen uit het hieesterlijke opstel van E. J. Potgieter en het Rijksmuseum, dat wij tegenwoordig kunnen be zoeken en waar wij duizenden schatten van schoonheid kunnen bewonderen? Het oude mu seum was vooral gewijd aan den grooten tijd der Hollandsche realistische schilderschool, het hieuwe museum heeft een veel breeder col lectie Nederlandsche kunst, ook uit de mid deleeuwen. Aan de kerkelijke en religieuze kunst is een ruime plaats afgestaan. Zuid- Nederlandsche meesters zijn er, hoewel niet overvloedig, toch rijk vertegenwoordigd. Over het verleden van ons Nederlandsche volk ver telt het niet eenzijdig. Wat beteekent de verzameling, ondergebracht te dit museum, voor het volksleven? Deze verzameling is wellicht de beste leer school tot kennis van het Nederlandsche volks, karakter. De Nederlanders het werd vaak beschreven en gezegd vormen een volk van Schilders. Ze hebben vooral goede oogen. Op een speciaal Nederlandsche wijsbegeerte kan men niet wijzen. Onze letterkunde, hoewel teng niet zoo verstoken van oorspronkelijkheid sis men wel eens voorgeeft, is toch in menig opzicht afhankelijk van de groote geestelijke stroomingen in het buitenland. De Nederland- Sche muziek heeft haar onvergankelijke waar de in de muziekgeschiedenis van Europa, doch 2e vormt geen vaderlandsche traditie. De Ne derlandsche schilderkunst echter is een stuk Vaderlandsche glorie, dat alom in de wereld Erkend wordt. Ons taalgebied is klein. De meesterwerken van de Nederlandsche letteren komen nauwe lijks over de grenzen. Maar de schilderkunst spreekt een taal, die overal begrepen wordt. Wat de Vlaamsche primitieven, de Brabantsche barok, het Hollandsche realisme mededeelen, dat wordt medegedeeld aan de gansche wereld. De taal veroudert, of juister: zij vernieuwt zich gedurig. Zoo worden de oude taalvormen moeilijk verstaanbaar. Om een middeleeuwsch dichtwerk te kunnen lezen en genieten naar waarde, moet men eerst studie maken van het middel-nederlandsche taaleigen. Doch de schil derkunst spreekt zonder omweg tot het oog in alle eeuwen met dezelfde kleuren, lijnen, vor men. En wat zegt ons dan de Nederlandsche schil derkunst? Daar moge groot verschil zijn tusschen een Vlaamsch-primitief schilderij, b.v. van Mem link, een Brabantsch-barok-doek van Breughel of Rubens en een Hollandsch realistisch werk van Frans Hal of Pieter de Hoogh, daar is één kenmerk, hetwelk aan al deze doeken en pa- neelen gemeen is: zij verheerlijken de schoon heid van het werkelijke leven. De Nederlandsche schilder is een bewon derend getuige van de werkelijkheid. Hoe hij die werkelijkheid ook aanschouwt, altijd ziet hij haar als iets goeds, iets moois, een weel derig Godsgeschenk. Dit is wel een groote les uit de vaderland sche geschiedenis, die de schilders in het Rijks museum ons geven. Zeker, de werkelijkheid kan hard en bitter zijn. Ze is hard en bitter geweest voor eenige der allergrootsten, voor Rembrandt, voor Her cules Seghers, voor Ruysdael. En toch hebben deze, door de werkelijkheid geslagen en geteis terde Nederlanders, die werkelijkheid niet al leen aanvaard, doch stralend verheerlijkt. Zü hebben er iets mee gemaajct, dat groot en schoon is. De Nederlandsche mensch is bij uitstek de mensch met het traditioneele vermogen om de werkelijkheid te maken tot iets, dat groot en schoon is. De Nederlander is geen droamer, geen utopist, geen Arcadiër, geen metaphysicus, maar hij is een krachtig bedwinger en verheerlijker van de werkelijkheid. Dit leeren ons de oude doeken in het Rijks museum, die daar niet voor niets bijeenge bracht werden, doch die ons iets te zeggen hebben. Welk een diepe gedachte is het,, in dien men haar katholiefk verslaat, dat de werkelijkheid hoe ellendig zij ook weze beheerscht en verheerlijkt kan worden! Niet alleen in de kunst, ook in het leven geldt deze wet. Iedereen kan met de werkelijkheid van zijn eigen leven iets groots en schoons maken, indien hij de werkelijkheid leert aanvaarden als een Godsgeschenk en haar heerlijk weet te maken tot een geschenk van den mensch aan de eeuwigheid. AD. INT. Zooals gemeld, heeft de marechaussee den verzekerings-inspecteur S. gearresteerd, die tips gaf aan de Ossche misdadigers. Naar de „Telegraaf" verneemt, zou zelfs de vriendschap tusschen den inspecteur en de Os sche bendeleden van zoo intiemen aard zijn ge weest, dat de heeren inbrekers meermalen in den auto van den inspecteur naar hun „werk" werden gebracht. Op deze wijze zouden Toon de Soep en zijn trawanten in September 1933 per auto naar het dorp Tubbergen (Overijsel) zijn vervoerd, waar zij in het nabijgelegen dorpje Reutum des nachts bij inwoners het huis binnendrongen en een zware brandkast naar buiten wisten te sleepen. In de nabijheid van het huis werd de brandkast vervolgens opengescheurd en van haar inhoud, een aanzienlijk bedrag aan geld, beroofd. Den volgenden morgen volgde aangif- t^hij de politie. Een nauwgezet onderzoek werd ingesteld, doch de nasporingen leverden geen succes op. Een soortgelijk misdrijf, dat eenige maanden later in het dorp Langenboom (Noord-Brabant) werd gepleegd, wordt ook aan de dubieuze prac- tijken van genoemden verzekeringsinspecteur en zijn handlangers toegeschreven. In Mei 1933 zou de bende op gelijke wijze te weten zijn gekomen, dat een familie te Herpen, de drie bejaarde alleen-wonende zusters v. d. Heuvel, een flink bedrag aan geld in huis be waarde. Ook daar wisten zij binnen te dringen en eenige honderden guldens buit te maken. Een maand later, in Juni 1933, waren het weer Toon de Soep en zijn kornuiten, die op de hoogte waren van het feit, dat de landbou wer Van Grunsven te Boekei (N.-B.) tegen in braak verzekerd was en zijn geld bewaarde in een deugdelijke brandkast. Gebruik makende van deze wetenschap dron gen in den nacht van 17 op 18 Juni de Ossche bendeleden de hofstede van dezen landbouwer binnen. Met een looper werd de brandkast ge opend en de inhoud, die ditmaal slechts hon derd gulden bedroeg, werd buitgemaakt. Het onderzoek der politie leverde ook in deze zaak niets op. Doch niet alleen verzekerde inspecteur S. de bezitters van brandkasten tegen diefstal, neen, ook de kleinere boertjes en voornamelijk de kippenhouders waren geschikte verzekerings objecten voor hem. Hij wist dit soort menschen er toe te bewegen hun pluimvee tegen diefstal te verzekeren. Met het oog op het ontstellend aantal kippendief stallen, die op 't platteland voortdurend wer den gepleegd, was dit geenszins luxe. Voor de Ossenaars die de kippen kwamen weghalen, meest met instemming en medeweten van de kippenhouders, is de buit louter winst. De dieven hebben vaste helers, van wie verteld wordt, dat zij tienduizenden kippetjes via den opkooper naar de slachtbank hebben geleid. De schade voor de verzekeringsmaatschappijen was ten slotte ook maar betrekkelijk, want ook deze waren op hun beurt 'op de beurs herver zekerd en dus had de schade-uitkeering voor hen ook maar weinig te beteekenen. REMBRANDT DE ZWAAR GETROFFENE Een der meest karakteristieke zelfpor tretten van den 54-jarigen meester na zijn tegenslagen. Dit merkwaardig meesterwerk uit Washington is thans op de Rembrandttentoonstelling te Amsterdam te bewonderen In afwijking van het bericht omtrent den brand bij Heimans' Fabrieken N.V., Uithoorn, deelt de directie mede, dat met uitzondering- van de wattenafdeeling het geheele fabrieks complex alsmede de machines gespaard bleven. Er wordt normaal doorgewerkt De eindelijk gearresteerde bankier uit Wor- merveer, heeft alle mogelijke pogingen gedaan om te voorkomen, dat men zijn ware schuil plaats zou ontdekken. Zoo vertelt het Volk, dat hij een brief naar Holland had geschreven, die de bedoeling had de politie op een dwaal spoor te brengen. In dezen brief stond, dat hij voorloopig van voldoende geld voorzien was. Hü had bij de Twentsche Bank ƒ4000 opge nomen en beweerde per dag 8 oftewel 160 francs noodig te hebben. Wanneer men deze getallen vergelijkt met de valuta-cijfers, dan zouden dat Belgische francs moeten zijn. Hü probeerde daardoor den indruk te wekken, dat hij zich in België bevond. De politie liep daar echter niet in, want zij was reeds op de hoogte van het feit, dat S. in Frankrijk verbleef. Het Handelsblad meldt, dat men wist, dat hij zich ten Zuiden van Parijs ophield en vrijwel eiken nacht van hotel ver anderde, nu eens in Tours zat, dan in Orleans en andere plaatsen in de omgeving van Parijs. Hij kwam den geheelen dag niet van zijn kamer, verplaatste zich 's nachts en was dan den volgenden ochtend reeds weer in een an der hotel. Het politioneele net werd echter steects dichter om den voortvluchtige heenge haald, totdat de commissaris hem Vrijdag avond te half acht in een restaurant aan het Gare du Nord te Parijs wist te ontdek ken. Bij zijn vlucht had de heer Schaap 5000 gulden meegenomen. Hiervan werden nog circa 4400 gulden op hem gevonden. Voorts had hij bij zijn arrestatie eenige bossen met ongeveer honderd safesleutels bij zich. De arrestatie zelf is betrekkelijk snel in haar werk gegaan. Eenige malen had de politie ge tracht door middel van advertenties in een der bladen, die zoogenaamd door een ander waren geplaatst, in contact met den bankier te komen. Dit mislukte, daar Schaap toevallig deze kranten niet in handen had gekregen. Er leidde aanvankelijk ook een spoor naar Tours in Frankrijk, waarheen een lokbrief werd ge schreven. De bankier, die zich toen reeds in Parijs be vond, kreeg van het hotel te Tours bericht, dat er een brief was gekomen, doch de boodschap kwam Schaap zóó verdacht voor, dat hij de voorkeur er aan gaf, den brief niet in ontvangst te nemen. Dat Schaap te Parijs was, bleek ook uit an dere dingen. De juiste plaats echter wist men niet. De commissaris van politie, de heer De Groot, kwam Woensdagavond in Parijs aan en stelde zich in verbinding met de politie aldaar. Deze had evenmin het juiste spoor ontdekt. Er werden eenige hotels bezocht, doch zonder re sultaat, want het zoeken naar een persoon in Parijs staat gelijk met het zoeken van een naald in een hooiberg. Het verder verloop van het onderzoek en de arrestatie was dan ook niet vrij van toevallig heden. Vrijdagavond te half acht begaf de commissaris zich naar het Gare du Nord, daar hij wist, dat daar te ongeveer half acht een trein uit Nederland zou aankomen en daar hij tevens vermoedde, dat de voortvluchtige ban kier present zou zijn, teneinde zoo spoedig mo gelijk een Nederlandsche krant te koopen. Toen hij er eenigen tijd heen en weer had geloopen. zag hil in de verte iemand naderen, die veel op Schaap (die een persoonlijke bekende was van den commissaris) leek. De politieman zette, teneinde zich eenigszins te ver mommen, een zonnebril op en ging achter een automaat aan een der per rons staan. Toen Schaap voorbijging, sprong hij uit zijn schuilhoek, en zei- de: „Je spel is uit, Schaap." De aangesprokene verbleekte en kon aan vankelijk geen woord uitbrengen. De commis saris gaf hem de keus tusschen het rechtstreek- sche meegaan naar Nederland of het zich aan melden bij de Parljsche politie, waarbij hij dan gevangen zou worden gehouden, tot de uitlevering officieel was aangevraagd. Met zulke formaliteiten zijn in den regel maanden ge moeid, zoodat Schaap er de voorkeur aan gaf, vrijwillig mee naar het vaderland te reizen. De bagage van beide mannen werd aan de hotels opgehaald en een kwartier na midder nacht vertrokken beiden met den trein naar Nederland. De voortvluchtige was, evenals ver moed werd, met 5000 op reis gegaan. Bij zijn terugkeer had hij nog 4000 op zak, benevens eenig Fransch geld. Bovendien had hij, zooals gezegd, de sleutels van de safeloketten nog in zijn bezit. De arrestant heeft eenige malen nadrukke lijk verklaard, dat hjj persoonlijk geen voor deel door het gebeurde had genoten. BATAVIA, 13 Juli (Aneta). H.M. de Ko ningin deed aan den commandant van de K XVIII het volgende seinen: „H.M. de Koningin zendt u, de officieren en de bemanning van de K XVIII Hare oprechte gelukwenschen met uw behouden aankomst te Soerabaja. Zij waardeert in hooge mate uw aller ener gie, volharding en plichtsbetrachting en ver heugt Zich over de schoone bladzijde die daar door aan de geschiedenis van de Koninklijke Marine is toegevoegd en over de diensten aan de wetenschap bewezen." Zaterdagmiddag te 1 uur ontstond op de Schippersbeurs te Gorcum een relletje over de bevrachting. Eten aantal schippers drong op naar de aan- besteders en aangewezen schippers. Een der opdringenden, G. Verheij, kwam hierbij te val len. Toen geneeskundige hulp ter plaatse ver scheen, was de dood reeds ingetreden. De politie stelt een onderzoek in. Zaterdagmorgen te omstreeks tien uur ont stond te Wieringerwaard brand in een kapberg gevuld met hooi. De brand greep zeer snel om zich heen en sloeg over naar de nabijgelegen boerderij, bewoond door K. Leeuw. De brandweer, die spoedig ter plaatse was, kon niets uitrichten. Kapberg en boerderij, eigendom van den heer Breed te Alkmaar, ver brandden totaal. Van den inboedel kon bijna niets worden gered. De oorzaak is vermoedelijk te zoeken bij onvoorzichtig spelen met lucifers door kinderen. Onder voorzitterschap van den heer G. Bosch- loo uit Aimen vergaderde te Arnhem de Ge westelijke Tarwe-Organisatie voor Gelderland, Utrecht en Overijsel. Op deze vergadering heeft, naar de „Tele graaf" meldt, het Eerste Kamerlid A. Ruyter een uiteenzetting gehouden over de fraudes, die bij de tarwe-organisatie hadden plaats gevon den. Spr. deelde o m. mede, dat hij in ir. V., die Vrijdag verhoord en daarna in het Huis van Bewaring werd ingesloten, zijn volste vertrou wen blijft stellen. Het heeft hem in het bijzonder getroffen, dat hem klachten werden medegedeeld, als zoude de pakhuishouder J. misbruik van zijn positie hebben gemaakt en dat hij sommige boeren zou hebben bevoorrecht. Dit nu was eenvoudig onmogelijk, want de boeren worden in volgorde zooals zij op de lijst voorkwamen, tot levering aangeschreven. In deze lijst was het voor de controleurs onmoge lijk verandering te brengen. Hierbij wil spr. op merken dat hem inderdaad is moeten blijken, dat ir. V. om redenen van algemeen belang, zelfstandig eenige boeren op andere dan gewone leveringsdagen heeft laten leveren, wat spr. zonder voorbehoud fout acht. Echter kon daar omtrent worden vastgesteld, dat zulks niet ver gezeld is gegaan van hoogere waardeering der tarwe, zoodat aan deze fout, die niet meer mag voorkomen en naar sprekers inlichtingen geheel te goeder trouw werd gemaakt, geen gevolgen verbonden zijn. Tenslotte komt spr. terug op de aanhouding van den A.B.T.B.-kassier v. H., waaromtrent ook fantastische berichten verspreid zijn. Het geldt hier een zaak, die uitsluitend den A.B.T.B. aangaat. Het betrof hier immers ver duistering van contributiegelden ten nadeele van de organisatie, welk geval reeds intern, ten einde de familie te sparen, was afgedaan. Gel den van de tarwe-centrale waren hier met mede gemoeid. Aan het slot van zijn betoog wilde spr. er op wijzen, dat de tarwe-organisatie Gelderland nu eenige jaren gewerkt heeft, zonder dat er op vergaderingen klachten over gehoord zijn. In tegendeel, ook op de grootste protestvergaderin gen was men over de uitvoering van de tarwe- wet in Gelderland steeds zeer tevreden. Spreker vraagt aan de Geldersche boeren één ding: houdt het hoofd koel! We hebben een jaar geleden het roggeschandaal gekend in Noord-Brabant, waarvan ook niets is overge bleven. We zullen thans rustig het onderzoek van den Officier van Justitie moeten afwachten. Binnen korten tijd zullen- wij, naar sprekers vaste overtuiging, een geruststellende verkla ring kunnen geven. De St. Josephgezellen zijn op weg naar Keu len! Het weer is prachtig, maar warm. Niet tegenstaande dat heerscht er een prettige stem ming; hoe zou het anders kunnen, wanneer een vijfhonderd frissehe, opgewekte St. Joseph gezellen ter bedevaart gaan naar het graf van Vader Kolping? Dank zij de voortreffelijke organisatie, die door het Centraal Bestuur werd voorbereid, verloopt de reis voorspoedig. Natuurlijk eenige speling tusschen het program op papier en de uitvoering bestaat altijd, maar dat doet geen afbreuk aan het goede verloop. De zeventien wagens, waarmede de gezellen uit alle steden van het bisdom Haarlem zijn gekomen, zijn alle volledig bezet. Er is 'enthousiasme: reeds verscheidene ma len onderweg hebben de trouwe gezellen het Kolpingslied gezongen: met vuur en liefde: zij hebben het herhaald uit volle borst, omdat een sterke overtuiging in hen leeft en warme liefde voor de idealen, die Kolping zijn jongens heeft voorgehouden. In het gezelschap, dat, zooals wij zeiden, uit meer dan vijfhonderd menschen bestaat, reizen mee ongeveer twintig praesides, onder wie de centraal praeses H. J. v. d. Ven. In elke bus bevinden zich zooveel mogielijk behalve een praeses, twee leiders, die het vlot verloop van den tocht in lederen wagen afzonderlijk verzor gen, de goede geest en de opgewekte stemming groeien onder hun leiding. Deze bedevaart, die het slot vormt van een novene, door de St. Josephgezellen gehouden tot intentie van de Zaligverklaring van Vader Kol ping, is een stemmingsvolle sluiting. Vv'at zal het ons goed doen op het graf van Kolping zelf, in Keulen, waar hij de eerste grondslagen voor de beweging heeft gelegd, te bidden voor die Zaligverklaring. Want die willen de gezellen, zfj willen haar met geweld: meer dan 22000 handteekeningen hebben zij in alle plaatsen van het bisdom Haarlem verzameld; deze, bljeengebundeld in twee lijvige boekdeelen, zullen aan den gene- raal-praeses Mgr. Th. Hurth worden aange boden; zij zullen worden toegevoegd aan de andere handteekeningen, verzameld op het in ternationaal petitionnement, dat naar Rome zal worden opgezonden. Voor de Zaligverklaring van Vader Kolping! We hopen tegen één uur de grens te pas- seeren, om dan den tocht vla Dllsseldorf naar Keulen voort te zetten. In Nijmegen hebben de gezellen dier afdee- ling ons een korte en hartelijke ontvangst be reid: 't is welkom even pauzeeren. Maar tlld hebben we niet, we moeten verder, spoedig, naar Keulen, waar de Duitsche gezellen ons wachten. Zaterdagmiddag is op de Torenlaan te Bla ricum een ernstig ongeval gebeurd. Toen om 4.15 uur een motorwagen van de Gooische Tram uit de richting Laren aan de Torenlaan reed, geraakte ter hoogte van de zenuwinrich ting Gemelli op tot nog toe onverklaarbare wijze de twintig-jarige H. uit Den Haag onder den motorwagen. Het slachtoffer werd eenige meters meegesleurd, totdat de tram tot stil stand kwam. Onmiddellijk waren de doctoren Cats en Breukers op de plaats van het onge val aanwezig. Zij lieten het slachtoffer naar de inrichting Gemelli overbrengen. Hier bleek, dat het linkerbeen totaal afgeknepen was. Voorts was de patiënt ernstig aan hoofd en armen gewond. Na eerste hulp verleend te heb ben, deden de doctoren H. naar het ziekenhuis St. Jan te Laren vervoeren. Zijn toestand is zonder levensgevaar. De wereld zal er over dertig jaar vreemd uitzien. Het zal in vele landen van Europa een wereld van oude menschen zijn, want het aantal kinderen dat geboren wordt, is hoe langer hoe geringer. Eki dat heeft verreikende gevolgen op bijna elk gebied. Om maar een enkel voorbeeld te geven: toen de dienst van Publieke Werken van Amsterdam het gToote uitbreidingsplan van Amsterdam voorbereidde, moest deze natuurlijk als uit gangspunt hebben het toekomstig aantal in woners van Amsterdam niet alleen, maar ook hoe groot de huizen moesten zijn, om de ge zinnen behoorlijk te herbergen. Welnu, het ge middelde gezin te Amsterdam heeft reeds se dert eenigen tijd minder dan twee kinderen, zoodat men werkelijk geen groote huizen be hoeft te ontwerpen. Waar minder dan twee kinderen per gezin zijn, spreekt het vanzelf, dat de doorsnee leeftijd der inwoners hooger wordt. Volgens de statistiek wordt thans de gemid delde Amsterdammer 125 jaar oud: daaruit kan men meteen zien, welke een vreemd ding de statistiek is, wanneer men te snel gevolgtrek kingen maakt. Het feit is er echter, dat thans van elke 1000 Amsterdammer er 8 ster ven. Als dat zoo blijft, moet de gemiddelde Am sterdammer 125 jaar worden; dat ls duidelijk. Maar natuurlijk blijft het niet zoo; doch dan komt de vraag, waarom het sterftecijfer zoo abnormaal laag is. Daarvoor zijn ten eerste „toevallige" oorza ken, als b.v. dat er langen tijd geen heftige epidemie geweest is. De tweede reeks van oorzaken ligt in den voortgang van de geneeskunde en vooral van de sociale hygiëne. De tuberculose is reeds voor een groot deel getemd, hoewel nog steeds gevaarlijk; de geslachtsziekten zijn aanmerke lijk afgenomen, de lijders aan suikerziekte leven langer; de dienst der schoolartsen zorgt voor snelle ontdekking van velerlei ziexten; de kin deruitzending houdt velen er boven op; overal in het land zijn thans goede klinieken voor verloskunde, zoodat ook aan bevallingen weinig vrouwen meer sterven; nog meer is dit te dan ken aan het goede werk der vroedvrouwen, om van de dokters niet te spreken; de consultatie- bureaux voor zuigelingen ten laatste hebben werkelijk de sterfte onder de baby's belangrijk verminderd. De derde oorzaak echter ligt in het feit, dat er zoo weinig kinderen geboren worden. W!ant de sterfte onder de kleine kinderen is nog steeds groot, en zal waarschijnlijk ook wel altijd groot blijven. Deze was n.l. in 1932 nog 46 per 1000 levend aangegeven kinderen. Hoe meer kinderen er dus geboren worden, des te hooger is het sterftecijfer. Dus nu er zoo weinig kin deren geboren worden, daalt het sterftecijfer, want de kleine kinderen zijn het meest kwets baar. Maar binnen eenigen tijd zal er zulk een groote hoeveelheid oude menschen zijn, dat het sterftecijfer weer flink zal stijgen. Welke de gevolgen zullen zijn van de toe komstige ouderdomsverdeeling van ons volk, is heel moeilijk te zeggen. Zullen de jongeren, gering in aantal, beter beloond worden? Of zul len de ouderen alles naar zich toe halen? Zal iedereen zijn kind willen laten studeeren, en zullen dan voor het handwerk haast geen krachten meer overschieten? Zal immigratie daarvan het gevolg zijn, zul len hier vele Polen, Italianen etc. komen? Ze ker is echter m.i., dat het een tijd van alge- meene malaise en achteruitgang zal zijn. Een z.g. overbevolking moge verkeerd zijn, maar een teruggang der bevolking is steeds met alge- meenen economischen en socialen achteruit gang gepaard. Dat heeft de geschiedenis in tallooze gevallen bewezen. Maar Scheler en andere sociologen hebben gemeend, dat het kapitalistische ras uitsterft. Zij beschouwden den kapitalistischen mensch als een bijzonder soort mensch, een voorzich tige, een berekenende; en tot deze voorzichtige berekening behoort ook de kinderbeperking. De natuurlijke mensch, zeggen zij, heeft meer le vensmoed, bewust of onbewust, naïef of in hel der krachtsbesef; deze levensmoed wordt in liooge mate bevorderd door den christelljken godsdienst. Welnu, zij meenen, dat dit kapita listische soort eenvoudig zal uitsterven. En daarvan is veel waar: men kan het overal om zich heen zien. Weliswaar zijn er, juist onder den invloed van het kapitalisme, vele christe nen, die den moed laten zinken, en zich uit sluitend op de voorzichtige berekening toeleg gen (een zekere mate van berekening en een wijze voorzichtigheid zijn deugden); maar er komt ondanks de crisis en de malaise een an dere geest in het volk. Het is nu wel duidelijk, waarom de zuigelin genzorg van zooveel belang is. Het is in ze keren zin de redding van ons volk. In 1870 was de sterfte van de kinderen onder één jaar 200 op 1000, nu nog slechts 46 op 1000. Verre van te beweren, dat al die sociale voor zorgen, waaronder ook de zuigelingenzorg, uit bezuiniging ingekrompen of afgeschaft moeten worden, zou ik integendeel willen zeggen: De zuigelingenzorg, althans hier in Amsterdam, is nog niet goed genoeg. De adviezen op verschil lende consultatiebureaux worden niet door dokters, maar door verpleegsters gegeven, die vaak veel te theoretisch oordeelen. Het ideaal zou zijn, dat de huisdokters de adviseurs wa ren. Evenwel is het een feit, dat zuigelingen zorg en wat daaraan vast zit, vroeger op de Universiteit veel te weinig gedoceerd werd. An derzijds voorzien de ziekenfondsen ook niet in deze zuigelingenzorg. De eenige practlsche op lossing is dus: instandhouding en verbetering der consultatiebureaux, totdat hun taak met graagte door de huisartsen kan worden overge nomen. De grootste vooruitgang in het levensbehoud der zuigelingen is gemaakt in de Zuidelijke pro vinciën. Het is een zeer heuglijk feit, dat de katholieke artsen, vooral daar in 't Zuiden, zich de sociale hygiëne zeer ter harte hebben ge nomen. Eenigen tijd geleden liet de directeur van den Rotterdamschen Geneeskundigen dienst zich uit, dat de huisartsen zich aan de sociale hygiëne niets gelegen lieten liggen. Ik geloof, dat voor de katholieke artsen dit verwijt moei lijk gelden kan. De feiten in liet Zuiden zijn daar immers, om het te logenstraffen. Echter ook op dit terrein is eerder een ver grooting der activiteit wenscheiyk, dan een verslapping. Nog onlangs zeide een arts uit een bfj Amsterdam gelegen dorp, waar niets dan fondspraktijk is: „De hoofdzaak is, dat de dok ter zorgt, dat alle menschen kunnen profiteeren van den grooten vooruitgang der medische we tenschap." Hoeveel leed door het in praktijk brengen van deze overtuiging is voorkomen en gelenigd, is alleen voor hem te begrijpen, die de vroegere toestanden met den tegenwoordigen tya vergelijkt. Dr. TH. H. SCHLICHTING Ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van den Motordlenst te Haarlem zal deze Dienst Maandagmorgen om tien uur op het Plein te Den Haag defileeren voor den Minis ter van Financiën.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 5