De ontzettende vliegramp in de Zwitsersche bergen Beklemmend i |p>r De „Rietvink" weer thuis In de Residentie De droeve lijst W/W<W"V /V^ Wm 'K% L 4 Jozef van Langent ONONTVLUCHTBAAR VAtsSSWS3 -km De niet geboekte passagier k -.jw GROOTE BELANGSTEL LING P. A. M. KAT R.LP. ZONDAG 21 JULI 1935 DEMMER-GAS FORNUIZEN m$S2fiter: v' ip';£§ S$j^|!S§§8 Voorstraat 51 - utrecht FLANELLEN PANTALONS Vanaf, .f6.- i A m$È 11 - 99 Het leven gaat verder.... ACCOUNTANTSKANTOOR Ministerieele deel neming Een looden last is ons op het hart geval len, een last, die ons neerdrukt en be klemt, die welhaast te zwaar is om te dragen, die ons verzuchten doet: Ach, God, laat dit nu genoeg zijn. Weer maakt ons volk een weekeind door, Waarop de beklemming ligt van den dood, Waarin wij allen, hoe veilig en rustig ook ge zeten ons mede bedreigd voelen en belaagd door den gruwel van dén plotselingen dood. Het is of wij allen iets gevoeld hebben van de hardheid der rotsen waartegen weer een van de vogels uit het vertrouwde nest zich doodgevlogen heeft. Nauwelijks hebben wij afscheid genomen Van de dapperen, die Zondag vlak bij huis gevallen zijn op ons vlakke, groene polder land en aan wier blakerende doodssponde landgenooten stonden, onmachtig om te helpen of onze gedachten gaan naar den Zwitserschen bergpas, waar de doode vogel ligt met verpletterde ingewanden en met de lijken van zoo velen, die van de onzen zijn, die keeren zouden naar den vader- landschen grond. Moloch's muil heeft wel heel wijd openge staan de laatste dagen en zijn verslindings- zucht is wel heel wreed bevredigd. De vreugde over het ontsnappen van hen, die in de „Maraboe" zaten mocht niet van langen duur zijn. Het loerend monster van den Dood had honger, moest worden verza digd. Onze deernis is geworden tot diepe smart, die aan verslagenheid grenst en het valt thans moeilijk, om niet te zeggen ondoenlijk nog te spreken van moed en vertrouwen en volharding. Het is te veel! Zooveel leed in zoo weinig tijds kan geen menschenhart verdragen en al mag het dan waar zijn, dat de tijd slijt, deze slag is toch wel zoo zwaar, deze opeen volging van calamiteiten is wel zoo beklem mend, dat wij langen, heel langen tijd zul len behoeven om den schok daarvan te bo ven te komen. Als de tranen zijn weggewischt gaat het verstand weer spreken en dit hamert en ha mert ons telkens weer de vraag in de her sens: Moet dit zoo voortgaan, mag dit zoo blijven? Dient niet de moed en de durf en de zucht tot expansie, de drang naar snelheid, het verlangen naar eer worden onderdrukt, dient de juichende hand niet te zakken en klein te worden? Zóó, dat enkel de waar schuwende vinger overblijft, die maant: Of fer niet meer, betoom u, dring uw snelheids- drang terug, beperk deze tenminste. Er is rouw, er is beklemming, er is groote bezorgdheid, er is angst, er is het groeiend besef, dat aan roem, hoe mooi en heerlijk ook. niet mag worden geofferd in een roes van trots en durf, die misschien al hoog moed dreigde te worden, maar nu, na al dit zware leed, wel tot deemoed moet dalen. Laten we, zij het dan voor een oogenblik, het fier-geheven hoofd laten rusten op de borst, niet in blijvende moedeloosheid, maar in nederige erkenning van hooger macht. En als we het dan weer, spoedig, opheffen zullen, laat dan uit onzen blik stralen de vaste wil: voor zooveel wij het kunnen ver helpen: zooiets niet meer! Argeloos trekken de Hagenaars naar het centrum van de stad, naar de Zaterdagavond- markt, naar de winkelstraten, naar de bios copen of naar de café's. Het bericht van de nieuwe vreeselijke vlieg- catastrofe kwam te laat voor de avondbladen. Maar vlijtig bulletineerden de kranten en Voor iederen winkel, voor ieder redactiebureau, Waar de berichten waren aangeplakt, groepten de menschen samen, en geruimen tijd, als ge- looven zij hun oogen niet, blijven zij staan kij ken naar die zwarte drukletters en dat witte krijtschrift, dat een huiveringwekkenden dood Van dertien menschen verkondigt. Ontzetting en verslagenheid hangt over hun gesprekken. Hoofdschuddend en ernstig vervolgen zij hun Weg. Goedgekeurd door de Gasstichting Verkrijgb. bij Uw winkelier. Pr. reeds v.a. 60 Imp. N.V. Techn. Handelsbur. G. de Boer, A'dam Groot is de drukte voor het hoofdgebouw van de K.L.M. aan de Hofstraat, waar eveneens voor de spiegelruiten het vreeslijk nieuws ver meld staat. Er is op de breede stoep geen door komen aan. Het gebouw ligt in het centrum van de stad tusschen de Passage en de Spui straat. Extra-edities worden verkocht en druk ge lezen. Men wil alle bijzonderheden weten. Groepjes opgeschoten jongelui zien de kans midden onder de massa nieuwsgierigen poli tieke gedaehtenwisselr.gen vast te knoopen aan het tragisch gebeuren het kapitalisme de schuld te geven of het „demo-liberalisme". In de groote hall van het gebouw zelf heerscht de ernst der beklemming. Nadere berichten heeft men nog niet. De heer Plesman is op Schiphol. „Wisten we maar meer," klaagt een der employé's. De menschen buiten staan te springen om de nadere bijzonderheden. De groepen jour nalisten wachten geduldig op de zachte ban ken, wachten op den directeur. Zo ndag 6 December 1931. De „OOIEVAAR" bij Bangkok ver ongelukt. Bemanning: Gezagvoerder Th. Wiers- ma; tweede bestuurder J. v. Onlangs: boordwerktuigkundige J. E. W. Kotte. Passagiers: A. Borg (Nederl.) en Baudart (Fr.). Aantal doodenvijf. Vrijdag 21 December 1934. De „UIVER" in Syrische woestijn bij Rutbah te pletter geslagen en verbrand. Bemanning: Gezagvoerder W. H. O. H. Beekman; mecanicien J. v. Steen bergen; werktuigkundige H. A. Wale- wijn; marconist G. v. Zadelhoff. Passagiers: D. W. Berretti (Batavia! prof. dr. E. M. Walch (Batavia) J. Th. Kort, (Nederland). Aantal doodenzeven. Zaterdag 6 April 1935. De „LEEUWERIK" in Sauerland (D.) in storm vergaan. Bemanning: Gezagvoerder P. Soer; tweede bestuurder E. A. J. Prillewitz; marconist Th. v. d. Klein; boordwerk tuigkundige Weiman; boordwerktuig kundige Wingelaar. Passagiers: Mr. W. de Vlugt (Ned.) H. L. A. Briel (Neder!.). Aantal dooden: zeven. Zondag 14 Juli 1935. De „KWIKSTAART" nabij Schiphol ver brand. Bemanning: Gezagvoerder H. Sil- berstein; Radiotelegrafist G. Nieboer; leerling werktuigkundige L. J. van Dijk; werktuigkundige G. Bron. Passagiers: J. Newman (Eng.); H. Hodson (Eng.!. Aantal dooden: zes. SMSI, V» t y* iv 11- j a*A-M ImA ,;V Woensdag 17 „MARABOE" nabij gevlogen. Inzittenden gered. Juli 1935. De Boeshir in brand Zaterdag 20 Juli 1935. De „GAAI" nabij St. Bernardino (Zw.) tegen de bergen te pletter geslagen. Aantal doodendertien. De Sint Bernardpas, in de nabijheid waarvan de jongste ontzettende vliegramp plaats had De geredden van de te Bushir omgekomen Maraboe veilige haven in Nog niet al het publiek, dat Zaterdag op Schiphol aanwezig was, om de passagiers van de te Bushir verbrande Fokker-Douglas-ma chine „Maraboe" te ontvangen, was op de hoog te van de vreeselijke ramp, die de „Gaai" had getroffen, toen te half vijf precies de „Riet vink", bestuurd door Parmentier, na een prach tige retour-vlucht naar Bushir, op Schiphol land de. Voldoende menschen en alle officials wa ren echter reeds ingewijd, om de stemming niet zoo uitbundig te doen zijn, als onder min der droevige omstandigheden ongetwijfeld het geval zou zijn geweest. Maar het leven gaat nu eenmaal verder en toen de passagiers uit het Douglas-vliegtuig stapten, overheerschte de ontroerde blijdschap der wachtende vrienden en familieleden, die na eenige angstige dagen hun verwanten weer terug zagen. Ongeveer tien minuten voor half vijf klonk van den uitzichttoren van Schiphol het be kende signaal, dat er een vliegmachine in aan tocht is. Dit signaal werd gegeven voor de „Rietvink", die Zaterdagmorgen in Athene was opgestegen en waarmede reisden de beman ning en passagiers van de „Maraboe", die bij Boesjir is omgekomen. Met touwen werd een gedeelte afgezet en op dit afgezette gedeelte verzamelden zich de echtgenooten, familieleden, vrienden van be manning en passagiers. Velen hadden de kin deren medegebracht en talrijke waren in het bezit van bloemen. Opnieuw klonk een signaal en de „Riet vink" vloog over de gebouwen van Schiphol en klokslag half vijf landde het vliegtuig vlot, bestuurd door Parmentier. Allen drongen naar voren. Handen en petten gingen omhoog, doch geen gejuich weerklonk. Men was nog te veel onder den indruk van wat men zoo pas had vernomen. De eerste, die uitstapte was Hondong. Ver volgens kwamen de passagiers, de heer Van Westeren uit Palembang, de heer Stufkens uit Bandoeng, de heer Eeuwens uit Batavia, de heer Van den Broeke uit Batavia en mevrouw Of- fens met haar baby van zes maanden. Vervol gens miss Kennedy uit Karachi en luitenant Bromilov uit Karachi, een gewezen Russisch officier. Mevrouw Kennedy lijkt eenigszins ge wond, door den schok toen het vliegtuig den grond raakte. Vervolgens verlieten verschillen de leden van de bemanning het vliegtuig, de tweede piloot Brinkhuis, de werktuigkundige Prins en de radio-telegrafist Van Bruggen. Dan volgt de bemanning van de „Mam- boe", de tweede piloot Rupplin von Kessikon, mecanicien Veenendaal en marconist Van der Smagt. Als laatste verliet Parmentier het vlieg tuig. Het weerzien was ontroerend. Handen wer den gedrukt en kussen gewisseld. Bloemen werden overgereikt. Men sprak echter op gedempten toon en wenschte elkander geluk. Verschillende passagiers bleken voor een goed deel beroofd van hun kleeren. We zagen en kelen, die slechts gekleed waren in broek, hemd en overjas. In de douanezaal had alles een vlet verloop. Hier stond ook directeur Plesman, die zich met verschillende van de passagiers on derhield. De passagiers gingen zoo spoedig mogelijk met taxi's de stad in om zich van kledingstuk ken te voorzien. We kregen den indruk, dat zij zeer kalm waren en vernamen van enkelen hunner, dat men tevreden was met de maat regelen, welke de KLM. getroffen had om hen zoo spoedig mogelijk naar Holland over te brengen. Men. was vol lof over de-- behandeling te Boesjir van autoriteiten ondervonden en het geen de bemanning van de „Maraboe" voor hen had gedaan. Men was natuurlijk zeer onder den indruk en betreurde het verlies van koffers en kleinoo-, diën, doch aan den anderen kant; men had het leven er af gebracht en dit was het voor naamste Hondong vertrok zoo spoedig mogelijk met zijn bemanning naar het K.L.M.-kantoor, waar hij een onderhoud had met zijn directeur. Hoewel we alle moeite deden om nog eenige bijzonderheden omtrent de oorzaak van de ramp te weten te komen en hoe een en ander, en voornamelijk het reddingswerk zich had toe gedragen, konden wjj door het overhaast ver trek van de passagiers van deze zijde voorloo- pig niets te weten komen. Ook kregen wjj zeer sterk den indruk, dat van de zijde der directie aan de bemanning verboden was, ook maar iets aan de vertegen woordigers der dagbladen mede te deelen. Parmentier, die de passagiers van de verongelukte Maraboe behouden op Schiphol bracht. OOSTERPARK 19 - AMSTERDAM - TEL. 53931 Zoodra het bericht over de nieuwe ramp bekend werd telefo neerde Z. Exc. Jhr. ir. v. Lidth de Jeude, Minister van Waterstaat, den heer Plesman op Schiphol om inlichtingen in te winnen en de deelneming der regeering te be tuigen. Te 's Gravenhage kwam Z. Exc. dr. L. N. Dekkers, minister van Defensie aan het hoofdkantoor der K. L. M. zijn deelneming be tuigen. Het „Kasteel van Aemstel", directie en redactie van de Vereenigde Katholieke Pers, zijn door het ont zettende ongeluk, dat de „Gaai" trof daar boven in de Zwitsersche Alpen, in diepen rouw gedompeld. Een der redacteuren, Jozef Maria Martinus van Langen, gebo ren 8 November 1909 te Purmerend en se dert 10 December 1929 aan onze bladen verbonden, behoorde tot de ongelukkige passagiers van het doodsvliegtuig. Hij had zijn vacantie doorgebracht in de Eeuwige Stad en zou Maandagochtend weer in ons midden zijn geweest, om zijn redactionee- len dienst aan de afdeeling Buitenland te hervatten. In stomme ontzetting moeten wij het in onze schier onwillige hersenen realiseeren, dat aan het zoo krachtige en gloeiende leven van onzen vriend van Langen een zoo ontijdig einde is gekomen. Maar de boeking van het vliegtuig is onverbiddelijk. Hij was er bij. En vriendenhanden heschen reeds ter eere zijner nagedachtenis de vaderlandsche vlag halfstok aan het „Kas teel van Aemstel". Hij kwam uit de Eeuwige Stad. Dit was reeds zijn tweede reis naar het Rome der Pausen. Zijn eerste reis daarheen deed hij tijdens het Heilige Jaar. Deze reizen kenteekenen van Langen. Hij was een stoere, oer-krachtige persoonlijk heid uit het Noorden, maar zijn door en door katholiek, geloovig hart trok hem naar de hoofdstad der Christenheid, der Katholieke Moederkerk, in wier dienst hij, als journalist, stond als soldaat. Jozef van Langen was een goed kameraad, in aanzien bij allen om zijn zonnige na tuur. Hij had, na zijn gymnasiale studiën en het staatsexamen te hebben volbracht, roeping gevoeld voor de journalistiek en was onder de vroegere directie reeds redac teur-Buitenland geworden van „De Tijd". Zijn werkkring was de verzorging van den telegrafischen buitenlandschen berichten dienst. Deze werkkring brengt mede, dat hij, die dezen verzorgt, niet op den voor grond treedt. Des te meer is de persoon lijkheid van deze functionarissen van ge wicht op den achtergrond. Iedereen zal dit direct inzien, als hij zich even realiseert, welk een ruimte en welk een voorname ruimte de buitenlandsche berichten dienst in iedere uitgave der couranten be slaat. Op dezen post was van Langen een uitmuntende kracht. Zeer nauwgezet, uiterst conscentieus voorzag hij zijn dienst, beurtelings in den drukken dag en in de lange nachten. Hij worstelde vaak lang met de meestal overstelpende stof, om de juiste formuleering en vooral het karak teristieke, tot den lezer sprekende boven schrift te vinden. Naast zijn dagelijksch werk gingen zijn aspiraties hooger. Hij probeerde jurisdische studiën met zijn dagelijkschen dienst te verbinden, maar hij moest, zéér tegen zijn zin ervaren, dat de moderne journalistiek de geheele persoonlijkheid zonder genade voor zich opeischt. Zijn geest had een phi- losophischen inslag, hij mijmerde gaarne en veel over de problemen van leven en dood en voelde zich op dit gebied bijzon der aangetrokken door de naar paradoxen zweemende levensleer van G. K. Chester ton, den grooten Engelschen katholiek met den fijnen, speelschen geest. Ook de vader landsche problemen hadden zijn volle aan dacht en menig frisch debat werd met hem geleverd, als hij zijn Dietsch ideaal wat sterk op den voorgrond bracht. Zijn geest zocht altijd uiting in eigenaardige geestig heden, die 't redactielokaal vervulden met vroolijkheid. Zijn eigen gulle lach weer klonk daarbij niet in de laagste tonen. Jozef van Langen was ook een goede zoon, een goede broeder. Zijn familie is mét ons in diepe rouwe. Wij hebben een goeden kameraad, een goed medewerker, een goeden vriend ver loren. Nóg kunnen wij niet begrijpen, dat hij, de jonge, krachtige, stoere man met de goudblonde manen, nooit meer in ons mid den zal zijn. Eén ding weten wij in deze droeve ure echter met rotsvaste zekerheid: wij zullen hem niet yergeten. Moge God dezen werkelijken vrome uit de Eeuwige Stad op aarde in de Eeuwige stad van den hemel hebben opgenomen. Jozef van Langen, rust zacht, tot weer ziens. Nu ligt Neerland stom geslagen Zóóveel rampen in één week Waarbij 't werk van menschenhanden Toch maar menschenarbeid bleek. Droevig zoeken wij naar woorden, Wat te zeggen bij zoo'n leed? Wie zal speuren naar Gods wegen Die geen menschenbrein toch vreet? Hier past slechts een stil gedenken, En de in-gemeende bêe: „God, die deze slagen toeliet, Zend Uw troost en zegen mee." Zooveel dooden weer geschreven Op de lange, droeve lijst, Die ons als „memento morï" Naar de eeuwigheid verwijst. Een van onze kameraden, Uit den dagelijkschen kring, Die voor nog maar luttel uren Vroolijk uit ons midden ging, Hij ook heeft op deze aarde Thans zijn laatsten stap gezet. Wij gedenken hem, en allen, In een hartelijk gebed. H. K.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 5