Een voormalig aartshertog van Toscane SKdwïfiaal den dag Met twee op avonturenreis l 'N TROUWE KLANT HET VERDWENEN ELFTAL DE DOOD VAN LEOPOLD WÖLFLING WOENSDAG 31 JULI 1935 Zijn leven was een romanwaarvan de droeve bladzijden verre in de meerderheid zijn Het verzet tegen de etikette Geheimzinnige vondst onder Moskou Het protestantisme en de H. Maagd Florence Nightingale Hotel-tentoonstelling had gelijk! bat f (tie Sprak... I plan had ik te f I Keilner in Hollywood Tegen de leugenachtige berichtgeving Engeland heeft een „Hongerpaleis" een ongeval met doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIED HET ONGEVAL FnpJA bij verlies van een hand mOU*" een voet of een oog Onlangs werd het overlijden gemeld van den voormaligen aartshertog Leopold van Toscane, die onder den naam Leopold Wölfling langen tijd te Berlijn heeft gewoond. Deze zoon van den laatsten regeerenden groot hertog van Toscane en broeder van de ex-kroon- prinses Louise van Saksen heeft den laatsten adem uitgeblazen, onder armoedige omstandig heden, in een kleine en bedompte huurwoning in de Belle-Alliance-straat. Zoo gaat de glorie der wereld voorbij. Het leven van dezen Leopold begon glansrijk aan een keizerlijk hof, maar later was het vol van tragiek. De man die in de Berlijnsche huur kamer stierf was oud en vermoeid, in harden levensstrijd opgebruikt, de rust die hij vond moet voor hem niets afschrikwekkends meer hebben gehad. Hij was bijna geheel vergeten. Eens was hij het middelpunt van sensatie en opzienbarende affaires, opwindende avonturen en zonderlinge geschiedenissen, waarnaar de wereld een tijdlang vol nieuwsgierigheid uit- zag, om ze dan te vergeten en den man die er de aanleiding van was, tegelijkertijd. De tragische schuld van zijn leven was deze, dat hij had gezondigd tegen het gebod, dat voorschrijft niet uit de sfeer te treden waarin het lot u geplaatst heeft. Zijn zuster beging dezelfde fout en moest er eveneens zwaar voor boeten. Zij was de kroonprinses Louise van Saksen, maar gaf haar rang en familieleven prijs, om als gravin Montignoso een leven te leiden, dat meer overeenstemde met haar per soonlijke inzichten en wenschen. Na een avon tuurlijke vlucht uit Dresden genoot zij volop van een leven, dat zij meende al te lang ge mist te hebben, en kwam ten slotte in contact met den Italiaanschen componist Toselli, wiens eehtgenoote zij werd. Ook vorsten kunnen niet buiten romantiek! Maar hoe beter zij er buiten kunnen hoe beter vorsten zij zullen zijn. Men kan het een conventioneele opvatting vinden, dat men niet buiten zijn sfeer" moet treden en van meening zijn, dat het alleen maatschappelijke huichelarij is, die scheids muren tusschen de standen optrekt teikens blijkt weer, dat menschen reëel het slachtof fer worden van hun negatie dier onderschei den. Menigeen die het avontuur gezocht heeft, inplaats van de gebaande paden, beschreit zijn stoutmoedigheid later met heete tranen. Zeld zaam zijn de gevallen van hen, die er in sla gen geheel in de andere sfeer te acclimatisee- ren. Zij zijn de oersterke naturen, die altijd en overal zullen aarden. Ook Leopold van Toscane verzette zich tegen de etikette, hem gedicteerd door zijn hoogen rang en verlangde naar een eenvoudig leven in civiel. Aanvankelijk had hij bij de Oostenrijk- sche marine gediend, hij vergezelde den troon opvolger aartshertog Franz Ferdinand op zijn reis om de wereld en vervulde dan zijn dienst in verschillende Oostenrijksche garnizoenen. Op vier-en-dertig-jarigen leeftijd was hij kolonel, toen kwam het beslissende oogenblik voor hem. Hij leerde een vrouw kennen van burgerlijke afstamming, beminde haar, en om harentwille deed hij afstand van rang en positie. De Oos tenrijksche hofetikette was onverbiddelijk. On geveer alle menschelijke zwakheden werden ge tolereerd, zelfs nog als er schandaal van de Liebelei kwam, maar wie de banden brak en de mésalliance verkoos, werd uitgeworpen. Zulk een kwam op een dag tot de ontdekking dat hij niet meer gegroet en gesalueerd werd door zijn vrienden, hij werd uit zijn posten ontheven. Hij bleef alleen met degene voor wie hij dat alles riskeerde. Zoo bleef Leopold alleen met Wilhelmina Adamovic, bij wie bij het geluk hoopte te vin den, dat hij zich temidden van de doodelijk of- ficieele plichtplegingen van zijn milieu telkens gedroomd had. Een Oostenrijksche aartshertog, beroofd van de voorrechten zijner geboorte, die niet meer een keizerlijke hoogheid doch een simpele meneer Leopold Wölfling zijn wil, dat was toendertijd iets wat in hevige mate op de fantasie van de massa werkte. Na eenigen tyd minderde de belangstelling voor zijn doen en laten, maar zij ontwaakte opnieuw toen men ontdekte, dat de voormalige aartshertog het verhoopte hartsgeluk niet gevonden had en dat het huwelijk, waarvoor hij alles opgeofferd had, mislukt was. Hij huwde nog een tweeden keer en toen werd het stil om hem heen. De oorlog kwam, men had aan andere dingen te denken, en verloor hem uit het oog. Eerst na den grooten oorlog dook Leopold Wölfling, die zoolang in Zwitserland had ge woond, wederom op. Het was zeer slecht ge gaan met zijn geldmiddelen, ook de gewone gang van zaken, hij moest naar een brood winning uitzien en nu eerst ondervond hij heel de hardheid van zijn lot. Hij probeerde het in verschillende beroepen, zonder te kunnen sla gen. In den inflatietijd, met zijn bedenkelijken smaak en decadent gezelligheidsleven, gelukte het den ouder-wordenden man in een Ber- lijnsch cabaret op te treden, waar hij de ver nedering onderging in de rol van aartshertog de uitgaande jongelingschap te moeten amusee ren. Bovendien werd hij daar soms door cham pagne drinkende oweejers uitgefloten. Tragisch tafereel! Tijdelijk vond hij daarna bij de film een onderkomen en inmiddels schreef hij twee boeken met mémoires, onder de titels „Herinne ringen" en „Habsburgers onder elkaar". Ook probeerde hij het als beambte op een bank en in de journalistiek. Maar eigenlijkston den hem voor alles de handen scheef, hij miste eenvoudig de flair om te slagen en vol te hou den. Tenslotte werd hij groentenhandelaar in FloridsdorfZelfs dat liep mis. Steeds weer deed hij de ervaring op, dat hij niet was opge wassen tegen de moeilijkheden van den burger lijken strijd om het bestaan en dat dit leven, door hem vroeger gedroomd als een simpele idylle, in waarheid vol was van gevaren. Dat iedere dag zware en drukkende zorgen bracht. Na de episode te Floridsdorf ging hij weer naar Berlijn, waar hij voor den derden keer huwde en den naam Schlackenwerth aannam, die hem nog toekwam wegens vroegere bezit tingen in Toscane. Leopold Wölfling was niet de eerste prins van Habsburgsch blc^d, die in de burgerwereld wilde onderduiken. Voor hem had aartshertog Johann hetzelfde gedaan, ook voor een vrouw die hij beminde. Deze wilde onder den naam Johann Orth een burger met de burgers zijn. Beider lotgevallen echter waren zeer verschil lend. Johann Orth verdween, het schip Mar- gherita, waarop hij zich naar Zuid-Amerika begaf, is denkelijk naar den kelder gegaan en men heeft nooit meer wat van Orth gehoord. Daaromheen zijn natuurlijk legenden geweven en zoo is de levensverandering van dezen aarts hertog althans met poëzie en romantiek om geven. Leopold Wölfling echter maakte kennis met de harde realiteit van iederen dag. Een aartshertog zonder geld is in de burgermaat schappij een burger, als een ander. Op 67-ja- rigen leeftijd is hij gestorven, zwaar beproefd. De dood was voor hem een verlosser. Deze aartshertog Leopold Ferdinand, die in 1902 het huis Toscane verliet en den naam van Leopold Wölfling aannam, was de oudste zoon van Groothertog Ferdinand IV van Tos cane, aartshertog van Oostenrijk, en van diens gemalin Groothertogin Alice van Toscane, ge boren Prinses van Bourbon van Parma. Zijn vader stierf in het jaar 1908, zijn moeder ver loor hij pas kort voor zijn eigen dood. Hij had acht broers en zusters. Zijn leven was een roman, waarvan de droe ve bladzijden verre in de meerderheid zijn. Het bevestigt de waarheid van het oude spreek woord, dat een schoenmaker bij zijn leest moet blijven. Bij de uitgravingen, welke momenteel wor den verricht voor den bouw van een nieuwen ondergrondschen spoorweg onder de stad Mos kou, heeft men verscheidene belangrijke ont dekkingen gedaan. Zoo vond men b.v. een ruw gegraven steenen gang, welke naar een soort van gevangenis leidde. In deze gevangenis ontdekte men een steenen plaat, waarop te lezen stond „Op den lOen Juni 1905 werd Feodor Jakowlef in deze gevangenis ingesloten." Bij onderzoek werd de naam van Feodor Jakowlef evenwel niet ge vonden. Wel heeft men kunnen nagaan, dat in die Junimaand zekere Feodor, de zoon van Bo ris Godunow, plotseling was verdwenen. Van den jongeman heeft de familie nooit meer iets vernomen. Men vermoedt, dat met Feodor Jakowlef de zoon van Godunow wordt bedoeld. Thans, na meer dan dertig jaren, schijnt het raadsel van de geheimzinnige verdwijning van dezen jongeman te zijn opgelost. Vreemd is echter, dat men in de nauwe ge vangenis letterlijk niets vond, dat op een mis daad wees; men vond er zelfs geen beenderen. Vermoedelijk hebben de moordenaars het lijk van den jongeman later weggehaald. Pierre Delattre schrijft in „l'Action Catho- lique": Stilaan voert een beweging sommige mil- lieu*s der Evengelische Kerk in Duitschland, trots de tegenwerking van het nieuwe regiem, naar het herstel der Mariavereering. In 1919 reeds zeide de Protestantsche schrijver Jung- nickel: „De Evangelische Kerk sterft van de koude, wij moeten er een Moeder in terugbren gen, Maria. Dan zal alles er weer warmte krij gen." Sinds die uitspraak, thans reeds 16 jaar ge leden gedaan, is het tijdschrift „Hochkirche", orgaan van de ritualistische beweging in de Evangelische Kerk, keer op keer op dezelfde gedachte teruggekomen. Een der ijverigste predikanten in dezen zin is de Protestantsche Pastoor Lotzing uit Göt- tingen. Eenige jaren terug heeft hij een boek gepubliceerd: „Mariënblumen auf fremder Er- de"; het is een verzameling van protestantsche getuigenissen ten gunste der Mariadevotie. Tot over de honderd loopt hun getal. In 1933 verspreidde zich in Keulen een „Op roep aan geheel de Evangelische Christenheid", welke openlijk het herstel van de Mariaveree ring in de Protestantsche Kerk terugeischt. De schrijver, die liever onbekend wenschte te blij ven, zegt erin, dat het menschdom graag de moeders van groote mannen eert; hij noemt de moeder van Goethe, de moeder van Grac- chen, de H. Monica, moeder van St. Augusti- nus, de H. Helena, moeder van Constantijn, enz. Ook nog andere vrouwen, zoo laat hij uit komen, hebben haar verdiende eere van de menschen ontvangen; Maria Theresia, koningin Louise van Pruisen, Victoria van Engeland. „Eén alleen, besluit hij, werd uitgezonderd, één enkele bleef vergeten, ongeacht, en dat is de Maagd Maria, de Moeder van onzen Heer en Heiland'.' De oproep merkt op, dat Luther toch in verschillende liederen Maria's heerlijk heden heeft bezongen en dat in de 17e eeuw Brysjolfur Sweinssen, Bisschop vant IJsland, nog Mariazangen componeerde in het Latijn. Vóór enkele jaren heeft Nederland reeds den zelfden oproep gehoord. Cor Meerens publiceer de onder den titel: „Dë voorbidding van Ma ria", een propagandabrochure, welke een waar pleidooi was voor de Moeder Gods. Naarmate geloof, zedelijkheid en godsvrucht bij de massa verdwijnen om plaats te maken voor echt heidendom, keert een heele keurben de zich naar Maria, als de Ster, die temidden van den storm haar opnieuw den weg zal wij zen naar de haven. Dergelijke bevindingen ge ven rijke verwachtingen. Geen apologetiek was ooit zoo doeltreffend om de verdoolde zielen tot Christus terug te voeren, als de toevlucht tot Maria, beschouwd als Moeder. Het zal binnenkort vijf en twintig jaar ge leden zijn, dat de Engelsche menschenvrien- din, Florence Nightingale, die zich vooral tij dens den Krimoorlog zoo zeer verdienstelijk maakte, te Londen overleed. Florence Nightingale, wier nagedachtenis door de Britten en ook in het buitenland in hooge eere wordt gehouden, o.a. door het vie ren van den jaarlijkschen „Nightingale-Day" te Londen, werd geboren te Florence in 1823. Als meisje van twintig jaar ging zij studeeren in de heel- en geneeskunde, zich niet storend aan de begrippen, welke de menschen van haar tijd er op na hielden. Zij studeerde en hield vol, ook al werd zij hierin tegengewerkt door hen, die van meening waren, dat een vrouw geen ander boekwerk ter hand diende te nemen dan een luchtigen roman. Toen de jonge Florence was afgestudeerd, ging zij naar Engeland en richtte in de hoofd stad, n.l. in de Harbystreet, een hospitaal op, waarvan zij zelf de leiding op zich nam. Dit hospitaal kreeg binnen korten tijd een ver maardheid, door de bijzonder goede verpleging, welke de patiënten daar ondervonden. Toen de Krimoorlog uitbrak (1854) vertrok Florence Nightingale, vergezeld van een veer tigtal dames, naar Skoetari, waar zich de Britsche hospitalen bevonden. Hier werkte de ze energieke en mensehlievende vrouw dag en nacht voor de gewonden, die op ieder uur van den dag het hospitaal werden binnengedragen. In Skoetari vooral hebben Nightingale en haar helpsters zeer veel goeds verricht. Vanuit Skoetari begaf Florence Nightingale zich naar Balaklava, om er een ziekendienst in te richten. Lang heeft zij hier niet mogen wer ken; zü werd ziek. Aangetast door de zoo zeer gevreesde ziekte, de cholera, welke zij bij een harer patiënten, die zij persoonlijk verpleegde, had opgedaan. Zuster Nightingale maakte een zware crisis door, doch herstelde. Nóg wilde zij, ondanks het aandringen van haar medezus ters, niet naar Engeland terugkeeren. Zij bleef op haar post, tot aan het einde van den oor log. Eenmaal in Engeland terug, werd zij aan het hoofd gesteld van een inrichting tot opleiding van ziekenverpleegsters. Langen tijd heeft zus ter Nightingale haar krachten, welke na haar terugkeer in Engeland, steeds meer afnamen, aan deze inrichting gewijd. Zij overleed op 87-jarigen leeftijd. Groot was de droefheid, welke er in geheel Engeland beerschte óm den dood van de geliefde zuster Nightingale. Haar naam is sedert dien in hooge eere gebleven, vooral ook bij de verpleegsters, die Florence Nightingale, de groote menschen- vriendin, tot voorbeeld mogen stellen. Te ha rer nagedachtenis richtte men in Engeland een standbeeld op, aan den voet waarvan men ieder jaar, bij de viering van den „Nightingale-Day" een bloemenkrans legt, welke plechtigheid door een deputatie van verpleegsters wordt verricht. Van 5 tot 10 October a.s. wordt de jaarlijk- sche groote tentoonstelling gehouden, welke telkens opnieuw duizenden vreemdelingen, die belang hebben bij het hotel-, café- en restau rantbedrijf, naar de Duitsche hoofdstad voert. Ditmaal zal de expositie niet minder dan zes tentoonstellingshallen in beslag nemen. Zoo als het vorig jaar zullen aan deze groote expositie ook kleinere tentoonstellingen worden toegevoegd; o.a. worden in de nevengebouwen ondergebracht „Het vliegende hotel", waar de bezoeker alle comfort, welke de moderne pas> sagiersvliegtuigen bieden, te zien krijgt; ver. der vindt men er „Het hotel", een voorbeeld van comfort, waarvan de moderne mensch ook op het water kan genieten, en tenslotte „Het rijdende hotel", waar den bezoeker wordt ge toond, hoe men het zich ook op reis gemakke lijk kan maken. De Arabier rukte zich los en beiden rol den ze over den grond. Wie zou 't winnen'? De stuurman kwam boven te liggen en stond fluks op. Ook de Arabier krabbelde op en. zette het op een loopen. Ook een held!, spotte de stuurman. Gauw" maakte hij de touwen los en zette Wietje op den grond. Hoe kom jij hier? vroeg hij. Wietje vertelde alles, ook dat ze Piet was kwijt geraakt. Hij toch niet dood zijn? stamelde ze. De stuurman stelde haar gerust. In de tent vond hij een onderkleed en een hoofddoek, die hij best gebruiken kon, want zijn pak was in het gevecht heelemaal gescheurd. Nu leek hij wel een Romeinsch veldheer. Nu zullen we Piet ook wel gauw vinden, zei hij tot Wietje. Hij sprong op het paard, plaatste het meisje voor zich ,en voort ging het, langs het bergpad. Nu moet je me toch eens vertellen, Karei waaraan je je succes op zakelijk gebied te danken hebt." De heer Groothoff zette zijn wijnglas neer en keek zijn vriend, Karei Peters, vragend-glim lachend aan. Groothoff was directeur eener bank, Peters de eigenaar van een bloeiende handelszaak. Za. kelijke aangelegenheden hadden hen tot vrien den gemaakt; een blijvende vriendschap, die iederen Donderdagavond tot uiting kwam on der het genot van een pittige sigaar en een geurig glas wijn. Dan zaten de beide heeren op hun gemak in den rooksalon en was er een ver trouwelijke, hartelijke conversatie. Zoo ook nu. Peters had eens gemoedelijk voor zich uitge lachen bij het hooren van Groothoff's vraag. Ja, de aanleidende oorzaak van zijn succes! Een wondere historie of een nietig toevalletje? Hoe zou hij het noemen? Peters bukte zich voorover, tikte even de asch van zijn sigaar en leunde daarna weer terug in zijn broeden fauteuil, 't Was een oogenblik stil tusschen de beide vrienden, de stilte die aan alle openhartige confidenties voorafgaat. Eenerzijds het terugblikken in het verleden, de storm van herinneringen, anderzijds het nieuwsgierige wachten „U zult me niet gelooven, zoo allersimpelst is 't gegaan. Je weet, toen zich vijf jaar geleden mijn mede-firmant uit mijn zaak terugtrok, dat de toestand allerdroevigst was. Weinig omzet, klein afzetgehied, slechtbetalende klanten en.een zeer laag crediet. Onder den druk van al die zorgen had zich verbittering en woede in mij opgehoopt tegen alles en iedereen. Wij als fir manten, die ruim twintig jaar in de beste ver standhouding hadden samengewerkt, gingen tenslotte als vijanden van elkander. Hij verweet mij een bekrompen koopmansgeest en absolute onzakelijkheid, ik slingerde hem zijn luiheid en geniepig eigenbelang naar het hoofd. De breuk lag er. Mijn meening als ervaren zakenman is, dat er méér bloeiende bedrijven op een derge lijke, kinderachtig-onverstandige wijze ten gronde gaan, dan juist door tegenslag of tijds omstandigheid. Goede wil en gezond verstand redden de meest hopelooze zaken! Doch verder. Daar stond ik dus als eigenaar van een weg kwijnend bedrijf, zonder kapitaal, zonder uit zicht. Ploeterend en worstelend, om steeds meer mijn ondergang nabij te komen. Den eenen be diende na den anderen moest ik ontslaan, ten slotte zelfs den boekhouder, zoodat ik op een gegeven moment één loopjongen overhield en zélf in de zaak en op het kantoor de leidsels hanteerde. Daar gingen nachten voorbij, dat ik niet te bed kwam; steeds maar tellen, narekenen, ba lans opmaken. Doch steeds ook dat alle-ener- gie-verlammende, vreeselijke: te-kort.... Het magazijn geraakte leeg, de winkel uit verkocht. Nieuwe voorraden kreeg ik niet, want van iedere firma lagen stapels onbetaalde reke ningen. Stilaan bleven ook de klanten weg. daar ik hen steeds met een „tot mijn spijt nog niet aangekomen" moest tevreden stellen. Toen ik er mij op een avond plots van bewust was dat mijn faillissement voor de deur stond, smeet ik met een koele nonchalance mijn kas boek dicht, kleedde me netjes aan, sloot mijn „stervende zaak" en ging de stad in. Een bor rel drinken. Vier, vijf borrels drinken. Méér nog. Ik heb dien avond zooveel gedronken dat ik niet wist hoe ik was thuis gekomen. Ik werd wakker, terwijl ik voor mijn bureau zat. Een stem had mij doen ontwaken; een stem die mij aansprak, raad gaf, een richting wees, waar heen ik mij begeven moest. Een schok van vreugde ging er door me heen; al wat die stem zei was waar en goed en practisch en kon mij redden." Peters pauzeerde even. Hü dronk een teug wijn en kuchte eens. Ook Groothoff dronk en zei daarna: „Maar kom, Karei, je gelooft toch niet aan geesten of spoken." „Laat me verder vertellen, aanstonds zal je alles duidelijk zijn. Ik hoorde dus die stem en dacht over cfe ge sproken woorden na. Half-slapend en half- wakker. Duidelijk vernam ik: „De eerste dui zend gulden. Daar gaat het om. Wie ze niet heeft, moet ze leenen en dan van de goeokoope markten gebruik maken." Een vreugde-trilling in mijn hart, een plot- seling-helder idee.... en lachend als een dwaas werd ik opeens wakker. Zoo was het; zóó ging het f f en zoo moest het. Die geeststem I verwerkelijken; het was mijn redding, mijn vingerwijzing. Ik heb het dan ook gedaan, met alle energie en durf en overgave die in mij was. „De eerste duizend gulden. Daar gaat het om." En waarachtig, toen ik ze had, ging het ook. De zaak floreerde, klanten kwamen terug, mijn crediet en mijn omzet steeg. Sinds dat oogen blik ben ik gaan worden, hetgeen ik nu bereikt heb: een welgesteld handelsman. Dank zij die geheimzinnige geestesstem." Peters tast te naar zijn wijnglas en keek Groot hoff vragend aan. Zou hij nu niet willen we ten.... Jawel, Groothoff vroeg: „Maar die stem? Heb je nooit achterhaald wie of wat dat geweest kan zijn?" Daarop had Peters gewacht. Hij zei met duidelijke stem, die langzaam in een schaterlach overging: „Het was de radio van mijn buurman. Het half-uurtje voor zakenlui!".... De beide vrienden zaten te schudden van het lachen.... Het beroep van keilner is lang niet een der gemakkelijkste en zeker niet in de filmstad Hollywood; dit bewijst wel het volgend voor val: In een der vele artisten-restaurants, welke Hollywood telt, kreeg een der kellners oneenig- heid met twee bezoekers. De twist liep ten slotte uit op een handgemeen, waarbij een der twee bezoekers den keilner voor den grond wierp. Deze laatste kwam met het hoofd- tegen een meubelstuk terecht, met het gevolg, dat hij een wond boven het linkeroog opliep. De keil ner, die geen werk van de zaak wilde maken, meldde zich enkele dagen ziek; het advies van een geneesheer vond hy zelfs overbodig. Toen de man weer zoover hersteld was, dat hij zyn werkzaamheden kon hervatten, werd hij bij de directie geroepen en.... ontslagen. De wonde had n.l. een litteeken boven het oog achtergelaten en daar men in de filmstad Hol lywood veel prijs stelde op een onberispelijk uiterlijk, zag de directie van het restaurant zich genoodzaakt naar een andere kracht uit te zien. De gedupeerde keilner klaagde de di rectie bij het gerechtshof aan, doch werd in het ongelijk gesteld. Thans zoekt de man tevergeefs een betrekking in een der Hollywoodsche res taurants. In de buurt van het plaatsje Tnng in En geland vindt men een oud slot, omgeven door moderne tennisbanen, zware, eeuwenoude eiken- en berkenboomen. De vreemdeling, die niet ingelicht is, loopt het oude slot voorbij, omdat het daar zoo eenzaam en geheel door groen omgeven, verscholen ligt. Toch is dit slot bij de bewoners van Tring heel bekend; men noemt het het „hongerpaleis". Hoe men aan deze zonderlinge benaming komt, is gemakke lijk uit te leggen In dit slot woont zekere Mr. Field, in Engeland een bekend geneesheer. Mr. Field heeft van het oude kasteel een soort van rusthuis gemaakt. Zijn patiënten, waarvan er velen feitehjk geen patiënt genoemd kunnen worden, omdat zü er slechts hun vacantiedagen doorbrengen, voeden zich hoofdzakelijk met versch fruit' en ongekookte groenten. Tot hen behoort een aantal dames, die zich aan een bepaald dieet houden om de zoo gewenschte slanke iyn te herwinnen of te behouden, van daar de door den volksmond gegeven benaming van „hongerpaleis". Tot de meest geziene gasten van Mr. Field behoort momenteel de Britsche diplomaat Mr. Henderson, die sedert eenigen tijd in het sana torium van Mr. Field vertoeft. In Argentinië schijnt men verzot te zijn op sensatie, tenminste dit zou men wel denken, als men de Argentynsche dagbladen opslaat, waarin het eene sensationeele bericht op het andere volgt. De regeering in Argentinië gaat nu evenwel een stokje steken tegen het fantastisch ge schrijf der journalisten, die in het vertellen van leugentjes voor elkaar niet onderdoen. In Argentinië is dezer dagen een nieuwe perswet in werking getreden, volgens welke alle bu reaux van dag- en weekbladen, alsook van tydschriften, periodieken, enz. in een persregis- ter dienen te worden ingeschreven, waarbij de directies dier dag- en weekbladen een belang rijke som gelds moeten storten als borgstelling. Doet nu een onwaar bericht of een leugenach tig gerucht, afkomstig uit een of andere cou rant, de ronde, dan gaat men onmiddellijk na uic welke bron het gerucht is voortgekomen. Zoodra men te weten komt, van welk bureau het bericht afkomstig is, wordt de borgstelling van de schuldige persdirectie door de regeering in beslag genomen, bij wijze van boete. Het bewuste bureau dient dan binnen beperkten tüd opnieuw een borgsom te storten. Nietwaar, D bent "n trouw lezer van onze ru briek „Omroepers". U moogt er graag eens la grasduinen. De zakenman weet van Dw speur- lust te profiteeren, hy plaatst Zaken-Omroepers, die onze rubriek Juist zoo veelzydig doen zyn en die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad motiveeren. .T .F. NE'S ongevallen verzekerd°TOor^en der volgende uitkeeringen F 750 verlies6 van beide armen, beide beenen of beide ■SS F 750.- S door Arthur Morrison 16 Den geheelen dag ben ik al achtervolgd dcor een kerel, die er mij tién pond voor geboden heeft en me haast smeekte dat geld toch van hem te willen aannemen. Ik heb er zelf niet meer dan tien shilling voor gegeven." „Dan had ik ze maar aangenomen," zei de practische Jack Knowles, niet zonder een stiekume vreugd over den buitgenwonen strop, dien de kooper zich op den hals zou hebben gehaald. ,,Wat voor kerel was het? Een wyn- handelaar?" „Zooiets, vermoed ik. Meer een van die men schen, die in alles en nog wat handelen. Hy heette Hahn. In ieder geval efen vreemdeling, al sprak hij zijn Engelsch meer dan behoorlijk. Hij heeft me werkelijk den geheeien morgen bestookt met aanbiedingen en ik had ten slotte veel lust om den man buiten te trap pen. De werkster beweert dat hij dén geheelen dag op den loer heeft gelegen en dat komt ook tamelijk wel uit. Toen ik in den loop van den middag ging wandelen, zat hij me inder daad na tién minuten weer op de hielen. Toen hij geen verder succes had, is hij zyn kansen gaan wagen by de werkster, maar die heeft hem ineens den wind van voren gegeven. Kan ik je aanbevelen heerén. Geen enkele schuld- cischer waagt het zich voor den tweeden keer te latenj zien. Maar kom, laten we gaan. We zullen even bij Fields langs loopen én ook nog zien of Castle thuis is. Ik wil al mijn vrien den getuige laten zijn van het groote ge beuren." Ze stapten op. Norie liep met Kirk voorop én was verdiept in een der laatste politieke gebeurtenissen van het Lagerhuis. Zoo kwam het dat het bun eigenlijk ontging, hoe Knowles én Se well van tijd tot tijd hun lachen niet meer konden inhouden en zonder eenige aanleiding in schaterlachen uitbraken. Castle was niet thuis en ontsnapte op wonderlijke wijze aan de beproeving. Maar Field liep als een schaap naar het mes én zoo waren ze ten slotte met hun vijven. Ze paften in de vroo- lijkate verwachtingen al waren die ver schillend gericht en verlieten tten slotte de verlichte straten om den donkeren buitenweg in te slaan naar het atelier. Ze bereikten de eerste rij villa's en bogen de laan in. Toen bleef Norie ineens staan. Tot zyn groote ontsteltenis zag hij hoe een der bovenlichten was verlicht. „Jongens kijk eens! Daar komt iemand uit mijn dakraam geklommen! En het laatste staat ook al open! Hola! Eindelijk inbrekers!" Hy sprong naar voren én zocht ondertusschen al naar zijn huissleutel. De anderen bleven hem trouw op de hielen. Jack Knowles, wiens practische zin hem ook nu niet verliet, sprong onmiddellijk naar den tuinmuur pm den vluchteling de ontsnapping langs dien kant onmogelijk te maken. Norie stak den sleutel in het slot en wierp de deur met een ruk wagenwijd open. Men hoorde bin nen een zwaren slag en wat geschuifel van voeten en even later hing Hahn wanhopig aan het raam te spartelen terwijl hij vruch- telooze pogingen deed om, nu de tafel onder zijn voeten was weggetrapt, op een stoel wat steun te vinden. Beneden hem vonkten vier paar no gen van vier woedende bezoekers. Boven hem grinnikte Jack Knowles! „Hazoo, misder Hahn," schreeuwde Norie, terwijl hij een mislukte poging deed om het germaansche accent van dén limreker na te bootsen, „kun- u geen geschikter middelen bedenken om in het bezit van myn flesch Keizerlijken Tokayer te komen? Kom eens vlug naar beneden, misder Hahn." Hy trok den doodsbleeken inbreker by diens jaspanden én sleepte hem zonder genade naar het midden van het vertrek. „Vergeving! Vergeving! mr. Norie, sir," fluisterde de gevangene, want het angst zweet stond hem op voorhoofd en lippen en hü beefde over het geheele lichaam. „Ik héb niets gedaan, werkelijk, werkelyk niets gedaan. En ik zal u al de schade betalen.... ik wil u alles betalen wat u maar wil." „O ja, dat heb ik vanmorgen ook al gezegd," zei Norie. „Maar in myn land geeft de rechter minstens zes maanden staatslogies voor eiken vreemdeling, die de brutaliteit heeft om onge vraagd in andersmans zaken te snuffelen, misder Hahn. Wist u dat niet? Of is het üi uw lieve vaderland wel de gewoonte om met geweld te bemachtigen, wat men met goede manieren niet heeft kunnen verkrygen? Ga hier maar eens op den vloer zitten, misder Hahn en waag het niet eén vin te verroeren. Dan zullen mijn vrienden en ik ons een kostelyk amuseeren. Ik geloof dat u er met deze straf wel erg genadig afkomt." Nydig rukte by den onbeschaamden verstoorder van zyn huisvrede naar het midden van het vertrek en gaf hem daar alvast den eersten opstopper. Norie behoorde tot het oeroude Engelsche ras met hun ingeboren trots op het onver vreemdbaar recht op hun eigen huis. „My house is my kingdom," was ook zyn lijfspreuk en dat een sjacheraar in wijnen, en dan nog een van vreemde nationaliteit én stam het in zyn brutale hersens had gekregen om door geweld zich den toegang te forceeren tot zijn atelier maakte hem meer dan nijdig. ,,Komt nu vrienden," spotte hy door „Zoekt allen lage stoelen, poefen en kussens en schaart u om dezen impertinenten schender van onzer vaderen recht. Ik benoem u stuk voor stuk tot leden van de rechtbank, die over de zonde van misder Hahn zal hebben te beslissen, voor dat de Engelsche rechtbank hem voor zes maanden naar Black Maria zendt Maar eerst onze kelen gesmeerd. Misder Hahn, we zullen het genoegen hebben, het onuitsprekelijk ge noegen hebben om in uw byzyn, voor uw oogen den kostelyken inhoud te verwerken van het fleschje wijn, waarvoor u eerst tien pond over had en en dat u vervolgens op zoo onridder lijke wijze in uw bezit wenschte te krygen. Indien u zich als een nette boef gedraagt, zullen we u in ieder geval bet genoegen gunnen om ons dien wyn te zién opdrinken in vroo- lijkheid en welstand." Norie ging naar het prachtige buffet, haalde onder daverend gejuich de flesch te voorschijn. Vervolgens de glazen. Voor Knowles en Sewell had het geval een nieuwe interessante com plicatie gekregen. Ze konden nu natuurlijk luid uitlachen, want in de algemeéne vroolijk- heid viel hun bijzondere pret niet op. Hahn's smeeken en kermen was een geschikte aanlei ding om hun borrelende pret uit te leven. Zoo kwam het ook, dat Norie minder aan dacht schonk aan de flesch dan men had durven verhopen. Niemand kreeg het ding in handen. Alleen ging hy er even mee langs den pseudo- inbreker en onder het uitspreken van allerlei sarcastische opmerkingen, zette hit lichtzinnig dén kurketrekker aan de flesch. Met brokken kwam de kurk eruit, doch Norie weet dit aan den bijzonderen ouderdom en had nog niet den minsten argwaan. Ten slotte begon hy het eerste glas in te schenken. Een donker bruine stroop kwam uit den wijden hals gevloeid, zoodat het lichte wijnglas byna kantelde onder den schok. Hahn zette zyn oogen open als iemand, die overdag door een spookgestalte wordt over vallen. „Vooruit jongens," zei Norie, nadat hij alle glazen met hetzelfde dikke vocht had volge schonken. „Neem je glas op en laat ons drin ken op de gezondheid van misdor Hahn en hopen, dat de tredmolen zyn lever goed mege doén." Knowles en Sewell wisten wijselijk het oogenblik van drinken wat te verschuiven. maar Norie, Fields en Kirk namen alle drie tegelyk in overeenstemmende argeloosheid 'n vervaarlijken slok. Even gelyktijdig volgde n driedubbele jacht naar den open haard, waar 't verschikkelijk mengsel spetterend in het vuur terecht kwam. Knowles en Sewell stikten byna in hun lach. „Groote genade! Wat voor verschrikking was dat!" bromde Norie én terwyl hy dit zei, viel zijn achterdochtige blik op den steunenden Hahn. „O," schreeuwde hij ineens, toen de verkeerde uitleg van het bedrog hem plotseling in den geest schoot, „dat, heb jij hem geflikt hè. Hè! schoft! Spreek eens op! Waar is mijn flesch? Waar ben je met de flesch gebleven die je tegen deze vuiligheid heot verruild?" Hahn was een klaaglijk beeld van vermoorde onschuld. Hij putte zich uit in vllerlei ver ontschuldigingen, trachtte te bewyzen, dat het hem onmogelijk geweest kon zyn om de flesch te verwisselen, daar hij juist op zoek was naar alle flesschen, die op de verkooping waren verkocht, dat hy van den kantoorbediende van Lawson tegen veel geld en goede woorden het adres van mr. Norie had opgekregen, dat mr. Norie met geen mogelijkheid te bewegen was geweest om hem deze flesch af te staan, dat hy toen ten einde raad had getracht om zich met geweld toegang te verschaffen tot het kostelijk goed, dat wijn zijn eenige hartstocht was, maar geen slechte, want dat hy nooit dronk.... hy zwoer bij alle heiligen en pro feten, by Mohammed en bij Jehovah, bij zijn vrouw en kinderen, zijn gezondheid en by alles wat in zyn verwarde hoofd opkwam, dat hy werkelyk geen flesch had verruild, en dat. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9