Een voormalig aartshertog
van Toscane
SKdwïfiaal den dag
Met twee
op avonturenreis
l
'N TROUWE KLANT
HET VERDWENEN
ELFTAL
DE DOOD VAN LEOPOLD
WÖLFLING
WOENSDAG 31 JULI 1935
Zijn leven was een romanwaarvan
de droeve bladzijden verre in
de meerderheid zijn
Het verzet tegen de
etikette
Geheimzinnige vondst
onder Moskou
Het protestantisme en
de H. Maagd
Florence Nightingale
Hotel-tentoonstelling
had gelijk! bat f (tie Sprak... I
plan had ik te f I
Keilner in Hollywood
Tegen de leugenachtige
berichtgeving
Engeland heeft een
„Hongerpaleis"
een ongeval met
doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIED HET ONGEVAL
FnpJA bij verlies van een hand
mOU*" een voet of een oog
Onlangs werd het overlijden gemeld van den
voormaligen aartshertog Leopold van
Toscane, die onder den naam Leopold
Wölfling langen tijd te Berlijn heeft gewoond.
Deze zoon van den laatsten regeerenden groot
hertog van Toscane en broeder van de ex-kroon-
prinses Louise van Saksen heeft den laatsten
adem uitgeblazen, onder armoedige omstandig
heden, in een kleine en bedompte huurwoning
in de Belle-Alliance-straat. Zoo gaat de glorie
der wereld voorbij.
Het leven van dezen Leopold begon glansrijk
aan een keizerlijk hof, maar later was het vol
van tragiek. De man die in de Berlijnsche huur
kamer stierf was oud en vermoeid, in harden
levensstrijd opgebruikt, de rust die hij vond
moet voor hem niets afschrikwekkends meer
hebben gehad. Hij was bijna geheel vergeten.
Eens was hij het middelpunt van sensatie en
opzienbarende affaires, opwindende avonturen
en zonderlinge geschiedenissen, waarnaar de
wereld een tijdlang vol nieuwsgierigheid uit-
zag, om ze dan te vergeten en den man die er
de aanleiding van was, tegelijkertijd.
De tragische schuld van zijn leven was deze,
dat hij had gezondigd tegen het gebod, dat
voorschrijft niet uit de sfeer te treden waarin
het lot u geplaatst heeft. Zijn zuster beging
dezelfde fout en moest er eveneens zwaar voor
boeten. Zij was de kroonprinses Louise van
Saksen, maar gaf haar rang en familieleven
prijs, om als gravin Montignoso een leven te
leiden, dat meer overeenstemde met haar per
soonlijke inzichten en wenschen. Na een avon
tuurlijke vlucht uit Dresden genoot zij volop
van een leven, dat zij meende al te lang ge
mist te hebben, en kwam ten slotte in contact
met den Italiaanschen componist Toselli, wiens
eehtgenoote zij werd. Ook vorsten kunnen niet
buiten romantiek! Maar hoe beter zij er buiten
kunnen hoe beter vorsten zij zullen zijn.
Men kan het een conventioneele opvatting
vinden, dat men niet buiten zijn sfeer" moet
treden en van meening zijn, dat het alleen
maatschappelijke huichelarij is, die scheids
muren tusschen de standen optrekt teikens
blijkt weer, dat menschen reëel het slachtof
fer worden van hun negatie dier onderschei
den. Menigeen die het avontuur gezocht heeft,
inplaats van de gebaande paden, beschreit zijn
stoutmoedigheid later met heete tranen. Zeld
zaam zijn de gevallen van hen, die er in sla
gen geheel in de andere sfeer te acclimatisee-
ren. Zij zijn de oersterke naturen, die altijd
en overal zullen aarden.
Ook Leopold van Toscane verzette zich tegen
de etikette, hem gedicteerd door zijn hoogen
rang en verlangde naar een eenvoudig leven in
civiel. Aanvankelijk had hij bij de Oostenrijk-
sche marine gediend, hij vergezelde den troon
opvolger aartshertog Franz Ferdinand op zijn
reis om de wereld en vervulde dan zijn dienst in
verschillende Oostenrijksche garnizoenen. Op
vier-en-dertig-jarigen leeftijd was hij kolonel,
toen kwam het beslissende oogenblik voor hem.
Hij leerde een vrouw kennen van burgerlijke
afstamming, beminde haar, en om harentwille
deed hij afstand van rang en positie. De Oos
tenrijksche hofetikette was onverbiddelijk. On
geveer alle menschelijke zwakheden werden ge
tolereerd, zelfs nog als er schandaal van de
Liebelei kwam, maar wie de banden brak en
de mésalliance verkoos, werd uitgeworpen. Zulk
een kwam op een dag tot de ontdekking dat
hij niet meer gegroet en gesalueerd werd door
zijn vrienden, hij werd uit zijn posten ontheven.
Hij bleef alleen met degene voor wie hij dat
alles riskeerde.
Zoo bleef Leopold alleen met Wilhelmina
Adamovic, bij wie bij het geluk hoopte te vin
den, dat hij zich temidden van de doodelijk of-
ficieele plichtplegingen van zijn milieu telkens
gedroomd had. Een Oostenrijksche aartshertog,
beroofd van de voorrechten zijner geboorte, die
niet meer een keizerlijke hoogheid doch een
simpele meneer Leopold Wölfling zijn wil, dat
was toendertijd iets wat in hevige mate op de
fantasie van de massa werkte. Na eenigen tyd
minderde de belangstelling voor zijn doen en
laten, maar zij ontwaakte opnieuw toen men
ontdekte, dat de voormalige aartshertog het
verhoopte hartsgeluk niet gevonden had en dat
het huwelijk, waarvoor hij alles opgeofferd had,
mislukt was. Hij huwde nog een tweeden keer
en toen werd het stil om hem heen. De oorlog
kwam, men had aan andere dingen te denken,
en verloor hem uit het oog.
Eerst na den grooten oorlog dook Leopold
Wölfling, die zoolang in Zwitserland had ge
woond, wederom op. Het was zeer slecht ge
gaan met zijn geldmiddelen, ook de gewone
gang van zaken, hij moest naar een brood
winning uitzien en nu eerst ondervond hij heel
de hardheid van zijn lot. Hij probeerde het in
verschillende beroepen, zonder te kunnen sla
gen. In den inflatietijd, met zijn bedenkelijken
smaak en decadent gezelligheidsleven, gelukte
het den ouder-wordenden man in een Ber-
lijnsch cabaret op te treden, waar hij de ver
nedering onderging in de rol van aartshertog
de uitgaande jongelingschap te moeten amusee
ren. Bovendien werd hij daar soms door cham
pagne drinkende oweejers uitgefloten. Tragisch
tafereel! Tijdelijk vond hij daarna bij de film
een onderkomen en inmiddels schreef hij twee
boeken met mémoires, onder de titels „Herinne
ringen" en „Habsburgers onder elkaar".
Ook probeerde hij het als beambte op een
bank en in de journalistiek. Maar eigenlijkston
den hem voor alles de handen scheef, hij miste
eenvoudig de flair om te slagen en vol te hou
den. Tenslotte werd hij groentenhandelaar in
FloridsdorfZelfs dat liep mis. Steeds weer
deed hij de ervaring op, dat hij niet was opge
wassen tegen de moeilijkheden van den burger
lijken strijd om het bestaan en dat dit leven,
door hem vroeger gedroomd als een simpele
idylle, in waarheid vol was van gevaren. Dat
iedere dag zware en drukkende zorgen bracht.
Na de episode te Floridsdorf ging hij weer
naar Berlijn, waar hij voor den derden keer
huwde en den naam Schlackenwerth aannam,
die hem nog toekwam wegens vroegere bezit
tingen in Toscane.
Leopold Wölfling was niet de eerste prins
van Habsburgsch blc^d, die in de burgerwereld
wilde onderduiken. Voor hem had aartshertog
Johann hetzelfde gedaan, ook voor een vrouw
die hij beminde. Deze wilde onder den naam
Johann Orth een burger met de burgers zijn.
Beider lotgevallen echter waren zeer verschil
lend. Johann Orth verdween, het schip Mar-
gherita, waarop hij zich naar Zuid-Amerika
begaf, is denkelijk naar den kelder gegaan en
men heeft nooit meer wat van Orth gehoord.
Daaromheen zijn natuurlijk legenden geweven
en zoo is de levensverandering van dezen aarts
hertog althans met poëzie en romantiek om
geven. Leopold Wölfling echter maakte kennis
met de harde realiteit van iederen dag. Een
aartshertog zonder geld is in de burgermaat
schappij een burger, als een ander. Op 67-ja-
rigen leeftijd is hij gestorven, zwaar beproefd.
De dood was voor hem een verlosser.
Deze aartshertog Leopold Ferdinand, die in
1902 het huis Toscane verliet en den naam
van Leopold Wölfling aannam, was de oudste
zoon van Groothertog Ferdinand IV van Tos
cane, aartshertog van Oostenrijk, en van diens
gemalin Groothertogin Alice van Toscane, ge
boren Prinses van Bourbon van Parma. Zijn
vader stierf in het jaar 1908, zijn moeder ver
loor hij pas kort voor zijn eigen dood. Hij had
acht broers en zusters.
Zijn leven was een roman, waarvan de droe
ve bladzijden verre in de meerderheid zijn. Het
bevestigt de waarheid van het oude spreek
woord, dat een schoenmaker bij zijn leest moet
blijven.
Bij de uitgravingen, welke momenteel wor
den verricht voor den bouw van een nieuwen
ondergrondschen spoorweg onder de stad Mos
kou, heeft men verscheidene belangrijke ont
dekkingen gedaan.
Zoo vond men b.v. een ruw gegraven steenen
gang, welke naar een soort van gevangenis
leidde. In deze gevangenis ontdekte men een
steenen plaat, waarop te lezen stond „Op den
lOen Juni 1905 werd Feodor Jakowlef in deze
gevangenis ingesloten." Bij onderzoek werd de
naam van Feodor Jakowlef evenwel niet ge
vonden. Wel heeft men kunnen nagaan, dat in
die Junimaand zekere Feodor, de zoon van Bo
ris Godunow, plotseling was verdwenen. Van
den jongeman heeft de familie nooit meer
iets vernomen. Men vermoedt, dat met Feodor
Jakowlef de zoon van Godunow wordt bedoeld.
Thans, na meer dan dertig jaren, schijnt het
raadsel van de geheimzinnige verdwijning van
dezen jongeman te zijn opgelost.
Vreemd is echter, dat men in de nauwe ge
vangenis letterlijk niets vond, dat op een mis
daad wees; men vond er zelfs geen beenderen.
Vermoedelijk hebben de moordenaars het lijk
van den jongeman later weggehaald.
Pierre Delattre schrijft in „l'Action Catho-
lique":
Stilaan voert een beweging sommige mil-
lieu*s der Evengelische Kerk in Duitschland,
trots de tegenwerking van het nieuwe regiem,
naar het herstel der Mariavereering. In 1919
reeds zeide de Protestantsche schrijver Jung-
nickel: „De Evangelische Kerk sterft van de
koude, wij moeten er een Moeder in terugbren
gen, Maria. Dan zal alles er weer warmte krij
gen."
Sinds die uitspraak, thans reeds 16 jaar ge
leden gedaan, is het tijdschrift „Hochkirche",
orgaan van de ritualistische beweging in de
Evangelische Kerk, keer op keer op dezelfde
gedachte teruggekomen.
Een der ijverigste predikanten in dezen zin
is de Protestantsche Pastoor Lotzing uit Göt-
tingen. Eenige jaren terug heeft hij een boek
gepubliceerd: „Mariënblumen auf fremder Er-
de"; het is een verzameling van protestantsche
getuigenissen ten gunste der Mariadevotie. Tot
over de honderd loopt hun getal.
In 1933 verspreidde zich in Keulen een „Op
roep aan geheel de Evangelische Christenheid",
welke openlijk het herstel van de Mariaveree
ring in de Protestantsche Kerk terugeischt. De
schrijver, die liever onbekend wenschte te blij
ven, zegt erin, dat het menschdom graag de
moeders van groote mannen eert; hij noemt
de moeder van Goethe, de moeder van Grac-
chen, de H. Monica, moeder van St. Augusti-
nus, de H. Helena, moeder van Constantijn, enz.
Ook nog andere vrouwen, zoo laat hij uit
komen, hebben haar verdiende eere van de
menschen ontvangen; Maria Theresia, koningin
Louise van Pruisen, Victoria van Engeland.
„Eén alleen, besluit hij, werd uitgezonderd, één
enkele bleef vergeten, ongeacht, en dat is de
Maagd Maria, de Moeder van onzen Heer en
Heiland'.' De oproep merkt op, dat Luther
toch in verschillende liederen Maria's heerlijk
heden heeft bezongen en dat in de 17e eeuw
Brysjolfur Sweinssen, Bisschop vant IJsland,
nog Mariazangen componeerde in het Latijn.
Vóór enkele jaren heeft Nederland reeds den
zelfden oproep gehoord. Cor Meerens publiceer
de onder den titel: „Dë voorbidding van Ma
ria", een propagandabrochure, welke een waar
pleidooi was voor de Moeder Gods.
Naarmate geloof, zedelijkheid en godsvrucht
bij de massa verdwijnen om plaats te maken
voor echt heidendom, keert een heele keurben
de zich naar Maria, als de Ster, die temidden
van den storm haar opnieuw den weg zal wij
zen naar de haven. Dergelijke bevindingen ge
ven rijke verwachtingen. Geen apologetiek was
ooit zoo doeltreffend om de verdoolde zielen
tot Christus terug te voeren, als de toevlucht
tot Maria, beschouwd als Moeder.
Het zal binnenkort vijf en twintig jaar ge
leden zijn, dat de Engelsche menschenvrien-
din, Florence Nightingale, die zich vooral tij
dens den Krimoorlog zoo zeer verdienstelijk
maakte, te Londen overleed.
Florence Nightingale, wier nagedachtenis
door de Britten en ook in het buitenland in
hooge eere wordt gehouden, o.a. door het vie
ren van den jaarlijkschen „Nightingale-Day"
te Londen, werd geboren te Florence in 1823.
Als meisje van twintig jaar ging zij studeeren
in de heel- en geneeskunde, zich niet storend
aan de begrippen, welke de menschen van haar
tijd er op na hielden. Zij studeerde en hield vol,
ook al werd zij hierin tegengewerkt door hen,
die van meening waren, dat een vrouw geen
ander boekwerk ter hand diende te nemen
dan een luchtigen roman.
Toen de jonge Florence was afgestudeerd,
ging zij naar Engeland en richtte in de hoofd
stad, n.l. in de Harbystreet, een hospitaal op,
waarvan zij zelf de leiding op zich nam. Dit
hospitaal kreeg binnen korten tijd een ver
maardheid, door de bijzonder goede verpleging,
welke de patiënten daar ondervonden.
Toen de Krimoorlog uitbrak (1854) vertrok
Florence Nightingale, vergezeld van een veer
tigtal dames, naar Skoetari, waar zich de
Britsche hospitalen bevonden. Hier werkte de
ze energieke en mensehlievende vrouw dag en
nacht voor de gewonden, die op ieder uur van
den dag het hospitaal werden binnengedragen.
In Skoetari vooral hebben Nightingale en haar
helpsters zeer veel goeds verricht.
Vanuit Skoetari begaf Florence Nightingale
zich naar Balaklava, om er een ziekendienst in
te richten. Lang heeft zij hier niet mogen wer
ken; zü werd ziek. Aangetast door de zoo zeer
gevreesde ziekte, de cholera, welke zij bij een
harer patiënten, die zij persoonlijk verpleegde,
had opgedaan. Zuster Nightingale maakte een
zware crisis door, doch herstelde. Nóg wilde
zij, ondanks het aandringen van haar medezus
ters, niet naar Engeland terugkeeren. Zij bleef
op haar post, tot aan het einde van den oor
log.
Eenmaal in Engeland terug, werd zij aan het
hoofd gesteld van een inrichting tot opleiding
van ziekenverpleegsters. Langen tijd heeft zus
ter Nightingale haar krachten, welke na haar
terugkeer in Engeland, steeds meer afnamen,
aan deze inrichting gewijd.
Zij overleed op 87-jarigen leeftijd. Groot was
de droefheid, welke er in geheel Engeland
beerschte óm den dood van de geliefde zuster
Nightingale. Haar naam is sedert dien in hooge
eere gebleven, vooral ook bij de verpleegsters,
die Florence Nightingale, de groote menschen-
vriendin, tot voorbeeld mogen stellen. Te ha
rer nagedachtenis richtte men in Engeland een
standbeeld op, aan den voet waarvan men ieder
jaar, bij de viering van den „Nightingale-Day"
een bloemenkrans legt, welke plechtigheid door
een deputatie van verpleegsters wordt verricht.
Van 5 tot 10 October a.s. wordt de jaarlijk-
sche groote tentoonstelling gehouden, welke
telkens opnieuw duizenden vreemdelingen, die
belang hebben bij het hotel-, café- en restau
rantbedrijf, naar de Duitsche hoofdstad voert.
Ditmaal zal de expositie niet minder dan zes
tentoonstellingshallen in beslag nemen. Zoo
als het vorig jaar zullen aan deze groote
expositie ook kleinere tentoonstellingen worden
toegevoegd; o.a. worden in de nevengebouwen
ondergebracht „Het vliegende hotel", waar de
bezoeker alle comfort, welke de moderne pas>
sagiersvliegtuigen bieden, te zien krijgt; ver.
der vindt men er „Het hotel", een voorbeeld
van comfort, waarvan de moderne mensch ook
op het water kan genieten, en tenslotte „Het
rijdende hotel", waar den bezoeker wordt ge
toond, hoe men het zich ook op reis gemakke
lijk kan maken.
De Arabier rukte zich los en beiden rol
den ze over den grond. Wie zou 't winnen'?
De stuurman kwam boven te liggen en stond
fluks op. Ook de Arabier krabbelde op en.
zette het op een loopen. Ook een held!,
spotte de stuurman.
Gauw" maakte hij de touwen los en zette
Wietje op den grond. Hoe kom jij hier?
vroeg hij. Wietje vertelde alles, ook dat ze
Piet was kwijt geraakt. Hij toch niet dood
zijn? stamelde ze. De stuurman stelde haar
gerust. In de tent vond hij een onderkleed
en een hoofddoek, die hij best gebruiken kon,
want zijn pak was in het gevecht heelemaal
gescheurd.
Nu leek hij wel een Romeinsch veldheer.
Nu zullen we Piet ook wel gauw vinden, zei
hij tot Wietje. Hij sprong op het paard,
plaatste het meisje voor zich ,en voort ging
het, langs het bergpad.
Nu moet je me toch eens vertellen, Karei
waaraan je je succes op zakelijk gebied
te danken hebt."
De heer Groothoff zette zijn wijnglas neer en
keek zijn vriend, Karei Peters, vragend-glim
lachend aan.
Groothoff was directeur eener bank, Peters
de eigenaar van een bloeiende handelszaak. Za.
kelijke aangelegenheden hadden hen tot vrien
den gemaakt; een blijvende vriendschap, die
iederen Donderdagavond tot uiting kwam on
der het genot van een pittige sigaar en een
geurig glas wijn. Dan zaten de beide heeren op
hun gemak in den rooksalon en was er een ver
trouwelijke, hartelijke conversatie.
Zoo ook nu.
Peters had eens gemoedelijk voor zich uitge
lachen bij het hooren van Groothoff's vraag.
Ja, de aanleidende oorzaak van zijn succes!
Een wondere historie of een nietig toevalletje?
Hoe zou hij het noemen?
Peters bukte zich voorover, tikte even de asch
van zijn sigaar en leunde daarna weer terug in
zijn broeden fauteuil, 't Was een oogenblik stil
tusschen de beide vrienden, de stilte die aan
alle openhartige confidenties voorafgaat.
Eenerzijds het terugblikken in het verleden,
de storm van herinneringen, anderzijds het
nieuwsgierige wachten
„U zult me niet gelooven, zoo allersimpelst is 't
gegaan. Je weet, toen zich vijf jaar geleden mijn
mede-firmant uit mijn zaak terugtrok, dat de
toestand allerdroevigst was. Weinig omzet, klein
afzetgehied, slechtbetalende klanten en.een
zeer laag crediet. Onder den druk van al die
zorgen had zich verbittering en woede in mij
opgehoopt tegen alles en iedereen. Wij als fir
manten, die ruim twintig jaar in de beste ver
standhouding hadden samengewerkt, gingen
tenslotte als vijanden van elkander. Hij verweet
mij een bekrompen koopmansgeest en absolute
onzakelijkheid, ik slingerde hem zijn luiheid en
geniepig eigenbelang naar het hoofd. De breuk
lag er. Mijn meening als ervaren zakenman is,
dat er méér bloeiende bedrijven op een derge
lijke, kinderachtig-onverstandige wijze ten
gronde gaan, dan juist door tegenslag of tijds
omstandigheid. Goede wil en gezond verstand
redden de meest hopelooze zaken! Doch verder.
Daar stond ik dus als eigenaar van een weg
kwijnend bedrijf, zonder kapitaal, zonder uit
zicht.
Ploeterend en worstelend, om steeds meer
mijn ondergang nabij te komen. Den eenen be
diende na den anderen moest ik ontslaan, ten
slotte zelfs den boekhouder, zoodat ik op een
gegeven moment één loopjongen overhield en
zélf in de zaak en op het kantoor de leidsels
hanteerde.
Daar gingen nachten voorbij, dat ik niet te
bed kwam; steeds maar tellen, narekenen, ba
lans opmaken. Doch steeds ook dat alle-ener-
gie-verlammende, vreeselijke: te-kort....
Het magazijn geraakte leeg, de winkel uit
verkocht. Nieuwe voorraden kreeg ik niet, want
van iedere firma lagen stapels onbetaalde reke
ningen. Stilaan bleven ook de klanten weg.
daar ik hen steeds met een „tot mijn spijt nog
niet aangekomen" moest tevreden stellen.
Toen ik er mij op een avond plots van bewust
was dat mijn faillissement voor de deur stond,
smeet ik met een koele nonchalance mijn kas
boek dicht, kleedde me netjes aan, sloot mijn
„stervende zaak" en ging de stad in. Een bor
rel drinken. Vier, vijf borrels drinken. Méér
nog. Ik heb dien avond zooveel gedronken dat
ik niet wist hoe ik was thuis gekomen. Ik werd
wakker, terwijl ik voor mijn bureau zat. Een
stem had mij doen ontwaken; een stem die mij
aansprak, raad gaf, een richting wees, waar
heen ik mij begeven moest. Een schok van
vreugde ging er door me heen; al wat die stem
zei was waar en goed en practisch en kon mij
redden."
Peters pauzeerde even.
Hü dronk een teug wijn en kuchte eens. Ook
Groothoff dronk en zei daarna: „Maar kom,
Karei, je gelooft toch niet aan geesten of
spoken."
„Laat me verder vertellen, aanstonds zal je
alles duidelijk zijn.
Ik hoorde dus die stem en dacht over cfe ge
sproken woorden na. Half-slapend en half-
wakker. Duidelijk vernam ik: „De eerste dui
zend gulden. Daar gaat het om. Wie ze niet
heeft, moet ze leenen en dan van de goeokoope
markten gebruik maken."
Een vreugde-trilling in mijn hart, een plot-
seling-helder idee.... en lachend als een dwaas
werd ik opeens
wakker. Zoo was
het; zóó ging het f f
en zoo moest het.
Die geeststem I
verwerkelijken;
het was mijn redding, mijn vingerwijzing.
Ik heb het dan ook gedaan, met alle energie
en durf en overgave die in mij was.
„De eerste duizend gulden. Daar gaat het
om."
En waarachtig, toen ik ze had, ging het ook.
De zaak floreerde, klanten kwamen terug, mijn
crediet en mijn omzet steeg. Sinds dat oogen
blik ben ik gaan worden, hetgeen ik nu bereikt
heb: een welgesteld handelsman. Dank zij die
geheimzinnige geestesstem."
Peters tast te naar zijn wijnglas en keek Groot
hoff vragend aan. Zou hij nu niet willen we
ten.... Jawel, Groothoff vroeg:
„Maar die stem? Heb je nooit achterhaald
wie of wat dat geweest kan zijn?"
Daarop had Peters gewacht.
Hij zei met duidelijke stem, die langzaam in
een schaterlach overging:
„Het was de radio van mijn buurman. Het
half-uurtje voor zakenlui!"....
De beide vrienden zaten te schudden van het
lachen....
Het beroep van keilner is lang niet een der
gemakkelijkste en zeker niet in de filmstad
Hollywood; dit bewijst wel het volgend voor
val:
In een der vele artisten-restaurants, welke
Hollywood telt, kreeg een der kellners oneenig-
heid met twee bezoekers. De twist liep ten
slotte uit op een handgemeen, waarbij een der
twee bezoekers den keilner voor den grond
wierp. Deze laatste kwam met het hoofd- tegen
een meubelstuk terecht, met het gevolg, dat hij
een wond boven het linkeroog opliep. De keil
ner, die geen werk van de zaak wilde maken,
meldde zich enkele dagen ziek; het advies van
een geneesheer vond hy zelfs overbodig.
Toen de man weer zoover hersteld was, dat
hij zyn werkzaamheden kon hervatten, werd hij
bij de directie geroepen en.... ontslagen. De
wonde had n.l. een litteeken boven het oog
achtergelaten en daar men in de filmstad Hol
lywood veel prijs stelde op een onberispelijk
uiterlijk, zag de directie van het restaurant
zich genoodzaakt naar een andere kracht uit
te zien. De gedupeerde keilner klaagde de di
rectie bij het gerechtshof aan, doch werd in het
ongelijk gesteld. Thans zoekt de man tevergeefs
een betrekking in een der Hollywoodsche res
taurants.
In de buurt van het plaatsje Tnng in En
geland vindt men een oud slot, omgeven door
moderne tennisbanen, zware, eeuwenoude
eiken- en berkenboomen. De vreemdeling, die
niet ingelicht is, loopt het oude slot voorbij,
omdat het daar zoo eenzaam en geheel door
groen omgeven, verscholen ligt. Toch is dit slot
bij de bewoners van Tring heel bekend; men
noemt het het „hongerpaleis". Hoe men aan
deze zonderlinge benaming komt, is gemakke
lijk uit te leggen In dit slot woont zekere Mr.
Field, in Engeland een bekend geneesheer. Mr.
Field heeft van het oude kasteel een soort van
rusthuis gemaakt. Zijn patiënten, waarvan er
velen feitehjk geen patiënt genoemd kunnen
worden, omdat zü er slechts hun vacantiedagen
doorbrengen, voeden zich hoofdzakelijk met
versch fruit' en ongekookte groenten. Tot hen
behoort een aantal dames, die zich aan een
bepaald dieet houden om de zoo gewenschte
slanke iyn te herwinnen of te behouden, van
daar de door den volksmond gegeven benaming
van „hongerpaleis".
Tot de meest geziene gasten van Mr. Field
behoort momenteel de Britsche diplomaat Mr.
Henderson, die sedert eenigen tijd in het sana
torium van Mr. Field vertoeft.
In Argentinië schijnt men verzot te zijn op
sensatie, tenminste dit zou men wel denken,
als men de Argentynsche dagbladen opslaat,
waarin het eene sensationeele bericht op het
andere volgt.
De regeering in Argentinië gaat nu evenwel
een stokje steken tegen het fantastisch ge
schrijf der journalisten, die in het vertellen
van leugentjes voor elkaar niet onderdoen. In
Argentinië is dezer dagen een nieuwe perswet
in werking getreden, volgens welke alle bu
reaux van dag- en weekbladen, alsook van
tydschriften, periodieken, enz. in een persregis-
ter dienen te worden ingeschreven, waarbij de
directies dier dag- en weekbladen een belang
rijke som gelds moeten storten als borgstelling.
Doet nu een onwaar bericht of een leugenach
tig gerucht, afkomstig uit een of andere cou
rant, de ronde, dan gaat men onmiddellijk na
uic welke bron het gerucht is voortgekomen.
Zoodra men te weten komt, van welk bureau
het bericht afkomstig is, wordt de borgstelling
van de schuldige persdirectie door de regeering
in beslag genomen, bij wijze van boete. Het
bewuste bureau dient dan binnen beperkten
tüd opnieuw een borgsom te storten.
Nietwaar, D bent "n trouw lezer van onze ru
briek „Omroepers". U moogt er graag eens la
grasduinen. De zakenman weet van Dw speur-
lust te profiteeren, hy plaatst Zaken-Omroepers,
die onze rubriek Juist zoo veelzydig doen zyn en
die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad
motiveeren.
.T .F. NE'S ongevallen verzekerd°TOor^en der volgende uitkeeringen F 750 verlies6 van beide armen, beide beenen of beide ■SS F 750.- S
door Arthur Morrison
16
Den geheelen dag ben ik al achtervolgd
dcor een kerel, die er mij tién pond voor
geboden heeft en me haast smeekte dat geld
toch van hem te willen aannemen. Ik heb er
zelf niet meer dan tien shilling voor gegeven."
„Dan had ik ze maar aangenomen," zei de
practische Jack Knowles, niet zonder een
stiekume vreugd over den buitgenwonen strop,
dien de kooper zich op den hals zou hebben
gehaald. ,,Wat voor kerel was het? Een wyn-
handelaar?"
„Zooiets, vermoed ik. Meer een van die men
schen, die in alles en nog wat handelen. Hy
heette Hahn. In ieder geval efen vreemdeling,
al sprak hij zijn Engelsch meer dan behoorlijk.
Hij heeft me werkelijk den geheeien morgen
bestookt met aanbiedingen en ik had ten
slotte veel lust om den man buiten te trap
pen. De werkster beweert dat hij dén geheelen
dag op den loer heeft gelegen en dat komt ook
tamelijk wel uit. Toen ik in den loop van
den middag ging wandelen, zat hij me inder
daad na tién minuten weer op de hielen. Toen
hij geen verder succes had, is hij zyn kansen
gaan wagen by de werkster, maar die heeft
hem ineens den wind van voren gegeven. Kan
ik je aanbevelen heerén. Geen enkele schuld-
cischer waagt het zich voor den tweeden keer
te latenj zien. Maar kom, laten we gaan. We
zullen even bij Fields langs loopen én ook nog
zien of Castle thuis is. Ik wil al mijn vrien
den getuige laten zijn van het groote ge
beuren."
Ze stapten op. Norie liep met Kirk voorop
én was verdiept in een der laatste politieke
gebeurtenissen van het Lagerhuis. Zoo kwam
het dat het bun eigenlijk ontging, hoe
Knowles én Se well van tijd tot tijd hun lachen
niet meer konden inhouden en zonder eenige
aanleiding in schaterlachen uitbraken. Castle
was niet thuis en ontsnapte op wonderlijke
wijze aan de beproeving. Maar Field liep als
een schaap naar het mes én zoo waren ze ten
slotte met hun vijven. Ze paften in de vroo-
lijkate verwachtingen al waren die ver
schillend gericht en verlieten tten slotte de
verlichte straten om den donkeren buitenweg
in te slaan naar het atelier.
Ze bereikten de eerste rij villa's en bogen
de laan in. Toen bleef Norie ineens staan.
Tot zyn groote ontsteltenis zag hij hoe een der
bovenlichten was verlicht.
„Jongens kijk eens! Daar komt iemand uit
mijn dakraam geklommen! En het laatste staat
ook al open! Hola! Eindelijk inbrekers!"
Hy sprong naar voren én zocht ondertusschen
al naar zijn huissleutel. De anderen bleven
hem trouw op de hielen.
Jack Knowles, wiens practische zin hem ook
nu niet verliet, sprong onmiddellijk naar den
tuinmuur pm den vluchteling de ontsnapping
langs dien kant onmogelijk te maken. Norie
stak den sleutel in het slot en wierp de deur
met een ruk wagenwijd open. Men hoorde bin
nen een zwaren slag en wat geschuifel van
voeten en even later hing Hahn wanhopig
aan het raam te spartelen terwijl hij vruch-
telooze pogingen deed om, nu de tafel onder
zijn voeten was weggetrapt, op een stoel wat
steun te vinden. Beneden hem vonkten vier
paar no gen van vier woedende bezoekers.
Boven hem grinnikte Jack Knowles!
„Hazoo, misder Hahn," schreeuwde Norie,
terwijl hij een mislukte poging deed om het
germaansche accent van dén limreker na te
bootsen, „kun- u geen geschikter middelen
bedenken om in het bezit van myn flesch
Keizerlijken Tokayer te komen? Kom eens vlug
naar beneden, misder Hahn."
Hy trok den doodsbleeken inbreker by diens
jaspanden én sleepte hem zonder genade naar
het midden van het vertrek.
„Vergeving! Vergeving! mr. Norie, sir,"
fluisterde de gevangene, want het angst
zweet stond hem op voorhoofd en lippen en hü
beefde over het geheele lichaam. „Ik héb niets
gedaan, werkelijk, werkelyk niets gedaan. En
ik zal u al de schade betalen.... ik wil u alles
betalen wat u maar wil."
„O ja, dat heb ik vanmorgen ook al gezegd,"
zei Norie. „Maar in myn land geeft de rechter
minstens zes maanden staatslogies voor eiken
vreemdeling, die de brutaliteit heeft om onge
vraagd in andersmans zaken te snuffelen,
misder Hahn. Wist u dat niet? Of is het üi
uw lieve vaderland wel de gewoonte om met
geweld te bemachtigen, wat men met goede
manieren niet heeft kunnen verkrygen? Ga hier
maar eens op den vloer zitten, misder Hahn
en waag het niet eén vin te verroeren. Dan
zullen mijn vrienden en ik ons een kostelyk
amuseeren. Ik geloof dat u er met deze straf wel
erg genadig afkomt." Nydig rukte by den
onbeschaamden verstoorder van zyn huisvrede
naar het midden van het vertrek en gaf hem
daar alvast den eersten opstopper.
Norie behoorde tot het oeroude Engelsche
ras met hun ingeboren trots op het onver
vreemdbaar recht op hun eigen huis. „My
house is my kingdom," was ook zyn lijfspreuk
en dat een sjacheraar in wijnen, en dan nog
een van vreemde nationaliteit én stam het in zyn
brutale hersens had gekregen om door geweld
zich den toegang te forceeren tot zijn atelier
maakte hem meer dan nijdig.
,,Komt nu vrienden," spotte hy door „Zoekt
allen lage stoelen, poefen en kussens en schaart
u om dezen impertinenten schender van onzer
vaderen recht. Ik benoem u stuk voor stuk
tot leden van de rechtbank, die over de zonde
van misder Hahn zal hebben te beslissen, voor
dat de Engelsche rechtbank hem voor zes
maanden naar Black Maria zendt Maar eerst
onze kelen gesmeerd. Misder Hahn, we zullen
het genoegen hebben, het onuitsprekelijk ge
noegen hebben om in uw byzyn, voor uw oogen
den kostelyken inhoud te verwerken van het
fleschje wijn, waarvoor u eerst tien pond over
had en en dat u vervolgens op zoo onridder
lijke wijze in uw bezit wenschte te krygen.
Indien u zich als een nette boef gedraagt,
zullen we u in ieder geval bet genoegen gunnen
om ons dien wyn te zién opdrinken in vroo-
lijkheid en welstand."
Norie ging naar het prachtige buffet, haalde
onder daverend gejuich de flesch te voorschijn.
Vervolgens de glazen. Voor Knowles en Sewell
had het geval een nieuwe interessante com
plicatie gekregen. Ze konden nu natuurlijk
luid uitlachen, want in de algemeéne vroolijk-
heid viel hun bijzondere pret niet op. Hahn's
smeeken en kermen was een geschikte aanlei
ding om hun borrelende pret uit te leven.
Zoo kwam het ook, dat Norie minder aan
dacht schonk aan de flesch dan men had durven
verhopen. Niemand kreeg het ding in handen.
Alleen ging hy er even mee langs den pseudo-
inbreker en onder het uitspreken van allerlei
sarcastische opmerkingen, zette hit lichtzinnig
dén kurketrekker aan de flesch. Met brokken
kwam de kurk eruit, doch Norie weet dit aan
den bijzonderen ouderdom en had nog niet den
minsten argwaan. Ten slotte begon hy het
eerste glas in te schenken.
Een donker bruine stroop kwam uit den wijden
hals gevloeid, zoodat het lichte wijnglas byna
kantelde onder den schok.
Hahn zette zyn oogen open als iemand, die
overdag door een spookgestalte wordt over
vallen.
„Vooruit jongens," zei Norie, nadat hij alle
glazen met hetzelfde dikke vocht had volge
schonken. „Neem je glas op en laat ons drin
ken op de gezondheid van misdor Hahn en
hopen, dat de tredmolen zyn lever goed mege
doén."
Knowles en Sewell wisten wijselijk het
oogenblik van drinken wat te verschuiven.
maar Norie, Fields en Kirk namen alle drie
tegelyk in overeenstemmende argeloosheid 'n
vervaarlijken slok. Even gelyktijdig volgde n
driedubbele jacht naar den open haard, waar
't verschikkelijk mengsel spetterend in het vuur
terecht kwam. Knowles en Sewell stikten byna
in hun lach.
„Groote genade! Wat voor verschrikking was
dat!" bromde Norie én terwyl hy dit zei, viel
zijn achterdochtige blik op den steunenden
Hahn. „O," schreeuwde hij ineens, toen de
verkeerde uitleg van het bedrog hem plotseling
in den geest schoot, „dat, heb jij hem geflikt
hè. Hè! schoft! Spreek eens op! Waar is mijn
flesch? Waar ben je met de flesch gebleven
die je tegen deze vuiligheid heot verruild?"
Hahn was een klaaglijk beeld van vermoorde
onschuld. Hij putte zich uit in vllerlei ver
ontschuldigingen, trachtte te bewyzen, dat het
hem onmogelijk geweest kon zyn om de flesch
te verwisselen, daar hij juist op zoek was naar
alle flesschen, die op de verkooping waren
verkocht, dat hy van den kantoorbediende van
Lawson tegen veel geld en goede woorden het
adres van mr. Norie had opgekregen, dat mr.
Norie met geen mogelijkheid te bewegen was
geweest om hem deze flesch af te staan, dat
hy toen ten einde raad had getracht om zich
met geweld toegang te verschaffen tot het
kostelijk goed, dat wijn zijn eenige hartstocht
was, maar geen slechte, want dat hy nooit
dronk.... hy zwoer bij alle heiligen en pro
feten, by Mohammed en bij Jehovah, bij zijn
vrouw en kinderen, zijn gezondheid en by alles
wat in zyn verwarde hoofd opkwam, dat hy
werkelyk geen flesch had verruild, en dat.
(Wordt vervolgd)