KWIEK EN VIEF <Ket mfiaal mn den dag Met twee op avonturenreis Herinneringen aan den wereldoorlog HET VERDWENEN ELFTAL Pyramidengeheim VERKEERSTELLING IN ENGELAND De vette stier DONDERDAG 8 AUGUSTUS 1935 TER WAARSCHUWING In totaal verloren bijna tien mil- lioen menschen op het slag veld het leven Vreedzame oplossing van geschillen Aanslag met water Ruwe zeden De grootste, ooit in Groot-Brit- tannië gehouden St. Bureaucratius BRAMDCEVAAR! TRAP UwVVECGEVORPEJI EINDJE 5 IC AAK OF 5ECARET DOE DIT-ALTUD! Reclame voor Mistin- guett De grootste telefoon kabel «4 Verstoppertje Een meer „ontzout" Blikken-trommel-post bij een ongeval met AT I F A DOMMCC op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U *7 j - A b ,r. A Ba1^1 IN O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T f Owe™ verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A f Uv» doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIERENTWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FOCA bij verlies van een hand uüUt" een voet of een oog We zijn weer in de eerste dagen van Augus tus. Velen herinneren zich de dagen van ang. stige spanning na den vorstenmoord te Sera- jewo. En toen plotseling de lont in het kruit vat: mobilisatie alom, Von Bethmann Holweg luistert niet naar Engelands waarschuwing, een reeks van oorlogsverklaringen, soldaten die zingend naar het front gaanDe geweldig ste oorlog dien de aardbol ooit zag was ontke tend. Als we er aan terugdenken is het of we toen vier jaar lang in een afschuwelijke nacht merrie hebben geleefd. Maar nachtmerries worden spoedig verge ten, helaas. „Nu nooit meer," hebben zij ge zegd die in de moordhel hebben meegedaan en elkeen achter het front die zich goed reali seerde, wat er was geschied, zei het na. Maar de menschheid schijnt zwak te zijn in het goede. Men is alom al weer veel zwaarder ge wapend dan in 1914 en er groeide een genera tie op die nog in de wieg lag, toen de wereld brand ontstond, en niet schijnt te weten van die ontzettende ellende. Misdadige of verblinde ouderen stoken haar op, stellen den oorlog voor als iets prachtigs, iets bij uitstek man nelijks, prediken de revanche. Men grijpt zich naar het hoofd: hoe is zooveel verblinding en armoede mogelijk? Het schijnt toch moge lijk. Hadden enkele wijze en humane politici, die zeker niet voor hun pleizier eindeloos con- fereeren, het hoofd niet koel gehouden, aanza ten we nu al weer midden in de hel. En men behoeft er niet aan te twijfelen, er is maar een kleine fout noodig, of het kaartenhuis stort ineen. Dan zal zich Langemarck herha len, waar de bloem van de Duitsche jongeling schap werd weggemaaid door het snelvuurge- schut der Franschen, waar jongens zonder baard, kinderen van het gymnasium nog, ster. vend neervielen «net den kreet om „moeder" op de lippen. Dan zal ieder krijgshaftig land en helaas ook het niet krijgshaftige zijn Langemarck hebben. Er vertrekken al weer booten met zingende soldaten van Napels, die een land van zwarten, of van menschen die men hun zwart heeft voorgesteld, de les zulien gaan lezen en het publiek op de kade juicht de dapperen enthousiast toe. Zij wéten niet zij zullen pas weten als zij onder de moor dende zon van Afrika liggen te sterven. Waar zoo de zaken staan, mag men zich nog Wel even herinneren welke offers de groote oorlog aan de menschheid heeft gekost. De herinnering zal misschien niets voorkomen van hetgeen in de sterren geschreven staat, maar het is de plicht van hen die de publieke mee ding voorlichten om bij hen die van goeden Wille zijn de herinnering aan zooveel afschu welijks wakker te houden, tot waarschuwing. We hebben hier de cijfers, voor zoover ach terhaalbaar, van de dooden en gewonden in den grooten oorlog: Dooden Gewonden 4.814.557 2.500.000 niet bekend niet bekend 2.700.000 2.112.000 3.750.000 949.576 niet bekend niet bekend niet bekend 246.000 Deze sombere statistiek betreft alleen dege nen, die op het slagveld vielen. Maar hoeveel millioenen stierven door honger en ellende in het vaderland! Hoeveel vrouwen en kinderen in Duitschland en Oostenrijk werden het offer Van de blokkade! Alleen in Duitschland bedroeg het aantal van hen, die door den oorlog armen of beenen ver loren, tot op 31 Juli 1918 reeds 90.000. Het aan tal oorlogsblinden was toen reeds 3.000. Niet minder dan 225.000 Duitschers pleegden in de Periode van 1918 tot 1933 zelfmoord, wat voor een groot gedeelte ook als een gevolg van den oorlog moet worden beschouwd. In totaal verloren 9.800.000 menschen gedu rende den wereldoorlog op het slagveld het leven. Eenige Duitsche bladen, die eveneens deze cijfers publiceerden, leveren er pacifistisch commentaar bij, wat we een gelukkig teeken achten, vooral omdat zij verschijnen in een Duitschland 2.036.897 Oostenrijk-Hongarye 1.000.000 Bulgarije 70.000 Turkije 325.000 Frankrijk met koloniën 1.400.000 Engeland en Dominions 900.000 Rusland 2.500.000 Italië 600.000 België 44.000 Servië 690.000 Roemenië 159.000 Vereenigde Staten 58.000 is onze „Omroeper". Eiken avond weer opnieuw spreekt hij in 80.000 gezinnen, waar hij steeds een trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers 50 ct. per regel. Particuliere Omroepers 20 ct. per regel. Betrekkingen (gevraagd en aangeboden) 10 ct. per regel. land welks vredeswil door velen zoo diep ge wantrouwd wordt. Wanneer thans, zegt de Börsen-Zeitung, op nieuw van oorlog en oorlogsgeruchten gespro ken en gehoord wordt, is dat de schuld van hen, die uit de ervaringen van deze 21 jaar niets geleerd hebben, en die de stem van deze 9.800.000 dooden, die nog dagelijks spreekt, niet willen hooren. Iedere actie brengt reactie. De oorlog is ge volgd door een tijd van vredeswil. Nu weer is er een neiging tot een nieuw soort flinkheid, soms tot in het belachelijke toe. Zal de beschaving ooit zoover vorderen, dat de naties hun geschillen werkelijk vreedzaam oplossen en niet meer rammelen met de sabel als zij niet voor de volle honderd procent hun zin krijgen? De pyramiden bergen een groot aantal ge heimen. Reeds tientallen jaren en langer zijn de archeologen bezig deze te ontraadselen. Oud heidkundigen van alle naties breken zich steeds weer het hoofd, over de vraag, hoe de oude Egyptenaren de zware steenblokken wel op el kaar gesleept hebben om zoo de hooge pyra miden te bouwen. De Britsche onderzoeker Edward Armitage is er in geslaagd dit geheim op te lossen. De onderzoekingsreis, waarvan hij dezer dagen te Londen terugkeerde, heeft hem het graf doen vinden van koningin Khent-Kawes en in de buurt daarvan de ruïnes van een stad, die voor haar ouderdom van 4000 jaar een buitengewoon gevorderde bouwtechniek demonstreerde. Bij de uitgravingen in deze stad ontdekte men nu, dat de oude Egyptenaren reeds den kurketrekker kenden. Men vond in steen gebeitelde voorstel lingen, waarin het gebruik van kurketrekkers onmiskenbaar te herkennen valt. Men had den acteur Gordon herhaalde malen schriftelijk gedreigd, dat wanneer hij zijn betrek\ngen tot een bepaalde dame niet on middellijk zou verbreken men hem met zout zuur voor zijn leven zou schenden. Toen hij nu dezer dagen de straat opging, kwam plotseling een man hem tegemoet, die een glazen bol naar hem toewierp. De bol brak tegen het voorhoofd van Gordon en de daarin aanwezige vloeistof stroomde hem over gezicht en kleeren. Gordon zakte bewusteloos ineen: in het ziekenhuis stel de men vast, dat de huid op verschillende plaatsen geheel ingevreten was. Het eigenaar digste was echter, dat de vloeistof in de bol zuiver water bleek te zijn. Deze ongewone af loop van een overigens onschuldige douche is te verklaren uit den zenuwschok van den getrof fene, die beslist meende, aan een zoutzuur- aanslag ten offer te zijn gevallen. Bij een kiesvergadering in Dakota (Ver. St.) ontstond een wild rumoer om een van de spreek gestoelten van de openlucht-tribune. Men ver bood den redenaar verder te spreken, gilde en joelde, maar de ijverige woordvoerder liet zich niet intimideeren. Politiemannen hielden de be- toogers op een afstand, maar plotseling herin nerde een der rustige burgers zich, dat hij toch eigenlijk een afstammeling was van de man nen, die den naam „Het Wilde Westen" aan die streek geschonken hadden. Hij liep naar huis, haalde een lasso, wierp die den eersten den besten, hem in den weg staanden politieagent om den hals en trok de lus stevig aan. Toen de rest van de politie be vrijdend had ingegrepen, was de spreker tot de overtuiging gekomen, dat hij thans genoeg ge sproken had en trok zich terug. De aanval van den „luisteraar" ontketende een wilde vecht partij, waarbij alle goudzoekers- en cowboy instincten weer hoogtij vierden. Het ministerie van transport in Engeland heeft 'n verkeerstelling georganiseerd, de groot ste verkeerstelling, welke ooit in dit land ge houden is. Deze „telling" zal aanvangen op Dinsdag 13 Augustus, des morgens om 6 uur. Zij zal een week duren. Meer dan 10.000 tellers zullen opgesteld zijn op 5600 punten aan de eerste klasse wegen van Engeland, Schotland en Wales. Dezen hebben een gezamenlijke lengte van 26.700 mijlen (42.700 Kilometer), en zouden dus vier maal' onze aarde kunnen omspannen. Het gebied van Groot-Londen is bij den aan staanden Ry'ks-bensus niet inbegrepen; Scot land Yard evenwel zal in de hoofdstad een soortgelijke verkeerstelling uitvoeren. De in Augustus te houden census zal zich in drie opzichten onderscheiden van zijn voor gangers: le: het land zal in 8 „types" verdeeld wor den, n.l. stadsdistricten; plattelandsgebieden, industrieele secties, enz. Hierdoor hopen de overheden in staat gesteld te worden zich een denkbeeld te vormen van den betrekkelijken omvang van het door elk dezer „types" te ver werken verkeer; 2e: ook de voetgangers zullen geteld worden op die wegen, welke geen voetpaden hebben, of waar de voetpaden minder dan een meter breed zijn; 3e: voor elk uur van den dag en van den nacht zal het verkeer door afzonderlijke cijfers aangegeven worden. De formules, waarop de tellers hun bevin dingen moeten aanteekenen, bevatten 26 ver schillende classificaties van voertuigen, vanaf het rijwiel tot aan de zeswielige stoom-lorries, die 18 ton wegen. Aanteekeningen zullen ook gemaakt worden betreffende het gemiddelde gewicht der automobielen. Men schat dit thans op 1.25 ton, tegen 1.4 ton bij den vorigen cen sus in 1931. In de laatste vier jaren is name lijk het gebruik van den lichten 810 P.K.. wagen aanmerkelijk toegenomen. Daarentegen is het gewicht van ééndekkers-motorbussen naar schatting gestegen van 7 tot 8 ton. In 1931 werden 6.260.835 voertuigen geteld, met een totale „tonnage" van 13.634.626, of gemiddeld 2.2 ton per voertuig. Dit hooge ge middelde is voornamelijk toe te schrijven aan de tienduizenden chars-a-bancs en tweedekkers omnibussen, welker aantal sinds 1931 nog zeer aanzienlijk toegenomen is. In verband met het bovenstaande kan nog aangeteekend worden dat sinds den oorlog £900.000.000 aan de wegen van Groot-Brittan- nië ten koste gelegd zijn. De Fransche Noordelijke Spoorwegmaatschap pij geeft de gelden voor een bestelde goedkoope •vacantiereis terug, wanneer er 3 Millimeter regen valt. Is de regenval slechts 2 millimeter, dan vindt de maatschappij, dat men het reisje rus tig wagen ka^. tli Een modehuis te Nice werkte onder een firmanaam „Miss Tinguette". Mistinguett, de bekende revuester, had er bezwaar tegen en deed de firma een proces aan. Mistinguett was van meening dat de naam der firma te duide lijk wees op een gezochte gelijkenis met haar beroemden naam. De rechtbank stelde de revuester in het gelijk en veroordeelde het modehuis een anderen naam te kiezen. Mistinguett ontving 1000 francs schadeloosstelling. Binnenkort zullen op het departement der Posterijen te Londen onderhandelingen begin nen met Denemarken over den aanleg tusschen Esbjerg en Yarmouth. De kabel zou een lengte hebben van 400 mijlen. De aanlegkosten worden geraamd op 632.000 pond sterling. Een stier van 1800 pond, die bestemd was voor het slachthuis van Brooklyn, heeft voordat hij aan zijn eind kwam, het genoegen gesmaakt een wijk van New York gedurende twintig mi nuten geducht op stelten te zetten. In Delaney Street wipte het beest uit zijn wagen en ging aan den haal. Vrouwen en kinderen vluchtten in alle richtingen, tot de stier van het hollen ge noeg kreeg en kalmweg plaats nam op den hoek van Allen Street en Broome Street, weigerend om maar een streepbreed uit den weg te gaan. Het was een gezellig kijkspel voor een groote menigte, dat twintig politiemannen tevergeefs al hun kennis van „cowpunching" aanwenddenmaar vast. om het dier weer op gang te krijgen, ten einde het naar zijn bestemming te brengen, en ver volgens de handen uit de mouwen staken om het stuk hoornvee op een vrachtauto te krijgen. Onder de vele vrouwelijke toeschouwers waren er, die vonden, dat de politie het arme beest niet moest mishandelen, anderen jouwden de mannen van het gezag uit als cowboys van den kouwen grond. Onverstoord reden zij echter cjen vrachtauto achterwaarts naar den stier, legden een paar planken schuin en bonden een touw om den hals van den weigerachtigen viervoeter. Vijf politiemannen plaatsten zich aan het touw om te trekken, drie mannen wrongen den staart van den stier en een tweede drietal duwde met alle macht den gewichtigen delinquent op. Ein delijk slaagden zij, onder het gejuich van de menigte er in, den stier op gang te brengen en met een vaartje belandde het dier in den auto, welke hem in gezwinde vaart naar het slachthuis bracht. Twee gesluierde vrouwen brachten haar naar een andere tent, waar ze haar met veel fluweel en gouden sieraden aankleed den. Toen werd ze in een draagstoel boven op een kameel gezet. Met Pietje gebeurde het zelfde en hy werd op een vurigen schimmel getild, kostbaar getoond. Alle mannen schaarden zich om hen, maar nie mand sprak een woord. Daar kwam de sjeik met zijn gevolg en de muziek. Eensklaps verhief hy zich in het zadel en schreeuwde zyn „heisahihola!" Toen zette de muziek in, eerst langzaam, maar toen hoe langer hoe vlugger. De muzikanten begonnen te dansen en de mannen te paard zwaaiden met him lansen. Zoo ging het door, al maar sneller en luider, tot de heele troep razend leek. Alleen de sjeik zat rustig te paard. De stuurman schoot in den lach om al dat gekke gedoe. Wat een toestand! Dus dat blijft dan afgesproken," zei de bejaarde huisarts tot de dochter des hui zes, toen hij na afloop van zyn dokters visite nog een vertrouwelijk napraatje in de woonkamer maakte. „Geen opwinding, geen trappenklimmen, geen lichamelijke inspanning, geen spiritualiën en één, hoogstens twee lichte sigaartjes per dag. Dan kan je vader nog wel tien jaar mee." „Ik zal er voor zorgen, dokter. Het zal wel gaan. Maar die sigaartjes...." „Hij is een liefhebber, hè?" „En of. Ik heb hem eigenlijk nooit anders gekend dan met een sigaar tusschen de lippen." „Het begin is altijd het moeilijkst. Het liefst liet ik hem er heelemaal mee ophouden, in eens. En als je het zoover brengen kunt, des te beter." „Ik zal m'n best doen, dokter.... U komt nog wel eens aanloopen." Öp dien dag begon er een verwoede strijd tusschen vader en dochter om de sigaren. „M'n bittertje en m'n grocje mag je desnoods houden, als het dan moet," zei de tegenstrib belende oude heer, die wel begreep waar hem de schoen knelde. „En als Van Looden er dan op staat dat ik me niet opwind, moet je oom Alphonse ook maar een beetje uit mijn buurt vandaan houden. Die domino- en tric-trac- party'tjes draaien toch altijd op ruzie uit. Maar van mijn sigaren blijf je af." „Maar vadertje, wees nu toch eens verstan dig! Zelf zegt u altijd dat dokter J(dn Looden het steeds by het rechte eind heeft en nu het er op aankomt een sigaartje minder te roo- ken, zoudt u zijn advies niet willen opvolgen." „Van Looden kan me evengoed willen ver bieden adem te halen." „Kom, kom, vadertje, laat mij nu die si gaartjes eens opbergen, dan krijg je van mij iederen middag en iederen avond een heerlijk paffertje. U zult eens zien, die twee smaken u dan nog tienmaal zoo lekker als wanneer je den geheelen dag den rook als uit een schoor steen de lucht inblaast. En Zondags na de kerk krijg je er van mij dan nog stiekum eentje extra, je weet wel van die lange van oom Al- phons. Dat durf ik dan voor mijn rekening te nemen." En de oude heer had lijdelijk toe te zien, hoe z'n dochter me daar waarempel naar het buf fet liep, alle sigaren uit het mahoniehouten presenteerkistje wegnam en er mee naar haar kamer liep. Dan kwam ze terug, zette lachend een aschbakje, de lucifers en één sigaar onder zijn bereik en zei vroolijk: „Ziezoo, vadertje, vandaag gaat het in. Van middag na het diner nummer twee." Den eersten dag ging het goed en den twee den nog zoo-zoo. Toen begon de oude heer zich wat onrustig in zijn fauteuil heen en weer te wentelenHij stond op, liep de kamer eens heen en weer, bleef met de handen op den rug wat voor het venster neuriën, draaide zich dan aarzelend om en stond plotseling vlak voor zijn dochter over haar borduurwerkje gebogen. „Jeanne, geef me m'n sigaar voor vanavond Doch Jeanne bleek paraat om den aanval, dien zij tevoren verwacht had, onmiddellijk af te slaan en ze zei flink en vastberaden: „Neen, vadertje. Laten we daar nu niet mee beginnen. Vanavond de tweede en eerder niet. Dit is nu eens een geval, waarin de eerste loodjes het zwaarst wegen. Over een paar we ken taal je er niet meer om, en samen zullen we dit varkentje nu eens wasschen." Daar bleef het bij. Jeanne kreeg haar zin en de oude heer kroop terug in zyn fauteuil by het venster. Hy nam een boek, vergat z'n si gaar en dankte in stilte den hemel voor de kordaatheid van zijn dochter. Maar aan den avond van den derden dag, toen Jeanne het aantal sigaren in het schrijf bureautje op haar kamer natelde, kwam zij tot de ontdekking dat er drie méér uit den voor raad verdwenen waren dan zij haar vader had toebedeeld. Zij begreep daaruit, dat papa ge durende haar afwezigheid aan het snuffelen gegaan was, de verboden vrucht in het schrijf bureautje ontdekt had en de verleiding niet had kunnen weerstaan. Nog vóór ze in bed gestapt was, had ze een nieuwe schuilplaats voor het vurig begeerde ge notmiddel vastgesteld en den volgenden mor gen verhuisde de complete verzameling naar de provisiekast achter slot. Daar bleken ze veiliger. Maar twee dagen daarop maakte de verwende tabakskenner te recht de waarheidsgetrouwe opmerking, dat zijn sigaren wat vochtig werden en dat zy, Jeanne, ze een betere bergplaats diende te geven. „Ruimte is er genoeg hier in huis," zei hij mopperend. „Op zolder of in de dienstboden kamer of waar je maar wilt.... my zal het een zorg zijn.... ik zal er gerust niet naar zoekenals ze maar droog staan!" Op zolder en naar de dienstbodenkamer wer den ze door Jeanne dus niet gebracht. Jeanne bracht ze naar de badkamer. Achter den gey ser, gewikkeld in wat schuurlinnen en oude couranten, zou zelfs de gewiekste detective ze niet vinden, en droog stonden ze daar bij den vaak verwarmden geyser zeker! Doch ook ditmaal had Jeanne buiten den waard gerekend. Ze vergat dat een verliefde jongen onder alle omstandigheden zijn meisje weet te vinden, dat een drinkebroer zelfs op de meest verborgen plek de flesch ontdekt en dat ook een verwoed rooker als haar vader niet rusten zou, voor hij zijn schier onontbeerlijke rookwaar gevonden had. Want reeds drie dagen nadien zag zij hem, juist op het oogenblik waarop zij van haar dagelijksche wandeling huiswaarts keerde, als een op kattenkwaad be trapten schooljongen uit de badkamer glippen en bij natelling bleek haar dat er minstens zeven gesmokkeld waren. Dien avond verhuisde de voorraad weer naar haar slaapkamer en daar dacht ze lang en in gespannen na over de oplossing van het vraag stuk naar de plek, waar de sigaren onvindbaar zouden zijn. En ze vond die plek. Veertien dagen, drie weken lang hield het stand. Dikwijls, vooral in het begin, bemerkte ze bij haar thuis komst, hoe haar i rookbeluste vader tijdens haar af- i wezigheid het ge- heele huis van I onder tot boven, van zolder tot kelder, tot in de meest verborgen schuil plaatsen had doorsnuffeld. En telkenmale bevond ze tot haar niet ge ringe voldoening dat vadertje by haar thuis komst knorrig in z'n fauteuil zat te grommen en met een spijtig-teleurgestelden blik einde lijk zijn eerste trekje zat te wachten. Ze hoor de hem mopperen en sputteren en jammeren over „een baas in zijn eigen huis" en over een vader, die onder de plak van zijn dochter zat. Maar de sigaren vond hij niet. En na vier weken had Jeanne bereikt, wat dokter Van Looden gewild had. Op zekeren dag, toen ze vader wederom z'n eerste manilla reikte, maakte hij een afwerend gevaar met de hand en zei glimlachend: „Die twee mag je nu ook wel houden, kindje. Jy en Van Looden hebben je zin. Die één of die twee is tóch maar mond-tergerij. Je kunt de rest nu wel weggeven." Toen sloeg Jeanne haar arm om den hals van haar vader en gaf hem een zoen en nóg een. „Dat is nog eens flink van je, vadertje. Wat zal Van Looden daarmee in zijn schik zijn!" „Van LoodenVan Looden. Dat heb jy hem gelapt! Maar nu ben ik benieuwd waar je de laatste vier weken m'n sigaren gelaten hebt." „Dat zal ik je vertellen, vadertje. Toen u het geheele huis of dacht je dat ik het niet wist van onder tot boven aan 't doorsnuf felen was, wist u niet dat ze daar waren, waar u ze het laatst zoudt vermoeden, vlak onder je bereik.... op het buffet in het mahoniehouten presenteerkistje. Maar voor alle zekerheid zal ik de rest nu maar naar oom Alphons brengen." Toen liep ze er de kamer mee uit. „Zoo'n dekselsche meid!" dacht hij. Het groote Zoutmeer in den staat Utah be dekt een oppervakte van 6000 vierk, kilometer. Voor landbouw- en industrie-doeleinden is deze geweldige watermassa wegens haar hoog zout gehalte ongeschikt. Om dit te verhelpen zyn Amerikaansche ingenieurs bezig voorloopig slechts gedeeltelijk het meer te „ontzouten". Daar de gemiddelde diepte van het meer slechts vier meter bedraagt, zal het niet moeilijk zyn, een dam op te werpen. Een oppervlakte van 2000 vierk. kilometer, dus een derde van het meer, zal door zoo'n dam afgescheiden worden en wel de langgestrekte hoek, waarin verschei dene rivieren met zoet water uitmonden. Men wil van daar uit het zoutwater in de andere „hoeken" drijven, waar het door de bodem gesteldheid zyn zout ontvangt en wil dit derde deel zoutvrij maken, zoodat t door ka nalen over het land geleid kan worden en zoo doende de dorre bodem bewaterd zal worden. Het eiland Niuafu van de Tonga-groep, lig gende 2600 mijl ten Zuid-Westen van Hawaii, bezit geen haven ten gevolge van de vele riffen, welke het eiland omgeven. De bevolking bestaat uit 1300 zielen, allen inlanders, op enkele blanke copra-handelaren na. Ten einde correspondentie met de buiten wereld mogelijk te maken, vond mr. W. G. Quensell een middel uit om de brieven van het rifeiland naar de voorbijkomende schepen te brengen. Hij sloot de post van het eiland in een blikken trommel, die op een houten blok werd gebonden. Wanneer de mailbooten voor bij kwamen, zwommen de inlanders tusschen de riffen door naar de booten, terwijl zij het blok met den trommel voor zich uitduwden. De enveloppen waren, behalve van de gewone post zegels van Tonga, voorzien van het stempel ,Tin Can Mail, Niuafu Island, Tonga Is lands". De aflevering van de post naar het eiland ge schiedde op dezelfde wijze als de verzending. Vijftien jaar heeft deze postbediening goed gewerkt, doch onlangs vroegen de inlanders een vergoeding, welke ongeveer neerkwam op twee pond denman per keer zwemmen. Hierdoor werden de kosten voor het briefverkeer te hoog. En zoo kwam de laatste brief uit den blikken trommel te San Francisco aan, afgezonden door mr. Quensell, luidende: Vriendelijke groe ten van den laatsten dag van de blikken-trom mel-post, Niuafu-eiland, Tonga. door Arthur Morrison 23 Zijn gastheer gaf hem zonder etenig protest flesch en kurketrekker over en Crook zag, dat het oude lak er vies en oud uit zag maar geheel ongeschonden was. Hij zette het staal voor zichtig in de kurk, drukte de fiesch tusschen de knieën en door deze zorgvuldige behandeling slaagde hij erin, de weeke kiyk ongeschonden haar boven te halen. „Zoo'n oude kurk moet met zekere hand borden bewerkt, wil het niet op een fiasco uit- loopen," zei Crook. „Heeft u wellicht een paar karaffan om den wijn in over te gieten?" De karaffen waren spoedig genoeg gevonden wederom begon Crook, maar onder hoe gewijzigde omstandigheden, dat experiment, dat hy voor het eerst had genomen in tegenwoordigheid van twee uitgelaten jonge lui, die zich op de wederrechtelijke wijze toe- Sang hadden weten te verschaffen tot het atelier van hun vriend. Hij ging met zijn rug haar den stoel staan, waarin de grijze heer Was neergevallen en begon voorzichtig den wijn hit te schenken. De karaffen waren tamelijk groot en twee waren reeds voldoende om den inhoud van de flesch te herbergen. Met vaste hand goot Crook langzaam de eerste vol. Geen enkel teeken van een juweel, dat de wet der zwaartekracht ge hoorzamend naar den nek kwam gerold. Langzaam en met even vaste hand vulde hij de tweede en keek ten keek en wederom kwam er geen Groen Oog naar den hals. De zaak was beslist. Het Groene Oog van Goona was niet in de flesch van mr. Clifton. Crook plaatste ook de tweede karaf op de tafel en besloot het diner zoo kort mogelijk te maken. Hij had hier ten slotte niets meer te winnten. Bij zijn bord stond een verbazend groot wijnglas en anders niets. „Dit is wel een erg royaal glas voor zulken wijn", zei hij en schonk het slechts half in. De wijn was inderdaad veel te zoet om aan tafel te worden gedronken, doch Crook nam dit op den koop toe. Geten mensch ter wereld zou de onwellevendheid zoo ver drijven, dat hy nog kritiek uitbracht op dit edelmoedig aan bod van een zoo kostbaren en kostelijken wyn te zijner eer, al waren de omstandigheden waarin en de wijze waarop dit geschiedde, dan ook eenigermate uit den gebruikelijkfen vorm. Crook legde er zich dus bij neer 'en verdeelde zyn aandacht al spoedig tusschen het eten en zijn gastheer. Deze deed wel erg zenuwachtig doch was aangenaam en onderhoudend in den omgang. Toch kreeg Crook ondanks de vlotte conversatie, die de ander telkens ten telktens weer op een ander tamelijk oppervlakkig ter rein wist te brengen den indruk dat er iets zwaars, e'en voorgevoel, een slecht teeken, een niet nader tg bepalen spanning tusschen hen hing. Het was e'en rare snijboon ten ondanks diens uitgesproken verontschuldigingten kon hij toch niet erg met hem wegloopen. „Groote genade," riep de gastheer plotseling verschrikt uit. „Ik dacht dat ik alles zoo keurig in orde had gebracht ten nu zie ik, dat ik de kaas heb vergeten. Vreemd, dat ik die kon vergeten. Ik heb een stuk Stilton, dat u zeker en vast hoogelijk op prijs zult weten te stellen." Hij stond op, wilde juist weg gaan en hield zich zelf als het ware staande met de volgende woorden: „Nee, nee, ik heb me vergist. Ze staat hier op een consoletafeltje. Kom, ik hoop. dat u mijn kaas alle eer zult aandoen. Daar ik zelf geen gebruiker van dit prikkelende goed ben, zou ik u gaarne nogmaals willen ver zoeten my voor enkele minuten te willen excu- seeren. Ik hoop, dat het niet te veel van u gevergd is. U bent wel onder zeer ongunstige omstandigheden mijn gast geworden." Crook werd weer alleen gelatten en hij troostte zich met de kaas, die tusschen twee haakjes uitstekend was. Het was stil in huis vreemd stil. Maar toen hij daar zoo gespan nen zat te luisteren hoorde hy opnieuw dat heldere en toch onderdrukte geluid, alsof in een vertrek, dat niet ver van deze kamer ver wijderd kon zyn, eten stok of een plank werd gebroken of versplinterd. Enkele minuten later herhaalde zich ditzelfde verschijnsel. Harvey Crook bleef zwijgend zitt'en wachten op de terugkomst van zijn gastheer. Van tijd tot tijd zette hij zijn glas Tokayer aan de lippen. Overigens trachtte hij de minuiten te dooden met de overwegingen wat hem te doen stond. Hij moest in ieder geval zoo vlug moge lijk zien te ontkomen aan het gezelschap van dezen vreemdten ouden heer, die klaarblijkelijk zijn lust tot koopen ineens verloren had. De minuten werden talrijker maar de stilte van het huis werd niet meer verbroken. Eenmaal meende hij buiten het geknars van het tuin hek te hooren, maar schreef dit toe aan den wind. Even later kwam de zwarte kat voorzichtig binnen. Aan de deur bleef ze even staan, keek hem aandachtig aan alsof ze de ontvangst die haar te wachten stond te voren wilde bereke nen, voordat ze zich aan eten nieuwe afrossing bloot stelde. Crook nam een stukje vleesch van zijn bord om het beest naar zich toe te lokken en het ging onmiddellijk, hoewel omzichtig op deze uitnoodiging in. Zoowat een meter van hem vandaan bleef het echter stilstaan en miauwde. Crook liet het stukje vallten en toen kwam het dichterbij, nam het stukje vleesch in den bek en sneed het met knersende tanden fijn. Hij zat nog altijd alleen ten door het geheele huis was gteen tenkel geluid te bekennen. Enkele kaarsen begonnen te knepperen en blij ten minste een afleiding te hebben gevonden, stond Crook op om ze uit te blazen. De kat volgde hem in al zijn bewegingten. Het begon laat te worden. Wat zou hij doen? De beleefdheid gebood, dat bij zou blijven wachtten, totdat zijn gastheer terugkwam. Maar aan alle dingen, zijn op dit pndermaansche grenzfen en het geduld en de beleefdheid van Harvey Crook warten reeds ver over deze gren zen heen. Hij stond op ten verloor weer vijf minuten door een schilderij aan den muur aandachtig te bestudeeren. Het was dan ook die moeite waard, want goede zeventiende eeuwers uit dat kleine Nederland waren zeld zaam in particuliere woningen. Die gastheer had hier voor honderdduizenden bijeen gestapeld en toch leefde hij in een afzondering en terug getrokkenheid, alsof hij e'en der nederigste burgers van deze havenstad was. De kat kwam langs zijn been heen wrijven. Het schilderij hing aan den muur tegenover de deur, die op eten kier stond. Crook meende telktens een koude windvlaag langs zyn gezicht waar te nemen. Hij opende de deur en tuurde in het donker. De kat kwam hem spinnend achterna. Buiten de eetkamer was heel het huis in stilte en duisternis gehuld. Maar door de lange gang woei een frissche tocht, alsof ergens een buitendeur openstond. Zou hij het een of ander laten vallen of dichtklappen om de aandacht van zijn gastheer op te wekken? Indien de huishoudster inetens slechter was geworden ten hy haar dus niet verlaten kon, was het wellicht erg raadzaam om een dokter te halen. Hij waagde het eens met den luiden hoest. Het geluid ging met opvallende en eenigszins lugubere helderheid door alle gangen ten langs de trap naar boven en werd later door wel tien echo's teruggefluisterd. Echt het geluid van een totaal uitgestorven huis. Pij ging terug naar de eetkamer en, nam e'en brandende kaars van den schoorsteenmantel. Wat er ook aan de hand mocht zijn, of het al of niet in strijd was met het fatsoen, hij wilde weten, hoe de vork in den steel zat. Met den kandelaar in de hand liep hy voor zichtig langs de donkere gang. De kat liet hem geten seconde in den steek en schuurde onder het schuifelen van zijn voeten voortdurend tegen zijn broekspijpen. Toen hij in de hal kwam botste er een windstoot tegen zijn kaars, zoodat deze bijna uitging. De voordeur stond wagen wijd open! Hij smeet ze dicht, ging onder aan de trap staan en riep, zoo luid hij kon: „Mijnheer Clifton! Mijnheer Clifton!" Weer de angstwekkende weergalming door het geheele huis, dat overigens op geen enkele wijze reageerde op zijn roep. Achter de hoofdtrap daalde een kleinere trap naar beneden. De ingang was half ver- borgten door een gordijn, dat blijkbaar heel kort te voren was afgerukt. Enkele ringen zaten boven aan den stok bijeen, doch droegen geen gordijn meer. Het afgerukte gedeelte hing slap naar beneden. Toen zijn oog hierop viel, liet Harvey Crook zich geen oogenblik meer terughouden. Hy stapte met groote omzich tigheid op deze kleine trap toe. Er waren maar weinig treden, want het souterrain lag niet diep. Hy zag onmiddellijk de deur van de keuken, maar voordat hij die bereikt had, raakte zijn voet verward in iets, dat klaarblijkelijk een bundel kleeren moest zijn, "v. XWordt vervoladl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9