KWIEK EN VIEF
<Ket mfiaal mn den dag
Met twee
op avonturenreis
Herinneringen aan den wereldoorlog
HET VERDWENEN
ELFTAL
Pyramidengeheim
VERKEERSTELLING IN
ENGELAND
De vette stier
DONDERDAG 8 AUGUSTUS 1935
TER WAARSCHUWING
In totaal verloren bijna tien mil-
lioen menschen op het slag
veld het leven
Vreedzame oplossing
van geschillen
Aanslag met water
Ruwe zeden
De grootste, ooit in Groot-Brit-
tannië gehouden
St. Bureaucratius
BRAMDCEVAAR!
TRAP UwVVECGEVORPEJI
EINDJE 5 IC AAK OF 5ECARET
DOE DIT-ALTUD!
Reclame voor Mistin-
guett
De grootste telefoon
kabel
«4
Verstoppertje
Een meer „ontzout"
Blikken-trommel-post
bij een ongeval met
AT I F A DOMMCC op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U *7 j -
A b ,r. A Ba1^1 IN O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T f Owe™ verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A f Uv» doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIERENTWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FOCA bij verlies van een hand
uüUt" een voet of een oog
We zijn weer in de eerste dagen van Augus
tus. Velen herinneren zich de dagen van ang.
stige spanning na den vorstenmoord te Sera-
jewo. En toen plotseling de lont in het kruit
vat: mobilisatie alom, Von Bethmann Holweg
luistert niet naar Engelands waarschuwing,
een reeks van oorlogsverklaringen, soldaten die
zingend naar het front gaanDe geweldig
ste oorlog dien de aardbol ooit zag was ontke
tend. Als we er aan terugdenken is het of we
toen vier jaar lang in een afschuwelijke nacht
merrie hebben geleefd.
Maar nachtmerries worden spoedig verge
ten, helaas. „Nu nooit meer," hebben zij ge
zegd die in de moordhel hebben meegedaan
en elkeen achter het front die zich goed reali
seerde, wat er was geschied, zei het na. Maar
de menschheid schijnt zwak te zijn in het
goede. Men is alom al weer veel zwaarder ge
wapend dan in 1914 en er groeide een genera
tie op die nog in de wieg lag, toen de wereld
brand ontstond, en niet schijnt te weten van
die ontzettende ellende. Misdadige of verblinde
ouderen stoken haar op, stellen den oorlog
voor als iets prachtigs, iets bij uitstek man
nelijks, prediken de revanche. Men grijpt zich
naar het hoofd: hoe is zooveel verblinding en
armoede mogelijk? Het schijnt toch moge
lijk. Hadden enkele wijze en humane politici,
die zeker niet voor hun pleizier eindeloos con-
fereeren, het hoofd niet koel gehouden, aanza
ten we nu al weer midden in de hel. En men
behoeft er niet aan te twijfelen, er is maar
een kleine fout noodig, of het kaartenhuis
stort ineen. Dan zal zich Langemarck herha
len, waar de bloem van de Duitsche jongeling
schap werd weggemaaid door het snelvuurge-
schut der Franschen, waar jongens zonder
baard, kinderen van het gymnasium nog, ster.
vend neervielen «net den kreet om „moeder" op
de lippen. Dan zal ieder krijgshaftig land
en helaas ook het niet krijgshaftige zijn
Langemarck hebben. Er vertrekken al weer
booten met zingende soldaten van Napels, die
een land van zwarten, of van menschen die
men hun zwart heeft voorgesteld, de les zulien
gaan lezen en het publiek op de kade juicht
de dapperen enthousiast toe. Zij wéten niet
zij zullen pas weten als zij onder de moor
dende zon van Afrika liggen te sterven.
Waar zoo de zaken staan, mag men zich nog
Wel even herinneren welke offers de groote
oorlog aan de menschheid heeft gekost. De
herinnering zal misschien niets voorkomen van
hetgeen in de sterren geschreven staat, maar
het is de plicht van hen die de publieke mee
ding voorlichten om bij hen die van goeden
Wille zijn de herinnering aan zooveel afschu
welijks wakker te houden, tot waarschuwing.
We hebben hier de cijfers, voor zoover ach
terhaalbaar, van de dooden en gewonden in
den grooten oorlog:
Dooden Gewonden
4.814.557
2.500.000
niet bekend
niet bekend
2.700.000
2.112.000
3.750.000
949.576
niet bekend
niet bekend
niet bekend
246.000
Deze sombere statistiek betreft alleen dege
nen, die op het slagveld vielen. Maar hoeveel
millioenen stierven door honger en ellende in
het vaderland! Hoeveel vrouwen en kinderen
in Duitschland en Oostenrijk werden het offer
Van de blokkade!
Alleen in Duitschland bedroeg het aantal van
hen, die door den oorlog armen of beenen ver
loren, tot op 31 Juli 1918 reeds 90.000. Het aan
tal oorlogsblinden was toen reeds 3.000. Niet
minder dan 225.000 Duitschers pleegden in de
Periode van 1918 tot 1933 zelfmoord, wat voor
een groot gedeelte ook als een gevolg van den
oorlog moet worden beschouwd.
In totaal verloren 9.800.000 menschen gedu
rende den wereldoorlog op het slagveld het
leven.
Eenige Duitsche bladen, die eveneens deze
cijfers publiceerden, leveren er pacifistisch
commentaar bij, wat we een gelukkig teeken
achten, vooral omdat zij verschijnen in een
Duitschland
2.036.897
Oostenrijk-Hongarye
1.000.000
Bulgarije
70.000
Turkije
325.000
Frankrijk met koloniën
1.400.000
Engeland en Dominions
900.000
Rusland
2.500.000
Italië
600.000
België
44.000
Servië
690.000
Roemenië
159.000
Vereenigde Staten
58.000
is onze „Omroeper". Eiken avond weer opnieuw
spreekt hij in 80.000 gezinnen, waar hij steeds
een trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers 50
ct. per regel. Particuliere Omroepers 20 ct. per
regel. Betrekkingen (gevraagd en aangeboden)
10 ct. per regel.
land welks vredeswil door velen zoo diep ge
wantrouwd wordt.
Wanneer thans, zegt de Börsen-Zeitung, op
nieuw van oorlog en oorlogsgeruchten gespro
ken en gehoord wordt, is dat de schuld van
hen, die uit de ervaringen van deze 21 jaar
niets geleerd hebben, en die de stem van deze
9.800.000 dooden, die nog dagelijks spreekt,
niet willen hooren.
Iedere actie brengt reactie. De oorlog is ge
volgd door een tijd van vredeswil. Nu weer is
er een neiging tot een nieuw soort flinkheid,
soms tot in het belachelijke toe.
Zal de beschaving ooit zoover vorderen, dat
de naties hun geschillen werkelijk vreedzaam
oplossen en niet meer rammelen met de sabel
als zij niet voor de volle honderd procent hun
zin krijgen?
De pyramiden bergen een groot aantal ge
heimen. Reeds tientallen jaren en langer zijn
de archeologen bezig deze te ontraadselen. Oud
heidkundigen van alle naties breken zich steeds
weer het hoofd, over de vraag, hoe de oude
Egyptenaren de zware steenblokken wel op el
kaar gesleept hebben om zoo de hooge pyra
miden te bouwen.
De Britsche onderzoeker Edward Armitage is
er in geslaagd dit geheim op te lossen.
De onderzoekingsreis, waarvan hij dezer dagen
te Londen terugkeerde, heeft hem het graf doen
vinden van koningin Khent-Kawes en in de
buurt daarvan de ruïnes van een stad, die voor
haar ouderdom van 4000 jaar een buitengewoon
gevorderde bouwtechniek demonstreerde. Bij de
uitgravingen in deze stad ontdekte men nu, dat
de oude Egyptenaren reeds den kurketrekker
kenden. Men vond in steen gebeitelde voorstel
lingen, waarin het gebruik van kurketrekkers
onmiskenbaar te herkennen valt.
Men had den acteur Gordon herhaalde malen
schriftelijk gedreigd, dat wanneer hij zijn
betrek\ngen tot een bepaalde dame niet on
middellijk zou verbreken men hem met zout
zuur voor zijn leven zou schenden. Toen hij nu
dezer dagen de straat opging, kwam plotseling
een man hem tegemoet, die een glazen bol naar
hem toewierp. De bol brak tegen het voorhoofd
van Gordon en de daarin aanwezige vloeistof
stroomde hem over gezicht en kleeren. Gordon
zakte bewusteloos ineen: in het ziekenhuis stel
de men vast, dat de huid op verschillende
plaatsen geheel ingevreten was. Het eigenaar
digste was echter, dat de vloeistof in de bol
zuiver water bleek te zijn. Deze ongewone af
loop van een overigens onschuldige douche is
te verklaren uit den zenuwschok van den getrof
fene, die beslist meende, aan een zoutzuur-
aanslag ten offer te zijn gevallen.
Bij een kiesvergadering in Dakota (Ver. St.)
ontstond een wild rumoer om een van de spreek
gestoelten van de openlucht-tribune. Men ver
bood den redenaar verder te spreken, gilde en
joelde, maar de ijverige woordvoerder liet zich
niet intimideeren. Politiemannen hielden de be-
toogers op een afstand, maar plotseling herin
nerde een der rustige burgers zich, dat hij toch
eigenlijk een afstammeling was van de man
nen, die den naam „Het Wilde Westen" aan
die streek geschonken hadden.
Hij liep naar huis, haalde een lasso, wierp
die den eersten den besten, hem in den weg
staanden politieagent om den hals en trok de
lus stevig aan. Toen de rest van de politie be
vrijdend had ingegrepen, was de spreker tot de
overtuiging gekomen, dat hij thans genoeg ge
sproken had en trok zich terug. De aanval van
den „luisteraar" ontketende een wilde vecht
partij, waarbij alle goudzoekers- en cowboy
instincten weer hoogtij vierden.
Het ministerie van transport in Engeland
heeft 'n verkeerstelling georganiseerd, de groot
ste verkeerstelling, welke ooit in dit land ge
houden is.
Deze „telling" zal aanvangen op Dinsdag 13
Augustus, des morgens om 6 uur. Zij zal een
week duren.
Meer dan 10.000 tellers zullen opgesteld zijn
op 5600 punten aan de eerste klasse wegen van
Engeland, Schotland en Wales. Dezen hebben
een gezamenlijke lengte van 26.700 mijlen
(42.700 Kilometer), en zouden dus vier maal'
onze aarde kunnen omspannen.
Het gebied van Groot-Londen is bij den aan
staanden Ry'ks-bensus niet inbegrepen; Scot
land Yard evenwel zal in de hoofdstad een
soortgelijke verkeerstelling uitvoeren.
De in Augustus te houden census zal zich in
drie opzichten onderscheiden van zijn voor
gangers:
le: het land zal in 8 „types" verdeeld wor
den, n.l. stadsdistricten; plattelandsgebieden,
industrieele secties, enz. Hierdoor hopen de
overheden in staat gesteld te worden zich een
denkbeeld te vormen van den betrekkelijken
omvang van het door elk dezer „types" te ver
werken verkeer;
2e: ook de voetgangers zullen geteld worden
op die wegen, welke geen voetpaden hebben,
of waar de voetpaden minder dan een meter
breed zijn;
3e: voor elk uur van den dag en van den
nacht zal het verkeer door afzonderlijke cijfers
aangegeven worden.
De formules, waarop de tellers hun bevin
dingen moeten aanteekenen, bevatten 26 ver
schillende classificaties van voertuigen, vanaf
het rijwiel tot aan de zeswielige stoom-lorries,
die 18 ton wegen. Aanteekeningen zullen ook
gemaakt worden betreffende het gemiddelde
gewicht der automobielen. Men schat dit thans
op 1.25 ton, tegen 1.4 ton bij den vorigen cen
sus in 1931. In de laatste vier jaren is name
lijk het gebruik van den lichten 810 P.K..
wagen aanmerkelijk toegenomen. Daarentegen
is het gewicht van ééndekkers-motorbussen
naar schatting gestegen van 7 tot 8 ton.
In 1931 werden 6.260.835 voertuigen geteld,
met een totale „tonnage" van 13.634.626, of
gemiddeld 2.2 ton per voertuig. Dit hooge ge
middelde is voornamelijk toe te schrijven aan
de tienduizenden chars-a-bancs en tweedekkers
omnibussen, welker aantal sinds 1931 nog zeer
aanzienlijk toegenomen is.
In verband met het bovenstaande kan nog
aangeteekend worden dat sinds den oorlog
£900.000.000 aan de wegen van Groot-Brittan-
nië ten koste gelegd zijn.
De Fransche Noordelijke Spoorwegmaatschap
pij geeft de gelden voor een bestelde goedkoope
•vacantiereis terug, wanneer er 3 Millimeter regen
valt. Is de regenval slechts 2 millimeter, dan
vindt de maatschappij, dat men het reisje rus
tig wagen ka^.
tli
Een modehuis te Nice werkte onder een
firmanaam „Miss Tinguette". Mistinguett, de
bekende revuester, had er bezwaar tegen en
deed de firma een proces aan. Mistinguett was
van meening dat de naam der firma te duide
lijk wees op een gezochte gelijkenis met haar
beroemden naam.
De rechtbank stelde de revuester in het gelijk
en veroordeelde het modehuis een anderen
naam te kiezen. Mistinguett ontving 1000 francs
schadeloosstelling.
Binnenkort zullen op het departement der
Posterijen te Londen onderhandelingen begin
nen met Denemarken over den aanleg tusschen
Esbjerg en Yarmouth.
De kabel zou een lengte hebben van 400
mijlen. De aanlegkosten worden geraamd op
632.000 pond sterling.
Een stier van 1800 pond, die bestemd was
voor het slachthuis van Brooklyn, heeft voordat
hij aan zijn eind kwam, het genoegen gesmaakt
een wijk van New York gedurende twintig mi
nuten geducht op stelten te zetten. In Delaney
Street wipte het beest uit zijn wagen en ging
aan den haal. Vrouwen en kinderen vluchtten in
alle richtingen, tot de stier van het hollen ge
noeg kreeg en kalmweg plaats nam op den hoek
van Allen Street en Broome Street, weigerend
om maar een streepbreed uit den weg te gaan.
Het was een gezellig kijkspel voor een groote
menigte, dat twintig politiemannen tevergeefs
al hun kennis van „cowpunching" aanwenddenmaar vast.
om het dier weer op gang te krijgen, ten einde
het naar zijn bestemming te brengen, en ver
volgens de handen uit de mouwen staken om
het stuk hoornvee op een vrachtauto te krijgen.
Onder de vele vrouwelijke toeschouwers waren
er, die vonden, dat de politie het arme beest
niet moest mishandelen, anderen jouwden de
mannen van het gezag uit als cowboys van den
kouwen grond. Onverstoord reden zij echter cjen
vrachtauto achterwaarts naar den stier, legden
een paar planken schuin en bonden een touw
om den hals van den weigerachtigen viervoeter.
Vijf politiemannen plaatsten zich aan het touw
om te trekken, drie mannen wrongen den staart
van den stier en een tweede drietal duwde met
alle macht den gewichtigen delinquent op. Ein
delijk slaagden zij, onder het gejuich van de
menigte er in, den stier op gang te brengen
en met een vaartje belandde het dier in den
auto, welke hem in gezwinde vaart naar het
slachthuis bracht.
Twee gesluierde vrouwen brachten haar
naar een andere tent, waar ze haar met
veel fluweel en gouden sieraden aankleed
den. Toen werd ze in een draagstoel boven
op een kameel gezet. Met Pietje gebeurde
het zelfde en hy werd op een vurigen
schimmel getild, kostbaar getoond. Alle
mannen schaarden zich om hen, maar nie
mand sprak een woord.
Daar kwam de sjeik met zijn gevolg en
de muziek. Eensklaps verhief hy zich in het
zadel en schreeuwde zyn „heisahihola!"
Toen zette de muziek in, eerst langzaam,
maar toen hoe langer hoe vlugger.
De muzikanten begonnen te dansen en de
mannen te paard zwaaiden met him lansen.
Zoo ging het door, al maar sneller en luider,
tot de heele troep razend leek. Alleen de
sjeik zat rustig te paard. De stuurman schoot
in den lach om al dat gekke gedoe. Wat
een toestand!
Dus dat blijft dan afgesproken," zei de
bejaarde huisarts tot de dochter des hui
zes, toen hij na afloop van zyn dokters
visite nog een vertrouwelijk napraatje in de
woonkamer maakte. „Geen opwinding, geen
trappenklimmen, geen lichamelijke inspanning,
geen spiritualiën en één, hoogstens twee lichte
sigaartjes per dag. Dan kan je vader nog wel
tien jaar mee."
„Ik zal er voor zorgen, dokter. Het zal wel
gaan. Maar die sigaartjes...."
„Hij is een liefhebber, hè?"
„En of. Ik heb hem eigenlijk nooit anders
gekend dan met een sigaar tusschen de lippen."
„Het begin is altijd het moeilijkst. Het liefst
liet ik hem er heelemaal mee ophouden, in
eens. En als je het zoover brengen kunt, des
te beter."
„Ik zal m'n best doen, dokter.... U komt
nog wel eens aanloopen."
Öp dien dag begon er een verwoede strijd
tusschen vader en dochter om de sigaren.
„M'n bittertje en m'n grocje mag je desnoods
houden, als het dan moet," zei de tegenstrib
belende oude heer, die wel begreep waar hem
de schoen knelde. „En als Van Looden er dan
op staat dat ik me niet opwind, moet je oom
Alphonse ook maar een beetje uit mijn buurt
vandaan houden. Die domino- en tric-trac-
party'tjes draaien toch altijd op ruzie uit.
Maar van mijn sigaren blijf je af."
„Maar vadertje, wees nu toch eens verstan
dig! Zelf zegt u altijd dat dokter J(dn Looden
het steeds by het rechte eind heeft en nu het
er op aankomt een sigaartje minder te roo-
ken, zoudt u zijn advies niet willen opvolgen."
„Van Looden kan me evengoed willen ver
bieden adem te halen."
„Kom, kom, vadertje, laat mij nu die si
gaartjes eens opbergen, dan krijg je van mij
iederen middag en iederen avond een heerlijk
paffertje. U zult eens zien, die twee smaken
u dan nog tienmaal zoo lekker als wanneer je
den geheelen dag den rook als uit een schoor
steen de lucht inblaast. En Zondags na de kerk
krijg je er van mij dan nog stiekum eentje
extra, je weet wel van die lange van oom Al-
phons. Dat durf ik dan voor mijn rekening te
nemen."
En de oude heer had lijdelijk toe te zien, hoe
z'n dochter me daar waarempel naar het buf
fet liep, alle sigaren uit het mahoniehouten
presenteerkistje wegnam en er mee naar haar
kamer liep. Dan kwam ze terug, zette lachend
een aschbakje, de lucifers en één sigaar onder
zijn bereik en zei vroolijk:
„Ziezoo, vadertje, vandaag gaat het in. Van
middag na het diner nummer twee."
Den eersten dag ging het goed en den twee
den nog zoo-zoo. Toen begon de oude heer zich
wat onrustig in zijn fauteuil heen en weer te
wentelenHij stond op, liep de kamer eens
heen en weer, bleef met de handen op den
rug wat voor het venster neuriën, draaide zich
dan aarzelend om en stond plotseling vlak voor
zijn dochter over haar borduurwerkje gebogen.
„Jeanne, geef me m'n sigaar voor vanavond
Doch Jeanne bleek paraat om den aanval,
dien zij tevoren verwacht had, onmiddellijk af
te slaan en ze zei flink en vastberaden:
„Neen, vadertje. Laten we daar nu niet mee
beginnen. Vanavond de tweede en eerder niet.
Dit is nu eens een geval, waarin de eerste
loodjes het zwaarst wegen. Over een paar we
ken taal je er niet meer om, en samen zullen
we dit varkentje nu eens wasschen."
Daar bleef het bij. Jeanne kreeg haar zin en
de oude heer kroop terug in zyn fauteuil by
het venster. Hy nam een boek, vergat z'n si
gaar en dankte in stilte den hemel voor de
kordaatheid van zijn dochter.
Maar aan den avond van den derden dag,
toen Jeanne het aantal sigaren in het schrijf
bureautje op haar kamer natelde, kwam zij tot
de ontdekking dat er drie méér uit den voor
raad verdwenen waren dan zij haar vader had
toebedeeld. Zij begreep daaruit, dat papa ge
durende haar afwezigheid aan het snuffelen
gegaan was, de verboden vrucht in het schrijf
bureautje ontdekt had en de verleiding niet
had kunnen weerstaan.
Nog vóór ze in bed gestapt was, had ze een
nieuwe schuilplaats voor het vurig begeerde ge
notmiddel vastgesteld en den volgenden mor
gen verhuisde de complete verzameling naar
de provisiekast achter slot.
Daar bleken ze veiliger. Maar twee dagen
daarop maakte de verwende tabakskenner te
recht de waarheidsgetrouwe opmerking, dat
zijn sigaren wat vochtig werden en dat zy,
Jeanne, ze een betere bergplaats diende te
geven.
„Ruimte is er genoeg hier in huis," zei hij
mopperend. „Op zolder of in de dienstboden
kamer of waar je maar wilt.... my zal het
een zorg zijn.... ik zal er gerust niet naar
zoekenals ze maar droog staan!"
Op zolder en naar de dienstbodenkamer wer
den ze door Jeanne dus niet gebracht. Jeanne
bracht ze naar de badkamer. Achter den gey
ser, gewikkeld in wat schuurlinnen en oude
couranten, zou zelfs de gewiekste detective ze
niet vinden, en droog stonden ze daar bij den
vaak verwarmden geyser zeker!
Doch ook ditmaal had Jeanne buiten den
waard gerekend. Ze vergat dat een verliefde
jongen onder alle omstandigheden zijn meisje
weet te vinden, dat een drinkebroer zelfs op de
meest verborgen plek de flesch ontdekt en dat
ook een verwoed rooker als haar vader niet
rusten zou, voor hij zijn schier onontbeerlijke
rookwaar gevonden had. Want reeds drie dagen
nadien zag zij hem, juist op het oogenblik
waarop zij van haar dagelijksche wandeling
huiswaarts keerde, als een op kattenkwaad be
trapten schooljongen uit de badkamer glippen
en bij natelling bleek haar dat er minstens
zeven gesmokkeld waren.
Dien avond verhuisde de voorraad weer naar
haar slaapkamer en daar dacht ze lang en in
gespannen na over de oplossing van het vraag
stuk naar de plek, waar de sigaren onvindbaar
zouden zijn.
En ze vond die plek.
Veertien dagen, drie weken lang hield het
stand. Dikwijls, vooral in het begin, bemerkte
ze bij haar thuis
komst, hoe haar i
rookbeluste vader
tijdens haar af- i
wezigheid het ge-
heele huis van I
onder tot boven,
van zolder tot
kelder, tot in de meest verborgen schuil
plaatsen had doorsnuffeld.
En telkenmale bevond ze tot haar niet ge
ringe voldoening dat vadertje by haar thuis
komst knorrig in z'n fauteuil zat te grommen
en met een spijtig-teleurgestelden blik einde
lijk zijn eerste trekje zat te wachten. Ze hoor
de hem mopperen en sputteren en jammeren
over „een baas in zijn eigen huis" en over een
vader, die onder de plak van zijn dochter zat.
Maar de sigaren vond hij niet.
En na vier weken had Jeanne bereikt, wat
dokter Van Looden gewild had. Op zekeren
dag, toen ze vader wederom z'n eerste manilla
reikte, maakte hij een afwerend gevaar met de
hand en zei glimlachend:
„Die twee mag je nu ook wel houden, kindje.
Jy en Van Looden hebben je zin. Die één of
die twee is tóch maar mond-tergerij. Je kunt
de rest nu wel weggeven."
Toen sloeg Jeanne haar arm om den hals
van haar vader en gaf hem een zoen en nóg
een.
„Dat is nog eens flink van je, vadertje. Wat
zal Van Looden daarmee in zijn schik zijn!"
„Van LoodenVan Looden. Dat heb jy
hem gelapt! Maar nu ben ik benieuwd waar je
de laatste vier weken m'n sigaren gelaten hebt."
„Dat zal ik je vertellen, vadertje. Toen u
het geheele huis of dacht je dat ik het niet
wist van onder tot boven aan 't doorsnuf
felen was, wist u niet dat ze daar waren, waar
u ze het laatst zoudt vermoeden, vlak onder je
bereik.... op het buffet in het mahoniehouten
presenteerkistje. Maar voor alle zekerheid zal
ik de rest nu maar naar oom Alphons brengen."
Toen liep ze er de kamer mee uit.
„Zoo'n dekselsche meid!" dacht hij.
Het groote Zoutmeer in den staat Utah be
dekt een oppervakte van 6000 vierk, kilometer.
Voor landbouw- en industrie-doeleinden is deze
geweldige watermassa wegens haar hoog zout
gehalte ongeschikt. Om dit te verhelpen zyn
Amerikaansche ingenieurs bezig voorloopig
slechts gedeeltelijk het meer te „ontzouten".
Daar de gemiddelde diepte van het meer slechts
vier meter bedraagt, zal het niet moeilijk zyn,
een dam op te werpen. Een oppervlakte van
2000 vierk. kilometer, dus een derde van het
meer, zal door zoo'n dam afgescheiden worden
en wel de langgestrekte hoek, waarin verschei
dene rivieren met zoet water uitmonden. Men
wil van daar uit het zoutwater in de andere
„hoeken" drijven, waar het door de bodem
gesteldheid zyn zout ontvangt en wil dit
derde deel zoutvrij maken, zoodat t door ka
nalen over het land geleid kan worden en zoo
doende de dorre bodem bewaterd zal worden.
Het eiland Niuafu van de Tonga-groep, lig
gende 2600 mijl ten Zuid-Westen van Hawaii,
bezit geen haven ten gevolge van de vele riffen,
welke het eiland omgeven. De bevolking bestaat
uit 1300 zielen, allen inlanders, op enkele blanke
copra-handelaren na.
Ten einde correspondentie met de buiten
wereld mogelijk te maken, vond mr. W. G.
Quensell een middel uit om de brieven van het
rifeiland naar de voorbijkomende schepen te
brengen. Hij sloot de post van het eiland in
een blikken trommel, die op een houten blok
werd gebonden. Wanneer de mailbooten voor
bij kwamen, zwommen de inlanders tusschen
de riffen door naar de booten, terwijl zij het
blok met den trommel voor zich uitduwden. De
enveloppen waren, behalve van de gewone post
zegels van Tonga, voorzien van het stempel
,Tin Can Mail, Niuafu Island, Tonga Is
lands".
De aflevering van de post naar het eiland ge
schiedde op dezelfde wijze als de verzending.
Vijftien jaar heeft deze postbediening goed
gewerkt, doch onlangs vroegen de inlanders een
vergoeding, welke ongeveer neerkwam op twee
pond denman per keer zwemmen. Hierdoor
werden de kosten voor het briefverkeer te hoog.
En zoo kwam de laatste brief uit den blikken
trommel te San Francisco aan, afgezonden
door mr. Quensell, luidende: Vriendelijke groe
ten van den laatsten dag van de blikken-trom
mel-post, Niuafu-eiland, Tonga.
door Arthur Morrison
23
Zijn gastheer gaf hem zonder etenig protest
flesch en kurketrekker over en Crook zag, dat
het oude lak er vies en oud uit zag maar geheel
ongeschonden was. Hij zette het staal voor
zichtig in de kurk, drukte de fiesch tusschen
de knieën en door deze zorgvuldige behandeling
slaagde hij erin, de weeke kiyk ongeschonden
haar boven te halen.
„Zoo'n oude kurk moet met zekere hand
borden bewerkt, wil het niet op een fiasco uit-
loopen," zei Crook. „Heeft u wellicht een paar
karaffan om den wijn in over te gieten?"
De karaffen waren spoedig genoeg gevonden
wederom begon Crook, maar onder hoe
gewijzigde omstandigheden, dat experiment,
dat hy voor het eerst had genomen in
tegenwoordigheid van twee uitgelaten jonge
lui, die zich op de wederrechtelijke wijze toe-
Sang hadden weten te verschaffen tot het
atelier van hun vriend. Hij ging met zijn rug
haar den stoel staan, waarin de grijze heer
Was neergevallen en begon voorzichtig den wijn
hit te schenken.
De karaffen waren tamelijk groot en twee
waren reeds voldoende om den inhoud van de
flesch te herbergen. Met vaste hand goot Crook
langzaam de eerste vol. Geen enkel teeken van
een juweel, dat de wet der zwaartekracht ge
hoorzamend naar den nek kwam gerold.
Langzaam en met even vaste hand vulde hij
de tweede en keek ten keek en wederom kwam
er geen Groen Oog naar den hals. De zaak was
beslist. Het Groene Oog van Goona was niet
in de flesch van mr. Clifton.
Crook plaatste ook de tweede karaf op de
tafel en besloot het diner zoo kort mogelijk
te maken. Hij had hier ten slotte niets meer
te winnten. Bij zijn bord stond een verbazend
groot wijnglas en anders niets.
„Dit is wel een erg royaal glas voor zulken
wijn", zei hij en schonk het slechts half in.
De wijn was inderdaad veel te zoet om aan
tafel te worden gedronken, doch Crook nam
dit op den koop toe. Geten mensch ter wereld
zou de onwellevendheid zoo ver drijven, dat hy
nog kritiek uitbracht op dit edelmoedig aan
bod van een zoo kostbaren en kostelijken wyn
te zijner eer, al waren de omstandigheden
waarin en de wijze waarop dit geschiedde, dan
ook eenigermate uit den gebruikelijkfen vorm.
Crook legde er zich dus bij neer 'en verdeelde
zyn aandacht al spoedig tusschen het eten en
zijn gastheer. Deze deed wel erg zenuwachtig
doch was aangenaam en onderhoudend in den
omgang. Toch kreeg Crook ondanks de vlotte
conversatie, die de ander telkens ten telktens
weer op een ander tamelijk oppervlakkig ter
rein wist te brengen den indruk dat er iets
zwaars, e'en voorgevoel, een slecht teeken, een
niet nader tg bepalen spanning tusschen hen
hing. Het was e'en rare snijboon ten ondanks
diens uitgesproken verontschuldigingten kon hij
toch niet erg met hem wegloopen.
„Groote genade," riep de gastheer plotseling
verschrikt uit. „Ik dacht dat ik alles zoo keurig
in orde had gebracht ten nu zie ik, dat ik de
kaas heb vergeten. Vreemd, dat ik die kon
vergeten. Ik heb een stuk Stilton, dat u zeker en
vast hoogelijk op prijs zult weten te stellen."
Hij stond op, wilde juist weg gaan en hield
zich zelf als het ware staande met de volgende
woorden: „Nee, nee, ik heb me vergist. Ze
staat hier op een consoletafeltje. Kom, ik hoop.
dat u mijn kaas alle eer zult aandoen. Daar
ik zelf geen gebruiker van dit prikkelende
goed ben, zou ik u gaarne nogmaals willen ver
zoeten my voor enkele minuten te willen excu-
seeren. Ik hoop, dat het niet te veel van u
gevergd is. U bent wel onder zeer ongunstige
omstandigheden mijn gast geworden."
Crook werd weer alleen gelatten en hij
troostte zich met de kaas, die tusschen twee
haakjes uitstekend was. Het was stil in huis
vreemd stil. Maar toen hij daar zoo gespan
nen zat te luisteren hoorde hy opnieuw dat
heldere en toch onderdrukte geluid, alsof in
een vertrek, dat niet ver van deze kamer ver
wijderd kon zyn, eten stok of een plank werd
gebroken of versplinterd. Enkele minuten later
herhaalde zich ditzelfde verschijnsel.
Harvey Crook bleef zwijgend zitt'en wachten
op de terugkomst van zijn gastheer. Van tijd
tot tijd zette hij zijn glas Tokayer aan de
lippen. Overigens trachtte hij de minuiten te
dooden met de overwegingen wat hem te doen
stond. Hij moest in ieder geval zoo vlug moge
lijk zien te ontkomen aan het gezelschap van
dezen vreemdten ouden heer, die klaarblijkelijk
zijn lust tot koopen ineens verloren had. De
minuten werden talrijker maar de stilte van
het huis werd niet meer verbroken. Eenmaal
meende hij buiten het geknars van het tuin
hek te hooren, maar schreef dit toe aan den
wind.
Even later kwam de zwarte kat voorzichtig
binnen. Aan de deur bleef ze even staan, keek
hem aandachtig aan alsof ze de ontvangst die
haar te wachten stond te voren wilde bereke
nen, voordat ze zich aan eten nieuwe afrossing
bloot stelde. Crook nam een stukje vleesch van
zijn bord om het beest naar zich toe te lokken
en het ging onmiddellijk, hoewel omzichtig
op deze uitnoodiging in. Zoowat een meter
van hem vandaan bleef het echter stilstaan en
miauwde. Crook liet het stukje vallten en toen
kwam het dichterbij, nam het stukje vleesch
in den bek en sneed het met knersende tanden
fijn.
Hij zat nog altijd alleen ten door het geheele
huis was gteen tenkel geluid te bekennen.
Enkele kaarsen begonnen te knepperen en blij
ten minste een afleiding te hebben gevonden,
stond Crook op om ze uit te blazen. De kat
volgde hem in al zijn bewegingten.
Het begon laat te worden. Wat zou hij doen?
De beleefdheid gebood, dat bij zou blijven
wachtten, totdat zijn gastheer terugkwam. Maar
aan alle dingen, zijn op dit pndermaansche
grenzfen en het geduld en de beleefdheid van
Harvey Crook warten reeds ver over deze gren
zen heen. Hij stond op ten verloor weer vijf
minuten door een schilderij aan den muur
aandachtig te bestudeeren. Het was dan ook
die moeite waard, want goede zeventiende
eeuwers uit dat kleine Nederland waren zeld
zaam in particuliere woningen. Die gastheer
had hier voor honderdduizenden bijeen gestapeld
en toch leefde hij in een afzondering en terug
getrokkenheid, alsof hij e'en der nederigste
burgers van deze havenstad was. De kat kwam
langs zijn been heen wrijven.
Het schilderij hing aan den muur tegenover
de deur, die op eten kier stond. Crook meende
telktens een koude windvlaag langs zyn gezicht
waar te nemen. Hij opende de deur en tuurde
in het donker. De kat kwam hem spinnend
achterna.
Buiten de eetkamer was heel het huis in stilte
en duisternis gehuld. Maar door de lange gang
woei een frissche tocht, alsof ergens een
buitendeur openstond. Zou hij het een of ander
laten vallen of dichtklappen om de aandacht
van zijn gastheer op te wekken? Indien de
huishoudster inetens slechter was geworden
ten hy haar dus niet verlaten kon, was het
wellicht erg raadzaam om een dokter te halen.
Hij waagde het eens met den luiden hoest.
Het geluid ging met opvallende en eenigszins
lugubere helderheid door alle gangen ten langs
de trap naar boven en werd later door wel tien
echo's teruggefluisterd. Echt het geluid van een
totaal uitgestorven huis.
Pij ging terug naar de eetkamer en, nam e'en
brandende kaars van den schoorsteenmantel.
Wat er ook aan de hand mocht zijn, of het al
of niet in strijd was met het fatsoen, hij wilde
weten, hoe de vork in den steel zat.
Met den kandelaar in de hand liep hy voor
zichtig langs de donkere gang. De kat liet hem
geten seconde in den steek en schuurde onder
het schuifelen van zijn voeten voortdurend
tegen zijn broekspijpen. Toen hij in de hal kwam
botste er een windstoot tegen zijn kaars, zoodat
deze bijna uitging. De voordeur stond wagen
wijd open!
Hij smeet ze dicht, ging onder aan de trap
staan en riep, zoo luid hij kon:
„Mijnheer Clifton! Mijnheer Clifton!"
Weer de angstwekkende weergalming door het
geheele huis, dat overigens op geen enkele
wijze reageerde op zijn roep.
Achter de hoofdtrap daalde een kleinere
trap naar beneden. De ingang was half ver-
borgten door een gordijn, dat blijkbaar heel
kort te voren was afgerukt. Enkele ringen zaten
boven aan den stok bijeen, doch droegen geen
gordijn meer. Het afgerukte gedeelte hing
slap naar beneden. Toen zijn oog hierop viel,
liet Harvey Crook zich geen oogenblik meer
terughouden. Hy stapte met groote omzich
tigheid op deze kleine trap toe.
Er waren maar weinig treden, want het
souterrain lag niet diep. Hy zag onmiddellijk
de deur van de keuken, maar voordat hij die
bereikt had, raakte zijn voet verward in iets,
dat klaarblijkelijk een bundel kleeren moest
zijn,
"v. XWordt vervoladl