Een vreemdeling spreekt
1
i
Met twee kameraadjj es op avonturemreis
did modaal dag
Laatste oordeel"
HET VERDWENEN
ELFTAL
DE EGMONDER ABDIJ
MAANDAG 12 AUGUSTUS 1935
OVER NEDERLAND
„Het regeeringsblok dreigt in
twee deelen uit elkaar
te vallen"
Wat zijn de vooruit
zichten
99
Van Michel Angelo
O. L. VROUW IN T ZAND
Haar juiste plaats
Onderaardsch meer
M
KSJïïS I Een bevlieging j
Gekweekte parels
A f T 17 ADHMM^'C op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E* 7CA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door C 750.- doodlliike|8VïftooS F 250.-
f\ I .1 ,r. |Al l\ ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen F f OV/." verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen X
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand
een voet of een oog
Naar aanleiding van de jongste minister
crisis in ons land publiceert de „Kreuzzeitung"
een hoofdartikel „Holland im Umbruch?", het
welk met B. onderteekend wordt, waarin enkele
interessante opmerkingen worden gemaakt.
Het is niet lang geleden, zegt schr., dat Ne
derland als een der meest evenwichtige landen
van Europa gold. Nederland had diepliggende
reserves, niet alleen van materieelen aard, en
bouwde een vormenwereld op, waarin de ele
menten van een belangrijke geschiedenis tot op
den huidigen dag bewaard bleven. Het „aspect
der Nederlanden" werd voor ons een bepaald
begrip. Maar na de gebeurtenis met „De Ze
ven Provinciën" voor twee jaar en na de on
lusten in Amsterdam en Rotterdam voor een
jaar weTd het voor ons noodig, de voorstelling,
die wij van Nederland hadden, aan een revisie
te onderwerpen. Waren deze en andere ver
schijnselen een teeken, dat er in de Nederland-
sche, dat er in de „Hollandsche" vormenwereld
iets gebeurde? Waren het teekenen van ver
val? Of bereidde zich onder de oppervlakte
reeds iets nieuws voor? Wat waren de oorzaken
van deze onrust?
In de periode 1830 tot 1850, dus in de jaren
na de catastrofe van den Belgischen opstand,
liquideerde Holland het staatswerk van den
Prins van Oranje, die voor het eerst den titel
en de functie van een Koning der Nederlanden
bezat. De Nederlanders trokken zich toen in
de delta der Midden-Europeesche stroomen te
rug. Zij wilden zich niet langer met de Euro-
peesche machtsvraag bemoeien. Zij consolideer
den zich en concentreerden hun aandacht op
de economische mogelijkheden van him rijke
koloniale erfenis.
Reeds vroeger was in de Nederlandsche ge
schiedenis een dergelijke liquidatie voltrokken,
namelijk na den dood van Willem den Zwijger,
toen de groote rivieren zich als grens van Ne
derland afteekenden. Dat was het uur van de
geboorte van de Republiek van de Vereenigde
Provinciën, d.w.z. van dat Holland, dat tot he
den de gedaante van het Noordelijk gedeelte
der Nederlanden bepaalt. De tweede liquidatie
kwam met de eerste overeen en er volgde een
„Hollandsche" renaissance op. Deze renaissance
leidde tot den toestand, die voor ons tot nog
toe voor de Nederlanden karakteriseerend was:
de nabloei van Holland, waarvan het „idylli
sche geluk" in de hoogconjunctuur van de
eerste na-oorlogsjaren nog eens in volheid
straalde.
Maar toen kwam de wereldcrisis. De tolmu
ren werden hooger. De kapitalen vroren vast.
De exportmogelijkheden verdwenen. De banken
sprongen.
De gevolgen van deze crisis waren voor Hol
land noodlottig. Zij openbaarden zich het eerst
in de Indonesische koloniën, waarvan de export
in één jaar met meer dan twee derden terug
liep. Het moederland volgde. De geldreserves,
werden kleiner. Het budget sloot niet meer. De
landbouw stond voor een bankroet en in de
steden werd het leger der arbeidsloozen grooter
en grooter. Als gevolg van het wankelen der
zichtbare levenszekerheid werd nu ook de ze
kerheid van den Nederlandschen mensch in
gevaar gebracht.
Ziehier den toestand omstreeks het einde van
1932. Toen werd Colijn als „sterke man" leider
van de nationale concentratie-regeering van de
conservatieven tot de vrijzinnigen. En in den
zelfden tijd is ook het eerste optreden van de
Nederlandsche nationaal-socialistische bewe-
•ging, de N.S.B., merkbaar.
Sedert dien rijn weer meer dan twee jaar
vergaan. Zij brachten op economisch gebied
geen verbetering. Eerder het tegendeel, de
Katholieke Staatspartij, de sterkste partij in
het Hollandsche parlement, was niet meer be
reid de politiek van den gouden standaard van
den Minister-president te volgen. Zij wilde
bovendien haar economisch opbouwplan ver
werkelijken, waarmee Colijn zich niet goed ver
zoenen kon. En op den achtergrond staat de
N.S.B., die in nauwelijks drie jaren een machts
factor is geworden, waarmee, ondanks alle te
genmaatregelen, toch gerekend moet worden,
wat bleek bij de jongste verkiezing voor de
Provinciale Staten. Ook de radicale linkerzijde,
die tot nog toe in de Nederlanden nauwelijks
eenige beteekenis had, bewees echter door de
onlusten in Juli van het vorige jaar, dat zij van
de buitengewone omstandigheden profiteerde.
Onder den druk van links en rechts heeft de
Hollandsche sociaal-democratie, die tot nog toe
in de parlementaire oppositie stond, op het
congres van dit jaar den Katholieken een bond
genootschap aangeboden, waarbij zij zeer be
langrijke concessies deed. Tot nog toe hebben
de katholieken dit aanbod geweigerd. Deson
danks bleven de sociaal-democraten bij hun
nieuwen koers. Terwijl rij weigeren met de
communisten samen te werken, ook in gemeen
ten, die een roode raadsmeerderheid hebben.
Resumeerend, kan men het volgende consta-
teeren: Het regeeringsblok dreigt in twee dee
len uit elkaar te vallen. Aan den eenen kant
staan de elementen, die zooveel mogelijk de
economische vrijheid willen handhaven en die
aan den gouden standaard vasthouden. Aan
den anderen kant verzamelen zich degenen, die
devaluatie en economische organisatie begee-
ren. De kern der tweede groep vormt de meer
derheid der sterke Katholieke Staatspartij,
waarbij de socialisten aansluiting zoeken. In
principieele oppositie staan aan den eenen kant
de radicale linkerzijde en aan den anderen kant
de N.S.B.
Wat nu de vooruitzichten zijn? Het kabinet-
Colijn heeft het voordeel, als voorzitter een
man te bezitten, die zich onder de parlemen
tariërs een man van formaat getoond heeft.
Verder lijmt per saldo de aanval, die van de
N.S.B. verwacht wordt, alle politieke groepen,
met uitzondering van de radicale linkerzijde,
tezamen. Ja, het is niet uitgesloten, dat, wan
neer de economische en politieke druk nog
sterker zal worden, de basis in het kabinet tot
de sociaal-democratie zal worden uitgebreid.
Wat de oppositie betreft de kracht van deze
radicale linkerzijde is klein. Zij kan slechts op
positie voeren. Bovendien rit er geen eenheid
en geen organisatie in. Eindelijk ontbreekt het
Holland volkomen aan een bewusten, een aan
eengesloten arbeidersstand, die eventueel de
„troep" voor een serieus te nemen communis
tische actie zou moeten zijn. Anders staat het
met de N.S.B. Van dezen kant zou een poli
tieke vernieuwing van de Nederlanden verwacht
kunnen worden. Een symptoom hiervoor is het
samengaan van haar tegenstanders.
Tot zoover het artikel, hetwelk blijkbaar door
een in Nederland levenden Duitscher is ge
schreven. Afgezien van enkele duidelijke on
juistheden, overschatting van de macht van
enkele politieke groepeeringen, lijkt de kijk,
dien de schrijver van het artikel op de politieke
toestanden in Nederlanden heeft, in ieder ge
val interessant genoeg voor het Nederlandsche
publiek, om er kennis van te nemen. Er is wel
eens met minder kennis van zaken door bui
tenlanders over ons geschreven.
Onder leiding van prof. Achille Bertini Ca-
lossc zijn zooals wij uitvoerig bericht
ten de beroemde muurschilderingen
van Michel Angelo, voorstellende „Het Laatste
Oordeel", gerestaureerd, waarbij o. m. het hoofd
van Dante en van den schilder zelf werden ont
dekt.
Thans zijn deze figuren in de Sixtijnsche ka
pel duidelijk te herkennen en nu is ook geble
ken dat de groote Florentijnsche meester zich
in het tafereel der Hel niet bepaalde tot het
scheppen van zijn eigen beeld en van Paulus
III, maar dat hij bovendien tal van andere be
roemde personen uit dien tijd heeft uitgebeeld.
Prof. Bertini heeft bewezen, dat ook het por
tret van Paus Julius H onder deze figuren aan
wezig was, hetgeen zeer goed te verklaren is
als men de beide karakters vergelijkt. Achter
de groep aan den rechterkant van Christus,
die den arm opheft om de verdoemden af te
wijzen, naast O. L. Vrouw en achter den
schouder van onzen eersten Vader Adam, is het
hoofd' zichtbaar van een grijsaard met witten
baard en op 't hoofd een „camoura", een soort
klein hoedje, dat de Pausen in het Renaissance-
tijaperk droegen. Op het eerste gezicht zou men
denken dat deze figuur Abraham voorstelt,
maar thans is gebleken dat dit portret Delia
Rovere moet zijn, daar de trekken dezelfde
zijn als op de schilderij van Rafael, waar He-
Fragment uit het „Laatste Oordeel" van Michel Angelo, in de Sixtijnsche kavel,
voorstellende een groep zaligen
liodore uit den tempel van Jeruzalem wordt
gejaagd. La Vasari verhaalt dat Paus Paulus III
den wensch te kennen had gegeven, dat zijn
wapenschild boven aan de schilderij geplaatst
zou worden, juist onder het gezicht van den
Profeet Jonas, juist op de plaats waar de figuur
van Julius H uitgewischt moest worden om het
groote werk te voltooien. Zonder aan iemand
een woord te zeggen, zonder dat iemand de
reden kende, plaatste Michel Angelo Paus Cle
mens VII in knielende houding in een groep
aartsvaders rond Christus, als een bewijs van
dankbaarheid, omdat deze Paus hem zoo vaak
in de moeilijkste uren van zijn werk had aan
gemoedigd. Het gezicht van Noë heeft precies
de trekken van Paus Paulus III.
Michel Angelo heeft dus niet geaarzeld om
in het einddrama, dat over de wereld zal vol
trokken worden, de beroemdste personen uit
zijn tijd uit te beelden. Men mag zich bij zulke
veronderstellingen ook niet aan overdrijving
schuldig maken. Zoo is er b.v. geen enkele
reden om aan te nemen, dat de twee personen,
die zich in het scheepje van den veerman der
onderwereld bevinden, Cesar Borgis en de
Constabel van Bourbon zouden zijn.
Wat ook zeer opmerkenswaardig is: Michel
Angelo heeft den Zaligmaker uitgebeeld »ls een
baardeloozen jongeman met laag voorhoofd. Pro
fessor Bertini ziet in dit Christushoofd de trek
ken van Vittoria Colonna, waarvoor de kunste
naar een groote voorliefde had. Maar het zou
o. i. zeer verwonderlijk zijn, dat Michel Angelc
juist haar trekken wilde vereeuwigen in het
hoofd van den Godmensch uit het „Dies Irae",
terwijl zij hem juist in zijn moeilijke uren zoo
veel troost had verschaft.
Bij de restauratie van de Sixtijnsche kapel
en vooral bij het werk van het Laatste Oor
deel zijn buitengewoon belangrijke dingen aan
het licht gekomen, zoowel op gebied van kunst
als van geschiedenis. Daardoor is de hoogste
kunstwaarde van dit fresco, dat de bewondering
van heel de wereld afdwingt, wel in een zeer
helder daglicht gesteld.
Ter eere van de feesten van O. L. Vrouw in 't
Zand, op Maria Hemelvaartsdag te Roermond
te houden heeft de „Nieuwe Koerier" een feest
nummer doen verschijnen. Mgr. G. Lemmens.
bisschop van Roermond, schreef een inleiding.
Voorts bevat het nummer artikelen van histo-
rischen en beschrijvenden aard, alle aan de
Roermondsche devotie voor het genadebeeld der
H. Maagd gewijd.
Over dit vraagstuk, waarin de piëteit juist
iets sterker spreekt dan de praktijk, heeft
mevr. M. van der Schrieck een brochure
gepubliceerd met een zestiental afbeeldingèn
van situatie-kaartjes en foto's van opgravingen
die onder haar leiding werden verricht op en
nabij de Abdij-terreinen te Egmond-binnen.
Ofschoon de bodem te Egmond, na de schennis
voor pijn. 100 jaren gepleegd, nagenoeg geen
overblijfselen meer bevat, is het weinige toch
genoeg geweest, om enkele conclusies te trek
ken betreffende de plaats der oude Abdijkerk.
Kaartvergelijking en bodem-onderzoek deden
mevr. v. d. Schrieck besluiten tot het volgende:
„De Noorder Abdij-toren heeft gedeel
telijk gestaan op de plaats der tegen
woordige Ned. Herv. Kerk.
Het „Paradijs" lyt Sint Pietersingang
daarbij aansluitend ten Zuiden dezer
kerk.
De Zuidertoren stond gedeeltelijk op
het terrein der Ned. Herv. gemeente,
voor het overige Zuidelijke deel op het
lage afgegraven terrein, hetwelk toebe
hoort aan de Eerw. Paters Benedictijnen
van Oosterhout."
Het is het groote nut van onderzoekingen als
deze, dat op de plaats zelve het geschonden
verleden weer kan herrijzen en aldus het eer
herstel zoo volkomen mogelijk kan rijn.
„Waar stond de Regale Abdij van Eg-
mond?" Onderzoekingen door M. v. d. Schrieck.
N.V. De R. K. Boekcentrale, A'dam.
Nabij Como is een onderaardsch meer ont
dekt, dat een diepte heeft van 110 Meter en
gevoed wordt door een groote onderaardsche
rivier, die door een galerij van 25 Meter hoogte
stroomt.
Van die kant dus geen gevaar! Maar dicht
bij den kameel stond een schildwacht, het
geweer aan den voet. De stuurman trok de
beide kinderen mee in de richting van het
slapende beest. Plotseling draaide de schild,
wacht zich om. Hij vertrouwde het zaakje
schijnbaar niet.
De stuurman groette beleefd en deed of
hij den kameel aan de kinderen wilde laten
zien. Hij maakte het dier wakker, tilde
Pietje en Wietje er boven en deed toen net
of hij iets verdachts in de omtrek hoorde.
Hij wees ergens naar en maakte den Ara
bier duidelijk dat hij eens moest gaan kijken.
De Arabier sloop weg langs de tenten en
meteen sprong de stuurman op de kameel,
sloeg zijn mantel om de kinderen heen, zoo
dat het leek dat hij alleen op den kameel
zat, en voort ging het, de woestijn in.
Op Zondagmiddag, toen Waenders de deur
van zijn vrijgezellenwoning aan een der
stadsgrachten uitstapte, van plan'om als
gewoonlijk in een der restaurants van de bin
nenstad te gaan middagmalen, zag hij, juist
op het moment dat hij de voordeur achter zich
dichttrok, hoe een als heer gekleed persoon
aan den walkant van de verlaten stadsgracht,
na tevoren bijna angstvallig om zich heen ge
spied te hebben, haastig de rest van een half-
opgerookte sigaar opraapte, met de mouw van
zijn jas schoonveegde en in den mond stak.
Waenders, den rijken verwenden vrijgezel,
beving eerst een gevoel van afkeer, van min
achting voor het aan den dag gelegde, blijkbaar
volkomen gemis aan kieskeurigheid van den
toch als heer gekleeden jongen man. Maar,
toen hij het bordes van zijn woning was afge
daald en zijn weg stadwaarts insloeg, begonnen
zijn gedachten de eigenaardige handelwijze van
het rookbeluste heertje als „een geval" te be
schouwen.
Hij ging zoeken naar de oorzaak van deze
overdreven zuinigheid, die hem wat al te ver
doorgevoerd voorkwam. Er kwam twijfel in
hem op, of dit op het eerste gezicht toch keu
rig gekleed heertje dan zóó arm kon zijn, dat
hij zich de weelde niet eens zou kunnen ver
oorloven, op Zondagmiddag een ordentelijke
sigaar te rooken.
Waenders liep verder, en de snelheid van zijn
stap deed hem weldra nader bij het mannetje
komen, dat langzaam, blijkbaar doelloos, langs
de stadsgracht kuierde.
Toen zag Waenders, dat de keurigheid op
het eerste gezicht van die heerenkleeding nader
bij meer schijn dan werkelijkheid was. De snit
en de stof waren zichtbaar goed geweest,
degelijk en van prima komaf, maar de mouwen
rond de ellebogen verrieden een glans, waarvan
de oorzaak niet ver te zoeken was. de zoom van
den rand der broekspijpen was kaal, en de naad
op den rug van zijn jas was versleten, bijna tot
den draad.
Waenders liep verder, en op den hoek van
de eerstkomende zijstraat had hij den heer nu
geheel ingehaald. Deze keek om, en ziende, dat
Waenders rookte, kwam hij op hem af, tikte
aan den hoed, nam de sigarenrest in de hand,
en vroeg beleefd:
„Mag ik u even lastig vallen?"
Waenders reikte hem het vuur van zijn sigaar.
Dan kreeg hij wat hij gewend was bij zichzelf
een bevlieging te noemen. Hij nam zijn koker
uit den zak en hield deze geopend onder het
bereik van den eenzamen wandelaar:
„Steekt u liever een versche op. Ze zijn niet
zoo zwaar."
Het heertje keek hem een oogenblik ver
wonderd aan. Korten tijd scheen hij nog te
weifelen, doch tastte toen toe:
„Graag, meneer. Ik dank u."
Nu kreeg Waenders een tweede bevlieging.
Menschenkenner als hij was, had hij spoor
slags gezien, dat hij hier inderdaad met een
heer te doen had, een heer, wiens kleeding waar.
schijnlijk een getrouw spiegelbeeld van de le
vensomstandigheden van den drager te zien
gafsoliede van origine, degelijk tot op den
draad en in goede conditie geweest.
Bij den aanblik van het daar voor hem staande
mager», fatsoenlijke, bescheiden mannetje,
kreeg hij tegelijkertijd het aan zekerheid gren
zende vermoeden, dat die man honger had. Hij
kreeg de vaste overtuiging, dat dit nu zoo'n
„stille was", die niet vragen dorst en niet vra
gen wilde.
Waenders' bevlieging werd nóg heviger, en
opeens loog hij erop los.
„Mag ik u eens iets vertellen, meneer? Ieder
vogeltje zingt, zooals het gebekt is. Mijn snavel
is een beetje ruw uitgevallen, ik houd er geen
blad voor, ik flap er maar uit wat in me op
komt, en dat is meestal de waarheid. En, omdat
de meeste menschen de waarheid niet willen
hooren, heb ik geen vrienden, geen vrouw, geen
kind en geen kraai in de wereld."
„Vrienden houdt u zoolang als het depot op
uw bank. Een vriend in den nood.... men zegt,
dat het voorkomt. En vrouwenhet begin
van de armoede is doorgaans het eind van de
liefde.
Waenders loog verder:
„Het kan zijn, dat u gelijk hebt. Ik heb ook
geen behoefte aan vrienden of aan een vrouw.
Maar op een dag als vandaag is het lam, als je
alleen bent. Ik ben jarig."
„Ik feliciteer u."
„Dank u. En vandaag zou ik wel eens in ge
zelschap willen dineeren. Hebt u al gegeten?"
„Ja. Ik eet altijd om één uur."
„Hm, gekke tijd is dat. Maar dat is al een
uur of vijf geleden! Mag ik u inviteeren? En
géén geleuter alsjeblieft, vergeven zal ik je niet.
Waenders heet ik. Jacques."
„Gerrit Mulders."
Waenders liep verder, en trok den ander mee
aan de revers van z'n colbert. Hij reageerde niet
op diens tegenwerpingen van „niet in de gele
genheid mij te revancheeren", van „weinig-cor
rect gekleed" en van „als u er dan op staat."
Waenders kreeg schik in „het geval". Hij be
gon drukker te praten, liep nog een paar straten
verder, en troonde tenslotte zijn gast aan den
arm mee in een restaurant van de binnenstad.
Gezeten in een ietwat afzijdig hoekje lieten
zij het zich beiden weldra goed smaken, en
onder het genot van een glas parelend Pilsner
begon zijn gast zich allengs op zijn gemak te
gevoelen. Terloops deswege ondervraagd ver
telde hij Waenders van zijn beroep als bank
employé, en van zijn „afvloeiing" ruim twee
jaar geleden reeds.
Waenders noteerde zijn adres, beloofde te
zullen probeeren, of hij misschien iets anders
voor hem vinden kon, en bracht het gesprek
weer snel op een ander onderwerp. En na het
dessert zei hij tot slot van een soort speechje:
Als ik je nou vertel, Mulders, dat dit
een van m'n prettigste verjaardagsdinertjes ge
weest is! Zoowaar ik hier tegenover je zit, je
hebt er mij méér pleizier mee gedaan dan
jou."
Mulders maakte nu de opmerking, dat het
zijn tijd werd, huiswaarts te gaan. Hij bedankte
zijn gastheer voor
diens spontane e'
gulhartigheid,
nog eens in de E
gelegenheid te ko- i E
mmiiiiiiiitiMiMiiiiiMiimm mm niium"'»
men zich te re
vancheeren, en nam toen hartelijk afscheid.
Buiten gekomen, langzaam voortwandelend
met het aangename gevoel na een copieuzen
maaltijd en onder het genot van een geurige
Havannah, bekroop hem toch allengs de onbe
haaglijke gedachte aan een bewuste klaploo-
perij, aan het teren op den zak van den eersten
den besten wildvreemden vent, die waarschijn
lijk een gekke bui had, maar die dan toch in
ieder geval een patente kerel moest zijn.
•flotseling bleef hij staan, wendde toen zijn
schreden en stelde zich verdekt op aan de over
zijde van het restaurant, waarin zij gedineerd
hadden.
„Ik moét weten, wie die snuiter is, wat-ie
doet, en waar die woont." dacht hij. „Betaald
zetten zal ik het hem! Hoe dan ook."
Waenders wenkte den kellner, betaalde zijn
rekening en ging heen. Kalm ging hij zijns
weegs, tevreden over den afloop van het geval,
en nadenkend, of hij misschien niet een job
voor dat mannetje op den kop kon tikken.
In zijn club hield hij het geval voor zich,
maar bij zichzelf had hij het tevreden gevoel
van den man, die zich bewust is een goede daad
verricht te hebben, en zijn vrienden vonden
hem opgeruimder en vroolijker dan ooit.
Het werd een late avond. Het werd biljarten
en bridgen en pokeren. Het werd champagne
en likeuren. En toen het gezelschap diep in den
nacht eindelijk besloot op te stappen, was
Jacques Waenders meer dan vroolijk.
Maar, terwijl zijn vrienden in de gereedstaande
auto's een veilig hoekje zochten, gaf Waenders
er de voorkeur aan, wat frissche lucht te hap
pen, en slenterde langzaam huiswaarts.
Zijn gang was nog stram en van dronken
schap was geen sprake, maar zijn denkvermogen
was ietwat verdoezeld en zijn opmerkingsgave
minder scherp. Toen, plotseling, geheel onver
wachts, terwijl hij een zijstraat naar de gracht
van zijn woning was ingeslagen, gevoelde hij
zich eensklaps van achteren door vier ijzer-
sterke vuisten aangegrepen, een geweldige klap
op het achterhoofd deed hem zijn bezinning
verliezen, hij tuimelde achterover.... dan
hoorde hij nog vaag het geschreeuw van man
nenstemmen, ruw en luidkeels dooreen.... het
gekletter van wapenen
Toen Waenders weer tot bewustzijn gekomen
was, lag hij languit op den rug in het zij
straatje. Een politieman stond over hem heen
gebogen, informeerde naar zijn bevinden, hielp
hem op de been, en vroeg of hij ver uit de
buurt woonde.
„Dat was maar juist op het nippertje,
meneer. Mijn collega's en ik hadden geen se
conde later moeten komen. Maar ik heb nog
nooit zoo hard om hulp hooren schreeuwen als
door dit mannetje hier."
En hij wees op den hijgenden, doodsbleeken
Mulders.
Uit Manama wordt gemeld, dat twee Ara
bieren onlangs werden veroordeeld wegens
het verkoopen van gekweekte parels, welke zij
in Indië hadden gekocht als echte parels. Zij
werden ieder tot zeven jaar gevangenisstraf
veroordeeld.
De verkoop van gekweekte parels is op de
Bahrein-eilanden absoluut verboden. De in
voer in het land zou de reputatie van de
Bahrein-parels vernietigen en vele kooplieden
en duizenden anderen zouden aan de armoede
worden prijs gegeven.
Het geval heeft groote belangstelling gewekt
bij de Arabische gemeenschappen aan de Per
zische Golf die zooveel belang hebben bij de
„duikindustrie" en zü hopen dan ook dat de uit
gesproken straf de gewenschte uitwerking zal
hebben, te voorkomen dat aan de Perzische
Golf gekweekte parels zullen worden ingevoerd.
Oude ringmuur van de Abdij te Egmond
met haag en hek, als afscheiding van den
kerkgrond der Ned. Herv. Gemeente, met
het tegenwoordige kerkje
door Arthur Morrison
26
Het was duidelijk geworden. De Amerikaan
voelde niets meer voor greote getallen en
wenschte tegen een zeer schappelijk bod in
het bezit te komen van een der hem zoo
tragisch ontgane flesschen. Ten slotte liet Mc.
Nab na veel loven en bieden zijn eigendom
voor vijf pond aan den wereldreiziger. Toen
men zoover gekomen was, bleek het dat Mc.
Nab den kooper geen tijd wenschte te laten
om wederom berouw te hebben van zijn
transactie, want hij haalde binnen enkele
seconden 'de flesch uit het kantoortje van den
portier, die voor rijn moeite met een kwartje
werd beloond.
Mc. Nab ging met een opgelucht hart en een
zoet winstje terug naar zijn schip, terwijl mr.
Merrick zijn kostelijk bezit zorgvuldig weg
stopte in een koffer, waar het langs alle kanten
door kleeren was omgeven.
II
Van Southampton togen de Merrick's regel
recht naar Londen. Ze namen een vroegen trein
in den morgen en het eerste wat ze deden, toen
ze het station verlieten, was een taxi aan
roepen, die hen naar het kantoor van de Times
moest brengen. De bagage werd aan de zorgen
van den looper van het Langham Hotel over
gelaten.
Daisy's vader liet zich door een chasseur naar
de advertentieafdeeling brengen en gaf daar
de volgende annonce op:
Indien mr. Basil Clifton rijn tegenwoordig
adres wil opgeven aan Lyman W. Merrick,
Langham Hotel, Londen, zal hij steller dezer
advertentie de gelegenheid bieden een oude
i kennismaking te hernieuwen en persoonlijk
zijn dank te betuigen voor een zeer mensch-
levende daad, welke hij zes en twintig jaar
geleden in Amerika heeft gesteld. Elke aan
wijzing betreffende mr. Clifton's vast of
tijdelijk verblijf zal met groote dankbaarheid
worden aanvaard.
,,Ik gevoel me nu heelemaal opgelucht," zei
Merrick tegen z'n dochter, toen ze weer in de
taxi zaten. „Ik heb al heel wat pogingen in
het werk gesteld om z'n adres te weten te
komen, maar het is me nooit kunnen
gelukken. Laat ons hopen, dat deze allerlaatste
ook de meest doeltreffende zal zijn. Hoogst
waarschijnlijk zal ik wel niets hooren, maar
als ik morgenochtend geen enkel teeken heb
gekregen, zullen dien zelfden avond alle
avondbladen schreeuwen om het adres van mr.
Clifton."
„Misschien wil mr. Clifton je niet ontvangen,
vader," waagde Daisy een schuchtere opmerking,
terwijl ze haar vader even van terzijde aanzag.
„U hebt immers al zoo dikwijls geschreven."
„Zeker, heel vaak. Maar dat neemt niet weg,
dat ik aan hem alles te danken heb, wat ik
op het oogenblik ben en wat ik op het oogen
blik bezit. Daarom zal ik niets onbeproefd
laten om hem nog eens te spreken te krijgen.
Het is natuurlijk best mogelijk, dat hij dood is,
zes en twintig jaar geleden was hij even oud
als ik nu ben. Maar het is net zoo goed moge
lijk, dat hij nog leeft. Op dat punt heb je altijd
maar twee kansen: iemand leeft of hij leeft niet.
Als hij dus leeft, wil ik hem zien. Het is
best mogelijk dat hij nu aan lager wal is ge
raakt. Zoo gaat het nu eenmaal in het leven.
De een stijgt, wat de ander daalt. Je wordt
altijd rijk ten koste van een ander en omge
keerd. Maar als dit werkelijk het geval zou
zijn, ben ik de eerste om de balans weer gelijk
te maken. Ik zeg je nog eens, dat alles war
ik bezit bij wijze van spreken van hem is. Zou
hij dus niets meer hebben, dan is het niet
meer dan billijk, dat we deelen. Van het begin
af aan. was hij het eigenlijk die het geld
verdiende. Ik behoefde slechts rustig te zitten
en af te wachten tot het binnen zou komen."
„Heeft hij u niet het geld geleend om te be
ginnen, vader?"
„Ja, en toch was ik een vreemde voor hem
Alles bij elkaar beschouwd was het eigenlijk
een gekke geschiedenis en ik begrijp nog niet
waar ik den moed vandaan heb gehaald, om
bij hem met dit zonderlinge en in den grond
brutale voorstel aan te komen. Ik geloof niet,
dat ik er met jou ooit over gesproken neb,
maar je moeder was van alles op de hoogte
en zij heeft nooit opgehouden er op aan te
dringen, dat ik alles op een of andere manier
zou terugbetalen. Want daar waren wegen ge
noeg om mijn dankbaarheid te toonen. Hij was
een verwoed verzamelaar van allerlei antiqui
teiten, dure dingen uit Japan en China vooral,
en daar heb je spoedig een kapitaaltje aan
gekocht als je eenmaal begint. Wacht eens nu
ben ik er!"
„Waar bent u, vader?"
„Waar ik zijn moest. Ik zit te piekeren of
die flesch Tokayer niet een zeer geschikte ver
rassing voor hem zou zijn. Daar had ik eerder
aan moeten denken. Wat 'n driedubbele dwaas
ban ik toch geweest, om die andere te ver
patsen! Eén flesch is voor zoo iemand toch
geen cadeau, vooral niet, als je hem als het
ware je heele fortuin schuldig bent."
„Als het de man is, dien je me zoo'n beetje
hebt uitgeschilderd, geloof ik vast, dat hij ook
daarmede tevreden zal rijn, vader."
„O ja, tevreden zal hij best zijn. Hij was zoo
verbazend kinderlijk. Met alles even blij als hij
de goede intentie maar zag, die er achter zat,
zooals hij zelf ook voortdurend trachtte iemand
een genoegen te doen. Oordeel zelf maar. Hij
was dus een verwoed verzamelaar van allerlei
interessante voorwerpen. Ik had in die dagen
een prachtigen Indianengordel van schelpen,
dien ik als jongen uit de West had meege
sjouwd. Je grootvader had hem tegen een ge
bruikt geweer geruild. In die dagen kon je
met zooiets niet veel aanvangen, ofschoon hij
in z'n soort een meesterstuk was. Als je er :n
paar dollar voor kreeg mocht je al blij zijn.
Ik wilde er trouwens niet graag van scheiden,
het was 't eenige wat ik op de wereld bezat,
maar de onrust, de jacht naar kapitaal zat me
toen al in het bloed, Daisy, en ik had m'n
jonge vurige oogen laten vallen op een lap
woesten grond, waar nu Meneksville in al z'n
glorie omhoog rijst. Het land was spotgoed
koop, maar dat was niet doorslaggevend voor
iemand, die ge'en cent bezat en toch was ik er
zoo op gebeten om dien grond in mijn bezit te
krijgen. Je snapt nu wel waarom, natuurlijk.
Enkele jaren tevoren hadd'en ze in Pennsylva-
nio olie aangeboord, maar zestig mijlen in den
omtrek van die plaats had men geen druppel
gevonden. Ik wist echter maar al te goed, dat
er wel olie in den grond zat en je kunt je
voorstellen, hoe ik soms als een razende stond
te stampvoeten, omdat ik als het ware den
eeuwigen goudstroom door mijn vingers zag
glijden, zonder dat ik de macht bezat om die
samen te knijpen en het goud op te vangen.
En dat alleen, omdat het mij aan een belache
lijke paar honderd dollar ontbrak om dat stukje
woesten grond even te koopen. Je snapt wel,
dat het voor e'en slungel, als ik toen was, geen
nut had, ergens om die paar honderd dollar te
gaan vragen. Wie me niet geloofden, zouden
me vierkant uitlachen en zeggen, dat ze hun
geld wel aan eiken niksnutter konden weg
gooien en wie me wel geloofden, zouden achter
mij om gelegenheid zoeken om achter de
waarheid te komen en zelf winst op slokken.
Zoo stond'en de zaken er voor en tamelijk
hachelijk, zooals je ziet, toen ik tegen mr. Basil
Clifton opbotste.
Hij was ook zoo'n beetje rond de wereld aan
het reizen, zie je, net als wij, maar hij legde
het heel wat kalmer aan. Hij zocht naar 'n
mooie Indianenuitrusting, 'n origineeeie wam
pum, en iemand had hem verteld, dat ik 'n
prachtexemplaar bezat. Ik was toen zoo n
beetje duvelstoejager op een boerderij. Hij kwam
op een goeden dag naar me toe, zag het ding
'en wilde het koopen! Het efenige wat ik toen
broodnoodig had, warten de vijf honderd dollar
voor het stuk land. De enkele dollars, die hij
me zou bieden konden me toen niet gelukkiger
maken.
Ik was wanhopig besloten om die vijfhonderd
dollar op de een of andere wijze te krijgen, en
juist het feit, dat me dit met geen mogelijk
heid wilde gelukken, deed me tot den meest
stoutmoedigen en gelukkigen inval van m'n
leven besluiten. Ik ging het wagen om mijn
hoogste begeeren te ruilen voor m'n hoogste
bezit. Vreemdeling, zei ik, hier is het ding,
zooals je ziet, maar ik wil het je wel geven,
als onderpand en rente op een leening. Ik heb
vijf honderd dollar noodig om m'n leven mee
te beginnen en ik zal je dit geven als voor
schot op m'n interest.
Hij zette aanvankelijk groote oogen op bij die
zonderlinge woorden. Maar het was een echte
Engelschman en hij hield zich Engelsch-rustig.
Voor hoeveel tijd wensch je dc leening? vroeg
hij,
(.Wordt vervolgd)