Een vreemdeling spreekt 1 i Met twee kameraadjj es op avonturemreis did modaal dag Laatste oordeel" HET VERDWENEN ELFTAL DE EGMONDER ABDIJ MAANDAG 12 AUGUSTUS 1935 OVER NEDERLAND „Het regeeringsblok dreigt in twee deelen uit elkaar te vallen" Wat zijn de vooruit zichten 99 Van Michel Angelo O. L. VROUW IN T ZAND Haar juiste plaats Onderaardsch meer M KSJïïS I Een bevlieging j Gekweekte parels A f T 17 ADHMM^'C op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E* 7CA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door C 750.- doodlliike|8VïftooS F 250.- f\ I .1 ,r. |Al l\ ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen F f OV/." verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen X AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand een voet of een oog Naar aanleiding van de jongste minister crisis in ons land publiceert de „Kreuzzeitung" een hoofdartikel „Holland im Umbruch?", het welk met B. onderteekend wordt, waarin enkele interessante opmerkingen worden gemaakt. Het is niet lang geleden, zegt schr., dat Ne derland als een der meest evenwichtige landen van Europa gold. Nederland had diepliggende reserves, niet alleen van materieelen aard, en bouwde een vormenwereld op, waarin de ele menten van een belangrijke geschiedenis tot op den huidigen dag bewaard bleven. Het „aspect der Nederlanden" werd voor ons een bepaald begrip. Maar na de gebeurtenis met „De Ze ven Provinciën" voor twee jaar en na de on lusten in Amsterdam en Rotterdam voor een jaar weTd het voor ons noodig, de voorstelling, die wij van Nederland hadden, aan een revisie te onderwerpen. Waren deze en andere ver schijnselen een teeken, dat er in de Nederland- sche, dat er in de „Hollandsche" vormenwereld iets gebeurde? Waren het teekenen van ver val? Of bereidde zich onder de oppervlakte reeds iets nieuws voor? Wat waren de oorzaken van deze onrust? In de periode 1830 tot 1850, dus in de jaren na de catastrofe van den Belgischen opstand, liquideerde Holland het staatswerk van den Prins van Oranje, die voor het eerst den titel en de functie van een Koning der Nederlanden bezat. De Nederlanders trokken zich toen in de delta der Midden-Europeesche stroomen te rug. Zij wilden zich niet langer met de Euro- peesche machtsvraag bemoeien. Zij consolideer den zich en concentreerden hun aandacht op de economische mogelijkheden van him rijke koloniale erfenis. Reeds vroeger was in de Nederlandsche ge schiedenis een dergelijke liquidatie voltrokken, namelijk na den dood van Willem den Zwijger, toen de groote rivieren zich als grens van Ne derland afteekenden. Dat was het uur van de geboorte van de Republiek van de Vereenigde Provinciën, d.w.z. van dat Holland, dat tot he den de gedaante van het Noordelijk gedeelte der Nederlanden bepaalt. De tweede liquidatie kwam met de eerste overeen en er volgde een „Hollandsche" renaissance op. Deze renaissance leidde tot den toestand, die voor ons tot nog toe voor de Nederlanden karakteriseerend was: de nabloei van Holland, waarvan het „idylli sche geluk" in de hoogconjunctuur van de eerste na-oorlogsjaren nog eens in volheid straalde. Maar toen kwam de wereldcrisis. De tolmu ren werden hooger. De kapitalen vroren vast. De exportmogelijkheden verdwenen. De banken sprongen. De gevolgen van deze crisis waren voor Hol land noodlottig. Zij openbaarden zich het eerst in de Indonesische koloniën, waarvan de export in één jaar met meer dan twee derden terug liep. Het moederland volgde. De geldreserves, werden kleiner. Het budget sloot niet meer. De landbouw stond voor een bankroet en in de steden werd het leger der arbeidsloozen grooter en grooter. Als gevolg van het wankelen der zichtbare levenszekerheid werd nu ook de ze kerheid van den Nederlandschen mensch in gevaar gebracht. Ziehier den toestand omstreeks het einde van 1932. Toen werd Colijn als „sterke man" leider van de nationale concentratie-regeering van de conservatieven tot de vrijzinnigen. En in den zelfden tijd is ook het eerste optreden van de Nederlandsche nationaal-socialistische bewe- •ging, de N.S.B., merkbaar. Sedert dien rijn weer meer dan twee jaar vergaan. Zij brachten op economisch gebied geen verbetering. Eerder het tegendeel, de Katholieke Staatspartij, de sterkste partij in het Hollandsche parlement, was niet meer be reid de politiek van den gouden standaard van den Minister-president te volgen. Zij wilde bovendien haar economisch opbouwplan ver werkelijken, waarmee Colijn zich niet goed ver zoenen kon. En op den achtergrond staat de N.S.B., die in nauwelijks drie jaren een machts factor is geworden, waarmee, ondanks alle te genmaatregelen, toch gerekend moet worden, wat bleek bij de jongste verkiezing voor de Provinciale Staten. Ook de radicale linkerzijde, die tot nog toe in de Nederlanden nauwelijks eenige beteekenis had, bewees echter door de onlusten in Juli van het vorige jaar, dat zij van de buitengewone omstandigheden profiteerde. Onder den druk van links en rechts heeft de Hollandsche sociaal-democratie, die tot nog toe in de parlementaire oppositie stond, op het congres van dit jaar den Katholieken een bond genootschap aangeboden, waarbij zij zeer be langrijke concessies deed. Tot nog toe hebben de katholieken dit aanbod geweigerd. Deson danks bleven de sociaal-democraten bij hun nieuwen koers. Terwijl rij weigeren met de communisten samen te werken, ook in gemeen ten, die een roode raadsmeerderheid hebben. Resumeerend, kan men het volgende consta- teeren: Het regeeringsblok dreigt in twee dee len uit elkaar te vallen. Aan den eenen kant staan de elementen, die zooveel mogelijk de economische vrijheid willen handhaven en die aan den gouden standaard vasthouden. Aan den anderen kant verzamelen zich degenen, die devaluatie en economische organisatie begee- ren. De kern der tweede groep vormt de meer derheid der sterke Katholieke Staatspartij, waarbij de socialisten aansluiting zoeken. In principieele oppositie staan aan den eenen kant de radicale linkerzijde en aan den anderen kant de N.S.B. Wat nu de vooruitzichten zijn? Het kabinet- Colijn heeft het voordeel, als voorzitter een man te bezitten, die zich onder de parlemen tariërs een man van formaat getoond heeft. Verder lijmt per saldo de aanval, die van de N.S.B. verwacht wordt, alle politieke groepen, met uitzondering van de radicale linkerzijde, tezamen. Ja, het is niet uitgesloten, dat, wan neer de economische en politieke druk nog sterker zal worden, de basis in het kabinet tot de sociaal-democratie zal worden uitgebreid. Wat de oppositie betreft de kracht van deze radicale linkerzijde is klein. Zij kan slechts op positie voeren. Bovendien rit er geen eenheid en geen organisatie in. Eindelijk ontbreekt het Holland volkomen aan een bewusten, een aan eengesloten arbeidersstand, die eventueel de „troep" voor een serieus te nemen communis tische actie zou moeten zijn. Anders staat het met de N.S.B. Van dezen kant zou een poli tieke vernieuwing van de Nederlanden verwacht kunnen worden. Een symptoom hiervoor is het samengaan van haar tegenstanders. Tot zoover het artikel, hetwelk blijkbaar door een in Nederland levenden Duitscher is ge schreven. Afgezien van enkele duidelijke on juistheden, overschatting van de macht van enkele politieke groepeeringen, lijkt de kijk, dien de schrijver van het artikel op de politieke toestanden in Nederlanden heeft, in ieder ge val interessant genoeg voor het Nederlandsche publiek, om er kennis van te nemen. Er is wel eens met minder kennis van zaken door bui tenlanders over ons geschreven. Onder leiding van prof. Achille Bertini Ca- lossc zijn zooals wij uitvoerig bericht ten de beroemde muurschilderingen van Michel Angelo, voorstellende „Het Laatste Oordeel", gerestaureerd, waarbij o. m. het hoofd van Dante en van den schilder zelf werden ont dekt. Thans zijn deze figuren in de Sixtijnsche ka pel duidelijk te herkennen en nu is ook geble ken dat de groote Florentijnsche meester zich in het tafereel der Hel niet bepaalde tot het scheppen van zijn eigen beeld en van Paulus III, maar dat hij bovendien tal van andere be roemde personen uit dien tijd heeft uitgebeeld. Prof. Bertini heeft bewezen, dat ook het por tret van Paus Julius H onder deze figuren aan wezig was, hetgeen zeer goed te verklaren is als men de beide karakters vergelijkt. Achter de groep aan den rechterkant van Christus, die den arm opheft om de verdoemden af te wijzen, naast O. L. Vrouw en achter den schouder van onzen eersten Vader Adam, is het hoofd' zichtbaar van een grijsaard met witten baard en op 't hoofd een „camoura", een soort klein hoedje, dat de Pausen in het Renaissance- tijaperk droegen. Op het eerste gezicht zou men denken dat deze figuur Abraham voorstelt, maar thans is gebleken dat dit portret Delia Rovere moet zijn, daar de trekken dezelfde zijn als op de schilderij van Rafael, waar He- Fragment uit het „Laatste Oordeel" van Michel Angelo, in de Sixtijnsche kavel, voorstellende een groep zaligen liodore uit den tempel van Jeruzalem wordt gejaagd. La Vasari verhaalt dat Paus Paulus III den wensch te kennen had gegeven, dat zijn wapenschild boven aan de schilderij geplaatst zou worden, juist onder het gezicht van den Profeet Jonas, juist op de plaats waar de figuur van Julius H uitgewischt moest worden om het groote werk te voltooien. Zonder aan iemand een woord te zeggen, zonder dat iemand de reden kende, plaatste Michel Angelo Paus Cle mens VII in knielende houding in een groep aartsvaders rond Christus, als een bewijs van dankbaarheid, omdat deze Paus hem zoo vaak in de moeilijkste uren van zijn werk had aan gemoedigd. Het gezicht van Noë heeft precies de trekken van Paus Paulus III. Michel Angelo heeft dus niet geaarzeld om in het einddrama, dat over de wereld zal vol trokken worden, de beroemdste personen uit zijn tijd uit te beelden. Men mag zich bij zulke veronderstellingen ook niet aan overdrijving schuldig maken. Zoo is er b.v. geen enkele reden om aan te nemen, dat de twee personen, die zich in het scheepje van den veerman der onderwereld bevinden, Cesar Borgis en de Constabel van Bourbon zouden zijn. Wat ook zeer opmerkenswaardig is: Michel Angelo heeft den Zaligmaker uitgebeeld »ls een baardeloozen jongeman met laag voorhoofd. Pro fessor Bertini ziet in dit Christushoofd de trek ken van Vittoria Colonna, waarvoor de kunste naar een groote voorliefde had. Maar het zou o. i. zeer verwonderlijk zijn, dat Michel Angelc juist haar trekken wilde vereeuwigen in het hoofd van den Godmensch uit het „Dies Irae", terwijl zij hem juist in zijn moeilijke uren zoo veel troost had verschaft. Bij de restauratie van de Sixtijnsche kapel en vooral bij het werk van het Laatste Oor deel zijn buitengewoon belangrijke dingen aan het licht gekomen, zoowel op gebied van kunst als van geschiedenis. Daardoor is de hoogste kunstwaarde van dit fresco, dat de bewondering van heel de wereld afdwingt, wel in een zeer helder daglicht gesteld. Ter eere van de feesten van O. L. Vrouw in 't Zand, op Maria Hemelvaartsdag te Roermond te houden heeft de „Nieuwe Koerier" een feest nummer doen verschijnen. Mgr. G. Lemmens. bisschop van Roermond, schreef een inleiding. Voorts bevat het nummer artikelen van histo- rischen en beschrijvenden aard, alle aan de Roermondsche devotie voor het genadebeeld der H. Maagd gewijd. Over dit vraagstuk, waarin de piëteit juist iets sterker spreekt dan de praktijk, heeft mevr. M. van der Schrieck een brochure gepubliceerd met een zestiental afbeeldingèn van situatie-kaartjes en foto's van opgravingen die onder haar leiding werden verricht op en nabij de Abdij-terreinen te Egmond-binnen. Ofschoon de bodem te Egmond, na de schennis voor pijn. 100 jaren gepleegd, nagenoeg geen overblijfselen meer bevat, is het weinige toch genoeg geweest, om enkele conclusies te trek ken betreffende de plaats der oude Abdijkerk. Kaartvergelijking en bodem-onderzoek deden mevr. v. d. Schrieck besluiten tot het volgende: „De Noorder Abdij-toren heeft gedeel telijk gestaan op de plaats der tegen woordige Ned. Herv. Kerk. Het „Paradijs" lyt Sint Pietersingang daarbij aansluitend ten Zuiden dezer kerk. De Zuidertoren stond gedeeltelijk op het terrein der Ned. Herv. gemeente, voor het overige Zuidelijke deel op het lage afgegraven terrein, hetwelk toebe hoort aan de Eerw. Paters Benedictijnen van Oosterhout." Het is het groote nut van onderzoekingen als deze, dat op de plaats zelve het geschonden verleden weer kan herrijzen en aldus het eer herstel zoo volkomen mogelijk kan rijn. „Waar stond de Regale Abdij van Eg- mond?" Onderzoekingen door M. v. d. Schrieck. N.V. De R. K. Boekcentrale, A'dam. Nabij Como is een onderaardsch meer ont dekt, dat een diepte heeft van 110 Meter en gevoed wordt door een groote onderaardsche rivier, die door een galerij van 25 Meter hoogte stroomt. Van die kant dus geen gevaar! Maar dicht bij den kameel stond een schildwacht, het geweer aan den voet. De stuurman trok de beide kinderen mee in de richting van het slapende beest. Plotseling draaide de schild, wacht zich om. Hij vertrouwde het zaakje schijnbaar niet. De stuurman groette beleefd en deed of hij den kameel aan de kinderen wilde laten zien. Hij maakte het dier wakker, tilde Pietje en Wietje er boven en deed toen net of hij iets verdachts in de omtrek hoorde. Hij wees ergens naar en maakte den Ara bier duidelijk dat hij eens moest gaan kijken. De Arabier sloop weg langs de tenten en meteen sprong de stuurman op de kameel, sloeg zijn mantel om de kinderen heen, zoo dat het leek dat hij alleen op den kameel zat, en voort ging het, de woestijn in. Op Zondagmiddag, toen Waenders de deur van zijn vrijgezellenwoning aan een der stadsgrachten uitstapte, van plan'om als gewoonlijk in een der restaurants van de bin nenstad te gaan middagmalen, zag hij, juist op het moment dat hij de voordeur achter zich dichttrok, hoe een als heer gekleed persoon aan den walkant van de verlaten stadsgracht, na tevoren bijna angstvallig om zich heen ge spied te hebben, haastig de rest van een half- opgerookte sigaar opraapte, met de mouw van zijn jas schoonveegde en in den mond stak. Waenders, den rijken verwenden vrijgezel, beving eerst een gevoel van afkeer, van min achting voor het aan den dag gelegde, blijkbaar volkomen gemis aan kieskeurigheid van den toch als heer gekleeden jongen man. Maar, toen hij het bordes van zijn woning was afge daald en zijn weg stadwaarts insloeg, begonnen zijn gedachten de eigenaardige handelwijze van het rookbeluste heertje als „een geval" te be schouwen. Hij ging zoeken naar de oorzaak van deze overdreven zuinigheid, die hem wat al te ver doorgevoerd voorkwam. Er kwam twijfel in hem op, of dit op het eerste gezicht toch keu rig gekleed heertje dan zóó arm kon zijn, dat hij zich de weelde niet eens zou kunnen ver oorloven, op Zondagmiddag een ordentelijke sigaar te rooken. Waenders liep verder, en de snelheid van zijn stap deed hem weldra nader bij het mannetje komen, dat langzaam, blijkbaar doelloos, langs de stadsgracht kuierde. Toen zag Waenders, dat de keurigheid op het eerste gezicht van die heerenkleeding nader bij meer schijn dan werkelijkheid was. De snit en de stof waren zichtbaar goed geweest, degelijk en van prima komaf, maar de mouwen rond de ellebogen verrieden een glans, waarvan de oorzaak niet ver te zoeken was. de zoom van den rand der broekspijpen was kaal, en de naad op den rug van zijn jas was versleten, bijna tot den draad. Waenders liep verder, en op den hoek van de eerstkomende zijstraat had hij den heer nu geheel ingehaald. Deze keek om, en ziende, dat Waenders rookte, kwam hij op hem af, tikte aan den hoed, nam de sigarenrest in de hand, en vroeg beleefd: „Mag ik u even lastig vallen?" Waenders reikte hem het vuur van zijn sigaar. Dan kreeg hij wat hij gewend was bij zichzelf een bevlieging te noemen. Hij nam zijn koker uit den zak en hield deze geopend onder het bereik van den eenzamen wandelaar: „Steekt u liever een versche op. Ze zijn niet zoo zwaar." Het heertje keek hem een oogenblik ver wonderd aan. Korten tijd scheen hij nog te weifelen, doch tastte toen toe: „Graag, meneer. Ik dank u." Nu kreeg Waenders een tweede bevlieging. Menschenkenner als hij was, had hij spoor slags gezien, dat hij hier inderdaad met een heer te doen had, een heer, wiens kleeding waar. schijnlijk een getrouw spiegelbeeld van de le vensomstandigheden van den drager te zien gafsoliede van origine, degelijk tot op den draad en in goede conditie geweest. Bij den aanblik van het daar voor hem staande mager», fatsoenlijke, bescheiden mannetje, kreeg hij tegelijkertijd het aan zekerheid gren zende vermoeden, dat die man honger had. Hij kreeg de vaste overtuiging, dat dit nu zoo'n „stille was", die niet vragen dorst en niet vra gen wilde. Waenders' bevlieging werd nóg heviger, en opeens loog hij erop los. „Mag ik u eens iets vertellen, meneer? Ieder vogeltje zingt, zooals het gebekt is. Mijn snavel is een beetje ruw uitgevallen, ik houd er geen blad voor, ik flap er maar uit wat in me op komt, en dat is meestal de waarheid. En, omdat de meeste menschen de waarheid niet willen hooren, heb ik geen vrienden, geen vrouw, geen kind en geen kraai in de wereld." „Vrienden houdt u zoolang als het depot op uw bank. Een vriend in den nood.... men zegt, dat het voorkomt. En vrouwenhet begin van de armoede is doorgaans het eind van de liefde. Waenders loog verder: „Het kan zijn, dat u gelijk hebt. Ik heb ook geen behoefte aan vrienden of aan een vrouw. Maar op een dag als vandaag is het lam, als je alleen bent. Ik ben jarig." „Ik feliciteer u." „Dank u. En vandaag zou ik wel eens in ge zelschap willen dineeren. Hebt u al gegeten?" „Ja. Ik eet altijd om één uur." „Hm, gekke tijd is dat. Maar dat is al een uur of vijf geleden! Mag ik u inviteeren? En géén geleuter alsjeblieft, vergeven zal ik je niet. Waenders heet ik. Jacques." „Gerrit Mulders." Waenders liep verder, en trok den ander mee aan de revers van z'n colbert. Hij reageerde niet op diens tegenwerpingen van „niet in de gele genheid mij te revancheeren", van „weinig-cor rect gekleed" en van „als u er dan op staat." Waenders kreeg schik in „het geval". Hij be gon drukker te praten, liep nog een paar straten verder, en troonde tenslotte zijn gast aan den arm mee in een restaurant van de binnenstad. Gezeten in een ietwat afzijdig hoekje lieten zij het zich beiden weldra goed smaken, en onder het genot van een glas parelend Pilsner begon zijn gast zich allengs op zijn gemak te gevoelen. Terloops deswege ondervraagd ver telde hij Waenders van zijn beroep als bank employé, en van zijn „afvloeiing" ruim twee jaar geleden reeds. Waenders noteerde zijn adres, beloofde te zullen probeeren, of hij misschien iets anders voor hem vinden kon, en bracht het gesprek weer snel op een ander onderwerp. En na het dessert zei hij tot slot van een soort speechje: Als ik je nou vertel, Mulders, dat dit een van m'n prettigste verjaardagsdinertjes ge weest is! Zoowaar ik hier tegenover je zit, je hebt er mij méér pleizier mee gedaan dan jou." Mulders maakte nu de opmerking, dat het zijn tijd werd, huiswaarts te gaan. Hij bedankte zijn gastheer voor diens spontane e' gulhartigheid, nog eens in de E gelegenheid te ko- i E mmiiiiiiiitiMiMiiiiiMiimm mm niium"'» men zich te re vancheeren, en nam toen hartelijk afscheid. Buiten gekomen, langzaam voortwandelend met het aangename gevoel na een copieuzen maaltijd en onder het genot van een geurige Havannah, bekroop hem toch allengs de onbe haaglijke gedachte aan een bewuste klaploo- perij, aan het teren op den zak van den eersten den besten wildvreemden vent, die waarschijn lijk een gekke bui had, maar die dan toch in ieder geval een patente kerel moest zijn. •flotseling bleef hij staan, wendde toen zijn schreden en stelde zich verdekt op aan de over zijde van het restaurant, waarin zij gedineerd hadden. „Ik moét weten, wie die snuiter is, wat-ie doet, en waar die woont." dacht hij. „Betaald zetten zal ik het hem! Hoe dan ook." Waenders wenkte den kellner, betaalde zijn rekening en ging heen. Kalm ging hij zijns weegs, tevreden over den afloop van het geval, en nadenkend, of hij misschien niet een job voor dat mannetje op den kop kon tikken. In zijn club hield hij het geval voor zich, maar bij zichzelf had hij het tevreden gevoel van den man, die zich bewust is een goede daad verricht te hebben, en zijn vrienden vonden hem opgeruimder en vroolijker dan ooit. Het werd een late avond. Het werd biljarten en bridgen en pokeren. Het werd champagne en likeuren. En toen het gezelschap diep in den nacht eindelijk besloot op te stappen, was Jacques Waenders meer dan vroolijk. Maar, terwijl zijn vrienden in de gereedstaande auto's een veilig hoekje zochten, gaf Waenders er de voorkeur aan, wat frissche lucht te hap pen, en slenterde langzaam huiswaarts. Zijn gang was nog stram en van dronken schap was geen sprake, maar zijn denkvermogen was ietwat verdoezeld en zijn opmerkingsgave minder scherp. Toen, plotseling, geheel onver wachts, terwijl hij een zijstraat naar de gracht van zijn woning was ingeslagen, gevoelde hij zich eensklaps van achteren door vier ijzer- sterke vuisten aangegrepen, een geweldige klap op het achterhoofd deed hem zijn bezinning verliezen, hij tuimelde achterover.... dan hoorde hij nog vaag het geschreeuw van man nenstemmen, ruw en luidkeels dooreen.... het gekletter van wapenen Toen Waenders weer tot bewustzijn gekomen was, lag hij languit op den rug in het zij straatje. Een politieman stond over hem heen gebogen, informeerde naar zijn bevinden, hielp hem op de been, en vroeg of hij ver uit de buurt woonde. „Dat was maar juist op het nippertje, meneer. Mijn collega's en ik hadden geen se conde later moeten komen. Maar ik heb nog nooit zoo hard om hulp hooren schreeuwen als door dit mannetje hier." En hij wees op den hijgenden, doodsbleeken Mulders. Uit Manama wordt gemeld, dat twee Ara bieren onlangs werden veroordeeld wegens het verkoopen van gekweekte parels, welke zij in Indië hadden gekocht als echte parels. Zij werden ieder tot zeven jaar gevangenisstraf veroordeeld. De verkoop van gekweekte parels is op de Bahrein-eilanden absoluut verboden. De in voer in het land zou de reputatie van de Bahrein-parels vernietigen en vele kooplieden en duizenden anderen zouden aan de armoede worden prijs gegeven. Het geval heeft groote belangstelling gewekt bij de Arabische gemeenschappen aan de Per zische Golf die zooveel belang hebben bij de „duikindustrie" en zü hopen dan ook dat de uit gesproken straf de gewenschte uitwerking zal hebben, te voorkomen dat aan de Perzische Golf gekweekte parels zullen worden ingevoerd. Oude ringmuur van de Abdij te Egmond met haag en hek, als afscheiding van den kerkgrond der Ned. Herv. Gemeente, met het tegenwoordige kerkje door Arthur Morrison 26 Het was duidelijk geworden. De Amerikaan voelde niets meer voor greote getallen en wenschte tegen een zeer schappelijk bod in het bezit te komen van een der hem zoo tragisch ontgane flesschen. Ten slotte liet Mc. Nab na veel loven en bieden zijn eigendom voor vijf pond aan den wereldreiziger. Toen men zoover gekomen was, bleek het dat Mc. Nab den kooper geen tijd wenschte te laten om wederom berouw te hebben van zijn transactie, want hij haalde binnen enkele seconden 'de flesch uit het kantoortje van den portier, die voor rijn moeite met een kwartje werd beloond. Mc. Nab ging met een opgelucht hart en een zoet winstje terug naar zijn schip, terwijl mr. Merrick zijn kostelijk bezit zorgvuldig weg stopte in een koffer, waar het langs alle kanten door kleeren was omgeven. II Van Southampton togen de Merrick's regel recht naar Londen. Ze namen een vroegen trein in den morgen en het eerste wat ze deden, toen ze het station verlieten, was een taxi aan roepen, die hen naar het kantoor van de Times moest brengen. De bagage werd aan de zorgen van den looper van het Langham Hotel over gelaten. Daisy's vader liet zich door een chasseur naar de advertentieafdeeling brengen en gaf daar de volgende annonce op: Indien mr. Basil Clifton rijn tegenwoordig adres wil opgeven aan Lyman W. Merrick, Langham Hotel, Londen, zal hij steller dezer advertentie de gelegenheid bieden een oude i kennismaking te hernieuwen en persoonlijk zijn dank te betuigen voor een zeer mensch- levende daad, welke hij zes en twintig jaar geleden in Amerika heeft gesteld. Elke aan wijzing betreffende mr. Clifton's vast of tijdelijk verblijf zal met groote dankbaarheid worden aanvaard. ,,Ik gevoel me nu heelemaal opgelucht," zei Merrick tegen z'n dochter, toen ze weer in de taxi zaten. „Ik heb al heel wat pogingen in het werk gesteld om z'n adres te weten te komen, maar het is me nooit kunnen gelukken. Laat ons hopen, dat deze allerlaatste ook de meest doeltreffende zal zijn. Hoogst waarschijnlijk zal ik wel niets hooren, maar als ik morgenochtend geen enkel teeken heb gekregen, zullen dien zelfden avond alle avondbladen schreeuwen om het adres van mr. Clifton." „Misschien wil mr. Clifton je niet ontvangen, vader," waagde Daisy een schuchtere opmerking, terwijl ze haar vader even van terzijde aanzag. „U hebt immers al zoo dikwijls geschreven." „Zeker, heel vaak. Maar dat neemt niet weg, dat ik aan hem alles te danken heb, wat ik op het oogenblik ben en wat ik op het oogen blik bezit. Daarom zal ik niets onbeproefd laten om hem nog eens te spreken te krijgen. Het is natuurlijk best mogelijk, dat hij dood is, zes en twintig jaar geleden was hij even oud als ik nu ben. Maar het is net zoo goed moge lijk, dat hij nog leeft. Op dat punt heb je altijd maar twee kansen: iemand leeft of hij leeft niet. Als hij dus leeft, wil ik hem zien. Het is best mogelijk dat hij nu aan lager wal is ge raakt. Zoo gaat het nu eenmaal in het leven. De een stijgt, wat de ander daalt. Je wordt altijd rijk ten koste van een ander en omge keerd. Maar als dit werkelijk het geval zou zijn, ben ik de eerste om de balans weer gelijk te maken. Ik zeg je nog eens, dat alles war ik bezit bij wijze van spreken van hem is. Zou hij dus niets meer hebben, dan is het niet meer dan billijk, dat we deelen. Van het begin af aan. was hij het eigenlijk die het geld verdiende. Ik behoefde slechts rustig te zitten en af te wachten tot het binnen zou komen." „Heeft hij u niet het geld geleend om te be ginnen, vader?" „Ja, en toch was ik een vreemde voor hem Alles bij elkaar beschouwd was het eigenlijk een gekke geschiedenis en ik begrijp nog niet waar ik den moed vandaan heb gehaald, om bij hem met dit zonderlinge en in den grond brutale voorstel aan te komen. Ik geloof niet, dat ik er met jou ooit over gesproken neb, maar je moeder was van alles op de hoogte en zij heeft nooit opgehouden er op aan te dringen, dat ik alles op een of andere manier zou terugbetalen. Want daar waren wegen ge noeg om mijn dankbaarheid te toonen. Hij was een verwoed verzamelaar van allerlei antiqui teiten, dure dingen uit Japan en China vooral, en daar heb je spoedig een kapitaaltje aan gekocht als je eenmaal begint. Wacht eens nu ben ik er!" „Waar bent u, vader?" „Waar ik zijn moest. Ik zit te piekeren of die flesch Tokayer niet een zeer geschikte ver rassing voor hem zou zijn. Daar had ik eerder aan moeten denken. Wat 'n driedubbele dwaas ban ik toch geweest, om die andere te ver patsen! Eén flesch is voor zoo iemand toch geen cadeau, vooral niet, als je hem als het ware je heele fortuin schuldig bent." „Als het de man is, dien je me zoo'n beetje hebt uitgeschilderd, geloof ik vast, dat hij ook daarmede tevreden zal rijn, vader." „O ja, tevreden zal hij best zijn. Hij was zoo verbazend kinderlijk. Met alles even blij als hij de goede intentie maar zag, die er achter zat, zooals hij zelf ook voortdurend trachtte iemand een genoegen te doen. Oordeel zelf maar. Hij was dus een verwoed verzamelaar van allerlei interessante voorwerpen. Ik had in die dagen een prachtigen Indianengordel van schelpen, dien ik als jongen uit de West had meege sjouwd. Je grootvader had hem tegen een ge bruikt geweer geruild. In die dagen kon je met zooiets niet veel aanvangen, ofschoon hij in z'n soort een meesterstuk was. Als je er :n paar dollar voor kreeg mocht je al blij zijn. Ik wilde er trouwens niet graag van scheiden, het was 't eenige wat ik op de wereld bezat, maar de onrust, de jacht naar kapitaal zat me toen al in het bloed, Daisy, en ik had m'n jonge vurige oogen laten vallen op een lap woesten grond, waar nu Meneksville in al z'n glorie omhoog rijst. Het land was spotgoed koop, maar dat was niet doorslaggevend voor iemand, die ge'en cent bezat en toch was ik er zoo op gebeten om dien grond in mijn bezit te krijgen. Je snapt nu wel waarom, natuurlijk. Enkele jaren tevoren hadd'en ze in Pennsylva- nio olie aangeboord, maar zestig mijlen in den omtrek van die plaats had men geen druppel gevonden. Ik wist echter maar al te goed, dat er wel olie in den grond zat en je kunt je voorstellen, hoe ik soms als een razende stond te stampvoeten, omdat ik als het ware den eeuwigen goudstroom door mijn vingers zag glijden, zonder dat ik de macht bezat om die samen te knijpen en het goud op te vangen. En dat alleen, omdat het mij aan een belache lijke paar honderd dollar ontbrak om dat stukje woesten grond even te koopen. Je snapt wel, dat het voor e'en slungel, als ik toen was, geen nut had, ergens om die paar honderd dollar te gaan vragen. Wie me niet geloofden, zouden me vierkant uitlachen en zeggen, dat ze hun geld wel aan eiken niksnutter konden weg gooien en wie me wel geloofden, zouden achter mij om gelegenheid zoeken om achter de waarheid te komen en zelf winst op slokken. Zoo stond'en de zaken er voor en tamelijk hachelijk, zooals je ziet, toen ik tegen mr. Basil Clifton opbotste. Hij was ook zoo'n beetje rond de wereld aan het reizen, zie je, net als wij, maar hij legde het heel wat kalmer aan. Hij zocht naar 'n mooie Indianenuitrusting, 'n origineeeie wam pum, en iemand had hem verteld, dat ik 'n prachtexemplaar bezat. Ik was toen zoo n beetje duvelstoejager op een boerderij. Hij kwam op een goeden dag naar me toe, zag het ding 'en wilde het koopen! Het efenige wat ik toen broodnoodig had, warten de vijf honderd dollar voor het stuk land. De enkele dollars, die hij me zou bieden konden me toen niet gelukkiger maken. Ik was wanhopig besloten om die vijfhonderd dollar op de een of andere wijze te krijgen, en juist het feit, dat me dit met geen mogelijk heid wilde gelukken, deed me tot den meest stoutmoedigen en gelukkigen inval van m'n leven besluiten. Ik ging het wagen om mijn hoogste begeeren te ruilen voor m'n hoogste bezit. Vreemdeling, zei ik, hier is het ding, zooals je ziet, maar ik wil het je wel geven, als onderpand en rente op een leening. Ik heb vijf honderd dollar noodig om m'n leven mee te beginnen en ik zal je dit geven als voor schot op m'n interest. Hij zette aanvankelijk groote oogen op bij die zonderlinge woorden. Maar het was een echte Engelschman en hij hield zich Engelsch-rustig. Voor hoeveel tijd wensch je dc leening? vroeg hij, (.Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 12