Het hedendaagsche Ethiopië
en zijn geschiedenis
PREMIE-REIS
PASSIESPELEN
Droogte, droogte,
droogte
7 TOT 10 SEPTEMBER
JONG-ETHIOPISCHE
BEWEGING
De defensie van
Amerika
NIEUWE VERKEERSBRUG
NATIONALE BEDEVAART
NAAR DOKKUM
ONZE
DINSDAG 13 AUGUSTUS 1935
De huidige grenzen van het land
werden bepaald door de ver
overingen van Menelik
in 1882—'97
Stand der Koptische
Kerk
De minister van buitenlandsche
zaken wil een liberale
handelspolitiek
De Moerdijkbrug gaat drie meter
omhoog
Het werk aangevangen
ItaliëAbessinië
Notarieel examen
Geen regen is een ramp voor
den boer
Veertien dagen zou het
moeten regenen
Vredesmeeting te Rotterdam
Manifestatie van katholiciteit
BENOEMINGEN
In het Aartsbisdom
ONTAARDE MOEDER
naar de
Aanmelding verzocht
te TEGELEN, met bezoek en
verblijf te Düsseldorf en
Valkenburg, alsmede bezoek
aan de Brusselsche Wereld
tentoonstelling en verblijf te
Antwerpen wordt herhaald van
Morgen (Woensdag) vertrekt
de eerste groep deelnemers
aan dit vierdaagsche vacantie-
uitstapje per touring-car
(Bijzondere correspondentie)
De huidige grenzen van Abessinië, voor zoo
ver vastgesteld, zijn nog betrekkelijk jong.
Het Abessinië van 1882 vertegenwoordigde
®og niet de helft van het Ethiopische keizerrijk,
dat wij thans kennen.
De groote veroveringen vonden plaats onder
Menelik in 1882/97. In die periode werden de
grenzen van Abessinië bezuiden den Blauwen
Hijl uitgebreid. De volken, welke in die jaren
bij Abessinië ingelijfd werden, waren sedert
eeuwen onafhankelijk geweest, meerendeels on
der monarchaal regime. Zij verschilden van de
Abessiniërs in taal, ras, cultuur en godsdienst,
terwijl ook de topografische gesteldheid van
bun land geheel anders was. De voornaamste
zuidelijke wingewesten van Abessinië, die feite
lijk in een kolonialen status zijn komen te ver-
keeren, zijngHarrar, aan het hoofd waarvan een
emir stond, verder het koninkrijk Kaffa en het
sultanaat Djimma.
Harrar werd geregeerd door een Muselman-
sche dynastie, die in den loop der eeuwen
Voortdurend met Abessinië oorlog gevoerd heeft
en dikwijls een ernstig gevaar voor dit rijk is
geweest.
Door zijn relaties met de Mohammedaansche
eentra van Arabië en indirect met die van
Egypte en Indië heeft Harrar een aanmerkelijk
grootere cultuur bereikt dan het eigenlijke
Abessinië, hetgeen onder meer in een minder
Primitieve bouwkunst tot uiting komt. Harrar
staat dichter bij het Mohammedaansche Azië
ban bij de negerwereld.
Het koninkrijk Kaffa, een heidensch rijk, be
sloeg een uitgestrekte hoogvlakte, gelegen tus-
Schen den Witten Nijl en den Omo. Het werd
sedert 1300 door een eigen dynastie geregeerd.
De commercieele en politieke invloed van Kaffa
°P de omliggende landen was zeer groot. Het
land werd gerekend tot de rijkste streken van
Oost-Afrika.
Het Mohammedaansche sultanaat Djimma
ügt in het hooge dal van den Omo. In dit sul
tanaat was de grootste koffiecultuur van Oost-
Afrika gevestigd. Zijn Mohammedaansche scho
len waren de knooppunten van de Islamietische
cultuur, welke de geestesstroomingen van den
Soedan met die van Harrar en Arabië ver
bonden.
Harrar werd in 1887 door Menelik veroverd.
Ea een zeer moeilijken en bloedigen oorlog volg
de in 1897 Kaffa. Djimma werd in 1934 gean
nexeerd. Voordien was dit gebied wel schat
plichtig aan Abessinië, doch overigens auto
noom. Die schatplichtigheid werd aan Abba
Gifar, den sultan van Djimma, met wapenge
weld opgelegd. De tributen werden later ver
zwaard in de hoop den sultan bij zijn onder-
hoorige Galla's impopulair te maken, een opzet,
Welke echter mislukte. Tenslotte werden nog
tijdens het bewind van Abba Gifar Abessinische
beambten naar Djimma gezonden, die door den
sultan betaald moesten worden. Diens dood in
1934 werd het einde van de autonomie van het
land. De Galla's van Gimma hebbeh een vrij
WASHINGTON, 13 Aug. (Reuter.) President
Roosevelt heeft de wet onderteekend, waarbij
de aanleg van zes militaire vliegtuigbases in
Alaska en de Panamakanaal-zöne wordt góed-
Bekeurd. De president heeft eenigen tijd ge
leden verklaard, dat met den aanleg niet direct
Wordt begonnen en hü slechts principieel het
besluit goedkeurt.
Voorts is besloten tot de stichting van 24 mi
litaire centra, welke over geheel Amerika ver
spreid zullen ziggen. Met het oog op de open
bare veiligheid zal het aan burgervliegtuigen
tcrbodên zijn over deze centra heen te vliegen.
WASHINGTON, 12 Aug. (Reuter.) „In plaats
vsn een toevlucht te nemen tot een oorlog voor
bet, regelen van geschillen tusschen de naties,
is het beter het vertrouwen te doen toenemen",
c'dus verklaarde de Amerikaansche minister
Van Buitenlandsche Zaken, Huil.
„De wereld heeft politieke, finnncieele en
economische veiligheid noodig en indien de vol
ken der wereld toonen, dat zij den commer-
cieelen oorlog willen vervangen door een libe-
Iale handelspolitiek, welke op goede nabuur
schap is gebaseerd, dan zal het wereldherstel
'kardoor aanmerkelijk bespoedigd worden."
groot repertoir van min of meer melancholische
liederen. Een daarvan luidt:
„Beween uw armoede, gij arme
wees trotsch op uw rijkdom, o rijke
Maar wanneer de Abessiniër komt
Zijn wij beiden gelijk."
Dit vertolkt ongeveer de gevoelens van de
Galla's van Djimma, toen zij hun zelfbestuur
moesten prijsgeven.
Vroeger liet Addis Abeba de wingewesten door
hun eigen hoofden besturen, al werd er voor
gezorgd, dat die hoofden geen feitelijke macht
hadden, doch slechts in naam het gezag uit
oefenden. Om een voorbeeld te noemen: in het
gebied Lieka Lekemti, een Galla-land, dat
eveneens door Menelik veroverd is, werd het
opperhoofd Humsa Moroda gedwongen den
Abessinischen titel van „dedjaz" aan te nemen
en zijn naam te veranderen in het Ethiopische
„Gabre Egzihabner". Na zijn dood in 1926 werd
hij opgevolgd door zijn zoon. De Abessiniërs
wisten te bewerken, dat de zoon in conflict
kwam met de oude medewerkers van zijn vader
en zij lieten hem voor een Abessiniër doorgaan,
hetgeen hem den haat der bevolking op den
hals haalde. Tegelijkertijd werd hij echter
door de Abessiniërs om zijn Galla-afkomst ver
acht.
Bij de verovering van Kaffa werd de koning
van dat land naar Choa verbannen. Zijn gou
den kroon werd cadeau gedaan aan den Zwit-
serschen ingenieur lig, die haar in zijn parti
culiere collectie te Zürich bewaart. Een leger
overste van den koning en wel Catami Rascio
werd tot hoofd van Kaffa aangesteld. Een twee
tal jaren geleden werd deze echter om de een
of andere reden in de gevangenis geworpen.
Geleidelijk verdwijnt op deze wijze het systeem
van eigen hoofden in de wingewesten, vooral
onder invloed van de beweging der „Jonge
Ethiopiërs".
De militaire bezetting in de wingewesten
moet door de bevolking onderhouden worden en
dit geschiedt door het systeem van de zgn.
ghebbars, d.w.z. van den particulieren onder
houdsplicht. De bevolking moet aan den Abes
sinischen gouverneur een aantal families aan
wijzen, die soldaten zullen inkwartieren. Die fa
milies moeten een gedeelte van hun akkers ten
behoeve van den ingekwartierden soldaat be
bouwen en hem ook nog een deel van hun
overige oogsten en van hun vee afstaan. Er is
niet veel fantasie voor noodig, om te begrijpen
tot welke ondraaglijke toestanden dit systeem
voor vele families leiden moet. Tal van gezin
nen trachten zich dan ook steeds door de
vlucht aan de ghebbars te onttrekken, doch in
die gevallen moet de bevolking weer andere ge
zinnen aanwijzen en dit heeft soms ontvolking
van geheele landstreken ten gevolge.
Vele Abessinische hoofden hebben uit den
afschuw van de ghebbars een voordeelig zaakje
weten te slaan. Zij wisten van den Negus do
meinen te verkrijgen in het grensgebied tus
schen het eigenlijke Abessinië en de wingewes
ten. Zij maakten die domeinen tot vrijplaatsen,
waar men tegen hooge betaling kon wonen zon
der ghebbars-verplichtingen. In de meeste ge
vallen genoot men dit asylrecht echter slechts
gedurende een zekeren tijd, waarna opnieuw be
taling moest volgen, een weelde, welke zich
slechts weinig families kunnen getroosten.
Tot zoover over de wingewesten. Thans iets
over de verhoudingen in het eigenlijke
Abessinië. Voorzoover er van politieke
groepeeringen kan gesproken worden, zijn er
twee richtingen: de conservatieve en de vooruit
strevende. De chefs zijn vrijwel allen conserva
tief en verzetten zich tegen de invoering van
Westersche denkbeelden en systemen en wel in
naam van de oude Ethiopische traditie, aan
welke de overwinningen van Menelik een nieuw
prestige hadden verleend.
Volgens de conservatieven zijn de Semietische
volken van Abessinië door God uitverkoren.
Geieid door een souvereln van het geslacht van
Salomon, zoon van David, hebben zij de landen
veroverd van de Galla's en Sidama's, inferieure
rassen, bestemd om aan de overwinnaars te ge
hoorzamen en voor hen te werken. Wat zou er
gebeuren aldus de gedachtengang der conser
vatieven indien men zou trachten van Ethio
pië een modernen staat te maken, welks ont
staan men niet meer tot de Schrift doch tot
andere oorzaken zou moeten terugvoeren?
De vooruitstrevende richting wordt vertegen
woordigd door de beweging der Jonge Ethio
piërs.
De Jonge Ethiopiërs zijn bijna allen
opgevoed in een Levantijnsche omge
ving onder geëmigreerde Grieken, Arme
niërs en Syriërs, ook op protestantsche zen
dingsscholen, die veelal Levantijnsch georiën
teerd zijn. De Jong-Ethiopische beweging wil
breken met de traditie en het land in Wester-
schen zin reorganiseeren, ofschoon juist de
jongeren een feilen vreemdelingenhaat koeste
ren.
Overigens wil geen enkele jongere Ethiopiër
erkennen, dat zijn land nog verscheidene eeu
wen bij de moderne beschaving ten achter is
en dat alleen een geweldige cultureele en so
ciale hervorming het land op een niveau kan
brengen, dat niet al te ver bij dat van andere
staten ten achter blijft. Zij meenen, dat Abes
sinië reeds een zeer groot stuk op den weg
naar vooruitgang, of zooals zij dat noemen,
op den „weg naar het licht en den vrede"
heeft afgelegd.
Ook de buitenlanders dragen dikwijls bij tot
de Ethiopische zelfoverschatting. Zoo schreef
een Duitsche onderzoeker eenigen tijd gele
den eens in de bladen te Addis Abeba, dat
Abessinië al architectuur had, toen de Duit-
schers nog in beestenvellen liepen. Om de ha
ren van Dr. Goebbels ten berge te doen rijzen!
Van een spoor van architectuur is in het
eigenlijke Ethiopië echter niets te bekennen.
Zelfs de hoofdstad is een verzameling van groo-
tendeels leemen woningen en barakken. De
Duitscher had echter primitieve in de rotsen
uitgehouwen kerkjes van vroegere eeuwen ge
zien.
Een Fransche archeologische missie te Ad
dis Abeba dreef het gevlei zoover, dat zij ver
klaarde, dat de wieg van de Egyptische en
Grieksche beschaving in Ethiopië heeft ge
staan en de Abessiniërs nemen dit soort uit
latingen volkomen au sérieux.
Er heeft zich onder de „Jonge Ethiopiërs"
in den loop der laatste jaren een zeer geëxal
teerde stemming ontwikkeld, ook in de hoo-
gere kringen van het land. Toen Ras Tafari
naar Europa ging, zou hij zijn reis vergeleken
hebben met de zending van den H. Joannes
den Dooper, die den Messias aankondigde. Hij
zou den Westerschen mogendheden een procla
matie hebben doen toekomen, waarin gezegd
werd: „Parate viam Domini. De geest van
Ethiopië, d. i. van het Evangelie komt tot u."
Dit kan men althans lezen in een recentelijk
verschenen boek van de hand van den heer
Blattienghieta Herui, den tegenwoordigen mi
nister van buitenlandsche zaken van Abes-
De verhouding tusschen de Jonge Abes
siniërs en de Koptische Kerk in Ethiopië
is niet al te best. De jongeren verwij
ten die Kerk gebrek aan groeikracht en schrij
ven dat toe aan het feit, dat zy bestuurd
wordt door den metropoliet van Alexandrië
in plaats van door een nationaal hoofd. In
werkelijkheid heeft echter de metropoliet
slechts beperkten invloed over de Koptische
Kerk in Ethiopië. Haar gebrek aan groei
kracht heeft andere oorzaken.
De Koptische Kerk is in Abessinië een
staatskerk en heeft uit dien hoofde in de
wingewesten, welke de halve oppervlakte van
het Rijk beslaan, het odium op zich gekregen,
een politieke instelling van de veroveraars te
zijn. De kerken in veroverde gebieden werden
vooral voor de soldaten opgericht. Daarbij
kreeg de Koptische clerus in de wingewesten
het recht op ghebbars, waarvan druk gebruik
gemaakt werd, zoodat de niet-Koptische bevol
king de geestelijkheid te onderhouden kreeg,
waardoor de anti-Koptische gevoelens natuur
lijk danig werden versterkt. Zoodoende heeft
de Islam zich in die landen nog sterker kun
nen uitbreiden.
Er zijn wel enkele Galla-landen, waar het
Koptische Christendom een kans heeft ge
kregen, vooral als gevolg van interne politieke
oorzaken, bijv. wanneer naburige vijandige
Galla-stammen verwoed Mohammedaansch
waren. In die bedoelde streken is het Chris
tendom echter nauwelijks meer dan een ver
sluierd heidendom met wat Koptisch ceremo
nieel. In Choa is de clerus bovendien slechts
primitief ontwikkeld. Dit is een gevolg van
het feit, dat deze provincie langen tijd door
invallen van Galla-stammen geïsoleerd is ge
weest.
De Negus heeft de laatste jaren getracht
een toenadering te bereiken tusschen de Jong-
Ethiopische beweging en de Koptische Kerk.
Hij drong er op aan, dat de jongeren behalve
de staatsscholen ook de kerkelijke scholen
zouden bezoeken. Op de staatsscholen wordt
het onderwijs door buitenlanders en slechts in
vreemde talen gegeven. De kerkelijke scholen
zijn echter geheel en al op de handhaving
der Middeleeuwsche tradities en opvattingen
ingericht. De bestaande antithese is moeilijk
te overbruggen. De Koptische clerus schiet
door zijn gebrek aan aanpassingsvermogen te
kort. Aan den anderen kant is ook het stre
ven der Jong-Ethiopische Beweging bedenke
lijk, in zooverre, dat er zeer groote gevaren
in schuilen, indien het land een nieuwe cul
tuur moet ontvangen, uitsluitend door bui-
tenlandsch onderricht, zonder rekening te
houden met de nationale traditie, welke door
de Koptische Kerk vertegenwoordigd wordt.
Het enorme waterreservoir bij Marathon, dat is aangelegd om Athene geregeld
goed drinkwater te voorzien
Maandag zijn nabij de spoorbrug over eten
Moerdijk belangrijke werkten aangevangen. Deze
werken houden verband met den bouw van de
nieuwe verkeersbrug naast de bestaande spoor
wegbrug. De onderkant van de bestaande spoor
wegbrug ligt op ruim 5 90 M. boven N.A.P.; de
nieuwe verkeersbrug komt op 9 M. boven N.A.P.
Deze laatste hoogte is voldoende om de scheep
vaart gelegenheid te geven etider de brug door
te varen.
Zooals bekend, wordt de scheepvaart bij de
bestaande brug aan de Zuidzijde geleid door
een betrekkelijk kleine draaibrug, welke in ver
band met het drukke spoorwegverkeer slechts
op betrekkelijk weinig tijdstippen per etmaal
voor de scheepvaart kan worden geopend. De
thans begonnen werken dienen in de eerste
plaats voor het omhoog brengen van een ge
deelte der overspanningen van de spoorweg
brug en voor het opheffen van de bestaande
draaibrug.
De spoorbrug bestaat uit veertien over
spanning, elk van 100 meter lengte. De
vier Noordelijkste van deze overspanningen
blijven op het tegenwoordig peil liggen.
De overige overspanningen worden met een
geleidelijke helling tot negten meter boven
N.A.P. omhoog gebracht, zoodat de scheep
vaart, welke steeds het zuidelijk deel van
het vaarwater houdt, daar voldoende hoogte
onder de brug krijgt.
Maandag is men ten Zuiden van de Moerdijk-
brug, op ongeveer anderhalven km. afstand bij
wachtpost 22, begonnen met het talud te ver-
breeden en te verhoogten. In den nacht van
Zondag op Maandag hebben de noodige wis
selverleggingen op het spoorwegemplacemtent van
Lage Zwaluwe plaats gehad, omdat voorloopig
het treinverkeer vandaar tot de Moerdijk-
brug, reeds over enkel spoor evenals op de
brug zelf zal wordten geleid.
Wanneer de spoorbrug op voldoende hoogte
zal zijn gebracht een verhooging van ruim
3 meter dus zal de bestaande draaibrug
geen dienst meer behoeven te doen. Het kleine
kanaal aan de Zuidzijde van het vaarwater,
waarlangs de scheepvaart thans wordt geleid, 'en
waarover de spoorwegdraaibrug ligt, zal dan
wordten dichtgegooid.
Het geheele werk moet zoo mogelijk binnen
een jaar worden voltooid. Men hoopt bij het
begin van de nieuwe zomerdiengtregeling in
1S36 gereed te zijn. Het treinverkeer zal tijdens
de uitvoering van het werk zeer weinig stag
natie ondergaan. Slechts zal gedurende deze
periode met eenigszins beperkte snelheid over
de brug moeten wordten gereden.
Maandag, op den eersten dag van het werk
was de grootste vertraging in den treinenloop
slechts 72 minuten.
Het opvijzelen van de bruggedeelten geschiedt
door de Spoorwegen, afdeeling Weg en Werken,
in eigen beheer. Het verbreedten en ophoogen
van de spoorbaan ten het aanplempen van het
bestaande kanaaltje voor de scheepvaart, zal
worden uitgevoerd door de N.V. Spoorbouwbe-
drijf.
DEN HAAG. Geslaagd voor deel I:
Schimmel, Scherpenzeel.
P. E.
Al enkele dagen heeft het ernaar uitgezien,
dat de lucht zou gaan betrekken, en dat er
eindelijk, eindelijk eens wat regen zou komen,
maar het weer houdt zich goed, zoo goed, dat
het een ramp wordt voor de boeren op de zand
gronden. De vacantiegangers, die natuurlijk blij
zijn met het mooie warme weer en met het
uitblijven van regen, zullen hoogstens vinden,
dat het stoffig is op de wegen, maar ze zullen
niet vermoeden, dat datzelfde mooie meer voor
de boeren weinig minder dan een ramp begint
te worden.
Maak eens een tocht met de fiets of te voet
langs de kleine smalle paden tusschen de ak
kers en weiden. Mul en stoffig is de grond;
met de fiets is er bijna niet door te komen;
te voet gaat het, maar het stof dringt door
je schoenen en kleeren, tot in je huid. Het
zet zich op je gezicht, blijft daar kleven en
maakt je zwart als een nikker.
Het hofpad, dat ik moet gaan om bij den
boer op den akker te komen, is altijd zwart en
hard, maar nu is het fijngepulverd door de
zon, die er alle nat uit opgezogen heeft. De
zon, die iederen dag opnieuw steekt, of er
onweer komen zal, omdat de lucht hier en daar
betrekt, staat iederen avond weer strak-blauw
en regen komt er niet.
„Schoon weer, hè baas", zeg ik lachend te
gen den boer, om hem te plagen, „maar ge
zult er wel niet tevreden mee zijn, want dat
ben-de gullie nooit."
De baas vindt het niet zoo erg, dat ik dat
zoo tegen hem zeg. Hjj weet, dat ik lang ge
noeg heb rondgezworven over het platteland
en dikwijls genoeg bij hem ben geweest om
te weten, wat de boeren noodig hebben.
„Ja, ja, schoon weer voor jullie wel, voor de
heeren uit de stad is het nooit schoon ge
noeg. Maar die hebben ook niks anders te
doen, dan met een wandelstok en een pijp naar
de boeren te komen om te kijken wat werken
eigenlijk is. Voor jullie is het wel schoon
weer. Maar wat moet een boer met dit weer
doen. M'nen haver heb ik hier nou een dag
of veertien af, maar nou moet ge eens kijken,
hoe droog het is. Er wil toch niks meer
groeien."
Hij pakt een handvol grond op van het stop
pelveld. Zand, fijn stuifzand, dat hem zoo weer
uit de handen loopt, waar geen leven en geen
levenskracht meer in zit. Want anders is de
grond een levend iets, dat nu doodgeslagen is
door de zon.
Hij wijst me de wei van zijn buurman, waar
twaalf koeien op moeten grazen. De wei is
bruin-verbrand, dor en droog, verschroeid door
de hitte. Zijn buurman heeft de beesten bin
nengebracht, want op de wei kunnen ze niet
meer leven. „Hij geeft ze nou al wintervoer,
maar wat moet hij dan van den winter doen?
En als hü ze buiten laat staan, heeft hij geen
water voor de beesten om te drinken."
„En dan moet ge daar eens kijken," wijst
hij me, „dat veld met mangelpeeën. Daar komt
toch niks van terecht. Nee niks, want peeën
zijn voor meer dan driekwart water en hoe
moeten die nou groeien zonder regen? Regenen
moet het, mijnheer, regenen, wel veertien da
gen aan een stuk. En dan niet hard. Daar
hebben we niks aan, want dan loopt het weg,
zooals het neervalt, maar zachtjes; zoo'n straf
regentje, want dan komt er veel nat en kan
het erin trekken. En dat zou goed doen."
„Kom maar eens mee, dan zal ik u nog eens
wat laten zien." En de boer neemt me mee
naar zijn hof, vertelt me onderweg dat het
voor de boeren toch al zoo slecht is. Al die
crisismaatregelen doen het 'm ook niet. „Ze
bedoelen het wel goed, maar ik denk, dat ze 't
niet allemaal even secuur weten." Maar over
de crisismaatregelen praat ik met een boer lie
ver niet, want dat is geen simpel onderwerp.
„Nu moet u eens kijken naar m'n boonen",
zegt lHj in den hof. „Hier, ze staan gewoon
weg uit te drogen. Ze zijn zoo slap en zoo
droog als een touw." Ik pak ze vast. Geel en
zacht hangen ze, geel en zacht als de blade
ren, die verbrand zijn door de zon en de
droogte.
Ook voor de aardappelen is het meer dan el
lendig. Kleine knollen, die de moeite van het
uithalen bijna niet waard zijn. „Dat is heel wat
anders dan vijf jaar geleden. Toen konden we
ze bekant niet droog binnen krijgen. Maar ze
waren er tenminste. En nou!
Nee, mijnheer, ge zult van den winter niet
veel schoone aardappelen eten. Wacht maar,
dan zullen de heeren uit de stad ook wel we
ten, dat het nou voor de boeren veel en veel
te droog is geweest. En dan zouden ze ook
liever een vacantie met wat regen hebben ge
had."
„Veertien dagen, veertien dagen", mompelt
hij in zich zelf, „zou het moeten regenen."
„Als het zoo nog een paar weken duurt,
mijnheer," vertelt hij verder, „dan worden alle
boeren hier nog armer dan ze nou al zijn. Dan
heeft er niemand meer water, behalve Janne
daarginds." Hij wijst me een boerderij een mi
nuut of tien verderop. „Maar die heeft dan ook
eenen put van vijf en dertig meter diep. Die
heeft water zat. Maar wij," hij haalt de schou
ders op, „wij zitten dan heelemaal droog."
„Alla, mijnheer, we zullen aan ons moeder
maar een glas drinken gaan vragen, en dan
moet ik weer aan den gang. Ge hebt er wel
niet veel ambitie meer in, maar als ge den
moed laat zakken, hou-de heelemaal niks meer
over."
Terwijl ik dit zit te schrijven, is de lucht
weer aan het betrekken. Maar of we regen
zullen krijgen?
De veertien dagen stiefregen, die de boeren
van het zand zullen beschouwen als een eeni-
ge uitkomst in deze dorre droogte.
In het Gebouw voor Kunsten en Weten
schappen te Rotterdam was j.l. Maandag door
de samenwerkende landelijke organisaties een
protestvergadering belegd ter bespreking van
de oorlogsdreiging tusschen Italië en Abes
sinië. Door een zeer groot aantal belangstel
lenden werden de redevoeringen aangehoord,
die achtereenvolgens gehouden werden door dr.
P. A. J. Gerversman te Rotterdam, den heer
A. Pleijsier te Hilversum en Pater C. Timmer,
O. Carm. te Zenderen, hoofdredacteur van de
R.K. Vredeskrant, waarvan een extra-nummer
bij deze gelegenheid op groote schaal onder de
aanwezigen werd verspreid.
Dr. Gei-versman ving zijn rede aan met te ver
gelijken hetgeen reeds elders werd gedaan, spe
ciaal in Amerika en Engeland, o.a. door den
Aartsbisschop van Canterbury, als protest te
gen de maatregelen door Italië tegen Abessinië
genomen, en hetgeen hier te lande in dit op
zicht nog dient te geschieden.
Spr. wilde hier de politiek en de diplomatie
niet in heit geding brengen, doch alleen de
rechtskwestie aanroeren, waar het gaat om het
weder oproepen van de oorlogspsychose, in
Italië niet alleen, maar ook daar waar ze als
reactie op dreigt te treden, nauwelijks na het
langzaam verdwijnen er van.
Alleen het waarachtige christendom is in
staat een einde te maken aan de ellende, die
de oorlogspsychose meebrengt, door welk re
giem en tot welk doel zij ook wordt gesugge
reerd. Daartoe moet ons protest voortkomen
uit den diepsten drang van ons hart, wil het
overgenomen worden door gansch ons land en
zal het gehoord worden daarbuiten.
Hierna werd het woord gevoerd door den
heer Pleijsier, die speciaal wees op de gevolgen
der expansiezucht op koloniaal gebied, die nog
steeds hun invloed doen gelden. Nu Abessinië
aan de beurt schijnt gekomen te zijn van kolo
nisatie, dreigt daar de zoo verschrikkelijke
„hinderlagen-oorlog" uit te breken. Reeds om
deze reden dient alle aanleiding tot het uit
lokken van een conflict gegispt te worden. Dat
men om het verkrijgen van petroleum en an
dere grondstoffen de hand op Abessinië wil
leggen, moet ons dwingen tot protest.
Na een korte pauze trad vervolgens Pater
Caecilius Timmer O.Carm. als spreker op. Zijn
eer w. vestigde vooral de aandacht op de te
genstellingen in cultuur en volksaard, tusschen
de thans met een oorlog dreigende en bedreig
de volkeren. Ernstiger echter dan het tekort
aan cultuur aan de eene zijde, achtte spr. den
gewetensdwang en de gewetensdreiging van de
andere zijde. De Kath. Vredesbeweging staat
in oppositie tegen een dergelijken diepgang.
In theorie aanvaardt de moraal-theologie een
rechtvaardigen oorlog. Er zijn daarbij echter
steillige voorwaarden voor de rechtvaardiging
van een strijd tusschen volkeren en het geding
en spr. meent dat deze gemist worden in de
redenen, waarvoor Italië ten oorlog wordt ge
dreven door de huidige leiders des volks.
Er is geen onrecht aan Italië gedaan, waarop
het zich zou kunnen beroepen als reden tot
dezen strijd, als goed doel tot zijn rechtvaardi
ging. Ook als goed middel kan heit dezen oor
log niet verantwoorden, daar nog niet het?1
uiterste gedaan is om door een beter middel,
n.l. arbitrage, voldoening te verkrijgen, in ernst
wordt hieraan niets gedaan, zooals men kan
afleiden uit de wijze waarop de kwestie in den
Volkenbond wordt behandeld.
Spr. wees een oorlog van Italië tegen Abes
sinië af als onrechtvaardig en ongeoorloofd.
Aan het slot van de vergadering, die op
vlotte wijze geleid werd, door den voorzitter,
den heer Ko de Haan, Actie-secretaris van den
R.K. Vredesbond, had voorlezing plaats van de
volgende boodschappen, die verzonden zouden
worden namens de aanwezigen:
Zijne Excellentie Benito Mussolini,
Rome.
Gezamenlijke Vredesbonden in Neder
land, vertegenwoordigend een groot deel
der bevolking, dringen, in naam der men-
schelijkheid en beschaving, er op aan, te
genover Abessinië niet tot geweld over te
gaan.
Zijne Majesteit Haile Selassie, Addis
Abeba.
Gezamenlijke Vredesbonden in Neder
land, in massavergadering bijeen, spreken
den wensch uit, dat Abessinië voor een
oorlog behoed blijft. Zij zonden aan Vol
kenbond, Italië en Z. H. den Paus tele
grammen.
Zijne Heiligheid Paus Pius XI, Castel
Gandolfo.
Gezamenlijke Vredesbonden in Neder
land, vertegenwoordigend een groot deel
der bevolking, waaronder vele katholieken,
verzoeken Uwe Heiligheid Zijn machtigen
invloed aan te wenden ter voorkoming van
een oorlog ItaliëAbessinië.
Het is in Dokkum weer een heerlijke dag ge
weest, een dag waarin de pelgrimeerende ka
tholieken de vreugden beleefden van de vol
heid van hun geloof.
De Bisschoppen, die eerst voornemens wa
ren te komen, konden niet aanwezig zijn.
Reeds vroeg op den Zondag begon voor velen
de tocht met als eerste doel Frieslands hoofd
stad, waar des avonds in de statige St. Boni-
faciuskerk een plechtig Lof werd opgedragen
door den Hoogeerw. Heer Deken J. H. Vaas
van Leeuwarden met assistentie van de pastoors
Smit van Dokkum en Metz van Assen, tijdens
welk Lof de Zeereerw. heer G. de Geus, pastoor
van Huizum, een gloedvolle predikatie hield
naar aanleiding van de woorden: „En Jezus
zeide, Ik ben op aarde een vuur komen bren
gen en wat zal Ik anders doen dan het laten
branden?"
Treffend en scherp trok de gewijde redenaar
hierbij een lijn tusschen datgene wat St. Bo-
nifacius deed en wat wij doen, Hij, die louter
voor God werkte en wij die wel veel voor het
oog der menschen doen, maar die te lauw zijn
om offers te brengen om Hem te eeren.
Na het plechtig Lof, wat niet naliet een die
pen indruk te maken, volgde om 9 uur een
reünie in hotel Amicitia, waar o. m. ook aan
wezig was Mgr. Huurdeman, Vicaris-Generaal
van den Aartsbisschop.
Deze werd door pastoor Metz namens de
Broederschap en namens alle aanwezigen in
het bijzonder welkom geheeten.
Mgr. Huurdeman dankte voor de hartelijke
ontvangst en zeide dat Mgr. Jansen hem had
opgedragen zijn groote spijt te betuigen, dat
hü deze bedevaart niet kon meemaken. Wilt
allen voor Hem bidden.
Graag was Mgr. Jansen gekomen en het is
zeker geen geheim, dat het zijn hartewensch
is, St. Bonifacius in alles na te volgen en dat
hü graag bij de martelplaats zou willen ster
ven.
Gelukkig is Zijn opvolger ook een vurig be
vorderaar der Bonifacius-vereering en van de
pelgrimage. Hoe zou het ook anders van een
Fries kunnen worden verwacht?
Laten we dan ook niet alleen hartelü'k voor
Mgr. Jansen bidden, maar ook voor Zün op
volger, opdat Hij Zün zware taak vol heilig
vuur moge vervullen.
Verschillende sprekers voerden daarop nog
het woord, terwijl verder deze avond werd af
gewisseld met vocale en instrumentale mu
ziek onder leiding van den dirigent Jacq. Bos.
De duizenden trekken op
Maandagmorgen vroeg trokken de paar dui
zend pelgrims op naar Dokkum, waar aan het
station de lange stoet werd geformeerd om op
te trekken naar het prachtig martelveld en de
gebedsplaats, die geheel was gevuld, toen Mgr.
Huurdeman, geassisteerd door Deken J. H.
Vaas als presbyter assistens en de Dekens Van
den Hengel en Bux als diaken en subdiaken,
de plechtige Hoogmis opdroeg.
Het versterkte zangkoor Leeuwarden-Dok -
kum voerde de wisselende gezangen uit onder
leiding van den heer Jacq. Bos, terwijl de ge-
loovigen de Missa de Angelis zongen.
Het was de Weleerw. pater A. de Hart O.F.M.
uit Drachten die nu de predikatie hield naar
aanleiding van den tekst uit het Evangelie van
Johannes: „Hij kwam om getuigenis te geven
van het licht."
Des middags werd een plechtig Lof opgedra
gen door Mgr. Huurdeman met assistentie van
Deken Vaas, Deken Stockman en Dr. Post van
Rome.
Onder dit Lof hield Mgr. Huurdeman een
predikatie waarbij hü den geloovigen meedeel
de dat- Mgr. Jansen had verzocht als speciale
intentie te bidden voor geduld, veel geduld in
de ziekte die hem teistert.
Daarna trokken de duizenden in processie
door het Park. Het Allerheiligste werd mee
gedragen.
Een gloedvol en dankbaar „Magnificat" be
sloot dezen dag.
Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht heeft
benoemd tot Deken van het Dekenaat Amers
foort den zeereerw. heer P. J. M. Sandkuijl,
pastoor te Amersfoort (H. Ansfridus) en tot
pastoor te Amersfoort (H, Franc. Xav.) den
zeereerw. heer W. A. J. M. Oostveen; tot pas
toor te Oosterwierum den zeereeerw heer J. H.
Streppel; tot rector van het Gesticht „De Goe
de Herder" te Almelo den weleerw. heer J. A.
Tutert; tot pastoor te Haarle (O.) den zeereerw.
heer A. Th. L. Hasselbach en tot pastoor te
Enschede (H. Joh. Ap. en Ev.) den zeereerw.
heer G. H. I. Waanders.
Rijks- en gemeentepolitie te Roden (Gr.)
hebben, verdacht van doodslag op haar twee
jarig kindje, gearresteerd de moeder mej. J. H.
geboren B.
Het kindje is in emstigen toestand naar het
Academisch Ziekenhuis te Groningen over
gebracht.
Omstreeks half acht reed Maandagavond de
29-jarige motorrijder F .L. uit Wijk en Duin
op den Rüksweg tusschen Naarden en Muiden.
Uit de richting Amsterdam naderden eenige
auto's, die den motorrüder stuk voor stuk pas
seerden. De motorrüder werd echter door een
automobilist zóó krap gepasseerd, dat zijn
stuur geraakt werd. L. kwam hierdoor te val
len, terwül zün vrouw, die op de duo zat op
de berm werd geworpen. Zü werd, na voorloo
pig verbonden te zijn, per auto naar Amster
dam vervoerd. L. had geen noemenswaardig
letsel bekomen.
De automobilist is, na even gestopt te heb
ben doorgereden. Omstanders hebben zijn num
mer opgenomen.
Nochtans verzoekt de politie van Naarden
hem, zich eigener beweging tot haar te wen
den.