Het hedendaagsche Ethiopië en zijn geschiedenis PREMIE-REIS PASSIESPELEN Droogte, droogte, droogte 7 TOT 10 SEPTEMBER JONG-ETHIOPISCHE BEWEGING De defensie van Amerika NIEUWE VERKEERSBRUG NATIONALE BEDEVAART NAAR DOKKUM ONZE DINSDAG 13 AUGUSTUS 1935 De huidige grenzen van het land werden bepaald door de ver overingen van Menelik in 1882—'97 Stand der Koptische Kerk De minister van buitenlandsche zaken wil een liberale handelspolitiek De Moerdijkbrug gaat drie meter omhoog Het werk aangevangen ItaliëAbessinië Notarieel examen Geen regen is een ramp voor den boer Veertien dagen zou het moeten regenen Vredesmeeting te Rotterdam Manifestatie van katholiciteit BENOEMINGEN In het Aartsbisdom ONTAARDE MOEDER naar de Aanmelding verzocht te TEGELEN, met bezoek en verblijf te Düsseldorf en Valkenburg, alsmede bezoek aan de Brusselsche Wereld tentoonstelling en verblijf te Antwerpen wordt herhaald van Morgen (Woensdag) vertrekt de eerste groep deelnemers aan dit vierdaagsche vacantie- uitstapje per touring-car (Bijzondere correspondentie) De huidige grenzen van Abessinië, voor zoo ver vastgesteld, zijn nog betrekkelijk jong. Het Abessinië van 1882 vertegenwoordigde ®og niet de helft van het Ethiopische keizerrijk, dat wij thans kennen. De groote veroveringen vonden plaats onder Menelik in 1882/97. In die periode werden de grenzen van Abessinië bezuiden den Blauwen Hijl uitgebreid. De volken, welke in die jaren bij Abessinië ingelijfd werden, waren sedert eeuwen onafhankelijk geweest, meerendeels on der monarchaal regime. Zij verschilden van de Abessiniërs in taal, ras, cultuur en godsdienst, terwijl ook de topografische gesteldheid van bun land geheel anders was. De voornaamste zuidelijke wingewesten van Abessinië, die feite lijk in een kolonialen status zijn komen te ver- keeren, zijngHarrar, aan het hoofd waarvan een emir stond, verder het koninkrijk Kaffa en het sultanaat Djimma. Harrar werd geregeerd door een Muselman- sche dynastie, die in den loop der eeuwen Voortdurend met Abessinië oorlog gevoerd heeft en dikwijls een ernstig gevaar voor dit rijk is geweest. Door zijn relaties met de Mohammedaansche eentra van Arabië en indirect met die van Egypte en Indië heeft Harrar een aanmerkelijk grootere cultuur bereikt dan het eigenlijke Abessinië, hetgeen onder meer in een minder Primitieve bouwkunst tot uiting komt. Harrar staat dichter bij het Mohammedaansche Azië ban bij de negerwereld. Het koninkrijk Kaffa, een heidensch rijk, be sloeg een uitgestrekte hoogvlakte, gelegen tus- Schen den Witten Nijl en den Omo. Het werd sedert 1300 door een eigen dynastie geregeerd. De commercieele en politieke invloed van Kaffa °P de omliggende landen was zeer groot. Het land werd gerekend tot de rijkste streken van Oost-Afrika. Het Mohammedaansche sultanaat Djimma ügt in het hooge dal van den Omo. In dit sul tanaat was de grootste koffiecultuur van Oost- Afrika gevestigd. Zijn Mohammedaansche scho len waren de knooppunten van de Islamietische cultuur, welke de geestesstroomingen van den Soedan met die van Harrar en Arabië ver bonden. Harrar werd in 1887 door Menelik veroverd. Ea een zeer moeilijken en bloedigen oorlog volg de in 1897 Kaffa. Djimma werd in 1934 gean nexeerd. Voordien was dit gebied wel schat plichtig aan Abessinië, doch overigens auto noom. Die schatplichtigheid werd aan Abba Gifar, den sultan van Djimma, met wapenge weld opgelegd. De tributen werden later ver zwaard in de hoop den sultan bij zijn onder- hoorige Galla's impopulair te maken, een opzet, Welke echter mislukte. Tenslotte werden nog tijdens het bewind van Abba Gifar Abessinische beambten naar Djimma gezonden, die door den sultan betaald moesten worden. Diens dood in 1934 werd het einde van de autonomie van het land. De Galla's van Gimma hebbeh een vrij WASHINGTON, 13 Aug. (Reuter.) President Roosevelt heeft de wet onderteekend, waarbij de aanleg van zes militaire vliegtuigbases in Alaska en de Panamakanaal-zöne wordt góed- Bekeurd. De president heeft eenigen tijd ge leden verklaard, dat met den aanleg niet direct Wordt begonnen en hü slechts principieel het besluit goedkeurt. Voorts is besloten tot de stichting van 24 mi litaire centra, welke over geheel Amerika ver spreid zullen ziggen. Met het oog op de open bare veiligheid zal het aan burgervliegtuigen tcrbodên zijn over deze centra heen te vliegen. WASHINGTON, 12 Aug. (Reuter.) „In plaats vsn een toevlucht te nemen tot een oorlog voor bet, regelen van geschillen tusschen de naties, is het beter het vertrouwen te doen toenemen", c'dus verklaarde de Amerikaansche minister Van Buitenlandsche Zaken, Huil. „De wereld heeft politieke, finnncieele en economische veiligheid noodig en indien de vol ken der wereld toonen, dat zij den commer- cieelen oorlog willen vervangen door een libe- Iale handelspolitiek, welke op goede nabuur schap is gebaseerd, dan zal het wereldherstel 'kardoor aanmerkelijk bespoedigd worden." groot repertoir van min of meer melancholische liederen. Een daarvan luidt: „Beween uw armoede, gij arme wees trotsch op uw rijkdom, o rijke Maar wanneer de Abessiniër komt Zijn wij beiden gelijk." Dit vertolkt ongeveer de gevoelens van de Galla's van Djimma, toen zij hun zelfbestuur moesten prijsgeven. Vroeger liet Addis Abeba de wingewesten door hun eigen hoofden besturen, al werd er voor gezorgd, dat die hoofden geen feitelijke macht hadden, doch slechts in naam het gezag uit oefenden. Om een voorbeeld te noemen: in het gebied Lieka Lekemti, een Galla-land, dat eveneens door Menelik veroverd is, werd het opperhoofd Humsa Moroda gedwongen den Abessinischen titel van „dedjaz" aan te nemen en zijn naam te veranderen in het Ethiopische „Gabre Egzihabner". Na zijn dood in 1926 werd hij opgevolgd door zijn zoon. De Abessiniërs wisten te bewerken, dat de zoon in conflict kwam met de oude medewerkers van zijn vader en zij lieten hem voor een Abessiniër doorgaan, hetgeen hem den haat der bevolking op den hals haalde. Tegelijkertijd werd hij echter door de Abessiniërs om zijn Galla-afkomst ver acht. Bij de verovering van Kaffa werd de koning van dat land naar Choa verbannen. Zijn gou den kroon werd cadeau gedaan aan den Zwit- serschen ingenieur lig, die haar in zijn parti culiere collectie te Zürich bewaart. Een leger overste van den koning en wel Catami Rascio werd tot hoofd van Kaffa aangesteld. Een twee tal jaren geleden werd deze echter om de een of andere reden in de gevangenis geworpen. Geleidelijk verdwijnt op deze wijze het systeem van eigen hoofden in de wingewesten, vooral onder invloed van de beweging der „Jonge Ethiopiërs". De militaire bezetting in de wingewesten moet door de bevolking onderhouden worden en dit geschiedt door het systeem van de zgn. ghebbars, d.w.z. van den particulieren onder houdsplicht. De bevolking moet aan den Abes sinischen gouverneur een aantal families aan wijzen, die soldaten zullen inkwartieren. Die fa milies moeten een gedeelte van hun akkers ten behoeve van den ingekwartierden soldaat be bouwen en hem ook nog een deel van hun overige oogsten en van hun vee afstaan. Er is niet veel fantasie voor noodig, om te begrijpen tot welke ondraaglijke toestanden dit systeem voor vele families leiden moet. Tal van gezin nen trachten zich dan ook steeds door de vlucht aan de ghebbars te onttrekken, doch in die gevallen moet de bevolking weer andere ge zinnen aanwijzen en dit heeft soms ontvolking van geheele landstreken ten gevolge. Vele Abessinische hoofden hebben uit den afschuw van de ghebbars een voordeelig zaakje weten te slaan. Zij wisten van den Negus do meinen te verkrijgen in het grensgebied tus schen het eigenlijke Abessinië en de wingewes ten. Zij maakten die domeinen tot vrijplaatsen, waar men tegen hooge betaling kon wonen zon der ghebbars-verplichtingen. In de meeste ge vallen genoot men dit asylrecht echter slechts gedurende een zekeren tijd, waarna opnieuw be taling moest volgen, een weelde, welke zich slechts weinig families kunnen getroosten. Tot zoover over de wingewesten. Thans iets over de verhoudingen in het eigenlijke Abessinië. Voorzoover er van politieke groepeeringen kan gesproken worden, zijn er twee richtingen: de conservatieve en de vooruit strevende. De chefs zijn vrijwel allen conserva tief en verzetten zich tegen de invoering van Westersche denkbeelden en systemen en wel in naam van de oude Ethiopische traditie, aan welke de overwinningen van Menelik een nieuw prestige hadden verleend. Volgens de conservatieven zijn de Semietische volken van Abessinië door God uitverkoren. Geieid door een souvereln van het geslacht van Salomon, zoon van David, hebben zij de landen veroverd van de Galla's en Sidama's, inferieure rassen, bestemd om aan de overwinnaars te ge hoorzamen en voor hen te werken. Wat zou er gebeuren aldus de gedachtengang der conser vatieven indien men zou trachten van Ethio pië een modernen staat te maken, welks ont staan men niet meer tot de Schrift doch tot andere oorzaken zou moeten terugvoeren? De vooruitstrevende richting wordt vertegen woordigd door de beweging der Jonge Ethio piërs. De Jonge Ethiopiërs zijn bijna allen opgevoed in een Levantijnsche omge ving onder geëmigreerde Grieken, Arme niërs en Syriërs, ook op protestantsche zen dingsscholen, die veelal Levantijnsch georiën teerd zijn. De Jong-Ethiopische beweging wil breken met de traditie en het land in Wester- schen zin reorganiseeren, ofschoon juist de jongeren een feilen vreemdelingenhaat koeste ren. Overigens wil geen enkele jongere Ethiopiër erkennen, dat zijn land nog verscheidene eeu wen bij de moderne beschaving ten achter is en dat alleen een geweldige cultureele en so ciale hervorming het land op een niveau kan brengen, dat niet al te ver bij dat van andere staten ten achter blijft. Zij meenen, dat Abes sinië reeds een zeer groot stuk op den weg naar vooruitgang, of zooals zij dat noemen, op den „weg naar het licht en den vrede" heeft afgelegd. Ook de buitenlanders dragen dikwijls bij tot de Ethiopische zelfoverschatting. Zoo schreef een Duitsche onderzoeker eenigen tijd gele den eens in de bladen te Addis Abeba, dat Abessinië al architectuur had, toen de Duit- schers nog in beestenvellen liepen. Om de ha ren van Dr. Goebbels ten berge te doen rijzen! Van een spoor van architectuur is in het eigenlijke Ethiopië echter niets te bekennen. Zelfs de hoofdstad is een verzameling van groo- tendeels leemen woningen en barakken. De Duitscher had echter primitieve in de rotsen uitgehouwen kerkjes van vroegere eeuwen ge zien. Een Fransche archeologische missie te Ad dis Abeba dreef het gevlei zoover, dat zij ver klaarde, dat de wieg van de Egyptische en Grieksche beschaving in Ethiopië heeft ge staan en de Abessiniërs nemen dit soort uit latingen volkomen au sérieux. Er heeft zich onder de „Jonge Ethiopiërs" in den loop der laatste jaren een zeer geëxal teerde stemming ontwikkeld, ook in de hoo- gere kringen van het land. Toen Ras Tafari naar Europa ging, zou hij zijn reis vergeleken hebben met de zending van den H. Joannes den Dooper, die den Messias aankondigde. Hij zou den Westerschen mogendheden een procla matie hebben doen toekomen, waarin gezegd werd: „Parate viam Domini. De geest van Ethiopië, d. i. van het Evangelie komt tot u." Dit kan men althans lezen in een recentelijk verschenen boek van de hand van den heer Blattienghieta Herui, den tegenwoordigen mi nister van buitenlandsche zaken van Abes- De verhouding tusschen de Jonge Abes siniërs en de Koptische Kerk in Ethiopië is niet al te best. De jongeren verwij ten die Kerk gebrek aan groeikracht en schrij ven dat toe aan het feit, dat zy bestuurd wordt door den metropoliet van Alexandrië in plaats van door een nationaal hoofd. In werkelijkheid heeft echter de metropoliet slechts beperkten invloed over de Koptische Kerk in Ethiopië. Haar gebrek aan groei kracht heeft andere oorzaken. De Koptische Kerk is in Abessinië een staatskerk en heeft uit dien hoofde in de wingewesten, welke de halve oppervlakte van het Rijk beslaan, het odium op zich gekregen, een politieke instelling van de veroveraars te zijn. De kerken in veroverde gebieden werden vooral voor de soldaten opgericht. Daarbij kreeg de Koptische clerus in de wingewesten het recht op ghebbars, waarvan druk gebruik gemaakt werd, zoodat de niet-Koptische bevol king de geestelijkheid te onderhouden kreeg, waardoor de anti-Koptische gevoelens natuur lijk danig werden versterkt. Zoodoende heeft de Islam zich in die landen nog sterker kun nen uitbreiden. Er zijn wel enkele Galla-landen, waar het Koptische Christendom een kans heeft ge kregen, vooral als gevolg van interne politieke oorzaken, bijv. wanneer naburige vijandige Galla-stammen verwoed Mohammedaansch waren. In die bedoelde streken is het Chris tendom echter nauwelijks meer dan een ver sluierd heidendom met wat Koptisch ceremo nieel. In Choa is de clerus bovendien slechts primitief ontwikkeld. Dit is een gevolg van het feit, dat deze provincie langen tijd door invallen van Galla-stammen geïsoleerd is ge weest. De Negus heeft de laatste jaren getracht een toenadering te bereiken tusschen de Jong- Ethiopische beweging en de Koptische Kerk. Hij drong er op aan, dat de jongeren behalve de staatsscholen ook de kerkelijke scholen zouden bezoeken. Op de staatsscholen wordt het onderwijs door buitenlanders en slechts in vreemde talen gegeven. De kerkelijke scholen zijn echter geheel en al op de handhaving der Middeleeuwsche tradities en opvattingen ingericht. De bestaande antithese is moeilijk te overbruggen. De Koptische clerus schiet door zijn gebrek aan aanpassingsvermogen te kort. Aan den anderen kant is ook het stre ven der Jong-Ethiopische Beweging bedenke lijk, in zooverre, dat er zeer groote gevaren in schuilen, indien het land een nieuwe cul tuur moet ontvangen, uitsluitend door bui- tenlandsch onderricht, zonder rekening te houden met de nationale traditie, welke door de Koptische Kerk vertegenwoordigd wordt. Het enorme waterreservoir bij Marathon, dat is aangelegd om Athene geregeld goed drinkwater te voorzien Maandag zijn nabij de spoorbrug over eten Moerdijk belangrijke werkten aangevangen. Deze werken houden verband met den bouw van de nieuwe verkeersbrug naast de bestaande spoor wegbrug. De onderkant van de bestaande spoor wegbrug ligt op ruim 5 90 M. boven N.A.P.; de nieuwe verkeersbrug komt op 9 M. boven N.A.P. Deze laatste hoogte is voldoende om de scheep vaart gelegenheid te geven etider de brug door te varen. Zooals bekend, wordt de scheepvaart bij de bestaande brug aan de Zuidzijde geleid door een betrekkelijk kleine draaibrug, welke in ver band met het drukke spoorwegverkeer slechts op betrekkelijk weinig tijdstippen per etmaal voor de scheepvaart kan worden geopend. De thans begonnen werken dienen in de eerste plaats voor het omhoog brengen van een ge deelte der overspanningen van de spoorweg brug en voor het opheffen van de bestaande draaibrug. De spoorbrug bestaat uit veertien over spanning, elk van 100 meter lengte. De vier Noordelijkste van deze overspanningen blijven op het tegenwoordig peil liggen. De overige overspanningen worden met een geleidelijke helling tot negten meter boven N.A.P. omhoog gebracht, zoodat de scheep vaart, welke steeds het zuidelijk deel van het vaarwater houdt, daar voldoende hoogte onder de brug krijgt. Maandag is men ten Zuiden van de Moerdijk- brug, op ongeveer anderhalven km. afstand bij wachtpost 22, begonnen met het talud te ver- breeden en te verhoogten. In den nacht van Zondag op Maandag hebben de noodige wis selverleggingen op het spoorwegemplacemtent van Lage Zwaluwe plaats gehad, omdat voorloopig het treinverkeer vandaar tot de Moerdijk- brug, reeds over enkel spoor evenals op de brug zelf zal wordten geleid. Wanneer de spoorbrug op voldoende hoogte zal zijn gebracht een verhooging van ruim 3 meter dus zal de bestaande draaibrug geen dienst meer behoeven te doen. Het kleine kanaal aan de Zuidzijde van het vaarwater, waarlangs de scheepvaart thans wordt geleid, 'en waarover de spoorwegdraaibrug ligt, zal dan wordten dichtgegooid. Het geheele werk moet zoo mogelijk binnen een jaar worden voltooid. Men hoopt bij het begin van de nieuwe zomerdiengtregeling in 1S36 gereed te zijn. Het treinverkeer zal tijdens de uitvoering van het werk zeer weinig stag natie ondergaan. Slechts zal gedurende deze periode met eenigszins beperkte snelheid over de brug moeten wordten gereden. Maandag, op den eersten dag van het werk was de grootste vertraging in den treinenloop slechts 72 minuten. Het opvijzelen van de bruggedeelten geschiedt door de Spoorwegen, afdeeling Weg en Werken, in eigen beheer. Het verbreedten en ophoogen van de spoorbaan ten het aanplempen van het bestaande kanaaltje voor de scheepvaart, zal worden uitgevoerd door de N.V. Spoorbouwbe- drijf. DEN HAAG. Geslaagd voor deel I: Schimmel, Scherpenzeel. P. E. Al enkele dagen heeft het ernaar uitgezien, dat de lucht zou gaan betrekken, en dat er eindelijk, eindelijk eens wat regen zou komen, maar het weer houdt zich goed, zoo goed, dat het een ramp wordt voor de boeren op de zand gronden. De vacantiegangers, die natuurlijk blij zijn met het mooie warme weer en met het uitblijven van regen, zullen hoogstens vinden, dat het stoffig is op de wegen, maar ze zullen niet vermoeden, dat datzelfde mooie meer voor de boeren weinig minder dan een ramp begint te worden. Maak eens een tocht met de fiets of te voet langs de kleine smalle paden tusschen de ak kers en weiden. Mul en stoffig is de grond; met de fiets is er bijna niet door te komen; te voet gaat het, maar het stof dringt door je schoenen en kleeren, tot in je huid. Het zet zich op je gezicht, blijft daar kleven en maakt je zwart als een nikker. Het hofpad, dat ik moet gaan om bij den boer op den akker te komen, is altijd zwart en hard, maar nu is het fijngepulverd door de zon, die er alle nat uit opgezogen heeft. De zon, die iederen dag opnieuw steekt, of er onweer komen zal, omdat de lucht hier en daar betrekt, staat iederen avond weer strak-blauw en regen komt er niet. „Schoon weer, hè baas", zeg ik lachend te gen den boer, om hem te plagen, „maar ge zult er wel niet tevreden mee zijn, want dat ben-de gullie nooit." De baas vindt het niet zoo erg, dat ik dat zoo tegen hem zeg. Hjj weet, dat ik lang ge noeg heb rondgezworven over het platteland en dikwijls genoeg bij hem ben geweest om te weten, wat de boeren noodig hebben. „Ja, ja, schoon weer voor jullie wel, voor de heeren uit de stad is het nooit schoon ge noeg. Maar die hebben ook niks anders te doen, dan met een wandelstok en een pijp naar de boeren te komen om te kijken wat werken eigenlijk is. Voor jullie is het wel schoon weer. Maar wat moet een boer met dit weer doen. M'nen haver heb ik hier nou een dag of veertien af, maar nou moet ge eens kijken, hoe droog het is. Er wil toch niks meer groeien." Hij pakt een handvol grond op van het stop pelveld. Zand, fijn stuifzand, dat hem zoo weer uit de handen loopt, waar geen leven en geen levenskracht meer in zit. Want anders is de grond een levend iets, dat nu doodgeslagen is door de zon. Hij wijst me de wei van zijn buurman, waar twaalf koeien op moeten grazen. De wei is bruin-verbrand, dor en droog, verschroeid door de hitte. Zijn buurman heeft de beesten bin nengebracht, want op de wei kunnen ze niet meer leven. „Hij geeft ze nou al wintervoer, maar wat moet hij dan van den winter doen? En als hü ze buiten laat staan, heeft hij geen water voor de beesten om te drinken." „En dan moet ge daar eens kijken," wijst hij me, „dat veld met mangelpeeën. Daar komt toch niks van terecht. Nee niks, want peeën zijn voor meer dan driekwart water en hoe moeten die nou groeien zonder regen? Regenen moet het, mijnheer, regenen, wel veertien da gen aan een stuk. En dan niet hard. Daar hebben we niks aan, want dan loopt het weg, zooals het neervalt, maar zachtjes; zoo'n straf regentje, want dan komt er veel nat en kan het erin trekken. En dat zou goed doen." „Kom maar eens mee, dan zal ik u nog eens wat laten zien." En de boer neemt me mee naar zijn hof, vertelt me onderweg dat het voor de boeren toch al zoo slecht is. Al die crisismaatregelen doen het 'm ook niet. „Ze bedoelen het wel goed, maar ik denk, dat ze 't niet allemaal even secuur weten." Maar over de crisismaatregelen praat ik met een boer lie ver niet, want dat is geen simpel onderwerp. „Nu moet u eens kijken naar m'n boonen", zegt lHj in den hof. „Hier, ze staan gewoon weg uit te drogen. Ze zijn zoo slap en zoo droog als een touw." Ik pak ze vast. Geel en zacht hangen ze, geel en zacht als de blade ren, die verbrand zijn door de zon en de droogte. Ook voor de aardappelen is het meer dan el lendig. Kleine knollen, die de moeite van het uithalen bijna niet waard zijn. „Dat is heel wat anders dan vijf jaar geleden. Toen konden we ze bekant niet droog binnen krijgen. Maar ze waren er tenminste. En nou! Nee, mijnheer, ge zult van den winter niet veel schoone aardappelen eten. Wacht maar, dan zullen de heeren uit de stad ook wel we ten, dat het nou voor de boeren veel en veel te droog is geweest. En dan zouden ze ook liever een vacantie met wat regen hebben ge had." „Veertien dagen, veertien dagen", mompelt hij in zich zelf, „zou het moeten regenen." „Als het zoo nog een paar weken duurt, mijnheer," vertelt hij verder, „dan worden alle boeren hier nog armer dan ze nou al zijn. Dan heeft er niemand meer water, behalve Janne daarginds." Hij wijst me een boerderij een mi nuut of tien verderop. „Maar die heeft dan ook eenen put van vijf en dertig meter diep. Die heeft water zat. Maar wij," hij haalt de schou ders op, „wij zitten dan heelemaal droog." „Alla, mijnheer, we zullen aan ons moeder maar een glas drinken gaan vragen, en dan moet ik weer aan den gang. Ge hebt er wel niet veel ambitie meer in, maar als ge den moed laat zakken, hou-de heelemaal niks meer over." Terwijl ik dit zit te schrijven, is de lucht weer aan het betrekken. Maar of we regen zullen krijgen? De veertien dagen stiefregen, die de boeren van het zand zullen beschouwen als een eeni- ge uitkomst in deze dorre droogte. In het Gebouw voor Kunsten en Weten schappen te Rotterdam was j.l. Maandag door de samenwerkende landelijke organisaties een protestvergadering belegd ter bespreking van de oorlogsdreiging tusschen Italië en Abes sinië. Door een zeer groot aantal belangstel lenden werden de redevoeringen aangehoord, die achtereenvolgens gehouden werden door dr. P. A. J. Gerversman te Rotterdam, den heer A. Pleijsier te Hilversum en Pater C. Timmer, O. Carm. te Zenderen, hoofdredacteur van de R.K. Vredeskrant, waarvan een extra-nummer bij deze gelegenheid op groote schaal onder de aanwezigen werd verspreid. Dr. Gei-versman ving zijn rede aan met te ver gelijken hetgeen reeds elders werd gedaan, spe ciaal in Amerika en Engeland, o.a. door den Aartsbisschop van Canterbury, als protest te gen de maatregelen door Italië tegen Abessinië genomen, en hetgeen hier te lande in dit op zicht nog dient te geschieden. Spr. wilde hier de politiek en de diplomatie niet in heit geding brengen, doch alleen de rechtskwestie aanroeren, waar het gaat om het weder oproepen van de oorlogspsychose, in Italië niet alleen, maar ook daar waar ze als reactie op dreigt te treden, nauwelijks na het langzaam verdwijnen er van. Alleen het waarachtige christendom is in staat een einde te maken aan de ellende, die de oorlogspsychose meebrengt, door welk re giem en tot welk doel zij ook wordt gesugge reerd. Daartoe moet ons protest voortkomen uit den diepsten drang van ons hart, wil het overgenomen worden door gansch ons land en zal het gehoord worden daarbuiten. Hierna werd het woord gevoerd door den heer Pleijsier, die speciaal wees op de gevolgen der expansiezucht op koloniaal gebied, die nog steeds hun invloed doen gelden. Nu Abessinië aan de beurt schijnt gekomen te zijn van kolo nisatie, dreigt daar de zoo verschrikkelijke „hinderlagen-oorlog" uit te breken. Reeds om deze reden dient alle aanleiding tot het uit lokken van een conflict gegispt te worden. Dat men om het verkrijgen van petroleum en an dere grondstoffen de hand op Abessinië wil leggen, moet ons dwingen tot protest. Na een korte pauze trad vervolgens Pater Caecilius Timmer O.Carm. als spreker op. Zijn eer w. vestigde vooral de aandacht op de te genstellingen in cultuur en volksaard, tusschen de thans met een oorlog dreigende en bedreig de volkeren. Ernstiger echter dan het tekort aan cultuur aan de eene zijde, achtte spr. den gewetensdwang en de gewetensdreiging van de andere zijde. De Kath. Vredesbeweging staat in oppositie tegen een dergelijken diepgang. In theorie aanvaardt de moraal-theologie een rechtvaardigen oorlog. Er zijn daarbij echter steillige voorwaarden voor de rechtvaardiging van een strijd tusschen volkeren en het geding en spr. meent dat deze gemist worden in de redenen, waarvoor Italië ten oorlog wordt ge dreven door de huidige leiders des volks. Er is geen onrecht aan Italië gedaan, waarop het zich zou kunnen beroepen als reden tot dezen strijd, als goed doel tot zijn rechtvaardi ging. Ook als goed middel kan heit dezen oor log niet verantwoorden, daar nog niet het?1 uiterste gedaan is om door een beter middel, n.l. arbitrage, voldoening te verkrijgen, in ernst wordt hieraan niets gedaan, zooals men kan afleiden uit de wijze waarop de kwestie in den Volkenbond wordt behandeld. Spr. wees een oorlog van Italië tegen Abes sinië af als onrechtvaardig en ongeoorloofd. Aan het slot van de vergadering, die op vlotte wijze geleid werd, door den voorzitter, den heer Ko de Haan, Actie-secretaris van den R.K. Vredesbond, had voorlezing plaats van de volgende boodschappen, die verzonden zouden worden namens de aanwezigen: Zijne Excellentie Benito Mussolini, Rome. Gezamenlijke Vredesbonden in Neder land, vertegenwoordigend een groot deel der bevolking, dringen, in naam der men- schelijkheid en beschaving, er op aan, te genover Abessinië niet tot geweld over te gaan. Zijne Majesteit Haile Selassie, Addis Abeba. Gezamenlijke Vredesbonden in Neder land, in massavergadering bijeen, spreken den wensch uit, dat Abessinië voor een oorlog behoed blijft. Zij zonden aan Vol kenbond, Italië en Z. H. den Paus tele grammen. Zijne Heiligheid Paus Pius XI, Castel Gandolfo. Gezamenlijke Vredesbonden in Neder land, vertegenwoordigend een groot deel der bevolking, waaronder vele katholieken, verzoeken Uwe Heiligheid Zijn machtigen invloed aan te wenden ter voorkoming van een oorlog ItaliëAbessinië. Het is in Dokkum weer een heerlijke dag ge weest, een dag waarin de pelgrimeerende ka tholieken de vreugden beleefden van de vol heid van hun geloof. De Bisschoppen, die eerst voornemens wa ren te komen, konden niet aanwezig zijn. Reeds vroeg op den Zondag begon voor velen de tocht met als eerste doel Frieslands hoofd stad, waar des avonds in de statige St. Boni- faciuskerk een plechtig Lof werd opgedragen door den Hoogeerw. Heer Deken J. H. Vaas van Leeuwarden met assistentie van de pastoors Smit van Dokkum en Metz van Assen, tijdens welk Lof de Zeereerw. heer G. de Geus, pastoor van Huizum, een gloedvolle predikatie hield naar aanleiding van de woorden: „En Jezus zeide, Ik ben op aarde een vuur komen bren gen en wat zal Ik anders doen dan het laten branden?" Treffend en scherp trok de gewijde redenaar hierbij een lijn tusschen datgene wat St. Bo- nifacius deed en wat wij doen, Hij, die louter voor God werkte en wij die wel veel voor het oog der menschen doen, maar die te lauw zijn om offers te brengen om Hem te eeren. Na het plechtig Lof, wat niet naliet een die pen indruk te maken, volgde om 9 uur een reünie in hotel Amicitia, waar o. m. ook aan wezig was Mgr. Huurdeman, Vicaris-Generaal van den Aartsbisschop. Deze werd door pastoor Metz namens de Broederschap en namens alle aanwezigen in het bijzonder welkom geheeten. Mgr. Huurdeman dankte voor de hartelijke ontvangst en zeide dat Mgr. Jansen hem had opgedragen zijn groote spijt te betuigen, dat hü deze bedevaart niet kon meemaken. Wilt allen voor Hem bidden. Graag was Mgr. Jansen gekomen en het is zeker geen geheim, dat het zijn hartewensch is, St. Bonifacius in alles na te volgen en dat hü graag bij de martelplaats zou willen ster ven. Gelukkig is Zijn opvolger ook een vurig be vorderaar der Bonifacius-vereering en van de pelgrimage. Hoe zou het ook anders van een Fries kunnen worden verwacht? Laten we dan ook niet alleen hartelü'k voor Mgr. Jansen bidden, maar ook voor Zün op volger, opdat Hij Zün zware taak vol heilig vuur moge vervullen. Verschillende sprekers voerden daarop nog het woord, terwijl verder deze avond werd af gewisseld met vocale en instrumentale mu ziek onder leiding van den dirigent Jacq. Bos. De duizenden trekken op Maandagmorgen vroeg trokken de paar dui zend pelgrims op naar Dokkum, waar aan het station de lange stoet werd geformeerd om op te trekken naar het prachtig martelveld en de gebedsplaats, die geheel was gevuld, toen Mgr. Huurdeman, geassisteerd door Deken J. H. Vaas als presbyter assistens en de Dekens Van den Hengel en Bux als diaken en subdiaken, de plechtige Hoogmis opdroeg. Het versterkte zangkoor Leeuwarden-Dok - kum voerde de wisselende gezangen uit onder leiding van den heer Jacq. Bos, terwijl de ge- loovigen de Missa de Angelis zongen. Het was de Weleerw. pater A. de Hart O.F.M. uit Drachten die nu de predikatie hield naar aanleiding van den tekst uit het Evangelie van Johannes: „Hij kwam om getuigenis te geven van het licht." Des middags werd een plechtig Lof opgedra gen door Mgr. Huurdeman met assistentie van Deken Vaas, Deken Stockman en Dr. Post van Rome. Onder dit Lof hield Mgr. Huurdeman een predikatie waarbij hü den geloovigen meedeel de dat- Mgr. Jansen had verzocht als speciale intentie te bidden voor geduld, veel geduld in de ziekte die hem teistert. Daarna trokken de duizenden in processie door het Park. Het Allerheiligste werd mee gedragen. Een gloedvol en dankbaar „Magnificat" be sloot dezen dag. Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht heeft benoemd tot Deken van het Dekenaat Amers foort den zeereerw. heer P. J. M. Sandkuijl, pastoor te Amersfoort (H. Ansfridus) en tot pastoor te Amersfoort (H, Franc. Xav.) den zeereerw. heer W. A. J. M. Oostveen; tot pas toor te Oosterwierum den zeereeerw heer J. H. Streppel; tot rector van het Gesticht „De Goe de Herder" te Almelo den weleerw. heer J. A. Tutert; tot pastoor te Haarle (O.) den zeereerw. heer A. Th. L. Hasselbach en tot pastoor te Enschede (H. Joh. Ap. en Ev.) den zeereerw. heer G. H. I. Waanders. Rijks- en gemeentepolitie te Roden (Gr.) hebben, verdacht van doodslag op haar twee jarig kindje, gearresteerd de moeder mej. J. H. geboren B. Het kindje is in emstigen toestand naar het Academisch Ziekenhuis te Groningen over gebracht. Omstreeks half acht reed Maandagavond de 29-jarige motorrijder F .L. uit Wijk en Duin op den Rüksweg tusschen Naarden en Muiden. Uit de richting Amsterdam naderden eenige auto's, die den motorrüder stuk voor stuk pas seerden. De motorrüder werd echter door een automobilist zóó krap gepasseerd, dat zijn stuur geraakt werd. L. kwam hierdoor te val len, terwül zün vrouw, die op de duo zat op de berm werd geworpen. Zü werd, na voorloo pig verbonden te zijn, per auto naar Amster dam vervoerd. L. had geen noemenswaardig letsel bekomen. De automobilist is, na even gestopt te heb ben doorgereden. Omstanders hebben zijn num mer opgenomen. Nochtans verzoekt de politie van Naarden hem, zich eigener beweging tot haar te wen den.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 5