Sociale Studiedagen te Rolduc Met Exweto naar Brussel Werkloozenzorg SLOTVERGADERING MEISJES IN UNIFORM WOENSDAG 14 AUGUSTUS 1935 v Tot weerziens volgend jaar! Benden" van de N.S.B. Neemt de kans waar, Exweto doet het goed" Regelmatige controle in de groote steden Mislukte moordaanslag te Weert Gouverneur Van Slobbe Alleen de standsorganisatie omvat den totalen mensch in al zijn levenssferen Natuur en bovennatuur Totaliteit in de maatschappij Laatste bijeenkomst Standsorganisatie KAART „REISDE" 22 JAAR Om van Koedijk naar Alkmaar te komen „Waarom geen krachtdadige onderdrukking van de vor ming van een particuliere legermacht?" KAPITEIN VERSTEEGH Chef van den vliegtechnischen dienst der K.N.I.L.M.? Ons prijsraadsel Minister Slingenberg acht een strenge controle op de ge meenten noodzakelijk Toen 17-jarige Amsterdammer wilde schieten, ketste het wapen tweemaal BOONEN EN ERWTEN LOTERIJGELD VERDUISTERD Brand te Grevenbicht Schipper verdronken UIT DE STAATSCOURANT Posterijen Consul DOOR BERTA RUCK WAT DE TONG STREELT (pag. 4) Rolduc, 13 Augustus. Maandagavond, toen buiten in het donker de regen al sijpelde, hebben alle deelnemers deel genomen aan een spontane gebedsactie in de kapel, aan God steun en kracht gevraagd voor dat deel der Duitsche kerk, dat om zijn geloof strijdt. Vandaag schijnt de zon niet meer over de cour. Met de kragen op loopen de mannen op een drafje het bordes af naar de aula, waar prof. dr. J. B. KORS O.P., hoogleeraar aan de R.K. Universiteit te Nijmegen, spreekt over den totalen mensch in de bestaande bovennatuur lijke orde. God heeft met den mensch iets ontzaglijks gewrocht, zijn verheffing tot de orde van het on eindige. Daarvoor heeft de mensch niets anders te doen, dan te leven naar de natuur, die God hem heeft ingeschapen. Dat beteekent het, wan neer we zeggen, dat de genade de natuur ver onderstelt, haar geen geweld aandoet, doch haar versterkt en verheft. Onze natuur is gericht op het bovennatuur lijke, op God, omdat Hij alleen als het vol maakte Goed den mensch kan bevredigen. Er is een machtig moment in den onwikke- lingsgang der menschelijke natuur: de zondeval. Voor den gevallen mensch is het onmogelijk om zelfstandig de natuurlijke volmaaktheid van zijn wezen te bereiken. Ook daartoe heeft hij sedert den zondenval de bovennatuur noodig. De genade, die hij in den staat van onschuld alleen noodig had tot zijn opheffing naar het kindschap Gods, is thans ook noodig voor het bereiken van zijn eigen natuurlijke volmaking. De genade stelt dus de natuurlijke krachten van den mensch tot hoogere prestaties in staat, dan waartoe zü uit zichzelf ooit kon komen. Aan het verstand wordt eenigszins de nevel weggenomen, die de Goddelijke majesteit om hult. Aan het streven der liefde wordt het on eindig beminnenswaardig Opperwezen voorge houden. Een herboren mensch staat op uit de genade, een mensch, van wien iedere natuurlijke daad tot de bovennatuurlijke orde is opgeheven. Uit deze beginselen volgt de valschheid van een liberalisme en een naturalistisch humanis me, die het menschelijke ideaal willen berei ken zonder de bovennatuur. Zij voeren, zooals onze tijd afdoende heeft bewezen, tot barbarisme. Valsch is ook het andere uiterste, dat alles zet op de bovennatuur en de waarde van de natuur miskent: zonder het gebruik van onze eigen na tuurlijke krachten mogen wij niet rekenen op een miraculeuze hulp uit den hemel. Dit geldt ook in het maatschappelijk le ven. Met bidden alleen, met enkel rekenen op God, redden wij de Kerk niet. Ook hier moeten wij de natuurlijke mid delen gebruiken. De handen uit de mouwen tuurlijke krachten toonen, door eendrachtig steken en in de samenleving de bovenna- op te treden tegen het kwaad in de wereld. In dit licht beschouwd moet de Katholieke actie, de deelneming der leeken aan het apos tolaat der Kerk én op bovennatuurlijke én op natuurlijke wijze te werk gaan. Dit laatste bij voorkeur in de standsorganisaties. De harmonie, de totaliteit van natuur en bovennatuur vindt tenslotte haar grootste ver volmaking in Christus, den Godmensch, waarin de Schepper zich met geheel Zijn schepping verbond. Zijn voorbeeld wijst den mensch de richting naar de volle beleving van zijn eigen totaliteit. Bij de gedaehtenwisseling onderstreepte Z. Exc. Jhr. Mr. CHARLES RUYS DE BEEREN- BROUCK uit het betoog van prof. Kors, dat gene, wat deze gezegd had over de miskenning van het natuurlijke in het maatschappelijk streven. De politieke generatie, die zeventig, tach tig jaar geleden onze emancipatie bevocht, bad niet alleen, doch werkte ook, spande al haar natuurlijke krachten in om het doel te bereiken, schuwde het offer en het lijden niet. Wanneer die geest thans niet opnieuw vaardig wordt, verliezen wij straks den strijd tegen alle dwalingen, die ons bedreigen. In de tweede ochtendvergadering sprak prof. dr. W. KOENRAADT over de totaliteit der men schelijke samenleving op alle terreinen van het maatschappelijk leven als één geheel beschouwd. Het leven van den mensch is gemeenschap pelijk, heeft vele zijden; een godsdienstig-zede- lijke, een staatkundig, een sociale, een econo mische en tal van andere. Deze onderscheiden gebieden behooren als deelen tot één geheel, moeten een totaliteit vormen. Deze totaliteit zal eerst dan in de juiste verhouding verwezenlijkt zijn, wanneer de doeleinden, die op dit gebied in hun geheel en in hun onderdeelen worden na gestreefd, op hiërarchische wijze worden geor dend op het andere Einddoel. De diepste oorzaak van alle kwalen, waaraan de samenleving lijdende is, moet worden ge zocht in de verabsoluteering van afzonderlijke ondergeschikte doeleinden of goederen. Bij her haling wordt hierop de aandacht gevestigd in de encycliek „Quadragesimo Anno": Het is volstrekt noodig de totaliteit van de samenleving te erkennen en te herstellen. Niet alleen opdat ieder van die gebieden in zijn geheel en in zijn onderdeelen aan zijn waarachtig doel zou be antwoorden, doch ook om een goede oplossing te kunnen geven aan de afzonderlijke vraag stukken, die zich op dit gebied voordoen. In zacht licht tusschen de groen-fluweelen gordijnen zit Df. Poels vanmiddag weer op het podium. Vanochtend trok hij nog naar aan leiding van een N.S.B.-er briefkaart heftig van leer tegen den minister van justitie, die er niets tegen doet, dat wij in ons eigen land door Duitschers worden bespionneerd. Vanmiddag leidt hij den door en door goeden en toch zoo militanten Pater Jacobs in den jubilaris van overmorgen die naast hem zittend, met zijn klare, strenge oogen d eaula in schouwt. Spoe dig kletteren zijn metaalharde woorden over de hoofden der cursisten, die in slotvergadering bij een zijn gekomen. Waarover zou hij anders spreken dan over zün Dat is, zegt hij, de vereeniging die zich eerst waarlijk richt op den totalen mensch. Uit ds omschrijving in he tcommuniqué van September 1916 blijkt, dat de standsorganisatie niet is in gesteld ter behartiging van een of ander apart belang, doch voor alle belangen van de betrok ken standgenooten. Haar doelstelling is alge meen-totalitair. Haar arbeidsveld is zoo breed als het leven zelf; er is geen gebied, waarop zij den standge noot onverzorgd mag laten. Zij omspant de sfe ren van lichaam en ziel, van verstand en hart, van den godsdienst en de boterham, van den ar beid en de ontspanning. Zij vormt, in tegenstel ling tot de vakorganistie, de slechts één belang behartigt, het levend organisme, dat den gehee- len mensch moet verzorgen. Om haar alle levensterreinen omspannende taak naar behooren te kunnen vervullen, zal zij, waar dit noodig blijkt voor de verschillende af zonderlijke sferen speciale organisaties oprich ten, aan haar ondergeschikt. Onder deze spe ciale organisaties staat in dezen tijd de vakbond op de voornaamste plaats. Ook deze vormt, his torisch gegroeid, een pijler, waarop de arbei dersbeweging steunt. Doch men houde steeds voor oogen, dat hij niet met de standsorganisa tie op één lijn te stellen valt. Hij moet aan haar ondergeschikt blijven, zooals het lidmaat onder- geordend is aan het geheele organisme. Gemeenschappen als Kerk en Staat onder scheiden zich ook van de standsorganisatie: zij richten zich niet op den totalen mensch als zoo danig. De corporatie of het beroepschap even min. Al komt er dus een corporatieve ordening in onze maatschappij, de standsorganisatie wordt daardoor niet overbodig gemaakt. Hebben wij in deze vergelijkingen duidelijk het totale karakter van de standsorgani. satie erkend, dan rijst de practische vraag of in de toepassing die totaliteit niet te veel werd verwaarloosd en of haar beteekenis wel voldoende werd erkend. Vooral in onzen tijd. Want zij is voor het Katholicisme een on misbaar middel om in de wereld van thans haar zending metterdaad en met succes te vervullen. Deze zending immers moet de be ginselen van den Christen brengen niet slechts in het individueele, doch ook in het maat schappelijke leven en op alle andere gebieden. Die zending moet zoo goed mogelijk, dat is ook met zoo goed mogelijke arbeidsverdeeling en met medewerking van allen, ook van de leeken, worden vervuld. Een katholieke „Staat" is binnen afzienbaren tijd onbereikbaar, maar in eiken staat en in ieder volk kunnen door de standsorganisatie menschengroepen worden gevormd, die haar eigen maatschappelijk milieu en daardoor de heele maatschappij met levend katholicisme doordeesemen. Dit moet de standsorganisatie doen, want wil men den mensch den arbeider, den boer enz. tot een christen maken, dan moet men hem naderen uit zijn eigen milieu hem aanpakken naar zijn eigen type, aard en behoefte naar zijn stand. Onmisbaar is de standsorganisatie met name in den strijd tegen den nieuwen aanval van het liberalisme dat gecamoufleerd in natio- naal-socialistische vormen ernstige gevaren voor het katholicisme meebrengt. Op het of fensief van onze standsorganisatie moeten alle dwalingen ook deze zich dood botsen- Een krachtig applaus vertolkte den dank der honderden aan Pater Jacobs voor zijn be geesterend woord. Dr. Poels sloot de sociale week met een krachtige aarifeporing het hier geleerde toen vooral niet renteloos te laten liggen in den geest, doch het zelf te verdiepen door er ver der over na te denken en het onderling nader te bespreken. Straks als de winter daar is moeten de beginselen, hier onderwezen, worden uitgedragen in al de studieclubs en op vele avonden door heel de provincie. Hij eindigde met hartelijk dank te zeggen aan den directeur van Rolduc, Mgr. v. d. Venne en zijn staf van personeel, aan de lesgevers en aan allen, die het welslagen van deze elfde sociale studieweek in Limburg hadden bevor. derd. Toen werden buiten handen gedrukt. Kof fers en jassen kwamen te voorschijn. Auto's reden ritselend weg over het kiezelpad. Groep jes mannen togen in opgewekte conversatie en met een versche sigaar den natten weg naar de trambaan op en riepen elkander in het voorbijgaan toe; tot weerziens; het vol gend jaar! n Voor hetgeen door de Posterijen wordt ver richt kunnen we niet anders dan waardeering hebben, maar zoo af en toe gebeuren er toch wel eens vreemde dingen. Zoo overkwam het een inwoner van Alkmaar, den heer Koorn, dat hij Dinsdagmiddag een ouderwetsche prentkaart thuis bezorgd kreeg, welke bij nadere beschou wing op 6 October 1913 te Koedijk gepost bleek te zijn en bestemd voor zijn toen jeugdigen zoon. Deze kaart kwam eerst Maandagmorgen in Ben- ningbroek, waar de heer K. toentertijd woonde, aan. De postambtenaar aldaar, die het tegen woordig adres van den heer K. wist, verzond de kaart onmiddellijk naar Alkmaar. De kaart, die met een één-cents postzegel was getooid, heeft dus 21 jaar, 8 maanden en 5 da gen noodig gehad om van Koedijk naar Alkmaar te komen! Het soc.-aem. Eerste Kamerlid Polak, heeft in verband met het antwoord van den Minister van Justitie op de vragen van den heer van der Heide, lid der Tweede Kamer, betreffende de weermacht van de N. S. B., nieuwe vragen daar over gesteld. Wil de Minister mededeelen aldus het Eer ste Kamerlid, waarom hij het, zooals uit ge noemd antwoord valt op te maken, blijkbaar een natuurlijke zaak acht, dat de N. S. B. er militair geoefende, in het boksen en worstelen opgeleide benden op na houdt, zoogenaamd ter bescherming harer colporteurs? Wil de minis ter voorts mededeeen, waarom de bescherming van deze colporteurs niet kan worden overge laten aan de politie, aan welke toch de be scherming van alle burgers is opgedragen en die zich gewoonlijk ook ter dege laat gelden, als het er op aan komt de bedoelde colporteurs te beschermen? Tot welke toestanden zou het, naar het oor deel van den Minister, leiden, indien andere po litieke groepeeringen dergelijke benden zouden organiseeren, oefenen en zoogenaamd ter be scherming van colporteurs de straat op zen den? Is het den Minister niet bekend, dat de S. A. en S. S. van de Duitsche Nationalistische Par tij om precies gelijke redenen heetten te zijn gevormd en zich ten slotte als gewapende en met het hanteeren van wapenen vertrouwd ge maakte militaire organisaties ontpopten en tot welke gevolgen dit in Duitschland heeft ge leid? Is de Minister voornemens hier te lande een soortgelijke ontwikkeling te gedoogen? Zoo niet, waaraan valt het dan toe te schrij ven, dat geen krachtdadige maatregelen worden genomen tot onderdrukking van het duidelijke begin van vorming van een par ticuliere legermacht? Is de onschuldige voorstelling, die de Minis ter, in zijn antwoord op de vragen van den heer Van der Heide aangaande de weermacht van de N. S. B. heeft gegeven, gegrondvest op poli tie- en andere ambtelijke rapporten? Zoo ja, is de Minister dan zeker, dat deze rapporten in overeenstemming zijn met de feiten, daar het immers buiten twijfel is, dat in politie- en ambtenaren-corpseif de met de N. S. B. sympa thiseerenden vrij talrijk zijn? De kapitein-vlieger J. Versteegh zal, naar wij vernemen, vermoedelijk benoemd worden tot chef van den vliegtechnischen dienst der K. N. I. L. M. Zoodra kapt. Versteegh goedgekeurd is en zijn ontslag uit den militairen dienst heeft gekregen zal hij zich naar Indië begeven om in zijn nieuwe functie te treden. Oplossingen van ons wekelijksch prijsraadsel dienen gezonden te worden aan den heer G. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. ft De eene Exweto.trip is nauwelijks achter den rug, of de andere staat startklaar en de zer dagen zullen we 't zien gebeuren dat twee excursies elkaar juichend ctatmoeten ergens op den Mechelschen Steenweg of aan den voet van de Brussslsche Congreszuil, waar de „eeuwige vlam" brandt op het graf van den onbekenden soldaat. Schrijver dezes, nieuwsgierig gemaakt door de optimistische verhalen, die over de Exweto- tochten de ronde deden, heeft zich voor een tweedaagsche laten aanmonsteren en stapte Zondagochtend j.l. klokke acht in een der drie gemoedelijk knorrende autocars der firma Brug man, die een uitgebreid gezelschap naar de wereldtentoonstelling zou voeren. Rustige en handvaste chauffeurs, vlotte en onderhoudende leiders, stevige wagens en ver. rukkelijk weer, ziedaar de condities, die een veilige overtocht garandeerden. Voor we Gorkums pont bereikt hadden, hadden we reeds een respectabel stuk aard rijkskunde achter den rug, dank zü het on vermoeibaar initiatief van den leider die dezen tocht naar Brussel van alle kanten productief en boeiend wist te maken. Een onverwacht oponthoud in Gorkum, waar drukte heerschte op en aan de prachtige ri vier, kon de uitmuntende stemming geen ge. weid aan doen. Gelukkig maar, want er zou den zich nog een paar moeilykheden voor doen, die een beroep zouden doen op den tact en het aanpassingsvermogen van onze reis- genooten. Toen we via Wuest.Wezel en Bras- schaet arriveerden voor de gastvrüe deuren van Hotel Wagner aan de Antwerpsche Frank- rük-lei, stond een uitvoerige warme lunch ge reed, die rustig werd genoten en alle ver moeienissen wegvaagde. Contich, Mechelen, Vilvoorde, Brussel het was een kwestie van een uur. Een tocht door Brussel langs enkele bezienswaardighe den, uitstappen hier en daar om van een mooi panorama te genieten en spoediger dan men wenschen mocht werd de tocht naar de hotels ondernomen. De hotels! Ziedaar de plaag van Brussel in deze tentoonstellingsmaanden. Wie zich alleen naar Brussel waagt, loopt alle kans den nachtelüken hemel als dak en een park bank als slaapsponde te moeten aanvaarden. Wie zich in de armen van Exweto werpt, kan zeker zün van een behoorlükef, vaak voor- treffelüke gastvrüheid. Zeker, er kunnen moeilü'kheden opdoemen. Zoolang de mensch niet volmaakt is, is de meest luxe-reiswagen het ook niet. Als een motor, die maandenlang dag aan dag dapper gevochten heeft op alle wegen van West- Europa, plotseling den strijd opgeeft, dan kan men praten als Brugman, maar helpen doet het niet. Men heeft hem dankbaar te zün dat hü zoo vriendelijk was het hartje van Brussel tot operatie-terrein te kiezen. In zulk een ge val let men met belangstelling op de reacties der slachtoffers, onder wie men spoedig de bereisden ontdekt, die roepen, dat iedere reis interessanter wordt door de hindemissen, die genomen moeten worden. Trouwens: taxi's brengen uitkomst en zoo gleden we dan toch met een sierlijke bocht langs den ingang der tentoonstelling waar we enkele uren lang in de tooverachtige schünsels van een fantasti sche belichting rondwaarden door weidsche lanen en geïmproviseerde boulevards. Alvorens met ons gezelschap neer te strüken op een der vele lokkende terrassen, hebben we natuur- lük den gebruikelüken rit met het kleine trein tje gemaakt om in één ruk het geheele ont zaglijke terrein te kunnen overschouwen. Een bezoek aan het gemoedelijke, zwierige en in tieme Oud-Brussel waar vele koele dranken overvloedig vloeien, was het slot van den eer sten dag. De tweede dag zette in met een volle zon en een paar winkeluurtjes op de boulevards. Dan lunch, en vertrek naar Antwerpen, dat thans een beurt kreeg om nieuwsgierig beke ken te worden en na een verkwikkend diner, trokken we daverend de grens tegemoet. De vroolükheid steeg ten top en uitte zich in alle denkbare liederen, niet te vergeten het plechtig „Wilhelmus", waarmede het vader land werd hegroet. Een en ander verliep on der een mild regentje, dat dankbaar in ont vangst werd genomen na den heeten middag en het kopje koffie in Gorkum tot een ver rukking maakte. En het slot van deze tweedaagsche? Toen we tegen middernacht aan het Kas teel van Aemstel uitstapten, na nieuwe Utrechtsche vrienden in hun stad te hebben achtergelaten, hebben we alleen nog zuchten van voldoening gehoord. Alles bij alles hadden we veel gezien, veel genoten en konden we twee dagen van oprecht genoegen en nuttige ontspanning bijschrijven. En daarom zeggen we het voort aan familie en kennissen: Neemt de kans waar, Exweto doet het goed Voor onzen dagtocht, welke a.s. Donderdag wordt gehouden zijn, zoolang de voorraad strekt, nog plaatsen te bekomen aan ons adres: Centraal Reisbureau der Ver. Kath. Pers, N. Z. Voorburgwal onder motto Exweto. De papegaai: Ongehoord, twee jaar lang heb ik met moeite Hollandscb leeren praten, en nu verkoopt die man mij aan een Chinees! De Regeeringspersdienst meldt: Toen de gevolgen van de huidige crisis zich meer en meer deden gevoelen en de werkloos heid belangrijk in omvang begon toe te nemen, ging het Rük zich weer evenals in de na-oor- logsjaren voor de steunverleening aan werkloo- zen interesseeren. In het begin van 1931 werd de steunregeling, die in de na-oorlogsjaren had gegolden, weer in werking gesteld, terwül het RÜk aan de gemeenten, indien deze de Rijks regeling volgden, een bijdrage in de kosten toe zegde. Voor het houden van toezicht op de naleving der Rijksvoorschriften werd een Rijkscontrole- dienst ingesteld, die in den loop der jaren gelei- delük werd uitgebreid. De kosten van de werkloozenzorg namen zeer snel toe en bedroegen al spoedig meer dan hon derd millioen per jaar. In verband hiermede heeft de Regeering het Werkloosheidssubsidie- fonds in het leven moeten roepen om de lasten meer geleidelük over de gemeenschap te ver- deelen. Het spreekt wel van zelf, dat de Rijkscon trole op de gemeenten intensiever moest worden naar gelang deze laatste zelf minder in de kos ten bijdroegen. De Rükscontróledienst is dan ook in het bijzonder in den laatsten tüd belangrijk uitgebreid. Ook de nieuwe Minister van Sociale Zaken is voornemens hieraan in het bü'zonder aandacht te schenken. Minister Slingenberg acht een strenge con trole noodzakelük: 1. omdat de beschikbare geldmiddelen drin gend eischen. dat er meer en meer op wordt toegezien, dat geen uitgaven worden gedaan die niet dringend noodzakelük zün en dat de be schikbare middelen zorechtvaardig mogelijk tot verdeeling komen; 2. omdat de betrokken gemeenten de uitgaven voor werkloozenzorg in vele gevallen zelf slechts voor het kleinste gedeelte dragen (de subsidie kan loopen tot 99 pCt.) en dientengevolge de kosten voor verreweg het grootste gedeelte door het RÜk en de gezamenlüke gemeenten moe ten worden gedragen. Het Rük, dat het Werkloosheidssubsidiefonds beheert, is daarom niet alleen met het oog op de Rüksgelden, doch ook met het oog od de gel den. door de gezamenlijke gemeenten in het fonds gestort, verplicht op een juiste besteding der gelden nauwlettend toe te zien. 3. in het bijzonder nu de geldmiddelen zoo schaarsch zün is het meer dan ooit in het be lang van hen, die inderdaad hulp behoeven, in het belang van den bona fide validen arbeider, dat strenge controle plaats heeft. De controle is dan ook niet gericht en kan nooit gericht zün tegen hem, die inderdaad hulp behoeft. De contróle op de steunverleening in de groo te gemeenten heeft de Regeering tot dusverre om verschillende redenen niet zoo intensief doep plaats hebben als in de andere gemeenten. Het aantal ondersteunden in de groote gemeen ten te zamen vormt een belangrük deel van het totaal aantal werkloozen in ons land. dit alleen reeds maakt, dat het probleem in de groo te gemeenten uiteraard veel moeilijker is dan in de kleinere gemeenten. Wil men in de groote gemeenten met vrucht controle uitoefenen, dan dient men dan ook over een behoorlük aantal geschoolde ambtena ren te beschikken. Minister Slingenberg meent thans over voldoende controleurs de beschik king te hebben om met een regelmatige Rijks controle in de groote steden te doen aanvangen en zal zoo noodig het aantal controleurs ver meerderen. Maandag is het stadje Weert in beroering gebracht door een moordaanslag, gepleegd op den caféhouder H. Joosten, wonende in de Wilhelminastraat. De dader van den aanslag, welke gelukkig is mislukt, een ze ventienjarige jongen uit Amsterdam, kon dadelijk door de marechaussee, die toevallig in genoemde straat patrouilleerde, worden gearresteerd. De aanleiding tot de daad schijnt te moeten worden gezocht in een familiekwestie. De jongen, H. R. genaamd, vervoegde zich bij den caféhouder en onder bedreiging met een revolver eischte hü van hem, in zijn (R.'s) le vensonderhoud te voorzien. Toen R. geen po sitief antwoord kreeg, trachtte hij tot tweemaal toe een schot te lossen, doch beide keeren ket ste het wapen. Twee leden der marechaussee, die op dat moment in de Wilhelminastraat sur veilleerden, snelden onmiddellijk het café bin nen en grepen den jongen, die juist voor de derde maal wilde schieten. Bij zijn arrestatie verklaarde R. nog, dat hij zijn voornemen om J. te dooden, wanneer deze niet voor hem zou zorgen, toch ten uitvoer zou brengen. De revolver bleek zes patronen te bevatten. Woensdag zal de dader naar het Huis van Bewaring te Roermond worden overgebracht. Reeds eenigen tijd gaat het gerucht, dat gou verneur B. W. T. van Slobbe, gouverneur van Curacao, benoemd zal worden tot Minister van Defensie, als opvolger van mr. dr. L. N. Dec kers. Daar echter, zooals steeds in dergelijke vacatures, verschillende namen genoemd wor den, hebben wü er geen melding van gemaakt. Nu echter een der bladen tot publicatie van den naam van den heer Van Slobbe is over gegaan, is er voor ons geen aanleiding meer, dezen naam niet te vermelden. In de Staatscourant van Dinsdagavond is op genomen de „Crisis-Aankoop"-beschikking 1935 I „Bruine boonen en schokkererwten". Krachtens deze beschikking zal de Neder- landsche Akkerbouw-Centrale indi dit tot steun van de markt dier producten of ter be vordering van den afzet noodig mocht zijn, in Nederland geteelde lange bruine boonen en schokkererwten van den oogst 1935 aankoopen, een en ander volgens het bij deze beschikking gevoegd reglement aankoop bruine boonen en schokkererwten. Aan den 40-jarigen kellner C. J. v. d. W., werkzaam in een café aan den Nieuwen Bin nenweg te Rotterdam, was opgedragen, bij het personeel van diverse café's gelden te innen voor een loterüclubje. Dit vertrouwen heeft W. misbruikt en in den loop van eenigen tüd heeft hij kans gezien 588 te verduisteren. W. is door de politie in bewaring gesteld. Door onbekende oorzaak brak Maandagavond brand uit in het woonhuis en stallen van den heer H. Schoutenissen te Grevenbicht. Daar er met het plaatselük bluschmateriaal niets uit te richten viel, brandde alles af. De beurtschipper Jac. Visser uit Schier monnikoog is nabü het stoomgemaal „Elec- tra" te Zoutkamp overboord gevallen en ver dronken. Bij K. B. is met ingang van 1 October aan den commies bij den PTT-dienst H. Maks eer vol ontslag verleend. Bü K. B. is met ingang van 1 October aan den commies bij den PTT-dienst G. W. J. van Apeldoorn eervol ontslag verleend. Bij beschikking van den directeur-generaal der PTT is met ingang van 1 Augustus aan gewezen als directeur van het PTT-kantoor te Velp (Gld.) de commies bij den PTT-dienst M van der Eist, thans te Amsterdam (Spoor wegpostkantoor No. 1). Bü K. B. is de heer F. F. Anema erkend en toegelaten als consul van Zweden te Padang, voor de residenties Sumatra's Westkust, Ben- koelen, Lampongsche districten, Palembang, Djambi en Riouw en Onderhoorigheden, als mede voor de afdeeling Bengkalis van het gou vernement Sumatra's Oostkust. Illlllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllll 10 „Met den kruiwagen is 't alweer precies het zelfde," ging hü voort. „Wanneer je hem aan den voet van deze plank stilzet en hem dan plotseling naar boven tracht te hüschen, komt er niets van terecht. Je moet er rustig mee aan komen rüden en doen, alsof die hellende plank begane grond is, dan gaat 't bijna vanzelf. Kijk, zóó." Zonder inspanning reed hü den vollen krui wagen half tegen de plank op. Maar juist toen ik dacht, dat hij hem nu om zou wippen, liet hij hem weer terugglijden en reed er bedaard mee naar den koestal terug. „Gezien?" „Ja. Maar u hadt hem wel meteen voor me kunnen leegmaken, nu u tóch al zoover was." „O nee," zei hü koeltjes, „dat was de bedoe ling niet." Toen voegde hij er langzaam bij: „Zoudt u die eene mouw van u maar weer niet opstroopen?" Dit met een knipoogje. Ik beet op mün lippen. Natuurlyk had hü dadelüls begrepen, dat ik op het punt stond, den boel erbij neer te gooien, juist toen hü binnenkwam. Het maakte me nog woedender, dat ik me niet rechtstreeks kon ver dedigen; ik wilde het immers niet toegeven! Wie was die kapitein Holiday egenlijk, die hier de heele buurt onveilig maakte, de landarbeid- sters aan een verhoor onderwierp, en haar, zon der werkelük te helpen, kwam vertellen, hoe het wèl, en hoe het niét gedaan moest worden? Het zou hem tenslotte toch wel geen steek aan gaan? Ik deed mün best om mün stem zoo ijzig mogelijk te doen klinken toen ik hem vroeg: „Moet u vaak kruiwagens rijden in het leger?" Hij antwoordde opgeruimd en met iets jon gensachtigs, dat me ontwapende: „Och, 't gaat eigenlük volgens hetzelfde principe als hét rich ten van een ba-jonet. In beide gevallen moet je het gewicht behoorlük weten te verdeelen. Vooruit, probeert u het nu nog eens." En ik bemerkte, dat ik waarachtig mijn mou wen weer begon op te stroopen en zün orders gehoorzaamde Ja, ik deed, wat me bevolen werd door dat onmogelüke jongmensch, zooals ik hem innerlük noemde. Ik begrijp nu,'waar het hem om te doen was. Elke andere man zou zijn voortgegaan met mijn werk te doen, terwijl ik op mijn gemak tegen de staldeur leunde. Hü liet het me zélf doen, en dat nog wel op het oogenblik zelf, dat ik met had voorgenomen, er geen hand meer naar uit te steken! „Rust nu maar eens eventjes uit," zei kapi tein Holiday plotseling, nadat hij me een poosje critisch had gadegeslagen. „Rusten is van even veel belang als de andere dingen, die u nog leeren moet." Hij trok een groote, leege kist tot vlak bü de staldeur. „Ga zitten," beval hü'. Ik deed het gedwee, terwül ik me nog steeds halfverbijsterd afvroeg, wat die lange, jonge ka pitein hier toch eigenlük te maken kon hebben. Verbeeldde hü zich, dat ik, al was ik nu toe vallig in het Landleger, er van gediend was, dat iedere aangewaaide vreemdeling me zoo maar aansprak? Als dat soms het geval was, dan. Ik overpeinsde juist, dat ik hem beter op staanden voet eens flink aan z'n verstand kon brengen, dat hü zich schromelijk vergist had, toen ik alweer ontwapend werd op 't zien van dien charmanten glimlach van hem! Geen man met zóó'n glimlach kon dat soort van vergissing begaan! Maar weer ging die glimlach vergezeld van een ongezouten opmerking. „U was nét van plan, het bültje erbü neer te leggen, hè? Op 't punt om er zonder meer tus- schenuit te trekken, wat?" Dit joeg m'n zachtere stemming weer heele- maal op de vlucht. „Néé! Geen kwestie van!" zei ik giftig. „U weet heel goed, dat 't wèl zoo was," zei hü vlug. „Maar u zult me wel altijd tegenspre ken, en ik zal nooit toegeven, wat u zegt. Dat is afgesproken!" Blükbaar stond 't bü hèm vast, dat onze ken nismaking zou worden voortgezet, wat ook mijn plannen dienaangaande mochten zün. Hü sloeg zün beenen over elkaar, en trok epn lossen spüker uit de kist, waarop we zaten. Ik had hem niet gevraagd, naast me te komen zit ten. Maar ook dat had hü schünbaar vanzelf sprekend gevonden. Was deze jonge militair misschien 'n familie lid van den heer Price? Had hü iets te maken met de boerderü hier? Of was 't alleen maar een gewoonte van hem, zich op te werpen tot in structeur van elk Landmeisje, dat zün pad kruiste? In de hoop, eens wat meer over hem te weten te komen, vroeg ik zoo onverschillig mogelük, maar toch beleefder dan tevoren: „Ligt u hier in garnizoen?" „Hier in den koestal?" vroeg kapitein Holi day onschuldig. Ik beduidde hem vrü kortaf, niet zoo mal te doen, waarop hij begon te lachen. „Als u bedoelt, of ik hier eh woon," zei hü, met een vaag gebaar, „dan geloof ik, dat ik die vraag toestemmend kan beantwoorden. Ik heb hier m'n huis. U hebt mün huis nog niet gezien, mar u bent er langs gekomen, toen u van 't kamp hierheen kwam. 't Is dat witte gevaarte tusschen de boomen achter den heuvel." „Maardat is het hospitaal. Dus dan bent u gewond," ik wierp een blik op zün gouden strepen „of in elk geval nog niet heelemaal hersteld?" „Dat volgt er nog niet uit. Ik bedoel, dat 't mün huis is." „Dan hebt u 't als hospitaal ingericht?" „Neen," antwoordde de geheimzinnige jonge man rustig. Toen voegde hü er bü. op een toon, alsof hü tegen een van zün soldaten sprak: „Vooruit. De rusttijd is om! Probeer 't nu nog eens met die schop. En u zult zien dat u dien kruiwagen nu bést tegen den mesthoop op krijgt Terwül ik de spade weer opnam, slenterde hij den stal uit. Ik dacht, dat hü niet eens manie ren genoeg zou blijken te hebben om me goeden morgen te wenschen. Maar hü keerde zün hoofd om en zei lachend over zün schouder: „Au re- voir, tenzü u er de voorkeur aan geeft eruit te knüpen vóórdat ik u terugzie?" Zender een antwoord af te wachten, stak hij het erf over naar de boerderü- Ik ging voort met mün allesbehalve roman tische taak, een beetje verrast bij de ontdek king, dat er toch werkelijk wel waarheid stak in wat kapitein Holiday beweerd had over het hanteeren van schoppen en het rüden met volle kruiwagens. Zün manier was beter, dat moest ik inzien. Ik trachtte zijn wenken zoo goed moge lük op te volgen. Ik vond het ongewone werk nog steeds allesbehalve gemakkelijk, maar het was toch lang niet zóó'n heksentoer als in 't be gin, bij mijn onhandige en ondeskundige po gingen. Ik zwoegde voort, en werd warmer en natter en verfomfaaider, naarmate de „schoone" plek op den plavuizen-vloer heel langzaam grooter werd. Daar ik had kans gezien, den kruiwagen ditmaal keurig om te kieperen. En de spade scheen bü eiken schopvol, dien ik nam, lichter te worden, en toch kreeg ik er nu een heel aardige portie tegelük op. Ik schrok op, toen ik plotseling een lawaaiige bel over het erf hoorde rinkelen. Een vrouwen- SPECIAAL VOOR U DAMES ii derubriel» stem riep tegen den een of ander: „Eten!" Eten! Bij 't hooren van dat woord kreeg ik een eigenaardige gewaarwording, die ik in de laat ste maanden in de stad in 't geheel niet meer gekend had. Wat was het? Honger, razende, woeste honger en vurig hoopte ik, dat die aankondiging tot ons allemaal gericht mocht zijn! Ik keek naar mijn allesbehalve frissche han den en armen. Denkend aan mijn flater met de slaapkamers in het kamp, keek ik niet rond naar iemand, wien ik kon vragen, waar de bad kamer was. Ik liep naar de pomp op 't erf. On handig rukte ik aan den zwengel; tweemaal zonder ander resultaat dan een roestig geknars bij den derden ruk schoot er een ontstellende stroom üskoud, satijn-zacht water te voorschijn. En toen, terwijl ik mün gezicht en armen zoo goed en zoo kwaad als 't ging droogde aan een betrekkelijk schoon puntje van mijn kiel, hoorde ik een gemoedelijke, platte stem achter me: „Nee, zeg, kük 't Bleekgezicht 'ns lekker poe delen....!" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 3