Sociale Studiedagen te Rolduc
Met Exweto naar
Brussel
Werkloozenzorg
SLOTVERGADERING
MEISJES
IN UNIFORM
WOENSDAG 14 AUGUSTUS 1935 v
Tot weerziens volgend
jaar!
Benden" van de N.S.B.
Neemt de kans waar,
Exweto doet het goed"
Regelmatige controle in
de groote steden
Mislukte moordaanslag
te Weert
Gouverneur Van Slobbe
Alleen de standsorganisatie omvat
den totalen mensch in al zijn
levenssferen
Natuur en bovennatuur
Totaliteit in de maatschappij
Laatste bijeenkomst
Standsorganisatie
KAART „REISDE" 22 JAAR
Om van Koedijk naar Alkmaar
te komen
„Waarom geen krachtdadige
onderdrukking van de vor
ming van een particuliere
legermacht?"
KAPITEIN VERSTEEGH
Chef van den vliegtechnischen
dienst der K.N.I.L.M.?
Ons prijsraadsel
Minister Slingenberg acht een
strenge controle op de ge
meenten noodzakelijk
Toen 17-jarige Amsterdammer
wilde schieten, ketste het
wapen tweemaal
BOONEN EN ERWTEN
LOTERIJGELD VERDUISTERD
Brand te Grevenbicht
Schipper verdronken
UIT DE STAATSCOURANT
Posterijen
Consul
DOOR BERTA RUCK
WAT DE TONG STREELT (pag. 4)
Rolduc, 13 Augustus.
Maandagavond, toen buiten in het donker de
regen al sijpelde, hebben alle deelnemers deel
genomen aan een spontane gebedsactie in de
kapel, aan God steun en kracht gevraagd voor
dat deel der Duitsche kerk, dat om zijn geloof
strijdt.
Vandaag schijnt de zon niet meer over de
cour. Met de kragen op loopen de mannen op
een drafje het bordes af naar de aula, waar
prof. dr. J. B. KORS O.P., hoogleeraar aan de
R.K. Universiteit te Nijmegen, spreekt over den
totalen mensch in de bestaande bovennatuur
lijke orde.
God heeft met den mensch iets ontzaglijks
gewrocht, zijn verheffing tot de orde van het on
eindige. Daarvoor heeft de mensch niets anders
te doen, dan te leven naar de natuur, die God
hem heeft ingeschapen. Dat beteekent het, wan
neer we zeggen, dat de genade de natuur ver
onderstelt, haar geen geweld aandoet, doch
haar versterkt en verheft.
Onze natuur is gericht op het bovennatuur
lijke, op God, omdat Hij alleen als het vol
maakte Goed den mensch kan bevredigen.
Er is een machtig moment in den onwikke-
lingsgang der menschelijke natuur: de zondeval.
Voor den gevallen mensch is het onmogelijk om
zelfstandig de natuurlijke volmaaktheid van
zijn wezen te bereiken. Ook daartoe heeft hij
sedert den zondenval de bovennatuur noodig.
De genade, die hij in den staat van onschuld
alleen noodig had tot zijn opheffing naar het
kindschap Gods, is thans ook noodig voor het
bereiken van zijn eigen natuurlijke volmaking.
De genade stelt dus de natuurlijke krachten
van den mensch tot hoogere prestaties in staat,
dan waartoe zü uit zichzelf ooit kon komen.
Aan het verstand wordt eenigszins de nevel
weggenomen, die de Goddelijke majesteit om
hult. Aan het streven der liefde wordt het on
eindig beminnenswaardig Opperwezen voorge
houden. Een herboren mensch staat op uit de
genade, een mensch, van wien iedere natuurlijke
daad tot de bovennatuurlijke orde is opgeheven.
Uit deze beginselen volgt de valschheid van
een liberalisme en een naturalistisch humanis
me, die het menschelijke ideaal willen berei
ken zonder de bovennatuur. Zij voeren, zooals
onze tijd afdoende heeft bewezen, tot barbarisme.
Valsch is ook het andere uiterste, dat alles zet
op de bovennatuur en de waarde van de natuur
miskent: zonder het gebruik van onze eigen na
tuurlijke krachten mogen wij niet rekenen op
een miraculeuze hulp uit den hemel.
Dit geldt ook in het maatschappelijk le
ven. Met bidden alleen, met enkel rekenen
op God, redden wij de Kerk niet.
Ook hier moeten wij de natuurlijke mid
delen gebruiken. De handen uit de mouwen
tuurlijke krachten toonen, door eendrachtig
steken en in de samenleving de bovenna-
op te treden tegen het kwaad in de wereld.
In dit licht beschouwd moet de Katholieke
actie, de deelneming der leeken aan het apos
tolaat der Kerk én op bovennatuurlijke én op
natuurlijke wijze te werk gaan. Dit laatste bij
voorkeur in de standsorganisaties.
De harmonie, de totaliteit van natuur en
bovennatuur vindt tenslotte haar grootste ver
volmaking in Christus, den Godmensch, waarin
de Schepper zich met geheel Zijn schepping
verbond. Zijn voorbeeld wijst den mensch de
richting naar de volle beleving van zijn eigen
totaliteit.
Bij de gedaehtenwisseling onderstreepte Z.
Exc. Jhr. Mr. CHARLES RUYS DE BEEREN-
BROUCK uit het betoog van prof. Kors, dat
gene, wat deze gezegd had over de miskenning
van het natuurlijke in het maatschappelijk
streven.
De politieke generatie, die zeventig, tach
tig jaar geleden onze emancipatie bevocht,
bad niet alleen, doch werkte ook, spande
al haar natuurlijke krachten in om het
doel te bereiken, schuwde het offer en het
lijden niet.
Wanneer die geest thans niet opnieuw
vaardig wordt, verliezen wij straks den strijd
tegen alle dwalingen, die ons bedreigen.
In de tweede ochtendvergadering sprak prof.
dr. W. KOENRAADT over de totaliteit der men
schelijke samenleving op alle terreinen van het
maatschappelijk leven als één geheel beschouwd.
Het leven van den mensch is gemeenschap
pelijk, heeft vele zijden; een godsdienstig-zede-
lijke, een staatkundig, een sociale, een econo
mische en tal van andere. Deze onderscheiden
gebieden behooren als deelen tot één geheel,
moeten een totaliteit vormen. Deze totaliteit zal
eerst dan in de juiste verhouding verwezenlijkt
zijn, wanneer de doeleinden, die op dit gebied in
hun geheel en in hun onderdeelen worden na
gestreefd, op hiërarchische wijze worden geor
dend op het andere Einddoel.
De diepste oorzaak van alle kwalen, waaraan
de samenleving lijdende is, moet worden ge
zocht in de verabsoluteering van afzonderlijke
ondergeschikte doeleinden of goederen. Bij her
haling wordt hierop de aandacht gevestigd in
de encycliek „Quadragesimo Anno": Het is
volstrekt noodig de totaliteit van de samenleving
te erkennen en te herstellen. Niet alleen opdat
ieder van die gebieden in zijn geheel en in zijn
onderdeelen aan zijn waarachtig doel zou be
antwoorden, doch ook om een goede oplossing
te kunnen geven aan de afzonderlijke vraag
stukken, die zich op dit gebied voordoen.
In zacht licht tusschen de groen-fluweelen
gordijnen zit Df. Poels vanmiddag weer op het
podium. Vanochtend trok hij nog naar aan
leiding van een N.S.B.-er briefkaart heftig
van leer tegen den minister van justitie, die er
niets tegen doet, dat wij in ons eigen land door
Duitschers worden bespionneerd. Vanmiddag
leidt hij den door en door goeden en toch zoo
militanten Pater Jacobs in den jubilaris van
overmorgen die naast hem zittend, met zijn
klare, strenge oogen d eaula in schouwt. Spoe
dig kletteren zijn metaalharde woorden over de
hoofden der cursisten, die in slotvergadering bij
een zijn gekomen. Waarover zou hij anders
spreken dan over zün
Dat is, zegt hij, de vereeniging die zich eerst
waarlijk richt op den totalen mensch. Uit ds
omschrijving in he tcommuniqué van September
1916 blijkt, dat de standsorganisatie niet is in
gesteld ter behartiging van een of ander apart
belang, doch voor alle belangen van de betrok
ken standgenooten. Haar doelstelling is alge
meen-totalitair.
Haar arbeidsveld is zoo breed als het leven
zelf; er is geen gebied, waarop zij den standge
noot onverzorgd mag laten. Zij omspant de sfe
ren van lichaam en ziel, van verstand en hart,
van den godsdienst en de boterham, van den ar
beid en de ontspanning. Zij vormt, in tegenstel
ling tot de vakorganistie, de slechts één belang
behartigt, het levend organisme, dat den gehee-
len mensch moet verzorgen.
Om haar alle levensterreinen omspannende
taak naar behooren te kunnen vervullen, zal zij,
waar dit noodig blijkt voor de verschillende af
zonderlijke sferen speciale organisaties oprich
ten, aan haar ondergeschikt. Onder deze spe
ciale organisaties staat in dezen tijd de vakbond
op de voornaamste plaats. Ook deze vormt, his
torisch gegroeid, een pijler, waarop de arbei
dersbeweging steunt. Doch men houde steeds
voor oogen, dat hij niet met de standsorganisa
tie op één lijn te stellen valt. Hij moet aan haar
ondergeschikt blijven, zooals het lidmaat onder-
geordend is aan het geheele organisme.
Gemeenschappen als Kerk en Staat onder
scheiden zich ook van de standsorganisatie: zij
richten zich niet op den totalen mensch als zoo
danig. De corporatie of het beroepschap even
min.
Al komt er dus een corporatieve ordening
in onze maatschappij, de standsorganisatie
wordt daardoor niet overbodig gemaakt.
Hebben wij in deze vergelijkingen duidelijk
het totale karakter van de standsorgani.
satie erkend, dan rijst de practische vraag of
in de toepassing die totaliteit niet te veel
werd verwaarloosd en of haar beteekenis wel
voldoende werd erkend. Vooral in onzen tijd.
Want zij is voor het Katholicisme een on
misbaar middel om in de wereld van thans
haar zending metterdaad en met succes te
vervullen. Deze zending immers moet de be
ginselen van den Christen brengen niet slechts
in het individueele, doch ook in het maat
schappelijke leven en op alle andere gebieden.
Die zending moet zoo goed mogelijk, dat is
ook met zoo goed mogelijke arbeidsverdeeling
en met medewerking van allen, ook van de
leeken, worden vervuld. Een katholieke „Staat"
is binnen afzienbaren tijd onbereikbaar, maar
in eiken staat en in ieder volk kunnen door
de standsorganisatie menschengroepen worden
gevormd, die haar eigen maatschappelijk
milieu en daardoor de heele maatschappij met
levend katholicisme doordeesemen.
Dit moet de standsorganisatie doen, want
wil men den mensch den arbeider, den
boer enz. tot een christen maken, dan moet
men hem naderen uit zijn eigen milieu
hem aanpakken naar zijn eigen type, aard en
behoefte naar zijn stand.
Onmisbaar is de standsorganisatie met name
in den strijd tegen den nieuwen aanval van
het liberalisme dat gecamoufleerd in natio-
naal-socialistische vormen ernstige gevaren
voor het katholicisme meebrengt. Op het of
fensief van onze standsorganisatie moeten alle
dwalingen ook deze zich dood botsen-
Een krachtig applaus vertolkte den dank
der honderden aan Pater Jacobs voor zijn be
geesterend woord.
Dr. Poels sloot de sociale week met een
krachtige aarifeporing het hier geleerde toen
vooral niet renteloos te laten liggen in den
geest, doch het zelf te verdiepen door er ver
der over na te denken en het onderling nader
te bespreken. Straks als de winter daar is
moeten de beginselen, hier onderwezen, worden
uitgedragen in al de studieclubs en op vele
avonden door heel de provincie. Hij eindigde
met hartelijk dank te zeggen aan den
directeur van Rolduc, Mgr. v. d. Venne en
zijn staf van personeel, aan de lesgevers en
aan allen, die het welslagen van deze elfde
sociale studieweek in Limburg hadden bevor.
derd.
Toen werden buiten handen gedrukt. Kof
fers en jassen kwamen te voorschijn. Auto's
reden ritselend weg over het kiezelpad. Groep
jes mannen togen in opgewekte conversatie
en met een versche sigaar den natten weg
naar de trambaan op en riepen elkander in
het voorbijgaan toe; tot weerziens; het vol
gend jaar!
n
Voor hetgeen door de Posterijen wordt ver
richt kunnen we niet anders dan waardeering
hebben, maar zoo af en toe gebeuren er toch
wel eens vreemde dingen. Zoo overkwam het een
inwoner van Alkmaar, den heer Koorn, dat hij
Dinsdagmiddag een ouderwetsche prentkaart
thuis bezorgd kreeg, welke bij nadere beschou
wing op 6 October 1913 te Koedijk gepost bleek
te zijn en bestemd voor zijn toen jeugdigen zoon.
Deze kaart kwam eerst Maandagmorgen in Ben-
ningbroek, waar de heer K. toentertijd woonde,
aan. De postambtenaar aldaar, die het tegen
woordig adres van den heer K. wist, verzond de
kaart onmiddellijk naar Alkmaar.
De kaart, die met een één-cents postzegel was
getooid, heeft dus 21 jaar, 8 maanden en 5 da
gen noodig gehad om van Koedijk naar Alkmaar
te komen!
Het soc.-aem. Eerste Kamerlid Polak, heeft
in verband met het antwoord van den Minister
van Justitie op de vragen van den heer van der
Heide, lid der Tweede Kamer, betreffende de
weermacht van de N. S. B., nieuwe vragen daar
over gesteld.
Wil de Minister mededeelen aldus het Eer
ste Kamerlid, waarom hij het, zooals uit ge
noemd antwoord valt op te maken, blijkbaar
een natuurlijke zaak acht, dat de N. S. B. er
militair geoefende, in het boksen en worstelen
opgeleide benden op na houdt, zoogenaamd ter
bescherming harer colporteurs? Wil de minis
ter voorts mededeeen, waarom de bescherming
van deze colporteurs niet kan worden overge
laten aan de politie, aan welke toch de be
scherming van alle burgers is opgedragen en die
zich gewoonlijk ook ter dege laat gelden, als
het er op aan komt de bedoelde colporteurs te
beschermen?
Tot welke toestanden zou het, naar het oor
deel van den Minister, leiden, indien andere po
litieke groepeeringen dergelijke benden zouden
organiseeren, oefenen en zoogenaamd ter be
scherming van colporteurs de straat op zen
den?
Is het den Minister niet bekend, dat de S. A.
en S. S. van de Duitsche Nationalistische Par
tij om precies gelijke redenen heetten te zijn
gevormd en zich ten slotte als gewapende en
met het hanteeren van wapenen vertrouwd ge
maakte militaire organisaties ontpopten en tot
welke gevolgen dit in Duitschland heeft ge
leid?
Is de Minister voornemens hier te lande
een soortgelijke ontwikkeling te gedoogen?
Zoo niet, waaraan valt het dan toe te schrij
ven, dat geen krachtdadige maatregelen
worden genomen tot onderdrukking van het
duidelijke begin van vorming van een par
ticuliere legermacht?
Is de onschuldige voorstelling, die de Minis
ter, in zijn antwoord op de vragen van den heer
Van der Heide aangaande de weermacht van
de N. S. B. heeft gegeven, gegrondvest op poli
tie- en andere ambtelijke rapporten? Zoo ja,
is de Minister dan zeker, dat deze rapporten in
overeenstemming zijn met de feiten, daar het
immers buiten twijfel is, dat in politie- en
ambtenaren-corpseif de met de N. S. B. sympa
thiseerenden vrij talrijk zijn?
De kapitein-vlieger J. Versteegh zal, naar wij
vernemen, vermoedelijk benoemd worden tot
chef van den vliegtechnischen dienst der K. N.
I. L. M. Zoodra kapt. Versteegh goedgekeurd is
en zijn ontslag uit den militairen dienst heeft
gekregen zal hij zich naar Indië begeven om in
zijn nieuwe functie te treden.
Oplossingen van ons wekelijksch prijsraadsel
dienen gezonden te worden aan den heer G.
Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht.
ft
De eene Exweto.trip is nauwelijks achter
den rug, of de andere staat startklaar en de
zer dagen zullen we 't zien gebeuren dat twee
excursies elkaar juichend ctatmoeten ergens
op den Mechelschen Steenweg of aan den
voet van de Brussslsche Congreszuil, waar
de „eeuwige vlam" brandt op het graf van
den onbekenden soldaat.
Schrijver dezes, nieuwsgierig gemaakt door
de optimistische verhalen, die over de Exweto-
tochten de ronde deden, heeft zich voor een
tweedaagsche laten aanmonsteren en stapte
Zondagochtend j.l. klokke acht in een der drie
gemoedelijk knorrende autocars der firma Brug
man, die een uitgebreid gezelschap naar de
wereldtentoonstelling zou voeren.
Rustige en handvaste chauffeurs, vlotte en
onderhoudende leiders, stevige wagens en ver.
rukkelijk weer, ziedaar de condities, die een
veilige overtocht garandeerden.
Voor we Gorkums pont bereikt hadden,
hadden we reeds een respectabel stuk aard
rijkskunde achter den rug, dank zü het on
vermoeibaar initiatief van den leider die dezen
tocht naar Brussel van alle kanten productief
en boeiend wist te maken.
Een onverwacht oponthoud in Gorkum, waar
drukte heerschte op en aan de prachtige ri
vier, kon de uitmuntende stemming geen ge.
weid aan doen. Gelukkig maar, want er zou
den zich nog een paar moeilykheden voor
doen, die een beroep zouden doen op den tact
en het aanpassingsvermogen van onze reis-
genooten. Toen we via Wuest.Wezel en Bras-
schaet arriveerden voor de gastvrüe deuren
van Hotel Wagner aan de Antwerpsche Frank-
rük-lei, stond een uitvoerige warme lunch ge
reed, die rustig werd genoten en alle ver
moeienissen wegvaagde.
Contich, Mechelen, Vilvoorde, Brussel
het was een kwestie van een uur. Een tocht
door Brussel langs enkele bezienswaardighe
den, uitstappen hier en daar om van een mooi
panorama te genieten en spoediger dan men
wenschen mocht werd de tocht naar de hotels
ondernomen. De hotels! Ziedaar de plaag van
Brussel in deze tentoonstellingsmaanden. Wie
zich alleen naar Brussel waagt, loopt alle kans
den nachtelüken hemel als dak en een park
bank als slaapsponde te moeten aanvaarden.
Wie zich in de armen van Exweto werpt, kan
zeker zün van een behoorlükef, vaak voor-
treffelüke gastvrüheid.
Zeker, er kunnen moeilü'kheden opdoemen.
Zoolang de mensch niet volmaakt is, is de
meest luxe-reiswagen het ook niet. Als een
motor, die maandenlang dag aan dag dapper
gevochten heeft op alle wegen van West-
Europa, plotseling den strijd opgeeft, dan kan
men praten als Brugman, maar helpen doet
het niet. Men heeft hem dankbaar te zün dat
hü zoo vriendelijk was het hartje van Brussel
tot operatie-terrein te kiezen. In zulk een ge
val let men met belangstelling op de reacties
der slachtoffers, onder wie men spoedig de
bereisden ontdekt, die roepen, dat iedere reis
interessanter wordt door de hindemissen, die
genomen moeten worden. Trouwens: taxi's
brengen uitkomst en zoo gleden we dan toch
met een sierlijke bocht langs den ingang der
tentoonstelling waar we enkele uren lang in
de tooverachtige schünsels van een fantasti
sche belichting rondwaarden door weidsche
lanen en geïmproviseerde boulevards. Alvorens
met ons gezelschap neer te strüken op een
der vele lokkende terrassen, hebben we natuur-
lük den gebruikelüken rit met het kleine trein
tje gemaakt om in één ruk het geheele ont
zaglijke terrein te kunnen overschouwen. Een
bezoek aan het gemoedelijke, zwierige en in
tieme Oud-Brussel waar vele koele dranken
overvloedig vloeien, was het slot van den eer
sten dag.
De tweede dag zette in met een volle zon
en een paar winkeluurtjes op de boulevards.
Dan lunch, en vertrek naar Antwerpen, dat
thans een beurt kreeg om nieuwsgierig beke
ken te worden en na een verkwikkend diner,
trokken we daverend de grens tegemoet. De
vroolükheid steeg ten top en uitte zich in
alle denkbare liederen, niet te vergeten het
plechtig „Wilhelmus", waarmede het vader
land werd hegroet. Een en ander verliep on
der een mild regentje, dat dankbaar in ont
vangst werd genomen na den heeten middag
en het kopje koffie in Gorkum tot een ver
rukking maakte.
En het slot van deze tweedaagsche?
Toen we tegen middernacht aan het Kas
teel van Aemstel uitstapten, na nieuwe
Utrechtsche vrienden in hun stad te hebben
achtergelaten, hebben we alleen nog zuchten
van voldoening gehoord. Alles bij alles hadden
we veel gezien, veel genoten en konden we
twee dagen van oprecht genoegen en nuttige
ontspanning bijschrijven.
En daarom zeggen we het voort aan familie
en kennissen: Neemt de kans waar, Exweto
doet het goed
Voor onzen dagtocht, welke a.s.
Donderdag wordt gehouden zijn,
zoolang de voorraad strekt, nog
plaatsen te bekomen aan ons adres:
Centraal Reisbureau der Ver.
Kath. Pers, N. Z. Voorburgwal
onder motto Exweto.
De papegaai: Ongehoord, twee jaar
lang heb ik met moeite Hollandscb leeren
praten, en nu verkoopt die man mij aan een
Chinees!
De Regeeringspersdienst meldt:
Toen de gevolgen van de huidige crisis zich
meer en meer deden gevoelen en de werkloos
heid belangrijk in omvang begon toe te nemen,
ging het Rük zich weer evenals in de na-oor-
logsjaren voor de steunverleening aan werkloo-
zen interesseeren. In het begin van 1931 werd de
steunregeling, die in de na-oorlogsjaren had
gegolden, weer in werking gesteld, terwül het
RÜk aan de gemeenten, indien deze de Rijks
regeling volgden, een bijdrage in de kosten toe
zegde.
Voor het houden van toezicht op de naleving
der Rijksvoorschriften werd een Rijkscontrole-
dienst ingesteld, die in den loop der jaren gelei-
delük werd uitgebreid.
De kosten van de werkloozenzorg namen zeer
snel toe en bedroegen al spoedig meer dan hon
derd millioen per jaar. In verband hiermede
heeft de Regeering het Werkloosheidssubsidie-
fonds in het leven moeten roepen om de lasten
meer geleidelük over de gemeenschap te ver-
deelen.
Het spreekt wel van zelf, dat de Rijkscon
trole op de gemeenten intensiever moest worden
naar gelang deze laatste zelf minder in de kos
ten bijdroegen. De Rükscontróledienst is dan ook
in het bijzonder in den laatsten tüd belangrijk
uitgebreid. Ook de nieuwe Minister van Sociale
Zaken is voornemens hieraan in het bü'zonder
aandacht te schenken.
Minister Slingenberg acht een strenge con
trole noodzakelük:
1. omdat de beschikbare geldmiddelen drin
gend eischen. dat er meer en meer op wordt
toegezien, dat geen uitgaven worden gedaan die
niet dringend noodzakelük zün en dat de be
schikbare middelen zorechtvaardig mogelijk
tot verdeeling komen;
2. omdat de betrokken gemeenten de uitgaven
voor werkloozenzorg in vele gevallen zelf slechts
voor het kleinste gedeelte dragen (de subsidie
kan loopen tot 99 pCt.) en dientengevolge de
kosten voor verreweg het grootste gedeelte door
het RÜk en de gezamenlüke gemeenten moe
ten worden gedragen.
Het Rük, dat het Werkloosheidssubsidiefonds
beheert, is daarom niet alleen met het oog op
de Rüksgelden, doch ook met het oog od de gel
den. door de gezamenlijke gemeenten in het
fonds gestort, verplicht op een juiste besteding
der gelden nauwlettend toe te zien.
3. in het bijzonder nu de geldmiddelen zoo
schaarsch zün is het meer dan ooit in het be
lang van hen, die inderdaad hulp behoeven, in
het belang van den bona fide validen arbeider,
dat strenge controle plaats heeft. De controle is
dan ook niet gericht en kan nooit gericht zün
tegen hem, die inderdaad hulp behoeft.
De contróle op de steunverleening in de groo
te gemeenten heeft de Regeering tot dusverre
om verschillende redenen niet zoo intensief
doep plaats hebben als in de andere gemeenten.
Het aantal ondersteunden in de groote gemeen
ten te zamen vormt een belangrük deel van
het totaal aantal werkloozen in ons land. dit
alleen reeds maakt, dat het probleem in de groo
te gemeenten uiteraard veel moeilijker is dan
in de kleinere gemeenten.
Wil men in de groote gemeenten met vrucht
controle uitoefenen, dan dient men dan ook
over een behoorlük aantal geschoolde ambtena
ren te beschikken. Minister Slingenberg meent
thans over voldoende controleurs de beschik
king te hebben om met een regelmatige Rijks
controle in de groote steden te doen aanvangen
en zal zoo noodig het aantal controleurs ver
meerderen.
Maandag is het stadje Weert in beroering
gebracht door een moordaanslag, gepleegd
op den caféhouder H. Joosten, wonende in
de Wilhelminastraat. De dader van den
aanslag, welke gelukkig is mislukt, een ze
ventienjarige jongen uit Amsterdam, kon
dadelijk door de marechaussee, die toevallig
in genoemde straat patrouilleerde, worden
gearresteerd. De aanleiding tot de daad
schijnt te moeten worden gezocht in een
familiekwestie.
De jongen, H. R. genaamd, vervoegde zich bij
den caféhouder en onder bedreiging met een
revolver eischte hü van hem, in zijn (R.'s) le
vensonderhoud te voorzien. Toen R. geen po
sitief antwoord kreeg, trachtte hij tot tweemaal
toe een schot te lossen, doch beide keeren ket
ste het wapen. Twee leden der marechaussee,
die op dat moment in de Wilhelminastraat sur
veilleerden, snelden onmiddellijk het café bin
nen en grepen den jongen, die juist voor de
derde maal wilde schieten.
Bij zijn arrestatie verklaarde R. nog, dat hij
zijn voornemen om J. te dooden, wanneer deze
niet voor hem zou zorgen, toch ten uitvoer zou
brengen.
De revolver bleek zes patronen te bevatten.
Woensdag zal de dader naar het Huis van
Bewaring te Roermond worden overgebracht.
Reeds eenigen tijd gaat het gerucht, dat gou
verneur B. W. T. van Slobbe, gouverneur van
Curacao, benoemd zal worden tot Minister van
Defensie, als opvolger van mr. dr. L. N. Dec
kers. Daar echter, zooals steeds in dergelijke
vacatures, verschillende namen genoemd wor
den, hebben wü er geen melding van gemaakt.
Nu echter een der bladen tot publicatie van
den naam van den heer Van Slobbe is over
gegaan, is er voor ons geen aanleiding meer,
dezen naam niet te vermelden.
In de Staatscourant van Dinsdagavond is op
genomen de „Crisis-Aankoop"-beschikking 1935
I „Bruine boonen en schokkererwten".
Krachtens deze beschikking zal de Neder-
landsche Akkerbouw-Centrale indi dit tot
steun van de markt dier producten of ter be
vordering van den afzet noodig mocht zijn, in
Nederland geteelde lange bruine boonen en
schokkererwten van den oogst 1935 aankoopen,
een en ander volgens het bij deze beschikking
gevoegd reglement aankoop bruine boonen en
schokkererwten.
Aan den 40-jarigen kellner C. J. v. d. W.,
werkzaam in een café aan den Nieuwen Bin
nenweg te Rotterdam, was opgedragen, bij het
personeel van diverse café's gelden te innen
voor een loterüclubje. Dit vertrouwen heeft
W. misbruikt en in den loop van eenigen tüd
heeft hij kans gezien 588 te verduisteren.
W. is door de politie in bewaring gesteld.
Door onbekende oorzaak brak Maandagavond
brand uit in het woonhuis en stallen van den
heer H. Schoutenissen te Grevenbicht.
Daar er met het plaatselük bluschmateriaal
niets uit te richten viel, brandde alles af.
De beurtschipper Jac. Visser uit Schier
monnikoog is nabü het stoomgemaal „Elec-
tra" te Zoutkamp overboord gevallen en ver
dronken.
Bij K. B. is met ingang van 1 October aan
den commies bij den PTT-dienst H. Maks eer
vol ontslag verleend.
Bü K. B. is met ingang van 1 October aan
den commies bij den PTT-dienst G. W. J.
van Apeldoorn eervol ontslag verleend.
Bij beschikking van den directeur-generaal
der PTT is met ingang van 1 Augustus aan
gewezen als directeur van het PTT-kantoor te
Velp (Gld.) de commies bij den PTT-dienst
M van der Eist, thans te Amsterdam (Spoor
wegpostkantoor No. 1).
Bü K. B. is de heer F. F. Anema erkend en
toegelaten als consul van Zweden te Padang,
voor de residenties Sumatra's Westkust, Ben-
koelen, Lampongsche districten, Palembang,
Djambi en Riouw en Onderhoorigheden, als
mede voor de afdeeling Bengkalis van het gou
vernement Sumatra's Oostkust.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllll
10
„Met den kruiwagen is 't alweer precies het
zelfde," ging hü voort. „Wanneer je hem aan
den voet van deze plank stilzet en hem dan
plotseling naar boven tracht te hüschen, komt
er niets van terecht. Je moet er rustig mee aan
komen rüden en doen, alsof die hellende plank
begane grond is, dan gaat 't bijna vanzelf. Kijk,
zóó."
Zonder inspanning reed hü den vollen krui
wagen half tegen de plank op. Maar juist toen
ik dacht, dat hij hem nu om zou wippen, liet hij
hem weer terugglijden en reed er bedaard mee
naar den koestal terug.
„Gezien?"
„Ja. Maar u hadt hem wel meteen voor me
kunnen leegmaken, nu u tóch al zoover was."
„O nee," zei hü koeltjes, „dat was de bedoe
ling niet." Toen voegde hij er langzaam bij:
„Zoudt u die eene mouw van u maar weer niet
opstroopen?"
Dit met een knipoogje.
Ik beet op mün lippen.
Natuurlyk had hü dadelüls begrepen, dat ik
op het punt stond, den boel erbij neer te gooien,
juist toen hü binnenkwam. Het maakte me nog
woedender, dat ik me niet rechtstreeks kon ver
dedigen; ik wilde het immers niet toegeven!
Wie was die kapitein Holiday egenlijk, die hier
de heele buurt onveilig maakte, de landarbeid-
sters aan een verhoor onderwierp, en haar, zon
der werkelük te helpen, kwam vertellen, hoe
het wèl, en hoe het niét gedaan moest worden?
Het zou hem tenslotte toch wel geen steek aan
gaan?
Ik deed mün best om mün stem zoo ijzig
mogelijk te doen klinken toen ik hem vroeg:
„Moet u vaak kruiwagens rijden in het leger?"
Hij antwoordde opgeruimd en met iets jon
gensachtigs, dat me ontwapende: „Och, 't gaat
eigenlük volgens hetzelfde principe als hét rich
ten van een ba-jonet. In beide gevallen moet
je het gewicht behoorlük weten te verdeelen.
Vooruit, probeert u het nu nog eens."
En ik bemerkte, dat ik waarachtig mijn mou
wen weer begon op te stroopen en zün orders
gehoorzaamde
Ja, ik deed, wat me bevolen werd door dat
onmogelüke jongmensch, zooals ik hem innerlük
noemde.
Ik begrijp nu,'waar het hem om te doen was.
Elke andere man zou zijn voortgegaan met mijn
werk te doen, terwijl ik op mijn gemak tegen de
staldeur leunde. Hü liet het me zélf doen, en
dat nog wel op het oogenblik zelf, dat ik met
had voorgenomen, er geen hand meer naar uit
te steken!
„Rust nu maar eens eventjes uit," zei kapi
tein Holiday plotseling, nadat hij me een poosje
critisch had gadegeslagen. „Rusten is van even
veel belang als de andere dingen, die u nog
leeren moet."
Hij trok een groote, leege kist tot vlak bü de
staldeur.
„Ga zitten," beval hü'.
Ik deed het gedwee, terwül ik me nog steeds
halfverbijsterd afvroeg, wat die lange, jonge ka
pitein hier toch eigenlük te maken kon hebben.
Verbeeldde hü zich, dat ik, al was ik nu toe
vallig in het Landleger, er van gediend was, dat
iedere aangewaaide vreemdeling me zoo maar
aansprak? Als dat soms het geval was, dan.
Ik overpeinsde juist, dat ik hem beter op
staanden voet eens flink aan z'n verstand kon
brengen, dat hü zich schromelijk vergist had,
toen ik alweer ontwapend werd op 't zien van
dien charmanten glimlach van hem! Geen man
met zóó'n glimlach kon dat soort van vergissing
begaan! Maar weer ging die glimlach vergezeld
van een ongezouten opmerking.
„U was nét van plan, het bültje erbü neer te
leggen, hè? Op 't punt om er zonder meer tus-
schenuit te trekken, wat?"
Dit joeg m'n zachtere stemming weer heele-
maal op de vlucht.
„Néé! Geen kwestie van!" zei ik giftig.
„U weet heel goed, dat 't wèl zoo was," zei
hü vlug. „Maar u zult me wel altijd tegenspre
ken, en ik zal nooit toegeven, wat u zegt. Dat is
afgesproken!"
Blükbaar stond 't bü hèm vast, dat onze ken
nismaking zou worden voortgezet, wat ook mijn
plannen dienaangaande mochten zün.
Hü sloeg zün beenen over elkaar, en trok epn
lossen spüker uit de kist, waarop we zaten. Ik
had hem niet gevraagd, naast me te komen zit
ten. Maar ook dat had hü schünbaar vanzelf
sprekend gevonden.
Was deze jonge militair misschien 'n familie
lid van den heer Price? Had hü iets te maken
met de boerderü hier? Of was 't alleen maar een
gewoonte van hem, zich op te werpen tot in
structeur van elk Landmeisje, dat zün pad
kruiste?
In de hoop, eens wat meer over hem te weten
te komen, vroeg ik zoo onverschillig mogelük,
maar toch beleefder dan tevoren:
„Ligt u hier in garnizoen?"
„Hier in den koestal?" vroeg kapitein Holi
day onschuldig.
Ik beduidde hem vrü kortaf, niet zoo mal te
doen, waarop hij begon te lachen.
„Als u bedoelt, of ik hier eh woon," zei
hü, met een vaag gebaar, „dan geloof ik, dat
ik die vraag toestemmend kan beantwoorden. Ik
heb hier m'n huis. U hebt mün huis nog niet
gezien, mar u bent er langs gekomen, toen u van
't kamp hierheen kwam. 't Is dat witte gevaarte
tusschen de boomen achter den heuvel."
„Maardat is het hospitaal. Dus dan bent
u gewond," ik wierp een blik op zün gouden
strepen „of in elk geval nog niet heelemaal
hersteld?"
„Dat volgt er nog niet uit. Ik bedoel, dat 't
mün huis is."
„Dan hebt u 't als hospitaal ingericht?"
„Neen," antwoordde de geheimzinnige jonge
man rustig. Toen voegde hü er bü. op een toon,
alsof hü tegen een van zün soldaten sprak:
„Vooruit. De rusttijd is om! Probeer 't nu nog
eens met die schop. En u zult zien dat u dien
kruiwagen nu bést tegen den mesthoop op krijgt
Terwül ik de spade weer opnam, slenterde hij
den stal uit. Ik dacht, dat hü niet eens manie
ren genoeg zou blijken te hebben om me goeden
morgen te wenschen. Maar hü keerde zün hoofd
om en zei lachend over zün schouder: „Au re-
voir, tenzü u er de voorkeur aan geeft eruit te
knüpen vóórdat ik u terugzie?"
Zender een antwoord af te wachten, stak hij
het erf over naar de boerderü-
Ik ging voort met mün allesbehalve roman
tische taak, een beetje verrast bij de ontdek
king, dat er toch werkelijk wel waarheid stak
in wat kapitein Holiday beweerd had over het
hanteeren van schoppen en het rüden met volle
kruiwagens. Zün manier was beter, dat moest ik
inzien. Ik trachtte zijn wenken zoo goed moge
lük op te volgen. Ik vond het ongewone werk
nog steeds allesbehalve gemakkelijk, maar het
was toch lang niet zóó'n heksentoer als in 't be
gin, bij mijn onhandige en ondeskundige po
gingen.
Ik zwoegde voort, en werd warmer en natter
en verfomfaaider, naarmate de „schoone" plek
op den plavuizen-vloer heel langzaam
grooter werd.
Daar ik had kans gezien, den kruiwagen
ditmaal keurig om te kieperen. En de spade
scheen bü eiken schopvol, dien ik nam, lichter te
worden, en toch kreeg ik er nu een heel aardige
portie tegelük op.
Ik schrok op, toen ik plotseling een lawaaiige
bel over het erf hoorde rinkelen. Een vrouwen-
SPECIAAL VOOR U DAMES ii derubriel»
stem riep tegen den een of ander: „Eten!"
Eten! Bij 't hooren van dat woord kreeg ik een
eigenaardige gewaarwording, die ik in de laat
ste maanden in de stad in 't geheel niet meer
gekend had. Wat was het? Honger, razende,
woeste honger en vurig hoopte ik, dat die
aankondiging tot ons allemaal gericht mocht
zijn!
Ik keek naar mijn allesbehalve frissche han
den en armen. Denkend aan mijn flater met de
slaapkamers in het kamp, keek ik niet rond
naar iemand, wien ik kon vragen, waar de bad
kamer was. Ik liep naar de pomp op 't erf. On
handig rukte ik aan den zwengel; tweemaal
zonder ander resultaat dan een roestig geknars
bij den derden ruk schoot er een ontstellende
stroom üskoud, satijn-zacht water te voorschijn.
En toen, terwijl ik mün gezicht en armen zoo
goed en zoo kwaad als 't ging droogde aan een
betrekkelijk schoon puntje van mijn kiel, hoorde
ik een gemoedelijke, platte stem achter me:
„Nee, zeg, kük 't Bleekgezicht 'ns lekker poe
delen....!"
(Wordt vervolgd)