Inbrekersbende staat terecht
Engelands prestige staat op
het spel
Thans per
Luxe Touringcar
per A.T.O.
KLEIN OSS IN TWENTE
Veertien dagen reisgenot voor f 102.50
COUÉ-POLITIEK VAN
FRANKRIJK
Het geschrapte
„Wees Gegroet"
Kerkelijk Leven
van 14 t.m. 27 September
CENTRAAL REIS-ADRES DER V. K. P.
WOENSDAG 21 AUGUSTUS 1935
Na de opsluiting van de ver
dachten zijn de overvallen
opgehouden
Meer dan veertig
getuigen
De inbraak te Borne
De nachtelijke inbraak
te Albergen
De andere verdachten
mm
-1
De inbraak bij Zwijnenberg
te Bornerbroek
Een wonder is deze reis!
Twee menschen neergeslagen
Wat gaat er gebeuren?
Het Komintern-congres
gesloten
De toestand van Mgr.
J. D. J. Aengenent
Mgr. J. Jansen
Voor de Almelosche Rechtbank werden
Dinsdag elf zakën behandeld tegen vijf ver
dachten die Twente 'n tijdlang onveilig hebben
gemaakt door een serie inbraken en dief
stallen.
Als eerste verdachte komt voor de Hengelosene
fotograaf KI. de G. die in Augustus 1934 te
Hengelo een rijwiel heeft gestolen, dat toebe
hoorde aan G. A. Lubbers.
Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde.
Wel heeft hij in de maand Augustus een
rijwiel in pand gegeven bij een rijwielhande
laar in Gronau, welk rijwiel hij ongeveer een
Week geleden in Enschede gekocht had van
een onbekende voor 3.
Verdachte blijft bij zijn ontkenning. Als
getuige komt voor G. A. Lubbers, de eigenaar
van het rijwiel, die zegt dat rijwiel om
tien uur bij de woning van zijn vader geplaatst
te hebben, terwijl het om elf uur weg was.
Getuige herkent het ter zitting aanwezige
rijwiel als het zijne hoewel het heelemaal
omgebouwd is.
Pr. Matzinski, rijwielreparateur te Gronau
Verklaart verdachte te herkennen als den man,
die hem destijds een rijwiel in pand gegeven
heeft.
De Officier van Justitie acht het ten laste
gelegde bewezen en eischt tegen verdachte, die
al eerder 'n fiets gestolen heeft, zes maanden
gevangenisstraf.
Uitspraak over 14 dagen.
De tweede beklaagde is G. J. V., opperman
te Borne. Hem is ten laste gelegd dat hij op
10 October 1934 te Borne heeft weggenomen
tezamen en in vereeniging met een ander uit
een kelder van het gebouw „St. Joseph" een
aantal flesschen drank, toebehoorende aan de
R. K. Werkliedenvereeniging „St. Joseph"
aldaar.
Verdachte bekent d'en diefstal dien hij ge
pleegd heeft op den tweeden kermisdag. Er was
dien avond feest in genoemd gebouw, waar hij
met v. d. V. door eerf kelderraam een aantal fles
schen met drank weggenomen heeft. Zij heb
ben dat dien avond tweemaal gedaan. Een
gedeelte van dien drank hebben ze in zijn huis
opgedronken. De tweede partij is niet bij hern
in huis geweest. Een deel daarvan is verborgen
in een knollenland.
Als getuige komt voor K. van Nispten con
cierge aan het St. Josephgebouw, die zegt dien
avond door een muzikant gewaarschuwd te zijn,
dat er onraad was. Hij kwam bij onderzoek tot
de ontdekking dat er een 25-tal flesschen drank
weg was. Het kelderraam was goed voorzien
van gaas dat niet zoo gemakkelijk te ver
wijderen was. Negen flesschen heeft hij later
teruggevonden.
Jos. Polman, musicus te Almelo was dien
avond als zoodanig werkzaam in genoemd ge
bouw. Toen hij om circa half twaalf even buiten
kwam, zag hij twee personen loopen met fles
schen, wat hem verdacht voorkwam. Hij heeft
toen 'den concierge gewaarschuwd.
De Officier van Justitie acht het feit be
wezen en eischt zes maanden gevangenisstraf.
De verdediger mr. van Bönninghausen
refereert zich aan 't oordeel der Rechtbank
Uitspraak over 14 dagen.
In dezelfde Bornsche zaak komt thans als
verdachte op het beklaagdenbankje de
fabrieksarbeider E. v. d. V. te Borne aar. wien
hetzelfde is ten laste gelegd, n.l. diefstal van
een aantal flesschen drank uit den keider van
het St. Josephgebouw aldaar. Deze verdachte
ontkent drank gestolen te hebben en zeet op
dien bewusten avond niet met V. bij het St.
Josephgebouw geweest te zijn.
Verdachte houdt vol niet met dezen getuige
bij het St. Josephgebouw geweest te zijn dien
avond.
A. J. Wolberink, stucadoor te Borne, heeft
dien avond verdachte en getuige samen zien
staan voor een sigarenwinkel. Later is hij bij
V. in diens huis geweest en zag daar teen 'n
aantal flesschen. Hij vroeg- Hoe kom je daar
aan? V. zeide toen: Dat komt er niet op aan,
daar smaakt het wel om. Getuige is daarna
weggegaan zonder gedronken te hebben van
dien dramt. Getuige doet dan nog eon heel
verhaal over de flesschen die V. verstopt had en
later weggehaald waren.
De Officier van Justitie eischt tegen dezen
Verdachte zes maandien gevangenisstraf.
De verdediger mr. van Bönninghausen acht
geen voldoende bewijs aanwezig en vraagt
vrijspraak voor verdachte.
Uitspraak over 14 dagen.
Hierna wordt behandeld de inbraak bij den
landbouwer Vinke te Albergen gepleegd op 31
Augustus 1934.
Voor de tweede maal staat de Hengelosche
fotograaf K. de G. voor de rechtbank. Hem is
ten laste gelegd dat hij op 31 Augustus 1934
tezamen met H. v. d. H. en E. v. d. V. in den
voor nachtrust bestemden tijd heeft ingebroken
in de woning van den landbouwer H. Vinke te
Albergen gem. Tubbergen. Verdachte en H. v.
d- H. zijn de woning door een raam binnenge
klommen, welk raam door E. v. d. V. was open
gebroken. Toen de twee eerstgenoemden in de
woning door Vinke en zijn vrouw op heeterdaad
betrapt waren hebben zij Vinke met geweld'
beetgepakt, terwijl v. d. V. dezen met geweld
op den grond gooide om den diefstal voor te
bereiden en mogelijk te maken of aan zich zel-
ven en de andere deelnemers aan dit misdrijf
de vlucht mogelijk te maken.
De verdere uitvoering van dit misdrijf is niet
voltooid kunnen worden doordat Vinke en zijn
vrouw begonnen te schreeuwen en alarm te
maken, waardoor verdachte en zijn mededaders
de vlucht moesten nemen.
Verdachte heeft voor den rechter-commissa-
ris een volledige bekentenis afgelegd en blijft
daarbij. Op den avond van den overval te Al
bergen zelf is het plan daartoe opgekomen. Zij
zijn toen met z'n vieren naar Albergen gere
den.
De pres.: Toen man en vrouw schreeuwden
is u gevlucht.
Verdachte: Ja, want er was afgesproken om
als het oude menschen waren geen geweld te
gebruiken
De pres.: Toch is er geweld gebruikt. Was dat
om de vlucht mogelijk te maken?
Verdachte: Ja.
Als getuige wordt eerst gehoord de 73-jarige
landbouwer H. Vinke, die verklaart dien avond
op gewonen tijd met zijn vrouw naar bed te
zijn gegaan. Omstreeks een uur is hij nog eens
er uit geweest. Toen hij weer in bed was zag hij
een vreemd verschijnsel en hoorde gestommel.
Hij riep toen: Anna bist doe daer? Hij kreeg
geen antwoord en kwam weer uit het bed. Hij
zag toen eenige personen in de kamer, die hem
aanvielen en op den grond wierpen. Zijn vrouw
riep toen: Jan Lansink, moord, moord!
De pres.: Jan Lansink is de buurman?
Getuige: Ja.
De pres.: Hebben ze u veel pijn gedaan?
Verdachte: Nog al.
De pres.: In uw angst hebt u de ruiten in
geslagen en u daarbij verwond.
Getuige: Ja.
De pres.: U had nog wel geld in huis.
Getuige: Ja, ongeveer ƒ150.
De pres.: U herkent verdachte niet?
Getuige: Neen.
Hierna wordt de vrouw van Vinke gehoord,
die de verklaring van haar man bevestigt.
Hierna wordt gehoord de opperman G. J. V.
uit; Borne, die op een vraag van den president
zegt aan van der V. het adres van Vinke opge
geven te hebben, die bekend stond dat hij rijk
was. Op den bewusten avond heeft hij de an
deren de woning van Vinke aangewezen
De pres.: U wist toen dat er ingebroken zou
worden. Is er toen gesproken om geen geweld te
gebruiken?
Getuige: Neen, er is niets afgesproken.
De pres.: U is niet op het erf geweest?
Getuige: Neen.
De pres.: Moest u waarschuwen bij onraad?
Getuige: Men hoeft daar niet te vreezen.
De pres.: Wat weet u nog meer?
Getuige: Niets.
De pres.: Hebt u hooren schreeuwen?
Getuige: Jawel.
Verdachte vraagt aan dezen getuige of hij
r.iet weet dat er afgesproken was om geen ge
weld te gebruiken.
Getuige zegt daar zich niets van te herinne
ren.
De rechercheur Koot wordt thans gehoord,
die vingerafdrukken enz. genomen heeft in
deze zaak en ook sporen van geweld gevonden
heeft.
De Officier van Justitie merkt op, dat na de
opsluiting van deze verdachten de overvallen
zijn opgehouden. Verdachte is schuldig aan
diefstal met geweldpleging en de officier eistjht
tegen dezen voor wien een reclasseeringspoging
zelfs niet gelukt is en die tot zeer hevige ex
plosies kan komen een gevangenisstraf van
twee jaar en zes maanden, daarbij rekening
houdend met de straf in de volgende zaak.
De verdediger mr. van Bönninghausen ver
zoekt de straf gedeeltelijk voorwaardelijk te
maken.
Uitspraak over 14 dagen.
Iri dezelfde zaak komt nu de opperman G.
J. V. uit Borne voor, aan wien ten laste gelegd
is dat hij op 31 Augustus 1934 te Albergen gem.
Tubbergen de in de vorige zaak genoemde ver
dachten behulpzaam is geweest door hun den
weg te wijzen naar de woning van Vinke en
voor die woning te blijven wachten om bij on
raad te kunnen waarschuwen.
Verdachte bekent zijn aandeel in deze over-
vai-zaak.
Weer wordt als getuige gehoord de land
bouwer Vinke die dezelfde verklaring aflegt als
te voren. Dit is ook het geval met de volgende
getuige, de vrouw van Vinke.
Hierna wordt gehoord de fotograaf K. de G„
die weigert den eed af te leggen, omdat hij in
deze zaak zelf ook verdachte is.
De pres. merkt op dat er geen enkel bezwaar
bestaat om den eed af te leggen, waar ver
dachte een volledige bekentenis heeft afgelegd,
gnders zou de rechtbank er niet op staan.
Getuige legt ten slotte den eed af, waarna
de pres. de zaak met hem nog eens nagaat,
waarbij geen nieuwe gezichtspunten naar vo
ren komen.
De Officier van Justitie acht het ten laste
gelegde bewezen, maar zegt dat verdachte voor
een groot deel gehandeld heeft onder invloed
van Van der V., waardoor hij ook bij dezen
troep verzeild geraakt is. Z.Edelachtbare eischt
1 jaar en 9 maanden gevangenisstraf.
De verdediger mr. van Bönninghausen dringt
aan op een psychiatrisch onderzoek.
Uitspraak over 14 dagen.
Thans komt E. v. d. V., wonende te Borne,
als beklaagde in de Albergsche zaak voor,
wien de dagvaarding hetzelfde ten laste legt
als aan K. de G. voornoemd.
Verdachte zegt dien nacht niet in Albergen
te zijn geweest en Vinke en zijn vrouw hee
lemaal niet te kennen.
Als getuigen worden weer gehoord de land
bouwer Vinke en zijn echtgenoote, die hun
vroegere verklaringen bevestigen. Zij herkennen
den verdachte niet.
Verder wordt nog gehoord de rechercheur
Koot, die gymnastiekschoenen toont, welke bij
verdachte in beslag genomen zijn.
Verdachte heeft wel zulke schoenen, maar wil
niet toegeven dat deze die hem thans getoond
worden, van hem zijn.
Getuige Koot heeft voetafdrukken e. d. ge
maakt en is voor het onderzoek der schoenen
speciaal naar de Bata-Schoenfabrieken te Best
geweest, waar bleek, dat de voetsporen ge
maakt zijn door de bij verdachte in beslag ge
nomen schoenen.
Verdachte houdt vol niet ter plaatse geweest
te zijn.
Nog wordt gehoord de opperman G. J. V.,
die zijn eerder afgelegde verklaring be
vestigt, waaruit blijkt, dat verdachte wel aan
dit misdrijf meegewerkt heeft.
Verdachte zegt dat dit niet waar is.
Hierna worden de deuren gesloten om dr.
Pallies uit Hengelo te hooren.
KI. de G., die thans gehoord wordt, is
niet bereid den eed af te leggen, omdat hij
zelf verdachte is in deze zaak.
De pres.: Daar is geen enkele reden voor en
de Rechtbank zal zich daar niet bij neerleggen.
Verdachte krijgt gelegenheid in de advoca-
tenkamer met zijn verdediger overleg te ple
gen. Na dit onderhoud blijft hij echter wei
geren den eed af te leggen, waarna hij weg
gevoerd wordt.
De Rechtbank gaat in Raadkamer.
Na Raadkamer wordt getuige de G. weer
voorgeroepen, die door den pres. nogmaals
over zijn houding wordt onderhouden, waarna
de verdere behandeling dezer zaak wordt uit
gesteld tot Vrijdag 6 September des morgens
om 10 uur.
De Rechtbank gelast tot gevangenneming
van verdachte in deze zaak.
De laatste verdachte in de Albergsche zaak
is H. v. d. H. te Zenderen, die zich voor het
zelfde feit heeft te verantwoorden, als aan
K. de G. en E. v. d. V. ten laste is gelegd.
Verdachte ontkent aan deze misdaad mede
gedaan te hebben.
KI. de G. neemt ook in deze zaak dezelfde
houding aan als in de vorige en weigert den
eed af te leggen, waafna ook de verdere be
handeling dezer zaak wordt aangehouden, tot
6 September a.s.
FRANCE
Doofstommen uit veertien landen hebben te Londen sportwedstrijden gehouden.
Lord Desborough begroet de deelnemers
Het is weer K. de G., de Hengelosche foto
graaf, die voor de zooveelste maal het beklaag
denbankje moet beklimmen, thans in de zaak
van de op 6 September 1934 te Bornerbroek bij
G. Zwijnenberg gepleegde inbraak.
Verdachte, die aanvankelijk had ontkend, be
kent thans het hem in deze zaak ten laste
gelegde. Zij zijn bedoelden nacht met z'n vie
ren er op uitgetrokken, echter niet met de
bedoeling om juist bij Zwijnenberg in te bre
ken. Later onderweg is dat plan gemaakt, om
dat W. dezen kende en dacht dat daar
wel wat te halen was. Ongeveer middernacht
kwamen ze daar aan. Ze hadden zich allen
onherkenbaar gemaakt met doeken over 't,hoofd
en een had zelfs een voetbal over zijn hoofd
met twee gaten er in. W. had ook een
gummistok bij zich. Daarmede heeft hij den
hond die begon te blaffen geslagen.
25EÏ^-
Bezocht worden de stéden Minden, Halle,
Dresden, PRAAG, WEENEN, BUDAPEST,
LINZ, Neurenberg, Koblenz.
(verhoogd met 2.50 voor administratie).
EN DAT ALLES MET V.K.P.-SERVICE
Zij, die eenmaal met ons reisden, weten, wat
dit beteekent. Aanvragen liefst zoo spoe
dig mogelijk te richten tot het
T KASTEEL VAN AEMSTEL" N.Z. VOORBURGWAL 65—73 AMSTERDAM
De pres.: Heeft W. den boer ook geslagen?
Verdachte weet dat niet.
De pres.: Wie heeft de vrouw geslagen?
Verdachte weet dat ook niet.
De pres.: Hier is dus wel geweld gebruikt.
Toen u hoorde dat u bij arme menschen was
waar niets was te halen, zijn jullie weer weg
gegaan.
Als getuige komt voor G. Zwijnenberg, 63 j.
landbouwer te Bornerbroek, die het aan ver
dachte tenlaste gelegde bevestigt. Getuige zegt
dien nacht te ongeveer half drie door het blaf
fen van den hond wakker geworden te zijn. La
ter begon die hond te janken en getuige die
dacht dat de hond vastgeloopen was is toen op
gestaan en ging naar de voordeur. Toen hij
deze opengemaakt had zag hij twee mannen
met lantaarns. Deze sloegen hem en daarvan
heeft hij nog steeds last. Hij werd bewusteloos
geslagen. Toen hij weer bij kwam lag zijn vrouw
op den vloer te kermen. Getuige heeft daarna
tot de indringers gezegd dat zij bij arme men
schen waren, waarop ze weg zijn gegaan. Er
was geen geld in huis.
De vrouw van Zwijnenberg bevestigt de ver
klaring van haar man.
Toen de deur open was lag haar man al op
den vloer, en daarna werd ik ook neergeslagen.
Zij heeft nog steeds last van de gevolgen van
het slaan.
De president: Ja 't is schande!
Hierna wordt gehoord de opperman G. J. V.
uit Borne die zei dat eerst het plan was om
bij menschen onder Delden in te breken. Later
is men naar Zwijnenberg gegaan omdat men
dacht dat die wel geld had omdat deze nog
een woning had welke hij verhuurd had.
De officier van justitie spreekt van een cli
max van feiten, daar hier 'n oude man en
vrouw bloedend zijn neergeslagen en eischt te
gen verdachte rekening houdend met in de
verre toekomst mogelijke reclasseering van
dezen verdachte 4 jaar gevangenisstraf. De ver
dediger Mr. van Bönninghausen vroeg cle
mentie.
Uitspraak over 14 dagen.
In dezelfde zaak wordt thans als verdachte
voorgeleid de opperman G. J. V. uit Borne aan
wien hetzelfde ten laste gelegd is als aan
K. de G.
Verdachte legt nu dezelfde verklaring af als
door hem gedaan als getuige in de vorige zaak.
Hij zegt niet met den gummistok geslagen te
hebben.
De officier van justitie eischte tegen den
verdachte in deze zaak dien Z.Ed. Achtb. ech
ter als een slachtoffer van v. d. V. beschouwt,
1 jaar en 9 maanden gevangenisstraf.
De verdediger Mr. van Bönninghausen vraagt
ook voor dezen verdachte een psychiatrisch on
derzoek.
Uitspraak over 14 dagen.
Ook aan E. v. d. V. fabrieksarbeider te Bome
die thans voorkomt als beklaagde in dezelfde
zaak is hetzelfde ten laste gelegd als aan de
beide vorige verdachten in de Bornerbroeksche
zaak.
Verdachte ontkent weer alles.
Dezelfde getuigen worden ook thans weer ge
hoord en leggen dezelfde verklaring af.
Uit de verklaring van den opperman G. J. V.
Hoe précairder de toestand wordt, hoe
voorzichtiger de officieele instanties zich
gedragen bij het doen van officieele
uitlatingen. Zij weten dat bij de heerschende
spanning elk ondoordacht woord gevaarlijke
kortsluiting kan veroorzaken. Hoe zwijgzamer
echter de officieele instanties worden, hoe
spraakzamer en onbedachtzamer de niet-of-
ficieele instanties zich uitlaten en hoe vrijer
spel de verbeelding krijgt om zich in aller
lei geruchten en gissingen en combinaties te
verlustigen. Zoo heet het nu, dat de Parijsche
driemogendheden-conferentie, welke tever
geefs getracht heeft een bruikbare basis te
vinden voor de besprekingen, welke tot een
vreedzame oplossing van het Italiaansch-
Abessinisch geschil zouden moeten leiden, on-
verrichterzake uiteen is moeten gaan, enkel
en alleen omdat Italië den geheelen politie
dienst in Abessinië in handen wilde hebben
en geen genoegen wenschte te nemen met een
uit Engelsche, Fransche, Italiaansche en
Abessinische onderhoorigen samengestelden
politiedienst, zooals Engeland en Frankrijk zou
den hebben voorgesteld. Frankrijk, maar voor
al Engeland, wilde echter den geheelen poli
tiedienst in Abessinië niet uitsluitend aan de
Italianen toevertrouwen, wel wetend, dat daar
uit practisch weidra een volslagen en vrijwel
onaantastbare Italiaansche overheersching zou
kunnen groeien. En juist omdat dit mogelijk
zou zijn, zou Italië er op zijn blijven staan, het
politie-monopolie in Abessinië te verlangen.
Wat hiervan waar is valt bij gebrek aan offi
cieele mededeelingen moeilijk uit te maken.
Maar indien het waar is, dan kan men consta-
teeren, dat Engeland en Frankrijk bij de Pa
rijsche besprekingen grootere concessies aan
Italië hebben voorgesteld dan eigenlijk te rijmen
viel met het Volkenbondspact en met de ver
schillende verdragen, waarbij de souvereini-
teit en integriteit van Abessinië werden gega
randeerd, en dat Italië ook daarmee geen ge
noegen heeft genomen, omdat het nu eenmaal
alleen heer en meester in het rijk van den
Negus wil worden. Tot in Amerika toe heerscht
de algemeene opvatting, dat Italië aanspra
kelijk gesteld moet worden voor het mislukken
der Parijsche conferentie en de volle verant
woordelijkheid zal moeten dragen voor de ge
volgen van een eventueel uitbrekenden Itali-
aansch-Abessinischen oorlog. Waardoor en
door wie feitelijk de Parijsche conferentie tot
mislukking werd gedoemd, is echter eigenlijk
van minder belang dan het feit, dat zij mis
lukt is. Wel zullen langs den gewonen diplo-
matieken weg de pogingen om tot een vreed
zaam compromis te geraken, worden voortge
zet, maar deze pogingen bieden even weinig
vooruitzicht als de besprekingen van de arbi
tragecommissie, welke straks te Bern en zoo
noodig onder leiding van den vijfden arbiter
Politis zullen worden voortgezet.
Zooals men weet, heeft de Volkenbondsraaö
beslist, dat de quaestie of Oeal-Oeal al of niet
op Abessinisch grondgebied gelegen is, buiten
de discussies van de in haar opdracht sterk
beperkte arbitrage-commissie moet gehouden
worden, en onder protest hebben de Abessini
sche arbiters zich daarbij neergelegd. Zelfs ai
zou de arbitrage-commissie tot een beslissende
uitspraak over hèt incident van Oeal-Oeal ko
men, dan zou daardoor nog maar een mini
maal onderdeel van heel de Italiaansch-Abes-
sinische quaestie zijn opgelost. Van Italiaansch
standpunt gezien, is het dus volkomen logisch,
dat Italië voortgaat zich met man en macht
voor te bereiden op een oorlog, welke minder
dan ooit te voorkomen schijnt.
Terwijl in Engeland een zeer verontruste
stemming heerscht en de ministers
ijlings hun vacantie-oorden hebben ver
laten om in een kabinetsraad te overwegen,
welke houding Engeland thans dient aan te
nemen, schijnt men in Frankrijk zich reeds min
of meer neergelegd te hebben bij de gedachte,
dat Italië er niet meer van af gehouden zal
kunnen worden zijn door Mussolini begeerden
kolonialen oorlog tot meerdere eer en glorie van
het fascistisch régime en het Italiaansch impe
rium te voeren. Frankrijk heeft behalve de be
langen bij den spoorweg DzjiboutiAddis Abeba
geen bijzondere interessen in Abessinië, maar
het heeft er het allergrootste belang bij, dat
een Italiaansch-Abessinische oorlog niet de oor
zaak wordt van een volkomen ineenstorting van
de zoo moeizaam ineengezette Europeesche
frontpolitiek ter beteugeling en neutraliseering
van de uit het nationaal-socialistische Duitsch-
land dreigende gevaren. Men verwacht daarom,
dat Frankrijk zich alle mogelijke moeite zal ge
ven om een oorlog tot Abessinië te localiseeren.
Voor Engeland is deze netelige zaak echter an
ders gelegen. De met het oog op den katoen-
bouw in Britsch Soedan groote belangen bij de
watervoorziening uit het in Abessinië gelegen
Tsana-meer geven Engeland een sterkeren im
puls om een Italiaanschen oorlog tegen Abes
sinië tegen te gaan dan de bezorgdheid voor
het toch reeds zwaar gehavende Stresafront in
Europa. Maar van den anderen kant zal En
geland zich wel tweemaal bedenken vóór het
zich openlijk in een Italiaansch-Abessinischen
oorlog zal laten betrekken. Het Britsche impe
rium heeft nog andere zorgen, b.v. in het Verre
Oosten, welke minstens even groot zijn als die
betreffende Abessinië. Italië heeft het verlangen
om even machtig te worden als Engeland en
Frankrijk, en Engeland is er op uit zijn in ge
vaar gebrachte positie van zoowel politiek als
economisch doorslaggevend wereldrijk te hand
haven. Voor de positie van dit wereldrijk is het
van vitale beteekenis, dat de verbindingsweg
van Engeland naar zijn Aziatische bezittingen
volledig open blijft. De Engelsch-Italiaansche
controverse inzake het Abessinisch conflict is in
laatste instantie een quaestie van wereldpoli
tiek.
Al is het voorshands nog niet aan te nemen,
dat Engeland zich geheel aan de zijde van
Abessinië zal stellen bij een Italiaansch-Abes
sinischen oorlog, het is wel mogelijk, dat het
vanuit den Soedan onmiddellijk het gebied rond
het Tsana-meer zal bezetten om er zijn belan
gen te beschermen en dat het Abessinië van
munitie en wapenen zal voorzien en het tot
nu toe gehandhaafde embargo op oorlogstuig
zal opheffen. Een andere mogelijkheid is, dat
Engeland zal trachten de sluiting van het Suez-
kanaal voor Italiaansche oorlogstransporten te
bewerkstelligen. Maar al deze mogelijkheden
houden de mogelijkheid van een direct Engelsch-
Italiaansch conflict in. Frankrijk beproeft op
het oogenblik een politieke Coué-methode door
alsmaar te verklaren, dat men den toestand
niet te tragisch moet nemen, maar of deze sug
gestie buiten Frankrijk veel succes zal hebben,
mag minstens worden betwijfeld. Wanneer En
geland Italië niet tot het handhaven van de dit
keer met de Engelsche belangen parallel loo-
pende Volkenbondspolitiek zal kunnen dwin
gen zal het politieke prestige van het Britsche
imperium in de wereld ernstig worden ge
schaad. Van de definitieve houding van Frank
rijk zal veel voor Engeland afhangen. In 1914
gaf de aarzelende en onduidelijke houding van
Groot-Brittannië Duitschland den moed om
den oorlog te beginnen, thans is het de houding
van Frankrijk, die den doorslag zal geven of
Italië tegen Abessinië ten strijde zal trekken,
want 't is niet aan te nemen, dat Mussolini zoo
overmoedig zou zijn om zich tegen den onom
wonden uitgesproken wil van een gezamenlijk
ageerend en volkomen eensgezind Frankrijk en
Engeland te verzetten. Met een krachtig
Engelsch - Fransche onderdrukking van
het Italiaansche overweldigerscomplex zou
echter waarschijnlijk slechts uitstel van exe
cutie, maar geen duurzame oplossing kunnen
worden bereikt, want ter gelegener tijd zou dit
door „force majeure" bedwongen complex zich
zeker weer doen gelden.
De Fransche Coué-methode lijkt daarom veel
op struisvogel-politiek.
Betuiging van leedwezen
Wij hebben gemeend niet te mogen
nalaten onze pijnlijke verbazing
tot uitdrukking te brengen over het
feit, dat de redactie van de chr.-hist. „Ne
derlander" bij het weergeven van de vluch
tige notities, welke onze betreurde redac
teur Jos. van Langen eenige seconden voor
zijn tragisch verscheiden neerschreef, den
krabbel: „Een wees gegroet en een schiet
gebedje tot Sint Christoforus geven ver
trouwen" uit het relaas schrapte.
„De Nederlander" schrijft nu naar aan
leiding van onze bemerking:
„Het bericht, waarover het hier gaat,
is het roerende relaas over de laatste
oogenblikken van haar redacteur van
Langen, die bij het Gaai-ongeluk op zoo
jammerlijke wijze om het leven gekomen
is. In bedoeld relaas werd melding ge
maakt van het dagboek van dezen jour
nalist, zelfs nog in het verschrikkelijk
noodweer, waarin het vliegtuig zich be
vond, bijgehouden."
Op ons verwijt, dat de redactie de be
faamde notitie wegliet, reageert het blad
als volgt:
„Wij laten hier in het midden of zóó
felle karakteristiek in overeenstemming is
met wat er geschied is. Maar wij voelen
ons intusschen wel gedwongen aan het
blad over het gebeurde ons oprecht leed
wezen te betuigen.
Uit het door ons ingestelde onderzoek
is ons gebleken dat bedoeld bericht ten
gevolge der vacanties niet behandeld is
als wij dat gewenscht zouden hebben.
Wij mogen ten aanzien van heiligen-
vereering lijnrecht staan tegenover onze
roomsch-katholieke landgenooten, we
hebben, meenen wij, eerbied genoeg vooral
wat in een geloofsovertuiging zuiver is.
En juist het weggelaten zinnetje gaf op
die zuiverheid van het geloofsleven van
dezen jongen roomsch-katholiek wel de
schoonste visie van al zijn aanteekenin-
gen."
Het eert de hoofdredactie van de „Ne
derlander", dat zij zoo ruiterlijk een door
een harer redacteuren begane fout erkent
en op zoo voorname en treffende wijze
haar leedwezen over het gebeurde betuigt.
Is ons verwijt wat scherp geformuleerd
geweest, dan moge de „Nederlander" zulks
verklaren en verontschuldigen; zeer pijn
lijk was onze ervaring juist daarom, wijl
een blad als de „Nederlander" door ons
zoo hoogelijk gewaardeerd haar zending
een oogenblik vergat.
Na een betuiging van leedwezen, als hier
boven afgedrukt, kan de waardeering
slechts groeien.
De principieele strijd, welke er tusschen
de „Nederlander" en ons op z'n tijd ge
streden moet worden, wanneer katholieke
beginselen tegenover protestantsche worden
geplaatst, behoeft aan die waardeering geen
afbreuk te doen.
MOSKOU, 21 Aug. (Reuter) Vandaag is
de slotzitting van het Zevende Komintern-
congres gehouden.
Het congres heeft met algemeene stemmen
de slot-resolutie aangenomen, en het Executief
Comité, bestaande uit 45 leden, en 33 candida-
ten voor de controle-commissie gekozen.
blijkt dat deze verdachte een van de vier was
die dien avond in de woning van Zwijnenberg
geweest zijn.
Verdachte houdt zijn onschuld vol.
De Pres.: Dit zijn nu twee overvallen die be
recht worden, er zijn er echter nog veel meer.
Verdachte: Dat kan wel!
KI. de G. fotograaf blijft ook in deze zaak
bij zijn houding in de vorige zaak aangenomen,
waarna ook de verdere behandeling dezer zaak
wordt aangehouden tot 6 September a.s.
De laatste beklaagde in deze Bornerbroeksche
zaak is A. J. W. los-arbeider te Borne.
Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde
en zegt niet met genoemde personen in Bomer
broek geweest te zijn in bedoelden nacht. Ver
dachte is wel meermalen bij Zwijnenberg in huis
geweest en kent dezen en zijn vrouw zeer goed.
De andere verdachten willen hem in deze zaak
betrekken.
De Pres.: U was de man die vermomd was met
den voetbal met de gaten er in. Dat was zeker
omdat ze u niet zouden herkennen.
Verdachte houdt zijn verklaring vol.
Na verhoor van den landbouwer Zwijnenberg
en zijn vrouw komt weer de opperman voor, die
verklaart dat deze verdachte wel bij dit misdrijf
tegenwoordig was. Hij had zelfs een gummistok
bij zich, waarmede hij den hond geslagen heeft.
Verdachte heeft ook Zwijnenberg geslagen met
den gummistok zegt deze getuige.
Verdachte zegt dat deze getuige iets verklaart
wat niet waar is.
De Pres. merkt op dat de verschillende ver
klaringen in deze zaak met elkaar kloppen.
Verdachte: Neen, ze kloppen niet. Omdat KI.
de G. ook in deze zaak dezelfde houding aan
neemt en weigert den eed af te leggen, wordt
de verdere behandeling ook aangehouden tot 6
September.
Te half zeven wordt de zitting gesloten nadat
een verzoek om invrijheidstelling van dezen ver
dachte van den verdediger Mr. van Bönning
hausen door de Rechtbank afgewezen was.
Omtrent den gezondheidstoestand van Z. H.
Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent, bisschop van
Haarlem, die sinds de vorige week verblijf houdt
in de Mariastichting te Haarlem, vernemen wij,
dat de rustkuur een goeden invloed heeft gehad
op den algemeenen toestand van den Hoog-
waardigen Patiënt. Hoewel er vooralsnog geen
reden tot ongerustheid aanwezig is, is Mgr. door
de ongesteldheid meer verzwakt dan aanvanke
lijk werd verondersteld.
Bezoeken kunnen niet worden afgewacht.
De Aartsbisschop heeft in den afgeloopen
nacht, ofschoon niet veel geslapen, geen last van
benauwdheden gehad. De algemeene toestand
blijft hetzelfde.