Inbrekersbende staat terecht Engelands prestige staat op het spel Thans per Luxe Touringcar per A.T.O. KLEIN OSS IN TWENTE Veertien dagen reisgenot voor f 102.50 COUÉ-POLITIEK VAN FRANKRIJK Het geschrapte „Wees Gegroet" Kerkelijk Leven van 14 t.m. 27 September CENTRAAL REIS-ADRES DER V. K. P. WOENSDAG 21 AUGUSTUS 1935 Na de opsluiting van de ver dachten zijn de overvallen opgehouden Meer dan veertig getuigen De inbraak te Borne De nachtelijke inbraak te Albergen De andere verdachten mm -1 De inbraak bij Zwijnenberg te Bornerbroek Een wonder is deze reis! Twee menschen neergeslagen Wat gaat er gebeuren? Het Komintern-congres gesloten De toestand van Mgr. J. D. J. Aengenent Mgr. J. Jansen Voor de Almelosche Rechtbank werden Dinsdag elf zakën behandeld tegen vijf ver dachten die Twente 'n tijdlang onveilig hebben gemaakt door een serie inbraken en dief stallen. Als eerste verdachte komt voor de Hengelosene fotograaf KI. de G. die in Augustus 1934 te Hengelo een rijwiel heeft gestolen, dat toebe hoorde aan G. A. Lubbers. Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde. Wel heeft hij in de maand Augustus een rijwiel in pand gegeven bij een rijwielhande laar in Gronau, welk rijwiel hij ongeveer een Week geleden in Enschede gekocht had van een onbekende voor 3. Verdachte blijft bij zijn ontkenning. Als getuige komt voor G. A. Lubbers, de eigenaar van het rijwiel, die zegt dat rijwiel om tien uur bij de woning van zijn vader geplaatst te hebben, terwijl het om elf uur weg was. Getuige herkent het ter zitting aanwezige rijwiel als het zijne hoewel het heelemaal omgebouwd is. Pr. Matzinski, rijwielreparateur te Gronau Verklaart verdachte te herkennen als den man, die hem destijds een rijwiel in pand gegeven heeft. De Officier van Justitie acht het ten laste gelegde bewezen en eischt tegen verdachte, die al eerder 'n fiets gestolen heeft, zes maanden gevangenisstraf. Uitspraak over 14 dagen. De tweede beklaagde is G. J. V., opperman te Borne. Hem is ten laste gelegd dat hij op 10 October 1934 te Borne heeft weggenomen tezamen en in vereeniging met een ander uit een kelder van het gebouw „St. Joseph" een aantal flesschen drank, toebehoorende aan de R. K. Werkliedenvereeniging „St. Joseph" aldaar. Verdachte bekent d'en diefstal dien hij ge pleegd heeft op den tweeden kermisdag. Er was dien avond feest in genoemd gebouw, waar hij met v. d. V. door eerf kelderraam een aantal fles schen met drank weggenomen heeft. Zij heb ben dat dien avond tweemaal gedaan. Een gedeelte van dien drank hebben ze in zijn huis opgedronken. De tweede partij is niet bij hern in huis geweest. Een deel daarvan is verborgen in een knollenland. Als getuige komt voor K. van Nispten con cierge aan het St. Josephgebouw, die zegt dien avond door een muzikant gewaarschuwd te zijn, dat er onraad was. Hij kwam bij onderzoek tot de ontdekking dat er een 25-tal flesschen drank weg was. Het kelderraam was goed voorzien van gaas dat niet zoo gemakkelijk te ver wijderen was. Negen flesschen heeft hij later teruggevonden. Jos. Polman, musicus te Almelo was dien avond als zoodanig werkzaam in genoemd ge bouw. Toen hij om circa half twaalf even buiten kwam, zag hij twee personen loopen met fles schen, wat hem verdacht voorkwam. Hij heeft toen 'den concierge gewaarschuwd. De Officier van Justitie acht het feit be wezen en eischt zes maanden gevangenisstraf. De verdediger mr. van Bönninghausen refereert zich aan 't oordeel der Rechtbank Uitspraak over 14 dagen. In dezelfde Bornsche zaak komt thans als verdachte op het beklaagdenbankje de fabrieksarbeider E. v. d. V. te Borne aar. wien hetzelfde is ten laste gelegd, n.l. diefstal van een aantal flesschen drank uit den keider van het St. Josephgebouw aldaar. Deze verdachte ontkent drank gestolen te hebben en zeet op dien bewusten avond niet met V. bij het St. Josephgebouw geweest te zijn. Verdachte houdt vol niet met dezen getuige bij het St. Josephgebouw geweest te zijn dien avond. A. J. Wolberink, stucadoor te Borne, heeft dien avond verdachte en getuige samen zien staan voor een sigarenwinkel. Later is hij bij V. in diens huis geweest en zag daar teen 'n aantal flesschen. Hij vroeg- Hoe kom je daar aan? V. zeide toen: Dat komt er niet op aan, daar smaakt het wel om. Getuige is daarna weggegaan zonder gedronken te hebben van dien dramt. Getuige doet dan nog eon heel verhaal over de flesschen die V. verstopt had en later weggehaald waren. De Officier van Justitie eischt tegen dezen Verdachte zes maandien gevangenisstraf. De verdediger mr. van Bönninghausen acht geen voldoende bewijs aanwezig en vraagt vrijspraak voor verdachte. Uitspraak over 14 dagen. Hierna wordt behandeld de inbraak bij den landbouwer Vinke te Albergen gepleegd op 31 Augustus 1934. Voor de tweede maal staat de Hengelosche fotograaf K. de G. voor de rechtbank. Hem is ten laste gelegd dat hij op 31 Augustus 1934 tezamen met H. v. d. H. en E. v. d. V. in den voor nachtrust bestemden tijd heeft ingebroken in de woning van den landbouwer H. Vinke te Albergen gem. Tubbergen. Verdachte en H. v. d- H. zijn de woning door een raam binnenge klommen, welk raam door E. v. d. V. was open gebroken. Toen de twee eerstgenoemden in de woning door Vinke en zijn vrouw op heeterdaad betrapt waren hebben zij Vinke met geweld' beetgepakt, terwijl v. d. V. dezen met geweld op den grond gooide om den diefstal voor te bereiden en mogelijk te maken of aan zich zel- ven en de andere deelnemers aan dit misdrijf de vlucht mogelijk te maken. De verdere uitvoering van dit misdrijf is niet voltooid kunnen worden doordat Vinke en zijn vrouw begonnen te schreeuwen en alarm te maken, waardoor verdachte en zijn mededaders de vlucht moesten nemen. Verdachte heeft voor den rechter-commissa- ris een volledige bekentenis afgelegd en blijft daarbij. Op den avond van den overval te Al bergen zelf is het plan daartoe opgekomen. Zij zijn toen met z'n vieren naar Albergen gere den. De pres.: Toen man en vrouw schreeuwden is u gevlucht. Verdachte: Ja, want er was afgesproken om als het oude menschen waren geen geweld te gebruiken De pres.: Toch is er geweld gebruikt. Was dat om de vlucht mogelijk te maken? Verdachte: Ja. Als getuige wordt eerst gehoord de 73-jarige landbouwer H. Vinke, die verklaart dien avond op gewonen tijd met zijn vrouw naar bed te zijn gegaan. Omstreeks een uur is hij nog eens er uit geweest. Toen hij weer in bed was zag hij een vreemd verschijnsel en hoorde gestommel. Hij riep toen: Anna bist doe daer? Hij kreeg geen antwoord en kwam weer uit het bed. Hij zag toen eenige personen in de kamer, die hem aanvielen en op den grond wierpen. Zijn vrouw riep toen: Jan Lansink, moord, moord! De pres.: Jan Lansink is de buurman? Getuige: Ja. De pres.: Hebben ze u veel pijn gedaan? Verdachte: Nog al. De pres.: In uw angst hebt u de ruiten in geslagen en u daarbij verwond. Getuige: Ja. De pres.: U had nog wel geld in huis. Getuige: Ja, ongeveer ƒ150. De pres.: U herkent verdachte niet? Getuige: Neen. Hierna wordt de vrouw van Vinke gehoord, die de verklaring van haar man bevestigt. Hierna wordt gehoord de opperman G. J. V. uit; Borne, die op een vraag van den president zegt aan van der V. het adres van Vinke opge geven te hebben, die bekend stond dat hij rijk was. Op den bewusten avond heeft hij de an deren de woning van Vinke aangewezen De pres.: U wist toen dat er ingebroken zou worden. Is er toen gesproken om geen geweld te gebruiken? Getuige: Neen, er is niets afgesproken. De pres.: U is niet op het erf geweest? Getuige: Neen. De pres.: Moest u waarschuwen bij onraad? Getuige: Men hoeft daar niet te vreezen. De pres.: Wat weet u nog meer? Getuige: Niets. De pres.: Hebt u hooren schreeuwen? Getuige: Jawel. Verdachte vraagt aan dezen getuige of hij r.iet weet dat er afgesproken was om geen ge weld te gebruiken. Getuige zegt daar zich niets van te herinne ren. De rechercheur Koot wordt thans gehoord, die vingerafdrukken enz. genomen heeft in deze zaak en ook sporen van geweld gevonden heeft. De Officier van Justitie merkt op, dat na de opsluiting van deze verdachten de overvallen zijn opgehouden. Verdachte is schuldig aan diefstal met geweldpleging en de officier eistjht tegen dezen voor wien een reclasseeringspoging zelfs niet gelukt is en die tot zeer hevige ex plosies kan komen een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden, daarbij rekening houdend met de straf in de volgende zaak. De verdediger mr. van Bönninghausen ver zoekt de straf gedeeltelijk voorwaardelijk te maken. Uitspraak over 14 dagen. Iri dezelfde zaak komt nu de opperman G. J. V. uit Borne voor, aan wien ten laste gelegd is dat hij op 31 Augustus 1934 te Albergen gem. Tubbergen de in de vorige zaak genoemde ver dachten behulpzaam is geweest door hun den weg te wijzen naar de woning van Vinke en voor die woning te blijven wachten om bij on raad te kunnen waarschuwen. Verdachte bekent zijn aandeel in deze over- vai-zaak. Weer wordt als getuige gehoord de land bouwer Vinke die dezelfde verklaring aflegt als te voren. Dit is ook het geval met de volgende getuige, de vrouw van Vinke. Hierna wordt gehoord de fotograaf K. de G„ die weigert den eed af te leggen, omdat hij in deze zaak zelf ook verdachte is. De pres. merkt op dat er geen enkel bezwaar bestaat om den eed af te leggen, waar ver dachte een volledige bekentenis heeft afgelegd, gnders zou de rechtbank er niet op staan. Getuige legt ten slotte den eed af, waarna de pres. de zaak met hem nog eens nagaat, waarbij geen nieuwe gezichtspunten naar vo ren komen. De Officier van Justitie acht het ten laste gelegde bewezen, maar zegt dat verdachte voor een groot deel gehandeld heeft onder invloed van Van der V., waardoor hij ook bij dezen troep verzeild geraakt is. Z.Edelachtbare eischt 1 jaar en 9 maanden gevangenisstraf. De verdediger mr. van Bönninghausen dringt aan op een psychiatrisch onderzoek. Uitspraak over 14 dagen. Thans komt E. v. d. V., wonende te Borne, als beklaagde in de Albergsche zaak voor, wien de dagvaarding hetzelfde ten laste legt als aan K. de G. voornoemd. Verdachte zegt dien nacht niet in Albergen te zijn geweest en Vinke en zijn vrouw hee lemaal niet te kennen. Als getuigen worden weer gehoord de land bouwer Vinke en zijn echtgenoote, die hun vroegere verklaringen bevestigen. Zij herkennen den verdachte niet. Verder wordt nog gehoord de rechercheur Koot, die gymnastiekschoenen toont, welke bij verdachte in beslag genomen zijn. Verdachte heeft wel zulke schoenen, maar wil niet toegeven dat deze die hem thans getoond worden, van hem zijn. Getuige Koot heeft voetafdrukken e. d. ge maakt en is voor het onderzoek der schoenen speciaal naar de Bata-Schoenfabrieken te Best geweest, waar bleek, dat de voetsporen ge maakt zijn door de bij verdachte in beslag ge nomen schoenen. Verdachte houdt vol niet ter plaatse geweest te zijn. Nog wordt gehoord de opperman G. J. V., die zijn eerder afgelegde verklaring be vestigt, waaruit blijkt, dat verdachte wel aan dit misdrijf meegewerkt heeft. Verdachte zegt dat dit niet waar is. Hierna worden de deuren gesloten om dr. Pallies uit Hengelo te hooren. KI. de G., die thans gehoord wordt, is niet bereid den eed af te leggen, omdat hij zelf verdachte is in deze zaak. De pres.: Daar is geen enkele reden voor en de Rechtbank zal zich daar niet bij neerleggen. Verdachte krijgt gelegenheid in de advoca- tenkamer met zijn verdediger overleg te ple gen. Na dit onderhoud blijft hij echter wei geren den eed af te leggen, waarna hij weg gevoerd wordt. De Rechtbank gaat in Raadkamer. Na Raadkamer wordt getuige de G. weer voorgeroepen, die door den pres. nogmaals over zijn houding wordt onderhouden, waarna de verdere behandeling dezer zaak wordt uit gesteld tot Vrijdag 6 September des morgens om 10 uur. De Rechtbank gelast tot gevangenneming van verdachte in deze zaak. De laatste verdachte in de Albergsche zaak is H. v. d. H. te Zenderen, die zich voor het zelfde feit heeft te verantwoorden, als aan K. de G. en E. v. d. V. ten laste is gelegd. Verdachte ontkent aan deze misdaad mede gedaan te hebben. KI. de G. neemt ook in deze zaak dezelfde houding aan als in de vorige en weigert den eed af te leggen, waafna ook de verdere be handeling dezer zaak wordt aangehouden, tot 6 September a.s. FRANCE Doofstommen uit veertien landen hebben te Londen sportwedstrijden gehouden. Lord Desborough begroet de deelnemers Het is weer K. de G., de Hengelosche foto graaf, die voor de zooveelste maal het beklaag denbankje moet beklimmen, thans in de zaak van de op 6 September 1934 te Bornerbroek bij G. Zwijnenberg gepleegde inbraak. Verdachte, die aanvankelijk had ontkend, be kent thans het hem in deze zaak ten laste gelegde. Zij zijn bedoelden nacht met z'n vie ren er op uitgetrokken, echter niet met de bedoeling om juist bij Zwijnenberg in te bre ken. Later onderweg is dat plan gemaakt, om dat W. dezen kende en dacht dat daar wel wat te halen was. Ongeveer middernacht kwamen ze daar aan. Ze hadden zich allen onherkenbaar gemaakt met doeken over 't,hoofd en een had zelfs een voetbal over zijn hoofd met twee gaten er in. W. had ook een gummistok bij zich. Daarmede heeft hij den hond die begon te blaffen geslagen. 25EÏ^- Bezocht worden de stéden Minden, Halle, Dresden, PRAAG, WEENEN, BUDAPEST, LINZ, Neurenberg, Koblenz. (verhoogd met 2.50 voor administratie). EN DAT ALLES MET V.K.P.-SERVICE Zij, die eenmaal met ons reisden, weten, wat dit beteekent. Aanvragen liefst zoo spoe dig mogelijk te richten tot het T KASTEEL VAN AEMSTEL" N.Z. VOORBURGWAL 65—73 AMSTERDAM De pres.: Heeft W. den boer ook geslagen? Verdachte weet dat niet. De pres.: Wie heeft de vrouw geslagen? Verdachte weet dat ook niet. De pres.: Hier is dus wel geweld gebruikt. Toen u hoorde dat u bij arme menschen was waar niets was te halen, zijn jullie weer weg gegaan. Als getuige komt voor G. Zwijnenberg, 63 j. landbouwer te Bornerbroek, die het aan ver dachte tenlaste gelegde bevestigt. Getuige zegt dien nacht te ongeveer half drie door het blaf fen van den hond wakker geworden te zijn. La ter begon die hond te janken en getuige die dacht dat de hond vastgeloopen was is toen op gestaan en ging naar de voordeur. Toen hij deze opengemaakt had zag hij twee mannen met lantaarns. Deze sloegen hem en daarvan heeft hij nog steeds last. Hij werd bewusteloos geslagen. Toen hij weer bij kwam lag zijn vrouw op den vloer te kermen. Getuige heeft daarna tot de indringers gezegd dat zij bij arme men schen waren, waarop ze weg zijn gegaan. Er was geen geld in huis. De vrouw van Zwijnenberg bevestigt de ver klaring van haar man. Toen de deur open was lag haar man al op den vloer, en daarna werd ik ook neergeslagen. Zij heeft nog steeds last van de gevolgen van het slaan. De president: Ja 't is schande! Hierna wordt gehoord de opperman G. J. V. uit Borne die zei dat eerst het plan was om bij menschen onder Delden in te breken. Later is men naar Zwijnenberg gegaan omdat men dacht dat die wel geld had omdat deze nog een woning had welke hij verhuurd had. De officier van justitie spreekt van een cli max van feiten, daar hier 'n oude man en vrouw bloedend zijn neergeslagen en eischt te gen verdachte rekening houdend met in de verre toekomst mogelijke reclasseering van dezen verdachte 4 jaar gevangenisstraf. De ver dediger Mr. van Bönninghausen vroeg cle mentie. Uitspraak over 14 dagen. In dezelfde zaak wordt thans als verdachte voorgeleid de opperman G. J. V. uit Borne aan wien hetzelfde ten laste gelegd is als aan K. de G. Verdachte legt nu dezelfde verklaring af als door hem gedaan als getuige in de vorige zaak. Hij zegt niet met den gummistok geslagen te hebben. De officier van justitie eischte tegen den verdachte in deze zaak dien Z.Ed. Achtb. ech ter als een slachtoffer van v. d. V. beschouwt, 1 jaar en 9 maanden gevangenisstraf. De verdediger Mr. van Bönninghausen vraagt ook voor dezen verdachte een psychiatrisch on derzoek. Uitspraak over 14 dagen. Ook aan E. v. d. V. fabrieksarbeider te Bome die thans voorkomt als beklaagde in dezelfde zaak is hetzelfde ten laste gelegd als aan de beide vorige verdachten in de Bornerbroeksche zaak. Verdachte ontkent weer alles. Dezelfde getuigen worden ook thans weer ge hoord en leggen dezelfde verklaring af. Uit de verklaring van den opperman G. J. V. Hoe précairder de toestand wordt, hoe voorzichtiger de officieele instanties zich gedragen bij het doen van officieele uitlatingen. Zij weten dat bij de heerschende spanning elk ondoordacht woord gevaarlijke kortsluiting kan veroorzaken. Hoe zwijgzamer echter de officieele instanties worden, hoe spraakzamer en onbedachtzamer de niet-of- ficieele instanties zich uitlaten en hoe vrijer spel de verbeelding krijgt om zich in aller lei geruchten en gissingen en combinaties te verlustigen. Zoo heet het nu, dat de Parijsche driemogendheden-conferentie, welke tever geefs getracht heeft een bruikbare basis te vinden voor de besprekingen, welke tot een vreedzame oplossing van het Italiaansch- Abessinisch geschil zouden moeten leiden, on- verrichterzake uiteen is moeten gaan, enkel en alleen omdat Italië den geheelen politie dienst in Abessinië in handen wilde hebben en geen genoegen wenschte te nemen met een uit Engelsche, Fransche, Italiaansche en Abessinische onderhoorigen samengestelden politiedienst, zooals Engeland en Frankrijk zou den hebben voorgesteld. Frankrijk, maar voor al Engeland, wilde echter den geheelen poli tiedienst in Abessinië niet uitsluitend aan de Italianen toevertrouwen, wel wetend, dat daar uit practisch weidra een volslagen en vrijwel onaantastbare Italiaansche overheersching zou kunnen groeien. En juist omdat dit mogelijk zou zijn, zou Italië er op zijn blijven staan, het politie-monopolie in Abessinië te verlangen. Wat hiervan waar is valt bij gebrek aan offi cieele mededeelingen moeilijk uit te maken. Maar indien het waar is, dan kan men consta- teeren, dat Engeland en Frankrijk bij de Pa rijsche besprekingen grootere concessies aan Italië hebben voorgesteld dan eigenlijk te rijmen viel met het Volkenbondspact en met de ver schillende verdragen, waarbij de souvereini- teit en integriteit van Abessinië werden gega randeerd, en dat Italië ook daarmee geen ge noegen heeft genomen, omdat het nu eenmaal alleen heer en meester in het rijk van den Negus wil worden. Tot in Amerika toe heerscht de algemeene opvatting, dat Italië aanspra kelijk gesteld moet worden voor het mislukken der Parijsche conferentie en de volle verant woordelijkheid zal moeten dragen voor de ge volgen van een eventueel uitbrekenden Itali- aansch-Abessinischen oorlog. Waardoor en door wie feitelijk de Parijsche conferentie tot mislukking werd gedoemd, is echter eigenlijk van minder belang dan het feit, dat zij mis lukt is. Wel zullen langs den gewonen diplo- matieken weg de pogingen om tot een vreed zaam compromis te geraken, worden voortge zet, maar deze pogingen bieden even weinig vooruitzicht als de besprekingen van de arbi tragecommissie, welke straks te Bern en zoo noodig onder leiding van den vijfden arbiter Politis zullen worden voortgezet. Zooals men weet, heeft de Volkenbondsraaö beslist, dat de quaestie of Oeal-Oeal al of niet op Abessinisch grondgebied gelegen is, buiten de discussies van de in haar opdracht sterk beperkte arbitrage-commissie moet gehouden worden, en onder protest hebben de Abessini sche arbiters zich daarbij neergelegd. Zelfs ai zou de arbitrage-commissie tot een beslissende uitspraak over hèt incident van Oeal-Oeal ko men, dan zou daardoor nog maar een mini maal onderdeel van heel de Italiaansch-Abes- sinische quaestie zijn opgelost. Van Italiaansch standpunt gezien, is het dus volkomen logisch, dat Italië voortgaat zich met man en macht voor te bereiden op een oorlog, welke minder dan ooit te voorkomen schijnt. Terwijl in Engeland een zeer verontruste stemming heerscht en de ministers ijlings hun vacantie-oorden hebben ver laten om in een kabinetsraad te overwegen, welke houding Engeland thans dient aan te nemen, schijnt men in Frankrijk zich reeds min of meer neergelegd te hebben bij de gedachte, dat Italië er niet meer van af gehouden zal kunnen worden zijn door Mussolini begeerden kolonialen oorlog tot meerdere eer en glorie van het fascistisch régime en het Italiaansch impe rium te voeren. Frankrijk heeft behalve de be langen bij den spoorweg DzjiboutiAddis Abeba geen bijzondere interessen in Abessinië, maar het heeft er het allergrootste belang bij, dat een Italiaansch-Abessinische oorlog niet de oor zaak wordt van een volkomen ineenstorting van de zoo moeizaam ineengezette Europeesche frontpolitiek ter beteugeling en neutraliseering van de uit het nationaal-socialistische Duitsch- land dreigende gevaren. Men verwacht daarom, dat Frankrijk zich alle mogelijke moeite zal ge ven om een oorlog tot Abessinië te localiseeren. Voor Engeland is deze netelige zaak echter an ders gelegen. De met het oog op den katoen- bouw in Britsch Soedan groote belangen bij de watervoorziening uit het in Abessinië gelegen Tsana-meer geven Engeland een sterkeren im puls om een Italiaanschen oorlog tegen Abes sinië tegen te gaan dan de bezorgdheid voor het toch reeds zwaar gehavende Stresafront in Europa. Maar van den anderen kant zal En geland zich wel tweemaal bedenken vóór het zich openlijk in een Italiaansch-Abessinischen oorlog zal laten betrekken. Het Britsche impe rium heeft nog andere zorgen, b.v. in het Verre Oosten, welke minstens even groot zijn als die betreffende Abessinië. Italië heeft het verlangen om even machtig te worden als Engeland en Frankrijk, en Engeland is er op uit zijn in ge vaar gebrachte positie van zoowel politiek als economisch doorslaggevend wereldrijk te hand haven. Voor de positie van dit wereldrijk is het van vitale beteekenis, dat de verbindingsweg van Engeland naar zijn Aziatische bezittingen volledig open blijft. De Engelsch-Italiaansche controverse inzake het Abessinisch conflict is in laatste instantie een quaestie van wereldpoli tiek. Al is het voorshands nog niet aan te nemen, dat Engeland zich geheel aan de zijde van Abessinië zal stellen bij een Italiaansch-Abes sinischen oorlog, het is wel mogelijk, dat het vanuit den Soedan onmiddellijk het gebied rond het Tsana-meer zal bezetten om er zijn belan gen te beschermen en dat het Abessinië van munitie en wapenen zal voorzien en het tot nu toe gehandhaafde embargo op oorlogstuig zal opheffen. Een andere mogelijkheid is, dat Engeland zal trachten de sluiting van het Suez- kanaal voor Italiaansche oorlogstransporten te bewerkstelligen. Maar al deze mogelijkheden houden de mogelijkheid van een direct Engelsch- Italiaansch conflict in. Frankrijk beproeft op het oogenblik een politieke Coué-methode door alsmaar te verklaren, dat men den toestand niet te tragisch moet nemen, maar of deze sug gestie buiten Frankrijk veel succes zal hebben, mag minstens worden betwijfeld. Wanneer En geland Italië niet tot het handhaven van de dit keer met de Engelsche belangen parallel loo- pende Volkenbondspolitiek zal kunnen dwin gen zal het politieke prestige van het Britsche imperium in de wereld ernstig worden ge schaad. Van de definitieve houding van Frank rijk zal veel voor Engeland afhangen. In 1914 gaf de aarzelende en onduidelijke houding van Groot-Brittannië Duitschland den moed om den oorlog te beginnen, thans is het de houding van Frankrijk, die den doorslag zal geven of Italië tegen Abessinië ten strijde zal trekken, want 't is niet aan te nemen, dat Mussolini zoo overmoedig zou zijn om zich tegen den onom wonden uitgesproken wil van een gezamenlijk ageerend en volkomen eensgezind Frankrijk en Engeland te verzetten. Met een krachtig Engelsch - Fransche onderdrukking van het Italiaansche overweldigerscomplex zou echter waarschijnlijk slechts uitstel van exe cutie, maar geen duurzame oplossing kunnen worden bereikt, want ter gelegener tijd zou dit door „force majeure" bedwongen complex zich zeker weer doen gelden. De Fransche Coué-methode lijkt daarom veel op struisvogel-politiek. Betuiging van leedwezen Wij hebben gemeend niet te mogen nalaten onze pijnlijke verbazing tot uitdrukking te brengen over het feit, dat de redactie van de chr.-hist. „Ne derlander" bij het weergeven van de vluch tige notities, welke onze betreurde redac teur Jos. van Langen eenige seconden voor zijn tragisch verscheiden neerschreef, den krabbel: „Een wees gegroet en een schiet gebedje tot Sint Christoforus geven ver trouwen" uit het relaas schrapte. „De Nederlander" schrijft nu naar aan leiding van onze bemerking: „Het bericht, waarover het hier gaat, is het roerende relaas over de laatste oogenblikken van haar redacteur van Langen, die bij het Gaai-ongeluk op zoo jammerlijke wijze om het leven gekomen is. In bedoeld relaas werd melding ge maakt van het dagboek van dezen jour nalist, zelfs nog in het verschrikkelijk noodweer, waarin het vliegtuig zich be vond, bijgehouden." Op ons verwijt, dat de redactie de be faamde notitie wegliet, reageert het blad als volgt: „Wij laten hier in het midden of zóó felle karakteristiek in overeenstemming is met wat er geschied is. Maar wij voelen ons intusschen wel gedwongen aan het blad over het gebeurde ons oprecht leed wezen te betuigen. Uit het door ons ingestelde onderzoek is ons gebleken dat bedoeld bericht ten gevolge der vacanties niet behandeld is als wij dat gewenscht zouden hebben. Wij mogen ten aanzien van heiligen- vereering lijnrecht staan tegenover onze roomsch-katholieke landgenooten, we hebben, meenen wij, eerbied genoeg vooral wat in een geloofsovertuiging zuiver is. En juist het weggelaten zinnetje gaf op die zuiverheid van het geloofsleven van dezen jongen roomsch-katholiek wel de schoonste visie van al zijn aanteekenin- gen." Het eert de hoofdredactie van de „Ne derlander", dat zij zoo ruiterlijk een door een harer redacteuren begane fout erkent en op zoo voorname en treffende wijze haar leedwezen over het gebeurde betuigt. Is ons verwijt wat scherp geformuleerd geweest, dan moge de „Nederlander" zulks verklaren en verontschuldigen; zeer pijn lijk was onze ervaring juist daarom, wijl een blad als de „Nederlander" door ons zoo hoogelijk gewaardeerd haar zending een oogenblik vergat. Na een betuiging van leedwezen, als hier boven afgedrukt, kan de waardeering slechts groeien. De principieele strijd, welke er tusschen de „Nederlander" en ons op z'n tijd ge streden moet worden, wanneer katholieke beginselen tegenover protestantsche worden geplaatst, behoeft aan die waardeering geen afbreuk te doen. MOSKOU, 21 Aug. (Reuter) Vandaag is de slotzitting van het Zevende Komintern- congres gehouden. Het congres heeft met algemeene stemmen de slot-resolutie aangenomen, en het Executief Comité, bestaande uit 45 leden, en 33 candida- ten voor de controle-commissie gekozen. blijkt dat deze verdachte een van de vier was die dien avond in de woning van Zwijnenberg geweest zijn. Verdachte houdt zijn onschuld vol. De Pres.: Dit zijn nu twee overvallen die be recht worden, er zijn er echter nog veel meer. Verdachte: Dat kan wel! KI. de G. fotograaf blijft ook in deze zaak bij zijn houding in de vorige zaak aangenomen, waarna ook de verdere behandeling dezer zaak wordt aangehouden tot 6 September a.s. De laatste beklaagde in deze Bornerbroeksche zaak is A. J. W. los-arbeider te Borne. Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde en zegt niet met genoemde personen in Bomer broek geweest te zijn in bedoelden nacht. Ver dachte is wel meermalen bij Zwijnenberg in huis geweest en kent dezen en zijn vrouw zeer goed. De andere verdachten willen hem in deze zaak betrekken. De Pres.: U was de man die vermomd was met den voetbal met de gaten er in. Dat was zeker omdat ze u niet zouden herkennen. Verdachte houdt zijn verklaring vol. Na verhoor van den landbouwer Zwijnenberg en zijn vrouw komt weer de opperman voor, die verklaart dat deze verdachte wel bij dit misdrijf tegenwoordig was. Hij had zelfs een gummistok bij zich, waarmede hij den hond geslagen heeft. Verdachte heeft ook Zwijnenberg geslagen met den gummistok zegt deze getuige. Verdachte zegt dat deze getuige iets verklaart wat niet waar is. De Pres. merkt op dat de verschillende ver klaringen in deze zaak met elkaar kloppen. Verdachte: Neen, ze kloppen niet. Omdat KI. de G. ook in deze zaak dezelfde houding aan neemt en weigert den eed af te leggen, wordt de verdere behandeling ook aangehouden tot 6 September. Te half zeven wordt de zitting gesloten nadat een verzoek om invrijheidstelling van dezen ver dachte van den verdediger Mr. van Bönning hausen door de Rechtbank afgewezen was. Omtrent den gezondheidstoestand van Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent, bisschop van Haarlem, die sinds de vorige week verblijf houdt in de Mariastichting te Haarlem, vernemen wij, dat de rustkuur een goeden invloed heeft gehad op den algemeenen toestand van den Hoog- waardigen Patiënt. Hoewel er vooralsnog geen reden tot ongerustheid aanwezig is, is Mgr. door de ongesteldheid meer verzwakt dan aanvanke lijk werd verondersteld. Bezoeken kunnen niet worden afgewacht. De Aartsbisschop heeft in den afgeloopen nacht, ofschoon niet veel geslapen, geen last van benauwdheden gehad. De algemeene toestand blijft hetzelfde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 5