Het Gele en het Roode gevaar
it
V.K.P.
Naar de Belgische hoofdstad
EXPANSIE VAN JAPAN
IE EENMAAL
REISDE MET
DE
GAAT WEER MEE!
DE ATTRACTIE VAN ONS
PRIJSRAADSEL
ZONDAG 1 SEPTEMBER 1935
Japanners en Chineezen nestelen
zich steeds vaster op de
eilanden van Poly-
nesië
Communisme in Chiarta
OVERREDEN EN GEDOOD
GEZELLEN-ESPERANTO
DOOR STROOM GEDOOD
Mr. N. G. Pierson-fonds
Twee schepen bij Urk
vastgeraakt
Een der vaartuigen waarschijnlijk
verloren
STEUN AAN BEELDENDE
KUNSTENAARS
Tentoonstellingen in verschillende
gemeenten
OFFERBLOKKEN GELICHT
Inzenders van een goede oplossing
hebben ook nu weer een kans
op een gratis reisje naar
Brussel
Wie zal thans de
gelukkige zijn?
Het nieuwe raadsel
Vlaggen
Dr. W. van der Grinten
De expeditie naar Nieuw-Guinea
Examen Teekenen M.O. MB
Notarieel examen
De postvluchten
Populaire liedjes
Toniger kleuren Schepping van
jf in 't landschap louter water
(Bijzondere correspondentie)
Niemand zal betwisten dat het „Gele Ge
vaar", dat door minder-inzichtigen lan
gen tijd voor een hersenschim gehouden
is. in de laatste jaren steeds duidelijker vormen
aangenomen heeft. Japan heeft zich tot een
eersterangs groote mogendheid ontwikkeld; het
heeft zich uit den Volkenbond teruggetrokken
en dus de handen volkomen vrij; het zal slechts
dan een nieuwe vlootovereenkomst aangaan,
als daarin uitdrukkelijk gestipuleerd wordt dat
het voor zijn zeestrijdkrachten op pariteit met
die van het Britsche Imperium en de Veree-
nigde Staten volstrekt recht heeft; het is, dank
zij een mandaat over belangrijke eilanden
groepen in den Pacific absoluut meester in een
derde deel van den Stillen Oceaan; het heeft
zich op het vasteland van Azië weten te nes
telen; voert onbetwist gezag in den staat der
Mandsjoes; heeft zich het recht-van-toezicht
toegeëigend in zake de wijze waarop een be
langrijk deel van Noord-China bestuurd wordt;
bedreigt Mongolië, en overstroomt de geheele
wereld met artikelen van iederen aard. die
zcó goedkoop zijn dat de Westersche concur
rentie machteloos staat. Alleen met invoerver
boden, strenge contingenteering en hemelhooge
tarieven weet het Westen den Japanschen ex
port binnen redelijke grenzen te houden.
Dat is al veel, maar het is niet alles. Het is
een feit, dat de Japanners en óók de Chi
neezen zich steeds vaster nestelen op de
eilandengroepen van Polynesië, koloniën van
Frankrijk, Engeland en de Vereenigde Staten,
en dat het vermoedelijk niet lang meer duren
zal of Japan zal trachten èn op Nieuw-Guinea
èn op Borneo vasten voet te krijgen. Overal
waar zich een Japanner vertoont, kan men er
zeker van zijn dat hij binnen enkele maanden
door andere Japanners gevolgd wordt en zoo
ontwikkelt zich in weinige jaren een Japansche
kolonie, die langzaam maar zeker of óók snel
en zeker het geheele economische leven in
de streek beheerschen gaat.
De opmarsch van Japan is tot dusver door
velschillende oorzaken eenigermate vertraagd.
Het geval-Mandsjoekwo heeft een tijdelijke ver
koeling van de betrekkingen tusschen Tokio en
Nanking te weeg gebracht. Maar blijvend zal
die verkoeling niet zijn. Sinds de Volkenbond
China in den steek liet, weet het dat het van
de Westersche mogendheden hulp noch steun
te wachten heeft. Hulp en steun kunnen alleen
var. den machtigen buur, Japan, komen, van
Japan, dat geen vijand en in elk geval vér te
kiezen is boven rijken, bevolkt door blanken, die
in China uitsluitend en altijd exploitatie-gebied
gezien hebben. De Chineesche opleving, de be-
wust-wording van de zonen van het Hemelsche
Rijk, keert zich niet tegen de Japanners, maar
tegen de Westersche rassen, die voor de hand
having der Chineesche integriteit niets hebben
weten te doen.
Japan maakt van de bestaande omstandig
heden op de meest handige wijze gebruik.
Het verklaart zich ten volle bereid China
iedere hulp te verschaffen, die het noodig heb
ber. mocht. Natuurlijk brengt het die hulp noch
voorwaarde- noch belangeloos. Het dringt er
op aan dat China zich eindelijk bij het groote
voldongen feit, het bestaan van een onafhan
kelijker staat Mandsjoekwo, neerleggen zal en
dit Keizerrijk de facto en de jure erkennen.
Daarna eerst zal er ernstig sprake kunnen zijn
var. een hechte samenwerking, van onderlingen
bijstand, waarvan China ontzaglijke voordeelen
te verwachten heeft. Zoo goed als Japan.
mqO
Voor China én voor Japan is het noodig dat
die samenwerking tot stand komt. Alleen na de
vorming van een gemeenschappelijk Chineesch-
Mandsjoerijsch-Japansch front zal het moge
lijk blijken een dam van voldoende strekte op
te werpen tegen het voortdringen van het com
munisme, waarvan men de macht in China
vooral niet onderschatten moet. Voor het Blan
ke gevaar is Japan niet bevreesd het Blanke
is ver maar het Roode Gevaar is een rea
liteit.
Talrijke Chineesche districten, ten Zuid-Wes
ten van Nanking, in de vallei van de Jang-Tse
en in de omgeving van eenige zijrivieren van
dezen machtigen stroom, leven onder commu
nistisch regiem. Het is wellicht niet overdreven
te zeggen, dat het aantal Chineesche commu
nisten negentig millioen bedraagt.
Het middelpunt van het Chineesche Sovjet
gebied is in Kiangsi. Dat gebied zélf is nu eens
grooter dan weer kleiner. Nanking heeft in de
laatste jaren herhaaldelijk pogingen aangewend
definitief met de communisten af te rekenen,
maar al die pogingen zijn mislukt. De „over
winningen" der generaals van het Kwo-Min-
Tang hadden enkel tot gevolg dat de commu
nisten zich tijdelijk uit enkele districten terug
trokken. Blijvend resultaat leverden die over
winningen. die als grootsche wapenfeiten naar
alle landen gekabeld werden, volstrekt niet
op. Feit is, dat ruim veertig Chineesche distric
ten, sinds vele jaren onder de directe controle
van communistische autoriteiten leven. Ieder
district, iedere stad, ieder dorp, bezit zijn uit
voerend comité, zijn Sovjets. Het oppergezag
over Chineesch Sovjetië is te Ju-Tsjin geves
tigd. Daar heeft de „voorloopige regeering van
Sovjet-China" haa.r zetel. Haar president is een
zekere Mak-Tse-Toeng, die zijn orders direct
uit Moskou ontvangt en die zijn gebied beheert
op dezelfde wijze en volgens dezelfde beginselen
als Stalin het „moederland".
Men zou de waarheid te kort doen als men
beweerde dat het Sovjet-bewind in China de
bevolking der betrokken districten slechts el
lende gebracht heeft. Het tegendeel is het ge
val. Het heeft aan vele schromelijke misbruiken
een einde gemaakt. De bevolking, die zich voor
het grootste deel in de macht van landheeren
en woekeraars bevond, is bevrijd van drukkende,
onmogelijk af te betalen schulden en hypo
thecaire lasten, die haar in een toestand van
slavernij hielden. De grond is opnieuw verdeeld.
Iedere familie heeft een stuk land gekregen,
dat haar een, in Chineesche oogen, menscb-
waardig bestaan verzekert. De tempels en de
Boeddhistische kloosters zijn genationaliseerd.
Alle hypothecaire schulden zijn eenvoudig ge
schrapt. De acht-urige-arbeidsdag is ingevoerd.
Een enkele progressieve belasting is ingesteld;
de rijkeren worden daardoor zwaarder dan de
armen getroffen. Twee banken geven biljetten
uit, waarop de portretten van Karl Marx en
Lenin prijken, en die door tientallen millioenen
Chineezen als betalingsmiddel gaarne worden
aanvaard. De verbouw van opium is in het ge
heele door de Sovjets geregeerde gebied ten
strengste verboden. Groote bedragen worden
aan irrigatie-werken en andere ondernemingen
van openbaar nut besteed. De regeering tracht
aan het analfabetisme een einde te maken.
Het succes van het programma der Sovjets
is aanzienlijk geweest lezen wij in het
fameuze rapport-Lytton, ofschoon de
communistische theorieën niet strooken met
Verkeershindernissen voor kleine auto's,
die haast hebben, bestaan er niet!
het Chineesche maatschappelijke systeem.
Maar is het niet zeer begrijpelijk dat de Sov
jets aanhang gevonden hebben en dien aan
hang zelfs weten uit te breiden? Het commu
nisme vindt overal, waar de ellende groot is,
een geschikt ontwikkelingsterrein, en dat de
arme boer in het Chineesche binnenland er
slecht aan toe was, zal niemand betwijfelen. Hil
heeft het nu beter. Waarom zou hij dan geen
„communist" zijn? Of hij het met de Marxis
tische theorieën al dan niet eens is vraagt hij
zich niet af.
Het is het Roode Gevaar dat Japan met be
zorgdheid vervult. Om dat in China te bestrij
den zal Tokio gaarne alle hulp aan Nanking
verschaffen die het noodig hebben mocht. Nan
king aarzelt tot dusver die hulp te aanvaarden;
het wil niet alles aan Japan te danken hebben.
Het wil „het gelaat redden". Maar Japan dringt
aan. Het is er van overtuigd dat het met de
huidige leiders tot een accoord zal kunnen ko
men, maar met een rood China dat Rusland in
den rug heeft, kan het moeilijkheden krijgen.
Reeds heeft Rusland China een alliantie tegen
Japan voorgesteld. Dat aanbod is natuurlijk
niet aanvaard. Tsjang-Kai-Tsjek weet te goed
in welke richting China's toekomst ligt. Maar
een Rood China zou zeker alleszins bereid zijn
een alliantie tegen het kapitalistische Japan
aan te gaan. Dat het. ooit met een rood China
te doen krijgt, wil Japan tot iederen prijs voor
komen. Het Gele Gevaar wil den weg vrij heb
ben en het Blanke Gevaar niet door een
Rood vervangen zien.
w,
Zaterdagmiddag omstreeks half drie is in de
Willebrordstraat te IJmuiden-Oost de 35-jarige
F. Mollema, wonende aldaar, door een groen-
tenwagen, waarvan het paard geschrokkeil was
door een voorbijtrekkenden kinderoptocht, over
reden.
De man kreeg twee wielen van den wagen
over zich heen. In zorgwekkenden toestand werd
hij naar het St. Antonius Ziekenhuis overge
bracht, waar hij een uur na het ongeval over
leed.
Heden wordt in een der zalen van het Ge-
zellengebouw, Stadhouderskade 55, Amster-
dam-Z., een Esperanto-tentoonstelling gehou
den. Alle Gezellen van het district Amsterdam
en ook andere belangstellenden worden vrien
delijk uitgenoodigd deze tentoonstelling te ko
men bezichtigen.
De tentoonstelling is geopend van 11 tot 6
uur, daarna van 7 uur tot half 11. Tevens zal
om half negen een proefles worden gehouden
volgens de bekende Cseh-methode. Opgave tot
deelname aan den cursus, welke 12 September
a.s. aanvangt, kan geschieden tijdens de ten
toonstelling en bij den heer H. C. Koenders,
Stadhouderskade 55.
Vrijdagavond is de 33-jarige A. Eldring, eerste
machinist bij de Coöperatieve Stoomzuivelfa-
briek te Terwispel tijdens zijn werkzaamheden
in de fabriek door den electrischen stroom ge
troffen. De man was op slag dood. Hij laat een
vrouw en twee kinderen achter.
Tot leden van het Bestuur van het mr. N. G.
Piersonfonds zijn benoemd de heeren jhr. mr,
D. J. de Geer, te 's-Gravenhage en A. Pierson
te Amsterdam.
De aanwijzing van twee nieuwe bestuurs
leden was noodig geworden wegens het ont
staan van een tweetal vacatures, n.l., die van
mr. P. W. A. Cort van der Linden en prof. mr.
H. W. C. Bordewijk.
Vrijdagavond te 11 uur zijn twee schepen,
welke op weg waren naar Groningen, bij Urk
gestrand, waarschijnlijk door onbekendheid met
het vaarwater ter plaatse. Gedurende den ge-
heelen nacht hebben de schippers getracht, met
eigen hulp, vrij te komen, doch toen dit niet
gelukte, hebben zij met behulp van fakkels en
seinen de aandacht van den wal op hun hache
lijke positie gevestigd. In den loop van den
morgen is Zaterdag een achttal motorbotters
uitgevaren; na verscheidene uren arbeid, mocht
het de „Hugo" 143, schipper R. de Vries, ge
lukken, een der gestrande vaartuigen, het zeil
schip „Attentia", schipper Grunwis, thuisbe-
hoorende te Goedereede, vlot te sleepen. Het
schip is behouden in de haven van Urk binnen
gebracht. Het andere vaartuig, het motorschip
„Adriana Cornelia", schipper Van Vliet, thuis-
behoorende te St. Philipsland, is door den hoo-
gen golfslag, welke gedurende verscheidene uren
over het dek heensloeg, hooger op het strand
geraakt. Waarschijnlijk is de „Adriana Corne
lia" verloren. De vrouw en twee kinderen zijn
per roeiboot naar het eiland gebracht en, door
nat als zij waren, door de bewoners liefderijk
opgenomen. Schip en lading zijn verzekerd.
Woensdagmiddag a.s. om half 3 zal burge
meester De Monchy in de Koninklijke Kunst
zaal Kleykamp te Den Haag een tentoonstel
ling openen, welke georganiseerd is onder auspi
ciën van de Nederlandsche federatie van ver-
eenigingen van beeldende kunstenaars. Deze
tentoonstelling is zeer in het bijzonder bedoeld
als een steuntentoonstelling, waarvan de op
brengst ten goede komt aan de beeldende kun
stenaars, die thans in buitengewoon moeilijke
omstandigheden verkeeren.
Niet alleen in Den Haag, maar ook in Am
sterdam en Rotterdam zullen dergelijke tentoon
stellingen gehouden worden. In Amsterdam zal
Zaterdag 7 September in het Stedelijk Museum
deze tentoonstelling geopend worden, terwijl in
Rotterdam de gelegenheid eerst zal bestaan na
Kerstmis.
De artistieke leiding dezer tentoonstellingen
berust bij de plaatselijke vereenigingen.
Donderdag werd ontdekt, dat in de parochie
kerk te Chèvremont (gem. Kerkrade), twee of
ferblokken met een beitel waren opengebroken.
Vrijdag slaagde de politie te Kerkrade er in
een tweetal jongens van 12 en 15 jaar aan te
houden, die getracht hadden de offerblokken
in de St. Martinuskerk te Kerkrade open te
bleken. Zij zijn in het politiebureau te Kerk
rade opgesloten.
Onze Brusselsche reizen hebben zich
een uitstekende reputatie verworven
en alom hoort men den lof verkon
digen voor onze perfecte Exweto-
organisatie, die reeds een groot aan
tal van onze lezers eenige buiten
gewoon aardige vacantie-dagen be
zorgde. Ook onze getrouwe oplos
sers van ons wekelijksch prijsraad
sel zijn zooals men weet, hierbij
niet vergeten. Drie maanden lang
werd elke week onder de goede op
lossers een reisje naar de Belgische
hoofdstad verloot. Dit is bij onze
lezers zeer in den smaak gevallen en
daar het reisseizoen nog niet ten
einde is, zullen wij ook deze en de
eerstvolgende weken, wederom een
gratis week-end-reis naar Brussel
onder de inzenders van een goede
oplossing verloten. Wie zal thans de
gelukkige zijn?
Het invulraadsel, dat wij de vorige week aan
onze lezers hebben voorgelegd, was zeker niet
zoo eenvoudig als dit zich liet aanzien. Het zal
aan verschillende van onze getrouwe puzzelaars
nog heel wat hoofdbrekens hebben bezorgd.
De 4 woorden in de sluitstukken zijn:
1. veerman; 2. gebraad; 3. Leersum; 4.
remedie.
De beide woorden in de kruisbalken:
revolutie en regulator.
De 4 woorden langs de kwadraten:
1. veger; 2. natie; 3. gevel; 4. datum.
Terwijl de 4 magische vierkanten er als volgt
uitzien.
das
aal
sla
are
roe
eer
pad
aar
dra
kas
aap
spa
Het was te voorzien, dat we in dat magische
werk wel wat variatie zouden krijgen. B.v.:
No. 1
Ada
d a 1
als
No. 2
roe
oor
era
No. 3
rap
a d a
pad
No. 4
aks
kap
spa
Schoon wat „buitenmodelsch" hier en daar,
waren deze vormen toch ook goed. wijl we
overal met bestaande woorden te doen kregen.
Uit de velen, die de verzuchting slaakten,
dat ze nu ook eens zoo'n fijn reisje mochten
maken was de geluksvogel, wiens wensch vervuld
werd:
de heer J. J. POLY,
Van Helt Stocadestraat 27 hs,
Amsterdam-Zuid
Thans kunnen onze lezers hun geluk be
proeven met de volgende invul-puzzle, waar
van men hierbij het schema vindt.
We noodigen onze puzzelaars uit:
le. in deze eenvoudige figuur een 13-tal
woorden van 12 letters elk te plaatsen, naar
de volgende beteekenissen of omschrijvingen
(boven te beginnen)
1. roofdieren behooren tot het geslacht der
carnivoren of
2. vrouwelijk beambte bij den telegraafdienst.
3. een kind, dat zich niet stoort aan de bevelen
van zijn ouders.
4. lekkernijen in den vorm van fruit, koek, enz.
5. iemand, die met ons in den trein zit.
6. wetenschap, die zich met de natuurver
schijnselen in den dampkring bezighoudt.
7. betrekking hebbend op den medischen dienst
8. tegenwerken, weerstand bieden.
9. kwaliteit.
10 niet expres, zonder erg.
11 tegenspraak.
12 hoofdbedrijf van den Scheveningschen
visscher.
13 die het met waarheid spreken niet zoo nauw
neemt.
2e. nu in elk dezer woorden 2 of 3 op elkaar
volgende letters te onderstrepen, welke steeds
óf een woord öf een lettergreep vormen, en
aldus van boven naar beneden een mooie spreuk
te lezen geven. Bedoelde woorden of lettergrepen
staan op de plaats der kruisjes.
Inzendingen tot Donderdag 12 uur aan den
heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60,
Utrecht.
Welk een opfleuring van het stads
beeld geven zij toch de talrijke vlag
gen, die op onze nationale feestdagen
worden uitgestoken.
De Kalverstraat is er tot één lange
eerepoort door geworden en de statige
huizen langs de grachten lijken eens
zoo mooi nu de heldere kleuren van
het rood-wit-blauw waaierend uit
fladderen tusschen het groen aan den
wallekant.
Van de tinnen en torens waait hoog
uit de nationale driekleur; de trams
schijnen wel sneller te rijden door de
wimpeljes aan de beugels; IJ en Am-
stel zijn fleuriger ondanks de som
bere nevelige lucht die er laag boven
gespannen staat.
We moeten eigenlijk de vlaggen wat
vaker uitsteken en uit meer huizen
nog.
Benoemd tot assistent aan het door Prof. Dr.
P. Debye op te richten Kaiser Wilhelm-Insti-
tut für Physik" te Berlijn-Dahlem, onze land
genoot Dr. W. van der Grinten.
De drie twee-motorige Haviland Dragon-vlieg
tuigen die, bestemd zijn voor de Nieuw-Gui-
nea-expeditie van de Bataafsche Petroleum-
Maatschappij onder leiding van luitenant Kop
pen zullen, naar het Volk verneemt, eerst over
ongeveer tien dagen van Schiphol starten.
De heer Koppen vertrekt thans naar Enge
land voor een bespreking met de beide Brit
sche piloten die hem zullen vergezellen.
DEN HAAG. Geslaagd de heer J. M. D. de Vries.
Amsterdam.
DEN HAAG. Geslaagd voor deel II: A. V. Hoog
werf, Rotterdam.
De Oeverzwaluw" op de thuisreis, is heden
te Medan aangekomen.
De Sperwer", uitreis, is van Jodhpur te
Rangoon gearriveerd.
De „Kwak" is op de thuisreis te Bagdad, de
„Perkoetoet" op de uitreis te Athene aange
komen. rl
Met het plaatje van de vorige week had
onze teekenaar „Onder moeders parapluie"
in beeld gebracht.
Welk liedje stelt thans bovenstaande tee-
kening voor? De oplossing kunt u in ons
volgende Zondagochtendblad vinden.
Ulvenhout, 27 Augustus '35
Menier
Gansch den dag vandaag
ruischt den regen in de velden.
De akkers liggen verlaten van
volk. dat z'nen arbeid zoekt in
de stallen en in de schuren. In de verte sche
mert de stad lijk rookerigen nevel aan den kim,
ondet 'n lage, looden locht.
't Wintergewas, de koolakkers liggen den
overdadigen, den malschen regenval te zuipen,
tot zwellens-toe. En steeds ruischen de buien
in 'n schuimend, 'n bruisend gerucht door de
schepping, die roerloos te schemeren staat in
den natten nevel.
Deuzen dag is één stuk deugd.
Hij is van wondere pracht!
Mijnen erft is rijk bepeerld van zuiveren
droppen, die lichten in den dusteren dag.
"IVui heur goudsblommen vangen 't licht dat
nog vloeit van even boven den ender. En als
stukken zon. zoo plekken die blommen in t
diepkleurig loof, dat donker is van 't water.
De zuiveren ..veeren" van 't buigend wilgen-
loof hangen neer van 't nat en gestaag peerlen
piiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniBRABANTSCHE BRIEVEN
Deuzen dag is één stuk deugd en van wondere pracht
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllH
de droppen van dat puntig ge-
blaaxt in den groenen èèrde.
Zwart doffen de rieten daken
teugen den zuiveren dag.
De kleuren in 't landschap
zijn toniger, zijn dieper geverfd.
En steeds plenst en ruischt den
regen in 't gulzig gewas, dat
verwaast onder 'nen druifkleurigen tule.
Den mensch leeft óp in deuzen dag die eenen
malschheid is voor z'n zielement. Die eenen
rust is voor z'n bruingeschroeide lijf. Ja, die 'n
bad is voor z'n keel, waarin de vochtige geu
rige tocht stroomt as koelen honing, 'n Bad
voor d'oogen, die efkens rusten kunnen in den
verren, matten ender.
Mijnen Bles, bekaanst bewegingloos staat
ie te schraansen uit die sappige wei, nou en
dan 'nen stap doend in deuzen malschen over
daad. Z'n huid is donker van den regen, die 'm
doordrenkt tot in de spieren. Rust, lekkere
rust geniet m'n perdje nou gin vliegen, nou gin
wespen zitten te steken op z'n vel, onder zijnen
gevoeligen buik. ja in de raanden van z'n
kollesale diepglaanzende, trouwe oogen.
Stil staan de runders te peinzen in deuzen
zaligen rust, lekker de neusgaten streelend door
't sappig grasgewas.
En teerder verwaast de stad aan den ender.
Dunner wordt den regen, die als zuiveren naal
dekens dwars over de velden slaat. Egaler trekt
den hemel over de wereld; en de stad lijkt
steeds verder weg te drijven in deuze schepping
van louter water.
Bruin schuimt de Mark. Zwaar hangt 't oever
gewas over den waterspiegel te slieren onder
den opgestoken wind, die door den buiten is
gaan rauschen in rollend geweld. Die den re
gen kapot slaat tot wolken, die over 't water
krullen, die over de velden trekken.
De taaie wilgenheesters vegen over den
sloot, 't Bosch loeit. De natuur regeert, slaat den
buiten striemens. Efkens trekken de lage loch-
ten op. Den sturmenden wind heeft ruimte
noodig en slaat hemel en aarde uit malkaar.
Slaat striemen over de plassen. Slaat de
boomkruinen krakend neer en 'nen vloed van
water ruischt uit die zware bladerkronen, die
zich droog lijken te schudden als 'nen natten
hond.
Dan komt den buiten weer efkens tot rust
Den sturm is vergaan. 'Nen veugel fladdert z'n
wieken al klappend droog. Cirkelt om den
kerketoren en is plotseling verdwenen in 'n
galmgat.
De locht is eenzaam nouw. Verlaten van elk
veugeltje.
De velden zijn leeg van volk en zelfs de
beesten liggen verscholen op 'n windvrije pielt.
Den sturm is over de boomen gevlogen.
Alleen den regen blijft.
Kledderend, ruischend, vezelend slaat ie in
de Mark, veegt ie door den akker, flustert ie
in 't geboomt.
De velden verkleuren.
Over de rieten daken veegt 'nen groenen
waas van groeiend mos.
Den regen is gekomen!
Den zandpad is weer hard. Maar den regen
blijft! Ziggelt van 't slappe dahliablad. De
zonneblom regent leeg. 't Kleurig blomblad
drijft op den natten èèrde weg naar den mest-
kuil
En telkens wisselen de kleuren over wei- en
akkerland, over de groene eerde.
En telkens drijft de verre stad weer nader
en dan weer verder weg.
Telkens lijken de velden van andere kleur,
spuit 't licht door den gestagen regen, over de
ruischende schepping in matten schijn. Van
blaauw tot geel, van bruin tot brons zoo glijerj
de tinten door den loodgrijzen dag, maar den
regen blijft en schuimt in de slooten. 'n Zoete
milde zuiverte huivert van den hemel over
mensch en plant en dier.
Den oogst is ievers binnen.
Kaal strekken de bruine stoppelvelden d'r
eigen door den groenen buiten. Gloeiend rood
glaanst m'n pannendak teugen den zwaren
notenlèèr. Brons doft de schuur teugen den
klèèren regenhemel.
De zachtdiepe kleuren verglijen telkens in an
deren toon en den regen spoelt, spoelt sappig,
schuimend, klèèr, maar gestaag over de wea-
reld in stillen drein, in milden deugd.
'tis stillekes in den huis. Alleen van de
naastbouwde stallen komt ennigt gerucht in ons
huizeke, waar Trui zwijgend bezig is.
Waant we hebben 'nen zwaren tijd achter
den rug. De hitte van den lesten tijd bij den
harden arbeid in de voldragen akkers is voor
bij, maar nog zijn de haanden kapot van 't
droge, hakerige gewas. Is 't lijf trillensmoei
van den zwaren tijd, is 'tvel hard en gescheurd
van hitte en arbeid.
Trui zwijgt; den regen doet heur goed, den
duster doet heur even deugd, de koelte zalft
heur begaaide vel.
Stillekens gaat ze heuren gang, zwijgend,
spinnend bekaanst als 'n poes, die gestreeld
wordt.
Geluidloos stroomt den regen over 't raam.
Nou en dan veegt door 't huis 'n koel windeke,
dat ge voelt op oew vel.
Wij zwijgen en staren soms in den zwartzul-
veren dag, die door de ramen glaanst; die som
berkens op de witte muren plekt.
Stroef, in heimelijke voldoening, is Trui be
zig en kijkt plotselings onder de valgordijn naar
den hemel.
„Droog?" bromt ze verwonderd, maar dan
zegt ze voor heur eigen: „daar komt nog meer."
Ik denk: ge hebt gelijk en zwijg.
En efkens kijken wij malkaar aan. Begrijpend.
't Is 'n bietje anders, onwennig. We leven
in 'n andere weareld, sinds van den mergen.
Waant op den weg is 't stil. Stil als vroeger,
toen er nog gin vacaantie was! We leven weer
in ons ouwe, vertrouwde durpke, zooals wij
het 't beste kennen. Maar toch, 't is stille
kes wel! 'tis of we zélf zijn weggewist en aan
't eigen huis nog nie gewend.
Gin auto's, gin bussen, gin fietsbelgerenkel,
gin lachende vrimdelingen alleen de koeien
loeien den een den ander na nou den regen
even opgehouwen is.
Gedempt, in de natte, verzadigde velden, ge
dempt huilt 't geloei over 't durp.
'tis sjuust of den zomer voorgoed weg is. En.
toch weten we wel, dat ie nog werom komt.
We kunnen 'm nog nie goed missen ok.
't Herfst- en wintertij duurt zoo laank! Is zoo
duster! Maakt den dag, maakt de weareld,
waarin ge leeft, zoo klein, zoo triest vinden we
vandaag.
Daar scheren de zwaluwen al hoog over de
boomen.
„Trui?"
„Wadist?"
„Den regen is weg, horre!"
„Te gaauw, Dré!"
Maar ze meent 't maar half....!
We kunnen 't zonneke nog nie goed missen,
't Afscheid van zomer en feestelijke drukte zou
te rap zijn gegaan. En als ge oud gaat worden,
amico. als ge 't wintertij zelf al in oew knoken
hebt dan hebt ge ginnen haast meer....!
Maar wij zegenen toch stiekum deuzen mal
schen dag, die zoo schoon op tijd kwam, as al
len oogst was binnengerejen!
Ik zeg, lijk verlejen week: deus zomerke Is
voor ons met 'n schaarke geknipt!
En den stadschen mensch, die van de hitte
en de stoffige wegels „meelij" met den boer
kreeg (ik heb er allervrimdsoortige stukskes
over gelezen in de kraanten) dieën stadschen
mensch kan gerust zijn, horre!
Onzenlievenhirke maakt 't wel mee ons! Weet
ok beter wat den akker toekomt dan den stad
schen kraantenman, die z'n ontevrejenheid
over de zomerwèrmte uitschrijft in meelijen
voor den boerdie zijnen goesting heeft!
't Is wèl!
't Is 'n gezegend tij!
'n Gezegend tij in zware jaren.
Amico, ik schei er af.
't Is kil van den avond. Wij verlangen naaf
den laangen, lekkeren slaap, die altij volgt OP
zo'nen keer in de weersgesteldheid. Ge kunt
nou azernen tot in oewen buik!
Veul groeten van Trui en as altij gin horke
minder van oewen toet a voe
DRÉ