Het Gele en het Roode gevaar it V.K.P. Naar de Belgische hoofdstad EXPANSIE VAN JAPAN IE EENMAAL REISDE MET DE GAAT WEER MEE! DE ATTRACTIE VAN ONS PRIJSRAADSEL ZONDAG 1 SEPTEMBER 1935 Japanners en Chineezen nestelen zich steeds vaster op de eilanden van Poly- nesië Communisme in Chiarta OVERREDEN EN GEDOOD GEZELLEN-ESPERANTO DOOR STROOM GEDOOD Mr. N. G. Pierson-fonds Twee schepen bij Urk vastgeraakt Een der vaartuigen waarschijnlijk verloren STEUN AAN BEELDENDE KUNSTENAARS Tentoonstellingen in verschillende gemeenten OFFERBLOKKEN GELICHT Inzenders van een goede oplossing hebben ook nu weer een kans op een gratis reisje naar Brussel Wie zal thans de gelukkige zijn? Het nieuwe raadsel Vlaggen Dr. W. van der Grinten De expeditie naar Nieuw-Guinea Examen Teekenen M.O. MB Notarieel examen De postvluchten Populaire liedjes Toniger kleuren Schepping van jf in 't landschap louter water (Bijzondere correspondentie) Niemand zal betwisten dat het „Gele Ge vaar", dat door minder-inzichtigen lan gen tijd voor een hersenschim gehouden is. in de laatste jaren steeds duidelijker vormen aangenomen heeft. Japan heeft zich tot een eersterangs groote mogendheid ontwikkeld; het heeft zich uit den Volkenbond teruggetrokken en dus de handen volkomen vrij; het zal slechts dan een nieuwe vlootovereenkomst aangaan, als daarin uitdrukkelijk gestipuleerd wordt dat het voor zijn zeestrijdkrachten op pariteit met die van het Britsche Imperium en de Veree- nigde Staten volstrekt recht heeft; het is, dank zij een mandaat over belangrijke eilanden groepen in den Pacific absoluut meester in een derde deel van den Stillen Oceaan; het heeft zich op het vasteland van Azië weten te nes telen; voert onbetwist gezag in den staat der Mandsjoes; heeft zich het recht-van-toezicht toegeëigend in zake de wijze waarop een be langrijk deel van Noord-China bestuurd wordt; bedreigt Mongolië, en overstroomt de geheele wereld met artikelen van iederen aard. die zcó goedkoop zijn dat de Westersche concur rentie machteloos staat. Alleen met invoerver boden, strenge contingenteering en hemelhooge tarieven weet het Westen den Japanschen ex port binnen redelijke grenzen te houden. Dat is al veel, maar het is niet alles. Het is een feit, dat de Japanners en óók de Chi neezen zich steeds vaster nestelen op de eilandengroepen van Polynesië, koloniën van Frankrijk, Engeland en de Vereenigde Staten, en dat het vermoedelijk niet lang meer duren zal of Japan zal trachten èn op Nieuw-Guinea èn op Borneo vasten voet te krijgen. Overal waar zich een Japanner vertoont, kan men er zeker van zijn dat hij binnen enkele maanden door andere Japanners gevolgd wordt en zoo ontwikkelt zich in weinige jaren een Japansche kolonie, die langzaam maar zeker of óók snel en zeker het geheele economische leven in de streek beheerschen gaat. De opmarsch van Japan is tot dusver door velschillende oorzaken eenigermate vertraagd. Het geval-Mandsjoekwo heeft een tijdelijke ver koeling van de betrekkingen tusschen Tokio en Nanking te weeg gebracht. Maar blijvend zal die verkoeling niet zijn. Sinds de Volkenbond China in den steek liet, weet het dat het van de Westersche mogendheden hulp noch steun te wachten heeft. Hulp en steun kunnen alleen var. den machtigen buur, Japan, komen, van Japan, dat geen vijand en in elk geval vér te kiezen is boven rijken, bevolkt door blanken, die in China uitsluitend en altijd exploitatie-gebied gezien hebben. De Chineesche opleving, de be- wust-wording van de zonen van het Hemelsche Rijk, keert zich niet tegen de Japanners, maar tegen de Westersche rassen, die voor de hand having der Chineesche integriteit niets hebben weten te doen. Japan maakt van de bestaande omstandig heden op de meest handige wijze gebruik. Het verklaart zich ten volle bereid China iedere hulp te verschaffen, die het noodig heb ber. mocht. Natuurlijk brengt het die hulp noch voorwaarde- noch belangeloos. Het dringt er op aan dat China zich eindelijk bij het groote voldongen feit, het bestaan van een onafhan kelijker staat Mandsjoekwo, neerleggen zal en dit Keizerrijk de facto en de jure erkennen. Daarna eerst zal er ernstig sprake kunnen zijn var. een hechte samenwerking, van onderlingen bijstand, waarvan China ontzaglijke voordeelen te verwachten heeft. Zoo goed als Japan. mqO Voor China én voor Japan is het noodig dat die samenwerking tot stand komt. Alleen na de vorming van een gemeenschappelijk Chineesch- Mandsjoerijsch-Japansch front zal het moge lijk blijken een dam van voldoende strekte op te werpen tegen het voortdringen van het com munisme, waarvan men de macht in China vooral niet onderschatten moet. Voor het Blan ke gevaar is Japan niet bevreesd het Blanke is ver maar het Roode Gevaar is een rea liteit. Talrijke Chineesche districten, ten Zuid-Wes ten van Nanking, in de vallei van de Jang-Tse en in de omgeving van eenige zijrivieren van dezen machtigen stroom, leven onder commu nistisch regiem. Het is wellicht niet overdreven te zeggen, dat het aantal Chineesche commu nisten negentig millioen bedraagt. Het middelpunt van het Chineesche Sovjet gebied is in Kiangsi. Dat gebied zélf is nu eens grooter dan weer kleiner. Nanking heeft in de laatste jaren herhaaldelijk pogingen aangewend definitief met de communisten af te rekenen, maar al die pogingen zijn mislukt. De „over winningen" der generaals van het Kwo-Min- Tang hadden enkel tot gevolg dat de commu nisten zich tijdelijk uit enkele districten terug trokken. Blijvend resultaat leverden die over winningen. die als grootsche wapenfeiten naar alle landen gekabeld werden, volstrekt niet op. Feit is, dat ruim veertig Chineesche distric ten, sinds vele jaren onder de directe controle van communistische autoriteiten leven. Ieder district, iedere stad, ieder dorp, bezit zijn uit voerend comité, zijn Sovjets. Het oppergezag over Chineesch Sovjetië is te Ju-Tsjin geves tigd. Daar heeft de „voorloopige regeering van Sovjet-China" haa.r zetel. Haar president is een zekere Mak-Tse-Toeng, die zijn orders direct uit Moskou ontvangt en die zijn gebied beheert op dezelfde wijze en volgens dezelfde beginselen als Stalin het „moederland". Men zou de waarheid te kort doen als men beweerde dat het Sovjet-bewind in China de bevolking der betrokken districten slechts el lende gebracht heeft. Het tegendeel is het ge val. Het heeft aan vele schromelijke misbruiken een einde gemaakt. De bevolking, die zich voor het grootste deel in de macht van landheeren en woekeraars bevond, is bevrijd van drukkende, onmogelijk af te betalen schulden en hypo thecaire lasten, die haar in een toestand van slavernij hielden. De grond is opnieuw verdeeld. Iedere familie heeft een stuk land gekregen, dat haar een, in Chineesche oogen, menscb- waardig bestaan verzekert. De tempels en de Boeddhistische kloosters zijn genationaliseerd. Alle hypothecaire schulden zijn eenvoudig ge schrapt. De acht-urige-arbeidsdag is ingevoerd. Een enkele progressieve belasting is ingesteld; de rijkeren worden daardoor zwaarder dan de armen getroffen. Twee banken geven biljetten uit, waarop de portretten van Karl Marx en Lenin prijken, en die door tientallen millioenen Chineezen als betalingsmiddel gaarne worden aanvaard. De verbouw van opium is in het ge heele door de Sovjets geregeerde gebied ten strengste verboden. Groote bedragen worden aan irrigatie-werken en andere ondernemingen van openbaar nut besteed. De regeering tracht aan het analfabetisme een einde te maken. Het succes van het programma der Sovjets is aanzienlijk geweest lezen wij in het fameuze rapport-Lytton, ofschoon de communistische theorieën niet strooken met Verkeershindernissen voor kleine auto's, die haast hebben, bestaan er niet! het Chineesche maatschappelijke systeem. Maar is het niet zeer begrijpelijk dat de Sov jets aanhang gevonden hebben en dien aan hang zelfs weten uit te breiden? Het commu nisme vindt overal, waar de ellende groot is, een geschikt ontwikkelingsterrein, en dat de arme boer in het Chineesche binnenland er slecht aan toe was, zal niemand betwijfelen. Hil heeft het nu beter. Waarom zou hij dan geen „communist" zijn? Of hij het met de Marxis tische theorieën al dan niet eens is vraagt hij zich niet af. Het is het Roode Gevaar dat Japan met be zorgdheid vervult. Om dat in China te bestrij den zal Tokio gaarne alle hulp aan Nanking verschaffen die het noodig hebben mocht. Nan king aarzelt tot dusver die hulp te aanvaarden; het wil niet alles aan Japan te danken hebben. Het wil „het gelaat redden". Maar Japan dringt aan. Het is er van overtuigd dat het met de huidige leiders tot een accoord zal kunnen ko men, maar met een rood China dat Rusland in den rug heeft, kan het moeilijkheden krijgen. Reeds heeft Rusland China een alliantie tegen Japan voorgesteld. Dat aanbod is natuurlijk niet aanvaard. Tsjang-Kai-Tsjek weet te goed in welke richting China's toekomst ligt. Maar een Rood China zou zeker alleszins bereid zijn een alliantie tegen het kapitalistische Japan aan te gaan. Dat het. ooit met een rood China te doen krijgt, wil Japan tot iederen prijs voor komen. Het Gele Gevaar wil den weg vrij heb ben en het Blanke Gevaar niet door een Rood vervangen zien. w, Zaterdagmiddag omstreeks half drie is in de Willebrordstraat te IJmuiden-Oost de 35-jarige F. Mollema, wonende aldaar, door een groen- tenwagen, waarvan het paard geschrokkeil was door een voorbijtrekkenden kinderoptocht, over reden. De man kreeg twee wielen van den wagen over zich heen. In zorgwekkenden toestand werd hij naar het St. Antonius Ziekenhuis overge bracht, waar hij een uur na het ongeval over leed. Heden wordt in een der zalen van het Ge- zellengebouw, Stadhouderskade 55, Amster- dam-Z., een Esperanto-tentoonstelling gehou den. Alle Gezellen van het district Amsterdam en ook andere belangstellenden worden vrien delijk uitgenoodigd deze tentoonstelling te ko men bezichtigen. De tentoonstelling is geopend van 11 tot 6 uur, daarna van 7 uur tot half 11. Tevens zal om half negen een proefles worden gehouden volgens de bekende Cseh-methode. Opgave tot deelname aan den cursus, welke 12 September a.s. aanvangt, kan geschieden tijdens de ten toonstelling en bij den heer H. C. Koenders, Stadhouderskade 55. Vrijdagavond is de 33-jarige A. Eldring, eerste machinist bij de Coöperatieve Stoomzuivelfa- briek te Terwispel tijdens zijn werkzaamheden in de fabriek door den electrischen stroom ge troffen. De man was op slag dood. Hij laat een vrouw en twee kinderen achter. Tot leden van het Bestuur van het mr. N. G. Piersonfonds zijn benoemd de heeren jhr. mr, D. J. de Geer, te 's-Gravenhage en A. Pierson te Amsterdam. De aanwijzing van twee nieuwe bestuurs leden was noodig geworden wegens het ont staan van een tweetal vacatures, n.l., die van mr. P. W. A. Cort van der Linden en prof. mr. H. W. C. Bordewijk. Vrijdagavond te 11 uur zijn twee schepen, welke op weg waren naar Groningen, bij Urk gestrand, waarschijnlijk door onbekendheid met het vaarwater ter plaatse. Gedurende den ge- heelen nacht hebben de schippers getracht, met eigen hulp, vrij te komen, doch toen dit niet gelukte, hebben zij met behulp van fakkels en seinen de aandacht van den wal op hun hache lijke positie gevestigd. In den loop van den morgen is Zaterdag een achttal motorbotters uitgevaren; na verscheidene uren arbeid, mocht het de „Hugo" 143, schipper R. de Vries, ge lukken, een der gestrande vaartuigen, het zeil schip „Attentia", schipper Grunwis, thuisbe- hoorende te Goedereede, vlot te sleepen. Het schip is behouden in de haven van Urk binnen gebracht. Het andere vaartuig, het motorschip „Adriana Cornelia", schipper Van Vliet, thuis- behoorende te St. Philipsland, is door den hoo- gen golfslag, welke gedurende verscheidene uren over het dek heensloeg, hooger op het strand geraakt. Waarschijnlijk is de „Adriana Corne lia" verloren. De vrouw en twee kinderen zijn per roeiboot naar het eiland gebracht en, door nat als zij waren, door de bewoners liefderijk opgenomen. Schip en lading zijn verzekerd. Woensdagmiddag a.s. om half 3 zal burge meester De Monchy in de Koninklijke Kunst zaal Kleykamp te Den Haag een tentoonstel ling openen, welke georganiseerd is onder auspi ciën van de Nederlandsche federatie van ver- eenigingen van beeldende kunstenaars. Deze tentoonstelling is zeer in het bijzonder bedoeld als een steuntentoonstelling, waarvan de op brengst ten goede komt aan de beeldende kun stenaars, die thans in buitengewoon moeilijke omstandigheden verkeeren. Niet alleen in Den Haag, maar ook in Am sterdam en Rotterdam zullen dergelijke tentoon stellingen gehouden worden. In Amsterdam zal Zaterdag 7 September in het Stedelijk Museum deze tentoonstelling geopend worden, terwijl in Rotterdam de gelegenheid eerst zal bestaan na Kerstmis. De artistieke leiding dezer tentoonstellingen berust bij de plaatselijke vereenigingen. Donderdag werd ontdekt, dat in de parochie kerk te Chèvremont (gem. Kerkrade), twee of ferblokken met een beitel waren opengebroken. Vrijdag slaagde de politie te Kerkrade er in een tweetal jongens van 12 en 15 jaar aan te houden, die getracht hadden de offerblokken in de St. Martinuskerk te Kerkrade open te bleken. Zij zijn in het politiebureau te Kerk rade opgesloten. Onze Brusselsche reizen hebben zich een uitstekende reputatie verworven en alom hoort men den lof verkon digen voor onze perfecte Exweto- organisatie, die reeds een groot aan tal van onze lezers eenige buiten gewoon aardige vacantie-dagen be zorgde. Ook onze getrouwe oplos sers van ons wekelijksch prijsraad sel zijn zooals men weet, hierbij niet vergeten. Drie maanden lang werd elke week onder de goede op lossers een reisje naar de Belgische hoofdstad verloot. Dit is bij onze lezers zeer in den smaak gevallen en daar het reisseizoen nog niet ten einde is, zullen wij ook deze en de eerstvolgende weken, wederom een gratis week-end-reis naar Brussel onder de inzenders van een goede oplossing verloten. Wie zal thans de gelukkige zijn? Het invulraadsel, dat wij de vorige week aan onze lezers hebben voorgelegd, was zeker niet zoo eenvoudig als dit zich liet aanzien. Het zal aan verschillende van onze getrouwe puzzelaars nog heel wat hoofdbrekens hebben bezorgd. De 4 woorden in de sluitstukken zijn: 1. veerman; 2. gebraad; 3. Leersum; 4. remedie. De beide woorden in de kruisbalken: revolutie en regulator. De 4 woorden langs de kwadraten: 1. veger; 2. natie; 3. gevel; 4. datum. Terwijl de 4 magische vierkanten er als volgt uitzien. das aal sla are roe eer pad aar dra kas aap spa Het was te voorzien, dat we in dat magische werk wel wat variatie zouden krijgen. B.v.: No. 1 Ada d a 1 als No. 2 roe oor era No. 3 rap a d a pad No. 4 aks kap spa Schoon wat „buitenmodelsch" hier en daar, waren deze vormen toch ook goed. wijl we overal met bestaande woorden te doen kregen. Uit de velen, die de verzuchting slaakten, dat ze nu ook eens zoo'n fijn reisje mochten maken was de geluksvogel, wiens wensch vervuld werd: de heer J. J. POLY, Van Helt Stocadestraat 27 hs, Amsterdam-Zuid Thans kunnen onze lezers hun geluk be proeven met de volgende invul-puzzle, waar van men hierbij het schema vindt. We noodigen onze puzzelaars uit: le. in deze eenvoudige figuur een 13-tal woorden van 12 letters elk te plaatsen, naar de volgende beteekenissen of omschrijvingen (boven te beginnen) 1. roofdieren behooren tot het geslacht der carnivoren of 2. vrouwelijk beambte bij den telegraafdienst. 3. een kind, dat zich niet stoort aan de bevelen van zijn ouders. 4. lekkernijen in den vorm van fruit, koek, enz. 5. iemand, die met ons in den trein zit. 6. wetenschap, die zich met de natuurver schijnselen in den dampkring bezighoudt. 7. betrekking hebbend op den medischen dienst 8. tegenwerken, weerstand bieden. 9. kwaliteit. 10 niet expres, zonder erg. 11 tegenspraak. 12 hoofdbedrijf van den Scheveningschen visscher. 13 die het met waarheid spreken niet zoo nauw neemt. 2e. nu in elk dezer woorden 2 of 3 op elkaar volgende letters te onderstrepen, welke steeds óf een woord öf een lettergreep vormen, en aldus van boven naar beneden een mooie spreuk te lezen geven. Bedoelde woorden of lettergrepen staan op de plaats der kruisjes. Inzendingen tot Donderdag 12 uur aan den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. Welk een opfleuring van het stads beeld geven zij toch de talrijke vlag gen, die op onze nationale feestdagen worden uitgestoken. De Kalverstraat is er tot één lange eerepoort door geworden en de statige huizen langs de grachten lijken eens zoo mooi nu de heldere kleuren van het rood-wit-blauw waaierend uit fladderen tusschen het groen aan den wallekant. Van de tinnen en torens waait hoog uit de nationale driekleur; de trams schijnen wel sneller te rijden door de wimpeljes aan de beugels; IJ en Am- stel zijn fleuriger ondanks de som bere nevelige lucht die er laag boven gespannen staat. We moeten eigenlijk de vlaggen wat vaker uitsteken en uit meer huizen nog. Benoemd tot assistent aan het door Prof. Dr. P. Debye op te richten Kaiser Wilhelm-Insti- tut für Physik" te Berlijn-Dahlem, onze land genoot Dr. W. van der Grinten. De drie twee-motorige Haviland Dragon-vlieg tuigen die, bestemd zijn voor de Nieuw-Gui- nea-expeditie van de Bataafsche Petroleum- Maatschappij onder leiding van luitenant Kop pen zullen, naar het Volk verneemt, eerst over ongeveer tien dagen van Schiphol starten. De heer Koppen vertrekt thans naar Enge land voor een bespreking met de beide Brit sche piloten die hem zullen vergezellen. DEN HAAG. Geslaagd de heer J. M. D. de Vries. Amsterdam. DEN HAAG. Geslaagd voor deel II: A. V. Hoog werf, Rotterdam. De Oeverzwaluw" op de thuisreis, is heden te Medan aangekomen. De Sperwer", uitreis, is van Jodhpur te Rangoon gearriveerd. De „Kwak" is op de thuisreis te Bagdad, de „Perkoetoet" op de uitreis te Athene aange komen. rl Met het plaatje van de vorige week had onze teekenaar „Onder moeders parapluie" in beeld gebracht. Welk liedje stelt thans bovenstaande tee- kening voor? De oplossing kunt u in ons volgende Zondagochtendblad vinden. Ulvenhout, 27 Augustus '35 Menier Gansch den dag vandaag ruischt den regen in de velden. De akkers liggen verlaten van volk. dat z'nen arbeid zoekt in de stallen en in de schuren. In de verte sche mert de stad lijk rookerigen nevel aan den kim, ondet 'n lage, looden locht. 't Wintergewas, de koolakkers liggen den overdadigen, den malschen regenval te zuipen, tot zwellens-toe. En steeds ruischen de buien in 'n schuimend, 'n bruisend gerucht door de schepping, die roerloos te schemeren staat in den natten nevel. Deuzen dag is één stuk deugd. Hij is van wondere pracht! Mijnen erft is rijk bepeerld van zuiveren droppen, die lichten in den dusteren dag. "IVui heur goudsblommen vangen 't licht dat nog vloeit van even boven den ender. En als stukken zon. zoo plekken die blommen in t diepkleurig loof, dat donker is van 't water. De zuiveren ..veeren" van 't buigend wilgen- loof hangen neer van 't nat en gestaag peerlen piiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniBRABANTSCHE BRIEVEN Deuzen dag is één stuk deugd en van wondere pracht llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllH de droppen van dat puntig ge- blaaxt in den groenen èèrde. Zwart doffen de rieten daken teugen den zuiveren dag. De kleuren in 't landschap zijn toniger, zijn dieper geverfd. En steeds plenst en ruischt den regen in 't gulzig gewas, dat verwaast onder 'nen druifkleurigen tule. Den mensch leeft óp in deuzen dag die eenen malschheid is voor z'n zielement. Die eenen rust is voor z'n bruingeschroeide lijf. Ja, die 'n bad is voor z'n keel, waarin de vochtige geu rige tocht stroomt as koelen honing, 'n Bad voor d'oogen, die efkens rusten kunnen in den verren, matten ender. Mijnen Bles, bekaanst bewegingloos staat ie te schraansen uit die sappige wei, nou en dan 'nen stap doend in deuzen malschen over daad. Z'n huid is donker van den regen, die 'm doordrenkt tot in de spieren. Rust, lekkere rust geniet m'n perdje nou gin vliegen, nou gin wespen zitten te steken op z'n vel, onder zijnen gevoeligen buik. ja in de raanden van z'n kollesale diepglaanzende, trouwe oogen. Stil staan de runders te peinzen in deuzen zaligen rust, lekker de neusgaten streelend door 't sappig grasgewas. En teerder verwaast de stad aan den ender. Dunner wordt den regen, die als zuiveren naal dekens dwars over de velden slaat. Egaler trekt den hemel over de wereld; en de stad lijkt steeds verder weg te drijven in deuze schepping van louter water. Bruin schuimt de Mark. Zwaar hangt 't oever gewas over den waterspiegel te slieren onder den opgestoken wind, die door den buiten is gaan rauschen in rollend geweld. Die den re gen kapot slaat tot wolken, die over 't water krullen, die over de velden trekken. De taaie wilgenheesters vegen over den sloot, 't Bosch loeit. De natuur regeert, slaat den buiten striemens. Efkens trekken de lage loch- ten op. Den sturmenden wind heeft ruimte noodig en slaat hemel en aarde uit malkaar. Slaat striemen over de plassen. Slaat de boomkruinen krakend neer en 'nen vloed van water ruischt uit die zware bladerkronen, die zich droog lijken te schudden als 'nen natten hond. Dan komt den buiten weer efkens tot rust Den sturm is vergaan. 'Nen veugel fladdert z'n wieken al klappend droog. Cirkelt om den kerketoren en is plotseling verdwenen in 'n galmgat. De locht is eenzaam nouw. Verlaten van elk veugeltje. De velden zijn leeg van volk en zelfs de beesten liggen verscholen op 'n windvrije pielt. Den sturm is over de boomen gevlogen. Alleen den regen blijft. Kledderend, ruischend, vezelend slaat ie in de Mark, veegt ie door den akker, flustert ie in 't geboomt. De velden verkleuren. Over de rieten daken veegt 'nen groenen waas van groeiend mos. Den regen is gekomen! Den zandpad is weer hard. Maar den regen blijft! Ziggelt van 't slappe dahliablad. De zonneblom regent leeg. 't Kleurig blomblad drijft op den natten èèrde weg naar den mest- kuil En telkens wisselen de kleuren over wei- en akkerland, over de groene eerde. En telkens drijft de verre stad weer nader en dan weer verder weg. Telkens lijken de velden van andere kleur, spuit 't licht door den gestagen regen, over de ruischende schepping in matten schijn. Van blaauw tot geel, van bruin tot brons zoo glijerj de tinten door den loodgrijzen dag, maar den regen blijft en schuimt in de slooten. 'n Zoete milde zuiverte huivert van den hemel over mensch en plant en dier. Den oogst is ievers binnen. Kaal strekken de bruine stoppelvelden d'r eigen door den groenen buiten. Gloeiend rood glaanst m'n pannendak teugen den zwaren notenlèèr. Brons doft de schuur teugen den klèèren regenhemel. De zachtdiepe kleuren verglijen telkens in an deren toon en den regen spoelt, spoelt sappig, schuimend, klèèr, maar gestaag over de wea- reld in stillen drein, in milden deugd. 'tis stillekes in den huis. Alleen van de naastbouwde stallen komt ennigt gerucht in ons huizeke, waar Trui zwijgend bezig is. Waant we hebben 'nen zwaren tijd achter den rug. De hitte van den lesten tijd bij den harden arbeid in de voldragen akkers is voor bij, maar nog zijn de haanden kapot van 't droge, hakerige gewas. Is 't lijf trillensmoei van den zwaren tijd, is 'tvel hard en gescheurd van hitte en arbeid. Trui zwijgt; den regen doet heur goed, den duster doet heur even deugd, de koelte zalft heur begaaide vel. Stillekens gaat ze heuren gang, zwijgend, spinnend bekaanst als 'n poes, die gestreeld wordt. Geluidloos stroomt den regen over 't raam. Nou en dan veegt door 't huis 'n koel windeke, dat ge voelt op oew vel. Wij zwijgen en staren soms in den zwartzul- veren dag, die door de ramen glaanst; die som berkens op de witte muren plekt. Stroef, in heimelijke voldoening, is Trui be zig en kijkt plotselings onder de valgordijn naar den hemel. „Droog?" bromt ze verwonderd, maar dan zegt ze voor heur eigen: „daar komt nog meer." Ik denk: ge hebt gelijk en zwijg. En efkens kijken wij malkaar aan. Begrijpend. 't Is 'n bietje anders, onwennig. We leven in 'n andere weareld, sinds van den mergen. Waant op den weg is 't stil. Stil als vroeger, toen er nog gin vacaantie was! We leven weer in ons ouwe, vertrouwde durpke, zooals wij het 't beste kennen. Maar toch, 't is stille kes wel! 'tis of we zélf zijn weggewist en aan 't eigen huis nog nie gewend. Gin auto's, gin bussen, gin fietsbelgerenkel, gin lachende vrimdelingen alleen de koeien loeien den een den ander na nou den regen even opgehouwen is. Gedempt, in de natte, verzadigde velden, ge dempt huilt 't geloei over 't durp. 'tis sjuust of den zomer voorgoed weg is. En. toch weten we wel, dat ie nog werom komt. We kunnen 'm nog nie goed missen ok. 't Herfst- en wintertij duurt zoo laank! Is zoo duster! Maakt den dag, maakt de weareld, waarin ge leeft, zoo klein, zoo triest vinden we vandaag. Daar scheren de zwaluwen al hoog over de boomen. „Trui?" „Wadist?" „Den regen is weg, horre!" „Te gaauw, Dré!" Maar ze meent 't maar half....! We kunnen 't zonneke nog nie goed missen, 't Afscheid van zomer en feestelijke drukte zou te rap zijn gegaan. En als ge oud gaat worden, amico. als ge 't wintertij zelf al in oew knoken hebt dan hebt ge ginnen haast meer....! Maar wij zegenen toch stiekum deuzen mal schen dag, die zoo schoon op tijd kwam, as al len oogst was binnengerejen! Ik zeg, lijk verlejen week: deus zomerke Is voor ons met 'n schaarke geknipt! En den stadschen mensch, die van de hitte en de stoffige wegels „meelij" met den boer kreeg (ik heb er allervrimdsoortige stukskes over gelezen in de kraanten) dieën stadschen mensch kan gerust zijn, horre! Onzenlievenhirke maakt 't wel mee ons! Weet ok beter wat den akker toekomt dan den stad schen kraantenman, die z'n ontevrejenheid over de zomerwèrmte uitschrijft in meelijen voor den boerdie zijnen goesting heeft! 't Is wèl! 't Is 'n gezegend tij! 'n Gezegend tij in zware jaren. Amico, ik schei er af. 't Is kil van den avond. Wij verlangen naaf den laangen, lekkeren slaap, die altij volgt OP zo'nen keer in de weersgesteldheid. Ge kunt nou azernen tot in oewen buik! Veul groeten van Trui en as altij gin horke minder van oewen toet a voe DRÉ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 6