Archeologisch onderzoek in Noord-Brabant ip|A J Met twee op avonturenreis ffldimfiaal den dag De Dubbelgangster I «F J.* DESKUNDIGE VERTELT '■mï el BANDJES u MAANDAG 16 SEPTEMBER 1935 Goudgravers, die niet naar goud graven. Een belangrijke ont dekking te Goirle £en cultuurmonument Brabant in den Brons-tijd Steeds sneller mm p Wj i !#W De Zweedsche Vikings Groote internationale kooplieden .Londen leest ^inzag^dat u I Op de Proef gesteld Archeologische vondsten MEER STILTE bij een ongeval met doodeiyken afloop A f 13 M XT T7 >C op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen C* levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door E1 "7^0 ^VJLLiEj r\JÖL/lN rN El O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 Üv«" verlies van beide armen, belde beenen ot beide oogen M. 0 UU» AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FOCA by verlies van een hand faiüv*" een voet ot een oog Als een zwerver trekt Drs. W. Willems met zijn Jtef door het land van Brabant om te zoeken den grond naar gegevens van de oudste his- r'e van dit land. i °P het oogenblik zit hij te Goirle, waar we dezer dagen zijn gaan opzoeken. Meen niet, het simpel is hem te vinden. „Kunde me zeggen, waar de weg naar 't Rieisch Hoeike Waar ze aan het graven zijn?", vroegen we 11 een wandelenden boer. Als ge ooit een weg moet zoeken, vraag hem rfd een wandelenden boer; die heeft lederen „ai minstens honderd keer geloopen." r6*! weg naar het Rieisch Hoefke wist hij wel, a<i-r „aan het graven, meneer, aan het gra- 0eri?" vroeg hij verwonderd. En meteen daar- J1'feet een begrijpend gezicht: „O! Ge bedoelt *jer die goudgravers!" was het mijn beurt om verwonderd te Üken. ik knikte maar van ja, en hij heeft me jpd den weg gewezen, dien hij „minstens hon- erd keer geloopen had." ®^'en verder langs het pad door de hei, zien „e in de verte de tent, waarin de expeditie huist. r voor waait de Brabantsahe vlag, roode m "'tte boe: be. blokken. Na eenige omzwervingen over een renerf stonden we voor een bordje „verbo- h toegang", dat in ons helaas altijd le ®iging oproept, te gaan kijken, wat er achten r* boen is. Achter het bordje was men aan her r'aven. Een aantal tewerkgestelden doet het fbWere graafwerk. Het eigenlijke werk, dat van Jang is, gebeurt door deskundigen. c °P het verhaal van den wandelenden boer „.6r de goudgravers, vertelde Drs. Willems, dat inderdaad de gangbare meening is onder de ehschen, dat hij met zijn staf naar goud en ^ar oude schatten aan het zoeken is, hoewel zelden of nooit iets heeft gevonden, wat ?®ct in klinkende munt waardeerbaar is. v °ch zijn de vondsten voor den man van de atenschap van zeer groote beteekenis. In Berg- waar de opgravingen werden verricht voor J?16 te Goirle, heeft men eenige urnen gevon- J;n- In Goirle is niets gevonden dan eenige ^afheuvels, en toch is men over dit resultaat aer zoo goed tevreden als over dat van Best Bergeijk. .ïvten heeft hier n.l. in deze grafheuvels een f '^ils gevonden, dat Brabant in den Brons-tijd periode, waarin men de wapenen, enz. voor eerst uit brons wist te vervaardigen) be- (J^hd moet zijn geweest. Dit is van zeer groot Jk'bhg, want tot nu toe is altijd verondersteld; in dat tijdperk Brabant niet bewoond was. *a, Beze heuvels te Goirle vertoonen nauwe ver- ^ntschap met graven, die men in Engeland (J^ft gevonden, doch het is de eerste maal dat 2J het vasteland van Europa een ringwal-heu- fan dergelijke constructie is gevonden. Er loopt een wal en daaromheen weer een ?j.ePpel. Andere grafheuvels bleken omgeven t.e Jh geweest door een enkelvoudige of meer- bj.^bige palissade, zooals bij Hcoge Mierde en ]6' °ss. Ook bij een van de afgravingen te Goir- ifas dit nog zeer duidelijk te zien. Een an- heuvel men heeft er zes gevonden kwijnt tweemaal gebruikt te zijn. Hier loopt hgs de eene zijde van het graf een palissade, w^ill deze aan de andere zijde is verdwenen U greppel. Van menschelijke overblijfselen 8, Piet veel meer gevonden, hoogstens eenige kakken verbrand been. Alleen op den laatsten (v^fel van de rij heeft men meer ontdekt, doch g te van lateren datum. Mogelijk is hier vroe- e r een galgenberg geweest, of is bij een of an- q ren veldslag hier een groot aantal gesneuvel- j, h begraven. Deze vondsten hebben absoluut i.,. P waarde voor de archeologische onderzoe ken. Alleen aan de bodemvorming kan men den (kgeren toestand afleiden. Alles is vergaan, halve het houtskool en eenige stukken gecal- hpK ^rd heen. De palen, die rondom de graven gjhben gestaan, zijn geheel verdwenen, doch de «af zÜn opgevuld met schierzand «grijs zand), er in gekomen is met het regenwater. De j/hem is op deze plekken dus heel anders dan y rondom. Evenzoo kan men aan de bodem- rrning van den heuvel, als deze in de lengte k be breedte is doorgegraven, zien, hoe de in- ahtlng van het graf is geweest. In het mid- V[jh te het eigenlijke graf uitgediept; dit is weer zeer vaak gevonden aan de grenzen van de ge meenten of buurschappen, die dus reeds honder den jaren oud blijken te zijn. In Goirle liggen ze aan de grens tusschen de Meierij van Den Bosch en de Baronie van Breda, thans ook de grens tusschen de bisdommen Den Bosch en Breda. Het onderzoek gaat uit van het Provin ciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschap pen in Noord-Brabant in samenwerking met zijn wetenschappelijken adviseur voor oudheid kundig onderzoek Dr. van Giffen te Groningen. Leiders van de opgravingen zijn Drs. W. Wil lems te Den Bosch en diens assistent Johan Willems te Tilburg. Het terrein van de opgravingen is eigendom van de gemeente Tilburg. B. en W. van deze gemeente hebben toegestaan, dat alles in zijn oorspronkelijken staat mag worden gebracht, zoodat dit prachtig stukje natuurschoon met de herstelde monumenten ook eens cultuurmonu ment voor ons land zal worden. De groote steden van Midden-Engeland en van het „Midden-Noorden" zullen binnenkort, van de Londensche vlieghaven Heston uit. in minder dan een uur bereikt kunnen worden. Dit Is te danken aan de uitvinding van een nieuw soort schroef met veranderlijke snelheid. Sinds de lucht-race naar Australië in October van het vorige jaar, welker resultaten de En- gelsche leiders der luchtvaart tot nadenken ge stemd hebben, heeft de directie der De Ha- villand Aircraft Company aan de constructie van zulk een schroef laten werken, en die welke thans vervaardigd is. kan gebruikt worden voor alle klassen van vliegmachines welke gedreven worden door motoren van geringe paarden kracht. De voordeelen, welke deze schroef oplevert, schijnen aanzienlijk te zijn, want de reissnel- heid is er door opgevoerd van 145 tot 165 mij len per uur, terwijl het bovendien mogelijk zal zijn een grooter'gewicht mee te voeren. Bovendien zal deze schroef het mogelijk ma ken op doeltreffender wijze op te stijgen, met een korteren aanloop. Door in de lucht gear te wisselen, zal bovendien zoowel het hooger stij gen als het vlak-vliegen aanmerkelijk verge makkelijkt worden. De invoering van deze schroef zal tengevolge hebben dat de diensten over de geheele linie gewijzigd worden. De grootste centra van Noord-Engeland, Liverpool, Manchester en Leeds, zullen, nu ongeveer twintig minuten per uur gewonnen worden, ook binnen het uur be reikbaar zijn. Dit is, van het standpunt der „Imperial Air ways" bezien, van des te grooter belang, omdat in den concurrentiestrijd tegen spoorwegen en automobielen elke minuut gewicht in de schaal legt. Engeland immers is een betrekkelijk klein land; de spoorwegen zijn voortreffelijk. Wat een vliegmachine aan snelheid voor heeft, boot zij gedeeltelijk in doordat de luchthavens bijna alle decentraal, of zelfs buiten de steden lig gen, waardoor de eigenlijke luchtreis vaak kor ter duurt dan de tocht naar en van de vlieg velden. Men rijdt per trein in 2 uren van Lon den naar Birmingham; een vliegmachine doei er, zoo wij ons niet vergissen, vijftig minuten over, maar alles bijeengenomen neemt de lucht vaart ongeveer evenveel tjjd in beslag als de spoorreis. Alléén op veel grootere afstanden (New Castle en Schotland) maakt het gaan naar en van de vlieghavens betrekkelijk weinig verschil; zoolang die havens evenwel niet in of nabij de stadscentra aangelegd kunnen worden, is het voor de „propaganda" der aviatiek noodzake lijk dat op de tijd, die in de lucht doorge bracht wordt, zooveel mogelijk wordt uitge spaard. De nieuwe De Havilland-schroef schijnt hier toe aanzienlijk te zullen bijdragen. v. *<&SEran Raampje van Joep Nicolas in het St. Li- dwinaziekenhuis te Den Helder De Zweedsche Vikings waren groote inter nationale kooplieden die er geregelde han delsrelaties, handelswegen, handelsfactorijen en diplomatieke betrekkingen over geheel Europa op nahielden. Dat is nu duizend a vijftienhon derd jaar geleden. Te Visby, de hoofdstad van het eiland Gothland, is een buitengewoon be langwekkend werk gepubliceerd door Nils Tid- mark, die een uitgebreide studie heeft gemaakt van het leven der Vikings. De belangrijkste centra voor den internatio nalen handel in zweden waren in Aien tijd, de stad Birka, op het eiland Björkö in het Mala- ren-meer bij Stockholm, en het eiland Goth land. De koningen der Vikings en de stamhoof den trokken langs de Russische rivieren op, vestigden handelsstations en „pacificeerden" met de kracht hunner wapenen. Gothland, in het bijzonder de stad Visby, en Birka werden krachtig versterkte centra «van den internatio nalen handel tusschen het nabije Oosten en West-Europa. Ten einde den Zweedschen han del met Rusland en de landen van de Middel- landsche Zee te verzekeren, heeft de Zweedsche Vikingkoning Rurik, die beschouwd kan wor den als de stichter van het Russische Rijk, de Russische kust gekoloniseerd en verschillende steden in het binnenland gesticht, zooals Nov gorod, Kiew en Smolensk. De Zweedsche han del werd uitgebreid tot het Byzantijnsche Rijk en het Kalifaat van Bagdad. Tal van munten, die afkomstig zijn van den beroemden kalief Harun al Rasjid uit Arabië en van den Byzan- tynschen keizer zijn in den bodem van Goth land gevonden. Eveneens heeft men in Goth land gevonden Oostersch glaswerk en zilver, armbanden en andere sieraden. De Zweedsche Vikings hebben waarschijnlijk bontwerk, honing en ook mannelijke en vrouwelijke slaven uit gevoerd. De vondsten, waarbij verscheidene Angelsak sische muntstukken, toonen aan, dat de Zweed sche handel in dien tijd zich ook in westelijke richting uitstrekte. De bewoners van het eiland Gothland heb ben ook deelgenomen aan den bloeienden han del, stapelden rijkdommen op en het eiland schijnt dan ook te zijn geweest een groote vrij haven voor het transito-verkeer. Oude documenten toonen aan, dat de Vikings geregeld diplomatieke missies zonden en han delsrelaties onderhielden met de souvereinen van Europa, de landen van de Middellandsche Zee en van den Orient. Krachtig versterkte poorten werden op strategische punten opge richt en de overblijfselen ervan leggen nog ge tuigenis af van de welvaart en de militaire macht van de oude kooplieden. 2IIIIIIIIIIIIIIIIUI iiiiiiiiiiiiiniiiii- Vaak vraagt men zich af hoe eigenlijk Al die rages toch ontstaan Die zoo plots, als jeugdverschijnsel, Heel ons lieve land door gaan Dan zijn 't zegels, dan wat anders, Waarmee ijverig wordt geleurd; Nu weer zijn die mooie bandjes Van sigaren aan de beurt. Plotseling zijn alle jongens Op sigarenbandjes gek; De sigaren zijn maar bijzaak, Maar de bandjes zijn in trek! Vaders, groote broers en neven Rooken zich nu dapper dood, Want de trots van Jan of Pietje, De collectie, wordt dan groot. Waag je je op straat, 'dan komt zoo'n Kleine bengel: „Zeg, meneer, Voel eens in uw zakken, hebt u Geen sigarenbandjes meer?" Bij sigarenwinkels gaat nu Honderd keer per dag de bel Klanten voor sigarenbandjes, Anders is er niets in tel! Alles zit nu vol met bandies, En 't is werkelijk een vreugd Dat we niet meer kunnen praten Van die b and elo oz e jeugd HERMAN KRAMER üiiiiimiiiiiiiniiitiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiHiiiiiiiiiMiiiiiimË In Londen en de in zijn „invloedssfeer" ge legen graafschappen (de zoogenaamde „Home Counties) is in tien jaren tijds het totaal aan tal boeken dat door gemeentelijke bibliotheken uitgeleend wordt, meer dan verdubbeld. Blijkens een verslag van de Library Associa tion bedroeg het in 1924 ruim 23.000.000, in 1934 bijna 57.000.000. Deze „Association" maakt elke vijf jaren haar „inventaris" op; de vorige gegevens da teerden dus van 1929. Sinds dat jaar hebben 19 plaatselijke overheden in het bedoelde ge bied, vooral in de snel groeiende voorsteden, nieuwe biblioheken gesticht. Het aantal ingeschreven „leeners" bedraagt 1.445.649, of 16.6 pet. der bevolking, hetgeen ongetwijfeld een zeer groot percentage Is, maar volgens het verslag van een der gemeente boekerijen (te Turnbridge Wells) is „minstens het derde deel der 11.000 ingeschreven lezers volmaakt dood." Dit slaat niet op een „frap pant" massa-sterfgeval, doch op het feit dat het derde deel der lezers wel ingeschreven is doch nooit een boek afhaalt. Er zijn in het gebied, dat door de Library Association gecontroleerd wordt, vijf hoofdbi bliothecarissen aangesteld die minder dan 200 en achttien die meer dan 700 salaris per jaar trekken. Ofschoon de gemeentebibliotheken in de meeste opzichten als de beste en veelzijdigste mogen gelden, hebben zij volstrekt niet het monopolie van boeken verhuren. Er zijn vele honderden groote en kleine „lending libraries", welker gezamenlijke omzet niet veel geringer kan zijn dan die der ge- meenteboekefljéh. Iri de hoofdstraten der groo tere voorsteden zijn meestal vier tot zes van die bibliotheken gevestigd,, doorgaans als „af- deeling" van een boekhandel of algemeen ma gazijn, doch ook wel als „speciale zaak", die zich met niets anders bezig houdt dan met het verhuren van boeken. De prijs bedraagt gewoonlijk 2 pence per boek en per week, en tegen deze geringe ver goeding schijnen de leen-bibliotheken toch zeer aanzienlijke winsten te maken. Dit is overigens niet verwonderlijk wanneer men ziet hoe groot op alle uren van den dag de toeloop van gegadigden is. n 11 jjj Sestort en daaroverheen heeft men heide- jv^gen gelegd, zoodat het een heuvel werd jj?2® plaggen zijn nog goed te onderscheiden; jJ. bHjken omgekeerd op 't graf te zijn opgesba- zoodat het hei-humuslaagje nu onder ligt. het oorspronkelijk heide-oppervlak is nog lelijk te zien. heuvels, die thans afgegraven worden, lig- in de gemeente Goirle aan de grens van 5 gemeente Riel. Deze begraafplaatsen worden Daarop stapte de man af, en vroeg in ge broken Hollandsch w'at de kinderen hier deden. Daarop verhaalde Pietje den man zijn avonturen en die van Wietje, waarbij de grijsaard ongèloovig zijn hoofd schudde. Toen vertelde hij Piet en Wiet wie hij was. Hij heette Poppelstock en was professor in de oudheidkunde. Hij vertoefde thans in Egypte voor wetenschappelijke onderzoekin gen. Zooals alle geleerden was hij ook erg verstrooid en om niet te verdwalen had hij aan den staart van zijn ezel een touw vast gebonden, waarvan het andere einde was bevestigd aan een paal in de buurt van het dorp waar hij verblijf hield. Zoo kon hij, wanneer hij soms, mocht verdwalen, altijd den weg terug vinden. Pietje vertelde den professor wat hij zoo even ontdekt had, en de man was dadelijk hevig geïnteresseerd. „Laat mai eens vloeg kaiken, main joengen," iel hij tegen Piet en samen gingen ze naar den kuil. Voor dat hij het wist, stond Bat Magin in het groote privé-kantoor van den hoofd directeur van Jarndyee Jarndyee, het voornaamste reclame-bureau van Engeland. Daar zag hij van achter een stapel papieren op een kolossaal bureau het kleine ronde, be brilde gezicht van mijnheer Mike te voorschijn komen. „En?" klonk het scherp uit den mond van dezen heer. Bat Magin was werkloos en zonder middel van bestaan, en zei beleefd en kalm: „Ik kom eens kijken, of u hier geen betrekking voor me hebt." „Duidelijk en goed gezegd," antwoordde de machtige man. „Maar wie ben je en wat deed je vroeger? Zeg het in 2 minuten." Bat vertelde het hem in nog korteren tijd. Mijnheer Mike knikte. „Wat denk je hiervan?" vroeg hij, en hij hield een groote advertentie in de .hoogte. „Dat er vier taalfouten in zitten en dat de stijl ellendig is." „Mooi zoo," hernam de hoofddirecteur. „Ik zal er nog eens over denken. In elk geval moet je weten, dat het bij mij is: weinig spreken en veel en goed doen. Ruk nu maar in. Als ik be sloten heb je aan te nemen, zal ik je vanavond wel een briefje schrijven." Tegen z'n verwachting in, kreeg Bat Magin den volgenden morgen een briefje, waarin hem werd medegedeeld, dat hy, als assistent van den directeur, op proef in dienst kon treden, op een aanvangssalaris van 3 pond in de week. Twee daeen later maakte hij z'n entree in 't kantoor. Hem werd een afzonderlijk staand schrijfbureau aangewezen en daaraan nam hij, na aan 't andere personeel te zijn voorgesteld, plaats. Hij keek het vertrek eens rond om te zien wie er nog meer werkten. Behalve de chef, mijnheer Briggs, zaten er nog een bediende: Parker, en twee meisjes, waarvan de een jong en knap en de andere oud en leelijk was. Mijnheer Briggs gaf hem eenig werk op, totat <3e patroon zelf verscheen en meedeelde dat de heer Bat Magin z'n werk rechtstreeks vanuit de directiekamer zou krijgen. Later in den morgen vroeg Parker hem of hij soms een kennis van den baas was en toen hij daarop een bevestigend antwoord kreeg, ging hij voort met ondervragen en vroeg waar hij woonde. „In Surrey". „Dan woont u vlak bij juffrouw Millner." ..Doet me genoegen," luidde het korte be scheid en daarmee was het gesprek afge- loopen. Den eerstvolgenden Zaterdag kwam het schijnbaar zoo uit, dat juffrouw Millner tege lijk met hem naar buiten liep. „IJ gaat ook naar Surrey, nietwaar?" vroeg ze lief. „Ja," klonk het kort. „Dat is ook mijn kant uit. En heerlijk weer, vindt u niet?" ,,'t Gaat." „U bent zeker niet in Londen geboren, is 't wel?" vroeg juffrouw Millner verder. „Neen." „Woont u al lang hier?" „Een jaar." „Wat doet u al zoo des Zondags?" „Wandelen, slapen, rooken." „Dat zijn geen dure bezigheden." „Dat is kolossaal goedkoop." Ze waren nu buiten gekomen en eensklaps liep juffrouw Millner met een korten groet weg, in de richting van een autobus. Toen Bat dien Zondag van een lange wan deling thuiskwam, zat Parker hem thuis op te wachten. „Neem me niet kwalijk, dat ik je stoor," be gon de bezoeker, „we kennen elkaar nog niet lang, maar ik geloof toch, dat we goed met el kaar overweg kunnen, is 't niet?" Z'n manier van doen had iets onaangenaams terwijl hij dit zei. „Ik zal maar zeggen wat de zaak is." ging hij voort. „Ik heb geld van mijn oom geërfd. .Prettig," zei Bat. „Dat is het zeker. Maar nu was het mijn be doeling zelf een zaak te beginnen en wel pre cies zooeen als Jarndyee Jarndyee." Met half toegeknepen oogen gluurde hl) naar Bat, maar deze zat onbeweeglijk. „Nu vraag je je zeker af, wat jij daarmee te maken hebt'. Dat zal ik je vertellen. De map die jij van de week van den baas kreeg...." „Wat is daarmee?" onderbrak de ander. „Daarin zou ik graag eens een kijkje willen nemen, om er slagzinnen uit over te nemen. Als ik die slagzinnen voor dien tijd gebruiken kan, verliest men in Jarndyee Jarndyee het vertrouwen en het gevolg is natuurlijk, dat m'n nieuwe zaak, die dit klaar heeft weten te spe len, er ineens boven op is. Voor ieder slagzinne tje, dat ik overneem, zou ik graag 25 pond over hebben." „Meer niet?" „We zouden later eens kunnen kijken naar het resultaat." „Ik zou maar niet tot later wachten en maar direct opkrassen, anders kom je morgen nog met een blauw oog op 't kantoor. Er uit, en een beetje vlug." En zoo stond dan Parker's stoel dien Maan dagmorgen leeg. Niemand zei daar echter wat van. Dien avond tegen 't naar huis gaan, kreeg Magin een geweldigen stapel werk op. HU dacht er niet aan naar huis te gaan, doch bleef door werken. Omstreeks half negen kreeg hij van den concierge koffie met broodjes, die hy tus schen z'n werk door opat. Het zal zoowat elf uur zijn geweest, toen de deur openging en de chef, mynheer Briggs, het kantoor binnen wandelde. „Dat zijn zeer waardevolle papieren, die IJ daar heeft, mynheer Magin," papte hy aan. „Best mogeiyk." „Ik ken wel een dozijn firma's, die er heel wat voor over zouden hebben, als ze daar eens een blik in mochten slaan." „Zoo, denkt u dat?" „Ik weet het zeker. En firma's die er heel goed voor zouden betalen." Bat Magin stond op, greep mynheer Briggs in z'n nek, en vóór deze goed en wel wist, wat er met hem gebeurde, kwam hy in harde aan raking met den steenen vloer van het portaal. Daarna sloot Bat de deur achter zich dicht. „De directeur vraagt, of u by hem wilt ko men," zei juffrouw Snagsby, de oude kantoor juffrouw, den volgenden morgen. Bat ging. „Goeden morgen," zei mijnheer Mike. „Ga zitten. U bent hier nu 10 dagen en vanmorgen heb ik het rapport over u binnen gekregen." „Rapport?" „Ja, dat behoort by m'n systeem." „Dat dacht ik al." „O ja?" vroeg de directeur verwonderd. „Ja, of dacht u soms, dat ik niet in de ga ten had, dat U eerst juffrouw Millner, toen mijnheer Parker en daarna münheer Briggs op me hebt afgezonden, om te weten of ik be trouwbaar was? En dacht u mis. gisteravond juist om half zeven l dat pak werk liet brengen om t6 zien of ik soms naar huis zou gaan?" „Maar dat is interessant. Vertelt u me dat alles eens precies." Bat Magin vertelde nu zyn wedervaren. „Laat ik u eerlijk zeggen." zei de directeur, „dat noch aan juffrouw Millner, noch aan Par ker was opgedragen, u uit te hooren. Van de eerste geloof ik, dat zij belang stelt in uw per soon. Maar met den laatste is het iets anders en ik ben blij dat u vertrouwbaar was. Ik zal de zaak in handen van Scotland-Yard geven. Dat is een gemeene streek en wat Parker van die nieuwe zaak vertelde is een leugen. Hij han delde blijkbaar in overleg met concurreerende firma's. Wat mijn chef Briggs aangaat, hem had ik opgedragen u op de proef te stellen. Uw proeftpd is afgeloopen; u bent nu voor vast aangesteld op een salaris van 12 pond in de week." Bat Magin zei: „bedankt" en verliet het kan toor van zijn patroon. •Dien avond deelde hy alles aan juffrouw Millner mede. Eerst wilde ze niet luisteren. Ze was nog verstoord over de ondergane behan deling van Zaterdag. Niettemin legde hy haar 't geval uit en eindigde kort en bondig,en ik heb u lief; word m'n vrouw, ik verdien nu 12 pond in de week." Het duurde even voor ze antwoordde. „Kom," drong hy aan. „U houdt toch zeker wel een beetje van me?" Voor straf liet ze hem echter nog drie da gen op antwoord wachten, en toen bleek, dat ze zich al goed by het weinig-woorden-systeem van hem had aangepast. Ze zei slechts één woord, en daarover was Bat Magin meer verheugd, dan dat hem een groot fortuin was te beurt gevallen. Gedurende de opgravingswerken in Ita- liaanseh Noord-Afrika zyn, naby het Romein- sche theater van Sabratha, resten van een mo numentalen tempel aan het licht gekomen, wel ke biyken te dateeren uit de eerste of tweede eeuw van onze jaartelling. Voorts werd een complex van nauwe, kronkelende straatjes ont dekt, ongetwijfeld een deel van de voormalige Punische stad. Uit Leptis wordt gemeld, dat gedurende de opgravingen en restauratiewerken betreffende de antieke tempels, thans verscheidene beelden van Romeinsche keizers zijn ontdekt. Het werk plan voor deze streek omvat o.a. ook den aan leg van een nieuwen verkeersweg, welke de ver binding zal vormen tusschen Beni-Ulid en den necropolis van Ghirza. Nu komt er rust! Nu zijn over bodige geluidssignalen verboden (f 75. boete I). 't Werd tijdze toeterden er maar op losl Wie ...7 door Charles Carvice i dame, die zoojuist gesproken had, keerde dus tot hem als tot iemand, wiens oordeel te: 'arde had misschien omdat het zoo zelden 'Keven werd. ^•'Vtndt u haar ook niet opvallend mooi, 'JPheer Redmayne?" vroeg ze. ben het met u eens als altyd q Blanche," zei hy met een glimlach, die Vp11 by na strengen ernst van zyn gezient jachtte. Toen drentelde hy langzaam van t groepje weg. gj a haar dans met den jongen kruisridder irene naar de hertogin, die plaats voor Ij/ar maakte op de breede sofa en haar lief- ^nd over den arm streek, v "Je moet vanavond niet al te veel dansen, kindje," zei ze. „Je bent er nog niet zoo n gewend en het zou je te moe maken." maar myn boekje is al haast vol," zei ehe met een glimlach. .,Bn Terence's naam staat er nog niet eens h®'klaagde de hertogin, het fyn-gedrukte °ËTatnma bekykend. „Ik heb hem niet gezien," zei Irene een voudig. Byna op hetzelfde oogenblik dook een lange, slanke jongen naast haar op en noemde haar naam. Hy was opvallend knap, met flitsende, overmoedige oogen en dik kastan jebruin haar met een stugge, sterke golf. Er was iets bevelends en heerschzuchtigs in zyn gang en manieren, toen hy recht op Juliet toekwam, alsof hij zeker was van haar wei- kom. „Hé, Térence!" begon de hertogin. Maar hy werd te zeer geboeid door het meisje om op zyn tante te letten. „Irene!" riep hy uit. „Waar beb je toch verstopt gezeten? Ik heb je overal gezocht. En jy bent nog wel Juliet, en ik ben Romeo!" Hy rekte zich en streek over het borststuk van zijn rijk-geborduurde tuniek. „Je móet met me dansen!" „Waarom „moet"?" plaagde de hertogin. „Wy zyn toch Romeo en Juliet, tante!" riep hy. „We hooren bij elkaar, dus natuurlijk moeten we samen dansen; niet, Irene? Geet me je balboekje eens! Wat, dat is warempel al byna vol! Wat een schande! Kun je me den volgenden dans niet geven?" „Maar die is toch besproken," zei Irene. De jongen aan wien zij dan dans beloofd had, kwam op dit oogenblik naar hen toe, en Lord Terence keerde zich tot hem met een kort, gebiedend gebaar. „Berkely, ik zou dezen graag met Lady Irene hebben; heb je er op tegen, haar aan my ,af te staan?" „Natuurlyk niet, als Lady Irene het graag wil; maar ik hoop toch, dat u me een anderen in 'de plaats zult geven, Lady Irene?" Met een glimlach van voldoening nam Terence Irene's hand en trok haar arm door den zijne. „Ik sta er versteld van, Irene, zoo groot als je geworden bent! Ik heb je een heelen tijd niet gezien. Waar ben je geweest?" „Op het kasteel, met mynheer Markham, den leeraar, en de pianojuffrouw." „Ik zou je bijna niet herkend hebben, zoo'n dame ben je nu! En wat kun je goed dansen! Je wordt toch niet te moe?" Haar adem ging rustig en geiykmatig en ze voelde zich niet in 't minst vermoeid, maar de jonge Terence hygde een beetie; hy had reeds twee glazen champagne gedronken aan het buffet. „Laten we liever wat gaan zitten praten," zei hij plotseling. „Je wilt zeker ook wel iets te drinken hebben, niet?" Ze schudde ontkennend het hoofd, maar met een: „O ja, dat wil je wel, kom mee!" trok hij haar arm door den zyne en leidde haar naar het buffet. Terence vroeg champagne en wilde IPene's glas vullen, maar ze hield haastig zyn hand tegen. „Ik wil liever water hebben, Terence," zei ze. „Kom, hoe kan dat nu? Weet je wat, zet dan alleen maar even je lippen aan myn glas. Als je het niet doet, dan wil ik ook niets drinken, en ik heb ontzettendpn dorst." Ze bracht het glas aan haar lippen, maar zonder de champagne aan te raken. In elk géval' was Terence tevreden. „En nu kryg ik nog een dans van je," zei hij. Terwyl hy zyn naam in haar boekje zette voor een der laatste nummers, kwam Irene's volgende partner en nam haar mee. Terence stond haar na te kijken, zijn jongensachtige bewondering wat él te duidelyk op zyn gretig, levenslustig gezicht; toen keerde hy zich weer naar de champagneflesch, maar een hand viel licht op zijn arm en Mayne Redmayne zei op zyn bedachtzame, ernstige manier: „Ga mee een sigaret met me rooken, Terence." De jongen keek een beetje spijtig naar de champagne, maar Redmayne nam als in ge dachten zijn arm, en, gevleid door de aan dacht die de veel oudere man hem schonk, liet Terence zich meetronen. Er waren nu veel volwassenen in de bal zaal. Irene had geen dans meer over en hier en daar kon men groepjes jongens om haar zien kibbelen. De toeschouwers vermaakten zich kostelyk daarmee; sommigen voelden zich ook ontroerd door de onschuldige, kinderiyke onbevangenheid, waarmee Irene zich bewoog, zich blykbaar volstrekt niet bewust van haar triomf. Ze had nog eens met Terence gedanst en ten slotte kwam hy haar halen voor het souper. Irene was veel te opgewonden en vroolyk om te kunnen eten, maar Terence liet het zich uitstekend smaken en dronk zoowel haar deel van den wyn op als het zyne. Hy sprak rad, zyn oogen flitsten nog meer dan gewoonlijk, en hy verzekerde haar meer dan eens, dat zij bet knapste meisje in heel de zaal was, en dat hy trotsch was op zyn Juliet. Hoe meer zyn opgewonden bewondering toenam, hoe koeler Irene werd. Zij was nog te jong om zich daar rekenschap van te geven, maar ze voelde, dat ze liever nooit meer met Terence wilde dansen en toen hij haar een oogenblik alleen had gelaten, cp zoek naar meer wyn, stond ze op en ging het souperzaaltje uit, naar de danszaal terug. Juist toen ze daar binnenging, gleed haar voet uit over een glibberige, vertrapte bloem, door een der dames verloren. Zy trachtte haar evenwicht te bewaren door de hand uit te slaan naar den muur, maar daarbij sloeg zy tegen den rand van een Venetiaanschen spiegel Een scherpe pyn schoot door haar arm en even later sypelde het bloed haar tusschen de vin gers door. Ze stond er na,ar te kijken, zich afvragend wat ze doen zou, toen Redmayne's stem vlak achter haar zei: „Hebt u uw hand bezeerd, Lady Irene?" „Ja," zei ze op haar ongekunstelde manier tegen dien rand van een Venetiaanschen spiegel, geslagen en nu bloedt 't nogal flink." „Gaat u even met me mee," zei hy Er was een groote serre vlak by de balzaal, en ze volgde hem daarheen. „Er moet hier ergens een marmeren fonteintje zijn, voor de bloe men. O juist. Laat me nu eens zien, Als 't niet al te erg is, kunnen we 't hier wel even uitwasschen. Past u op, dat u geen vlekken op uw japon krygt." Irene stak hem haar hand toe, en terwyl hij zich ér over boog en de kleine wond in specteerde, keek ze hem half verstrooid aan. Hy behoorde tot de vrienden van haar vader en zoo had ze hem een of twee maal ont moet; maar behalve de gebruikehjke vorme lijke begroetingen had hy nooit de minste notitie van haar genomen. Redmayne's stem was zwaar en diep, zyn manier van doen koud en byna streng, en heel jonge menschen waren als regel een beetje bang van hem. „Het is maar een klein sneetje." zei hy. „Ik zal het voorzichtig wat uitwasschen en er dan een zakdoek om binden; het zal er wel niet elegant uitzien, maar dat is zoo erg niet, wel?" Ze hield haar vochtige hand omhoog en haalde met de andere het kleine vodje netel doek en kant te voorschyn, dat ze haar zak doek noemde. Redmayne glimlachte en haalde zyn schouders op. „Niet groot genoeg en te onsterk, Lady Irene," zei hy, delvend naar zyn eigen zyden zakdoek. Hy vond dien, schudde de plooien uit en verbond het wondje. Ze bekeek haar omwikkelde hand van alle kanten en een on deugend lachje flikkerde in haar oogen en trilde om haar half-geopende lippen." ,,'t Is precies een lappenpop," zei ze. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 7