Archeologisch onderzoek in
Noord-Brabant
ip|A J
Met twee
op avonturenreis
ffldimfiaal den dag
De Dubbelgangster I
«F
J.*
DESKUNDIGE VERTELT
'■mï el
BANDJES
u
MAANDAG 16 SEPTEMBER 1935
Goudgravers, die niet naar goud
graven. Een belangrijke ont
dekking te Goirle
£en cultuurmonument
Brabant in den Brons-tijd
Steeds sneller
mm
p
Wj
i
!#W
De Zweedsche Vikings
Groote internationale kooplieden
.Londen leest
^inzag^dat u I Op de Proef
gesteld
Archeologische
vondsten
MEER STILTE
bij een ongeval met
doodeiyken afloop
A f 13 M XT T7 >C op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen C* levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door E1 "7^0
^VJLLiEj r\JÖL/lN rN El O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 Üv«" verlies van beide armen, belde beenen ot beide oogen M. 0 UU»
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FOCA by verlies van een hand
faiüv*" een voet ot een oog
Als een zwerver trekt Drs. W. Willems met zijn
Jtef door het land van Brabant om te zoeken
den grond naar gegevens van de oudste his-
r'e van dit land.
i °P het oogenblik zit hij te Goirle, waar we
dezer dagen zijn gaan opzoeken. Meen niet,
het simpel is hem te vinden. „Kunde me
zeggen, waar de weg naar 't Rieisch Hoeike
Waar ze aan het graven zijn?", vroegen we
11 een wandelenden boer.
Als ge ooit een weg moet zoeken, vraag hem
rfd een wandelenden boer; die heeft lederen
„ai minstens honderd keer geloopen."
r6*! weg naar het Rieisch Hoefke wist hij wel,
a<i-r „aan het graven, meneer, aan het gra-
0eri?" vroeg hij verwonderd. En meteen daar-
J1'feet een begrijpend gezicht: „O! Ge bedoelt
*jer die goudgravers!"
was het mijn beurt om verwonderd te
Üken. ik knikte maar van ja, en hij heeft me
jpd den weg gewezen, dien hij „minstens hon-
erd keer geloopen had."
®^'en verder langs het pad door de hei, zien
„e in de verte de tent, waarin de expeditie huist.
r voor waait de Brabantsahe vlag, roode m
"'tte
boe:
be.
blokken. Na eenige omzwervingen over een
renerf stonden we voor een bordje „verbo-
h toegang", dat in ons helaas altijd le
®iging oproept, te gaan kijken, wat er achten
r* boen is. Achter het bordje was men aan her
r'aven. Een aantal tewerkgestelden doet het
fbWere graafwerk. Het eigenlijke werk, dat van
Jang is, gebeurt door deskundigen.
c °P het verhaal van den wandelenden boer
„.6r de goudgravers, vertelde Drs. Willems, dat
inderdaad de gangbare meening is onder de
ehschen, dat hij met zijn staf naar goud en
^ar oude schatten aan het zoeken is, hoewel
zelden of nooit iets heeft gevonden, wat
?®ct in klinkende munt waardeerbaar is.
v °ch zijn de vondsten voor den man van de
atenschap van zeer groote beteekenis. In Berg-
waar de opgravingen werden verricht voor
J?16 te Goirle, heeft men eenige urnen gevon-
J;n- In Goirle is niets gevonden dan eenige
^afheuvels, en toch is men over dit resultaat
aer zoo goed tevreden als over dat van Best
Bergeijk.
.ïvten heeft hier n.l. in deze grafheuvels een
f '^ils gevonden, dat Brabant in den Brons-tijd
periode, waarin men de wapenen, enz. voor
eerst uit brons wist te vervaardigen) be-
(J^hd moet zijn geweest. Dit is van zeer groot
Jk'bhg, want tot nu toe is altijd verondersteld;
in dat tijdperk Brabant niet bewoond was.
*a,
Beze heuvels te Goirle vertoonen nauwe ver-
^ntschap met graven, die men in Engeland
(J^ft gevonden, doch het is de eerste maal dat
2J het vasteland van Europa een ringwal-heu-
fan dergelijke constructie is gevonden. Er
loopt een wal en daaromheen weer een
?j.ePpel. Andere grafheuvels bleken omgeven t.e
Jh geweest door een enkelvoudige of meer-
bj.^bige palissade, zooals bij Hcoge Mierde en
]6' °ss. Ook bij een van de afgravingen te Goir-
ifas dit nog zeer duidelijk te zien. Een an-
heuvel men heeft er zes gevonden
kwijnt tweemaal gebruikt te zijn. Hier loopt
hgs de eene zijde van het graf een palissade,
w^ill deze aan de andere zijde is verdwenen
U greppel. Van menschelijke overblijfselen
8, Piet veel meer gevonden, hoogstens eenige
kakken verbrand been. Alleen op den laatsten
(v^fel van de rij heeft men meer ontdekt, doch
g te van lateren datum. Mogelijk is hier vroe-
e r een galgenberg geweest, of is bij een of an-
q ren veldslag hier een groot aantal gesneuvel-
j, h begraven. Deze vondsten hebben absoluut
i.,. P waarde voor de archeologische onderzoe
ken.
Alleen aan de bodemvorming kan men den
(kgeren toestand afleiden. Alles is vergaan,
halve het houtskool en eenige stukken gecal-
hpK ^rd heen. De palen, die rondom de graven
gjhben gestaan, zijn geheel verdwenen, doch de
«af zÜn opgevuld met schierzand «grijs zand),
er in gekomen is met het regenwater. De
j/hem is op deze plekken dus heel anders dan
y rondom. Evenzoo kan men aan de bodem-
rrning van den heuvel, als deze in de lengte
k be breedte is doorgegraven, zien, hoe de in-
ahtlng van het graf is geweest. In het mid-
V[jh te het eigenlijke graf uitgediept; dit is weer
zeer vaak gevonden aan de grenzen van de ge
meenten of buurschappen, die dus reeds honder
den jaren oud blijken te zijn. In Goirle liggen
ze aan de grens tusschen de Meierij van Den
Bosch en de Baronie van Breda, thans ook de
grens tusschen de bisdommen Den Bosch en
Breda. Het onderzoek gaat uit van het Provin
ciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschap
pen in Noord-Brabant in samenwerking met
zijn wetenschappelijken adviseur voor oudheid
kundig onderzoek Dr. van Giffen te Groningen.
Leiders van de opgravingen zijn Drs. W. Wil
lems te Den Bosch en diens assistent Johan
Willems te Tilburg.
Het terrein van de opgravingen is eigendom
van de gemeente Tilburg. B. en W. van deze
gemeente hebben toegestaan, dat alles in zijn
oorspronkelijken staat mag worden gebracht,
zoodat dit prachtig stukje natuurschoon met de
herstelde monumenten ook eens cultuurmonu
ment voor ons land zal worden.
De groote steden van Midden-Engeland en
van het „Midden-Noorden" zullen binnenkort,
van de Londensche vlieghaven Heston uit. in
minder dan een uur bereikt kunnen worden.
Dit Is te danken aan de uitvinding van een
nieuw soort schroef met veranderlijke snelheid.
Sinds de lucht-race naar Australië in October
van het vorige jaar, welker resultaten de En-
gelsche leiders der luchtvaart tot nadenken ge
stemd hebben, heeft de directie der De Ha-
villand Aircraft Company aan de constructie
van zulk een schroef laten werken, en die welke
thans vervaardigd is. kan gebruikt worden voor
alle klassen van vliegmachines welke gedreven
worden door motoren van geringe paarden
kracht.
De voordeelen, welke deze schroef oplevert,
schijnen aanzienlijk te zijn, want de reissnel-
heid is er door opgevoerd van 145 tot 165 mij
len per uur, terwijl het bovendien mogelijk zal
zijn een grooter'gewicht mee te voeren.
Bovendien zal deze schroef het mogelijk ma
ken op doeltreffender wijze op te stijgen, met
een korteren aanloop. Door in de lucht gear te
wisselen, zal bovendien zoowel het hooger stij
gen als het vlak-vliegen aanmerkelijk verge
makkelijkt worden.
De invoering van deze schroef zal tengevolge
hebben dat de diensten over de geheele linie
gewijzigd worden. De grootste centra van
Noord-Engeland, Liverpool, Manchester en
Leeds, zullen, nu ongeveer twintig minuten per
uur gewonnen worden, ook binnen het uur be
reikbaar zijn.
Dit is, van het standpunt der „Imperial Air
ways" bezien, van des te grooter belang, omdat
in den concurrentiestrijd tegen spoorwegen en
automobielen elke minuut gewicht in de schaal
legt. Engeland immers is een betrekkelijk klein
land; de spoorwegen zijn voortreffelijk. Wat
een vliegmachine aan snelheid voor heeft, boot
zij gedeeltelijk in doordat de luchthavens bijna
alle decentraal, of zelfs buiten de steden lig
gen, waardoor de eigenlijke luchtreis vaak kor
ter duurt dan de tocht naar en van de vlieg
velden. Men rijdt per trein in 2 uren van Lon
den naar Birmingham; een vliegmachine doei
er, zoo wij ons niet vergissen, vijftig minuten
over, maar alles bijeengenomen neemt de lucht
vaart ongeveer evenveel tjjd in beslag als de
spoorreis.
Alléén op veel grootere afstanden (New
Castle en Schotland) maakt het gaan naar en
van de vlieghavens betrekkelijk weinig verschil;
zoolang die havens evenwel niet in of nabij de
stadscentra aangelegd kunnen worden, is het
voor de „propaganda" der aviatiek noodzake
lijk dat op de tijd, die in de lucht doorge
bracht wordt, zooveel mogelijk wordt uitge
spaard.
De nieuwe De Havilland-schroef schijnt hier
toe aanzienlijk te zullen bijdragen.
v. *<&SEran
Raampje van Joep Nicolas in het St. Li-
dwinaziekenhuis te Den Helder
De Zweedsche Vikings waren groote inter
nationale kooplieden die er geregelde han
delsrelaties, handelswegen, handelsfactorijen en
diplomatieke betrekkingen over geheel Europa
op nahielden. Dat is nu duizend a vijftienhon
derd jaar geleden. Te Visby, de hoofdstad van
het eiland Gothland, is een buitengewoon be
langwekkend werk gepubliceerd door Nils Tid-
mark, die een uitgebreide studie heeft gemaakt
van het leven der Vikings.
De belangrijkste centra voor den internatio
nalen handel in zweden waren in Aien tijd, de
stad Birka, op het eiland Björkö in het Mala-
ren-meer bij Stockholm, en het eiland Goth
land. De koningen der Vikings en de stamhoof
den trokken langs de Russische rivieren op,
vestigden handelsstations en „pacificeerden"
met de kracht hunner wapenen. Gothland, in
het bijzonder de stad Visby, en Birka werden
krachtig versterkte centra «van den internatio
nalen handel tusschen het nabije Oosten en
West-Europa. Ten einde den Zweedschen han
del met Rusland en de landen van de Middel-
landsche Zee te verzekeren, heeft de Zweedsche
Vikingkoning Rurik, die beschouwd kan wor
den als de stichter van het Russische Rijk, de
Russische kust gekoloniseerd en verschillende
steden in het binnenland gesticht, zooals Nov
gorod, Kiew en Smolensk. De Zweedsche han
del werd uitgebreid tot het Byzantijnsche Rijk
en het Kalifaat van Bagdad. Tal van munten,
die afkomstig zijn van den beroemden kalief
Harun al Rasjid uit Arabië en van den Byzan-
tynschen keizer zijn in den bodem van Goth
land gevonden. Eveneens heeft men in Goth
land gevonden Oostersch glaswerk en zilver,
armbanden en andere sieraden. De Zweedsche
Vikings hebben waarschijnlijk bontwerk, honing
en ook mannelijke en vrouwelijke slaven uit
gevoerd.
De vondsten, waarbij verscheidene Angelsak
sische muntstukken, toonen aan, dat de Zweed
sche handel in dien tijd zich ook in westelijke
richting uitstrekte.
De bewoners van het eiland Gothland heb
ben ook deelgenomen aan den bloeienden han
del, stapelden rijkdommen op en het eiland
schijnt dan ook te zijn geweest een groote vrij
haven voor het transito-verkeer.
Oude documenten toonen aan, dat de Vikings
geregeld diplomatieke missies zonden en han
delsrelaties onderhielden met de souvereinen
van Europa, de landen van de Middellandsche
Zee en van den Orient. Krachtig versterkte
poorten werden op strategische punten opge
richt en de overblijfselen ervan leggen nog ge
tuigenis af van de welvaart en de militaire
macht van de oude kooplieden.
2IIIIIIIIIIIIIIIIUI
iiiiiiiiiiiiiniiiii-
Vaak vraagt men zich af hoe eigenlijk
Al die rages toch ontstaan
Die zoo plots, als jeugdverschijnsel,
Heel ons lieve land door gaan
Dan zijn 't zegels, dan wat anders,
Waarmee ijverig wordt geleurd;
Nu weer zijn die mooie bandjes
Van sigaren aan de beurt.
Plotseling zijn alle jongens
Op sigarenbandjes gek;
De sigaren zijn maar bijzaak,
Maar de bandjes zijn in trek!
Vaders, groote broers en neven
Rooken zich nu dapper dood,
Want de trots van Jan of Pietje,
De collectie, wordt dan groot.
Waag je je op straat, 'dan komt zoo'n
Kleine bengel: „Zeg, meneer,
Voel eens in uw zakken, hebt u
Geen sigarenbandjes meer?"
Bij sigarenwinkels gaat nu
Honderd keer per dag de bel
Klanten voor sigarenbandjes,
Anders is er niets in tel!
Alles zit nu vol met bandies,
En 't is werkelijk een vreugd
Dat we niet meer kunnen praten
Van die b and elo oz e jeugd
HERMAN KRAMER
üiiiiimiiiiiiiniiitiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiHiiiiiiiiiMiiiiiimË
In Londen en de in zijn „invloedssfeer" ge
legen graafschappen (de zoogenaamde „Home
Counties) is in tien jaren tijds het totaal aan
tal boeken dat door gemeentelijke bibliotheken
uitgeleend wordt, meer dan verdubbeld.
Blijkens een verslag van de Library Associa
tion bedroeg het in 1924 ruim 23.000.000, in 1934
bijna 57.000.000.
Deze „Association" maakt elke vijf jaren
haar „inventaris" op; de vorige gegevens da
teerden dus van 1929. Sinds dat jaar hebben
19 plaatselijke overheden in het bedoelde ge
bied, vooral in de snel groeiende voorsteden,
nieuwe biblioheken gesticht.
Het aantal ingeschreven „leeners" bedraagt
1.445.649, of 16.6 pet. der bevolking, hetgeen
ongetwijfeld een zeer groot percentage Is, maar
volgens het verslag van een der gemeente
boekerijen (te Turnbridge Wells) is „minstens
het derde deel der 11.000 ingeschreven lezers
volmaakt dood." Dit slaat niet op een „frap
pant" massa-sterfgeval, doch op het feit dat het
derde deel der lezers wel ingeschreven is doch
nooit een boek afhaalt.
Er zijn in het gebied, dat door de Library
Association gecontroleerd wordt, vijf hoofdbi
bliothecarissen aangesteld die minder dan 200
en achttien die meer dan 700 salaris per jaar
trekken.
Ofschoon de gemeentebibliotheken in de
meeste opzichten als de beste en veelzijdigste
mogen gelden, hebben zij volstrekt niet het
monopolie van boeken verhuren.
Er zijn vele honderden groote en kleine
„lending libraries", welker gezamenlijke omzet
niet veel geringer kan zijn dan die der ge-
meenteboekefljéh. Iri de hoofdstraten der groo
tere voorsteden zijn meestal vier tot zes van
die bibliotheken gevestigd,, doorgaans als „af-
deeling" van een boekhandel of algemeen ma
gazijn, doch ook wel als „speciale zaak", die
zich met niets anders bezig houdt dan met het
verhuren van boeken.
De prijs bedraagt gewoonlijk 2 pence per
boek en per week, en tegen deze geringe ver
goeding schijnen de leen-bibliotheken toch
zeer aanzienlijke winsten te maken. Dit is
overigens niet verwonderlijk wanneer men ziet
hoe groot op alle uren van den dag de toeloop
van gegadigden is.
n 11
jjj Sestort en daaroverheen heeft men heide-
jv^gen gelegd, zoodat het een heuvel werd
jj?2® plaggen zijn nog goed te onderscheiden;
jJ. bHjken omgekeerd op 't graf te zijn opgesba-
zoodat het hei-humuslaagje nu onder ligt.
het oorspronkelijk heide-oppervlak is nog
lelijk te zien.
heuvels, die thans afgegraven worden, lig-
in de gemeente Goirle aan de grens van
5 gemeente Riel. Deze begraafplaatsen worden
Daarop stapte de man af, en vroeg in ge
broken Hollandsch w'at de kinderen hier
deden. Daarop verhaalde Pietje den man
zijn avonturen en die van Wietje, waarbij
de grijsaard ongèloovig zijn hoofd schudde.
Toen vertelde hij Piet en Wiet wie hij was.
Hij heette Poppelstock en was professor in
de oudheidkunde. Hij vertoefde thans in
Egypte voor wetenschappelijke onderzoekin
gen. Zooals alle geleerden was hij ook erg
verstrooid en om niet te verdwalen had hij
aan den staart van zijn ezel een touw vast
gebonden, waarvan het andere einde was
bevestigd aan een paal in de buurt van het
dorp waar hij verblijf hield. Zoo kon hij,
wanneer hij soms, mocht verdwalen, altijd
den weg terug vinden.
Pietje vertelde den professor wat hij zoo
even ontdekt had, en de man was dadelijk
hevig geïnteresseerd. „Laat mai eens vloeg
kaiken, main joengen," iel hij tegen Piet en
samen gingen ze naar den kuil.
Voor dat hij het wist, stond Bat Magin in
het groote privé-kantoor van den hoofd
directeur van Jarndyee Jarndyee, het
voornaamste reclame-bureau van Engeland.
Daar zag hij van achter een stapel papieren
op een kolossaal bureau het kleine ronde, be
brilde gezicht van mijnheer Mike te voorschijn
komen.
„En?" klonk het scherp uit den mond van
dezen heer.
Bat Magin was werkloos en zonder middel van
bestaan, en zei beleefd en kalm: „Ik kom eens
kijken, of u hier geen betrekking voor me
hebt."
„Duidelijk en goed gezegd," antwoordde de
machtige man. „Maar wie ben je en wat deed
je vroeger? Zeg het in 2 minuten."
Bat vertelde het hem in nog korteren tijd.
Mijnheer Mike knikte. „Wat denk je hiervan?"
vroeg hij, en hij hield een groote advertentie
in de .hoogte.
„Dat er vier taalfouten in zitten en dat de
stijl ellendig is."
„Mooi zoo," hernam de hoofddirecteur. „Ik
zal er nog eens over denken. In elk geval moet
je weten, dat het bij mij is: weinig spreken en
veel en goed doen. Ruk nu maar in. Als ik be
sloten heb je aan te nemen, zal ik je vanavond
wel een briefje schrijven."
Tegen z'n verwachting in, kreeg Bat Magin
den volgenden morgen een briefje, waarin hem
werd medegedeeld, dat hy, als assistent van den
directeur, op proef in dienst kon treden, op
een aanvangssalaris van 3 pond in de week.
Twee daeen later maakte hij z'n entree in 't
kantoor. Hem werd een afzonderlijk staand
schrijfbureau aangewezen en daaraan nam hij,
na aan 't andere personeel te zijn voorgesteld,
plaats. Hij keek het vertrek eens rond om te
zien wie er nog meer werkten. Behalve de chef,
mijnheer Briggs, zaten er nog een bediende:
Parker, en twee meisjes, waarvan de een jong
en knap en de andere oud en leelijk was.
Mijnheer Briggs gaf hem eenig werk op,
totat <3e patroon zelf verscheen en meedeelde
dat de heer Bat Magin z'n werk rechtstreeks
vanuit de directiekamer zou krijgen. Later in
den morgen vroeg Parker hem of hij soms een
kennis van den baas was en toen hij daarop
een bevestigend antwoord kreeg, ging hij voort
met ondervragen en vroeg waar hij woonde.
„In Surrey".
„Dan woont u vlak bij juffrouw Millner."
..Doet me genoegen," luidde het korte be
scheid en daarmee was het gesprek afge-
loopen.
Den eerstvolgenden Zaterdag kwam het
schijnbaar zoo uit, dat juffrouw Millner tege
lijk met hem naar buiten liep.
„IJ gaat ook naar Surrey, nietwaar?" vroeg
ze lief.
„Ja," klonk het kort.
„Dat is ook mijn kant uit. En heerlijk weer,
vindt u niet?"
,,'t Gaat."
„U bent zeker niet in Londen geboren, is 't
wel?" vroeg juffrouw Millner verder.
„Neen."
„Woont u al lang hier?"
„Een jaar."
„Wat doet u al zoo des Zondags?"
„Wandelen, slapen, rooken."
„Dat zijn geen dure bezigheden."
„Dat is kolossaal goedkoop."
Ze waren nu buiten gekomen en eensklaps
liep juffrouw Millner met een korten groet weg,
in de richting van een autobus.
Toen Bat dien Zondag van een lange wan
deling thuiskwam, zat Parker hem thuis op te
wachten.
„Neem me niet kwalijk, dat ik je stoor," be
gon de bezoeker, „we kennen elkaar nog niet
lang, maar ik geloof toch, dat we goed met el
kaar overweg kunnen, is 't niet?"
Z'n manier van doen had iets onaangenaams
terwijl hij dit zei. „Ik zal maar zeggen wat de
zaak is." ging hij voort. „Ik heb geld van mijn
oom geërfd.
.Prettig," zei Bat.
„Dat is het zeker. Maar nu was het mijn be
doeling zelf een zaak te beginnen en wel pre
cies zooeen als Jarndyee Jarndyee." Met
half toegeknepen oogen gluurde hl) naar Bat,
maar deze zat onbeweeglijk.
„Nu vraag je je zeker af, wat jij daarmee te
maken hebt'. Dat zal ik je vertellen. De map die
jij van de week van den baas kreeg...."
„Wat is daarmee?" onderbrak de ander.
„Daarin zou ik graag eens een kijkje willen
nemen, om er slagzinnen uit over te nemen.
Als ik die slagzinnen voor dien tijd gebruiken
kan, verliest men in Jarndyee Jarndyee het
vertrouwen en het gevolg is natuurlijk, dat m'n
nieuwe zaak, die dit klaar heeft weten te spe
len, er ineens boven op is. Voor ieder slagzinne
tje, dat ik overneem, zou ik graag 25 pond over
hebben."
„Meer niet?"
„We zouden later eens kunnen kijken naar
het resultaat."
„Ik zou maar niet tot later wachten en maar
direct opkrassen, anders kom je morgen nog
met een blauw oog op 't kantoor. Er uit, en
een beetje vlug."
En zoo stond dan Parker's stoel dien Maan
dagmorgen leeg. Niemand zei daar echter wat
van. Dien avond tegen 't naar huis gaan, kreeg
Magin een geweldigen stapel werk op. HU dacht
er niet aan naar huis te gaan, doch bleef door
werken. Omstreeks half negen kreeg hij van
den concierge koffie met broodjes, die hy tus
schen z'n werk door opat.
Het zal zoowat elf uur zijn geweest, toen de
deur openging en de chef, mynheer Briggs, het
kantoor binnen wandelde.
„Dat zijn zeer waardevolle papieren, die IJ
daar heeft, mynheer Magin," papte hy aan.
„Best mogeiyk."
„Ik ken wel een dozijn firma's, die er heel
wat voor over zouden hebben, als ze daar eens
een blik in mochten slaan."
„Zoo, denkt u dat?"
„Ik weet het zeker. En firma's die er heel
goed voor zouden betalen."
Bat Magin stond op, greep mynheer Briggs in
z'n nek, en vóór deze goed en wel wist, wat er
met hem gebeurde, kwam hy in harde aan
raking met den steenen vloer van het portaal.
Daarna sloot Bat de deur achter zich dicht.
„De directeur vraagt, of u by hem wilt ko
men," zei juffrouw Snagsby, de oude kantoor
juffrouw, den volgenden morgen.
Bat ging.
„Goeden morgen," zei mijnheer Mike. „Ga
zitten. U bent hier nu 10 dagen en vanmorgen
heb ik het rapport over u binnen gekregen."
„Rapport?"
„Ja, dat behoort by m'n systeem."
„Dat dacht ik al."
„O ja?" vroeg de directeur verwonderd.
„Ja, of dacht u soms, dat ik niet in de ga
ten had, dat U eerst juffrouw Millner, toen
mijnheer Parker en daarna münheer Briggs op
me hebt afgezonden, om te weten of ik be
trouwbaar was?
En dacht u mis.
gisteravond juist
om half zeven l
dat pak werk liet
brengen om t6
zien of ik soms naar huis zou gaan?"
„Maar dat is interessant. Vertelt u me dat
alles eens precies."
Bat Magin vertelde nu zyn wedervaren.
„Laat ik u eerlijk zeggen." zei de directeur,
„dat noch aan juffrouw Millner, noch aan Par
ker was opgedragen, u uit te hooren. Van de
eerste geloof ik, dat zij belang stelt in uw per
soon. Maar met den laatste is het iets anders
en ik ben blij dat u vertrouwbaar was. Ik zal
de zaak in handen van Scotland-Yard geven.
Dat is een gemeene streek en wat Parker van
die nieuwe zaak vertelde is een leugen. Hij han
delde blijkbaar in overleg met concurreerende
firma's. Wat mijn chef Briggs aangaat, hem had
ik opgedragen u op de proef te stellen. Uw
proeftpd is afgeloopen; u bent nu voor vast
aangesteld op een salaris van 12 pond in de
week."
Bat Magin zei: „bedankt" en verliet het kan
toor van zijn patroon.
•Dien avond deelde hy alles aan juffrouw
Millner mede. Eerst wilde ze niet luisteren. Ze
was nog verstoord over de ondergane behan
deling van Zaterdag. Niettemin legde hy haar
't geval uit en eindigde kort en bondig,en
ik heb u lief; word m'n vrouw, ik verdien nu
12 pond in de week."
Het duurde even voor ze antwoordde.
„Kom," drong hy aan. „U houdt toch zeker
wel een beetje van me?"
Voor straf liet ze hem echter nog drie da
gen op antwoord wachten, en toen bleek, dat
ze zich al goed by het weinig-woorden-systeem
van hem had aangepast.
Ze zei slechts één woord, en daarover was
Bat Magin meer verheugd, dan dat hem een
groot fortuin was te beurt gevallen.
Gedurende de opgravingswerken in Ita-
liaanseh Noord-Afrika zyn, naby het Romein-
sche theater van Sabratha, resten van een mo
numentalen tempel aan het licht gekomen, wel
ke biyken te dateeren uit de eerste of tweede
eeuw van onze jaartelling. Voorts werd een
complex van nauwe, kronkelende straatjes ont
dekt, ongetwijfeld een deel van de voormalige
Punische stad.
Uit Leptis wordt gemeld, dat gedurende de
opgravingen en restauratiewerken betreffende
de antieke tempels, thans verscheidene beelden
van Romeinsche keizers zijn ontdekt. Het werk
plan voor deze streek omvat o.a. ook den aan
leg van een nieuwen verkeersweg, welke de ver
binding zal vormen tusschen Beni-Ulid en den
necropolis van Ghirza.
Nu komt er rust! Nu zijn over
bodige geluidssignalen verboden
(f 75. boete I). 't Werd tijdze
toeterden er maar op losl Wie ...7
door Charles Carvice
i
dame, die zoojuist gesproken had, keerde
dus tot hem als tot iemand, wiens oordeel
te:
'arde had misschien omdat het zoo zelden
'Keven werd.
^•'Vtndt u haar ook niet opvallend mooi,
'JPheer Redmayne?" vroeg ze.
ben het met u eens als altyd
q Blanche," zei hy met een glimlach, die
Vp11 by na strengen ernst van zyn gezient
jachtte. Toen drentelde hy langzaam van
t groepje weg.
gj a haar dans met den jongen kruisridder
irene naar de hertogin, die plaats voor
Ij/ar maakte op de breede sofa en haar lief-
^nd over den arm streek,
v "Je
moet vanavond niet al te veel dansen,
kindje," zei ze. „Je bent er nog niet zoo
n gewend en het zou je te moe maken."
maar myn boekje is al haast vol," zei
ehe met een glimlach.
.,Bn Terence's naam staat er nog niet eens
h®'klaagde de hertogin, het fyn-gedrukte
°ËTatnma bekykend.
„Ik heb hem niet gezien," zei Irene een
voudig.
Byna op hetzelfde oogenblik dook een
lange, slanke jongen naast haar op en noemde
haar naam. Hy was opvallend knap, met
flitsende, overmoedige oogen en dik kastan
jebruin haar met een stugge, sterke golf. Er
was iets bevelends en heerschzuchtigs in zyn
gang en manieren, toen hy recht op Juliet
toekwam, alsof hij zeker was van haar wei-
kom.
„Hé, Térence!" begon de hertogin. Maar
hy werd te zeer geboeid door het meisje om
op zyn tante te letten.
„Irene!" riep hy uit. „Waar beb je toch
verstopt gezeten? Ik heb je overal gezocht.
En jy bent nog wel Juliet, en ik ben Romeo!"
Hy rekte zich en streek over het borststuk
van zijn rijk-geborduurde tuniek. „Je móet
met me dansen!"
„Waarom „moet"?" plaagde de hertogin.
„Wy zyn toch Romeo en Juliet, tante!"
riep hy. „We hooren bij elkaar, dus natuurlijk
moeten we samen dansen; niet, Irene? Geet
me je balboekje eens! Wat, dat is warempel
al byna vol! Wat een schande! Kun je me den
volgenden dans niet geven?"
„Maar die is toch besproken," zei Irene.
De jongen aan wien zij dan dans beloofd
had, kwam op dit oogenblik naar hen toe,
en Lord Terence keerde zich tot hem met een
kort, gebiedend gebaar.
„Berkely, ik zou dezen graag met Lady
Irene hebben; heb je er op tegen, haar aan my
,af te staan?"
„Natuurlyk niet, als Lady Irene het graag
wil; maar ik hoop toch, dat u me een anderen
in 'de plaats zult geven, Lady Irene?"
Met een glimlach van voldoening nam
Terence Irene's hand en trok haar arm door
den zijne.
„Ik sta er versteld van, Irene, zoo groot
als je geworden bent! Ik heb je een heelen
tijd niet gezien. Waar ben je geweest?"
„Op het kasteel, met mynheer Markham,
den leeraar, en de pianojuffrouw."
„Ik zou je bijna niet herkend hebben, zoo'n
dame ben je nu! En wat kun je goed dansen!
Je wordt toch niet te moe?"
Haar adem ging rustig en geiykmatig en
ze voelde zich niet in 't minst vermoeid,
maar de jonge Terence hygde een beetie; hy
had reeds twee glazen champagne gedronken
aan het buffet.
„Laten we liever wat gaan zitten praten,"
zei hij plotseling. „Je wilt zeker ook wel iets
te drinken hebben, niet?"
Ze schudde ontkennend het hoofd, maar
met een: „O ja, dat wil je wel, kom mee!"
trok hij haar arm door den zyne en leidde
haar naar het buffet.
Terence vroeg champagne en wilde IPene's
glas vullen, maar ze hield haastig zyn hand
tegen.
„Ik wil liever water hebben, Terence," zei
ze.
„Kom, hoe kan dat nu? Weet je wat, zet
dan alleen maar even je lippen aan myn
glas. Als je het niet doet, dan wil ik ook niets
drinken, en ik heb ontzettendpn dorst."
Ze bracht het glas aan haar lippen, maar
zonder de champagne aan te raken. In elk
géval' was Terence tevreden.
„En nu kryg ik nog een dans van je," zei
hij.
Terwyl hy zyn naam in haar boekje zette
voor een der laatste nummers, kwam Irene's
volgende partner en nam haar mee. Terence
stond haar na te kijken, zijn jongensachtige
bewondering wat él te duidelyk op zyn gretig,
levenslustig gezicht; toen keerde hy zich
weer naar de champagneflesch, maar een hand
viel licht op zijn arm en Mayne Redmayne
zei op zyn bedachtzame, ernstige manier:
„Ga mee een sigaret met me rooken,
Terence."
De jongen keek een beetje spijtig naar de
champagne, maar Redmayne nam als in ge
dachten zijn arm, en, gevleid door de aan
dacht die de veel oudere man hem schonk,
liet Terence zich meetronen.
Er waren nu veel volwassenen in de bal
zaal. Irene had geen dans meer over en hier
en daar kon men groepjes jongens om haar
zien kibbelen. De toeschouwers vermaakten
zich kostelyk daarmee; sommigen voelden zich
ook ontroerd door de onschuldige, kinderiyke
onbevangenheid, waarmee Irene zich bewoog,
zich blykbaar volstrekt niet bewust van haar
triomf.
Ze had nog eens met Terence gedanst en
ten slotte kwam hy haar halen voor het
souper. Irene was veel te opgewonden en
vroolyk om te kunnen eten, maar Terence
liet het zich uitstekend smaken en dronk
zoowel haar deel van den wyn op als het
zyne. Hy sprak rad, zyn oogen flitsten nog
meer dan gewoonlijk, en hy verzekerde haar
meer dan eens, dat zij bet knapste meisje in
heel de zaal was, en dat hy trotsch was op
zyn Juliet.
Hoe meer zyn opgewonden bewondering
toenam, hoe koeler Irene werd. Zij was nog
te jong om zich daar rekenschap van te
geven, maar ze voelde, dat ze liever nooit
meer met Terence wilde dansen en toen hij
haar een oogenblik alleen had gelaten, cp zoek
naar meer wyn, stond ze op en ging het
souperzaaltje uit, naar de danszaal terug.
Juist toen ze daar binnenging, gleed haar voet
uit over een glibberige, vertrapte bloem, door
een der dames verloren. Zy trachtte haar
evenwicht te bewaren door de hand uit te
slaan naar den muur, maar daarbij sloeg zy
tegen den rand van een Venetiaanschen spiegel
Een scherpe pyn schoot door haar arm en even
later sypelde het bloed haar tusschen de vin
gers door.
Ze stond er na,ar te kijken, zich afvragend
wat ze doen zou, toen Redmayne's stem vlak
achter haar zei:
„Hebt u uw hand bezeerd, Lady Irene?"
„Ja," zei ze op haar ongekunstelde manier
tegen dien rand van een Venetiaanschen spiegel,
geslagen en nu bloedt 't nogal flink."
„Gaat u even met me mee," zei hy Er was
een groote serre vlak by de balzaal, en ze
volgde hem daarheen. „Er moet hier ergens
een marmeren fonteintje zijn, voor de bloe
men. O juist. Laat me nu eens zien, Als 't
niet al te erg is, kunnen we 't hier wel even
uitwasschen. Past u op, dat u geen vlekken
op uw japon krygt."
Irene stak hem haar hand toe, en terwyl
hij zich ér over boog en de kleine wond in
specteerde, keek ze hem half verstrooid aan.
Hy behoorde tot de vrienden van haar vader
en zoo had ze hem een of twee maal ont
moet; maar behalve de gebruikehjke vorme
lijke begroetingen had hy nooit de minste
notitie van haar genomen. Redmayne's stem
was zwaar en diep, zyn manier van doen koud
en byna streng, en heel jonge menschen waren
als regel een beetje bang van hem.
„Het is maar een klein sneetje." zei hy.
„Ik zal het voorzichtig wat uitwasschen en
er dan een zakdoek om binden; het zal er
wel niet elegant uitzien, maar dat is zoo erg
niet, wel?"
Ze hield haar vochtige hand omhoog en
haalde met de andere het kleine vodje netel
doek en kant te voorschyn, dat ze haar zak
doek noemde. Redmayne glimlachte en haalde
zyn schouders op.
„Niet groot genoeg en te onsterk, Lady
Irene," zei hy, delvend naar zyn eigen zyden
zakdoek. Hy vond dien, schudde de plooien
uit en verbond het wondje. Ze bekeek haar
omwikkelde hand van alle kanten en een on
deugend lachje flikkerde in haar oogen en
trilde om haar half-geopende lippen."
,,'t Is precies een lappenpop," zei ze.
(Wordt vervolgd.)