Met twee kameraadjes op avonterenreis
<Kdmftaal mn den dag
ALLE ABONNÉ'S
F 750.- bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
IDe Dubbelgangster I
Een product der dictatuur verboden
Katholieke pers in
Engeland
GEEN SPRAKE VAN!
NEDVER. VOORDEN
VOLKSZANG
MAANDAG 23 SEPTEMBER 1935
DUITSCH WEEKBLAD
OPGEHEVEN
Met schaar en lijmpot bijeengeredi~
geerd, kreeg het spoedig een
oplaag van ongeveer
150.000 exemplaren
Het komt nooit meer
terug
Nederlandsche kunst in
Hongarije
Dappere bobby
Een uitvoering bij stormgetij
Luchttreinen
Esperanto
verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen F 750.
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij een ongeval met
doodeüjken afloop
F OCfl blJ *erlles van een hand
MÜl/t" een voet of een oog
De Gestapo heeft het Duitsche -weekblad
Bliek in die Zeit" voor altijd verboden. Hier-
hiee heeft een weekblad opgehouden te be
staan, aldus lezen wij in de Arbeiderspers, dat
eenig in zijn soort was een product van de
dictatuur.
Zooals „Bliek in die Zeit" bestaat in Europa
geen enkel ander blad. ,31ick in die Zeit" had
geen eigen meeningt nog veel minder dan de
hog toegelaten dagbladen in Duitschland. De
redactie van dit weekblad schreef of publi
ceerde zelf nooit iets. Het weekblad werd met
schaar en lijmpot bijeengeredigeerd en kreeg
daardoor binnen enkele rriaanden na de op
richting een oplaag, die de beste dagbladen
haar de kroon streefde. „Bliek in die Zeit"
Werd in geheel Duitschland en daarbuiten!
hoogelijk gewaardeerd.
Toen in Duitschland Hitier aan het bewind
kwam en de bladen niet meer mochten publi.
ceeren, wat er geschiedde en er geen eigen
hieening meer op na mochten houden, ver
dween de belangstelling van het publiek voor
de dagbladen op slag. Men had geen zin meer
om zijn goede geld uit te geven voor officieele
Publicaties en men kocht ook niet meer, zooals
In Duitschland gewoonte was, een paar bladen.
Want men bemerkte alras, dat de bladen alle
maal bijna hetzelfde brachten: de centrale
redactie zat in het propaganda-ministerie. En
de niet-nazi's kochten heelemaal geen kranten
hieer, omdat zij eenvoudigweg den kost, dien de
hazi.bladen hun voorzetten, niet verteren
konden.
In dat tijdperk ontstond bij een man, die
tot dusverre met de journalistiek niets te
hiaken had gehad, een lumineus idee, hij ging
een weekblad maken, dat niets anders bevatte
dan knipsels uit andere kranten. HU liet daar
voor door ervaren journalisten alle mogelijke
kranten, die in Duitschland verschenen, door
lezen e'n de belangrijkste mededeelingen er
hithalen en samenvoegen tot een geheel. Het
bleek, dat op deze wijze elke week een krant
Van zestien pagina's kon worden gemaakt,
Waarin alles wat in die week was voorgevallen.
Werd behandeld.
Alles wat in deze krant stond, was reeds
de censuur gepasseerd, want het waren alle
maal knipsels. Maar deze knipsels werden
échter elkaar geplaatst en vormden zoo de
interessantste kopij, die in Duitschland te
koop was. Want bijna alle redacties poogden
af en toe onder de censuur uit te komen, door
Weliswaar alle maatregelen goed te keuren,
doch in zulk een enthousiast artikel soms
een enkel zinnetje van critiek te vlechten.
Wanneer men nu zulk een onderwerp behan
deld ziet door tien kranten, die ieder voor zich
erg voorzichtig een klein beetje critiek uitoefe.
ben, krijgt men een interessant overzicht van
Wat eigenlijk op de besproken maatregelen wel
dan te merken valt.
Nu geloove men niet, dat „Bliek in die Zeit"
een oppositieweekblad was! Het was een com-
hiercieele onderneming, die leverde, wat het
Publiek graag wilde lezen, in een vorm, die
iot voor kort nog toegelaten was. Men kon er
°ok en vooral hoogdravende verdedigingen van
bet nazi-regime in lezen. Maar daarnaast was
er nog iets, wat de nazi-dictatoren niet pret
tig vonden. Er verschijnen in Duitschland nog
steeds een aantal weekbladen en tijdschriften,
die moeilijk verboden kunnen worden, zooals
Der schwarze Korps" van de S.S. en het
blaadje van den oppositioneelen nazi-leider
ïteventlow.
Veel lezers hebben deze blaadjes niet zij
Si.in slechts voor een kleinen kring bestemd,
blaar de redactie van „Bliek in die Zeit" kende
deze blaadjes, las ze en als er een opmerkelijk
Srtikel in voorkwam, nam zij dat over.
De redactie las ook de kleine provinciale
Pers en in deze pers moest men wel eens eenige
Aandacht wijden aan nazi-schandalen, zooals
diefstallen bij het Arbeidsfront en corruptie.
Bevallen, omdat die in zulk een stadje nu een-
De kunstschilder J. H. Kammeier is benoemd
b>t eerelid van den Hongaarschen litterairen
Schilderkring. Hl) is de eerste Nederlanasche
jhtostschilder, wien deze onderscheiding te
beurt is gevallen wegens de talrijke diensten,
b°or hem aan Hongarije bewezen. Zijn grootste
Schilderwerk „de Paria's" is aan de Patria-club
geschenke gegeven. De Hongaarsche pers
?b de Hongaarsche radio hebben aan dit feit
ctrekkelljk veel aandacht gewijd.
maal onderwerp van alle gesprekken waren,
wanneer zich zoo iets in een kleine stad had
voorgedaan. Bliek in die Zeit" nam, mondjes
maat, zulke berichten ook op. Het blad verbreid
de bovendien ook de meening van buitenland-
sche kranten, voor zoover die in Duitschland
waren toegelaten. Maar dat bedoelde de Duit
sche regeering met die toelating niet. Engelsche
kranten kunnen slechts in de Engelsche taal
gelezen worden door een betrekkelijk gering
aantal menschen en het kwaad, dat zij kunnen
stichten blijft dus tamelijk beperkt. Maar „Bliek
in die Zeit" bracht de artikelen onder de groo.
te massa: de oplage van Bliek in die Zeit"
bedroeg ongeveer 150.000 exemplaren.
De redactie van „Bliek in die Zeit" was den
laatsten tijd vooral heel voorzichtig geworden.
Het blaadje moet OP degenen, die de toestan
den hier niet door langdurig verblijf ken
nen, den indruk gemaakt hebben van een 100-
procent nazi-product. Maar men moet, om het
goed te kunnen beoordeelen, weten, wat het
voor den Duitschen lezer beteekent te lezen, dat
men in München Hitlerjeugdleden uit een kerk
geslagen heeft, omdat zij het altaar niet res
pecteerden. Zulke voorvallen, die in München
gepubliceerd moesten worden, natuurlijk met de
vermelding erbij, dat het allemaal heel anders
was gebeurd, zal thans geen Duitscher buiten
de stad, waar het is gebeurd, meer onder de
oogen krijgen. Want „Bliek in die Zeit", die
zulk een bericht gebracht zou hebben met een
verontwaardigd opschrift tegen de gruwelpro-
pagandisten erboven, bestaat niet meer.
Het is verboden en komt nooit meer terug.
Want als Hitier zou verdwijnen en „Bliek in
die Zeit" zou weer kunnen worden toegelaten,
dan is er geen behoefte meer aan. Want dan
worden de Duitsche kranten weer leesbaar.
„Your policemen are simply wonderful!"
„Uw politie-agenten zijn gewoonweg prachtig!"
't Is een der „standing jokes", een van de
„vaste moppen" in de humoristische pers, wan
neer deze een vreemdeling parodiëert, die zijn
indrukken van Londen weergeeft. „Bobby" ge
niet zoo een oude vermaardheid, dat de hier
pas aangekomen buitenlander die uit den
aard der zaak nog niet in de gelegenheid ge
weest is eenigen indruk op te doen weet, dat
hij zich op volmaakt veilig terrein bevindt wan
neer hij den lof der Londensche politie zingt.
Hiermee doet hij naar hij zich vleit zün
gastheeren in ieder geval een pleizier.
Maar de Londensche „policeman" is „won
derful".
Barnet is een noordelijke voorstad van Lon
den, befaamd om zijn kermis, welke in Septem
ber gehouden wordt. Zaterdag, kort voor mid
dernacht, terwijl de trottoirs der sterk oploo-
pende Barnet Hill vel menschen waren, die van
de kermis huiswaarts keerden, kwam een boven
aan den weg staande onbeheerde vrachtwagen,
welks rem blijkbaar onklaar was geworden,
plotseling den heuvel afrijden.
Politie-agent James Thompson, 37 jaar oud,
die het verkeer regelde aan den voet van den
heuvel, zag het gevaarte naderen. In een oog
wenk berekende hij den weg, dien de in voort
durend sneller vaart omlaag rollende wagen
nemen zou; het was duidelijk, dat het voertuig
binnen weinige seconden het drukste deel van
den weg bereikt zou hebben en dan het trottoir
zou oprijder). Ijlings verliet Thompson zijn
post; hij snelde naar het bedreigde punt en
joeg de menigte naar een onbebouwd stuk
grönd.
Hij kon zijn plicht niet ten folie vervullen;
de vrachtwagen was iets te snel, zoodat nog
niet allen zich uit de voeten hadden kunnen
maken, Vier personen werden gewond, en één
kind en drie volwassenen werden gedood. Onder
de gedooden bevond zich politie-agent James
Thompson.
Kinderportret van Gerard Sluyter
Als besluit van de jaarvergadering die de
Ned. Vereen, voor den Volkszang onlangs
in Den Haag heeft gehouden, was er
een speciale uitvoering van volkszang georga
niseerd in de Rotonde van de Pier te Scheve-
ningen. Zelden zal er een volkszangavond on
der omstandigheden gegeven zijn, zooals die
daar ter plaatse actief waren.
Een zwakkere term laat zich althans niec
met recht toepassen op het verschijnsel van
zóó hooggekuifde golven der zee, dat ze tegen
den vloer van het boven 't water gebouwde pa
viljoen aansloegen.
Het opgezweepte en zilte nat gaf ontegen
zeglijk een strak rhythme aan de liederen die
gezongen werden, met zijn regelmatig geklots
tegen paalwerk en bodem. Maar het leverde
meteen 't bezwaar op van een al te luide bege
leiding, waardoor zang en muziek bij wijlen
overstemd raakten.
Op de stemming onder de veie gasten van
de Haagsche afdeeling, had het aldus min of
meer gestoorde effect van deze uitvoering,
echter weinig invloed. Er werd van den aan
vang af door allen hartelijk meegezongen
aan het vaderlandsche lied. En toen door het
Volkszangkoor uit Assen in de provinciale klee
derdracht een voordracht werd gegeven van
Drentsche liederen, toonde men volop aan
dacht. Hetgeen de boeren in hun zwartlaken-
sche pak en de boerinnekes met de vermaards
beugeltasschen dan ook in 't aanzien en aar,-
hooren volkomen waard waren! Al kon helaas
zelfs tijdens „koffietafel met olkewieven" het
enthousiaste Drentsche koor niet tegen den
klank der wateren op, die den zangers uit 't
heideland wel dubbel vreemd viel.
Onder leiding van den heer Herman Stenz,
die als directeur van 't Haagsche Volkszang
koor tevens den geheelen avond leidde, trad
ook dit koor op met bekende volksliedjes. Het
mocht echter dit koor evenmin gelukken den
Zuidwester in zijn element te overstemmen.
Hoewel het programma met veel goeden wil
ten einde werd gebracht, bleef het spijtig voor
de organisatoren dat de plaats, die in normale
omstandigheden de rustigste geweest zou zijn,
welke men zich voor een zangavond als deze
wenschen kon, thans was verkeerd in een
ruimte vol zeegebruis, met een dreunenden
vloer en geschudde steunpilaren. Het volhou
den en technisch welslagen van de zangers op
dezen avond mag in elk geval een symbool be
duiden voor de levenskrachtige vereeniging die
in ons land den volkszang verheft en klinken
laat boven stormgetij en watergeweld uit als t
moet!
De „Universe", het katholieke weekblad,
wijdde in haar vorig nummer een be
schouwing aan de Internationale Katho
lieke perstentoonstelling, welke van April tot
October van het volgende jaar in de Vaticaan-
sche Stad gehouden zal worden en welke
gelijk het blad het uitdrukt „een formeele
wapenschouwing zal zijn van de Katholieke
Pers-strijdmachten ter wereld."
De „Universe" geeft tal van bijzonderheden
en doet dit voor zoover dit mogelijk is met
iets dat grootendeels een gestyleerde opsom
ming is op geestdriftigen toon. Hiertegen is
natuurlijk geen enkel bezwaar; wanneer wij,
katholieke journalisten, niet geestdriftig ge
stemd zijn voor zulk een tentoonstelling, wie
zou het dan wèl zijn.
En toch, wanneer ik een katholiek Engelsch
journalist was, zou ik zulk een „wapenschou
wing" toch met gemengde gevoelens tegemoet
zien. Want mijn land zou er dan onmogelijk een
schitterend figuur kunnen maken.
Het aantal katholieken in Groot-Brittannië
is ongeveer even groot als dat in Nederland;
het is dus in verhouding veel geringer daar de
totale bevolking ruim 5 maal zoo talrijk is als
die van ons land. Het zou dus onbillijk zijn de
materieele kracht der Britsche katholieken te
willen vergelijken met die hunner geloofsge-
nooten in Nederland, of in nominaal katholieke
landen zooals België en Frankrijk. Bovendien
zijn de persverhoudingen in Engeland van dien
aard, dat middelmatig groote dagbladen nóch
te Londen nóch in de provincie bestaan kun
nen. Een te stichten katholiek dagblad zou op
zeer groote schaal moeten aanvangen; het zou
anders een doodgeboren onderneming zijn.
Bijgevolg vereenigen wij ons ten volle met die
Engelsche geloofsgenooten, die volhouden dat
binnen afzienbaren tijd niet te denken valt aan
de oprichting van een katholiek dagblad in
Engeland. Het is waar dat vooral in Lancashire,
waar het aantal Ieren en Anglo-Ieren groot is,
velen meenen dat een poging gewaagd moest
worden, maar zelfs in het onwaarschijnlijke ge
val dat deze slaagde, zou het katholieke dagblad
toch maar een plaatselijke beteekenis hebben,
en buiten Liverpool, Manchester en de andere
industriecentra van Lancashire niet gelezen
worden. Is er overigens wel één Engeisch katho
liek die zou durven beweren dat zulk een blad.
van algemeen journalistiek standpunt bezien,
zou kunnen voldoen aan de eischen. waaraan
een „Manchester Guardian" en een „Liverpool
Post" beantwoorden?
Men mag de katholieke pers, zooals zij is,
misschien niets verwijten. Maar eenigen tijd
geleden ging de „Universe" er prat op dat zij
een grooter oplage had dan alle andere katho
lieke weekbladen van Groot-Brittannië te
zamen; zij bedroeg als wij ons wèl herin
neren 125.000. Hetgeen wil zeggen dat de
heele katholieke weekbladpers een oplage van
minder dan 250.000 heeft. En daaronder bevin
den zich slechts twee groote inlichtingsorganen:
de „Universe" en de „Catholic Times"; de „Ca
tholic Herald" is meer een „journal d'opinion"
en als zoodanig uitstekend terwijl dit
zelfde van toepassing is op de „Tablet". Er
verschijnen nog een paar katholieke weekblaad
jes, zooals de „Catholic Fireside", maar hun
beteekenis is gering.
Dat in Engeland een katholieke dagbladpers
niet bestaanbaar is hieraan drager, de katho
lieken geen schuld. Maar zeker hebben zij schuld
aan de totale ontoereikendheid der katholieke
weekbladen. De „Universe" drukt een „inge
zonden stuk" af van een bewoner van een plat
telandsparochie van ongeveer 150 zielen. Daar
worden wekelijks zoowat 20 katholieke bladen
verkocht.
„Zouden de katholieken in Engeland wel het
vitale belang beseffen van de pers, gelijk de
katholieken van Frankrijk doen, die nog den
invloed voelen van Abbé Bethleem van Parijs
door diens merkwaardig boek La Presse?"
vraagt hij.
Het is, gelijk wij reeds opmerkten, niet billijk
het katholieke Engeland met het katholieke
Frankrijk of zelfs met het slechts in minder-
Zoo dwaalden ze voort door de vreemd-
soortige kamers. Piet had Wietje, die erg
bang was bij de hand genomen. Sommige
kamers waren erg donker. Eindelijk, toen
ze weer een hoek omsloegen zagen ze een
lichtje branden.
Daar zagen ze den professor zitten. Hij
scheen n slaap gevallen te zijn. Fluks maak
ten de kinderen hem wakker. Men besloot
thans terug te gaan. De professor kon ech
ter maar noode van de schatten die hij hier
had gevonden scheiden en besloot om zoo
Gert legde het dagblad ter zijde. Hij stak
een pijp op en ging naar buiten zitten
kijken. Zijn vrouw zette een kop thee
onder zijn bereik en keek op haar beurt de
advertentie-pagina door.
„De advertenties kun je wel overslaan, Riek,"
zei haar man mistroostig. „En de rest is ook
niet veel zaaks."
Riek keek tóch de advertentie-pagina door.
Zij betuurde ze stuk na stuk, regel na regel.
„Je hebt die courant weer niet goed gelezen,
Gert. Er staat wèl wat in. Juist iets voor jou!"
Gert nam haar het courantje uit de hand.
Onder aangeboden betrekkingen las hij nog
maals de oproeping voor sollicitanten naar de
betrekking va"n filiaalbeheerder van een auto
bedrijf in een provinciestadje.
Gert legde het blaadje weer terzijde.
„Heb ik óók wel gezien, meid. Niets voor mij."
„Waarom niet, jongen?"
„Waarom niet? Wat voor benul heb ik nu
van auto's? Ik weet ternauwernood het onder
scheid tusschen een radiator en een rem. Cijfers
schrijven heb ik geleerd. Rekenen, schermen,
goochelen met cijfers, al maar cijfers, anders
niet! Zulke lui kunnen ze daarvoor niet ge
bruiken."
„Wie zegt dat, Gert? Schrijven, boy! Tóch
schrijven! Volhouden! Er wordt iemand ge
vraagd, die administratief onderlegd is, betrouw
baar en accuraat. Hier staat het. Dat ben je
toch! Hier, lees zélf maarSchrijven, Gert!
Voet bij stuk houden! Doorbijten!"
En Gert schreef. Hij vermeldde zijn leeftijd,
zijn schoolopleiding, zijn diploma's en zijn er
varing. Hij voegde de copieën van zijn getuig
schriften er bü.
Gert verzond zijn brief. Voor de zooveelste
maal
Drie dagen daarop kwam het antwoord:
Mijnheer,
Naar aanleiding van uwe sollicitatie dd.
16 dezer verzoeken wij u zich morgen, 20
dezer, circa elf uur aan ons kantoor te wil
len vervoegen.
Hoogachtend,
N.V. Mulder's Auto-Maatij.
H. MULDER, Dir.
Gert reikte den brief aan zijn vrouw:
„Zou het dan tóch, Riek? Zou het dan tóch
nog wat worden?"
„Wie weet, jongen! De kans is er. Zet je
beste beentje voor. Je woordje kun je wel doen.
Trek je jacquet aan!"
„Géén dikdoenerij. Netjes, fatsoenlijk, dege
lijk. Meer niet."
Den volgenden morgen bracht Riek haar man
naar den trein. Het stadje lag op een afstand
van twintig minuten sporen van hun woon
plaats.
„Ik weet niet, wanneer ik terugkom, meid.
Wacht) thuis maar kalm af. Stel je er vooral
niet te veel van voor. Maak je niet blij met een
dooie musch, hoor. Het kan misloopen ook!"
Riek knikte hem bemoedigend toe. Dan schoot
haar opeens een idee te binnen. Ja, een leuk
idee was dat, vond ze.
„Weet je wat, boy? Als het in orde is, fluit je
buiten ons oude afspraak-deuntje! Weet je
welLach-dan-Paljasso
Jaren geleden, toen ze nog verloofd waren,
had Gert, als hij in jeugdigen overmoed de
straat inliep, waarin de ouderlijke woning van
zijn meisje gelegen was, zijn komst van-verre
reeds aangekon
digd met het flui
ten van de be
kende melodie uit ~Dsi li si e
Paljas.... Lach- tttjrttj
dan-Paljasso
en bij het veme- i
men van zijn
fluitje was zij steeds de kamer reeds uitgesto-
ven en hem tegemoet gehold.
En nu, als het in orde kwam, moest hij even
als toen, op een afstand van meerdere huizen
reeds, door het fluiten van het hun vertrouwd
geworden signaal-deuntje „Lach-dan-Paljazo"
het sein van zijn slagen geven. En nog vóór hl]
binnen was, zou ze weten, dat hij aangenomen
was
„Afgesproken, boy. En houd je taai!"
„Tot vanmiddag, meidl"
Twee uur.... half drie.... drie uur.... géén
Gert!
Riek zat voor het raam van hun woonkamer.
Telkens opnieuw wierp ze ongeduldige blik
ken op de pendule. Zij stond op, keek naar bui
ten en ging weer zitten. Telkens weer. Zij
wachtte, en hoopte, en vertwijfelde dan weer.
Kwart over drienóg geen Gert!
Hoe langer het duurt, des te meer kans,
dacht zij. Indien een ander de voorkeur gekre
gen had, zouden ze Gert immers wel spoediger
afgewimpeld hebbenMaar zekerheidzeker
heid zou ze eerst hebben, als ze zijn fluitje, z"n
Paljasso-mopje zou hooren
Half viergéén Gert, géén Paljasso!
Toen, plotseling, met een hevigen schok van
teleurstelling, hoorde ze den sleutel in de voor
deur steken. ZD hoorde het bekende stampen
van zijn voeten op de vloermat, het vertrouwde
kraken van de traptreden onder den zwaren
druk van zijn mannenstap
„Arme Gert! Het was hem wéér niet gelukt.
Hij had zijn fluitje niet lateh hooren."
Maar nu heette het dapper zijn, dapper voor
twee! Met geweld drong zij de opwellende tra
nen terug, sprong met een ruk omhoog, en liep
hem tegemoet in de gang:
„M'n lieve jongen! Trek je er niets van aan,
hoor! We zullen er tóch wel komen."
Gert sloot haar in zijn armen, en riep
jubelend:
„Het is in orde, meid! Morgen begin ik....
maar ik kon niet meer op dat duvelsche deun
tje komen!"
„Wat, boy....! Wat? Nou, maar ik wel!"
Toen zongen en dansten ze samen in 't rond:
„Lach dan, Paljasso!"
held katholieke Nederland te vergelijken. Maar
aangezien de verhouding van 20 op 150, welke
in dat plat.telandsdistrict bestaat, niet ongun
stiger doch gunstiger is dan die in Groot-
Brittannië in z'n geheel, heeft het Britsche
katholieke publiek zich zeker iets te verwijten
en wanneer ik een Engelsch katholiek was zou
ik niet al te opgetogen zijn over die wapen
schouwing in de Vaticaansche Stad.
Sedert verscheidene maanden zijn dagelijks
proefnemingen gedaan te Koktebel, bij de
Zwarte Zee. met zoogenaamde luchttreinen,
bestaande uit een gewoon vliegtuig met één of
meer zweefvliegtuigen, die daaraan zijn gekop
peld. Op 11 Augustus heeft men met succes
een proefvlucht op een hoogte van 400 M. ge
houden gedurende 40 minuten, waarbij zeven
eenpersoons zweeftoestellen aan een gewoon
vliegtuig gekoppeld waren. Dit was een groot
succes, aangezien tot dusverre nog nooit meer
dan 5 zweeftoestellen aan een gewoon toestel
gehaakt waren geweest.
Op 6 September, toen te Koktebel een bijeen
komst van zweefvliegers gehouden werd, kwa
men tegelijkertijd 6 luchttreinen, bestaande uit
1 machine met 1 zweefvliegtuig, uit Krasnodar,
op een afstand van 200 mijlen, waarover zij
2.45 uur gedaan hadden, terwijl tevens veertien
vliegtuigen met tezamen 30 zweeftoestellen en
19 vliegtuigen met 51 zweeftoestellen arriveer
den.
Er bestaan plannen deze luchttreinen te ge
bruiken voor het vervoeren van goederen en
het bestudeeren van luehtstroomingen.
spoedig mogelijk weer terug te komen.
Met het brandende lampje gewapend, 1
ging de professor voorop om naar den uit
gang te gaan. Plotseling kwamen ze tot een
vreeselijke ontdekking. Het eerste gangetje
waar ze door waren gekomen was ingestort.
Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te
kosten. Plaats maar eens een Omroeper! Rubri
ceering en gelijkvormige zetwijze. Billijk han
delstarief.
Voor de R. K. Haagsche Esperanto-vereeni-
ging „Por Dio Kaj Eklezio" werd dezer dagen
door den bekenden radio-leeraar P. Heilker
een uiteenzetting gegeven van de beteekenis van
Esperanto in de huidige maatschappelijke ont
wikkeling.
In minder dan een halve eeuw heeft het
Esperanto in het publiek algemeene bekend
heid verkregen, ook bij wie het niet als taal
gebruiken. Het heeft daarenboven zijn betee
kenis bewezen in dien tijd, tegenover hen die
sceptisch stonden ten aanzien van het prac-
tisch gebruik van de nieuwe wereldtaal en de
ze als een utopie bejegenden. Bij deze be
paling dient men in het oog te houden dat
Esperanto nooit de moedertaal heeft willen ver
vangen, en slechts wereld-hulptaal wil zijn. Op
zeer eenvoudige wijze kan het als hulptaal de
moeilijkheden ondervangen, die het instudee-
ren van verschillende vreemde talen oplevert.
In principe is elke taal naast de moedertaal
een „kunst-taal", een aangeleerde taal waarmee
men niet vanaf zijn eerste jeugd vertrouwd ge
weest is en ten deze kan het Esperanto gelijk
waardig geacht worden met elke andere lands
taal. Door Comenius van Descartes werden
reeds voor eeuwen hogingen gedaan om te
komen tot een wereldhulptaal.
Toen eindelijk het „Volapük" beoefend werd,
had men een terrein bereikt waarop succes ver
zekerd leek, doch het was niet meer dan een
voorbereiding van het Esperanto. Door Dr.
Zamenhoff werd het in 1887 samengesteld, na
een langdurige en veelzijdige bestudeering van
de belangrijkste talen ter wereld.
Aanvankelijk ontmoette de nieuwe hulptaal
veel tegenwerking. Een van de ernstigste aan
vallen op de jonge spruit van het ontwapend
cosmopolitisch bewustzijn was wel de wijzi
ging die men op eigen gelegenheid in de regels
ging aanbrengen.
De bedoeling van den ontwerper, om door
het Esperanto verbroedering tusschen de vol
keren te bewerkstelligen, is helaas niet ge
slaagd, aldus spr., doch dit doet tenslotte aan
de practijk van de aanwending onder haar ge
bruikers niets af. Door de eenvoudigheid van
de lessen is de taal voor elkeen in zeer kor
ten tijd aan te leeren.
Een tentoonstelling en een proefles, die
sterk de aandacht wan de aanwezigen trokken
completeerden de instructieve beschouwing.
op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeertngen
door Charles Carvico
>.ïk ben naar de politie geweest; ik heb
v ér is alles gedaan, wat maar bij mogelijk*
(,e'd te bedenken is. We hebben haar niet
j^hiist vóór het etenstijd was. Prosper was
me ongerust te maken, en vertelde me
niet, dat ze er al had moeten zijn. Ze
rwachtte haar elk oogenblik Ik ging naar
Ke®le; ze was daar al om zes uur weggegaan.
edmayne, help me! Voor 't eerst van mijn
kVeh heb ik mijn hoofd verloren, ik voel me
j^lpeloos; de vreeselijkste vermoedens maken
(jj® bijna gek. Ik vraag je excuus voor dit
nenvallen; ik kon onmogelijk wachten tot
u Bekleed was iedere minuut is een eeuwig-
K..ld van doodsangst voor me. Mijn kind
uJn kind!"
^••Laten we naar beneden gaan." zei Red-
heesch; en alsof het vanzelf sprak,
^en ze de straat op.
k -Nogmaals, het spijt me erg, dat ik je zoo
komen lastig vallen. Redmayne," zei
qersia, toen ze een oogenblik stilstonden met
aarzelende besluiteloosheid van hen, die
niet weten, welken weg ze zullen inslaan of
waar ze eigenlijk heen willen. „Het is vreemd,
maar ik dénk altijd het eerst aan jou, als ik
in eenige moeilijkheid verkeer. En en we
hebben je den laatsten tijd zoo veel gezien; je
je staat bijzonder goed bü haar aange
schreven."
Redmayne keek op met een plotselingen
glans in zijn oogen.
„Waar is die winkel, waar Prosper haar
heeft achtergelaten?" vroeg hij.
„In Regent Street."
„Gaat u dan naar het St. John's Hospitaal,'*
zei hü, „dan ga ik naar St. Matthias. Een
oogenblikje, Lord Mersia! U moest maar niet
uw naam noemen! Lady Irene zou niets voelen
voor publiciteit in al die blaadjes, die het doen
en laten der society uitrafelen en bepraten
„Juist. Ik heb de politie ook al gevraagd,
den naam uit de kranten te houden. Je denkt
aan alles, Redmayne. Wil je bü me thuis
komen als je haar niet vindt?"
Redmayne knikte en wendde zich af. In
Oxford Street gelukte het hem, een taxi te
krügen en nadat hij den chauffeur gezegd
had, zoo vlug hü kon naar St. Matthias te
rüden, leunde hü achterover tegen de bank,
bedekte zün oogen met de hand en zag met
angstwekkende duidelükheid het mooie ge
zichtje van Irene voor zich, wit, en verstard
in de kilheid van den dood.
Maar toen hü voor dokter Marsdon, den
inwonenden chirurg stond, was er niets van
zün doodeüjken angst in zün oogen te lezen,
en zün stem klonk vast en effen.
„Ja. Ze is hier, mijnheer Redmayne," zei
de dokter, want hü herkende den staats
man, wiens portret zoo dikwijls in de ge-
illustreerde bladen verscheen. „Ze is hier;
en ik ben blü, dat ik u kan geruststellen.
Hoewel ze nog steeds buiten bewustzün is,
verkeert ze niet in levensgevaar. Na uw be
schrijving twüfel ik er niet aan dat de pa
tiënt Lady Irene is; maar het lükt me toch
het best, dat u haar zelf even identificeert."
Redmayne boog licht het hoofd en volgde
dén geneesheer door de gangen. In de deur van
het kamertje waar Irene lag, scheen hü nauw
merkbaar te aarzelen.
„Is ze bewusteloos?" vroeg hü.
„Ja; en het kan nog wel uren duren, eet
ze bü komt. Maar er is werkelijk geen reden
voor bezorgdheid. Ze zal misschien wat zwak
en wat koortsig zün in het begin, maar u zult
haar vandaag nog mogen vervoeren."
Redmayne liep om het kamerscherm heen
en stond neer te zien op Irene.
„Wilt u even uit mün kamer een fleschje
reukzout halen, zuster? Het staat op mün
schrijftafel, links," zei dokter Marsdon.
„Het is Lady Irene," zei Redmayne met ge
dempte stem. „Zou het mogelük zün haar
identiteit geheim te houden? Lord Mersia
wenscht niet
„De kranten zouden er vol van staan,
natuurlük," knikte de dokter begrüpend. „Het
zou hinderlük zün voor den graaf, en voor haai
iadyschap evenzeer. Er is niet de minste reden,
waarom wü den naam bekend zouden moeten
maken."
„Ik zal nu eerst zien, of ik den graaf tele
fonisch kan bereiken. En mag ik hier dan nog
esn poosje wachten? Als ze bükwam en nie
mand om zich heen zag, dien ze kende mag
ik blijven tot zijn lordschap komt?"
„Maar zeker, zeker!" zei dokter Marsdon.
Redmayne ging naast het bed zitten. Na
een kwartier maakte Irene een flauwe bewe
ging en kreunde even en, door een onweer-
staanbaren aandrang, zocht Redmayne's hand
de hare én omsloot die, zacht, maar vast.
Bü zün aanraking kreunde ze opnieuw en
bewoog zich weer; toen keerde ze haar hoofd
in zijn richting en opende langzaam de oogen.
Een volle minuut lang was er geen uitdrukking
van begrip of herkennen in; toen yerhelderde
haar bewustzijn en ze keek hem vol aan. Met
een diepen blos en op verwonderden toon mom
pelde zü:
„Mijnheer Redmayne! Waar waar ben
ik?"
„In het St. Matthias Hospitaal, Lady Irene
U hebt een ongelukje gehad, maar gelukkig niet
ernstig," zei hü-
„Mün hoofd!" zei ze langzaam, de wenk
brauwen fronsend. „O ja, ik herinner me nu
weer alles. Vader
„Hü weet er al van, Hij kan ieder oogen
blik hier zün."
„Is hij niet erg geschrokken? Och ja, dat
moet wel. Maar- ik kon er niets aan doen
't ging zoo vlug. Ik stak over en die chauffeur
week juist uit voor een kind meer herinner
ik me niet."
„Span u ook maar niet in. Ik geloof niet,
dat 't goed voor u is, veel te praten."
„Waarom niet? Waar is Prosper? Münheer
Redmayne hoe hoe komt het, dat u me
juist gevonden hebt?"
„Door een gelukkig toeval. Ik heb altüd ge
luk, Lady Irene, dat weet u."
„Neen, nu ben ik het, die geluk heeft," zei
ze. „Wat raar om hier zoo ineens in een
ziekenhuis te liggen. Dat is 't toch, hé? Ze
schijnen erg goed voor me gezorgd te hebben.
Ik zou ze graag eens willen bedanken."
„Dat kunt u later doen, ja. Maar u moet liever
niet vertellen, hoe u heet."
„Niet? Waarom niet? O! Ja, die klanten! Ik
hegrüp 't al. Maar vertelt u me nu eens, hoe
u me gevonden hebt."
„Straks." Hü glimlachte. Elk woord, elke
buiging van haar stem zong door zün hart.
„Wat wat ziet u er moe uit! Heelemaal
bleek en Hebt u lang naar me moeten
zoeken en hebt u zich misschien ongerust
gemaakt?" vroeg ze berouwvol.
„Nu ben ik in elk geval gerust," zei hü ont
wijkend.
„En die arme Papa? En Prosper? Weten
nog andere menschen er van? Terence? Hij
zou gisteravond bü ons gegeten hebben."
Redmayne's gezicht werd zoo onbeweeglük
als steen.
„Lord Terence heeft zich laten excuseeren
was verhinderd. Hij weet het niet," zei hü
effen.
Zij zuchtte.
„Ik ik heb zoo'n slaap! Gaat u u zult
me wel erg kinderachtig vinden, maar ik voel
me hier zoo vreemd, en alleen gaat u niet
weg!"
Hü hield haar hand in de zijne, vast en
warm; en slechts een oogenblik later, zoo
scheen het, viel ze in slaap. Redmayne's hoofd
zonk op zün borst; zijn lippen bewogen zonder
geluid. Hij wist niet of er vüf minuten of een
eeuw verloopen waren, toen de graaf binnen
kwam en op zijn knieën voor het bed neer
viel, met trillende en gebroken stem fluisterend:
„Mijn kind! Mün kind!"
Redmayne trok langzaam en voorzichtig zün
hand terug en week bescheiden naar den
achtergrond. Ten slotte stond Mersia op én
legde beide handen op zün schouders.
„Ik heb er goed aan gedaan, naar jou toe te
komen, Redmayne," was al wat hij zei.
HOOFDSTUK VI
Toen Irene ontwaakte Uit den diepen slaap,
dien zü zoo noodig had, zag ze haar vader
naast zich zitten. Zün gezicht was nog bleek,
maar niet langer ontredderd én vertrokken
van angst.
„Vader!" riep ze uit. „O, bent u naar me
toe gekomen! Hebt u zich erg ongerust ge
maakt? O, het spüt me zoo vreeselijk! Het was
allemaal mün eigen schuld; ik keek niet be
hoorlijk uit, waar ik liep. Ik heb me niet be
zeerd, vader, niet in 't minst, en zelfs mijn
hoofd doet nu geen pün meer. Wanneer kunnen
we naar huis gaan?"
(Wordt vervolgd)