EEN DORP OP WIELEN
cKdwtfoaal den dag
Met twee kameraadjes op avonturenreis
IDe Dubbelgangster I
ONDER DEN ROOK VAN
UTRECHT
Petroleum
VRIJDAG 27 SEPTEMBER 1935
In regen en koude....
Kath. Verkenners
Geel glas beschermt papier
Winterweer
Mannus Franken
Het permanente woonwagenkamp
aan den Vleutenschen Weg
Hoe den kost te verdienen?
Als de hit sterft.
De kamp- en vrederechter
Zwervers blijven zwervers
cago aankomt \D autO-pech van I
zei Pulido. „iaat r
Silas Swansea i
Af I T? A RHMM ïT 'd op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen C *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 117 7 CA bij een ongeval met C OCff
AA I .1 .n 1 II Ui O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen A f Uv«" verliea van belde armen, belde beenen of belde oogen .T aJvr*™ doodelijken afloop A AiUVft
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bl] verlies van een hand
een voet of een oog
Het woonwagenkamp aan den Vleutenschen
weg bestaat nu reeds meer dan 10 jaar; een
wereldje op zich zelf, pretentieloos en primi
tief.
Altijd door staan hier de woonwagens; in de
lente als de eerste voorjaarsbloemen tusschen
het weidegras pronken; in den zomer als de zon
warm en verguldend op de verf der karren
schijnt; in den herfst met zijn kille en trieste
regendagen en ook in den winter, wanneer de
lucht strak trekt van vrieskoude of wanneer de
sneeuwstormen jagen.
Rust kent dit kleine nomaden-dorp niet.
Haast iederen dag vertrekken eenige der tijde
lijke inwoners naar elders of komen nieuwe
wagens uit andere plaatsen naar hier over.
De wagenwoningen staan steeds zoo opge
steld, dat ze meteen weer weggereden kunnen
worden.
Het slag menschen, dat opgegroeid is, of nog
opgroeit in kampen, zooals dit, is taai en
sterk, gewaagd aan het leven en .gewaagd
aan het zoo vaak wisselende en vochtige Neder-
landsche klimaat, dat het, onder voldoende
beschuttingsmiddelen, in al zijn brute wille
keur heeft te ondergaan.
Zwakke, ziekelijke kinderen worden hier
niet oud!
Men treft dikwijls kinderrijke gezinnen aan
onder de woonwagenbewoners.
Dat beteekeni, dat er aan velen eiken dag
voedsel moet worden gegeven, dat dikwijls
nieuwe schoenen en nieuwe kleedingstukken
moeten worden aangeschaft.
Wat moet er soms niet achter de, uit het
fatsoen getrokken, scheef gezakte petklep van
zoo'n zwervenden woonwagenbewoner het
brein van een vindingrijk econoom schuil gaan,
wanneer hij er telkens weer kans toeziet, ondanks
de treurige tijdsomstandigheden, het hoofd niet
alleen van zichzelf, maar ook van zijn vrouw
en zijn vele kinderen boven water te houden!
Ja, die slechte tijdsomstandigheden waarover
wij maar niet moe worden te klagen, wie zal
den druk daarvan meer en sterker ondervinden
dan zij, die met hun hit en hun wagentje
rusteloos van kamp naar kamp trekken?
Ze schrijven geen ingezonden stukken in de
couranten, onderteekend met „belastingbetaler";
ze zijn geen van allen vooraanstaande figuren
in vereenigingen, waar op gezette tijden de
noodklok wordt geluid, maar als het nat weer
is, baggeren ze met stuk geloopen schoenen
door het drassige land en als de felle wind
vlagen het deurtje van hun wagen rammeien,
sluiten ze de kieren en naden in him ver
trek met papier zoo goed mogelijk dicht.
Neen, aan overdreven luxe lijden deze men
schen zeker niet!
Verschillenden van hen zijn wegwerkers of ar
beiders in de bouwvakken, voor het grootste
gedeelte van het jaar werkloos. Werkloos, maar
iedereen weet, dat werkloozen steun krijgen.
Jawel, maar elke gemeente heeft de handen vol
aan een beduidend percentage der vaste in
woners, dat door de werkloosheid getroffen
is, en, nietwaar, het hemd is nog steeds na
der dan de rok!
Een enkele maal houdt in het kamp aan
den Vleutenschen weg een ambtenaar van
Maatschappelijk Hulpbetoon zitting.
Eén voor één komen dan de kampbewoners,
die de hulp van deze instelling behoeven, bij
hem binnen en leggen hem hun nooden en
behoeften bloot.
Dat zijn weinig opgewekte verhalen, die men
hier te hooren krijgt; zoo weinig opgewekt, dat
men al luisterend verlegen wordt met zichzelf.
Wat deze menschen zeggen en betoogen komt
allemaal op hetzelfde neer; te weinig aan in
komsten!
Opgeschoten jongens in dit kamp trekker,
er als muzikant op uit, in alle richtingen de
provincie in, om zoodoende mede wat in te
brengen. Sommigen gaan met en anderen zon
der muziek-vergunning. De eerstgenoemden
komen dan tegen het vallen van den avond,
doodmoe van hun omzwervingen terug met
vijf stuivers winst in hun zak; de laatstge
noemden met behalve dat kwartje aan on
geregelde verdiensten nog een proces-verbaal.
Vijf stuiversdaar kun je zoo gek veel niet
mee doen. Vooral niet, wanneer de melk weer
een cent duurder wordt en de prijzen van het
varkensvleesch ineens zoo stijgen!
De hitten staan in een grooten gemeen-
schappelijken stal. Zij droomen voor zich uit met
hun groote ronde oogen in serene rust.
In de wagens, die zij anders voorttrekken
door het drukke grootstadsverkeer, over de
hobbelige kasseien van dorpsstraten en over
mulle landwegen, zitten nu de bazen en hun
vrouwen en rekenen en overleggen, en kunnen
er maar niet komen; met den besten wil van
de wereld niet.
Soms sterft een der hitten, dan verliest de
eigenaar een belangrijk deel van zyn privé-
bezit.
Hoe zal hy zijn huisje op wielen nu verder
kunnen transporteeren naar andere plaatsen.'
Het is toch onmogelijk, dit zelf te doen. Daar
voor is de wagen te zwaar en zijn de afstanden
te groot. Ja, als het leven op deze menschen
inhouwt, dan vallen de slagen hard en mee-
doogenloós.
In plaats van het hitje heeft de onfortuin
lijke woonwagenbewoner nu een bewtjsje van
een veearts gekregen, waarin staat dat zijn paard
dood en „geschouwd" is.
En nu kan hij op dit briefje gaan zitten sta
ren: geld voor een nieuwe hit komt er niet mee
bij elkaar gerold.
Indien het hoofd van de politie hem daartoe
verlof geeft, mag de man met een lijst gaan
loopen, waarop men kan inteekenen voor een
nieuw paard.
Daar gaat hij dan mee langs de huizen, waar
in menschen wonen met hun eigen zorgen en
verdrietigheden: de aanslagen van de belasting,
de termijnen voor de fiets op afbetaling en de
in huurkoop betrokken stofzuiger. Zullen zij zich
interesseeren voor den belabberden toestand van
een mensch wiens paard is doodgegaan? Een
enkele zal inteekenen voor een groot bedrag en
dan komen er wellicht nog wat kwartjes en
dubbeltjes bij. Zeker, vele kleintjes maken een
groote, maar het begrip „veel" is zéér relatief
en hoeveel een nieuwe hit kost, kan men uit de
marktberichten in de dagbladen weten.
Aan den ingang van het kamp staat 'n klein
houten huisje: het gebouwtje van de kamp
wacht der Utrechtsche politie.
Van hieruit surveilleert brigadier G. Veenhof
van de bereden brigade. Hij is hierbij te ver
gelijken met de leden der befaamde North. West.
Mounted-Police bij hun voortdurend inspectee-
ren der reservations. Want wat hij hier doet, is
zoo veel meer dan enkel toezicht houden. Ieder
lid van het wagenkamp kent „meneer Veenhof"
en de brigadier kent ieder lid van het kamp.
Hij weet van hun vele zorgen en moeilijkheden
en voor ieder van hen staat hij steeds klaar met
zijn steun en zijn raad. Sinds jaren en jaren
reeds is hij met dit werk belast en hij beleeft
er zijn kleine vreugden aan, want, wie zou
beter zijn eigen nut in de maatschappij kunnen
inzien en begrijpen dan juist degene, die steeds
in staat is zijn macht en invloed te kunnen
aanwenden voor allen, die hulp behoeven?
Zoo is hij hier de vrederechter en de verbin
dingsman tusschen deze menschen en de instel
lingen die hen steunen, wanneer zij in nood
komen te verkeeren.
Hoe dikwijls is hij niet in de bres gesprongen
voor wagenbewoners, die verkeerd beoordeeld
dreigden te worden, wanneer een ambtenaar van
Maatschappelijk Hulpbetoon niet juist over hen
was ingelicht.
Over de hitten doktert hij en het wel van de
dieren is bij hem, kenner en liefhebber van
paarden, in goede handen.
In November zal brigadier Veenhof de con
trole op het kamp neerleggen. Slechts menschen
die hem kennen en hem met dezen arbeid bezig
hebben gezien, kunnen begrijpen wat dit zal be-
teekenen voor hem en voor het kamp.
Er zijn herhaaldelijk pogingen in het werk ge
steld om de kampbewoners in huizen onder te
brengen en er zoodoende burgers van te maken
met alle voordeelen, daaraan verbonden. In de
meeste gevallen heeft dit experiment echter
slechts tot zeer negatieve resultaten geleid. De
menschen bleken van het geregeld leven binnen
de muren der huizen niets te moeten hebben
en zoodra zij de kans schoon zagen, trokken zij
met hun gezinnen weer in een wagen, om hun
De paardenstal in het woonwagenkamp aan den Vleutenscheweg te Utrecht
Vier maanden geleden, den 15en Mei, deelde
mr. Ernest Brown, minister van Mijn
wezen in Engeland mede, dat van 17 Juni
af vergunningen voor het exploreeren en explol-
teeren van petroleumbronnen in Groot Brit-
tannië verleend zouden worden aan diegenen
die zich geroepen mochten voelen naar deze
delfstof te zoeken.
Sinds 17 Juni zijn meer dan vijftig aanvragen
ingekomen. Onder de gegadigden bevinden zich
zoowel groote combinaties, die belangen hebben
over heel de wereld, als nieuwe syndicaten die
ze hopen te krijgen.
Niemand weet of er noemenswaardige hoeveel
heden petroleum onder Engelands bodem
vloeien. Maar de vijftig gegadigden beschikken
over £3.500.000, die besteed zullen worden aan
de „opsporing".
De meeste bronnen zullen minstens 3000 voet
diep geboord moeten worden en de kosten van
het boren bedragen 4 per voet. De meeste
maatschappijen zullen 2 of 3 aanboringen moe
ten verrichten, zoodat de kosten 25.000 tot 40.000
pond bedragen zullen.
In Derbyshire zijn reeds vroeger aanboringen
gedaan, niet geheel vruchteloos, maar toch ook
niet winstgevend. Thans evenwel stelt men zijn
hoop vooral in het heuvelland van Kent en
Sussex, dat het „Britsche Texas" worden moet.
Eén der gegadigden heeft daar vergunning aan
gevraagd voor een gebied van niet minder dan
200 vierkante mijlen.
Alle in Groot Brittannie gevonden of te vin
den petroleum is, krachtens een in 1934 aan
genomen wet, eigendom van de Regeering; zij
kan evenwel de exploratie en exploitatie ver
pachten. Haar eigenlijk doel is te voorkomen
dat buitenlandsche maatschappijen Engelsche
petroleumbronnen in haar bezit zouden krijgen,
en de wet van 1934 werd ontworpen en aangeno
men in verband met pogingen, aangewend, om
Engelsche bronnen in het bezit van een Ameri-
kaansch syndicaat te doen overgaan.
Het departement van Mijnwezen schijnt niet
gedacht te hebben, dat de belangstelling zóó
groot zou zijn. Het had, naar men zegt, op niet
meer dan een dozijn aanvragen gerekend. De
opwinding en activiteit, onder de petroleum-
mannen veroorzaakt door de aankondiging dat
van 17 Juni af vergunningen voor „prospecting"
konden worden aangevraagd, hebben alle ver
wachtingen overtroffen. Maar het departement
heeft besloten dat in geen geval een „oil rush"
zou plaats hebben. Alle aanvragen worden zeer
zorgvuldig geschift. De gebieden, waarvan men
gelooft dat zij petroleum bevatten, worden ge
ïnspecteerd en nauwkeurig door landmeters op
genomen, en vooral zal er voor gezorgd worden,
dat geen prospecting-terreinen elkaar gedeelte
lijk dekken, hetgeen, zooal geen revolver-ge
vechten, dan toch langdurige processen ten ge
volge zou kunnen hebben.
Ofschoon er sinds 17 Juni maanden verloopen
zijn, is er nog niet één vergunning verleend, en
de eerste zal waarschijnlijk niet uitgereikt wor
den vóór het begin van November. Met de aan
boringen zal evenwel geen aanvang gemaakt
mogen worden vóór ook de andere aanvragen
behandeld zijn, en zoo is het zeer onwaarschijn
lijk dat vóór de lente één boor aan het werk
zal zijn.
En zelfs wanneer er geen petroleum gevonden
wordt, zullen de £3.500.000, die bijeengebracht
zijn om ernaar te zoeken, toch eenigen duizen
den gezinnen te eten geven, en dus, van natio
naal standpunt bezien, in geen geval „wegge
gooid" zijn. Denkbeeldige binnenlandsche pe
troleumbronnen zijn toch altijd beter dan zekere
buitenlandsche leeningen
zwervend leven van vroeger te herbeginnen met
aanvaarding van alle consequenties daarvan
Zóó intens trekt het kampleven, dat zij daarbij
dikwijls met een gerust hart afstand doen van
het recht op steun.
Ja, de psychologie van den woonwagenbewo
ner. die heeft al menigeen wat hoofdbre
kens gekost!
In den loop van October de data worden
nader bekend gemaakt worden weer eenige
cursussen gehouden voor. leidsters en leiders der
Katholieke Verkenners in het bisdom Roermond.
Waar de drang om groepen op te richten nog
steeds toeneemt, is en blijft het allereerst nood
zakelijk over goede leidsters en leiders te be
schikken.
De Welpenleidsterscursus zal worden gegeven
te Sittard.
De Verkennersleiderscursus (al naar gelang
de plaats wtelke voor het meerendeel leiders het
best te bereiken is) tfe Roermond of Sittard.
Opgave kan nu reeds geschieden by den Dioc.
VerkennersgeesteUjke Pastoor A. Lenaerts te
Blerick, en den Dioc. Commissaris Mr. René
Höppener te Roermond.
Langs dit touw moesten ze zich in het
bootje laten zakken. Hy wekte fluks de
beide kinderen en vertelde hun wat er ge
beurd was. Daarna legde hy uit dat ze zich
langs het touw moesten laten zakken en
weldra waren de drie veilig in het bootje
aangeland. De professor die eenige woorden
Egyptisch sprak legde den mannen zooveel
mogeiyk uit wat er gebeurd was en deze be
grepen het verhaal goed. Ze knikten mee
warig.
<->ns drietal werd thans aan boord gebracht
van het grootere vaartuig, dat een visschers-
scheepje bleek te zyn. Ze werden vriendehjk
onthaald en van eten en drinken voorzien.
Ook kregen ze wat nieuwe kleeren, want de
hunne hadden van den tocht door de duistere
gangen danig geleden. Piet kreeg zoowaar
een prachtige roode fez, die hy vol trots op
zyn hoofd zette.
Ze hadden het best op het scheepje. De
mannen zorgden goed voor hen. Ze voelden
zich best thuis op het schtp. Ook de professor
en Wietje hadden nieuwe kleeren gekregen
ten de professor zag er met zyn rooden man
tel en roode fez eerbiedwaardig uit.
Het was nog niet zoo lang geleden dat Silas
Swansea, de Amerikaansche millionnair
met het aanschaffen van schilderyen be
gonnen was. Het idee was pas by hem opgeko
men, toen een zijner invloedrijke vrienden hem
z'n schilderijenverzameling had laten zier.,
waarin een kapitaal aan kunstwerken hing.
Swansea vond, dat, wat z'n vrienden konden,
hy ook kon doen. Direct dan ook was hy aan 't
koopen geslagen, daarbij voorgelicht door Hugh-
son, een bekend expert.
Wat er echter aan z'n kunstverzameling ont
brak, was een oude Italiaansche meester. Daar
had Hughson hem niet aan kunnen helpen. Dit
was dan ook de reden, dat mijnheer en mevrouw
Swansea op reis gingen.
„Als je iets gedaan wilt hebben, moet je er
zelf op afgaan, vrouwtje," had Swansea gezegd.
De twee eerste weken in Italië waren niet mee
gevallen. Men had hun wel is waar een paar
Rafael's aangewezen, maar die waren niet te
koop. Swansea noemde het een schande, dat
men weigerde op zyn aanbod in te gaan en hy
zwoer, dat hy Italië niet zou verlaten zonder
een ouden Italiaanschen meester al zou het
hem ook z'n halve vermogen kosten.
Pulido, diten Swansea op z'n reis door Italië
als gids had aangenomen, en die dcor zyn artis
tiek voorkomen het vertrouwen der Swansea
had verworven, was met hen op zekeren dag
in de omstreken van Gaëta in een ouden auto
aan 't toeren, toen eensklaps de motor hard
nekkig weigerde het gezelschap verder te bren
gen. Dat gebeurde vlak voor de villa van de
hertogin van Sanseverino. Aangezien Pulido
wel een gids, maar geen mecanicien was, stelde
hy voor, zoolang onderdak te vragen by de adel-
lyke familie en dan intusschen een anderen
auto te laten komen.
De adeliyke familie bleek zeer gastvrij te
wezen, zy stelde de geheele villa ter beschikking
van de Amerikaansche gasten, van welk aanbod
dan ook een zeer dankbaar gebruik gemaakt
werd. Terwijl de hertogin, die vloeiend Engelscb
werd. Terwyl de hertogin, die vloeiend Engelsch
sprak, zich met mevrouw Swansea onderhield,
bezichtigde mynheer Swansea onder deskun
dige leiding van Pulido het deftige interieur en
liet zich nauwkeurig voorlichten over de vele
kunstwerken, die daar te zien waren. Aan het
einde der schilderijengalerij gekomen, bleef Pu
lido eensklaps als aan den grond vastgenageld
voor een schildery staan en scheen plotseling z n
spraak verloren te hebben. Silas Swansea kees
eerst z'n gids en daarna het schildery aan. Dit
laatste stelde een meisje voor in Venetiaansche
kleederdracht, dat een grooten tuil bloemen in
den arm hield. Pulido bleef maar steeds in ex
tase naar het schildery staren, en daardoor
kwam Swansea plotseling op een gedachte.
„Isis 't een Rafaëleen Sanzio?" sta
melde hy.
„Ja.Signorik zou er myn hoofd byna
voor durven geven. Zoo kan alleen Rafaël
Sanzio het. Zie dien blik eens, die uitdrukking,
dat leven.... compleet een droom Signor, een
heeriyke droom!" riep de man vol geestdrift uit.
Ofschoon Silas Swansea niet de minste ont
roering gevoelde, besefte hy op dit oogenblik
maar al te goed wat voor een ontdekking hij
daar gedaan had. Lang en breed werd er met
de hertogin over den aankoop van het schildery
gesproken, en toen hy eindeiyk voor het be
drag van 60.000 dollar eigenaar er van gewor
den was, wist niemand in Italië van den ver
koop af, behalve de hertogin, hy, z'n vrouw en
de gids Pulido.
Voorzichtig werd het kostbare doek van z'n
plaats gehaald en zorgvuldig ingepakt. De her
togin verklaarde met tranen in de oogen slechts
moeilyk van het schilderij te kunnen scheider.,
daar het een familiestuk was, waaraan zy zeer
was gehecht. Slechts de nood der tyden had
haar doen besluiten het in alle stilte van de
hand te doen. Mynheer Swansea, de onge
voelige Amerikaan, noemde dat gejank om een
schilderij eenvoudig onzin. Een portret was een
portret of dat nu door Jozef Sanzio of Ra
faël Sanzio gemaakt was, deed aan het geval
niets af. Hij was het nu eenmaal aan z'n mil-
lioenen verplicht om een Rafaël te bezitten.
Als dat niet zoo was, dan zou hy vast nooit zoo
idioot zyn geweest.
Zoo ging het schildery in eigendom aan Silas
In Zweden heeft men op verzoek van het
Rijksarchief proeven genomen over den invloed
van het licht op papier. Dit vraagstuk is zeker
voor alle archieven en bibliotheken van belang,
waar een zoo goed mogelyke conserveering van
het papier noodzakelyk is. By het onderzoek
maakte men van 5 verschillende glassoorten
gebruik. Achter roode, groene, citroengeel,- don
ker bruingeel en licht bruin glas werden ver
schillende papiersoorten aan het zonlicht bloot
gesteld. Ook werd de werking van het diffuse
licht onderzocht.
Het bleek, dat het licht, dat ongekleurd ven
sterglas passeert, de sterkste schadelyke wer
king bezit. Vooral de blauwe en violette stralen
beschadigen het papier. Op grond van de proe
ven beveelt men aan bibliotheken en archieven
het gebruik van geel vensterglas (z.g. selenium-
glas) aan. Dit glas sluit alle stralen met een
korte golflengte uit en laat toch voldoende hel
der licht door om een goede verlichting van de
ruimte te verzekeren.
Swansea over en om het ongemerkt uit Italië
te kunnen smokkelen, zou Pulido, die uit lief
hebberij aardig schilderde, er een ander tafe
reeltje over heen schilderen: een groote pot
met bloemen tegen een donkeren achtergrond.
Zoo iets zou geen argwaan wekken; er beston
den duizenden van dat soort schilderyen en
daar Pulido een minder dan middelmatig schil
der was, zou niemand, achter dien pot moderne
bloemen zoo'n kostbaar schildery vermoeden.
De dienstvaardige gids had het plan zelf ge
opperd, toen de Amerikaan z'n somber vermoe
den uitsprak.
„Zoodra het
schildery in Chi.
u het door een 5
bekend kunste.
naar schoonma-
ken en dan hebt
u het meesterstuk veilig en wel, zonder kos
ten, by u thuis."
Swansea maakte geen aanmerkingen op het
schilderstalent van zyn gids en toen het schil
derij gereed en gedroogd was, werd het netjes
ingepakt en verzonden. Een brie® aan Hughson,
den expert met uitvoerige instructies aangaan
de het blootleggen van den Rafaël, ging vooraf.
Mijnheer Swansea en z'n vrouw zouden nog
eenigen tyd naar Parys gaan, want in Europa
te zijn geweest, zonder Parys te hebben gezien,
leek hun iets ondenkbaars.
Zoo gingen twee maanden voorby, maanden,
waarin de millionnair uit Amerika iederen
avond over z'n schildery sprak en zich afvroeg
wat Hughson wel voor een gezicht zou gezet
hebben, toen hy het schildery ontving. Zoo'n
kunstliandelaar was toch eigenlyk een kerel van
niks, meende hy.
„Geloof me maar, vandaag op den dag zou ik
kunsthandelaar kunnen worden en binnen een
jaar een vermogen vergaren. Je ziet hoe een
voudig alles gaat. Het is maar een kwestie van
initiatief, durf en ondernemingsgeest. Maar
heeft die Hughson niet."
Juist drie dagen vóór dat mynheer Swans**»
en z'n vrouw zouden afreizen, ontving de eeiste
een telegram uit Chicago, dat hy met bevende
vingers openscheurde.
De letters begonnen voor z'n oogen te dan
sen, toen hy het volgende las:
„Hebben den pot met bloemen verwyderd. Er
kwam een bloemenmeisje te voorschyn. Hebben
ook dat verwyderd. Kregen toen de Sabijnsche
Maagdenroof, daarna Napoleon in den slafc by
Waterloo. Moeten we nog verder doorgaan met
verwyderen? Hughson."
Ongeveer op hetzelfde tydstip verkocht de
hertogin van Sanseverino een zelfde bloemen
meisje van Rafaël aan een ryken Amerikaan
uit New-York, die door den gids Pulido by haar
was geïntroduceerd. Ook die had toevallig vlak
voor de villa der Italiaansche auto-pech ge
kregen.
Hoe de heeren het klaar krygen begrypen
wy niet (welke smid verklapt zyn geheim?),
maar er zyn altyd meteorologen die voor langen
tyd weten te voorspellen hoe het weer zal wor
den. Zijn zy „zieners" of komen zy geheel we-
tenschappelyk tot hun bevindingen? Zeker is,
dat zij altyd een dankbaar gehoor aantreffen,
want de meeste menschen vinden het interes
sant, te weten of zij op een heeten zomer of een
kouden winter moeten rekenen. En als de zo
mer niet heet en de winter niet koud uitvalt?
Dan zijn de menschen al weer vergeten wat
er was voorspeld.
Vooral de Zwitsersche en de Beiersche me
teorologen zyn heele pieten in zulke voorspel
lingen. zy voorspellen voor den a.s. winter niets
dat abnormaal is, wat ons natuurlyk goed te
pas komt. want de wereld is ook zonder erg
felle koude al abnormaal genoeg.
In Midden-Europa en waarschyniyk ook
in onze omgeving zal het tot December zacht
zyn. Omstreeks St. Nicolaas of iets later, in
ieder geval gedurende de eerste helft van de
maand, komt er een wintertje. Maar spoedig is
dit weer voorbij en dan biyft het zacht tot de
tweede helft van Januari of begin Februari.
In December en Januari zal de gemiddelde tem.
pratuur normaal liggen, maar Februari en Maart
zullen zeer koud zijn.
De aanstaande winter zal zich niet kenmerken
door grooten sneeuwval.
Aldus de voorspellingen van de Zwitsersche en
Beiersche weerprofeten. Valt het anders uit,
men verwijte het niet óns!
De directie van het filmtheater „De Uitkyk"
deelt ons mede, dat Mannus Franken, die
verleden jaar door de Java Pacific Film te
Bandoeng werd aangezocht aldaar een film
voor deze onderneming te maken, einde dezer
maand in ons land terugverwacht wordt.
De door hem vervaardigde film „Pareh, het
lieo van de ryst", is inmiddels gereed gekomen
en zal door den heer Franken naar Nederland
worden medegenomen.
door Charles Carvice
13
Terence was opvallend zwijgzaam, terwyi ze
langs de rivier naar Fairiawn terug reden.
Irene's onverdiende dankbaarheid stak hem nog
steeds in zyn gevoel van eigenwaarde, en
daarin mengde zich een wrevel tegen Red-
mayne, die hem in deze scheeve positie had
gebracht. Maar Irene was de opgeruimdheid
zelf en praatte over het ongeval, alsof het
slechts een grappig intermezzo was geweest.
„Maar tcch is 't een goede les voor me ge
bleken," zei ze. „Ik ga zoo gauw mogeljk leeren,
in zee en in sterke stroomingen te zwemmen,
«sa dan 4met al m'n kleeren aan; dan zal ik
in 't vervolg tenminste in staat zyn, myn
eigen leven te redden en misschien ook nog
wel dat van anderen. Veronderstel eens, dat ik
alleen geweest was! O, Terence! Kyk eens
wat een beeldige wilde bloemen daar langs den
weg! Kunnen we er niet even wat plukken?"
Hy liet den chauffeur stoppen en bracht haai
de wilde gentianen, die haar aandacht getrok
ken hadden.
„Die vind ik nu mooier dan alle orchideeën
uit de kassen, zyn ze niet prachtig?"
„Ja." ze hy. „Geef me er een, Irene'," voegde
hy er bijna heftig aan toe.
Met zorg koos ze er eten uit, ten hield ze
hem voor.
„Je verdient de mooiste, die er by is. Laat
ze me in 't knoopsgat van je jas steken
maar dat is jouw jas niet, Wel? Waar zou
die nu wel zyn en die leuke Japansche pa
rasol, en dat boek, dat ik naast me had
liggen? Allemaal by de alikruiken en water
slakken waar ik nu ook zou zyn, zonder
jouw dapperheid."
Ze bevestigde de bloem in zyn knoops
gat en was zoo verdiept in die bezigheid,
dat ze niet bemerkte, hoe Lord Terence
beurtelings rood en bleek werd, en dat zyn
blik op haar gezichtje gericht was met een
veelbeteekenende doordringendheid.
„Irtene," zei hy; „ik wil met je praten
je herinnert je wel, dat ik je iets zeggen
wilde, toen we afdreven naar den stuw
dam?"
„Ja, ik herinner het me. Wat was 't, Te
rence?"
„Kim je het niet rad'en?" stamelde hy,
haar smeekend aanziend. „Irene, ik ik
wilde je zeggen, dat ik je liefheb; dat ik graag
zou willten, dat Je met me trouwde myn
vrouw werd
Het bloed steeg haar even naar de wangen;
toen werd haar gezichtje heel bleek Ze sloeg
de oogen niet neer en bleef hem een paar
seconden rustig aanzien; toen dwaalde haar
blik af naar de rivier en peinrend bleef ze
in het water turen, alsof ze de volle b-teeke-
nis van zyn woorden trachtte te vatten. Haar
zwygten, het feit, dat ze nauweiyks reageerae,
bekoelde zyn opwinding, die op het punt stond,
zich uit te storten in een vloed van beloften
en smeekbeden. Voor het eerst van zyn ievten
voelde Lord Terence iets als ontzag.
„Wil je heelemaal niets tegen me zeggen,
Irene?" vroeg hy tten laatste. „Begryp je het
niet? Ik ik houd van je."
Haar oogen zagen hem aan met een lichte
uitdrukking van verwarring, van twyfel, en
haar wenkbrauwen waren peinzend ge
fronst.
„Weet je het zeker?" vroeg ze met zachte
stem.
Hy staarde haar eten oogenblik zwygend
aan.
„Zeker?" echode hy. „Waarom waarom
vraag je dat zoo?"
„Omdat het zoo vreemd klinkt als je het
zegt," antwoordde ze, heel stil, alsof ze met
zichzelf overlegde.
„Vreemd!" herhaalde hy, niet op zlin ge
mak. „Waarom zou het vreemd klinken?
Waarom zou je het vreemd vinden? Weet
je weet je dan niet, hoe mooi Je bent?"
„Denk Je dat ik mooi ben? Ik geloof van
niet. En omdat je denkt, dat ik mooi ben,
daarom houd Je van me, Terence?"
„Ja, daarom; en en omdat Je o, ik
kan het onmogeiyk uitleggen! Ik weet alleen,
dat ik van je houd, en je tot vrouw zou wen-
schen. Ben je daar boos om heb ik je aan
't schrikken gemaakt?"
„Boos? Neen, waarom zou ik dat zijn?
Ik moest biy zyn, is 't niet dat iemand
van me houdt en met me wil trouwen. Alle
meisjes zyn daar biy mee, is 't niet? Maar
ik ben zoo verrast. Wees niet boos, Te
rence; maar je komt er zoo plotseling mee
aan, en ik was er niet op bedacht. Hoe is
dat zoo gekomen en hoelang denk je er
al zoo over? We hebben elkaar gekend sinds
onze kinderjaren we hebben samen ge
speeld
„We zyn nu geen kinderen meer, Irene,"
zei hy. „Ik ben een man, en jij bent een
vrouw. En in elk geval moet je nu toch wetten,
of je of je iets om me geeft of niet."
„Om Je gevten? Ja natuurlijk; ik heb altyd
om je gegeven. We zyn altijd zulke goede
vrienden geweest, en dat zyn we nog, niet,
Terence?"
„Vriendschap is niet genoeg," zei hy. „Dit
dit is iets anders. Dit is liefde. Wanneer
het begonnen is? Ik weet het niet. Ik zou
het je onmogeiyk kunnten zeggen. Ja, wacht,"
brak hy af, alsof hy biy was, dat hy het zich
herinnerde. „Ik geloof dat het al een heelen
tyd geleden begonnen is toen op dat ge-
costumeerde bal in Ormonde House. Herinner
je je niet? Toen jy Juliet was en ik Romeo.
Ja, toen was het," ging hy voort, geheel
onbewust van alles wat er in haar geest om
ging. „Ik, herinner me. dat ik toen voor 't eerst
voelde dat ik je bewonderde; Ja, ik wist
zelfs al dat ik je liefhad, dien avond, en ik
zei ik vertelde
„Wë.t vertelde je aan wien?" vroeg ze.
„Het doet er niet toe het bewijst al
leen, dat ik me toen al mijn liefde voor jou
bewust was. Ik herinner me ik was ten
slotte nog maar een jongen, begryp je. Irene
dat ik mynheer Redmayne vertelde, dat ik
van je hield, en dat ik je wilde vragen om met
me te trouwen."
De blos steeg weer naar haar gezicht en
nu sloeg ze de oogen neer. Ze bleef rwygen,
alsof ze nadacht over wat hy gezegd had.
„En wat zei hy?" vroeg ze tenslotte.
Lord Terence maakte een ongeduldige be
weging.
„Wat hy zei o, dat ben ik allang ver
geten! 't Is al zoo'n tyd geleden jaren.
Ik geloof dat hy zei, dat hy in myn plaats
't je niet dien avond zeggen zou. Maar
wat komt 't er op aan, wat hy of wie ook er
van zei? Irene, ik wacht op Je antwoord.
Zeg me hou Je hou je niet een beptje
van me?"
Langzaam, zacht, alsof ze nog steeds tot
zichzelf sprak, antwoordde ze, recht voor zich
uitziend, op droomigen toon:
„Ik weet t niet."
„Weet je nat niet?" vroeg hy, terwi.il zijn
orgeduld toenam onder den verlammenden
druk van haar onschuldige kalmte. „Maar
je weet toch zeker wel of je of je graag
met me zou trouwen, Irene?"
Ze schudde het hoofd.
„Neen, dat weet ik niet. Ik zou graag
„ja" zeggen" hy had gretig naar haar
hand getast, maar ze lag bewegingloos in zyn
greep, en hy had een gevoel, alsof een dunne
muur van 'js tusschen hen werd opgetrokken.
„Ik zou graag willen doen wat je van me
vraagt, omdat we zulke goede vrienden zyn, en
wel, Terence!" met een plotseling schokje,
„je hebt vandaag mijn leven gered! Is dat
eigenlyk geen reden genoeg?"
Hy liet haar hand byna glippen versterkte
toen zyn greep.
„Denk daar niet meer aan," zei hij heesch;
„dat telt immers niet mee. Kyk eens, Irene,
als de gedachte je niet bepaald tegenstaat,
als je aan my geen uitgesproken hekel hebt,
waarom zou je dan niet „ja" zeggen, en Je
met my verloven, en er niet lauger over
praten? Je vader nu, ik vermoed, dat het
hem niet onaangenaam zou zyn; en myn
familie zal buiten zichzelf zyn van verruk
king ze zyn allemaal zoo dol op je, dat
weet je wel. Zeg „ja" en laat de zaak be
klonken zyn."
Ze fronste weer de wenkbrauwen de
uitdrukking van onrust in haar oogen werd
sterker.
„Het is zoo zoohet is voor het heele
leven," zei ze, byna in zichzelf. „Ik zou wel
graag „ja" willen zeggten
Hy bracht haar hand aan zyn lippen en
kuste die, en, een arm om haar middel
slaande, trachtte hy haar naar zich toe te
trekken. Daar deed hy niet verstandig aan.
(Wordt vervolgd)