EEN DORP OP WIELEN cKdwtfoaal den dag Met twee kameraadjes op avonturenreis IDe Dubbelgangster I ONDER DEN ROOK VAN UTRECHT Petroleum VRIJDAG 27 SEPTEMBER 1935 In regen en koude.... Kath. Verkenners Geel glas beschermt papier Winterweer Mannus Franken Het permanente woonwagenkamp aan den Vleutenschen Weg Hoe den kost te verdienen? Als de hit sterft. De kamp- en vrederechter Zwervers blijven zwervers cago aankomt \D autO-pech van I zei Pulido. „iaat r Silas Swansea i Af I T? A RHMM ïT 'd op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen C *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 117 7 CA bij een ongeval met C OCff AA I .1 .n 1 II Ui O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen A f Uv«" verliea van belde armen, belde beenen of belde oogen .T aJvr*™ doodelijken afloop A AiUVft AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bl] verlies van een hand een voet of een oog Het woonwagenkamp aan den Vleutenschen weg bestaat nu reeds meer dan 10 jaar; een wereldje op zich zelf, pretentieloos en primi tief. Altijd door staan hier de woonwagens; in de lente als de eerste voorjaarsbloemen tusschen het weidegras pronken; in den zomer als de zon warm en verguldend op de verf der karren schijnt; in den herfst met zijn kille en trieste regendagen en ook in den winter, wanneer de lucht strak trekt van vrieskoude of wanneer de sneeuwstormen jagen. Rust kent dit kleine nomaden-dorp niet. Haast iederen dag vertrekken eenige der tijde lijke inwoners naar elders of komen nieuwe wagens uit andere plaatsen naar hier over. De wagenwoningen staan steeds zoo opge steld, dat ze meteen weer weggereden kunnen worden. Het slag menschen, dat opgegroeid is, of nog opgroeit in kampen, zooals dit, is taai en sterk, gewaagd aan het leven en .gewaagd aan het zoo vaak wisselende en vochtige Neder- landsche klimaat, dat het, onder voldoende beschuttingsmiddelen, in al zijn brute wille keur heeft te ondergaan. Zwakke, ziekelijke kinderen worden hier niet oud! Men treft dikwijls kinderrijke gezinnen aan onder de woonwagenbewoners. Dat beteekeni, dat er aan velen eiken dag voedsel moet worden gegeven, dat dikwijls nieuwe schoenen en nieuwe kleedingstukken moeten worden aangeschaft. Wat moet er soms niet achter de, uit het fatsoen getrokken, scheef gezakte petklep van zoo'n zwervenden woonwagenbewoner het brein van een vindingrijk econoom schuil gaan, wanneer hij er telkens weer kans toeziet, ondanks de treurige tijdsomstandigheden, het hoofd niet alleen van zichzelf, maar ook van zijn vrouw en zijn vele kinderen boven water te houden! Ja, die slechte tijdsomstandigheden waarover wij maar niet moe worden te klagen, wie zal den druk daarvan meer en sterker ondervinden dan zij, die met hun hit en hun wagentje rusteloos van kamp naar kamp trekken? Ze schrijven geen ingezonden stukken in de couranten, onderteekend met „belastingbetaler"; ze zijn geen van allen vooraanstaande figuren in vereenigingen, waar op gezette tijden de noodklok wordt geluid, maar als het nat weer is, baggeren ze met stuk geloopen schoenen door het drassige land en als de felle wind vlagen het deurtje van hun wagen rammeien, sluiten ze de kieren en naden in him ver trek met papier zoo goed mogelijk dicht. Neen, aan overdreven luxe lijden deze men schen zeker niet! Verschillenden van hen zijn wegwerkers of ar beiders in de bouwvakken, voor het grootste gedeelte van het jaar werkloos. Werkloos, maar iedereen weet, dat werkloozen steun krijgen. Jawel, maar elke gemeente heeft de handen vol aan een beduidend percentage der vaste in woners, dat door de werkloosheid getroffen is, en, nietwaar, het hemd is nog steeds na der dan de rok! Een enkele maal houdt in het kamp aan den Vleutenschen weg een ambtenaar van Maatschappelijk Hulpbetoon zitting. Eén voor één komen dan de kampbewoners, die de hulp van deze instelling behoeven, bij hem binnen en leggen hem hun nooden en behoeften bloot. Dat zijn weinig opgewekte verhalen, die men hier te hooren krijgt; zoo weinig opgewekt, dat men al luisterend verlegen wordt met zichzelf. Wat deze menschen zeggen en betoogen komt allemaal op hetzelfde neer; te weinig aan in komsten! Opgeschoten jongens in dit kamp trekker, er als muzikant op uit, in alle richtingen de provincie in, om zoodoende mede wat in te brengen. Sommigen gaan met en anderen zon der muziek-vergunning. De eerstgenoemden komen dan tegen het vallen van den avond, doodmoe van hun omzwervingen terug met vijf stuivers winst in hun zak; de laatstge noemden met behalve dat kwartje aan on geregelde verdiensten nog een proces-verbaal. Vijf stuiversdaar kun je zoo gek veel niet mee doen. Vooral niet, wanneer de melk weer een cent duurder wordt en de prijzen van het varkensvleesch ineens zoo stijgen! De hitten staan in een grooten gemeen- schappelijken stal. Zij droomen voor zich uit met hun groote ronde oogen in serene rust. In de wagens, die zij anders voorttrekken door het drukke grootstadsverkeer, over de hobbelige kasseien van dorpsstraten en over mulle landwegen, zitten nu de bazen en hun vrouwen en rekenen en overleggen, en kunnen er maar niet komen; met den besten wil van de wereld niet. Soms sterft een der hitten, dan verliest de eigenaar een belangrijk deel van zyn privé- bezit. Hoe zal hy zijn huisje op wielen nu verder kunnen transporteeren naar andere plaatsen.' Het is toch onmogelijk, dit zelf te doen. Daar voor is de wagen te zwaar en zijn de afstanden te groot. Ja, als het leven op deze menschen inhouwt, dan vallen de slagen hard en mee- doogenloós. In plaats van het hitje heeft de onfortuin lijke woonwagenbewoner nu een bewtjsje van een veearts gekregen, waarin staat dat zijn paard dood en „geschouwd" is. En nu kan hij op dit briefje gaan zitten sta ren: geld voor een nieuwe hit komt er niet mee bij elkaar gerold. Indien het hoofd van de politie hem daartoe verlof geeft, mag de man met een lijst gaan loopen, waarop men kan inteekenen voor een nieuw paard. Daar gaat hij dan mee langs de huizen, waar in menschen wonen met hun eigen zorgen en verdrietigheden: de aanslagen van de belasting, de termijnen voor de fiets op afbetaling en de in huurkoop betrokken stofzuiger. Zullen zij zich interesseeren voor den belabberden toestand van een mensch wiens paard is doodgegaan? Een enkele zal inteekenen voor een groot bedrag en dan komen er wellicht nog wat kwartjes en dubbeltjes bij. Zeker, vele kleintjes maken een groote, maar het begrip „veel" is zéér relatief en hoeveel een nieuwe hit kost, kan men uit de marktberichten in de dagbladen weten. Aan den ingang van het kamp staat 'n klein houten huisje: het gebouwtje van de kamp wacht der Utrechtsche politie. Van hieruit surveilleert brigadier G. Veenhof van de bereden brigade. Hij is hierbij te ver gelijken met de leden der befaamde North. West. Mounted-Police bij hun voortdurend inspectee- ren der reservations. Want wat hij hier doet, is zoo veel meer dan enkel toezicht houden. Ieder lid van het wagenkamp kent „meneer Veenhof" en de brigadier kent ieder lid van het kamp. Hij weet van hun vele zorgen en moeilijkheden en voor ieder van hen staat hij steeds klaar met zijn steun en zijn raad. Sinds jaren en jaren reeds is hij met dit werk belast en hij beleeft er zijn kleine vreugden aan, want, wie zou beter zijn eigen nut in de maatschappij kunnen inzien en begrijpen dan juist degene, die steeds in staat is zijn macht en invloed te kunnen aanwenden voor allen, die hulp behoeven? Zoo is hij hier de vrederechter en de verbin dingsman tusschen deze menschen en de instel lingen die hen steunen, wanneer zij in nood komen te verkeeren. Hoe dikwijls is hij niet in de bres gesprongen voor wagenbewoners, die verkeerd beoordeeld dreigden te worden, wanneer een ambtenaar van Maatschappelijk Hulpbetoon niet juist over hen was ingelicht. Over de hitten doktert hij en het wel van de dieren is bij hem, kenner en liefhebber van paarden, in goede handen. In November zal brigadier Veenhof de con trole op het kamp neerleggen. Slechts menschen die hem kennen en hem met dezen arbeid bezig hebben gezien, kunnen begrijpen wat dit zal be- teekenen voor hem en voor het kamp. Er zijn herhaaldelijk pogingen in het werk ge steld om de kampbewoners in huizen onder te brengen en er zoodoende burgers van te maken met alle voordeelen, daaraan verbonden. In de meeste gevallen heeft dit experiment echter slechts tot zeer negatieve resultaten geleid. De menschen bleken van het geregeld leven binnen de muren der huizen niets te moeten hebben en zoodra zij de kans schoon zagen, trokken zij met hun gezinnen weer in een wagen, om hun De paardenstal in het woonwagenkamp aan den Vleutenscheweg te Utrecht Vier maanden geleden, den 15en Mei, deelde mr. Ernest Brown, minister van Mijn wezen in Engeland mede, dat van 17 Juni af vergunningen voor het exploreeren en explol- teeren van petroleumbronnen in Groot Brit- tannië verleend zouden worden aan diegenen die zich geroepen mochten voelen naar deze delfstof te zoeken. Sinds 17 Juni zijn meer dan vijftig aanvragen ingekomen. Onder de gegadigden bevinden zich zoowel groote combinaties, die belangen hebben over heel de wereld, als nieuwe syndicaten die ze hopen te krijgen. Niemand weet of er noemenswaardige hoeveel heden petroleum onder Engelands bodem vloeien. Maar de vijftig gegadigden beschikken over £3.500.000, die besteed zullen worden aan de „opsporing". De meeste bronnen zullen minstens 3000 voet diep geboord moeten worden en de kosten van het boren bedragen 4 per voet. De meeste maatschappijen zullen 2 of 3 aanboringen moe ten verrichten, zoodat de kosten 25.000 tot 40.000 pond bedragen zullen. In Derbyshire zijn reeds vroeger aanboringen gedaan, niet geheel vruchteloos, maar toch ook niet winstgevend. Thans evenwel stelt men zijn hoop vooral in het heuvelland van Kent en Sussex, dat het „Britsche Texas" worden moet. Eén der gegadigden heeft daar vergunning aan gevraagd voor een gebied van niet minder dan 200 vierkante mijlen. Alle in Groot Brittannie gevonden of te vin den petroleum is, krachtens een in 1934 aan genomen wet, eigendom van de Regeering; zij kan evenwel de exploratie en exploitatie ver pachten. Haar eigenlijk doel is te voorkomen dat buitenlandsche maatschappijen Engelsche petroleumbronnen in haar bezit zouden krijgen, en de wet van 1934 werd ontworpen en aangeno men in verband met pogingen, aangewend, om Engelsche bronnen in het bezit van een Ameri- kaansch syndicaat te doen overgaan. Het departement van Mijnwezen schijnt niet gedacht te hebben, dat de belangstelling zóó groot zou zijn. Het had, naar men zegt, op niet meer dan een dozijn aanvragen gerekend. De opwinding en activiteit, onder de petroleum- mannen veroorzaakt door de aankondiging dat van 17 Juni af vergunningen voor „prospecting" konden worden aangevraagd, hebben alle ver wachtingen overtroffen. Maar het departement heeft besloten dat in geen geval een „oil rush" zou plaats hebben. Alle aanvragen worden zeer zorgvuldig geschift. De gebieden, waarvan men gelooft dat zij petroleum bevatten, worden ge ïnspecteerd en nauwkeurig door landmeters op genomen, en vooral zal er voor gezorgd worden, dat geen prospecting-terreinen elkaar gedeelte lijk dekken, hetgeen, zooal geen revolver-ge vechten, dan toch langdurige processen ten ge volge zou kunnen hebben. Ofschoon er sinds 17 Juni maanden verloopen zijn, is er nog niet één vergunning verleend, en de eerste zal waarschijnlijk niet uitgereikt wor den vóór het begin van November. Met de aan boringen zal evenwel geen aanvang gemaakt mogen worden vóór ook de andere aanvragen behandeld zijn, en zoo is het zeer onwaarschijn lijk dat vóór de lente één boor aan het werk zal zijn. En zelfs wanneer er geen petroleum gevonden wordt, zullen de £3.500.000, die bijeengebracht zijn om ernaar te zoeken, toch eenigen duizen den gezinnen te eten geven, en dus, van natio naal standpunt bezien, in geen geval „wegge gooid" zijn. Denkbeeldige binnenlandsche pe troleumbronnen zijn toch altijd beter dan zekere buitenlandsche leeningen zwervend leven van vroeger te herbeginnen met aanvaarding van alle consequenties daarvan Zóó intens trekt het kampleven, dat zij daarbij dikwijls met een gerust hart afstand doen van het recht op steun. Ja, de psychologie van den woonwagenbewo ner. die heeft al menigeen wat hoofdbre kens gekost! In den loop van October de data worden nader bekend gemaakt worden weer eenige cursussen gehouden voor. leidsters en leiders der Katholieke Verkenners in het bisdom Roermond. Waar de drang om groepen op te richten nog steeds toeneemt, is en blijft het allereerst nood zakelijk over goede leidsters en leiders te be schikken. De Welpenleidsterscursus zal worden gegeven te Sittard. De Verkennersleiderscursus (al naar gelang de plaats wtelke voor het meerendeel leiders het best te bereiken is) tfe Roermond of Sittard. Opgave kan nu reeds geschieden by den Dioc. VerkennersgeesteUjke Pastoor A. Lenaerts te Blerick, en den Dioc. Commissaris Mr. René Höppener te Roermond. Langs dit touw moesten ze zich in het bootje laten zakken. Hy wekte fluks de beide kinderen en vertelde hun wat er ge beurd was. Daarna legde hy uit dat ze zich langs het touw moesten laten zakken en weldra waren de drie veilig in het bootje aangeland. De professor die eenige woorden Egyptisch sprak legde den mannen zooveel mogeiyk uit wat er gebeurd was en deze be grepen het verhaal goed. Ze knikten mee warig. <->ns drietal werd thans aan boord gebracht van het grootere vaartuig, dat een visschers- scheepje bleek te zyn. Ze werden vriendehjk onthaald en van eten en drinken voorzien. Ook kregen ze wat nieuwe kleeren, want de hunne hadden van den tocht door de duistere gangen danig geleden. Piet kreeg zoowaar een prachtige roode fez, die hy vol trots op zyn hoofd zette. Ze hadden het best op het scheepje. De mannen zorgden goed voor hen. Ze voelden zich best thuis op het schtp. Ook de professor en Wietje hadden nieuwe kleeren gekregen ten de professor zag er met zyn rooden man tel en roode fez eerbiedwaardig uit. Het was nog niet zoo lang geleden dat Silas Swansea, de Amerikaansche millionnair met het aanschaffen van schilderyen be gonnen was. Het idee was pas by hem opgeko men, toen een zijner invloedrijke vrienden hem z'n schilderijenverzameling had laten zier., waarin een kapitaal aan kunstwerken hing. Swansea vond, dat, wat z'n vrienden konden, hy ook kon doen. Direct dan ook was hy aan 't koopen geslagen, daarbij voorgelicht door Hugh- son, een bekend expert. Wat er echter aan z'n kunstverzameling ont brak, was een oude Italiaansche meester. Daar had Hughson hem niet aan kunnen helpen. Dit was dan ook de reden, dat mijnheer en mevrouw Swansea op reis gingen. „Als je iets gedaan wilt hebben, moet je er zelf op afgaan, vrouwtje," had Swansea gezegd. De twee eerste weken in Italië waren niet mee gevallen. Men had hun wel is waar een paar Rafael's aangewezen, maar die waren niet te koop. Swansea noemde het een schande, dat men weigerde op zyn aanbod in te gaan en hy zwoer, dat hy Italië niet zou verlaten zonder een ouden Italiaanschen meester al zou het hem ook z'n halve vermogen kosten. Pulido, diten Swansea op z'n reis door Italië als gids had aangenomen, en die dcor zyn artis tiek voorkomen het vertrouwen der Swansea had verworven, was met hen op zekeren dag in de omstreken van Gaëta in een ouden auto aan 't toeren, toen eensklaps de motor hard nekkig weigerde het gezelschap verder te bren gen. Dat gebeurde vlak voor de villa van de hertogin van Sanseverino. Aangezien Pulido wel een gids, maar geen mecanicien was, stelde hy voor, zoolang onderdak te vragen by de adel- lyke familie en dan intusschen een anderen auto te laten komen. De adeliyke familie bleek zeer gastvrij te wezen, zy stelde de geheele villa ter beschikking van de Amerikaansche gasten, van welk aanbod dan ook een zeer dankbaar gebruik gemaakt werd. Terwijl de hertogin, die vloeiend Engelscb werd. Terwyl de hertogin, die vloeiend Engelsch sprak, zich met mevrouw Swansea onderhield, bezichtigde mynheer Swansea onder deskun dige leiding van Pulido het deftige interieur en liet zich nauwkeurig voorlichten over de vele kunstwerken, die daar te zien waren. Aan het einde der schilderijengalerij gekomen, bleef Pu lido eensklaps als aan den grond vastgenageld voor een schildery staan en scheen plotseling z n spraak verloren te hebben. Silas Swansea kees eerst z'n gids en daarna het schildery aan. Dit laatste stelde een meisje voor in Venetiaansche kleederdracht, dat een grooten tuil bloemen in den arm hield. Pulido bleef maar steeds in ex tase naar het schildery staren, en daardoor kwam Swansea plotseling op een gedachte. „Isis 't een Rafaëleen Sanzio?" sta melde hy. „Ja.Signorik zou er myn hoofd byna voor durven geven. Zoo kan alleen Rafaël Sanzio het. Zie dien blik eens, die uitdrukking, dat leven.... compleet een droom Signor, een heeriyke droom!" riep de man vol geestdrift uit. Ofschoon Silas Swansea niet de minste ont roering gevoelde, besefte hy op dit oogenblik maar al te goed wat voor een ontdekking hij daar gedaan had. Lang en breed werd er met de hertogin over den aankoop van het schildery gesproken, en toen hy eindeiyk voor het be drag van 60.000 dollar eigenaar er van gewor den was, wist niemand in Italië van den ver koop af, behalve de hertogin, hy, z'n vrouw en de gids Pulido. Voorzichtig werd het kostbare doek van z'n plaats gehaald en zorgvuldig ingepakt. De her togin verklaarde met tranen in de oogen slechts moeilyk van het schilderij te kunnen scheider., daar het een familiestuk was, waaraan zy zeer was gehecht. Slechts de nood der tyden had haar doen besluiten het in alle stilte van de hand te doen. Mynheer Swansea, de onge voelige Amerikaan, noemde dat gejank om een schilderij eenvoudig onzin. Een portret was een portret of dat nu door Jozef Sanzio of Ra faël Sanzio gemaakt was, deed aan het geval niets af. Hij was het nu eenmaal aan z'n mil- lioenen verplicht om een Rafaël te bezitten. Als dat niet zoo was, dan zou hy vast nooit zoo idioot zyn geweest. Zoo ging het schildery in eigendom aan Silas In Zweden heeft men op verzoek van het Rijksarchief proeven genomen over den invloed van het licht op papier. Dit vraagstuk is zeker voor alle archieven en bibliotheken van belang, waar een zoo goed mogelyke conserveering van het papier noodzakelyk is. By het onderzoek maakte men van 5 verschillende glassoorten gebruik. Achter roode, groene, citroengeel,- don ker bruingeel en licht bruin glas werden ver schillende papiersoorten aan het zonlicht bloot gesteld. Ook werd de werking van het diffuse licht onderzocht. Het bleek, dat het licht, dat ongekleurd ven sterglas passeert, de sterkste schadelyke wer king bezit. Vooral de blauwe en violette stralen beschadigen het papier. Op grond van de proe ven beveelt men aan bibliotheken en archieven het gebruik van geel vensterglas (z.g. selenium- glas) aan. Dit glas sluit alle stralen met een korte golflengte uit en laat toch voldoende hel der licht door om een goede verlichting van de ruimte te verzekeren. Swansea over en om het ongemerkt uit Italië te kunnen smokkelen, zou Pulido, die uit lief hebberij aardig schilderde, er een ander tafe reeltje over heen schilderen: een groote pot met bloemen tegen een donkeren achtergrond. Zoo iets zou geen argwaan wekken; er beston den duizenden van dat soort schilderyen en daar Pulido een minder dan middelmatig schil der was, zou niemand, achter dien pot moderne bloemen zoo'n kostbaar schildery vermoeden. De dienstvaardige gids had het plan zelf ge opperd, toen de Amerikaan z'n somber vermoe den uitsprak. „Zoodra het schildery in Chi. u het door een 5 bekend kunste. naar schoonma- ken en dan hebt u het meesterstuk veilig en wel, zonder kos ten, by u thuis." Swansea maakte geen aanmerkingen op het schilderstalent van zyn gids en toen het schil derij gereed en gedroogd was, werd het netjes ingepakt en verzonden. Een brie® aan Hughson, den expert met uitvoerige instructies aangaan de het blootleggen van den Rafaël, ging vooraf. Mijnheer Swansea en z'n vrouw zouden nog eenigen tyd naar Parys gaan, want in Europa te zijn geweest, zonder Parys te hebben gezien, leek hun iets ondenkbaars. Zoo gingen twee maanden voorby, maanden, waarin de millionnair uit Amerika iederen avond over z'n schildery sprak en zich afvroeg wat Hughson wel voor een gezicht zou gezet hebben, toen hy het schildery ontving. Zoo'n kunstliandelaar was toch eigenlyk een kerel van niks, meende hy. „Geloof me maar, vandaag op den dag zou ik kunsthandelaar kunnen worden en binnen een jaar een vermogen vergaren. Je ziet hoe een voudig alles gaat. Het is maar een kwestie van initiatief, durf en ondernemingsgeest. Maar heeft die Hughson niet." Juist drie dagen vóór dat mynheer Swans**» en z'n vrouw zouden afreizen, ontving de eeiste een telegram uit Chicago, dat hy met bevende vingers openscheurde. De letters begonnen voor z'n oogen te dan sen, toen hy het volgende las: „Hebben den pot met bloemen verwyderd. Er kwam een bloemenmeisje te voorschyn. Hebben ook dat verwyderd. Kregen toen de Sabijnsche Maagdenroof, daarna Napoleon in den slafc by Waterloo. Moeten we nog verder doorgaan met verwyderen? Hughson." Ongeveer op hetzelfde tydstip verkocht de hertogin van Sanseverino een zelfde bloemen meisje van Rafaël aan een ryken Amerikaan uit New-York, die door den gids Pulido by haar was geïntroduceerd. Ook die had toevallig vlak voor de villa der Italiaansche auto-pech ge kregen. Hoe de heeren het klaar krygen begrypen wy niet (welke smid verklapt zyn geheim?), maar er zyn altyd meteorologen die voor langen tyd weten te voorspellen hoe het weer zal wor den. Zijn zy „zieners" of komen zy geheel we- tenschappelyk tot hun bevindingen? Zeker is, dat zij altyd een dankbaar gehoor aantreffen, want de meeste menschen vinden het interes sant, te weten of zij op een heeten zomer of een kouden winter moeten rekenen. En als de zo mer niet heet en de winter niet koud uitvalt? Dan zijn de menschen al weer vergeten wat er was voorspeld. Vooral de Zwitsersche en de Beiersche me teorologen zyn heele pieten in zulke voorspel lingen. zy voorspellen voor den a.s. winter niets dat abnormaal is, wat ons natuurlyk goed te pas komt. want de wereld is ook zonder erg felle koude al abnormaal genoeg. In Midden-Europa en waarschyniyk ook in onze omgeving zal het tot December zacht zyn. Omstreeks St. Nicolaas of iets later, in ieder geval gedurende de eerste helft van de maand, komt er een wintertje. Maar spoedig is dit weer voorbij en dan biyft het zacht tot de tweede helft van Januari of begin Februari. In December en Januari zal de gemiddelde tem. pratuur normaal liggen, maar Februari en Maart zullen zeer koud zijn. De aanstaande winter zal zich niet kenmerken door grooten sneeuwval. Aldus de voorspellingen van de Zwitsersche en Beiersche weerprofeten. Valt het anders uit, men verwijte het niet óns! De directie van het filmtheater „De Uitkyk" deelt ons mede, dat Mannus Franken, die verleden jaar door de Java Pacific Film te Bandoeng werd aangezocht aldaar een film voor deze onderneming te maken, einde dezer maand in ons land terugverwacht wordt. De door hem vervaardigde film „Pareh, het lieo van de ryst", is inmiddels gereed gekomen en zal door den heer Franken naar Nederland worden medegenomen. door Charles Carvice 13 Terence was opvallend zwijgzaam, terwyi ze langs de rivier naar Fairiawn terug reden. Irene's onverdiende dankbaarheid stak hem nog steeds in zyn gevoel van eigenwaarde, en daarin mengde zich een wrevel tegen Red- mayne, die hem in deze scheeve positie had gebracht. Maar Irene was de opgeruimdheid zelf en praatte over het ongeval, alsof het slechts een grappig intermezzo was geweest. „Maar tcch is 't een goede les voor me ge bleken," zei ze. „Ik ga zoo gauw mogeljk leeren, in zee en in sterke stroomingen te zwemmen, «sa dan 4met al m'n kleeren aan; dan zal ik in 't vervolg tenminste in staat zyn, myn eigen leven te redden en misschien ook nog wel dat van anderen. Veronderstel eens, dat ik alleen geweest was! O, Terence! Kyk eens wat een beeldige wilde bloemen daar langs den weg! Kunnen we er niet even wat plukken?" Hy liet den chauffeur stoppen en bracht haai de wilde gentianen, die haar aandacht getrok ken hadden. „Die vind ik nu mooier dan alle orchideeën uit de kassen, zyn ze niet prachtig?" „Ja." ze hy. „Geef me er een, Irene'," voegde hy er bijna heftig aan toe. Met zorg koos ze er eten uit, ten hield ze hem voor. „Je verdient de mooiste, die er by is. Laat ze me in 't knoopsgat van je jas steken maar dat is jouw jas niet, Wel? Waar zou die nu wel zyn en die leuke Japansche pa rasol, en dat boek, dat ik naast me had liggen? Allemaal by de alikruiken en water slakken waar ik nu ook zou zyn, zonder jouw dapperheid." Ze bevestigde de bloem in zyn knoops gat en was zoo verdiept in die bezigheid, dat ze niet bemerkte, hoe Lord Terence beurtelings rood en bleek werd, en dat zyn blik op haar gezichtje gericht was met een veelbeteekenende doordringendheid. „Irtene," zei hy; „ik wil met je praten je herinnert je wel, dat ik je iets zeggen wilde, toen we afdreven naar den stuw dam?" „Ja, ik herinner het me. Wat was 't, Te rence?" „Kim je het niet rad'en?" stamelde hy, haar smeekend aanziend. „Irene, ik ik wilde je zeggen, dat ik je liefheb; dat ik graag zou willten, dat Je met me trouwde myn vrouw werd Het bloed steeg haar even naar de wangen; toen werd haar gezichtje heel bleek Ze sloeg de oogen niet neer en bleef hem een paar seconden rustig aanzien; toen dwaalde haar blik af naar de rivier en peinrend bleef ze in het water turen, alsof ze de volle b-teeke- nis van zyn woorden trachtte te vatten. Haar zwygten, het feit, dat ze nauweiyks reageerae, bekoelde zyn opwinding, die op het punt stond, zich uit te storten in een vloed van beloften en smeekbeden. Voor het eerst van zyn ievten voelde Lord Terence iets als ontzag. „Wil je heelemaal niets tegen me zeggen, Irene?" vroeg hy tten laatste. „Begryp je het niet? Ik ik houd van je." Haar oogen zagen hem aan met een lichte uitdrukking van verwarring, van twyfel, en haar wenkbrauwen waren peinzend ge fronst. „Weet je het zeker?" vroeg ze met zachte stem. Hy staarde haar eten oogenblik zwygend aan. „Zeker?" echode hy. „Waarom waarom vraag je dat zoo?" „Omdat het zoo vreemd klinkt als je het zegt," antwoordde ze, heel stil, alsof ze met zichzelf overlegde. „Vreemd!" herhaalde hy, niet op zlin ge mak. „Waarom zou het vreemd klinken? Waarom zou je het vreemd vinden? Weet je weet je dan niet, hoe mooi Je bent?" „Denk Je dat ik mooi ben? Ik geloof van niet. En omdat je denkt, dat ik mooi ben, daarom houd Je van me, Terence?" „Ja, daarom; en en omdat Je o, ik kan het onmogeiyk uitleggen! Ik weet alleen, dat ik van je houd, en je tot vrouw zou wen- schen. Ben je daar boos om heb ik je aan 't schrikken gemaakt?" „Boos? Neen, waarom zou ik dat zijn? Ik moest biy zyn, is 't niet dat iemand van me houdt en met me wil trouwen. Alle meisjes zyn daar biy mee, is 't niet? Maar ik ben zoo verrast. Wees niet boos, Te rence; maar je komt er zoo plotseling mee aan, en ik was er niet op bedacht. Hoe is dat zoo gekomen en hoelang denk je er al zoo over? We hebben elkaar gekend sinds onze kinderjaren we hebben samen ge speeld „We zyn nu geen kinderen meer, Irene," zei hy. „Ik ben een man, en jij bent een vrouw. En in elk geval moet je nu toch wetten, of je of je iets om me geeft of niet." „Om Je gevten? Ja natuurlijk; ik heb altyd om je gegeven. We zyn altijd zulke goede vrienden geweest, en dat zyn we nog, niet, Terence?" „Vriendschap is niet genoeg," zei hy. „Dit dit is iets anders. Dit is liefde. Wanneer het begonnen is? Ik weet het niet. Ik zou het je onmogeiyk kunnten zeggen. Ja, wacht," brak hy af, alsof hy biy was, dat hy het zich herinnerde. „Ik geloof dat het al een heelen tyd geleden begonnen is toen op dat ge- costumeerde bal in Ormonde House. Herinner je je niet? Toen jy Juliet was en ik Romeo. Ja, toen was het," ging hy voort, geheel onbewust van alles wat er in haar geest om ging. „Ik, herinner me. dat ik toen voor 't eerst voelde dat ik je bewonderde; Ja, ik wist zelfs al dat ik je liefhad, dien avond, en ik zei ik vertelde „Wë.t vertelde je aan wien?" vroeg ze. „Het doet er niet toe het bewijst al leen, dat ik me toen al mijn liefde voor jou bewust was. Ik herinner me ik was ten slotte nog maar een jongen, begryp je. Irene dat ik mynheer Redmayne vertelde, dat ik van je hield, en dat ik je wilde vragen om met me te trouwen." De blos steeg weer naar haar gezicht en nu sloeg ze de oogen neer. Ze bleef rwygen, alsof ze nadacht over wat hy gezegd had. „En wat zei hy?" vroeg ze tenslotte. Lord Terence maakte een ongeduldige be weging. „Wat hy zei o, dat ben ik allang ver geten! 't Is al zoo'n tyd geleden jaren. Ik geloof dat hy zei, dat hy in myn plaats 't je niet dien avond zeggen zou. Maar wat komt 't er op aan, wat hy of wie ook er van zei? Irene, ik wacht op Je antwoord. Zeg me hou Je hou je niet een beptje van me?" Langzaam, zacht, alsof ze nog steeds tot zichzelf sprak, antwoordde ze, recht voor zich uitziend, op droomigen toon: „Ik weet t niet." „Weet je nat niet?" vroeg hy, terwi.il zijn orgeduld toenam onder den verlammenden druk van haar onschuldige kalmte. „Maar je weet toch zeker wel of je of je graag met me zou trouwen, Irene?" Ze schudde het hoofd. „Neen, dat weet ik niet. Ik zou graag „ja" zeggen" hy had gretig naar haar hand getast, maar ze lag bewegingloos in zyn greep, en hy had een gevoel, alsof een dunne muur van 'js tusschen hen werd opgetrokken. „Ik zou graag willen doen wat je van me vraagt, omdat we zulke goede vrienden zyn, en wel, Terence!" met een plotseling schokje, „je hebt vandaag mijn leven gered! Is dat eigenlyk geen reden genoeg?" Hy liet haar hand byna glippen versterkte toen zyn greep. „Denk daar niet meer aan," zei hij heesch; „dat telt immers niet mee. Kyk eens, Irene, als de gedachte je niet bepaald tegenstaat, als je aan my geen uitgesproken hekel hebt, waarom zou je dan niet „ja" zeggen, en Je met my verloven, en er niet lauger over praten? Je vader nu, ik vermoed, dat het hem niet onaangenaam zou zyn; en myn familie zal buiten zichzelf zyn van verruk king ze zyn allemaal zoo dol op je, dat weet je wel. Zeg „ja" en laat de zaak be klonken zyn." Ze fronste weer de wenkbrauwen de uitdrukking van onrust in haar oogen werd sterker. „Het is zoo zoohet is voor het heele leven," zei ze, byna in zichzelf. „Ik zou wel graag „ja" willen zeggten Hy bracht haar hand aan zyn lippen en kuste die, en, een arm om haar middel slaande, trachtte hy haar naar zich toe te trekken. Daar deed hy niet verstandig aan. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 13