R.K.Waschindustrieelen bijeen ENTHOUSIASME VOOR ONS PRIJSRAADSEL l7 CONGRES IN DEN BOSCH BELANGSTELLING NOG OVERTROFFEN '7 7° 7 'Y /z Y *3 ZONDAG 29 SEPTEMBER 1935 Z. H. Exc. Mgr. Diepen en minister Gelissen spreken de ver gadering toe Ordening in het bedrijf Het omzetvraagstuk Minister Gelissen spreekt De heer Kamerbeek geridderd Toespraak Mgr. Diepen BOEK EN BLAD Onderlinge wedijver tusschen de verschillende oplossers in het inzenden van fraai ver zorgde oplossingen Wie zullen nu de rijks daalders winnen? /<p 37 <P 2tr /6 f3 1/8 3 Zi/ 3<P Y7 26 /S~ ff 36 3 1/2 ytr 2(9 S Zl tO 21 t/6 A9 6 3/ Zo 3f Z Y' 33 2Z *7 -3 3o /3 32 Het nieuwe raadsel edtfa. X X X X X X X X X X X X X X X X X JBed-eCa i-e jjl 2) ccg-fooneLi .Cf enciatiej, Jn.aLac.fit La. T u.x.Lsiex.jj. JCome nteef. jfcoLex.fa.ag. <Dnde.xkoud\ Jl ookufocst. Apothekers-adsistent Examen wiskunde L.O. Landbouwhoogeschool UIT DE STAATSCOURANT Ond erscheiding Volkshuisvesting Populaire liedjes ^IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIBRABANTSCHE BRIEYEN I Er staat op 't durp 'n heele verandering te gebeuren j Den Jaan vraagt ontslag 'n Feestcomiteit is al opgericht Zaterdag heeft de R. K. Nat. Bond van Waschindustrieelen zijn veertiende congres ge houden in Den Bosch. Om 12 uur zijn de congressisten officieel op het stadhuis ontvangen, waarbij de heer Ka- nierbeek, algemeen secretaris den welkomst groet van den burgemeester beantwoordde. Om vier uur werd de groote congresverga dering gehouden in een van de zalen van het Casino. Deze vergadering werd o.m. bijgewoond door Z. H. Exc. Mgr. Diepen, Z. Exc. Prof. Dr. Ir. H. Gelissen, eerevoorzitter van den bond, Ir Merckx, rijksnijverheidsconsulent te Tilburg, den burgemeester van den Bosch, Mr. F. v. Lan- schot. De voorzitter van den bond, de heer Hoes uit Haarlem, dankte in zijn openingswoord Mgr. Diepen, daar deze zoo welwillend was een ge deelte van de vergadering bij te wonen. Spr. verklaarde, dat de bond zich onderwerpt aan de bisschoppelijke leiding, de eenige leiding, die naar succes zal voeren. Voorts dankte spr. minister Gelissen, die naar deze vergadering was gekomen. Reeds tien jaar lang heeft deze minister gewerkt om een wetenschappelijke basis aan de waschindustrie te geven. Met 1 Jan. a.s. zal het proefstation in werking treden; dit is een van de resulta ten van het werk van den minister. Vervolgens verwelkomde spr. alle aanwezi gen, met name den burgemeester van de reci- pieerende stad. Spr. noemde dit congres zeer hoopvol, daar de saneeringscommissie met wijs be leid werkt aan de ordening in dit bedrijf. Zoolang deze commissie zelfstandig de or dening tot stand kan brengen, rekent de bond niet op ingrijpen van de regeering. Hoopvol is dit congres, omdat in den loop van het komende jaar het proefstation in wer king zal treden, dat zal worden ondergebracht bij den rijksvezeldienst te Delft. Een ander goed teeken is, dat met 30 Sept. de tweejarige cursus voor wetenschappelijke opleiding in dit vak zal worden geopend aan de M.T.S. te Haarlem. Met den wensch, dat dit congres succes zal mogen hebben, verklaart spr. de vergadering voor geopend. De heer Kamerbeek, alg. secretaris, hield na dit openingswoord een beschouwing over „Het nationaal, gewestelijk en plaatselijk omzet vraagstuk." Spr. noemde dezen crisistijd een herfst- en wintertijd, waarna een nieuwe zomer zal aanbreken. Hoewel de Goddelijke Voor zienigheid de geheele wereld leidt, moet de mensch aan de verbetering van den tijd wer ken, zooveel in zijn vermogen ligt. De mensch moet zich instellen op het heden en niet uit stellen tot morgen, wat hij heden doen kan. Hij moet zich niet laten weerhouden door moeilijkheden. Hij moet positief werken en op bouwen. Negatief werk, strijden tegen moeilijk heden, is niet voldoende. De werkgevers moe ten aanpassen aan de werkelijkheid. De wasch industrie heeft een goede toekomst, want slechts 20 pet. van het Nederlandsche pubhek wordt bediend door de wasscherijen. De prij zen van deze industrie zijn niet te hoog zij zijn veelal bijna gelijk aan den kostprijs. De verminderde koopkracht van het publiek is oorzaak, dat deze industrie nog slechts een klein deel van Nederland bedient. Een der moeilijkheden is, dat het publiek zeer lastig te overtuigen is, dat de wasch in de wasscherij een goede en naar verhouding goedkoope be handeling ondergaat. De kostprijs is afhankelijk van de chemisch-technische outillage der be drijven, die veelal 30 tot 40 pet. onderbelast zijn. Door vermeerdering van omzet, kan de prijs worden verlaagd. Deze vermeerdering van omzet zal moeten worden bereikt door goede behandeling der wasschen en door goede ser vice. Hiervoor is noodig, dat de vakopleiding verbeterd wordt en dat de technische outillage zoo perfect mogelijk zij. Voor het behalen van succes is reclame noodig, vooral dagblad reclame. De waschbehandeling is een kwestie van vertrouwen, die door dagbladreclame aan het publiek bekend moet worden gemaakt Geld aan dagbladreclame besteed is nooit verloren. Voor het behalen van succes is noodig, dat alle waschindustrieelen samenwerken tot saneering van dit bedrijf. Na deze beschouwing nam minister Gelissen het woord. Spr. verklaart, dat de waschindustrie een zeer wetenschappelijke industrie is, daar stoffen van de meest ingewikkelde samenstel ling moeten behandeld worden. De natuurwe tenschap stimuleert de ontwikkeling van de be drijven, maar is ook oorzaak, dat de machine het handwerk vervangt. In de wasscherij heeft men te maken met de chemie en met de tech nologie. De chemie heeft wel de aandacht der waschindustrieelen gehad. De technologie be hoeft ernstige bestudeering, want mechanisee ring leidt wel tot kostprijsverlaging, maar eischt ook grootere kapitaalinvesteering. De minister is ervan overtuigd, dat in die wasscherijen, die zich aan de leiding van den rijksvezeldienst houden, het waschgoed minder te lijden heeft dan bij de wasch, die thuis ge-, daan wordt. Ten aanzien van de saneering in dit bedrijf wees de minister op de wet tot verbindend ver klaring der ondernemers-overeenkomsten, die de ordening nastreeft ten dienste van het alge meen belang. De minister zegde in deze zijn stem toe aan den bond. Hierna spelde de minister den secretaris, den heer Kamerbeek, de versierselen der ridderorde van Oranje Nassau op de borst. Het verheugde den minister, dat door toedoen van den heer Kamerbeek het proefstation is tot stand geko men en dat zijn verdiensten door H.M. de Ko ningin zijn erkend. Met enkele hartelijke woorden overhandigde de minister aan mevr. Kamerbeek een arm band, halsketen en oorknoppen, welke haar door den bond worden geschonken. De heer Kamerbeek dankte den minister vooi zijn goede wenschen en hartelijke woorden. Vervolgens hield ir. TEN BRUGGENCATE. directeur van den Rijksvezeldienst te Delft een voordracht over het belang van samenwerking tusschen wasscherij en wetenschap. Na deze meer vakkundige uiteenzetting, dankte Z. H. Exc. Mgr. Diepen den voorzitter voor de uitnoodiging om dit congres bij te wo- ne. Ook voor de woorden van den voorzitter dankt Mgr., daar uit deze woorden blijkt, dat deze bond ook let op den godsdienst. Vooral daar deze bond van zijn leden eischt, dat zij lid zijn van de standsorganisatie. De bond eischt dus van zijn leden, dat zij liefde en rechtvaar digheid behartigen. Degenen, die op deze liefde en rechtvaardigheid het meeste recht hebben, zijn de arbeiders, die in dienst zijn van de leden van dezen bond. Hierdoor kan, niettegenstaande de toenemende mechanisatie, toch een aartswa- derlijke, een echt christelijke verhouding tus schen patroon en arbeider bestaan. Mgr. sprak de hoop uit, dat godsdienst, wetenschap en techniek de bloei der vereeniging en het welzijn van de leden mogen bevorderen. Hierna gal Mgr. aan de vergadering Zijn bisschoppelijken zegen. Nadat Mgr. de vergadering had verlaten, werd deze door den voorzitter op de gebruike lijke wijze gesloten. De avond werd verder in gezellig samenzijn doorgebracht. „Dokter, Priester en leek over de periodieke onthouding." Uit gave Dekker en vd. Vegt, Nijme gen, N- V. Standaardboekhandel Antwerpen. Na een inleiding van dr. Smulders, wiens naam in deze zaak genoegzaam bekend is, vol gen enkele gedegen artikelen over het bekende onderwerp. Twee priesters Prof. L. Bender en Prof. Buys, één dokter dr. Pichard en de leek J. C. E. Haenecour geven in meest reeds eerder en elders gepubliceerde artikelen hun meening over de periodieke onthouding. Op een enkel scherp woord na is het geheel gehouden in ironische sfeer; men voelt hoe zoowel dr. S. als de priesters, de dokter en de leek, bovenal, bedoelen in dezen zedelijk en materieel allermoeilijksten tijd voor het Chris- Dame (tot witkiel): Neen, dank U, wij dragen onze bagage zelf!" telijk huwelijk d,en goeden van wil een behulp zame hand te bieden. Bijzondere waarde schijnt mij dit boek te hebben, doordat deze enthousiaste voorstanders er zoo nadrukkelijk op wijzen, dat deze .methode niet dan om heel gewichtige redenen mag wor den gevolgd en dat de methode elementen in zich besluit, die zelfs een waarborg zijn tegen laksheid en oppervlakkigheid in het huwelijk. Bovendien stellen zij ook allen op den voor grond de noodzaak om de ideeën van kinder kast" toch weer om te zetten in kinder-„zegen". Vooral het naschrift, dat J. Haenecour op zijn artikel volgen laat, bevat vele goede en groote gedachten. Moge deze uitgave er weer toe bijdragen om deze allergewichtigste zaak in goede banen te leiden. behandeling van wasgoed" door A. H. CoeterierShröder en G. Jongejans. Uitgave: H. Meulen- hojj, A'dam. Deze handleiding voor de behandeling van waschgoed in huis werd samengesteld voor het Huishoudonderwijs èn voor de huisvrouwen. De meeste huisvrouwen laten weliswaar de groote wasch buitenshuis behandelen, maar in ieder gezin is er toch veel waschgoed dat men liever niet buiten de deur geeft. En juist voor deze stukken, die een min of meer zorgvuldige behandeling behoeven, vinden we in dit boekje tal van vakkundige raadgevingen. Beknopt maar duidelijk wordt aangegeven hoe verschillende stoffen, weefsels en kleuren in de wasch behandeld moeten worden, hoe men de verschillende soorten handschoenen en hoeden reinigt, hoe men vlekken verwijdert en bovenkleeren opknapt, hoe men verft in huis en hoe de wasch wordt opgemaakt. Verder vinden we in dit boekje nog raadge vingen bij het inkoopen van kleeren en huis- houdgoed, zoodat zeer zeker iedere huisvrouw er haar nut mee zal kunnen doen. Mijn eiland in de Stille Zuidzee, door pater P. van Megen S-S.C.C. Met belangstelling hebben wy de schetsen uit het missionarisleven van den zeereerw. schrijver gelezen en de vele teekeningen, waarmede de tekst is verlucht, bekeken. De 140 bladzijden bevatten allerlei wetenswaardigs over de bevol king der Cook-eilanden, met haar primitieve zeden en gewoonten. Onwillekeurig komt door de boeiende verhalen duidelijk naar voren, welk een zwaar offer de missionarissen brengen en wekt hun verheven roeping gevoelens tot daad werkelijken steun. Deze opbouwende uitgave van de paters der H.H. Harten zij ruime ver spreiding toegewenscht. R. „Hoe zal ik het hun zeggen?", door Ant. van de Griendt. R. K. Jongensweeshuis, Tilburg. „Niet het godsdiensthalfuur alléén maakt ons onderwijs godsdienstig." „Het godsdienstige moet ons hele klas-doen doordringen." „Een goed opgezet godsdiensthalfuur zal dik wijls minder „er in gaan" dan een korte, frisse behandeling van een puntje, dat zich toevallig in de loop van de klas voordoet." Dit zijn drie zinnetjes uit het voorwoord van Ant. van de Griendt's, bij het R. K. Jongens weeshuis te Tilburg uitgekomen boekje „Hoe zal ik het hun zeggen?" Drie zinnen, die al dadelijk aangeven wat het werkje wil zijn: een wegwijzer bij de behande ling van die „puntjes", in de derde der aange haalde zinnen bedoeld. In het boekje nu worden tal van voorbeelden gegeven, hoe een onderwerp van godsdienstigen aard met de kinderen in de klas te behandelen, zonder dat het een dorre, droge les wordt, waar bij ze hun aandacht niet kunnen bepalen. Op prettige wijze worden ze vertrouwd gemaakt met allerlei: wat een wonder is, wat bidden is, wat een heilige voor de menschen doet, wat de verdienste is van het verkrijgen van een aflaat en nog tal van andere „puntjes, drie en dertig in het geheel. Wie dit boekje heeft doorgelezen en voor de klas staande, zoo'n „puntje" tegenkomt, ook al is het 'n puntje, dat niet onder de drie en der tig in het boekje behandelde voorkomt, zal we ten hoe hij het moet aanpakken, om er voor zijn kinderen het grootste profijt uit te halen. Het boekje van Ant. v. d. Griendt is niet alleen iets anders dan wat we gewoonlijk op onderwijsgebied zien verschijnen, het is ook iets beters. Kijkjes in het Missieleven. Feestuitgave bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Con gregatie van de missiezusters van het Kostbaar Bloed- Kijkjes in het Missieleven, niet het minste onder de missietijdschriften, is bij gelegenheid van het gouden jubileum der Congregatie van de Missiezusters van het Kostbaar Bloed, met een keurig verzorgd feestnummer verschenen. Behalve de gebruikelijke missiebij dragen bevat het een jubileum-bijdrage, een overzicht van den groei der Congregatie in ons land en een uitnemende levensbeschrijving van den stichter, den Abt Franciscus Pfanner. Z. Em. Kardinaal FumasoniBiondi, kardinaal-protector, zond een hartelijken gelukwensch in, terwijl ook Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen, Bisschop van 's-Her- togenbosch, een felicitatie zond. Het nummer, dat tot een klein boekje is uitgegroeid, is ver lucht met een behoorlijk aantal keurige illu straties. Wij kunnen dit tijdschrift, en deze feest uitgave vooral, in de belangstelling van de missievrienden en dat moeten we toch allen zijn warm aanbevelen. DE MAN ZONDER GEHEUGEN, Willy Wood. H. Nelissen, Bilt- hoven. Tida, een oude neger, die met een markies de zee oversteekt van Brazilië naar Frankrijk, is de „man zonder geheugen." Het verhaal gaat over een diamantmijn en de zeer spannende verwikkelingen, welke ontstaan, daar twee groe pen van tegenstanders het kostbaar bezit be loeren en elkaar hardnekkig bevechten. De dochter van den markies, Morrea, geeft de op lossing. voor allen. DE SYMPHONIE VAN RUDOLF STEIN ER, Jhr. O. G. Bloys van Treslong. .4. W. Bruna, Utrecht De titel van het boek beheerscht het boek wel niet geheel, maar toch genoegzaam om aan het sympathieke werkje den aantrekkelijken titel te geven. Het is meer een novelle dan een roman, zou ik zeggen. Maniscke en dr. Linsky beheer- schen het verhaal en hun karakter is mooi ge- teekend. De taal van het werkje is zeer ver zorgd. Volwassenen. DE wenteltrap, Mary Roberts. H. Nelissen, Bilthoven. Wat er zich al om een wenteltrap kan afspe len, als een zoo pientere dame als tante Liddy zich als detective ontpopt. Het is een zeer in gewikkelde roman, waarin de misdadiger moei lijk wordt ontdekt; spoken, kiespijn, ladders, ge heime kloppen, onschuldig verdachten en een blij einde. Voor allen. HET GOUDEN AFGODSBEELD, Edg. Wallace. A. W. Bruna, Utrecht. Een zeer vreemd strooien met bankbiljetten van duizend dollar hangt samen met een af druk van een gouden duivel op de biljetten. En kele reusachtige schurken hebben den bankiei Bostram leelijk te pakken. Zijn dochter José lost de raadselen op en Peter, de onnoozele slimme- ling, trouwt haar ten slotte. Volwassenen. HET BETOOVERDE LEDIKANT, A. C. Askew. H. Nelissen, Bilt hoven. Wat zoo'n ledikant al uit kan halen als een schurk het behekst! Zoo'n onnoozel ding en toch zoo duivelsch listig! Het geeft een heel verwikkelden roman, die door Clare Philip en Harry handig wordt opgelost. F. HENDRICHS S.J. Deze week werd de groote belang stelling, die onze puzzelaars de week daarvoor voor ons prijsraadsel aan den dag legden, nog belangrijk overtroffen. Niet alleen blijkt de animo buitengewoon te zijn, maar ook de onderlinge wedijver in het leveren van prachtig uitgevoerde op lossingen, envan velerlei poëti sche ontboezemingen, welke alle deze nieuwe Zondagochtendblad- attractie bezingen. Deze week zullen onder de oplossers van het nieuwe raadsel weer vier rijksdaalders worden verloot en de inzenders van een goede oplossing krijgen wederom een kans. Het tweede viertal rijksdaalders komt in het bezit van: Mevr. Berendsen,—Frankfort, Nassaustraat 2, Breda. Mej. S. Lasance, Huize „St. Bavo", Kerklaan 85, Heemstede. En de heeren: Joh. Fortman, Koopweg 71, Bussum. J. H. Lindenhof, Duistervoordscheweg L 66, Twello. Om het vorige raadsel op te lossen volgt men de vorige figuur naar de becijfering in het hier gegeven diagram en dan krijgt men het mooie versje met z'n aardig dubbelrijm te lezen: Niet klagen, maar dragen En vragen om kracht. Niet zorgen voor morgen Bij den dalenden nacht. Niet beven voor 't leven, Gegeven van God, Maar 't heden besteden Naar plicht en gebod. Thans wordt, er gevraagd, de 9 woorden elk van 9 letters, in alfabetische volgorde naast de figuur gegeven, zoodanig in die figuur in de horizontale rijen te plaatsen, dat men in de beide kruisjes-rijen, en wel van links-boven naar rechts-beneden èn van links-beneden naar rechts-boven twee Nederlandsche plaatsnamen te lezen krijgt. De eene plaats ligt in Zuid-Holland, de an dere in Gelderland. Inzending van oplossingen tot Donderdag 12 uur aan den heer G. M. A. Jansen, Ruysdael- straat 60, Utrecht. LEIDEN. Geslaagd damés: A. J. Cramer en M. Schrammeyer en de heer H. E. G. Boreel. DEN HAAG. Geslaagd de heeren: G. H. Hart man, Wezep: P. A. Menger, Amsterdam; 3. K. Rees, Woudrichem. WAGENINGEN. Geslaagd voor het Inge nieurs-examen Tuinbouw mej. J. M. van Wave- ren, geb. te Hillegom. Aan H. J. F. Brinkman, notaris te Roermond, is verlof verleend tot het aannemen der hem geschonken onderscheiding van Ridder in de Orde van de Kroon van Italië. Met 1 October zijn benoemd tot inspecteur van de volksgezondheid bij den dienst, welke in het bijzonder is belast met de handhaving van de wettelijke bepalingen betreffende de volks huisvesting, de heeren G. F. E. Kiers te Leiden, aan wien als ambtsgebied is aangewezen de provincie Zuid-Holland en ir. P. K. van Meur.: te Rotterdam, aan wien als ambtsgebied is aan gewezen de provincie Utrecht en Noord-Holland bezuiden het IJ (en Amsterdam). Bij beschik king van den Minister van Sociale Zaken is als standplaats voor den heer G. F. E. Kiers tot wederopzegging aangewezen de gemeente Leiden en voor den heer Ir. P. K. van Meurs de gemeente de Bildt. De titel, die bij het plaatje van de vorige week behoorde was, zooals onze lezers wel zullen hebben begrepen: „Zoolang de lepel in den brijpot staat". Aan welk liedje heeft de teekenaar thans gedacht, toen hij bovenstaand plaatje maakte. De oplossing vindt u in cms volgende Zondag ochtendblad. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiii ULVENHOUT, 24 Sept. 193-5 Menier, Daar staat hier op ons durp 'n heele verandering te ge beuren. Zondagmiddag is 't ons officieel meegedeeld. We zaten in „de Gouwen Koei" mee de kompleete propclub en 't kaart spel draaide op volle toeren als, naar gewoon te. den Jaan binnenkwam. Zijn uniformpet stond erg voorover. Zijn zwarte krieken van oogen kost ge maar net zien glimmen onder de lakken klep. Zijnen grooten snor hing als 'nen koeistèèrt omlaag: al 't „militaire" was uit zijnen postuur. Den Fielp ging sjuust weer „piek" ge weet, da's zoo zijn stokperdje en dat moet ik erbij zeggen: hij was aan de winnende hand. Dus: hij spuide met 'n vuur als, als als ,,'nen nest jonge honden," lijk den Blaauwe dat noemt. En 'n praat, 'n praat, amico, „de Gouwen" was hum te klein. „Zoo motte kaartspeulen," en dan smeet ie de kaart op tafel, of er 'n zweep klapte! „Dèèr," en hij douwde de kaart door 't tafeltje henen! „Hier sodejuu, hedde 'r van terug?" „Hier, hier, hier," één, twee, drie gooide-n-ie de kaarten achter malkaar neer: „hier, hier, nog 's hier, betaalen mannen!" „Niks, niks," zei den Blaauwe: „oprapen die kaarten, uitspeulen bakker!" Maar dat was treiterderij, amico! Dat was al leen maar om den Fielp 'n bietje koest te krijgen, want hij had kaarten, kaartenas ermen en beenen," zei den Joost, ge weet wel, den weareldkampioen uit Oosterhout. „Goeienmiddag, mannen," bromde den Jaan, die naar ons tafeltje gedruild was. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliB Maar den bakker zei: „zijde gij den lolligste thuis, Blaauwe? Aan die kaarten van mijn kun de toch niks doen, prulleman!" „Daar hedde gelijk in, Fielp! Mee zulke kaarten kon m'n grotmoeder 't vroeger ook win nen!" „Zoo was da zo'nen pikeur in 't proppen'" ,,'kHeb 't mensch nooit gekend, Fielp!" „Goeienmiddag, mannen," zei Janus weer: „aan 't kaarten?" „Aan 't kaartenvroeg den Blaauwe stomverwonderd: „stil, jongens, hü wil ons uitheuren, horre, onzen Sjerlok." „Ga zitten. Janus," zei ik: „ge zijt toch ok ginnen weesjongen!" „Kost ik wel 's doen," pruilde-n-ie. „Wie gift?" vroeg den Fielp vurig. „Die 't vraagt," ketste den Joost. „Dus ikke," vroeg den bakker, „dan za *k ze maar 's goed schommelen," deed ie royaal. „Nie te hard, Fielp," schrok den Joep: „dan krijgen ze blaauwe koppen." „Zoo, Janus, kunde gij ni« 's netjes „goeien middag Blaauwe" zeggen teugen mijn," zei den Tiest. ,,'kHeb goeiendag gezeed," zei den Jaan dee moedig: „hèhè, 'k ben moei van 't schrijven." „Kee!" kwekte den Fielp, onderwijl ie te geven zat: „brengt den Jaan 's 'n citroentje met, dan houwt ie tenminste zijnen kop effen dicht as we zitten te kaarten. Enne gift m maar 'n sigaar ok." Janus zweeg, ik zei: „prop," den Joost dee „veur de negen", den Joep lummelde, den Blaauwe zei „toemaar, pas alweer, rotkaarten hè 'k" en den Fielp zei: „jongens, ik waag 's 'nen zwakken piek." „Nen zwakken.,..?" vroeg den Joost. „En of!" „Gaat dan maar, aanders was ik veur de tien gegaan!" Hij haalde zijnen pico met vlag en wimpel. „Was da 'nen zwakken piek?" vroeg den Joost vuil. „Hij is goed wakker, jongens," zee den Blaau we. „Hij zit ons mee open oogen te bela-aai- tafelen." „Betalen! Betalen, jandome," kwekte den bakker en 't zweet glipte as knikkers over zij nen kollesalen gladden kop. Janus was stillekes. En ondanks ie pas 'n borreltje van den bakker had gekregen, gaf ie den Fielp geen pluimke. Wat ie aanders grif doet, vooral omdat den Fielp als Raadslid toch alty nog 'n stuk gemeentebestuur is voor den Jaan, dat zoo nou en dan stemmen moet over Janus' wel en wee; over zijnen uniform of ie wéér 'n Zondagsch pak moet hebben; over 't een of aander bijbaantje van 25 per jaar, over den Jaan zijnen dienst, afijn, ge verstaat!" „Hoe hè 'k 'm da geleverd, Janus?" vroeg den Fielp, die snakte naar 'n pluimke. En op denzelfden lusteloozen toon waarmee den Jaan was binnengekomen, zei ie; „och, mee zulke kaarten is t gin kunst om te winnen, bakker." Verwonderd, mee toegeknepen oogskes, keek den Fielp naar den Jaan. Zoo op de manier van: „wat is dat voor 'n soortement van ge dierte?" Ook den Blaauwe zat naar den Jaan te kij ken met 'n bakkes van; „wa loopt daar toch?" „Eh eh smokt oew citroentje, Jaan?" vroeg den Fielp verdacht-vrindelijk. Janus smakte met z'n lippen, keek ongeluk kig, enschudde zijnen kop. ,,'k Heb van daag mijnen smaak nie," zuchtte-n-ie. Den bakker schoof de kaarten opzij en dat wil iets zeggen, amico. Want we hebben 't hier 's gehad, dat we zoo vurig zaten te prop pen en onderwijle te stoken wij „kijken" zelf naar de kachel in den winterdag in „de Gouwen", dat er 'n 'schoorsteenbrandje ont stond en toen sprak den Fielp de volgende, on vergetelijke, in de Ulvenhoutsche historie op- ge teekende woorden: „eerst uitspeulen en dan blusschen." Maar nou schoof den Fielp de kaarten in t .midden van 't tafelblad, school kalm den Joep z'n glas om en met allebei zijn arms op de ta fel geleund, begost ie den Jaan 's op z'n gemak te bekijken. „Spul maar deur en frit me maar nie op," sprak Janus onverschillig en zeurderig. Den Fielp keek ons allemaal, stuk voor stuk, 's verwonderd aan. „Jaja, bakker," zei den Blaauwe droog: „Ja nus is ök groot geworren. Hij gaat nouw zuut- jesaan teugen z'n ouwers opstaan." Janus dee 'n paar knoopen los van zijnen tu niek. Toen ritselde-n-ie in 'nen geheimejx zak met pampier. „Mannen," sprak ie. „Man," zee den Blaauwe. „Mannen" nog steeds friemelde-n-ie: „mannen, ik heb van den middag...." En daar was 't. 'Nen grooten gelen envelop was te voorschün gekomen uit Janus z'n binnenste en hij legde 'm, gesloten nog, op tafel en zei: „hy is nog nie toegeplakt, guilie zult 't het eerste weten." Hij dee 't allemaal zoo plechtig, dat wij stil lekes waren geworden. Alleen den bakker keek 'n bietje met minachting naar den grooten brief, die daar tusschen de spulkaarten en de plaskes citroen en pils wel 'n bietje 'nen 'sweek- schen belastingindruk lag te verwekken op deu- zen Zondagmiddag. Mee groote krullen, sjuust uitgevallen haren, stond er in den Jaan zijn proces-verbalen- schrift op geschreven: „Den EdelAchtBaren Heer, den Heer BurgeMeester." „Nou," lachte den Blaauwe en hy draaide den brief naar zich toe, in 'n plaske plakkerigen citroen: „hij staat teugeswoorig mee z'nenOuwe in krispedentieWijt ie oew gezicht niemeer zien, Janus? Is 't af tusschen jullie gebeien?" Maar den Jaan vischte den envelop uit den citroen, veegde den brief weer proper en zee: „vuilen vetzak, verknoei m'n werk nie." Toen lee den Jaan den belastingachtigen envelop weer veur 'm, keek ons allemaal triestig aan, drukte met zynen dikken wijsvinger op dieën brief, met eiken lettergreep die hij sprafc en zee: „Jongens dit is mijn ver zoek om ontslag." Den Fielp haalde zyn arms binnen, zette een hand aan z'n kin en de andere hand viel zwaar op Janus zynen schouwer en zoo draaide-n-ie den Jaan naar zich toe om 'm nog 's 'n Wetje beter te zien. Wij zwegen ok. Keken straf naar Janusse. Den Blaauwe vroeg in diepen ernst: „wa-d- hedde uitgevoerd, Jaan? Kunnen we jouw er nie uithalen?" „Teugen Nuuwjaar!" vulde Janus toen aan. En hij keek ons allemaal weer 's triestig, stuk voor stuk aan. Wy zwegen. Vonden 't gedacht nie gezellig, dat we den Janus als champetter gingen ver liezen. Zelfs den Blaauwe,, die den Jaan al jaren achterna zit om te „harresteeren", zelfs den Tiest zei: „da's jammer!" „En waarom, waarom is datte?" vroeg den Fielp op z'n Raadslidstoontje. „Kan ik er niets aan doen, Jaan? Zeg op, dalijk!" Triestig schudde Janus zijnen zwarten kop. „Neeë, Fielp, daar zyn gin kruiën veur gewas sen, jonk! Ik mot eruit vanweuges mijnen leef tijd. Tc Ben deus week zestig geworren!" „In ieder geval, eerst gefeliciteerd, Jaan," zee den Blaauwe: „daar zullen me op klinken; Keeeü! 'n Rondje veur den Jaan!" „Nou, nou, kalmkes aan," zei Janus: „zóó lollig is 't nou nie, horre!" „Maar ge krijgt toch pensioen Jaan?" vroeg ik. „Jawel, Dré, dartig dienstjaren. Ejus 3/4 van 2/3 van 28.50 14.25, da's de helft van m'n inkomen. En as den gulden dan valt, dan kan 'k op 'n houtje bijten mee m'n Tonia." „Sodejuu, wa kan dieën kearel rap rekenen," bromde den Joep. „Nou," zei den Blaauwe: „ge hebt gin klagen, Jaan, proost, laank zulde leven!" „Proost, saantjes" en zooals dat by ons altij gaat, amico, 't wier van triestigheid al weer rap feest, „As dieën vrekten gulden maar nie valt," peinsde Janus weer hardop. „Die bleft," zei den Fielp, die kollesaal op de hoogte is van de politiek. „En as ie nie bleft dan ging ie deur. „Jaaa?' vroeg den Jaan. „Laten me nog maar 's vol laten doen," be sloot den Fielp. „Keee!"" ,,'kHeb nooit veul mee Kelün aan m'n pet g'ad," zei den Jaan tusschen twee slokskes ci troen in; „maar ik mag toch maar lyen dat ie nou aan de Regeering bleft." „Gy mot Raadslid zien te worren," kwekte den Blaauwe: „gij hebt er kijk op, Jaan!" „Da gaat zoo maar niet," zee den bakker. „Daar kom meer veur kijken, Blaauwe, dan 3/4 X 2/3 X 28.50 14.25." „Gij kunt 't weten, edelachtbare," ketste den Tiest. „Tonia wil terug naar Zeuvenbergen," zee den Jaan somber: „julie wit, daar hè ze vandaan gehaald as Piëta, m'n eerste vrouw, gestorven was." Amico, toen zakte de stemming efkens. Toen hebben we uitgemokt dat den Jaan den vol genden keer dan tóch maar op den lyst moet veur t Raadslidmaatschap. En den Blaauwe zou morgen al beginnen Tonia's „eergevoel te gaan bewerken." „Hij mag dan nie zoo stom zyn as den bak ker,zee den Tiest: „voor Raadslid is ie alty geschikt. Wa gij, Dré?" „Mijn stem krijgt ie," beloofde-n-ik. Janus kwam weer bij. En 's avonds zijn we in feeststemming den Jaan zijnen ontslagbrief in de bus van 't durpshuis gaan gooien. Neeë, amico, hoe dan ok, Janus mot hier blyven. tls al erg genoeg dat we 'm verliezen als veldwachter. Ge weet wel wat ge hebt, maar nie wat ge krijgt. „En as ik oe, op 't scheien van de markt toch nog 'n plazier kan doen om m'n eigen te laten arresteeren," beloofde den Tiest: „dan kunde op me rekenen, hoor Jaan!" Den Jaan schudde zijnen kop, flaauw lachend. „Da's af, Tiest! GU hedt 't gewonnen," be kende den Jaan. Ziedaar, amico, de groote verandering op Ulvenhout. We hebben ai 'nen feestcomimiteit opgericht. Den Jaan zal vertrekkenmee muziek. Eere, wien eere toekomt! Den Blaauwe hee de leiding en den Fielp is den officieelen feestvoorzitter. Ge leest er meer van. Maar nou schei 'k er af, want Tc mot aoo daiyk naar d* eerste vergadering. Veul groeten van Trui en as alty gin hork» minder van oewen toet a we DRJS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 6