ffldm&aal den dag
Met twee kameraadjes op avonturenreis
Scheveningen in het afgeloopen
badseizoen
'N TROUWE KLANT
IDe Dubbelgangster I
HOOGER INSTITUUT VOOR
MEISJES
MAANDAG 30 SEPTEMBER 1935
LANDGENOOTEN ZIJN
WEGGEBLEVEN
Zelfs in vergelijking met het niet
gunstige jaar 1934 valt een
teruggang te boeken
Een nieuwe vorm van
concurrentie
Apostolaat ter Zee
Menschenoffers in
Britsch-Indië
Teekens om sneller te gaan rijden
het i De zonderlinge j
metgezel
Smalfilmcopieën
AT T r A ÜOMIMIh'Q °P dlt blad zi3n Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 7KA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door IT 7CH bi) een ongeval met C" OCA bij verlies van een nana
r\DVyliltlj O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 i üv/«" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen JT f aJV/e™ doodelijken afloop A UUV* een voet of een oog
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
„Niets," zei hi). „Niets, behalve dat hij u niet
waard is."
Voor zoover de N. V. Exploitatie Maatschap
pij Scheveningen gerechtigd is om te oor-
deelen over de algemeene resultaten van
het badseizoen 1935 en dit oordeel ook in
hoofdzaak gelijk zou zijn aan dat van talrijke
pensionhouders en kamerverhuurders, exploi
tanten van strandtenten, enz. op de badplaats
Scheveningen, is haar meening, dat de uitkom
sten in belangrijke mate nadeelig beïnvloed zijn
door de merkbare afwezigheid van stad- en
landgenooten. Hun afwezigheid in de vacantie-
maanden Juli en Augustus kan niet worden
toegeschreven aan een ongunstige weersgesteld
heid, omdat deze in die maanden niet zoo heel
veel te wenschen overliet. Toch kan niet ge
sproken worden van een onverdeeld gunstigen
zomer. De lente was koud en nat en het eigen
lijke zomerweer kwam pas op den langsten dag.
Na een periode van betrekkelijk mooi weer is
de zomer echter voortijdig geëindigd. Nauwelijks
was de laatste week van Augustus aangebroken,
of de nablijvers verdwenen uit de badplaats, ver
jaagd door het slechte weder. Anderen, voor wie
het naseizoen om de rust een zekere bekoring
heeft, bleven weg, omdat het weder de gunstige
tendenz verloren had.
Afwezigheid van landgenooten en de zeer korte
zomer hadden uit den aard op de hotelbezetting
een slechten invloed. Zelfs in vergelijking met
het niet gunstige seizoen 1934 valt een terug
gang te boeken.
Het gebruik van de zeebaden, het bezoek aan
de Pier en het strand is over het geheel genomen
slechter geweest. Zelfs in de maanden Juli en
Augustus bleef het beneden de verwachtingen
welke gekoesterd konden worden met het oog
op het gunstige weder. Ook deze vermindering
moet toegeschreven worden aan de afwezigheid
van zeer vele stad- en landgenooten, die geen
weerstand hebben kunnen bieden aan de ver
lokking van goedkoope Belgische franken om de
Brusselsche tentoonstelling, de Belgische kust»
of de Ardennen te bezoeken, evenmin aan de
reisfaciliteiten, welke Duitschland bood in den
vorm van groote spoorreducties en goedkoope
reismarken.
Bij de beoordeeling van de oorzaken van den
teruggang mag natuurlijk niet uit het oog wor
den verloren, dat de verteerkracht van het
publiek in belangrijke mate verminderd is, maar
hiermede is door verlaging van de prijzen re
kening gehouden.
Doch deze omstandigheid doet zich echter
wel gelden voor het bezoek aan de baden
van de N. V. Maatschappij Zeebad Scheveningen.
Deze badgelegenheid ondervond nX groote con
currentie van het volksbad. Velen, die gewend
waren te baden in het z.g. luxe-bad, hebben
hun zeebad gebruikt in het gemeentelijk volks
zeebad, dat toch eigenlijk voor het gegoede pu
bliek niet bestemd is. Men ontzag zich blijk
baar niet om te profitteren van iets, dat bene
den den kostprijs geboden werd en voor een
minder begunstigde volksklasse bestemd is.
Een der weinige lichtpunten in het moeilijke
seizoen 1935 was de met Duitschland getroffen
reisregeling. Hierdoor werden inderdaad Duitsche
Opschepperij
Voor alle zekerheid leg ik 's nachts al
tijd mijn. beurs onder mijn hoofdkussen!!
Ach ik kan niet slapen, als ik met
mijn hoofd zoo hoog lig!!
bezoekers naar de badplaats gebracht, doch niet
allen verbleven in de groote of kleine hotels. Het
trok de aandacht, dat betrekkelijk vele Duitsche
gasten in goedkoope pensions verbleven of wel
bij familie en kennissen, bij wie zij als „Paying-
guest" werden opgenomen. Dit laatste zelfs in
vrij sterke mate en wel zoodanig, dat niet alleen
de hotels te Scheveningen, maar ook de pen
sionhouders van beroep concurrentie hebben
ondervonden van nieuw gevestigde Duitschers,
die ons land zij het dan uit noodzaak als
woonplaats hebben moeten kiezen. Er zijn aan
wijzingen, dat tal van deze vreemdelingen zich
in de laatste jaren te Scheveningen hebben ge
vestigd met de bedoeling openlijk of verkapt
pension te houden. Deze nieuwe vorm van con
currentie eischt alle aandacht, omdat hij so
ciaal en economisch niet verantwoord en on
voldoende gefundeerd is.
Het seizoen 1935 was zorglijk, omdat de prij
zen voor leveringen en diensten zoo laag waren;
terwijl de vaste lasten, welke haast in ontelbare
vormen op het hotelbedrijf gelegd zijn, dit be
drijf dreigen te verstikken en niet alleen het
hotelbedrijf, maar ook dat van den serieuzen
pensionhouder.
In het seizoen 1935 heeft de N. V. Exploitatie-
Maatschappij Scheveningen zich beijverd om
voor zoover zulks in verband met de talrijke
beperkende bepalingen geoorloofd was de
badplaats aan attracties te helpen. Hetgeen
b.v. de Kurzaal heeft gepresteerd aan uitvoe
ringen van hoog kunstgehalte, waaraan de meest
bekende groote solisten hun medewerking heb
ben verleend, moet als uniek worden aange
merkt. Nimmer werd in de Kurzaal zoo'n aan
trekkelijk programma geboden als in het afge
loopen seizoen. Vocaal en instrumentaal werd
met eiken smaak van het publiek rekening ge
houden. Er was voor „elck wat wils'' en de ge
noegens waren, door heffing van lage entreé-
gelden of een klein abonnementsgeld, binnen
het bereik van een breede laag der bevolking.
Ook de breede massa van het publiek kan te
vreden zijn. Er is voor hen in het seizoen 1935
goed gezorgd. De vuurwerken, welke iederen
Donderdagavond in de maanden Juli en Augus
tus werden gegeven, trokken honderdduizenden.
Het bezoek van ruim 230 Fransche folkloristen,
uit alle deelen van Frankrijk, ligt nog versch
in de herinnering. Op uitnoodiging van de N.V.
Exploitatie Maatschappij Scheveningen hebben
zij de reis naar Scheveningen ondernomen om
hun typische gewoonten van zang en dans te
Scheveningen te komen demonstreeren. Vele
kwamen uit de meest afgelegen oorden van
Frankrijk.
Dankbaar wordt gememoreerd de medewerking
van het gemeentebestuur voor de toestemming
om voor den te houden optocht, gedurende de
avonduren een groot gedeelte van den Boule
vard voor alle voertuigen en fietsers af te slui
ten, waardoor voor het slagen van den optocht
de noodige ruimte en rust op den Boulevard
werd verkregen en ieder daarvan ongestoord
kon genieten.
Van de nieuwigheden, welke het seizoen 1935
te zien gaf, zooals het kinderstrand in verbin
ding met het z.g. luxe-bad en het exploiteeren
van varende motorbootjes op 't strand, kan niets
anders gezegd worden, dan dat deze 'n succes
waren. De aardigheid om, in navolging van het
geen in het buitenland geschiedt, kinderen in
wagentjes, waarvoor een struisvogel was ge
spannen, een ritj# te laten doen, is niet inge
slagen.
Voor de café's en terrassen heeft de prijsver
laging den achteruitgang van inkomsten niet
kunnen stuiten, omdat de prijsverlaging niet
geleid heeft tot vermeerdering van het con-
sumptiegebruik.
Deze ervaring heeft heel duidelijk geleerd, dat
in deze richting niet mag worden voortgegaan,
althans niet in bedrijven, welke alleen bij goed
weder hun recht van bestaan moeten vind.en
en gebukt gaan onder den druk der vaste lasten.
Het is zeer de vraag of met name de vermake
lijkheidsbelasting, welke niet meer verdiend
wordt, er niet toe leiden zal om het geven van
muziek te doen ophouden, zoodat men weder
terug zou keeren naar den toestand als van ouds,
toen muziek hooge uitzondering was, waarvan
echter talrijke musici het slachtoffer zullen
moeten worden, evenals de gemeentelijke schat
kist.
Hoewel de ervaringen van het seizoen 1935
niet bemoedigend waren, maakt de N. V. Ex
ploitatie Maatschappij Scheveningen weder plan.
nen om in het seizoen 1936 goed voor den dag
te komen.
Door Z. Em. Kardinaal Hlond, Primaat van
Polen, is aan het Zeemanshuis aan de Scheve-
ningsche visschershaven een groote bezending
boeken geschonken, ten behoeve van de
Poolsche visschers die aldaar vertoeven. Door
het bestuur van het Apostolaat ter Zee district
Den Haag—Scheveningen, waaronder dit zee
manshuis ressorteert, is een schrijven van dank
aan Z. Em. gezonden.
MANTEL
De schijn bedriegt!
Hé, jonge man, bent U soms doof.. Hoé
dikwijls moet ik je nu nog verzoeken mij
te bedienen?!!!
Van het tweede jaarverslag van het Hooger
Instituut voor Meisjes „Maria Immacu-
lata" te Nijmegen ontleenen wij de
volgende inleiding, die de beteekenis van het
instituut uiteenzet:
Het Instituut is niet de Universiteit indien
men deze opvat als de school die in haar ver
schillende faculteiten <fe wetenschap speciali
seert en die zoodoende opleidt tot een bepaald
ambt in de samenleving.
De universiteit zóó opgevat is op het wezen
en de taak van den man berekend; zij werd
niet ten behoeve van de vrouw in het leven
geroepen. Toevallig kan ook het meisje aan de
universiteit specialiseeren; maar zij heeft
daarbij niet het recht om als vrouwelijke stu
dente in aanmerking te komen; zij moet zich
tevreden stellen met de eischen en de gege
vens van een inrichting voor den man.
Er is echter een andere opvatting van de
universiteit; namelijk fieze: dat zij is de orga
nisatie die het algemeen menschelijke naar
voren brengt en vervolmaakt, door geest en hart
zóó te vormen dat steeds de diepere beteekenis
der dingen wordt bevroed en de harmonie van
een leven in wijsheid, goedheid en schoonheid
wordt nagestreefd. Zóó gezien is de universi
teit wezenlijk de Alma Mater, de moeder van
het diepere leven, van de door cultuur ge
louterde natuur, en in geval van de Katho
lieke Universiteit: de moeder van het Katho
lieke cultuurleven.
Iedere mensch, omdat hij mensch is, zou in
zekere mate aan dit hooger goed moeten deel
achtig worden. Wie zal dit aan de vrouw dur
ven ontzeggen? Haar dieper wezen en haar
verheven taak roepen er om. Wanneer de man
staat in het bedrijf van het materieele leven,
moet het hem een zegen worden dat hij in zijn
vrouw vinden kan: „de hulp aan hem gelijk,"
die niet alleen zijn tafel dekt maar ook weer
het evenwicht brengt in zijn dieper gemoed. En
als moeder is de vrouw geroepen om kinderen
voort te brengen niet alleen naar het lichaam,
maar ook naar den geest. Reeds voedt zij op
door wat zij is en aan het kind kent men de
moeder.
De vrouw heeft daarom recht op een inrich
ting, die naast de universiteit en tegen deze
aangeleund haar die diepe, algemeene vorming
schenkt die zij als katholieke vrouw en moeder
noodig heeft om de katholieke traditie in stand
te houden en haar te verrijken.
In zijn leven van Thomas More heeft J.
Clayton een hoofdstuk gewijd aan de school
van Thomas More. Het Christelijk humanisme
waarvan zijn dochter Margaret de meest vat
bare leerlinge was, blijft het ideaal van iedere
vrouwelijke instelling tot meer verantwoord
Christelijk leven.
Dit ideaal bloeide reeds in de eerste tijden
van het Christendom; wij vinden het namelijk
in de school van Melania de Jongere en van
St Hieronymus. Later heeft de kloosterschool
het nagestreefd. En in deze tijden van levens
versnippering wordt van alle kanten weer de
behoefte gevoeld aan instellingen waar het
„eeuwig vrouwelijke" kan worden verpleegd.
Onder de pogingen in de katholieke wereld ge
daan om het oude ideaal in modernen vorm
te doen heropleven, is hier te lande: Het Hooger
Instituut voor meisjes, Maria Immaculata.
Wij volstaan echter niet met de verhouding
tusschen universiteit en instituut aan te ge
ven; wij moeten ook zijn plaats bepalen tegen
over andere inrichtingen waarmede het Insti
tuut ook zekere karaktertrekken gemeen heefl.
Daar is de opleiding voor de verpleging en de
school voor maatschappelijk werk.
Het Hooger Instituut is van beide onder
scheiden en staat tevens met beide in ver
band. Gelijk de opleiding voor verpleging in
zicht geeft in de lichamelijke nooden der
maatschappij en helpsters vormt om daarin te
voorzien; gelijk de school voor maatschappelijk
werk het oog opent op sociale misstanden
en sociale werksters vormt, zóó stelt het Hoo
ger Instituut de mogelijkheden en de nooden
in het licht cp godsdienstig gebied en wil spe
ciaal de jonge vrouw opleiden voor het lee-
kenapostolaat. Het Hooger Instituut wil niet
het hooger godsdienstig ontwikkeld jong meisje
passief in de huiskamer opsluiten tot de defi
nitieve levensbeslissing komt. Neen! ook het
Hooger Instituut-meisje moet naar buiten uit
werken, maar haar speciaal terrein is dc pas
ontluikende Katholieke Actie.
In het Rijk van den Nizam van Haiderabad,
die zulk een modern heerscher is, dat hij al zijn
onderdanen een radio-apparaat ten geschenke
gaf, omdat hij de meening is toegedaan, dat
ieder beschaafd mensch van een dergelijke mo
derne installatie gebruik moet maken, heer-
schen tot op den dag van heden nog verschei
dene oer-oude, onbeschaafde gewoonten, welke,
ondanks het streven der regeering, onder een
deel der Britsch-Indische bevolking nog steeds
levend zijn gehouden. Nog een dezer dagen
werd er te Calcutta een vrouw veroordeeld, die
om redenen van religieuzen aard, twee meisjes
had vermoord.
Toen de vrouw voor het gerecht werd ge
bracht, verklaarde zij, dat haar daad geen mis
daad was, doch dat een stem haar had bevolen
Godin Kali een menschenoffer te brengen. Zij
koos daartoe uit een tweetal bijzonder mooie
meisjes. Zij gaf den kinderen een slaapdrank en
sneed hen tijdens den slaap, voor het beeld der
godin geknield, den hals af.
Snelheidsvermeer- j Snelheidsvermeer
dering voor ver- j dering voor ver
keer, dat den agent j keer, dat den agent
links nadert.van rechts nadert.
van
Toen Robert Morgan te Southampton van
boord was gegaan en na vijftien jaren ver
blijf in Amerika, voor het eerst weer Engel
sehen bodem betrad, voelde hij bij het zien van
den onder de overkapping puffenden trein een
verlangen uit zijn vlegeljaren in zich opkomen
Langzaam slenterde hij voorbij de coupé
raampjes en vond het vervelend, in alle com
partimenten reeds menschen te zien. Maar ein-
delijk kon hij toch nog een leegen coupé op den
kop tikken, stapte in en klapte de deur achter
zich toe. Hij smeet zijn hoed in het bagagenet
en ging fijn achterover leunen. Daar kreeg hij
de noodrem in 't oog, vlak boven het venster en
zijn mond vertrok tot een Yankee-lach, toen hij
het opschrift las:
„Bij gevaar aan de noodrem trekken. Misbruik
wordt gestraft met een boete van vijf pond
sterling."
In lang vervlogen jaren had hij over dit wel
bekende opschrift wel eens zitten piekeren. De
gedachte, dcor een enkel rukje aan dat hand
vat den trein zoo ineens tot staan te kunner
brengen, had hem, toen hij nog een jongen was
geen rust gelaten.
„Wacht maar," had hü gezegd, „als ik eens
rijk word, trek ik op een keer dat ding naar
beneden, 't Kan me niet schelen wat er ge
beurt, die vijf pond heb ik er dan voor over!"
Nu zou hij eens echt doen, waar hij als kind
naar verlangd had Ongeduldig stond hij op en
ging op den corridor, om te zien waarom de
trein niet vertrok. Op hetzelfde oogenblik trilde
het fluitje van den stationschef en langzaam
gleed het perron langs de raampjes terug. Mor
gan ging 'weer naar zijn coupé en bleef verbluft
in de deur staan.
In een hoekje zat een man, zijn muts over
het gelaat getrokken en zijn overjas ondanks de
hitte tot bovenaan toegeknoopt. Moest hij in 't
bijzijn van dit vreemde personage aan de nood
rem trekken?
Nijdig nam hij zijn plaats weer ln. Een half
uur lang zat het duo zwijgend tegenover
elkaar. Zonder iets te zeggen ging hij staan.
De man in den hoek volgde hem met de oogen
en scheen het zaakje niet te vertrouwen.
Morgan trok er zich weinig van aan en
strekte zijn hand uit naar de noodrem. Zijn be
doeling was duidelijk.
Maar zijn hand bereikte niet d.e handgreep
De man in den hoek sprong namelijk op en
pakte hem bij den arm. Vol vertwijfeling hield
hij dezen omklemd, terwijl hij hijgde:
„Niet doen, asjeblieft! Om Gods wil, doe
het niet!" Morgan wist zijn arm uit den greep
te bevrijden en slingerde den man in zijn hoek
terug. Daarna nam hij zijn zonderlingen met-
gezel van het hoofd tot de voeten op, zag onder
de opengegane overjas gevangeniskleeding
zitten, staarde een oogenblik naar het onge
schoren gezicht van zijn overbuurman en ging
langzaam zitten.
„Je doet beter je jas weer dicht te knoopen."
zei hij rustig. „Je kleedij is hier niet erg ge
zien."
Verbluft zag de ander hem aan. „U wilt dus
den trein niet laten stoppen? Nee? Maar zoo
even was u 't toch van plan?"
Morgan knikte: „Zooeven wel. Maar niet om
uwentwege."
De gevangene herademde, knoopte zijn jas
dicht en zonk in zijn hoekje terug. „Ik dacht
al. 'twas weer met me gedaan," stamelde hij.
„Voor de trein wegging, zat je toch onder
die bank verstopt, nietwaar?" informeerde
Morgan.
Zjjn overbuurman bevestigde dit. ,;Ik wist
niet dat u terug zou komen. Hebt u misschien
een stukje te eten?"
Morgan, die zich tot den mageren tuchthuis
boef aangetrokken scheen te voelen, deelde zijn
reisproviand met hem. Toen liet hij hem een
sigaar opsteken en luisterde naar wat de man
hem verhaalde.
„Ik ben er leeljjk ingeloopen. Nooit was il:
met den strafrechter in aanraking geweest,
wanneer die Stony Walton mij niet voor de
voeten geloopen had en zijn vriend Bob, met
het glazen oog. Ik had toen een verdraaid goed
baantje. Een post van vertrouwen. Nachtpor
tier bij een bank. Toen kwamen die twee.
„Een zaakje van niks: heelemaal geen ge
vaar er bij, Squiffy," zeiden ze. Squiffy, dat ben
ik namelijk. „We komen op een nachtje in Je
bank, geven je een zachten opdoffer en pikken
de kas in."
„Een beetje al te onnoozel," meende Morgan.
„Ze verdwenen echter met een paar duizend
pond. Met de toenmalige kas had een timmer
man het gauw klaar gespeeld. Ook mijn opdof
fer kreeg ik, en niet zoo'n zachten. Ze bonden
mij vast op een manier, dat ik tot me zelf zei:
tjonge, dat is geen dilettantenwerk. Maar van
den buit heb ik nooit een penny gezien.
En de politie wist dadelijk dat ik die piassen
binnen gelaten
llllllllllllllllll MIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIHMIMII
had. Ik kreeg vijf
n
begon
lieve leven. Nie-
mand wilde me
meer een baantje
gegeven en ik
werd recidivist, zooals de heeren advocaten
zeggen."
„En de twee anderen?" vroeg Morgan nieuws
gierig.
„Weet ik, waar ze gebleven zijn! Ze verdwe
nen spoorloos met al het geld. 'k Heb nooit meer
iets van dat geboefte gehoord."
Een minuut lang heerschte er zwijgen in den
coupé, tot de man in de toegeknoopte jas
moedeloos zei: „In Londen zullen ze me wel
weer gauw te pakken hebben."
„Waarom ga je dan juist naar Londen?"
„Ik moet wel. De trein stopt niet onderweg
en ik kan niet
Hij hield plotseling op en keek angstig naar
Robert Morgan, die ging staan en zijn hand
naar de noodrem uitstrekte. „Maar u wilt toch
niet.... u zei me toch
Morgan zag zijn overbuurman door zijn bril
heen, lichtelijk ironisch aan. Met zijn hand
aan de greep zei hij langzaam: „Nu zal ik den
trein laten stoppen en zoodra hij langzamer
rijdt, kunt u van de algemeene verwarring ge
bruik maken om eruit te springen
„Dat is een idee," zei de andere. Hij stond
op, terwijl Morgan het verlangen uit zijn kin
derjaren bevredigde en aan de noodrem trok.
Alles gebeurde zooals hij het wenschte. De
remmen knarsten, terwijl de trein zijn snelheid
verloor. Zonder verder een woord te zeggen
had de ontvluchte gevangene de deur geopend.
Morgan zag hoe hij in het struikgewas ver
dween.
De hoofdconducteur was verontwaardigd. Dat
iemand alleen voor de aardigheid den trein tot
stilstand bracht, ging boven zijn pet. Van der-
gelijken humor had hij geen begrip. Met een
grijnsje keek Morgan hem door zijn brillegla-
zen aan, legitimeerde zich en betaalde gewillig
zijn geldboete.
Toen de trein zich weer in beweging had
gezet, leunde Morgan behaaglijk achterover.
„Dat was toch het minste wat ik voor Squiffy
doen kon," dacht de man, dien Londens onder
wereld eens als „Bob met het glazen oog" had
gekend. „Ik mag blij zijn dat die knaap me
niet herkend heeft...."
Eensklapszag hij goed? Daar ontdekte
hij in de verte een vreemdsoortig vaartuig,
dat recht op hen toe kwam. Het had geen
mast, hij zag ook geen schoorsteen. Wat zou
het zijn? Fluks liet hij zich naar beneden
zakken en vertelde den professor wat hij ge
zien had. Ook een der leden van de beman
ning kwam naderbij en Piet wees hem het
vreemde voorwerp.
Ook de andere mannen kwamen nu nader,
bij en keken allen met spanning naar het
vreemde gevaarte. Soms verdween het even
in de golven, om daarna weer op te duiken
en het kwam steeds nader. Het was een mon
sterachtig gevaarte.
Van boven was het geheel rond en glad
en met groote snelheid gleed het door het
water, maakte groote bogen om het schip
en ieder oogenblik scheen het dat het zee
monster, want dat moest het zijn, zich op het
schip zou werpen.
De „Maandelijksche Mededeelingen" van.
den Ned. Bioscoopbond bevatten het volgende
bericht:
„In de op 17 Juni 1935 gehouden algemeene
ledenvergadering van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond is op voorstel van het hoofdbe
stuur besloten tot vaststelling van het bedrijfs-
besluit inzake z.g. smalfilms, welk besluit be
oogt te voorkomen, dat smalfilmcopieën van
films, waarvan de leden van den bond de ver-
tooningsrechten hebben verworven, in handen
van onbevoegden komen.
Het hoofdbestuur heeft thans aan de ver
schillende organisaties op het gebied van het
film. en bioscoopbedrijf in Europa ên Amerika
een brief gezonden, waarin het de aandacht
op het vorengemeld besluit heeft gevestigd
met verzoek aan de leden dier organisaties te
verbieden de vertooningsrechten op het nor-
maalbreedteformaat van een film voor wat de
vertooning in Nederland betreft aan iemand
over te dragen zonder hem tegelijkertijd die
zelfde rechten op het smalbreedte.formaat van
die film af te staan.
Het hoofdbestuur vertrouwt, dat het thans
binnen afzienbaren tijd aan iederen filmpro
ducent ter wereld duidelijk moge worden, dat
althans waar het de vertooning van hun films
in Nederland aangaat, de vertooningsrechten
van de normale copieën dier films niet ge
scheiden kunnen worden van de rechten op de
smalfilmcopieën ervan."
Nietwaar, U bent 'n trouw lezer van onze ru
briek „Omroepers". U moogt er graa£ eens in
grasduinen. De zakenman weet van Uw speur-
lust te profiteeren, hij piaatst Zaken-Omroepers,
die onze rubriek Juist zoo veelzijdig doen zijn en
die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad
taotivearen.
door Charles Carvice
15
„U zegt dat, alsof u zelf al heel oud bent,
mijnheer Redmayne."
„In elk geval ben ik veel ouder dan Lord
Terence."
Een nieuwe stilte viel. Redmayne haalde
zijn sigarettenkoker te voorschijn en hield
ze haar voor. Zij schudde het hoofd, en hü
stak zelf een sigarètte op en rookte zwijgend.
Irene zat voorovergebogen, de handen om haar
knieën geslagen, als in diep nadenken verzon
ken. Opeens vroeg ze met een donkere stem:
„Hebt u ooit van iemand gehouden, mijnheer
Redmayne?"
Redmayne nam de sigarette uit den mond
en tikte er zorgvuldig de asch af.
„Iedere man denkt minstens ééns in zijn
leven, dat hij van iemand houdt," antwoordde
hij met een glimlach.
„Dank u! Maar u denkt dat dus enkel
maar? U wéét 't niet? Wat vreemd!"
„Vreemd?" herhaalde hij.
„Ja," zei ze, haar hoofd in de hand steu
nend, haar oogen strak gevestigd op een
zwaan, die in de verte als een enorme sneeuw
vlok op het water dreef. „Dat is dan precies
als bij mij. Ik denk 't óók enkel maar. Ik
kan maar geen zekerheid krijgen."
„Omtrent wi'en of wat kunt u geen zekerheid
krijgen, Lady Irene?"
„Wist u werkelijk niet, of u van iemand
hield of niet?" vroeg ze weer, met iets als
ongeduld in haar toon. „Ik dacht, dat een
man dat altijd wist. Een vrouw zou misschien
kunnen twijfelen, maar een man...."
„Ja een man weet het," zei hij.
„Dan moest een meisje, een vrouw, het ook
zeker weten," zei ze. „Mijnheer Redmayne, ik
heb uw raad noodig. Ik ben zoo bang, dat u het
gek zult vinden ik bedoel, dat ik er met u
over praat; maar 't is zoo eigenaardig, als ik
in twijfel of moeilijkheden ben, denk ik altijd
aan u. Ik zou wel eens willen weten, hoe dat
Komt."
„Ik weet het ook niet. Misschien omdat u
me al zoo lang kent. Ik ben zoo'n oude vriend
van uw vader."
„O ja, misschien is 't dèt," zei ze, doch
slechts half overtuigd. „Telkens als ik pieker
over iets, dat me niet duidelijk is, in een boek,
of in de krant, dan denk ik altijd: „Als mijn
heer Redmayne nu maar hier was, dan zou
hij het me wel uitleggen, en dan was ik er
achter."
„Dat is een zeer vleiend compliment," zei
hjj. „En wat is er nu, dat u hindert? Als ik
u kan helpen dat is wel niet heel waar
schijnlijk, vrees ik maar als ik iets doen
kan....'j
„Dank u wel," zei ze. Het was een oogen
blik stil, toen ging ze voort, zonder een blos
of eenige trilling in haar stem: „Mijnheer Red
mayne, Lord Terence heeft me gevraagd om
met hem te trouwen."
Redmayne trachtte te spreken, een convcn-
tioneele opmerking te maken, haar geluk te
wenschen; maar hij kon niet. De bitterheid
welde uit zijn hart tot aan zijn lippen en
maakte het hem onmogelijk, een woord uit te
brengen.
„Het is me nog zoo vreemd," zei ze pein
zend. „Verrast het u? Dat verwondert me
niets. Het lijkt zoo gek, hè, dat iemand met
mij zou willen trouwen."
Redmayne opende zijn lippen, maar sloot
ze weer, met een bijna woest handgebaar.
„Terence zei, dat het kwam omdat hij
me mooi vond. Denkt u dat dat de reden is?
Wat vindt u dat ik doen moet, mijnheer Red
mayne?"
„Hij is u niet waard! Neen, er is niemand
die u waard is! Lord Terence is
Ze keek hem verrast en ietwat ontstemd
aan.
„Waarom zegt u dat? Terence en ik zijn
altijd vrienden geweest, speelmakkers! Wat
hebt u tegen hem?"
Redmayne maakte een ontwijkend gebaar
en een blos steeg Irene naar de wangen.
„Dat is geen antwoord! Hebt u iets tegen
hem?"
„U zegt dat of ik eenefenik weet niet
wat, een engel wasl"
Zijn lippen bewogen. Hij zei: „Ja; dat is
't wat je voor mij bent," maar geen woorden
waren te hooren.
„En hij heeft mijn leven gered. Dat ver
geet u. mijnheer Redmayne," zei ze met meisjes-
achtigen eemst, en met een zorglijken klank
in haar stem, die hem bijna gek maakte.
„Ja, dat vergat ik," gaf hij toe.
„Het zou hem zoo.... hij zegt dat het hem
zoo gelukkig zou maken, als ik „ja" zei," ging
ze voort. „En ik zou zoo graag iemand ge
lukkig maken. En ik ken Terence al mijn heele
leven, we zijn altijd zulke trouwe vrienden
geweest, mijnheer Redmayne. Wat moet ik hem
zeggen?"
„Als u Lord Terence zóó graag moogt,"
zei hij, en het geweld van zijn emoties deed
zijn stem koel en strak klinken, „dan kunt u
hem beter meteen uw jawoord geven."
Zij haalde diep adem en wendde langzaam
haar blik van hem af; er was iets in haar
oogen, dat geen teleurstelling was en geen
berusting en toch een mengeling van
beide.
„Dank u," zei ze. „Ik zal het hem vertellen.
Ik wist wel, dat u me goeden raad zoudt
geven. Wat bent u bleek!" riep ze plotseling.
„Vindt u het hier te koud?''
„Neen, neen," zei hij haastig en met een
gedwongen lAchje.
„Ik ben u zoo dankbaar," zei ze, maar met
een matte en bijna treurige stem. „Ik wist niet
goed, wat ik doten moest. Dat vindt u gek, hè?
U zult er wel om lachen."
„Neen, ik zal niet lachen," zei hü, en al had
hij er zijn leven mee kunnen redden, dan had
hü de bittere wanhoop niet uit zün stem kun
nen weren. „Als ik u van eenig nut ben ge
weest mün raad
Een bediende kwam op hen toe.
„De thee is gereed, my lady."
Irene stond op.
„Laten we naar binnen gaan," zei ze. „Ik
sterf van verlangen naar eten kop thee."
Redmayne keek op zün polshorloge.
„Het spijt me erg, maar ik moet absoluut
den volgenden trein halen. Zoudt u me willen
excuseeren bij de hertogin? Tot weerziens, Lady
Irene!"
„Moet u werkelijk weg? Tot ziens dan,
mijnheer Redmayne, tenen dank u nog
wel!"
Redmayne liep met lange passen het park
door, zonder maar ééns op te zien; maar
toen hij op den weg kwam, bleef hij staan,
nam zijn hoed af en veegde het zweet van zijn
voorhoofd.
„O God, heb medelijden met mijstiet hij uit,
met witte lippen.
HOOFDSTUK VII
Nog dagen nadat de geheimzinnige jon
gedame het St. Matthias Hospitaal weer had
verlaten, was Madge in een rustelooze en onge
durige stemming. Hoeveel moeite .ze ook deed,
ze kon den naam van het meisje, dat zoo op
vallend op haar leek, maar niet achterhalen.
Ze informeerde, zoo terloops en schijnbaar on
verschillig, bü de verpleegsters, de medische
studenten, de portiers zelfs, maar niemand kon
haar zeggen, wie het jonge meisje was ge
weest.
Op een avond gingen zü en zuster Mary
naar den schouwburg met Mary's vriend,
een jongeren zoon uit een familie, die in heel
goede kringten verkeerde, en hij herkende
verscheidene toeschouwers uit de loges, en
wees ze de beide meisjes aan. In het eerst
schonk Madge hem maar weinig aandacht,
hoewel ze bij dergelijke gesprekken gewoonlijk
vol belangstelling was; maar tegen het einde
der eerste acte bezetten twee heeren een der
loges, recht tegenover het tooneel.
Ze waren beiden jong, en een van de twee
was opvallend knap van uiterlijk.
Lachend, maar niet rumoerig, kwamen ze de
loge binnten, ten iets in de zelfgenoegzame
manier, waarop de knapste van de twee ging
zitten en nonchalant om zich heen keek, trok
Madge's aandacht.
„tr schünt iedereen te kennen, münheer
Bates; misschien weet u ook, wie die twee
zün die twee jongelui, die daarjuist binnen
kwamen?" informeerde ze, half ironisch.
„Inderdaad!" bevestigde de heer Bates, tot
Mary's trotsche voldoening. „Die aan dezen
kant zit, is Lord Terence, en de ander is een
jong officier zijn naam wil me niet te binnen
schieten. Lord Terence is vlieger."
„Hü is buitengewoon knap."
(Wordt vervolgt!.