ffldm&aal den dag Met twee kameraadjes op avonturenreis Scheveningen in het afgeloopen badseizoen 'N TROUWE KLANT IDe Dubbelgangster I HOOGER INSTITUUT VOOR MEISJES MAANDAG 30 SEPTEMBER 1935 LANDGENOOTEN ZIJN WEGGEBLEVEN Zelfs in vergelijking met het niet gunstige jaar 1934 valt een teruggang te boeken Een nieuwe vorm van concurrentie Apostolaat ter Zee Menschenoffers in Britsch-Indië Teekens om sneller te gaan rijden het i De zonderlinge j metgezel Smalfilmcopieën AT T r A ÜOMIMIh'Q °P dlt blad zi3n Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 7KA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door IT 7CH bi) een ongeval met C" OCA bij verlies van een nana r\DVyliltlj O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 i üv/«" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen JT f aJV/e™ doodelijken afloop A UUV* een voet of een oog AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL „Niets," zei hi). „Niets, behalve dat hij u niet waard is." Voor zoover de N. V. Exploitatie Maatschap pij Scheveningen gerechtigd is om te oor- deelen over de algemeene resultaten van het badseizoen 1935 en dit oordeel ook in hoofdzaak gelijk zou zijn aan dat van talrijke pensionhouders en kamerverhuurders, exploi tanten van strandtenten, enz. op de badplaats Scheveningen, is haar meening, dat de uitkom sten in belangrijke mate nadeelig beïnvloed zijn door de merkbare afwezigheid van stad- en landgenooten. Hun afwezigheid in de vacantie- maanden Juli en Augustus kan niet worden toegeschreven aan een ongunstige weersgesteld heid, omdat deze in die maanden niet zoo heel veel te wenschen overliet. Toch kan niet ge sproken worden van een onverdeeld gunstigen zomer. De lente was koud en nat en het eigen lijke zomerweer kwam pas op den langsten dag. Na een periode van betrekkelijk mooi weer is de zomer echter voortijdig geëindigd. Nauwelijks was de laatste week van Augustus aangebroken, of de nablijvers verdwenen uit de badplaats, ver jaagd door het slechte weder. Anderen, voor wie het naseizoen om de rust een zekere bekoring heeft, bleven weg, omdat het weder de gunstige tendenz verloren had. Afwezigheid van landgenooten en de zeer korte zomer hadden uit den aard op de hotelbezetting een slechten invloed. Zelfs in vergelijking met het niet gunstige seizoen 1934 valt een terug gang te boeken. Het gebruik van de zeebaden, het bezoek aan de Pier en het strand is over het geheel genomen slechter geweest. Zelfs in de maanden Juli en Augustus bleef het beneden de verwachtingen welke gekoesterd konden worden met het oog op het gunstige weder. Ook deze vermindering moet toegeschreven worden aan de afwezigheid van zeer vele stad- en landgenooten, die geen weerstand hebben kunnen bieden aan de ver lokking van goedkoope Belgische franken om de Brusselsche tentoonstelling, de Belgische kust» of de Ardennen te bezoeken, evenmin aan de reisfaciliteiten, welke Duitschland bood in den vorm van groote spoorreducties en goedkoope reismarken. Bij de beoordeeling van de oorzaken van den teruggang mag natuurlijk niet uit het oog wor den verloren, dat de verteerkracht van het publiek in belangrijke mate verminderd is, maar hiermede is door verlaging van de prijzen re kening gehouden. Doch deze omstandigheid doet zich echter wel gelden voor het bezoek aan de baden van de N. V. Maatschappij Zeebad Scheveningen. Deze badgelegenheid ondervond nX groote con currentie van het volksbad. Velen, die gewend waren te baden in het z.g. luxe-bad, hebben hun zeebad gebruikt in het gemeentelijk volks zeebad, dat toch eigenlijk voor het gegoede pu bliek niet bestemd is. Men ontzag zich blijk baar niet om te profitteren van iets, dat bene den den kostprijs geboden werd en voor een minder begunstigde volksklasse bestemd is. Een der weinige lichtpunten in het moeilijke seizoen 1935 was de met Duitschland getroffen reisregeling. Hierdoor werden inderdaad Duitsche Opschepperij Voor alle zekerheid leg ik 's nachts al tijd mijn. beurs onder mijn hoofdkussen!! Ach ik kan niet slapen, als ik met mijn hoofd zoo hoog lig!! bezoekers naar de badplaats gebracht, doch niet allen verbleven in de groote of kleine hotels. Het trok de aandacht, dat betrekkelijk vele Duitsche gasten in goedkoope pensions verbleven of wel bij familie en kennissen, bij wie zij als „Paying- guest" werden opgenomen. Dit laatste zelfs in vrij sterke mate en wel zoodanig, dat niet alleen de hotels te Scheveningen, maar ook de pen sionhouders van beroep concurrentie hebben ondervonden van nieuw gevestigde Duitschers, die ons land zij het dan uit noodzaak als woonplaats hebben moeten kiezen. Er zijn aan wijzingen, dat tal van deze vreemdelingen zich in de laatste jaren te Scheveningen hebben ge vestigd met de bedoeling openlijk of verkapt pension te houden. Deze nieuwe vorm van con currentie eischt alle aandacht, omdat hij so ciaal en economisch niet verantwoord en on voldoende gefundeerd is. Het seizoen 1935 was zorglijk, omdat de prij zen voor leveringen en diensten zoo laag waren; terwijl de vaste lasten, welke haast in ontelbare vormen op het hotelbedrijf gelegd zijn, dit be drijf dreigen te verstikken en niet alleen het hotelbedrijf, maar ook dat van den serieuzen pensionhouder. In het seizoen 1935 heeft de N. V. Exploitatie- Maatschappij Scheveningen zich beijverd om voor zoover zulks in verband met de talrijke beperkende bepalingen geoorloofd was de badplaats aan attracties te helpen. Hetgeen b.v. de Kurzaal heeft gepresteerd aan uitvoe ringen van hoog kunstgehalte, waaraan de meest bekende groote solisten hun medewerking heb ben verleend, moet als uniek worden aange merkt. Nimmer werd in de Kurzaal zoo'n aan trekkelijk programma geboden als in het afge loopen seizoen. Vocaal en instrumentaal werd met eiken smaak van het publiek rekening ge houden. Er was voor „elck wat wils'' en de ge noegens waren, door heffing van lage entreé- gelden of een klein abonnementsgeld, binnen het bereik van een breede laag der bevolking. Ook de breede massa van het publiek kan te vreden zijn. Er is voor hen in het seizoen 1935 goed gezorgd. De vuurwerken, welke iederen Donderdagavond in de maanden Juli en Augus tus werden gegeven, trokken honderdduizenden. Het bezoek van ruim 230 Fransche folkloristen, uit alle deelen van Frankrijk, ligt nog versch in de herinnering. Op uitnoodiging van de N.V. Exploitatie Maatschappij Scheveningen hebben zij de reis naar Scheveningen ondernomen om hun typische gewoonten van zang en dans te Scheveningen te komen demonstreeren. Vele kwamen uit de meest afgelegen oorden van Frankrijk. Dankbaar wordt gememoreerd de medewerking van het gemeentebestuur voor de toestemming om voor den te houden optocht, gedurende de avonduren een groot gedeelte van den Boule vard voor alle voertuigen en fietsers af te slui ten, waardoor voor het slagen van den optocht de noodige ruimte en rust op den Boulevard werd verkregen en ieder daarvan ongestoord kon genieten. Van de nieuwigheden, welke het seizoen 1935 te zien gaf, zooals het kinderstrand in verbin ding met het z.g. luxe-bad en het exploiteeren van varende motorbootjes op 't strand, kan niets anders gezegd worden, dan dat deze 'n succes waren. De aardigheid om, in navolging van het geen in het buitenland geschiedt, kinderen in wagentjes, waarvoor een struisvogel was ge spannen, een ritj# te laten doen, is niet inge slagen. Voor de café's en terrassen heeft de prijsver laging den achteruitgang van inkomsten niet kunnen stuiten, omdat de prijsverlaging niet geleid heeft tot vermeerdering van het con- sumptiegebruik. Deze ervaring heeft heel duidelijk geleerd, dat in deze richting niet mag worden voortgegaan, althans niet in bedrijven, welke alleen bij goed weder hun recht van bestaan moeten vind.en en gebukt gaan onder den druk der vaste lasten. Het is zeer de vraag of met name de vermake lijkheidsbelasting, welke niet meer verdiend wordt, er niet toe leiden zal om het geven van muziek te doen ophouden, zoodat men weder terug zou keeren naar den toestand als van ouds, toen muziek hooge uitzondering was, waarvan echter talrijke musici het slachtoffer zullen moeten worden, evenals de gemeentelijke schat kist. Hoewel de ervaringen van het seizoen 1935 niet bemoedigend waren, maakt de N. V. Ex ploitatie Maatschappij Scheveningen weder plan. nen om in het seizoen 1936 goed voor den dag te komen. Door Z. Em. Kardinaal Hlond, Primaat van Polen, is aan het Zeemanshuis aan de Scheve- ningsche visschershaven een groote bezending boeken geschonken, ten behoeve van de Poolsche visschers die aldaar vertoeven. Door het bestuur van het Apostolaat ter Zee district Den Haag—Scheveningen, waaronder dit zee manshuis ressorteert, is een schrijven van dank aan Z. Em. gezonden. MANTEL De schijn bedriegt! Hé, jonge man, bent U soms doof.. Hoé dikwijls moet ik je nu nog verzoeken mij te bedienen?!!! Van het tweede jaarverslag van het Hooger Instituut voor Meisjes „Maria Immacu- lata" te Nijmegen ontleenen wij de volgende inleiding, die de beteekenis van het instituut uiteenzet: Het Instituut is niet de Universiteit indien men deze opvat als de school die in haar ver schillende faculteiten <fe wetenschap speciali seert en die zoodoende opleidt tot een bepaald ambt in de samenleving. De universiteit zóó opgevat is op het wezen en de taak van den man berekend; zij werd niet ten behoeve van de vrouw in het leven geroepen. Toevallig kan ook het meisje aan de universiteit specialiseeren; maar zij heeft daarbij niet het recht om als vrouwelijke stu dente in aanmerking te komen; zij moet zich tevreden stellen met de eischen en de gege vens van een inrichting voor den man. Er is echter een andere opvatting van de universiteit; namelijk fieze: dat zij is de orga nisatie die het algemeen menschelijke naar voren brengt en vervolmaakt, door geest en hart zóó te vormen dat steeds de diepere beteekenis der dingen wordt bevroed en de harmonie van een leven in wijsheid, goedheid en schoonheid wordt nagestreefd. Zóó gezien is de universi teit wezenlijk de Alma Mater, de moeder van het diepere leven, van de door cultuur ge louterde natuur, en in geval van de Katho lieke Universiteit: de moeder van het Katho lieke cultuurleven. Iedere mensch, omdat hij mensch is, zou in zekere mate aan dit hooger goed moeten deel achtig worden. Wie zal dit aan de vrouw dur ven ontzeggen? Haar dieper wezen en haar verheven taak roepen er om. Wanneer de man staat in het bedrijf van het materieele leven, moet het hem een zegen worden dat hij in zijn vrouw vinden kan: „de hulp aan hem gelijk," die niet alleen zijn tafel dekt maar ook weer het evenwicht brengt in zijn dieper gemoed. En als moeder is de vrouw geroepen om kinderen voort te brengen niet alleen naar het lichaam, maar ook naar den geest. Reeds voedt zij op door wat zij is en aan het kind kent men de moeder. De vrouw heeft daarom recht op een inrich ting, die naast de universiteit en tegen deze aangeleund haar die diepe, algemeene vorming schenkt die zij als katholieke vrouw en moeder noodig heeft om de katholieke traditie in stand te houden en haar te verrijken. In zijn leven van Thomas More heeft J. Clayton een hoofdstuk gewijd aan de school van Thomas More. Het Christelijk humanisme waarvan zijn dochter Margaret de meest vat bare leerlinge was, blijft het ideaal van iedere vrouwelijke instelling tot meer verantwoord Christelijk leven. Dit ideaal bloeide reeds in de eerste tijden van het Christendom; wij vinden het namelijk in de school van Melania de Jongere en van St Hieronymus. Later heeft de kloosterschool het nagestreefd. En in deze tijden van levens versnippering wordt van alle kanten weer de behoefte gevoeld aan instellingen waar het „eeuwig vrouwelijke" kan worden verpleegd. Onder de pogingen in de katholieke wereld ge daan om het oude ideaal in modernen vorm te doen heropleven, is hier te lande: Het Hooger Instituut voor meisjes, Maria Immaculata. Wij volstaan echter niet met de verhouding tusschen universiteit en instituut aan te ge ven; wij moeten ook zijn plaats bepalen tegen over andere inrichtingen waarmede het Insti tuut ook zekere karaktertrekken gemeen heefl. Daar is de opleiding voor de verpleging en de school voor maatschappelijk werk. Het Hooger Instituut is van beide onder scheiden en staat tevens met beide in ver band. Gelijk de opleiding voor verpleging in zicht geeft in de lichamelijke nooden der maatschappij en helpsters vormt om daarin te voorzien; gelijk de school voor maatschappelijk werk het oog opent op sociale misstanden en sociale werksters vormt, zóó stelt het Hoo ger Instituut de mogelijkheden en de nooden in het licht cp godsdienstig gebied en wil spe ciaal de jonge vrouw opleiden voor het lee- kenapostolaat. Het Hooger Instituut wil niet het hooger godsdienstig ontwikkeld jong meisje passief in de huiskamer opsluiten tot de defi nitieve levensbeslissing komt. Neen! ook het Hooger Instituut-meisje moet naar buiten uit werken, maar haar speciaal terrein is dc pas ontluikende Katholieke Actie. In het Rijk van den Nizam van Haiderabad, die zulk een modern heerscher is, dat hij al zijn onderdanen een radio-apparaat ten geschenke gaf, omdat hij de meening is toegedaan, dat ieder beschaafd mensch van een dergelijke mo derne installatie gebruik moet maken, heer- schen tot op den dag van heden nog verschei dene oer-oude, onbeschaafde gewoonten, welke, ondanks het streven der regeering, onder een deel der Britsch-Indische bevolking nog steeds levend zijn gehouden. Nog een dezer dagen werd er te Calcutta een vrouw veroordeeld, die om redenen van religieuzen aard, twee meisjes had vermoord. Toen de vrouw voor het gerecht werd ge bracht, verklaarde zij, dat haar daad geen mis daad was, doch dat een stem haar had bevolen Godin Kali een menschenoffer te brengen. Zij koos daartoe uit een tweetal bijzonder mooie meisjes. Zij gaf den kinderen een slaapdrank en sneed hen tijdens den slaap, voor het beeld der godin geknield, den hals af. Snelheidsvermeer- j Snelheidsvermeer dering voor ver- j dering voor ver keer, dat den agent j keer, dat den agent links nadert.van rechts nadert. van Toen Robert Morgan te Southampton van boord was gegaan en na vijftien jaren ver blijf in Amerika, voor het eerst weer Engel sehen bodem betrad, voelde hij bij het zien van den onder de overkapping puffenden trein een verlangen uit zijn vlegeljaren in zich opkomen Langzaam slenterde hij voorbij de coupé raampjes en vond het vervelend, in alle com partimenten reeds menschen te zien. Maar ein- delijk kon hij toch nog een leegen coupé op den kop tikken, stapte in en klapte de deur achter zich toe. Hij smeet zijn hoed in het bagagenet en ging fijn achterover leunen. Daar kreeg hij de noodrem in 't oog, vlak boven het venster en zijn mond vertrok tot een Yankee-lach, toen hij het opschrift las: „Bij gevaar aan de noodrem trekken. Misbruik wordt gestraft met een boete van vijf pond sterling." In lang vervlogen jaren had hij over dit wel bekende opschrift wel eens zitten piekeren. De gedachte, dcor een enkel rukje aan dat hand vat den trein zoo ineens tot staan te kunner brengen, had hem, toen hij nog een jongen was geen rust gelaten. „Wacht maar," had hü gezegd, „als ik eens rijk word, trek ik op een keer dat ding naar beneden, 't Kan me niet schelen wat er ge beurt, die vijf pond heb ik er dan voor over!" Nu zou hij eens echt doen, waar hij als kind naar verlangd had Ongeduldig stond hij op en ging op den corridor, om te zien waarom de trein niet vertrok. Op hetzelfde oogenblik trilde het fluitje van den stationschef en langzaam gleed het perron langs de raampjes terug. Mor gan ging 'weer naar zijn coupé en bleef verbluft in de deur staan. In een hoekje zat een man, zijn muts over het gelaat getrokken en zijn overjas ondanks de hitte tot bovenaan toegeknoopt. Moest hij in 't bijzijn van dit vreemde personage aan de nood rem trekken? Nijdig nam hij zijn plaats weer ln. Een half uur lang zat het duo zwijgend tegenover elkaar. Zonder iets te zeggen ging hij staan. De man in den hoek volgde hem met de oogen en scheen het zaakje niet te vertrouwen. Morgan trok er zich weinig van aan en strekte zijn hand uit naar de noodrem. Zijn be doeling was duidelijk. Maar zijn hand bereikte niet d.e handgreep De man in den hoek sprong namelijk op en pakte hem bij den arm. Vol vertwijfeling hield hij dezen omklemd, terwijl hij hijgde: „Niet doen, asjeblieft! Om Gods wil, doe het niet!" Morgan wist zijn arm uit den greep te bevrijden en slingerde den man in zijn hoek terug. Daarna nam hij zijn zonderlingen met- gezel van het hoofd tot de voeten op, zag onder de opengegane overjas gevangeniskleeding zitten, staarde een oogenblik naar het onge schoren gezicht van zijn overbuurman en ging langzaam zitten. „Je doet beter je jas weer dicht te knoopen." zei hij rustig. „Je kleedij is hier niet erg ge zien." Verbluft zag de ander hem aan. „U wilt dus den trein niet laten stoppen? Nee? Maar zoo even was u 't toch van plan?" Morgan knikte: „Zooeven wel. Maar niet om uwentwege." De gevangene herademde, knoopte zijn jas dicht en zonk in zijn hoekje terug. „Ik dacht al. 'twas weer met me gedaan," stamelde hij. „Voor de trein wegging, zat je toch onder die bank verstopt, nietwaar?" informeerde Morgan. Zjjn overbuurman bevestigde dit. ,;Ik wist niet dat u terug zou komen. Hebt u misschien een stukje te eten?" Morgan, die zich tot den mageren tuchthuis boef aangetrokken scheen te voelen, deelde zijn reisproviand met hem. Toen liet hij hem een sigaar opsteken en luisterde naar wat de man hem verhaalde. „Ik ben er leeljjk ingeloopen. Nooit was il: met den strafrechter in aanraking geweest, wanneer die Stony Walton mij niet voor de voeten geloopen had en zijn vriend Bob, met het glazen oog. Ik had toen een verdraaid goed baantje. Een post van vertrouwen. Nachtpor tier bij een bank. Toen kwamen die twee. „Een zaakje van niks: heelemaal geen ge vaar er bij, Squiffy," zeiden ze. Squiffy, dat ben ik namelijk. „We komen op een nachtje in Je bank, geven je een zachten opdoffer en pikken de kas in." „Een beetje al te onnoozel," meende Morgan. „Ze verdwenen echter met een paar duizend pond. Met de toenmalige kas had een timmer man het gauw klaar gespeeld. Ook mijn opdof fer kreeg ik, en niet zoo'n zachten. Ze bonden mij vast op een manier, dat ik tot me zelf zei: tjonge, dat is geen dilettantenwerk. Maar van den buit heb ik nooit een penny gezien. En de politie wist dadelijk dat ik die piassen binnen gelaten llllllllllllllllll MIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIHMIMII had. Ik kreeg vijf n begon lieve leven. Nie- mand wilde me meer een baantje gegeven en ik werd recidivist, zooals de heeren advocaten zeggen." „En de twee anderen?" vroeg Morgan nieuws gierig. „Weet ik, waar ze gebleven zijn! Ze verdwe nen spoorloos met al het geld. 'k Heb nooit meer iets van dat geboefte gehoord." Een minuut lang heerschte er zwijgen in den coupé, tot de man in de toegeknoopte jas moedeloos zei: „In Londen zullen ze me wel weer gauw te pakken hebben." „Waarom ga je dan juist naar Londen?" „Ik moet wel. De trein stopt niet onderweg en ik kan niet Hij hield plotseling op en keek angstig naar Robert Morgan, die ging staan en zijn hand naar de noodrem uitstrekte. „Maar u wilt toch niet.... u zei me toch Morgan zag zijn overbuurman door zijn bril heen, lichtelijk ironisch aan. Met zijn hand aan de greep zei hij langzaam: „Nu zal ik den trein laten stoppen en zoodra hij langzamer rijdt, kunt u van de algemeene verwarring ge bruik maken om eruit te springen „Dat is een idee," zei de andere. Hij stond op, terwijl Morgan het verlangen uit zijn kin derjaren bevredigde en aan de noodrem trok. Alles gebeurde zooals hij het wenschte. De remmen knarsten, terwijl de trein zijn snelheid verloor. Zonder verder een woord te zeggen had de ontvluchte gevangene de deur geopend. Morgan zag hoe hij in het struikgewas ver dween. De hoofdconducteur was verontwaardigd. Dat iemand alleen voor de aardigheid den trein tot stilstand bracht, ging boven zijn pet. Van der- gelijken humor had hij geen begrip. Met een grijnsje keek Morgan hem door zijn brillegla- zen aan, legitimeerde zich en betaalde gewillig zijn geldboete. Toen de trein zich weer in beweging had gezet, leunde Morgan behaaglijk achterover. „Dat was toch het minste wat ik voor Squiffy doen kon," dacht de man, dien Londens onder wereld eens als „Bob met het glazen oog" had gekend. „Ik mag blij zijn dat die knaap me niet herkend heeft...." Eensklapszag hij goed? Daar ontdekte hij in de verte een vreemdsoortig vaartuig, dat recht op hen toe kwam. Het had geen mast, hij zag ook geen schoorsteen. Wat zou het zijn? Fluks liet hij zich naar beneden zakken en vertelde den professor wat hij ge zien had. Ook een der leden van de beman ning kwam naderbij en Piet wees hem het vreemde voorwerp. Ook de andere mannen kwamen nu nader, bij en keken allen met spanning naar het vreemde gevaarte. Soms verdween het even in de golven, om daarna weer op te duiken en het kwam steeds nader. Het was een mon sterachtig gevaarte. Van boven was het geheel rond en glad en met groote snelheid gleed het door het water, maakte groote bogen om het schip en ieder oogenblik scheen het dat het zee monster, want dat moest het zijn, zich op het schip zou werpen. De „Maandelijksche Mededeelingen" van. den Ned. Bioscoopbond bevatten het volgende bericht: „In de op 17 Juni 1935 gehouden algemeene ledenvergadering van den Nederlandschen Bioscoop-Bond is op voorstel van het hoofdbe stuur besloten tot vaststelling van het bedrijfs- besluit inzake z.g. smalfilms, welk besluit be oogt te voorkomen, dat smalfilmcopieën van films, waarvan de leden van den bond de ver- tooningsrechten hebben verworven, in handen van onbevoegden komen. Het hoofdbestuur heeft thans aan de ver schillende organisaties op het gebied van het film. en bioscoopbedrijf in Europa ên Amerika een brief gezonden, waarin het de aandacht op het vorengemeld besluit heeft gevestigd met verzoek aan de leden dier organisaties te verbieden de vertooningsrechten op het nor- maalbreedteformaat van een film voor wat de vertooning in Nederland betreft aan iemand over te dragen zonder hem tegelijkertijd die zelfde rechten op het smalbreedte.formaat van die film af te staan. Het hoofdbestuur vertrouwt, dat het thans binnen afzienbaren tijd aan iederen filmpro ducent ter wereld duidelijk moge worden, dat althans waar het de vertooning van hun films in Nederland aangaat, de vertooningsrechten van de normale copieën dier films niet ge scheiden kunnen worden van de rechten op de smalfilmcopieën ervan." Nietwaar, U bent 'n trouw lezer van onze ru briek „Omroepers". U moogt er graa£ eens in grasduinen. De zakenman weet van Uw speur- lust te profiteeren, hij piaatst Zaken-Omroepers, die onze rubriek Juist zoo veelzijdig doen zijn en die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad taotivearen. door Charles Carvice 15 „U zegt dat, alsof u zelf al heel oud bent, mijnheer Redmayne." „In elk geval ben ik veel ouder dan Lord Terence." Een nieuwe stilte viel. Redmayne haalde zijn sigarettenkoker te voorschijn en hield ze haar voor. Zij schudde het hoofd, en hü stak zelf een sigarètte op en rookte zwijgend. Irene zat voorovergebogen, de handen om haar knieën geslagen, als in diep nadenken verzon ken. Opeens vroeg ze met een donkere stem: „Hebt u ooit van iemand gehouden, mijnheer Redmayne?" Redmayne nam de sigarette uit den mond en tikte er zorgvuldig de asch af. „Iedere man denkt minstens ééns in zijn leven, dat hij van iemand houdt," antwoordde hij met een glimlach. „Dank u! Maar u denkt dat dus enkel maar? U wéét 't niet? Wat vreemd!" „Vreemd?" herhaalde hij. „Ja," zei ze, haar hoofd in de hand steu nend, haar oogen strak gevestigd op een zwaan, die in de verte als een enorme sneeuw vlok op het water dreef. „Dat is dan precies als bij mij. Ik denk 't óók enkel maar. Ik kan maar geen zekerheid krijgen." „Omtrent wi'en of wat kunt u geen zekerheid krijgen, Lady Irene?" „Wist u werkelijk niet, of u van iemand hield of niet?" vroeg ze weer, met iets als ongeduld in haar toon. „Ik dacht, dat een man dat altijd wist. Een vrouw zou misschien kunnen twijfelen, maar een man...." „Ja een man weet het," zei hij. „Dan moest een meisje, een vrouw, het ook zeker weten," zei ze. „Mijnheer Redmayne, ik heb uw raad noodig. Ik ben zoo bang, dat u het gek zult vinden ik bedoel, dat ik er met u over praat; maar 't is zoo eigenaardig, als ik in twijfel of moeilijkheden ben, denk ik altijd aan u. Ik zou wel eens willen weten, hoe dat Komt." „Ik weet het ook niet. Misschien omdat u me al zoo lang kent. Ik ben zoo'n oude vriend van uw vader." „O ja, misschien is 't dèt," zei ze, doch slechts half overtuigd. „Telkens als ik pieker over iets, dat me niet duidelijk is, in een boek, of in de krant, dan denk ik altijd: „Als mijn heer Redmayne nu maar hier was, dan zou hij het me wel uitleggen, en dan was ik er achter." „Dat is een zeer vleiend compliment," zei hjj. „En wat is er nu, dat u hindert? Als ik u kan helpen dat is wel niet heel waar schijnlijk, vrees ik maar als ik iets doen kan....'j „Dank u wel," zei ze. Het was een oogen blik stil, toen ging ze voort, zonder een blos of eenige trilling in haar stem: „Mijnheer Red mayne, Lord Terence heeft me gevraagd om met hem te trouwen." Redmayne trachtte te spreken, een convcn- tioneele opmerking te maken, haar geluk te wenschen; maar hij kon niet. De bitterheid welde uit zijn hart tot aan zijn lippen en maakte het hem onmogelijk, een woord uit te brengen. „Het is me nog zoo vreemd," zei ze pein zend. „Verrast het u? Dat verwondert me niets. Het lijkt zoo gek, hè, dat iemand met mij zou willen trouwen." Redmayne opende zijn lippen, maar sloot ze weer, met een bijna woest handgebaar. „Terence zei, dat het kwam omdat hij me mooi vond. Denkt u dat dat de reden is? Wat vindt u dat ik doen moet, mijnheer Red mayne?" „Hij is u niet waard! Neen, er is niemand die u waard is! Lord Terence is Ze keek hem verrast en ietwat ontstemd aan. „Waarom zegt u dat? Terence en ik zijn altijd vrienden geweest, speelmakkers! Wat hebt u tegen hem?" Redmayne maakte een ontwijkend gebaar en een blos steeg Irene naar de wangen. „Dat is geen antwoord! Hebt u iets tegen hem?" „U zegt dat of ik eenefenik weet niet wat, een engel wasl" Zijn lippen bewogen. Hij zei: „Ja; dat is 't wat je voor mij bent," maar geen woorden waren te hooren. „En hij heeft mijn leven gered. Dat ver geet u. mijnheer Redmayne," zei ze met meisjes- achtigen eemst, en met een zorglijken klank in haar stem, die hem bijna gek maakte. „Ja, dat vergat ik," gaf hij toe. „Het zou hem zoo.... hij zegt dat het hem zoo gelukkig zou maken, als ik „ja" zei," ging ze voort. „En ik zou zoo graag iemand ge lukkig maken. En ik ken Terence al mijn heele leven, we zijn altijd zulke trouwe vrienden geweest, mijnheer Redmayne. Wat moet ik hem zeggen?" „Als u Lord Terence zóó graag moogt," zei hij, en het geweld van zijn emoties deed zijn stem koel en strak klinken, „dan kunt u hem beter meteen uw jawoord geven." Zij haalde diep adem en wendde langzaam haar blik van hem af; er was iets in haar oogen, dat geen teleurstelling was en geen berusting en toch een mengeling van beide. „Dank u," zei ze. „Ik zal het hem vertellen. Ik wist wel, dat u me goeden raad zoudt geven. Wat bent u bleek!" riep ze plotseling. „Vindt u het hier te koud?'' „Neen, neen," zei hij haastig en met een gedwongen lAchje. „Ik ben u zoo dankbaar," zei ze, maar met een matte en bijna treurige stem. „Ik wist niet goed, wat ik doten moest. Dat vindt u gek, hè? U zult er wel om lachen." „Neen, ik zal niet lachen," zei hü, en al had hij er zijn leven mee kunnen redden, dan had hü de bittere wanhoop niet uit zün stem kun nen weren. „Als ik u van eenig nut ben ge weest mün raad Een bediende kwam op hen toe. „De thee is gereed, my lady." Irene stond op. „Laten we naar binnen gaan," zei ze. „Ik sterf van verlangen naar eten kop thee." Redmayne keek op zün polshorloge. „Het spijt me erg, maar ik moet absoluut den volgenden trein halen. Zoudt u me willen excuseeren bij de hertogin? Tot weerziens, Lady Irene!" „Moet u werkelijk weg? Tot ziens dan, mijnheer Redmayne, tenen dank u nog wel!" Redmayne liep met lange passen het park door, zonder maar ééns op te zien; maar toen hij op den weg kwam, bleef hij staan, nam zijn hoed af en veegde het zweet van zijn voorhoofd. „O God, heb medelijden met mijstiet hij uit, met witte lippen. HOOFDSTUK VII Nog dagen nadat de geheimzinnige jon gedame het St. Matthias Hospitaal weer had verlaten, was Madge in een rustelooze en onge durige stemming. Hoeveel moeite .ze ook deed, ze kon den naam van het meisje, dat zoo op vallend op haar leek, maar niet achterhalen. Ze informeerde, zoo terloops en schijnbaar on verschillig, bü de verpleegsters, de medische studenten, de portiers zelfs, maar niemand kon haar zeggen, wie het jonge meisje was ge weest. Op een avond gingen zü en zuster Mary naar den schouwburg met Mary's vriend, een jongeren zoon uit een familie, die in heel goede kringten verkeerde, en hij herkende verscheidene toeschouwers uit de loges, en wees ze de beide meisjes aan. In het eerst schonk Madge hem maar weinig aandacht, hoewel ze bij dergelijke gesprekken gewoonlijk vol belangstelling was; maar tegen het einde der eerste acte bezetten twee heeren een der loges, recht tegenover het tooneel. Ze waren beiden jong, en een van de twee was opvallend knap van uiterlijk. Lachend, maar niet rumoerig, kwamen ze de loge binnten, ten iets in de zelfgenoegzame manier, waarop de knapste van de twee ging zitten en nonchalant om zich heen keek, trok Madge's aandacht. „tr schünt iedereen te kennen, münheer Bates; misschien weet u ook, wie die twee zün die twee jongelui, die daarjuist binnen kwamen?" informeerde ze, half ironisch. „Inderdaad!" bevestigde de heer Bates, tot Mary's trotsche voldoening. „Die aan dezen kant zit, is Lord Terence, en de ander is een jong officier zijn naam wil me niet te binnen schieten. Lord Terence is vlieger." „Hü is buitengewoon knap." (Wordt vervolgt!.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 12