ARBITER DER ELEGANTIE A' i m <Kdoeb&aal van den da$ Met twee kameraadjes op avooturenreis ALLE ABONNÉ'S F 750.- by levenslange geheele on; F 750.- IDe Dubbelgangster I KLEINE OORZAKEN EN GROOTE GEVOLGEN Leeuw van Juda DE DIPLOMATE 'N TROUWE KLANT DONDERDAG 3 OCTOBER 1935 Frankrijk en Engeland strijden al sinds eeuwen om de dictatuur in de heerenmode Het ontstaan van de strijkplooi Giorgione's Madonna Grootste foto Dr. J. Unkel AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL by een ongeval met FOCA by verlies van een hand fatüV/i" een voet of een oog gesteven 1 sinds eeuwen strijden Frankrijk en En geland om de dictatuur in de heeren mode. De mode der dochteren van Eva, daar wordt zonder twijfel de toon in aange geven door 'Parijs, al heeft Weenen het twee de Parijs wel eens om medezeggenschap ver acht. Niemand twijfelt er aan, of over de din- 8en van vrouwelijken smaak wordt aan de oevers Van de Seine beslist. Maar voor de heerenmoüe staan de zaken anders. De heeren der schep- hhig volgen al zoowat een eeuw de voorschrif ten van Albion en wie zich in een costuum van ®ngelsche snit door de landouwen van Frankrijk beweegt, kan er verzekerd van zijn, öat hü wordt nageoogd en geclassificeerd. Dat j^erkt ook de Hollander-op-vacantie, vooral in et Zuiden van Frankrijk, heel goed. *h den tijd, dat Frans I over „la douce Pa- He" heerschte, was hij echter de man, die den jannen de richting wees. Toen Karei I den woon beklom, was Engeland aan de beurt, om den toon aan te geven, maar de schitterende Koning Lodewyk XIV nam de leiding weer over eischte de hegemonie met recht op. Toen het oude regiem kwam te vallen en het burger dom opmarcheerde, moest Frankrijk de leiding echter weer afstaan aan de heeren over het Gahaal en sindsdien hebben de Fransche po- ®ngen, menigvuldig ondernomen, om in de 'hoveel zakelijker geworden mannenkleeding iets te creëeren, dat de wereld zou beheerschen, gefaald. Brummel, de prachtige dandy, de 'tiend van George VI, vereenigde in zich zóó veel brillante eigenschappen van mannelijke ®le?antie en snobisme, dat hij Londen weer de leiding deed nemen en sindsdien is dat zoo gebleven. Geen Fransch president of kunste naar heeft het Engelsche hof en den Engel- Schen adel de hegemonie kunnen ontnemen. Het was een groot tijdperk voor de mode der heeren, de Biedermeiertijd, waarin men uren lang debatteerde over de vraag of de halsdoek, he boord, half of voor driekwart blende te zijn. Eduard VII, die een heel lange „jeugd" heeft sehad, en zich schertsend „handelsreiziger in he zaken van het Britsche imperium" noem de, werd voor de gansche wereld, die zich met he Westersche gewoonten had verzoend, de modeheid, die maar een kleine variant had toe e laten, om het aanstonds door heele volks temmen te zien overnemen. De heeren zijn hiet minder slaaf van hun uiterlijke sier dan de dames, al willen zij het niet weten en al hoen zij er wel eens gezellig geringschattend over. Tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw was een elegante heerenbroek zonder ge weken plooi. De strijkplooi was een kenmerk an de ordinaire confectiebroek, die men in k a Pels zag liggen in de etalages van de groote eedingmagazijnen Wie het doen kon, zwoer h de voor hem speciaal gemaakte broek en het nonchalante slobberen. Maar toen gebeurde het eens, dat Eduard, die "faag door de straten van Londen wandelde, v'ch Wat onvoorzichtig neervlijde op een stoel an een tuinrestaurant. In den stoel zat een iet goe(j ingehamerde spijker, en o wee! voor wist wat er aan de hand was, vertoonde de rstelijke broek over het vorstelijke achterste jh fiinken winkelhaak. De situatie was pijn- voor den elegantste der eleganten. Hij oest het besluit nemen snel uit een confectie- ak in de buurt een doodgewone broek te la- n komen. Die broek had een strijkplooi. En hewei Eduard naar zijn paleis terug reed in P snel ontboden huurrijtuig, hadden een paar hdensche heeren de strijkplooi in zijn broek Pgemerkt. Een dag later droeg heel de Lon- hsche society de broek met de strijkplooi. De °°i ving haar triomftocht aan over de conti- jhten en die triomftocht is nog niet tot staan komen. Kleine oorzaken hebben in de mode «roote gevolgen. fa.H1et Was maar puur toeval, dat koning Eduard het bezoek aan een derby eens vergeten ah, den ondersten knoop van zijn vest te slui- jP- Sindsdien laat ieder gentleman, die Pgelsche mode volgt en weet hoe het hen de hoort, ofn PPhersten knoop van zijn vest los. Zelfs in hcierskringen is deze mode verbreid, de on- erste knoop van de tuniek blijft vaak onge sloten. Ete thans regeerende Engelsche koning geeft let minder den toon aan dan zijn voorgan- |er- Hij is echter ook in de mode conservatief P revoluties als de strijkplooi heeft men aan em niet te danken, noch van hem te wachten, och heeft hij bijvoorbeeld eenige jaren gele- eP den grijzen rok weer in eere gebracht, en htuurlijkgebeurde dat bij een derby. Ook de grijze cylinderhoed dankt zijn wederopstanding P koning George. Zijn zoon, de Prins van Wales, is echter, Vehals zijn grootvader, een stormlooper. De r°ek met pijpomslagen, die na een korte re geering vóór den oorlog weer verdwenen was, dankt haar nieuwen zegetocht in de gansche wereld aan de toevallige omstandigheid, dat Oom Davy, zooals de troonopvolger in den koninklijken familiekring wordt genoemd, toen hij eens bij een wandeling in Londens straten door den regen werd verrast, met omgeslagen broekspijpen de hall van het Savoyhotel in beende. De geaccentueerde nonchalance van Prins Charming bracht nog andere vernieuwin gen. De wijde, naar men zegt gemakkelijke plusfours-broek (fraai vinden we dit kleeding- stuk nog altijd niet, vooral niet wanneer de drager dik is en korte beentjes heeft) moet daardoor ontstaan zijn, wijl men er een sport- pakje onder dragen kan. En toen de Prins van Wales, die bij een semi-officieele gelegenheid eens in donkere jas was verschenen en met een zwarten bolhoed, omdat het plotseling be gon te regenen zijn trench-coat aandeed, was ook de dop bij lichte overjas voor altijd ge- sanctionneerd. De grootste revolutie echter bewerkstelligde de prins op het zoo uiterst conservatieve gebied van de mannelijke avondkleeding. Toen hij een jaar of vijf geleden in het Casino van Deau- ville eens verscheen in smoking met wit piqué- vest, was dat een complete revolutie. Binnen een week was het mode. Voor den Prins van Wales beteekent zijn aparte positie in de heerenmode een goed mid del, om op zijn reizen een onofficieel contact te vinden, waaraan hi) voornamelijk zijn succes dankt. n het middelpunt van de belangstelling der wereld, zoo schrijft ons de Zeereerwaarde heer Pastoor W. G. A. H. van Berkel te Arnhem, staat deze laatste Afrikaansche Keizer, een koninklijke telg uit het geslacht van den door Noë gevloekten Cham, wiens vloek nog schijnt door te werken na zoovele eeuwen, als we de mentaliteit zien, waarmede het blanke mensch- dom den „neger" beschouwt. En toch, om dezen „Neger" groepeeren zich thans te Genève de volkeren der aarde. Een der machtigste, een der meest geniale onder de groote mannen dezer aarde zendt kis ten vol beschuldigingsacten naar den bond dei- volkeren te Genève over dezen „Neger". Hij balt tegen hem zijn dictatoriale vuist, hij zendt sche pen vol oorlogstuig en tweemaal honderd dui zend Italianen naar het ver afgelegen, blake rend negerland bij de Roode Zee; hij mobiliseert e millloen soldaten en 10 millioen burgerman nen in zijn Romeinsch Imperium, om aan geheel de wereld te toonen, dat het hem ernst is, de ze laatste zwarte Majesteit te onttronen en het Afrikaansch Keizerrijk te maken tot Ro- meinschen grond. Wat is het nu in dezen onrustigen tijd, overi gens zoo vol bederf, vol ongeloof en stofaan- bidding, voor den christen een hartverheffend en heerlijk schouwspel te zien, hoe de volkeren der aarde, groote en kleinere mogendheden, Z. M. Hitier en zijne vrienden waarschijnlijk uit gezonderd, zich scharen om den troon van deze zwarte Majesteit, om zijn Recht op den vader- landschen bodem te verdedigen tegenover den onrechtvaardigen, roofzuchtigen aanvaller. Wat blijdschap hamerde er in de harten van meer dan honderd millioen katholieken, toen in de Basiliek van St. Paulus, uit den mond van onzen machtigen Vader den Paus tot de oud-strijders, de bittere getuigen van den afschuwelijken we reldoorlog van voor 20 jaar, de getuigenis weer klonk: „Expansie voor het goede volk van Ita lië, goed! Maar dan langs eerlijken, vreedza- men weg, expansie door een oorlog die geen verdedigingsoorlog is, is onrechtvaardig". Als mede het woord van dezen moedigen grijsaard, geuit in dezelfde stad, waar Mussolini woont; „Verstrooi, Heer, de volkeren, die den oorlog willen." Ik herhaal, wat is het schoon voor den chris- Marine-vliegtuigen hij de laatste Duitsche vlootmanoeuvres ten te leven in een tijd, Waarin zich zulk een schouwspel aan ons oog vertoont. Als we ons afvragen, vanwaar die wereld sympathie voor den kleinen Negus van Abessi- nië tegenover den reus Mussolini, dan is er maar één reden, maar die dan ook te vinden is in de zielediepte van de volkeren der aarde; één reden, die bij de hoeren diplomaten niet zoc zwaar weegt, maar waarmede ten slotte ook zij rekening moeten houden, wijl een wereld dien consciëntie-kreet over de aarde doet klinken; de Negus van Abessinië, biddend en vastend met zijn volk om het behoud #van vaderland en vrede, is omhangen met het purper van het Recht, en de vuist van Mussolini met de revol ver van modem oorlogstuig is de vuist van een inbreker. „Het Recht boven het geweld der wapenen," die leuze van onzen H. Vader Benedictus XV is door den wil der volkeren het devies gewor den van den Volkenbond te Genève en al wei geren de machthebbers van de groote mogend heden het wapengeweld als laatste instantie bij internationale geschillen prys te geven, het Kel- log-Pact heeft toch te duidelijk den oorlog als misdadig middel gebrandmerkt. Nu Mussolini toch dit middel, het ruwe ge weld der wapenen gaat gebruiken bij zijn ex- pansie-politie'-, zien zijne voormalige bondge- nooten, de regeeringen van Engeland en Frank rijk, zich genoodzaakt, vooral ook door den drang van het Fransche en Engelsche volk, het Vol kenbondsapparaat in werking te stellen tegen den schender van het Volkenbondspact. Wij staan nu nog vóór het groote gebeuren! Verliest Mussolini, de onrechtvaardige aanval ler, dan gaat er een kreet van verlichting op in de harten van het wachtend menschdom. Een „Te Deum" zal er weerklinken, als na den sl .g bij Waterloo, toen de wereld verlost werd van een tiran, die een geesel Gods voor Europa geweest is; door den Bond der Volkeren heeft dan het Recht gezegevierd. Wint Mussolini, zullen op het laatste oogen- blik de regeeringsmannen van Frankrijk en Engeland de vriendschap van den Romeinschen dictator en het ruwte geweld der wapenen ver kiezen boven het „doen van het Recht", dan valt de Volkenbond uiteen, de wereld wordt rijp voor de komst van den grooten dictator, in de Apocalips voorspeld. De hoop der christenen kan dan alleen nog gesteld worden op de komst van den Rechter, die den laatsten dictator zal doen neerstorten door den adem van zijn mond. De geloovige christenen bidden, volgens het gebod der naastenliefde, tot God om het behoud en het welzijn der wereld, zooals Abraham tot God bad voor de redding van Sodoma en Go- üiMiiiiiiiin miiiniiiiiu Vrouwlief draagt haar liefsten glimlach 1 In het hijzijn van haar man. Zij is zwijgzaam en voorkomend En hulpvaardig waar zij kan. Zijn onthijt staat met drie eitjes I Keurig-netjes klaar gezet. Middagmaal is onvolprezen: f Niet te schraal en niet te vet. En des avonds hij zijn thuiskomst Ligt zijn pijp en krant reeds klaar. i En begint manlief te praten: E Vrouwlief zwijgt en luistert maar. Extra-helder is z'n boordje, Zijn broek piek-fijn in de vouw. E Voor het eerst zijns levens denkt hij Toch wel aangenaam: een vrouw. f Er is geen verschil van meening, Nog veel minder: kibbelarij. I 't Is gewoon een gracht-verhouding, Het is alles: koek en ei. Maar.zijn argwaan was rechtvaardigf In den staart zit het venijn. Op een dag zegt vrouwlief smeekend E Dat er toch iets nieuws moest zijn. 't Zij een vos of persianer, Of een fraaie winterhoed. f Een japon, een blouse of mantel, Daar de oude 't „niet meer doet" Krokodillentranen stroomen f En hij denkt nu maar gedwee: In het spel der diplomaten 1 Speelt mijn vrouwtje handig mee! i H. P. E üuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii? morrha. Waren er in die steden nog tien recht vaardigen geweest, God zou op Abraham's ge bed de steden hebben gespaard. Deze gedachte moge ons bemoedigen naast de ongerechtig heid en zedeloosheid van onze dagen zien we nog zooveel goeds, zooveel edelmoedigs, zien we bij de meerderheid van het menschdom nog zooveel gevoel voor Recht, dat die meerderheid zich groepeert om den troon van een „Neger koning" en tegenover een man, die zooveler sympathie had gewonnen door zijn groote re- geeringsdaden, maar nu, verblind door zijn mi litaire macht, die sympathie gaat verliezen door een onrechtvaardigen en onnoodigen oorlog Waar de Almachtige nog zooveel goeds ziet op dit aardrijk, moge Hij ons geslacht sparen voor de rampen der laatste dagen. Ook deze „Negerkoning" buigt het gekroonde hoofd voor het „Kindeke van Bethlehem"; moge Mussolini, de katholieke machthebber, die De professor zeide iets tegen den man, maar deze kon hem ook niet verstaan. Deze riep daarop een ander en zei iets in die vreemde brabbeltaal tegen hem. De man sa lueerde, greep den professor en voerde hem weg, naar het dek. De kinderen volgden nieuwsgierig. De man beduidde den professor hier te wachten en verdween weer door het luik. Even daarna kwam hij weer terug met een opvouwbaar tafeltje en stoeltje bij zich en verschillende schrijfbehoeften, waarna hij den professor beduidde om te gaan schrijven. De professor begreep niet wat de bedoeling was en keek den man eens aan. Deze duwde hem thans hardhandig op het stoeltje neer, waarbij de commandant, want dat scheen de man in uniform te zijn, lachend toekeek. Dolly!" „Ja, vader?" „Zag ik daar juist niet, dat die jonge man tegen je lachte?" „Welke jongeman?" „Dat jongmensch daar, aan den overkant, in dat flanellen costuum." „Tegen mij lachte, vader?" „Ja, tegen jou. Je weet heel goed dat het zoo is, maar ik zeg je, Dolly...." „Maar vadertje, hij heeft me nog niet eens aangekeken. Hü keek naar dat schip, daar ginds." „Praatjes! Hij kan zoo onnoozel kijken als hij wil, m ij zal hij niet bedotten. Ik zeg je dat ik hem tegen je zag lachen." „Maar vader, waarom zou hij dat doen?" „Waarom hij dat doen zou? Och kom, kind, dat weet je ook wel. Ik heb dat heerschap om ons pension zien rondslenteren." „Maar vader, daar woont hij." „Zoo, en hoe weet je dat? Daar heb ik je te pakken. Hoe weet je dat hij daar woont, als je geen belang in hem stelt en geen inlich tingen hebt ingewonnen? Zeg, vertel me dat eens, meisje-lief." „Eenvoudig, omdat ik hem vanmorgen in de ontbijtkamer gezien heb." „O, nu begrijp ik het, maar ik zeg je ronduit Dolly, dat ik niet wil hebben dat jullie tegen elkaar staan te ginnegappen. Ik geloof dat hij een verkwister is." „Maar vadertje." „Nu, je hoort wat ik je zeg. Dat moet uit zijn. Vertel me eens, waar zei je ook weer dat moe der en Pauli waren, toen je me ginds bü de golfbaan inhaalde?" „Daar aan den overkant bij de pier, vader. Kijk, daar is moeder." „O ja, ben je er op uit gegaan, vrouwtje? Ik heb vanmorgen een lange wandeling ge maakt en ben juist thuis gekomen. Maar wat scheelt er aan?" „Pauli!" „Wat is er met Pauli? Waar is hij?" „Ik weet het niet, hij is nergens te vinden. O, Gabriël, wat moeten we doen? Hij is weg!" „Weg, zeg je? Kom, dwaasheid! Hij zal toch wel hier of daar zijn. Waar heb je hem dan het laatst gezien?" „Hjjk stond naar de menschen op den boule vard te kijken. Ik dacht dat hij daar veilig en wel stond en ik keek een oogenblik een ande ren kant uit. Toen ik hem direct daarna wilde meenemen, was hij verdwenen. O, Gabriël, misschien is hij wel gestolen!" „Gestolen, zeg je? Och, haal je toch zoo iets niet in 't hoofd. Hij kan niet ver weg zijn. Dol ly, kijk jij eens rondMaar wat drommel, daar komt die jonge schelm aan, die zoo tegen je grinnikte en.... wat zie ik? Drommels! Pauli is bij hem! Vertel me ras, mijnheer, wat hebt u met m'n zoontje te maken?" „Ik zag hem op den boulevard loopen en daarom leek het mij beter hem met me mee te nemen en bij u te brengen. Ik zag u onlangs aan 't strand en wist dat het uw zoontje was. omdat ik hem vanmorgen in uw gezelschap zag aan de ontbijttafel in 't pension." „Zoo, zoo, nu, dat is heel vriendelijk van u, hoor. Ik ben u ten zeerste verplicht. Vriendelijk bedankt. Wat is er Pauli?" Illlllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllt „Ik wil m'n lekkers hebben." „Lekkers? Wat bedoel je daarmee?" „Die mijnheer heeft me lekkers beloofd, als ik wilde zeggen dat ik verdwaald was. Ik moet m'n lekkers hebben." „Wat zeg je daar jongen? Heeft hij gezegd dat je moet zeggen dat je verdwaald was? Nu, ik moet zeggen dat ik dit het toppunt van on beschaamdheid vind. Nu mijnheer, wat hebt u daarop te antwoorden?" „Dat.... dat zal ik u zeggen, mijnheer, nu m'n plannetje toch mislukt is. Ik dacht niet dat Pauli me zou verklappen, diedie lieve jongen. Ja, kijk eens, mijnheer, ik zou graag kennis met u willen maken, op goeden voet met u ko men te staan en toen ik Paul zoo i naar de menschen 1 T\ op den boulevard \UC ITlVltdtlC zag kijken, dicht f f bij de plaats i j iimitiiii ut iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiii nuniul waar u stona en ook uw dochter aan zag komen, meende ik de kans schoon te zien." „Kans? Wat voor kans?" „Wel, mijnheer, de kans om met u kennis te maken. Ik nam Pauli direct mee naar dat koffietentje daar ginds en kocht hem een ijsco. Toen wachtte ik totdat u voorbij kwam en vroeg Pauli om te zeggen dat hij verdwaald was en. „En u dacht zeker dat we u op den koop toe nog dankbaar zouden zijn, wanneer u hem bij ons terugbracht, is 't niet?" „Ja, wat zal ik u zeggen? Inderdaad, dat dacht ik, mijnheer. Maar 't beroerde van het geval is, dat ik het lekkers vergat." „Juist, jonge schavuit! En je wilde met ons kennis maken om m'n dochter, hé?" „Om u de waarheid te zeggen, ja, mijnheer." „O, ik heb je al lang in de gaten. Je bent een onbeschaamde, jonge intrigant. Ik zag al direct dat er niet veel goeds in je stak. Voor je onschuldig gezicht geef ik geen cent. Hoe heet je?" „Embassy, mijnheer; Lionel Embassy. Het spijt me inderdaad „Embassy? U bent toch niet Lionel Embassy, de goifspeler?" „Om u te dienen, mijnheer, ik speel golf." .Lionel Embassy! Wel, wel; nu, dat veran dert de zaak. Ik moet u zeggen, mijnheer Em bassy, dat het me bijzonder aangenaam is met u kennis te maken. Uw hand, mijnheer! Hoor je dat Dolly? Dat is mijnheer Embassy, die dit jaar als derde uitkwam in de amateur-wed strijden! Er is iets in u, mijnheer Embassy, dat me al dadelijk tot u aantrok. Men ziet het u direct aan, dat u van top tot teen een man van de sport bent. Ja, ik ken dat. En wat was het alleraardigst van u om Pauli over te halen dat hij maar zou zeggen verdwaald te zijn. Op mijn woord, een kapitale grap! U moet me eens bij gelegenheid het een en ander vertellen van uw laatste overwinning op het golfveld. Nu, luister eens, geachte heer, kom vanmiddag bij ons dineeren. Wilt u? Neen, neen, geen ex cuus. U moet. M'n vrouw en rrfn dochter zijn er ook op gesteld. Niet waar, Dolly, jij zou toch ook graag willen, dat mijnheer Embassy m'n invitatie aannam?" „Vreeseljjk graag, vadertje!" onzen H. Vader hersteld heeft in politieke on afhankelijkheid, eenmaal knielen naast dezen „Negervorst" voor de kribbe van den „Koning des Vredës". Zoo behooren in een katholiek gebed de nameh van Mussolini en de „Negus van Abessinië saamgekoppeld te worden. Moge de wereld-sympathie, nu gericht op den troon van Abessinië, om het gevoel van Recht, langs dezen edelmoedigen weg gericht worden op den troon van het „Kindeke van Bethlehem", van den „Leeuw van Juda", waar de wereld alleen vrede en kracht zal vinden. De vermaarde Madonna van Giorglone in het laboratorium van het Brera-Museum te Milaan is zorgvuldig gerestaureerd. Het kunst werk is nadien in een speciaal hiertoe gebouw de nieuwe kapel te Castelfranco ondergebracht. De grootste foto ter wereld, een luchtfoto van den staat Connecticut van 18 bij 13 voet, die de geheele oppervlakte van den staat, die 50.004 vierkante mijlen beslaat, weergeeft, is gisteren gereed gekomen. De foto zal te Hart ford tentoongesteld worden ter gelegenheid van de industrieele tentoonstelling die daar van 2 tot 12 October gehouden wordt. Nietwaar, U bent "n trouw lezer van onze ru briek „Omroepers". U moogt er graag eens ln grasduinen. De zakenman weert van Uw speur- lust te profiteeren, hij plaatst Zaken-Omroepers, die onze rubriek juist zoo veelzijdig doen zijn en die Uwe regelmatige belangstelling inderdaac motiveeren. Zondag 29 September heeft Pater Dr. J. Unkel S. V. D., rector van het Missiehuis St. Franciscus Xaverius te Teteringen, den dag herdacht, dat hij voor 25 jaar de H. Pries terwijding mocht ontvangen. Pater Unkel werd geboren den 2den Juli 1885. en begon zijn priesterstudies in het Missiehuis van Steil in 1899, en voltooide ze in 't Missiehuis St Ga briël bij Weenen, alwaar hij in September 1910 tot priester werd gewijd. Na de voltooiing der theologische studies stuurden zijn oversten hem naar Rome ter be- haiing van den doctorsgraad in de Godgeleerd heid. Hij deed de studies daartoe in het Ange- licum en promoveerde op 't proefschrift: De salute infidelium. Na het behalen van het doctoraat werd hij tot leeraar benoemd aan 't één jaar tevoren geopende Missiehuis St. Willibrordus te Uden. In de verschillende vakken der lagere studies gaf hij daar onderricht van 1912 tot 1916. In het laatst genoemde jaar moest hij de philoso- phie gaan doceeren in het Missiehuis St. Fran ciscus Xaverius te Teteringen, alwaar hij m 1918 benoemd werd tot leeraar in de Dogmatiek, welken leerstoel hij sindsdien onafgebroken heeft bekleed. Tot aan 't jaar 1930 was de ju bilaris tevens prefect van de Fraters theolo ganten, welk ambt hij in dat jaar moest ver wisselen met dat van 't rectoraat. Zelden zal een zilveren jubilaris zoo ver de vruchten van zijn werk zien verbreid, tellen toch bijna alle missies, toevertrouwd aan het Gezelschap van t Goddelijk Woord, leerlingen van dezen ijverigen maar stillen priester. Mogen hem nog vele jaren van een rijk en vrucht baar priesterleven geschonken worden. op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen ischlktheld tot werken door vérlies van belde armen, belde beenen of beide oogen JL f üv/i" doodeiyken afloop door Charles Carvice Madge ging binnen en keek om zich heen. Het vertrek was niet groot, en stond vol met retorten, smeltkroezen en wetenschappelijke histrumenten. Langs de muren stonden boeken °P lange planken, én in een hoek brandde een ^uur in een soort van komfoor. Een ooor- oringende. onaangename geur vulde de ruimte. He bovenhelft van een skelet hing van de zol dering, doodsmaskers van gips hingen tegen hen achtermuur, en aan den anderen kant hep een hyena heen en weer in een groote kooi; "at verklaarde voor een deel de onaangename keuren en de vreemde geluiden, die men in de "durt van het laboratorium waarnam. Ambrose Stephanota boeg zich over het *dur, waarop een smeltkroes stond. Hij wees haar een reageerbuisje op een tafeltje naast Zich. ..Houd dat vast," zei hij, „hier. vlak bij mij' riji den hemel! Ik geloof, dat ik er einde'ijk d^h! Dichterbij! Er mag geen druppel verioren kaan! Voorzichtig! Madge hield het lange buisje stevig vast hy goot er e'en gedeelte van den inhoud der smeltkroes in. Toen nam hij het van haar over, hield het tegen het licht en uitte een onderdrukten kreet. „Eindelijk, Kijk! Wat helder! Wat kleur loos! Kijk dan toch!" „Wat is het?" vroeg Madge met gedempte stem. „Wat het is?" echode hy triomfantelijk. Toen, met plotselinge reserve: „Het is een groot geheim." Hy hield het reageerbuisje omhoog en greep haar bij dten pols. „Wat het is? Dat moogt u wèl vragten! Het is het geheim van de Borgia's. Kijk eens hoe kleurloos, hoe onschuldig het er uitziet! Je zoudt denken, dat het water was, zou je niet? En toch hij schudde het haar van zijn voorhoofd en wierp het hoofd achterover met een uitdrukking van triomf in zqn oogen „en toch zouden twee druppels hiervan u uren lang in een droomloozfën slaap doen zinken, en vijf druppels hiervan, zuster Agnes, zouden uw hart voor altyd doen stilqtaan. Kyk!" Hij goot tien druppels van het vocht in een grooter fleschje, en ging naar de kooi van de hyena. Bij zün nadering wierp het dier zich tegen de tralies en Stephanota duwde den hals van het fleschje tucschen de opengesperde kaken. Madge hoorde het glas knappen toen de hyena er in beet, hoorde het dier huilen van woede; toen stierf plotseling het gehuil weg, en de hyena viel neer alsof ze door den bliksem getroffen was en lag stil doodstil, zonder een enkele stuiptrekking. Madge, die gewtend was aan operaties, voelde zich draaierig worden en een rilling liep haar over den rug. Ze was bang. Met een half-spotOend glimlachje om zijn lippen en een vreemd licht in zijn oogen, ging Stephanota voort: „Het is, zooals u ziet, het meest doodelijke vergif; en toch laat het geten enkel spoor na niet het geringste! De knapste dokter, de zorgvuldigste analyst, zou het niet kun nen achterhalen wanneer iemand aan dit ver gif gestorven was. Het heeft de kleur van water ten laat even weinig bewijs van zijn aanwezigheid in het lichaam achter! Als ik u vijf druppels hiervan in een glas water ingaf zoudt u morgen dood zyn, en niemand van al de doktorten zou in staat zün te zeggen waar u aan gestorven was." Madge trachtte zyn fonkelenden blik onver schillig te verdragen, maar ze moest haar oogen neerslaan en huiverde weer. „Wat gaat u er mee doen?" vroeg ze. „Ik houd 't voor mezelf voorloopig althans. Maar op een dag zal het me beroemd makten en rijk. U bent me van veel nut geweest, zuster Agnes," ging hij droomerig voort. „Twee, driemaal is alles op het criiieke moment mislukt, omdat ik niemand bij de hand had om me te helpen. Het zou vanavond wéér mislukt zyn, als het toeval u niet hierheen had gezonden. Ik ben u veel dank verschul digd." Hij zei dit alles op een afgetrokken manier en keek Madge verstrooid aan; maar op dat oogtenblik vlamde het vuur op en bescheen haar gezicht, „U ziet bleek," zei hy. „Maar u bent mooier dan ooit met dat witte gezicht en die glan zende oogen. Bent u bang? Daar is geen reden voor. Ik hij lachte zachtjes ik ben niet van pian. op u te gaan experimenteeren. Ik heb volstrekt geen verlangen om u te dooden. fk zou u veel liever kussen." Madge deed een stap achteruit en stak haar handen uit om hem op een afstand te houdten; maar iets in zyn oogen, in zyn gezicht, hield haar in bedwang, zoodat ze verder niets kon doten. „Kyk me aan," zei hy; en tot haar eigen verwondering hief ze het hoofd op. Hy kuste haar en zoodra zyn lippen de hare raakten was de betcovering verbro ken. „Hoe durft u?" hygde ze, terwijl ze heftig met dten rug van haar hand langs haar mond veegde. „Hoe durft u? Lafaard!" Ze beet hem dat laatste woord toe, terwijl ze de deur openwierp, en bij het wegvluchten zag ze nog juist, hoe hy terugkeerde naar het vuur, en hoorde ze hem weer lachen, alsof de kus, dien hij haar gegeven had, van geen belang voor hem was. HOOFDSTUK IX In één ren bereikte Madge haar kamer, sloot de deur achter zich af, alsof ze vervolgd werd en bleef hygend staan, woedend en ver ontwaardigd ten ook een klein beetje bang. Zij was gehypnotiseerd, machteloos gemaakt door iets in de stem en de oogen van dien man, zy, Madge! Het meisje, dat alle andere studenten tot haar gewillige slavten had ge maakt, die aan haar minste grillen gehoor zaamden, had het onderspit gedolven bij dezen vreemdeling! Natuurlyk, hield ze zichzelf voor, kon ze naar dokter Marsdon gaan en zich beklagen over wat ze ondervonden had; maar Madge ws van haar kinderjaren af te zelfstandig geweest om by wien ook bescherming te zoekten. Ze was zoo uitgeput door de opwinding, dat ze tegen dten morgen in slaap viel op haar post. Dat is een van de onvergeefiykste fouten, die een verpleegster kan begaan en ze schrok plotseling weer wakker met een gewaarwording van vrees. Ambrose Stephanota stond voor haar en keek haar aan met een eigenaardigen doordringenden blik in zyn donkere oogen en een vaag glimlachje om de lippen. „U bent vermoeid," zei hy met zijn diepe stem. „Niet in 't minst," zei Madge. zyn glimlach verbreedde zichj toen werd zyn gezicht plotseling weer ernstig. „U sliep, toen ik binnenkwam." „Ik had enkel even myn oogen dichtge daan." ,„Dat doe ik óók als ik ga slapen. Was u bang vanavond in het laboratorium?" „Volstrekt niet!" zei Madge met onder drukte woede. „Ik was enkel verontwaardigd beleedigd." Hy knikte. „Ik weet het, het spyt my. Ik dacht dat ik met eten man aan 't praten was, tot ik plotseling opmerkte, hoe mooi u was; toen vroeg ik u om me te kussen. Wat kan een man nu anders doen met een mooie vrouw? Maar het spyt me; ik vraag u excuus. Nu zijn we weer vrienden, is 't niet?" „Néé!" zei Madge heftig. Hy lachte het zachte lachje, dat haar nog maar eten paar uur geleden had doen huiverten. „O, maar dat geloof ik toch wel!" zei hy kalmeerend zooals hy had kunnen spreken tegen een wild dier, dat hy wilde temmen, dacht Madge. „U zult er toch niet boos om blyven! En ten slotte wat beteekent nu eten kus? De tyden zyn toch voorby, dat een meisje zich over zooiets opwond! En ik zal er geen tweeden keer meer om vragen tot u bereid bent, me er een te gevten uit vrijen wil." „Dat zal nooit het geval zyn!" riep ze, met flitsende oogen. „We zullen zien," zei hy eenvoudig, „Maar op het oogenblik zullen we er niet over twis tten. Wanneer wordt u afgelost?" Madge staarde strak voor zich uit, in de hoop dat hy zou weggaan, maar hy wachtte geduldig en onverstoorbaar en ze voelde zich gedwongen, te antwoorden. „Over tien minuten," zei ze kort, met eten blik op de klok. XWjordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 9