ARBITER DER ELEGANTIE
A'
i
m
<Kdoeb&aal van den da$
Met twee kameraadjes op avooturenreis
ALLE ABONNÉ'S
F 750.- by levenslange geheele on;
F 750.-
IDe Dubbelgangster I
KLEINE OORZAKEN EN
GROOTE GEVOLGEN
Leeuw van Juda
DE DIPLOMATE
'N TROUWE KLANT
DONDERDAG 3 OCTOBER 1935
Frankrijk en Engeland strijden al
sinds eeuwen om de dictatuur
in de heerenmode
Het ontstaan van de
strijkplooi
Giorgione's Madonna
Grootste foto
Dr. J. Unkel
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
by een ongeval met
FOCA by verlies van een hand
fatüV/i" een voet of een oog
gesteven
1 sinds eeuwen strijden Frankrijk en En
geland om de dictatuur in de heeren
mode. De mode der dochteren van Eva,
daar wordt zonder twijfel de toon in aange
geven door 'Parijs, al heeft Weenen het twee
de Parijs wel eens om medezeggenschap ver
acht. Niemand twijfelt er aan, of over de din-
8en van vrouwelijken smaak wordt aan de oevers
Van de Seine beslist. Maar voor de heerenmoüe
staan de zaken anders. De heeren der schep-
hhig volgen al zoowat een eeuw de voorschrif
ten van Albion en wie zich in een costuum van
®ngelsche snit door de landouwen van
Frankrijk beweegt, kan er verzekerd van zijn,
öat hü wordt nageoogd en geclassificeerd. Dat
j^erkt ook de Hollander-op-vacantie, vooral in
et Zuiden van Frankrijk, heel goed.
*h den tijd, dat Frans I over „la douce Pa-
He" heerschte, was hij echter de man, die den
jannen de richting wees. Toen Karei I den
woon beklom, was Engeland aan de beurt, om
den toon aan te geven, maar de schitterende
Koning Lodewyk XIV nam de leiding weer over
eischte de hegemonie met recht op. Toen
het oude regiem kwam te vallen en het burger
dom opmarcheerde, moest Frankrijk de leiding
echter weer afstaan aan de heeren over het
Gahaal en sindsdien hebben de Fransche po-
®ngen, menigvuldig ondernomen, om in de
'hoveel zakelijker geworden mannenkleeding
iets te creëeren, dat de wereld zou beheerschen,
gefaald. Brummel, de prachtige dandy, de
'tiend van George VI, vereenigde in zich zóó
veel brillante eigenschappen van mannelijke
®le?antie en snobisme, dat hij Londen weer de
leiding deed nemen en sindsdien is dat zoo
gebleven. Geen Fransch president of kunste
naar heeft het Engelsche hof en den Engel-
Schen adel de hegemonie kunnen ontnemen.
Het was een groot tijdperk voor de mode der
heeren, de Biedermeiertijd, waarin men uren
lang debatteerde over de vraag of de halsdoek,
he boord, half of voor driekwart
blende te zijn.
Eduard VII, die een heel lange „jeugd" heeft
sehad, en zich schertsend „handelsreiziger in
he zaken van het Britsche imperium" noem
de, werd voor de gansche wereld, die zich met
he Westersche gewoonten had verzoend, de
modeheid, die maar een kleine variant had toe
e laten, om het aanstonds door heele volks
temmen te zien overnemen. De heeren zijn
hiet minder slaaf van hun uiterlijke sier dan
de dames, al willen zij het niet weten en al
hoen zij er wel eens gezellig geringschattend
over.
Tot in de zeventiger jaren van de vorige
eeuw was een elegante heerenbroek zonder ge
weken plooi. De strijkplooi was een kenmerk
an de ordinaire confectiebroek, die men in
k a Pels zag liggen in de etalages van de groote
eedingmagazijnen Wie het doen kon, zwoer
h de voor hem speciaal gemaakte broek en het
nonchalante slobberen.
Maar toen gebeurde het eens, dat Eduard, die
"faag door de straten van Londen wandelde,
v'ch Wat onvoorzichtig neervlijde op een stoel
an een tuinrestaurant. In den stoel zat een
iet goe(j ingehamerde spijker, en o wee! voor
wist wat er aan de hand was, vertoonde de
rstelijke broek over het vorstelijke achterste
jh fiinken winkelhaak. De situatie was pijn-
voor den elegantste der eleganten. Hij
oest het besluit nemen snel uit een confectie-
ak in de buurt een doodgewone broek te la-
n komen. Die broek had een strijkplooi. En
hewei Eduard naar zijn paleis terug reed in
P snel ontboden huurrijtuig, hadden een paar
hdensche heeren de strijkplooi in zijn broek
Pgemerkt. Een dag later droeg heel de Lon-
hsche society de broek met de strijkplooi. De
°°i ving haar triomftocht aan over de conti-
jhten en die triomftocht is nog niet tot staan
komen. Kleine oorzaken hebben in de mode
«roote gevolgen.
fa.H1et Was maar puur toeval, dat koning Eduard
het bezoek aan een derby eens vergeten
ah, den ondersten knoop van zijn vest te slui-
jP- Sindsdien laat ieder gentleman, die
Pgelsche mode volgt en weet hoe het
hen
de
hoort,
ofn PPhersten knoop van zijn vest los. Zelfs in
hcierskringen is deze mode verbreid, de on-
erste knoop van de tuniek blijft vaak onge
sloten.
Ete thans regeerende Engelsche koning geeft
let minder den toon aan dan zijn voorgan-
|er- Hij is echter ook in de mode conservatief
P revoluties als de strijkplooi heeft men aan
em niet te danken, noch van hem te wachten,
och heeft hij bijvoorbeeld eenige jaren gele-
eP den grijzen rok weer in eere gebracht, en
htuurlijkgebeurde dat bij een derby. Ook de
grijze cylinderhoed dankt zijn wederopstanding
P koning George.
Zijn zoon, de Prins van Wales, is echter,
Vehals zijn grootvader, een stormlooper. De
r°ek met pijpomslagen, die na een korte re
geering vóór den oorlog weer verdwenen was,
dankt haar nieuwen zegetocht in de gansche
wereld aan de toevallige omstandigheid, dat
Oom Davy, zooals de troonopvolger in den
koninklijken familiekring wordt genoemd, toen
hij eens bij een wandeling in Londens straten
door den regen werd verrast, met omgeslagen
broekspijpen de hall van het Savoyhotel in
beende. De geaccentueerde nonchalance van
Prins Charming bracht nog andere vernieuwin
gen. De wijde, naar men zegt gemakkelijke
plusfours-broek (fraai vinden we dit kleeding-
stuk nog altijd niet, vooral niet wanneer de
drager dik is en korte beentjes heeft) moet
daardoor ontstaan zijn, wijl men er een sport-
pakje onder dragen kan. En toen de Prins van
Wales, die bij een semi-officieele gelegenheid
eens in donkere jas was verschenen en met
een zwarten bolhoed, omdat het plotseling be
gon te regenen zijn trench-coat aandeed, was
ook de dop bij lichte overjas voor altijd ge-
sanctionneerd.
De grootste revolutie echter bewerkstelligde
de prins op het zoo uiterst conservatieve gebied
van de mannelijke avondkleeding. Toen hij een
jaar of vijf geleden in het Casino van Deau-
ville eens verscheen in smoking met wit piqué-
vest, was dat een complete revolutie. Binnen
een week was het mode.
Voor den Prins van Wales beteekent zijn
aparte positie in de heerenmode een goed mid
del, om op zijn reizen een onofficieel contact te
vinden, waaraan hi) voornamelijk zijn succes
dankt.
n het middelpunt van de belangstelling der
wereld, zoo schrijft ons de Zeereerwaarde heer
Pastoor W. G. A. H. van Berkel te Arnhem,
staat deze laatste Afrikaansche Keizer, een
koninklijke telg uit het geslacht van den door
Noë gevloekten Cham, wiens vloek nog schijnt
door te werken na zoovele eeuwen, als we de
mentaliteit zien, waarmede het blanke mensch-
dom den „neger" beschouwt.
En toch, om dezen „Neger" groepeeren zich
thans te Genève de volkeren der aarde.
Een der machtigste, een der meest geniale
onder de groote mannen dezer aarde zendt kis
ten vol beschuldigingsacten naar den bond dei-
volkeren te Genève over dezen „Neger". Hij balt
tegen hem zijn dictatoriale vuist, hij zendt sche
pen vol oorlogstuig en tweemaal honderd dui
zend Italianen naar het ver afgelegen, blake
rend negerland bij de Roode Zee; hij mobiliseert
e millloen soldaten en 10 millioen burgerman
nen in zijn Romeinsch Imperium, om aan geheel
de wereld te toonen, dat het hem ernst is, de
ze laatste zwarte Majesteit te onttronen en
het Afrikaansch Keizerrijk te maken tot Ro-
meinschen grond.
Wat is het nu in dezen onrustigen tijd, overi
gens zoo vol bederf, vol ongeloof en stofaan-
bidding, voor den christen een hartverheffend
en heerlijk schouwspel te zien, hoe de volkeren
der aarde, groote en kleinere mogendheden, Z.
M. Hitier en zijne vrienden waarschijnlijk uit
gezonderd, zich scharen om den troon van deze
zwarte Majesteit, om zijn Recht op den vader-
landschen bodem te verdedigen tegenover den
onrechtvaardigen, roofzuchtigen aanvaller. Wat
blijdschap hamerde er in de harten van meer
dan honderd millioen katholieken, toen in de
Basiliek van St. Paulus, uit den mond van onzen
machtigen Vader den Paus tot de oud-strijders,
de bittere getuigen van den afschuwelijken we
reldoorlog van voor 20 jaar, de getuigenis weer
klonk: „Expansie voor het goede volk van Ita
lië, goed! Maar dan langs eerlijken, vreedza-
men weg, expansie door een oorlog die geen
verdedigingsoorlog is, is onrechtvaardig". Als
mede het woord van dezen moedigen grijsaard,
geuit in dezelfde stad, waar Mussolini woont;
„Verstrooi, Heer, de volkeren, die den oorlog
willen."
Ik herhaal, wat is het schoon voor den chris-
Marine-vliegtuigen hij de laatste Duitsche vlootmanoeuvres
ten te leven in een tijd, Waarin zich zulk een
schouwspel aan ons oog vertoont.
Als we ons afvragen, vanwaar die wereld
sympathie voor den kleinen Negus van Abessi-
nië tegenover den reus Mussolini, dan is er
maar één reden, maar die dan ook te vinden is
in de zielediepte van de volkeren der aarde; één
reden, die bij de hoeren diplomaten niet zoc
zwaar weegt, maar waarmede ten slotte ook zij
rekening moeten houden, wijl een wereld dien
consciëntie-kreet over de aarde doet klinken;
de Negus van Abessinië, biddend en vastend
met zijn volk om het behoud #van vaderland en
vrede, is omhangen met het purper van het
Recht, en de vuist van Mussolini met de revol
ver van modem oorlogstuig is de vuist van een
inbreker.
„Het Recht boven het geweld der wapenen,"
die leuze van onzen H. Vader Benedictus XV
is door den wil der volkeren het devies gewor
den van den Volkenbond te Genève en al wei
geren de machthebbers van de groote mogend
heden het wapengeweld als laatste instantie bij
internationale geschillen prys te geven, het Kel-
log-Pact heeft toch te duidelijk den oorlog als
misdadig middel gebrandmerkt.
Nu Mussolini toch dit middel, het ruwe ge
weld der wapenen gaat gebruiken bij zijn ex-
pansie-politie'-, zien zijne voormalige bondge-
nooten, de regeeringen van Engeland en Frank
rijk, zich genoodzaakt, vooral ook door den drang
van het Fransche en Engelsche volk, het Vol
kenbondsapparaat in werking te stellen tegen
den schender van het Volkenbondspact.
Wij staan nu nog vóór het groote gebeuren!
Verliest Mussolini, de onrechtvaardige aanval
ler, dan gaat er een kreet van verlichting op
in de harten van het wachtend menschdom.
Een „Te Deum" zal er weerklinken, als na den
sl .g bij Waterloo, toen de wereld verlost werd
van een tiran, die een geesel Gods voor Europa
geweest is; door den Bond der Volkeren heeft
dan het Recht gezegevierd.
Wint Mussolini, zullen op het laatste oogen-
blik de regeeringsmannen van Frankrijk en
Engeland de vriendschap van den Romeinschen
dictator en het ruwte geweld der wapenen ver
kiezen boven het „doen van het Recht", dan
valt de Volkenbond uiteen, de wereld wordt rijp
voor de komst van den grooten dictator, in de
Apocalips voorspeld. De hoop der christenen
kan dan alleen nog gesteld worden op de komst
van den Rechter, die den laatsten dictator zal
doen neerstorten door den adem van zijn mond.
De geloovige christenen bidden, volgens het
gebod der naastenliefde, tot God om het behoud
en het welzijn der wereld, zooals Abraham tot
God bad voor de redding van Sodoma en Go-
üiMiiiiiiiin
miiiniiiiiu
Vrouwlief draagt haar liefsten glimlach
1 In het hijzijn van haar man.
Zij is zwijgzaam en voorkomend
En hulpvaardig waar zij kan.
Zijn onthijt staat met drie eitjes
I Keurig-netjes klaar gezet.
Middagmaal is onvolprezen: f
Niet te schraal en niet te vet.
En des avonds hij zijn thuiskomst
Ligt zijn pijp en krant reeds klaar. i
En begint manlief te praten:
E Vrouwlief zwijgt en luistert maar.
Extra-helder is z'n boordje,
Zijn broek piek-fijn in de vouw.
E Voor het eerst zijns levens denkt hij
Toch wel aangenaam: een vrouw.
f Er is geen verschil van meening,
Nog veel minder: kibbelarij.
I 't Is gewoon een gracht-verhouding,
Het is alles: koek en ei.
Maar.zijn argwaan was rechtvaardigf
In den staart zit het venijn.
Op een dag zegt vrouwlief smeekend E
Dat er toch iets nieuws moest zijn.
't Zij een vos of persianer,
Of een fraaie winterhoed. f
Een japon, een blouse of mantel,
Daar de oude 't „niet meer doet"
Krokodillentranen stroomen f
En hij denkt nu maar gedwee:
In het spel der diplomaten
1 Speelt mijn vrouwtje handig mee! i
H. P. E
üuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii?
morrha. Waren er in die steden nog tien recht
vaardigen geweest, God zou op Abraham's ge
bed de steden hebben gespaard. Deze gedachte
moge ons bemoedigen naast de ongerechtig
heid en zedeloosheid van onze dagen zien we
nog zooveel goeds, zooveel edelmoedigs, zien we
bij de meerderheid van het menschdom nog
zooveel gevoel voor Recht, dat die meerderheid
zich groepeert om den troon van een „Neger
koning" en tegenover een man, die zooveler
sympathie had gewonnen door zijn groote re-
geeringsdaden, maar nu, verblind door zijn mi
litaire macht, die sympathie gaat verliezen door
een onrechtvaardigen en onnoodigen oorlog
Waar de Almachtige nog zooveel goeds ziet op
dit aardrijk, moge Hij ons geslacht sparen voor
de rampen der laatste dagen.
Ook deze „Negerkoning" buigt het gekroonde
hoofd voor het „Kindeke van Bethlehem";
moge Mussolini, de katholieke machthebber, die
De professor zeide iets tegen den man,
maar deze kon hem ook niet verstaan. Deze
riep daarop een ander en zei iets in die
vreemde brabbeltaal tegen hem. De man sa
lueerde, greep den professor en voerde hem
weg, naar het dek.
De kinderen volgden nieuwsgierig. De man
beduidde den professor hier te wachten en
verdween weer door het luik. Even daarna
kwam hij weer terug met een opvouwbaar
tafeltje en stoeltje bij zich en verschillende
schrijfbehoeften, waarna hij den professor
beduidde om te gaan schrijven.
De professor begreep niet wat de bedoeling
was en keek den man eens aan. Deze duwde
hem thans hardhandig op het stoeltje neer,
waarbij de commandant, want dat scheen de
man in uniform te zijn, lachend toekeek.
Dolly!"
„Ja, vader?"
„Zag ik daar juist niet, dat die jonge
man tegen je lachte?"
„Welke jongeman?"
„Dat jongmensch daar, aan den overkant, in
dat flanellen costuum."
„Tegen mij lachte, vader?"
„Ja, tegen jou. Je weet heel goed dat het zoo
is, maar ik zeg je, Dolly...."
„Maar vadertje, hij heeft me nog niet eens
aangekeken. Hü keek naar dat schip, daar
ginds."
„Praatjes! Hij kan zoo onnoozel kijken als
hij wil, m ij zal hij niet bedotten. Ik zeg je dat
ik hem tegen je zag lachen."
„Maar vader, waarom zou hij dat doen?"
„Waarom hij dat doen zou? Och kom, kind,
dat weet je ook wel. Ik heb dat heerschap om
ons pension zien rondslenteren."
„Maar vader, daar woont hij."
„Zoo, en hoe weet je dat? Daar heb ik je
te pakken. Hoe weet je dat hij daar woont,
als je geen belang in hem stelt en geen inlich
tingen hebt ingewonnen? Zeg, vertel me dat
eens, meisje-lief."
„Eenvoudig, omdat ik hem vanmorgen in de
ontbijtkamer gezien heb."
„O, nu begrijp ik het, maar ik zeg je ronduit
Dolly, dat ik niet wil hebben dat jullie tegen
elkaar staan te ginnegappen. Ik geloof dat hij
een verkwister is."
„Maar vadertje."
„Nu, je hoort wat ik je zeg. Dat moet uit zijn.
Vertel me eens, waar zei je ook weer dat moe
der en Pauli waren, toen je me ginds bü de
golfbaan inhaalde?"
„Daar aan den overkant bij de pier, vader.
Kijk, daar is moeder."
„O ja, ben je er op uit gegaan, vrouwtje?
Ik heb vanmorgen een lange wandeling ge
maakt en ben juist thuis gekomen. Maar wat
scheelt er aan?"
„Pauli!"
„Wat is er met Pauli? Waar is hij?"
„Ik weet het niet, hij is nergens te vinden.
O, Gabriël, wat moeten we doen? Hij is weg!"
„Weg, zeg je? Kom, dwaasheid! Hij zal toch
wel hier of daar zijn. Waar heb je hem dan
het laatst gezien?"
„Hjjk stond naar de menschen op den boule
vard te kijken. Ik dacht dat hij daar veilig en
wel stond en ik keek een oogenblik een ande
ren kant uit. Toen ik hem direct daarna wilde
meenemen, was hij verdwenen. O, Gabriël,
misschien is hij wel gestolen!"
„Gestolen, zeg je? Och, haal je toch zoo iets
niet in 't hoofd. Hij kan niet ver weg zijn. Dol
ly, kijk jij eens rondMaar wat drommel,
daar komt die jonge schelm aan, die zoo tegen
je grinnikte en.... wat zie ik? Drommels!
Pauli is bij hem! Vertel me ras, mijnheer, wat
hebt u met m'n zoontje te maken?"
„Ik zag hem op den boulevard loopen en
daarom leek het mij beter hem met me mee
te nemen en bij u te brengen. Ik zag u onlangs
aan 't strand en wist dat het uw zoontje was.
omdat ik hem vanmorgen in uw gezelschap zag
aan de ontbijttafel in 't pension."
„Zoo, zoo, nu, dat is heel vriendelijk van u,
hoor. Ik ben u ten zeerste verplicht. Vriendelijk
bedankt. Wat is er Pauli?"
Illlllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllt
„Ik wil m'n lekkers hebben."
„Lekkers? Wat bedoel je daarmee?"
„Die mijnheer heeft me lekkers beloofd, als
ik wilde zeggen dat ik verdwaald was. Ik moet
m'n lekkers hebben."
„Wat zeg je daar jongen? Heeft hij gezegd
dat je moet zeggen dat je verdwaald was? Nu,
ik moet zeggen dat ik dit het toppunt van on
beschaamdheid vind. Nu mijnheer, wat hebt u
daarop te antwoorden?"
„Dat.... dat zal ik u zeggen, mijnheer, nu
m'n plannetje toch mislukt is. Ik dacht niet
dat Pauli me zou verklappen, diedie
lieve jongen. Ja, kijk eens, mijnheer, ik zou
graag kennis met u willen maken, op goeden
voet met u ko
men te staan en
toen ik Paul zoo i
naar de menschen 1 T\
op den boulevard \UC ITlVltdtlC
zag kijken, dicht f f
bij de plaats i
j iimitiiii ut iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiii nuniul
waar u stona en
ook uw dochter aan zag komen, meende ik de
kans schoon te zien."
„Kans? Wat voor kans?"
„Wel, mijnheer, de kans om met u kennis
te maken. Ik nam Pauli direct mee naar dat
koffietentje daar ginds en kocht hem een ijsco.
Toen wachtte ik totdat u voorbij kwam en vroeg
Pauli om te zeggen dat hij verdwaald was
en.
„En u dacht zeker dat we u op den koop toe
nog dankbaar zouden zijn, wanneer u hem bij
ons terugbracht, is 't niet?"
„Ja, wat zal ik u zeggen? Inderdaad, dat
dacht ik, mijnheer. Maar 't beroerde van het
geval is, dat ik het lekkers vergat."
„Juist, jonge schavuit! En je wilde met ons
kennis maken om m'n dochter, hé?"
„Om u de waarheid te zeggen, ja, mijnheer."
„O, ik heb je al lang in de gaten. Je bent
een onbeschaamde, jonge intrigant. Ik zag al
direct dat er niet veel goeds in je stak. Voor je
onschuldig gezicht geef ik geen cent. Hoe heet
je?"
„Embassy, mijnheer; Lionel Embassy. Het
spijt me inderdaad
„Embassy? U bent toch niet Lionel Embassy,
de goifspeler?"
„Om u te dienen, mijnheer, ik speel golf."
.Lionel Embassy! Wel, wel; nu, dat veran
dert de zaak. Ik moet u zeggen, mijnheer Em
bassy, dat het me bijzonder aangenaam is met
u kennis te maken. Uw hand, mijnheer! Hoor
je dat Dolly? Dat is mijnheer Embassy, die dit
jaar als derde uitkwam in de amateur-wed
strijden! Er is iets in u, mijnheer Embassy, dat
me al dadelijk tot u aantrok. Men ziet het u
direct aan, dat u van top tot teen een man
van de sport bent. Ja, ik ken dat. En wat was
het alleraardigst van u om Pauli over te halen
dat hij maar zou zeggen verdwaald te zijn. Op
mijn woord, een kapitale grap! U moet me
eens bij gelegenheid het een en ander vertellen
van uw laatste overwinning op het golfveld.
Nu, luister eens, geachte heer, kom vanmiddag
bij ons dineeren. Wilt u? Neen, neen, geen ex
cuus. U moet. M'n vrouw en rrfn dochter zijn
er ook op gesteld. Niet waar, Dolly, jij zou toch
ook graag willen, dat mijnheer Embassy m'n
invitatie aannam?"
„Vreeseljjk graag, vadertje!"
onzen H. Vader hersteld heeft in politieke on
afhankelijkheid, eenmaal knielen naast dezen
„Negervorst" voor de kribbe van den „Koning
des Vredës". Zoo behooren in een katholiek gebed
de nameh van Mussolini en de „Negus van
Abessinië saamgekoppeld te worden.
Moge de wereld-sympathie, nu gericht op den
troon van Abessinië, om het gevoel van Recht,
langs dezen edelmoedigen weg gericht worden
op den troon van het „Kindeke van Bethlehem",
van den „Leeuw van Juda", waar de wereld
alleen vrede en kracht zal vinden.
De vermaarde Madonna van Giorglone in
het laboratorium van het Brera-Museum te
Milaan is zorgvuldig gerestaureerd. Het kunst
werk is nadien in een speciaal hiertoe gebouw
de nieuwe kapel te Castelfranco ondergebracht.
De grootste foto ter wereld, een luchtfoto van
den staat Connecticut van 18 bij 13 voet, die
de geheele oppervlakte van den staat, die
50.004 vierkante mijlen beslaat, weergeeft, is
gisteren gereed gekomen. De foto zal te Hart
ford tentoongesteld worden ter gelegenheid van
de industrieele tentoonstelling die daar van 2
tot 12 October gehouden wordt.
Nietwaar, U bent "n trouw lezer van onze ru
briek „Omroepers". U moogt er graag eens ln
grasduinen. De zakenman weert van Uw speur-
lust te profiteeren, hij plaatst Zaken-Omroepers,
die onze rubriek juist zoo veelzijdig doen zijn en
die Uwe regelmatige belangstelling inderdaac
motiveeren.
Zondag 29 September heeft Pater Dr. J.
Unkel S. V. D., rector van het Missiehuis St.
Franciscus Xaverius te Teteringen, den dag
herdacht, dat hij voor 25 jaar de H. Pries
terwijding mocht ontvangen. Pater Unkel werd
geboren den 2den Juli 1885. en begon zijn
priesterstudies in het Missiehuis van Steil in
1899, en voltooide ze in 't Missiehuis St Ga
briël bij Weenen, alwaar hij in September 1910
tot priester werd gewijd.
Na de voltooiing der theologische studies
stuurden zijn oversten hem naar Rome ter be-
haiing van den doctorsgraad in de Godgeleerd
heid. Hij deed de studies daartoe in het Ange-
licum en promoveerde op 't proefschrift: De
salute infidelium.
Na het behalen van het doctoraat werd hij
tot leeraar benoemd aan 't één jaar tevoren
geopende Missiehuis St. Willibrordus te Uden.
In de verschillende vakken der lagere studies
gaf hij daar onderricht van 1912 tot 1916. In
het laatst genoemde jaar moest hij de philoso-
phie gaan doceeren in het Missiehuis St. Fran
ciscus Xaverius te Teteringen, alwaar hij m
1918 benoemd werd tot leeraar in de Dogmatiek,
welken leerstoel hij sindsdien onafgebroken
heeft bekleed. Tot aan 't jaar 1930 was de ju
bilaris tevens prefect van de Fraters theolo
ganten, welk ambt hij in dat jaar moest ver
wisselen met dat van 't rectoraat.
Zelden zal een zilveren jubilaris zoo ver de
vruchten van zijn werk zien verbreid, tellen
toch bijna alle missies, toevertrouwd aan het
Gezelschap van t Goddelijk Woord, leerlingen
van dezen ijverigen maar stillen priester. Mogen
hem nog vele jaren van een rijk en vrucht
baar priesterleven geschonken worden.
op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
ischlktheld tot werken door
vérlies van belde armen, belde beenen of beide oogen JL f üv/i" doodeiyken afloop
door Charles Carvice
Madge ging binnen en keek om zich heen.
Het vertrek was niet groot, en stond vol met
retorten, smeltkroezen en wetenschappelijke
histrumenten. Langs de muren stonden boeken
°P lange planken, én in een hoek brandde een
^uur in een soort van komfoor. Een ooor-
oringende. onaangename geur vulde de ruimte.
He bovenhelft van een skelet hing van de zol
dering, doodsmaskers van gips hingen tegen
hen achtermuur, en aan den anderen kant
hep een hyena heen en weer in een groote kooi;
"at verklaarde voor een deel de onaangename
keuren en de vreemde geluiden, die men in de
"durt van het laboratorium waarnam.
Ambrose Stephanota boeg zich over het
*dur, waarop een smeltkroes stond. Hij wees
haar een reageerbuisje op een tafeltje naast
Zich.
..Houd dat vast," zei hij, „hier. vlak bij mij'
riji den hemel! Ik geloof, dat ik er einde'ijk
d^h! Dichterbij! Er mag geen druppel verioren
kaan! Voorzichtig!
Madge hield het lange buisje stevig vast
hy goot er e'en gedeelte van den inhoud
der smeltkroes in. Toen nam hij het van haar
over, hield het tegen het licht en uitte een
onderdrukten kreet.
„Eindelijk, Kijk! Wat helder! Wat kleur
loos! Kijk dan toch!"
„Wat is het?" vroeg Madge met gedempte
stem.
„Wat het is?" echode hy triomfantelijk.
Toen, met plotselinge reserve: „Het is een groot
geheim."
Hy hield het reageerbuisje omhoog en greep
haar bij dten pols.
„Wat het is? Dat moogt u wèl vragten! Het
is het geheim van de Borgia's. Kijk eens hoe
kleurloos, hoe onschuldig het er uitziet! Je
zoudt denken, dat het water was, zou je niet?
En toch hij schudde het haar van zijn
voorhoofd en wierp het hoofd achterover met
een uitdrukking van triomf in zqn oogen
„en toch zouden twee druppels hiervan u uren
lang in een droomloozfën slaap doen zinken, en
vijf druppels hiervan, zuster Agnes, zouden uw
hart voor altyd doen stilqtaan. Kyk!"
Hij goot tien druppels van het vocht in een
grooter fleschje, en ging naar de kooi van de
hyena. Bij zün nadering wierp het dier zich
tegen de tralies en Stephanota duwde den
hals van het fleschje tucschen de opengesperde
kaken. Madge hoorde het glas knappen toen
de hyena er in beet, hoorde het dier huilen
van woede; toen stierf plotseling het gehuil
weg, en de hyena viel neer alsof ze door den
bliksem getroffen was en lag stil doodstil,
zonder een enkele stuiptrekking.
Madge, die gewtend was aan operaties,
voelde zich draaierig worden en een rilling liep
haar over den rug. Ze was bang.
Met een half-spotOend glimlachje om zijn
lippen en een vreemd licht in zijn oogen, ging
Stephanota voort:
„Het is, zooals u ziet, het meest doodelijke
vergif; en toch laat het geten enkel spoor
na niet het geringste! De knapste dokter,
de zorgvuldigste analyst, zou het niet kun
nen achterhalen wanneer iemand aan dit ver
gif gestorven was. Het heeft de kleur van
water ten laat even weinig bewijs van zijn
aanwezigheid in het lichaam achter! Als ik u
vijf druppels hiervan in een glas water ingaf
zoudt u morgen dood zyn, en niemand van al
de doktorten zou in staat zün te zeggen waar
u aan gestorven was."
Madge trachtte zyn fonkelenden blik onver
schillig te verdragen, maar ze moest haar oogen
neerslaan en huiverde weer.
„Wat gaat u er mee doen?" vroeg ze.
„Ik houd 't voor mezelf voorloopig
althans. Maar op een dag zal het me beroemd
makten en rijk. U bent me van veel nut
geweest, zuster Agnes," ging hij droomerig
voort. „Twee, driemaal is alles op het criiieke
moment mislukt, omdat ik niemand bij de hand
had om me te helpen. Het zou vanavond wéér
mislukt zyn, als het toeval u niet hierheen
had gezonden. Ik ben u veel dank verschul
digd."
Hij zei dit alles op een afgetrokken manier
en keek Madge verstrooid aan; maar op dat
oogtenblik vlamde het vuur op en bescheen haar
gezicht,
„U ziet bleek," zei hy. „Maar u bent mooier
dan ooit met dat witte gezicht en die glan
zende oogen. Bent u bang? Daar is geen reden
voor. Ik hij lachte zachtjes ik ben niet
van pian. op u te gaan experimenteeren. Ik
heb volstrekt geen verlangen om u te dooden.
fk zou u veel liever kussen."
Madge deed een stap achteruit en stak haar
handen uit om hem op een afstand te houdten;
maar iets in zyn oogen, in zyn gezicht, hield
haar in bedwang, zoodat ze verder niets kon
doten.
„Kyk me aan," zei hy; en tot haar eigen
verwondering hief ze het hoofd op.
Hy kuste haar en zoodra zyn lippen de
hare raakten was de betcovering verbro
ken.
„Hoe durft u?" hygde ze, terwijl ze heftig
met dten rug van haar hand langs haar mond
veegde. „Hoe durft u? Lafaard!"
Ze beet hem dat laatste woord toe, terwijl
ze de deur openwierp, en bij het wegvluchten
zag ze nog juist, hoe hy terugkeerde naar het
vuur, en hoorde ze hem weer lachen, alsof de
kus, dien hij haar gegeven had, van geen belang
voor hem was.
HOOFDSTUK IX
In één ren bereikte Madge haar kamer,
sloot de deur achter zich af, alsof ze vervolgd
werd en bleef hygend staan, woedend en ver
ontwaardigd ten ook een klein beetje bang.
Zij was gehypnotiseerd, machteloos gemaakt
door iets in de stem en de oogen van dien
man, zy, Madge! Het meisje, dat alle andere
studenten tot haar gewillige slavten had ge
maakt, die aan haar minste grillen gehoor
zaamden, had het onderspit gedolven bij dezen
vreemdeling!
Natuurlyk, hield ze zichzelf voor, kon ze
naar dokter Marsdon gaan en zich beklagen
over wat ze ondervonden had; maar Madge
ws van haar kinderjaren af te zelfstandig
geweest om by wien ook bescherming te
zoekten.
Ze was zoo uitgeput door de opwinding,
dat ze tegen dten morgen in slaap viel op haar
post. Dat is een van de onvergeefiykste
fouten, die een verpleegster kan begaan en
ze schrok plotseling weer wakker met een
gewaarwording van vrees. Ambrose Stephanota
stond voor haar en keek haar aan met een
eigenaardigen doordringenden blik in zyn
donkere oogen en een vaag glimlachje om de
lippen.
„U bent vermoeid," zei hy met zijn diepe
stem.
„Niet in 't minst," zei Madge.
zyn glimlach verbreedde zichj toen werd
zyn gezicht plotseling weer ernstig.
„U sliep, toen ik binnenkwam."
„Ik had enkel even myn oogen dichtge
daan."
,„Dat doe ik óók als ik ga slapen. Was u
bang vanavond in het laboratorium?"
„Volstrekt niet!" zei Madge met onder
drukte woede. „Ik was enkel verontwaardigd
beleedigd."
Hy knikte.
„Ik weet het, het spyt my. Ik dacht dat
ik met eten man aan 't praten was, tot ik
plotseling opmerkte, hoe mooi u was; toen
vroeg ik u om me te kussen. Wat kan een
man nu anders doen met een mooie vrouw?
Maar het spyt me; ik vraag u excuus. Nu
zijn we weer vrienden, is 't niet?"
„Néé!" zei Madge heftig.
Hy lachte het zachte lachje, dat haar
nog maar eten paar uur geleden had doen
huiverten.
„O, maar dat geloof ik toch wel!" zei hy
kalmeerend zooals hy had kunnen spreken
tegen een wild dier, dat hy wilde temmen,
dacht Madge. „U zult er toch niet boos om
blyven! En ten slotte wat beteekent nu eten
kus? De tyden zyn toch voorby, dat een
meisje zich over zooiets opwond! En ik zal
er geen tweeden keer meer om vragen tot
u bereid bent, me er een te gevten uit vrijen
wil."
„Dat zal nooit het geval zyn!" riep ze, met
flitsende oogen.
„We zullen zien," zei hy eenvoudig, „Maar
op het oogenblik zullen we er niet over twis
tten. Wanneer wordt u afgelost?"
Madge staarde strak voor zich uit, in de
hoop dat hy zou weggaan, maar hy wachtte
geduldig en onverstoorbaar en ze voelde zich
gedwongen, te antwoorden.
„Over tien minuten," zei ze kort, met eten blik
op de klok.
XWjordt vervolgd)