Md amêaal van den dag Met twee kameraadjes op avonterenreis IDe Dubbelgangster mm™ De troetelslang van een danseres 1 J Ouderdom is een ziekte op zichzelf ZUURSTOF-OPNAME EN KOOLZUUR-AFGIFTE DINSDAG 8 OCTOBER 1935 EEN STER ZONDER KUREN Dol op anderdaagsch bad van melk: drie liter melk op twee liter water Dol op geluiden en muzikaal y <\v i y V Maastrichtsche Oratorium Vereeniging De "boa constrictor van de danseres Wiener S&ngerknaben Het leven, ook het lange leven, moet beschouwd worden als een gave Gods en ge waardeerd Geen vaste levensregel om oud te worden Prijsvraag katholiek jeugdboek Liesbet Sanders u AI I C A D M M T7 'Cl °p dlt blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen C1 *7 [f A bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door A I .1 ,r. M ill M I 1 li Lj O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I f JU»" verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen A f ül/« AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij een ongeval met doodelljken afloop FOCA bij verlies van een hana muI/*" een voet of een oog Een Oostenrüksch journalist heeft onlangs een visite gemaakt bij een slangendanseres, die hem het een en ander vertelde over het dier, waarmee zü haar publiek pleegt te begeesteren. De slang, een mannetje, droeg den naam Pu bliek en bleek een jonge, zoowat drie meter lange boa constrictor te zijn, die zijn bruin en geel geteekend lijf in dienst van de variété- kunst had gesteld. lederen avond beweegt hij zich wiegend, naar het voorbeeld van zijn slanke, donker-geoogde meesteres, op de klan ken van een klein orkestje. Hij danst, en ten slotte kronkelt hij zich om het lichaam van de danseres, in steeds enger wordende cirkels. Hij is een nummer van het programma, waarmee men rekening houdt, een ster, maar zonder kuren en pretenties. Toch boezemt hij respect in, met zijn glanzende, kronkelende lijf, dat zoo precies en correct werkt. In het huis van de slangendanseres bleek Publiek opgerold te liggen in een ruw getim merde kist, die van binnen met dekens was bekleed. Over het gekronkelde slangenlichaam was een wollen doek geworpen, waarop een met electriciteit verwarmd kussen lag, dat ten doel had een tropische warmte te suggereeren. Pu bliek verlegde zich eens, met een trage bewe ging, toen er naar hem gekek'en werd, maar nam verder neelemaal geen notitie van de aan wezigheid van den vreemden bezoeker. Zijn meesteres, een jonge Zuid-Spaansche vrouw, die de slang al van haar vroegste jeugd af bij zich heeft, vertelde allerlei interessante bij zonderheden uit beider leven. Het reptiel is na de avondvoorstelling altijd bij zonder levendig en opgewekt. Dan heeft Publiek heelemaal geen zin om in zijn kist te kruipen. Hij is een echt nachtdier en niet zelden ge beurt" het, dat hü zich dan met ongehoorde be hendigheid weer uit zijn kist werkt, als hij er al is ingelegd. Hij begint dan een wande ling, die niet steeds zonder botsingen verloopt. Overmoedig verheft hij dan zijn lange lichaam en met zijn beweeglijken kop veegt hij voor werpen, die niet nagelvast zijn, van hun plaat sen af, verplaatst zetels en hij schijnt er bij zonder behagen in te scheppen een beetje la waai te maken. De danseres wilde van de gelegenheid ge bruik maken, het veelverbreide, maar onjuiste praatje tegen te spreken, dat slangen geen ge hoor zouden hebben. Het tegendeel is waar. Zij zijn dol op geluiden en zij zijn, volgens de er varingen van de danseres, beslist muzikaal. E11 om hare bewering waar te maken, zette de dame zich aan het klavier en speelde eenige maten van een marsch, waarop werkelijk een .licht bewegen onder de wollen lap verried, dat er beweging in het stijf-opgerolde slangenlijf kwam. Het dier hief den kop, richtte zich zoo wat een meter hoog op en werkte met de tong in alle richtingen. Of het dan niet een beetje griezelig was, een zoo intiem samenzijn met een slang, vroeg de journalist. „Och, dat is maar een kwestie van gewoonte," beweerde de kleine danseres en ze vertelde, dat zij reeds als kind groote voor liefde had voor slangen. Hare ouders waren circus-artisten en alle slangen van de mena gerie waren haar vrienden. Ook slangen Weten wat trouw ls en zij heb ben hun meesteres lief, zoo beweerde de dan seres met overtuiging. Als zij maar eerst goed gewend zijn, zijn ze net zoo aanhankelijk als andere huisdieren. In het begin zijn zij welis waar schuw en aanvalslustig. Het dier heeft een geweldige kracht in zijn kop, die het bij zijn aanvallen natuurlijk goed g„Jiuua. Maar dan legt men een gummiring om zijn muil en als de slang maar eenmaal begrepen heeft, dat zij weerloos is en zichzelf door het verzet Pijn doet, ziet zij weldra van aanvallen af. Ze wordt onzeker, trekt zich terug en heel lang zaam dringt het tot haar door, dat ze geen ge vaar heeft te duchten. „Thans zijn Publiek en ik de beste vrienden," vertelde de Spaansche. „Als hij het bij zijn nachtelijke escapades soms koud krijgt, gebeurt het niet zelden, dat hij voor mijn bed ver schijnt, zich opricht en bij mij onder de dekens warmte zoekt, waar hij zich heel stevig oprolt, zonder mij aan te raken, want hij wil mij niet storen. In 't algemeen is Publiek zeer zorgzaam voor zijn meesteres. Bij de voorstellingen of bij het repeteeren legt hij zijn kronkels maar heel losjes om mijn lichaam, als wilde hij er voor oppassen, dat hü mü geen pün doet." Terwijl de danseres vertelde, lag Publiek, als een trage, beweginglooze massa, nog altijd in zün houten kist. Wel hoorde de Journalist haar mededeelingen, maar hü kon het allemaal moeilük gelooven en een lichte rilling ging hem door de leden, toen hü het glanzende, koele slangenlüf bekeek, waar hü de trouw en de teederheid niet aan kon afzien. „Het is pas een uur geleden, dat hü heeft gegeten, en nu is hü een beetje lui," veront schuldigde hem de danseres. „Wanneer u ech- i, V -■ i W,,*. ter terugkomt en Publiek is goed geluimd, dan zult u eens zien hoe vriendelük hü zün kan en hoe charmant hü mü aankükt, wanneer ik hem bij den naam noem." Om den anderen dag krügt hü een bad van melk: drie liter melk op twee liter water. Daar is hü dol op. Vergenoegd en opgewekt wentelt hü zich in de troebele vloeistof, waar mee hij ook zün dorst lescht. Dit bad echter houdt zün huid schoon en glanzend, het voedt en reinigt hem tegelük. Zoo blüken ook dieren, die door ons men- schen voor de griezeligste en meest valsche worden gehouden, him gezellige kanten te heb ben. In de maand Mei van het volgend jaar zal de Maastrichtsche Oratorium Vereeniging haar zilveren bestaansfeest vieren. In 1911 nJ. had in de maand Mei in de voor malige Dominicanerkerk de eerste uitvoering plaats, waarbü het oratorium ,,Der Messias" van Handel onder leiding van den heer Henri Hermans werd gegeven. Deze vooruitstrevende dirigent is thans nog directeur der vereeniging en zal thans naast de Missa in f van A. Bruckner ook een werk van een jong Nederlandsch componist uitvoe ren, t.w. het „Te Deum" van Marius Monniken dam, dat zün eerste uitvoering te Rotterdam door het Toonkunstkoor beleefde, in het vorig seizoen. Al menigmaal heeft Hermans voor de heden- daagsche muziek zich als baanbreker doen ken nen en daardoor de beteekenis van deze ver eeniging verruimd. Het jongenskoor uit Weenen, waarvan wü de komst eenigen tüd geleden konden melden, zal op deze nieuwe tournee een zeer groot aantal geestelijke en wereldlijke liederen ten gehoore brengen. Op het programma staan o.a. werken van Buxtehude, Haydn, Lassus, Pergolese, de Vic toria, Beethoven, Brahms, Rameau, Schubert, Mozart, Schumann, Strauss en vele anderen. Voorts staat een 10-tal operaatjes op het re pertoire, die alle wederom in costuum gegeven zullen worden. Naast Mozarts' Bastien en Bas- tienne, Lortzing's Opernprobe, een Wiener Wal- zermarchen, komen o.m. Monsieur en Madame Denis van Jacques Offenbach, de Apotheker van Joseph Haydn, Abu Hassan van C. M. von Weber tot uitvoering. De muzikale leiding is in handen van Leo pold Emmer. Senectus ipsa morbus, de ouderdom zelf ls een ziekte of misschien beter, zooals anderen zeggen: senectus morbus ipse, de ouderdom is een ziekte op zichzelf. Wat is de ouderdom? Men zou hier het be kende verhaaltje uit de mythologie kunnen aanhalen van Tithonius, een knappen konings zoon, die door de godin Eos bemind werd. Zü smeekte Jupiter hem de onsterfelükheid toe te staan, maar zü vergat de eeuwige jeugd erbü te vragen, zoodat de ouderdom hem toch deed kwünen en in elkaar krimpen en zelfs niet meer in staat om rond te strompelen, bracht de ouderdom hem ten slotte toch ten val en tot rust. Senectus morbus ipse. De ouderdom is een ziekte op zich zelf. Reeds van de geboorte af, zoo schrijft ons dr N. P. van Spanje, is in ons dan nog teere lichaam de wasdom vergezeld van een zekere langzaam voortschrüdende verdichting van het pas gevormde bindweefsel, waaraan - alle lichaamsdeelen, zenuwen, huid, spieren, bloed vaten en beenderen deelnemen. De huid wordt tenslotte droog en rimpelig bekük het portret van Rockefeller de bloedvaten verliezen hun elasticiteit en worden kronkelend en hard, de spieren en het hart zün niet meer zoo krachtig en gespannen als in de jeugd. De helderheid van geest blüft dikwüls lang bestaan, waar- schünlük voor een deel door de voortreffelüke büzondere bloedverzorging der hersenen, het centraal station voor de functie van ons lichaam. Twee binnen-slagaderen en wervelslagaderen, büna direct komend uit de boog van de aorta de groote uitlaat van het hart vormen aan de hersen-basis door onderlinge verbindingen een ring- of cirkelvor mig bloedvat, genaamd de cirkel van Willisius; van dezen cirkel aan de basis gelegen, stijgen slagaderen omhoog die nu büna geen onder linge verbinding vormen naar de hersen schors en de afzonderlüke centra daarin ge itgen. Dit geheele stelsel ontvangt het bloed uit tiet nabüe hart, als het ware uit de eerste hand. De bloedverzorging in de hersenen ondervindt o'uf weinig hindernis van een stoornis in de hartfunctie, die geschiedt tusschen het hart en den circulus Wiiisius, maar tevens blüft een eventueele stoornis in een vat, dat van den cir culus Willisius in de hersenen dringt tot 't door dit vat verzorgde deel dier hersenen beperkt, zonder dat het geheele hersen-complex buiten werking wordt gesteld en dus de dood zou volgen. Er zün dan ook voorbeelden genoeg van man nen en vrouwen, die op zeer hoogen leeftüd nog voortreffelüke geestesgaven bezaten; men denke slechts aan den Engelschen staatsman Gladstone, the grand old man, die op meer dan tachtigjarigen leeftüd minister-president was. aan Paus Leo XIII, den schepper van Rerum Novarum, die tot den leeftüd van 92 jaar zün hooge werkzaamheden verrichtte. „Groote dingen," zegt Cicero, „worden niet tot stand gebracht door kracht, vlugheid of snelheid var lichaam, maar door beleid, gezag en door het geven van een oordeel." Behalve het schrompelen der huid, het grij- zen der haren, gebogen gang enz., verschünselen die gemakkelijk in het oog vallen, zün er nog andere verschünselen die op den menschelijken achteruitgang wijzen, en die men objectief kan aantoonen. Zoo vermindert o.a. met het stügen der jaren het basaal metabolisme of eenvoudiger gezegd, de grondstof-wisseling van het menschelüke lichaam, die men bepaalt na een tüd van abso lute geestelüke en lichamelijke rust. Men kan dit aantoonen door de hoeveelheid zuurstof te meten, die het lichaam na absolute rust van 24 uren opneemt, en het koolzuur, dat het lichaam afgeeft, ofwel men meet de hoeveelheid warmte, die er van uitgaat, waartoe verblüf in daartoe geschikte apparaten noodig is. Deze zuurstof-opname en koolzuur-afgifte kan bü sommige ziekte-toestanden, büv. de ziekte van Basedow (kropziekte), buitengewoon ver hoogd zün. Onze landgenoot prof. dr. A. K. M. Noyons, vroeger te Leuven, thans te Utrecht, heeft daar voor buitengewoon gevoelige apparaten be dacht, die uiterst nauwkeurige aanwüzingen geven. En dan blijkt uit elders genomen bepa lingen, dat deze waarden tusschen 20 en 50 jaar vrüwel constant zün de krachtige mensche lüke leeftijd tusschen 50 en 60 jaar en vooral tusschen 60 en 70 jaar worden zü echter belang rijk minder. De menschelüke machine werkt minder krachtig: het is tüd voor het afleggen der volle wapenrusting! De reacties op prikkels verloopen minder snel, de physieke kracht, het uithoudingsvermogen, gaat achteruit, de spie ren, vooral ook de hartspier, verzwakken. De kachel verbruikt minder brandstof en geeft dus minder warmte, minder energie af! Natuurlijk komt die kentering niet op een bepaalden datum en niet bij allen even snel. Sommigen sterven stokoud, terwijl zij een leven vol zorgen en harden lichamelüken arbeid heb ben geleefd; anderen hebben veel alcohol ge bruikt en misbruik van tabak gemaakt en wer- aen toch oud; weer van anderen wordt vermeld, dat zü een uitsluitend zittend leven hebben ge leid op bureaux en bü administraties en toch meer dan 102 jaar oud weiden, vlug zün ge bleven en vrü van lichamelüke gebreken. De een wordt 100 jaar in zün prachtige hygiënische woning, een ander in een bekrompen huisje in een der steegjes van een Hollandsche stad. Zü allen moeten by de geboorte een zeer sterk en gezond lichaam hebben meegekregen en dat schünt het voornaamste. Een vaste norm voor een te volgen levensregel om oud te worden heeft men bü navraag van zeer vele honderd jarigen, zoowel mannen als vrouwen, niet kun nen vinden. Men moet het leven niet zoo pessimistisch be schouwen als de oude rijkskanselier, Fürst Chlodwig v. Hohenlohe (1898), die in zün „Denk- würdigkeiten" zegt: „Het ware voor een ieder mensch beter nooit geboren te zijn. Sophocles heeft dit reeds gezegd en sindsdien zün vele eeuwen voorbügegaan en iedereen weet het en s.eept zich voort tot het einde van zijn leven, krijgt eere-posten en onderscheidingen, gaat heen en is vergeten!" De schepper, wü weten dit allen, heeft het leven toch als een groot goed beschouwd. Het eenige der 10 geboden, die God zelf in de stee- ren tafels van Mozes grifte, waaraan hü een belooning verbond, het 4e gebod, luidde toch: „Eert vader en moeder, opdat ge lang moogt leven op aarde." Deze belooning wordt niet meer vermeld in onze gebeden. Ook met het gewijzigde Onze Vader, Wees Gegroet enz. kun nen wij ouderen het nog niet zoo vlot vinden. Kort en goed, het leven, ook het lange leven moet dus beschouwd worden als een gave Gods en gewaardeerd. Merkwaardig dat zü, die de meeste levens gewelddadig hebben vernietigd, een Hannibal, Alexander de Groote, Napoleon, enz. het langste voortleven in de herinnering en bewondering der menschen Wanneer het meer inspannend werk moeilük begint te worden, moet men daarom zün tijd niet in ledigheid doorbrengen. Het beste is een liefhebberü te hebben, muziek, lectuur, een we tenschappelijk onderzoek enz.; de neiging daar toe heeft, volgens Ecclesiastes, God den men schen gegeven, „Ut occuparentur in ea", opdat zj zich zouden bezighouden! Als men niets te doen heeft is de dag lang. „Ik lees zes couran ten," zei me eens oud-praeses Clarüs, „en toch, ik wist niet dat het leven zoo lang was!" Winston Churchill, de Engelsche oud-minis ter van Oorlog, raadt in zün boek „Thoughts and adventures" als liefhebberij met warmte teeke- cen en schilderen aan; de spieren mogen slap per worden en onze ledematen minder vast; maar schilderen is een vriend, zegt hü, die geen onredelijke eischen stelt, niet opwekt tot uit puttende inspanningen; hü houdt gelüken tred ook met zwakke pogingen en houdt het linnen schildersdoek als een scherm tusschen ons en de jaloersche oogen van den tüd of den langza- men voortgang van den lichamelüken onder gang." Men kan het probeeren! Jef Werders van de firma Werders Co. verkeerde in ernstige moeilükheden. De zaak was ernstig genoeg en het woord moei lükheden is eigenlük te zwak. Alles wat eraan voorafgegaan was, was een opeenvolging geweest van oorzaken en gevol gen, en de eerste stap op het hellend vlak was noodzakelük gevolgd door meerdere. In een steeds vlugger tempo was het einde van de helling spoedig bereikt en van terugklimmen was nu geen sprake meer. Er stonden voor Jef Werders nog twee we gen open. De eerste zou de eenige goede uitweg zün, maar Jef had het een lafheid genoemd dien in te slaan. Jef vergat dat het geen lafheid is, een misstap te bekennen en dót een mensche- lijke afdwaling dikwüls nog goed te maken is. Daarom zou voor Jef de eenige goede uitweg geweest zijn open kaart met zijn compagnon te spelen, hem ruiterlijk te bekennen dat hij als gevolg van een al te ongebreidelde levens- wüze en mislukte speculaties in schulden ge raakt was, dat hij zich vergrepen had aan gel den, die zijn compagnon toekwamen, en ten slotte, teneinde deze fraude te kunnen dekken, valsche boekingen verricht had. f Maar Jef had de kracht niet gehad de con sequenties van zijn misstappen op zich te ne men en was nu doende een tweeden, nog meer gevaarlijken weg in te slaan. En deze oplossing kwam hem na lang wikken en wegen betrekkelijk zoo eenvoudig voor. Hij zou een inbraak in zijn eigen kantoor gaan plegen Op Zaterdagmiddag zou er ongeveer twaalf duizend gulden in kas zijn, met welk bedrag den Maandagmorgen daarop eenige vorderingen voldaan moesten worden. Deze twaalfduizend gulden waren voldoende om r/jn tekort te dek ken en de verzekeringsmaatschappü zou de schade te dragen hebben. Natuurlük had hü het plan tot in de fijnste bijzonderheden uitgewerkt. Geen mensch zou ooit op de gedachte gekomen zün dat op dien Zaterdagmiddag, terwül het kantoor gesloten was, Jef Werders zün eigen brandkast gefor ceerd had. En zelfs voor het geval er eenige verdenking op hem mocht vallen, had hü voor een onaan vechtbaar alibi gezorgd. Vrijdagsavonds verschaft Jef zich een goed koop plaatsje in de City-cinema en woonde de geheele voorstelling van begin tot einde bü. Daarop begaf hü zich rechtstreeks naar huis. Zaterdagsmiddags om kwart voor twee stond Jef andermaal in de queue in de hal van de City-cinema. Quasi-onoplettend gaf hü ver scheiden bezoekers gelegenheid hem vóór te gaan en zich van plaatsbiljetten te voorzien, totdat hij een tweetal zijner kennissen, die juist het theater passeerden, opvallend gegroet had. Daarop schuifelde hij tegelük met den stroom der andere bezoekers naar de kassa en voorzag zich van een kaartje. Hü verliet nu de hal van het theater, liep haastig een züstraat in, riep een taxi aan en liet zich brengen naar een stille straat, welke parallel liep met die, waarin zijn kantoor ge vestigd was. Daar aangekomen, betaalde hü den chauf feur, vergewiste zich eerst ervan dat hü on gezien was en verdween toen plotseling in een zeer smalle steeg. Met de geoefende rou tine als van een beroepsinbreker opende hü vlug met een looper een kleine houten deur, welke dien dag, tegen de gewoonte in, onge- grendeld was. Na ijlings een binnenplaatsje overgeloopen te hebben, klom hij behendig door een open staand luikvenster, liet zich naar binnen glü- den en stond kort daarop in een toilet-en waschgelegenheid. Jef stapte behoedzaam een gang door en een trap op. Zelfs blindelings zou het hem gemak kelijk gevallen zijn den weg te vinden. De toegangsdeur tot het privé-kantoor, waar in zich de brandkast bevond, opende hü even eens met een looper. Zün handschoenen hield UJiöïi'üi Deze begon te lachen en zei: „Daar be grijpt U heelemaal niets van hè. Daarop vertelde hü den verwonderden professor, dat hü kapitein was van den onderzeeër, waarop men zich thans bevond en volgde het heele verhaal. Men had reeds geruimen tijd in een of andere Italiaansche haven ge legen en het begon de bemanning danig te vervelen. Geen manoeuvres, geen oefentoch ten en geen feestjes, dat was niets voor de zeelui en op een goeden dag rü'pte er bü de bemanning een plan, om stiekum eens een flink tochtje te gaan maken. Het gebeurde toevallig dat de kapitein 's avonds op een feest moest dat de burge meester van het stadje gaf, en van deze gelegenheid besloten de bemanning en de stuurlui om een tochtje op zee te gaan maken. De leiding werd opgedragen aan den eer sten stuurman, die nu de commandant was. De zaak marcheerde uitstekend, doch toen men terug wilde keeren, verzette de be manning er zich tegen en de stuurlui wer den gedwongen om den steven weer naar zee te wenden. hü aan. Hü was bedacht op de vingerafdruk ken. Hü was op alles bedacht. Jef bleef in stijl- Jef zat nu in zün bureaustoel even uit te blazen. „Geen overhaasting en vooral bedaard] bhjven!" Hij sloeg een blik op zün polshorloge 2.35' Hij had dus voile anderhalf uur den tüd. Eerst om kwart na vier, tegen het begin va» de tweede voorstelling, zou hü zün plaats ib het theater dienen in te nemen. Daarna zoU het niet opvallen, indien hü na afloop van de eerste voorstelling tegelük met de overige be zoekers de zaal verlaten zou. Het was dood „„„m,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,': stil op het kan- j Sen menschj Een Onverwachte j bouwgelaanwerig" 1 Wending] Jef was er zeker j van ongestoord te zullen blijven. Hij kon dus beginnen Hü aarzelde een oogenblik. Zou het dan tóch misschien niet beter zü®' nu, halverwege, nu het wellicht nog niet ®e laat was, terug te keeren?" Doch op hetzelfde oogenblik verweet hü zicb zün opkomende lafheid. „Een man die a zegt, moet ook b zeggen!" Jef beet de tanden op elkaar. Hü schoof zü" bureaustoel achteruit en sprong overeind. „RutttTelefoon!" „Niet aanrakenEen verkeerde aanslui ting! Werders Co. wordt op Zaterdagmiddag niet opgebeld!" „RuttRutttt.Ruttttt!" ,-,Bellen laten! Afblüven van den haak!" Doch er was een drang in hem, sterker dab zün wil, die hem de hand deed uitstrekken naaf1 het apparaat „Rutttt!" „Werders Co." „Ik moet je even spreken, Jef. Ik vermoedde wel dat ik je waarschünlük op kantoor zoU aantreffen. Het is noodig dat ik je even onder vier oogen spreek, Jef. Ik ben zóó bü je! Na verloop van enkele minuten zat er eer* vrouw tegenover hem op den bureaustoel vab zün compagnon. Zü sprak geen woord. Zü zag hem slechts aan en wachttewachtte Met een sprong vloog Jef overeind en la? snikkend in de armen van zün moeder. „Ik wist het, m'n jongen. Een moeder vóel' het, als haar kind iets verkeerds gaat doen- Goddank kan ik je helpen, m'n jongen." De uitgeversmaatschappij -boekdrukkerij „Hel mond" schrijft een prijsvraag uit voor een oor- spronkelük Katholiek jeugdboek, dat geschikt ig voor Katholieke jongens en meisjes van eeb leeftijd van 1216 jaar. Het boek moet efen omvang hebben van circa 40.000 woorden. De manuscripten dienen in de nieuwe spelling duidelijk getypt te zün en moe ten voor 15 Februari 1936 worden ingezonden aan het Secretariaat van de Prijs vraag jury Zuid-Koninginnewal 1418. Helmond. De uitgever stelt twee prijzen beschikbaar, n-'" een eersten van f 400 en een tweedfen van f 30Ö" De uitgever verbindt zich de bekroonde werkeb te doen verschijnen in den loop van het jaar 1936. De jury bestaat uit Marie Koenen, AntooO Coolen en A. J. Zoetmulder. De volksliederen-zangeres mevrouw Liesbe® Sanders, is voor een aantal concerten eind Oc tober uitgenoodigd in Weenen, Budapest eb Praag. Zü zal een tweetal concerten in Budapest eb Praag geven, terwül zü in Weenen bü de RA' VAG, de vereeniging voor nieuwe muziek, dé Volkshochschule, en eenige andere vereenigiö' gen zal optreden. SCHOOL kent deze nie uwe borden nog niet ze worden ge- plaatst op punten, waar de weggebrui ker in 't bijzonder aan anderen gevaar of hinder kan veroorzaken (Blauw veld met witten driehoek en dito tekst) door Charles Carvice 22 Hü trok haar bü die woorden naar zich toe, en ze bood geen weerstand, maar toen hü het hoofd boog om haar lippen te kussen, week ze een oogenblik terug. Toen gaf ze toe en zijn mond vond den haren. Maar op zün weg naar de stad moest hü ook nog aan minder romantische dingen den ken. Natuurlük zou hü, nu hü verloofd was met Irene, het spelen moeten opgeven, dat wil zeggen, het hooge spelen; er school geen swaao in 'n partütje bridge of een klein beetje bac carat nu «n dan. En en de champagne fuifjes zouden er ook wel aan moeten geioo ven. Dan waren er zün paarden en zün wed denschappen bü de rennen. Wat een massa geld had hij al verdaan met wedden en knollen die als laatste kwamen aansukkelen! Ja; en en hü moest trachten, den heer Levlson tevreden te stellen. „Maar hij zal geen kik meer geven zoodra hij hoort, dat ik met Irene verloofd ben," mompelde Terence, terwül zün gezicht op klaarde. „Drommels! Ik ben toch een geluks vogel!" Hü dineerde in een rustige club en, nog vol van zyn gloednieuwe goede voornemeus, stelde hü zich tevreden met een half fleschje Lafitte. Maar hü vond het toch noodig, nog een brandy-soda te nemen, vóór hü zich op weg begaf naar Carlton House Terrace. „Zijn lordschap is in de bibliotheek, mylord," zei de butler, terwül hü het ongewoon plechtige gezicht van den jongen man met verholen nieuwsgierigheid opnam. Lord Mersia stond op uit zün armstoel voor de groote, met papieren overdekte tafel, Hü was tamelük verbaasd, op dit uur nog een bezoek van Terence te krijgen, doch hij begroette den jongen man met vriendelüken ernst. „Ga zitten Terence," zei hü- „Ik wist niet, dat je in de stad was. De hertogin, dien ik vanmorgen trof, vertelde me, dat je naar Fairlawn was gegaan." „Dat was ook zoo, sir," zei hü. „En Irene? Maakt zü het goed? Je hebt haar natuurlük gezien?" vroeg Mersia. Hü was weer in den armstoel gaan zitten. „Ja, ze maakt het uitstekend," zei Terence „Ze heeft een ritje met me gemaakt ik was met den wagen gegaan Het was verruk- kelük weer. Ze ze heeft ook nog een eindje zelf gereden." „Juist," zei de graaf, een beetje verstrooid. .,Ze kan er wel iets van. Je bent een bevoor recht jongmensch, om op zoo'n dag buiten te kunnen rondrijden." „Het hangt van u af, of ik bevoorrecht ben of niet, sir," zei Terence onhandig, wenschend, dat het maar achter den rug zou zün. Lord Mersia keek op, ernstig en verwon derd. „Van my! Ik begrijp je niet." „Toch is het zoo," zei Terence, terwijl hü kaarsrecht ging zitten en een kleur kreeg „Ik ik wilde u komen vertellen. Lord Mersia, u komen vragen" Terence had altüd een diep respect voor den graaf gehad, maar nooit had hy zich in zün tegenwoor digheid zóózeer als een kleine jongen gevoeld „ik jk ging naar Fairlawn om Irene te vragen of ze mijn vrouw wilde worden." „Om Irene te vragen! Waarom kwam je niet eerst bü mü?" vroeg Mersia. Terence kleurde onder den terechtwüzenden toon, maar het ontbrak hem als regel niet aan moed; daarom zei hü: „Ik weet, dat ik dat had mceten doen, sir: maar ja, ik bad er tevoren al eens met .Irene over gesproken, en en het was te laat. Ik heb haar innig lief, en en de woorden ont snapten mü vóór ik het besefte. Wy zijn immers geen vreemden of oppervlakkige kennissen; we hebben elkaar gekend sedprt onze kinderjaren, en en ik geloof ze zegt dat ze óók om me geeft; dat ze met me wil trouwen. Dat wil zeggen, als u toestemt natuur lijk." De graaf bleef onbeweeglijk en zwijgend zitten, zóó lang, dat Terence deze stilte vreemd en onbehaaglijk begon te vinden; ein- delük sprak Lord Mersia en zün stem was niet meer zoo strak en streng, maar vol droefheid, zelfverwijt bijna. „Je hebt verkeerd gedaan," zei hij. „Je hadt niet moeten sp eken vóór je bij mij was ge weest. Je weet heel goed, dat men zich in onze kringen nog aan de oude vormen houdt. Je zegt dat Irene Hij brak af en zijn lippen trilden, zün wenkbrauwen trokken samen boven zün strenge, oude oogen. „Ze weet nog niet wat ze zegt ze is een meisje, nog half een kind. Jullie zü'n beiden te jong om het gewicht en de zware verantwoording van een huwelijk te be grijpen." „Ik ben niet zoo jong, sir," waagde Terence. „En Irene „We zullen Irene er buiten laten, als je het goedvindt, Terence. Je hebt mü gevraagd cm mün toestemming tot je verloving met mün dochter, en, ofschoon ik gevoelig ben voor de eer, die je haar en mij doet ,0, wat dat betreft, sir protesteerde Terence. „Pardon," kwam de üz'ge stem. „Het is een eer. Ik vergeet niet dat de pretendent naar de hand van mün dochter de toekom stige hertog van St. Ormonde is. Maar mün toestemming kan ik niet geven." Terence's gezicht vlamde op. „Ik vrees dat u vindt, dat ik haar niet waard ben, Lord Mersia," zei hü met ge dempte stem; „en natuurlük hebt u gelijk Ik kan me voorstellen, dat u alle mogelüke verbalen over me hebt gehoord." Mersia maakte een afwerend gebaar. „Ik heb niet de gewoonte, te luisteren naar verhalen omtrent mün vrienden, Terence," zei hü ernstig. „O, nu u zoudt ze ook wel hebben kunnen hooren zonder al te opzettelijk te luisteren," zei Terence. „En ik moet bekennen, dat som mige er van, zü het ook niet alle, wel waar heid bevatten. Misschien ben ik een beetje licht zinnig geweest, zooals veel andere jongelui van mün leeftijd; maar ik hoef u wel niet te zeggen, dat dat alles van nu af aan uit zal zün. Zoo veel anderen hebben óók een nieuw blad omge slagen; waarom zou ik dat ook niet kunnen?" „Ik twüfel niet aan je goede voornemens," zei Mersia. „Ik wil zelfs geen oogenblik insi- nueeren, dat je ze mogelük niet ten uitvoer zult brengen. Je vroeger leven je jeugdige dwaasheden zün niet de reden waarom ik mijn toestemming weiger „Maar wat is dón de reden?" vroeg Terence snel. Irene houdt van mü De graaf stond op en leunde met één hand zwaar op de tafel; zün bleek gezicht had een smartelüke uitdrukking. „Ik kan het je niet vertellen," zei hü, langzaam, en met een vreemden klank in zyn stem. „Ik ontken niet, dat je het recht hebt, mü er naar te vragen, maar ik kan niet ik moet weigeren, het je te vertellen. Laat het je genoeg zyn, dat ik geen toestemming kan geven voor de verloving. Jullie züt beiden te jong wacht nog wat, Terence, je moet je bü myn beslissing neerleggen. Alles wat ik je op het oogenblik kan toezeggen is een uitstel. Mis schien later „Maar begon Terence, doch Mersia viel hem met vaste stem in de rede. „Ik wil je volstrekt niet verbieden, Irene ®s zien, maar ik moet er op staan, dat er geef verloving zal zün, geen aankondiging. Ais daarmee tevreden kunt zijn, uitmuntend! kun je dat niet hü wachtte even en keek den jongen man büna uitdagend aan „kub je dat niet, dan moet ik je verzoeken, alleb omgang met haar te verbreken." Toen ver anderde zün stem plotseling; ze klonk büu® smeekend. „Kom, Terence, dat zün toch nie® zulke harde voorwaarden! Het eenige wat vraag is tüd uitstel! Het moet zoo zijn het kan niet anders." „Natuurlijk, sir, als u er op staat." ze' hi) somber en gemelijk. Toen de jonge man vertrokken was zonk Mersia neer op zün stoel en liet het hoofd ib de handen rusten. Hü zat nog in diezelfde hou ding, toen de deur openging en Redmayne binnenkwam. Beide mannen zwegen enkele oogenblikkeo! toen vroeg Redmayne rustig: „Is er iets? Voelt u zich niet goed?" „Niet goed? Neen," antwoordde Mersi®' met een stem waarin zooveel smart en rade loosheid klonk, dat Redmayne een schok kreeg. „Ik ben niet ziek, maar wanhopig!" ze' Mersia heftig. Hü draaide het licht aan, eb Redmayne zag, dat zün gezicht grauw eb vervallen was. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 10