Ondernemersovereenkomsten f WEE GESTOLEN AFGODSBEELDJES COMMISSIE ECON. RAAD GEÏNSTALLEERD oo—COC ZATERDAG 12 OCTOBER 1935 Ordening in den geest dezer wet bedoelt meer dan bescherming van ondernemer en arbeider: er zijn ook consumenten Geen crisis-maatregel Tegen verstarring „Eén manen grootbedrijf Naar versterking van het bedrijfsleven De Griendcultuur OPVOEDINGSINSTELLINGEN Vergadering der Vereeniging van directeuren en directrices VERLAGING LOODSGELDEN Invoering per I Nov. te wachten MOTOR BOTST TEGEN AUTO Twee personen gewond DE LANGSTE VLIEGTOCHT OVER ZEE „Pan American Clipper" boven den Oceaan Nationale organisatie van belang' hebbenden noodzakelijk geacht Centr. Rogge Organi satie Stichting zal worden opgeheven Jeugdwerkloozenzorg GRIFFIER EERSTE KAMER Benoeming komt Dinsdag aan de orde RONDOM EEN VIVISECTIEFILM Postvluchten Praeadviezen van het katholiek congres verschenen De nieuwe electrïsche treinen Proeven zijn bevredigend COVAR-DIENSTEN WORDEN STOPGEZET BOOTJE OMGESLAGEN Melkvaarder verdronken UIT DE STAATSCOURANT Onderscheiding Technische Hoogeschool Eervol ontslag Landmeterscursus door FR. L. PACKARD De Minister van Handel, Nijver heid en Scheepvaart, prof. dr. ir. Gelissen heeft Vrijdagmiddag op zijn Departement geïnstalleerd de vaste Commissie van den Economi schen Raad ex artikel 8 van de wet op het algemeen verbindend en on verbindend verklaren van onderne mersovereenkomsten. De Minister hield bij deze gele genheid een rede, waaraan het vol gende is ontleend: Deze wet mag- niet als een crisis-maat. regel worden beschouwd; het zijn dus niet de crisisomstandigheden, doch een steeds toenemend streven naar samenwerking on der de bedrijfsgenooten, vooral ook als gevolg van de wijzigingen, welke zich ten aanzien van de structuur van ons econo misch leven voltrekken, dat aan de wet ten grondslag ligt. De taak der overheid ligt eenerzüds in het bevorderen van dit streven, indien daardoor aan ongezonde concurrentie.toe. standen een einde wordt gemaakt, ander zijds in het beperken hiervan, indien tot schade van het algemeen belang, samen werkende bedrijfsgenooten hun machts positie misbruiken voor monopolievorming. Het komt herhaaldelijk voor, dat een in het algemeen belang gewenschte samenwerking tusschen de bedrijfsgenooten verijdeld wordt, floor het tegenstribbelen van enkele onderne mers, die niet bereid zijn zich aan een, door een groote meerderheid van bedrijfsgenooten voorgestelde regeling te onderwerpen. De wet staat echter toe, zooals mr. Goseling het zoo luist uitdrukte, een overeenkomst verbindend te verklaren, ook voor wie er geen partij bij 2ijn, en voor wie er ook niet vrijwillig partij bij willen worden. De bij algemeenen maatregel van bestuur algemeen verbindend verklaarde ondernemers-overeenkomsten gelden dan ook Voor alle bedrijfsgenooten tegenover ieder, die flij de nakoming een redelijk belang heeft. An- flerzijds geeft de wet de bevoegdheid overeen komsten, welke het algemeen belang schaden en tot ongewenschte monopolievorming aanlei ding gevéh te doorbreken. Richtsnoer is dus ook flier weer het algemeen belang. Voor wat betreft de verbindendverklaring is flet mogelijk, dat de overeenkomst zelve reeds zoodanig met waarborgen is omkleed, welke de Werking er van binnen de daaraan te stellen Srenzen houden, dat slechts weinig bij alge meenen maatregel van bestuur te regelen blijft. In het algemeen moge gezegd zijn, dat in den algemeenen maatregel van bestuur zoo noodig bepalingen zullen worden opge nomen, welke een verstarring van het be drijfsleven beoogen tegen te gaan. Voorzie ningen moeten worden getroffen, teneinde het toetreden van nieuwe bedrijfsgenooten en de reeds bestaande outsiders tot de or ganisatie der bedrijfsgenooten te vergemak kelijken. Wat betreft onverbindendverklaring, zul len overwegende bepalingen in den alge meenen maatregel van bestuur worden op genomen, welke beoogen te verhinderen, dat de onverbindendverklaring een ongebreidel- den concurrentiestrijd tusschen de bedrijfs genooten zal ontketenen. Ordening, die ook deze wet beoogt, wil naar mijn meening niet zeggen het bedrijfsleven ver ankeren aan den steiger van de haven der „beati Possedentes". Ordening in den zin van deze wet moet voortkomen uit het bedrijfsleven zelve, en kan slechts dan verbindend worden verklaard, indien ze voor de economische verhoudingen in flen er bij betrokken bedrijfstak overwegende fleteekenis heeft of kan hebben, en het alge meen belang de verbindendverklaring eischt. Individueels krachten, zoo sterk werkzaam in flen echten ondernemer, hebben vele grootbe- Minister Gelissen drijven doen ontstaan, waarvan .wording en op komst met gouden letters in de annalen der technische en economische geschiedenis zijn neergeschreven. Aan het ontstaan en het wezen van het grootbedrijf is dan ook altyd nauw verbonden de naam van „één man" van den stichter of leider. Men behoeft ook in ons land slechts om zich heen te zien om dit stuk ge schiedenis levend voor oogen te hebben. Aan de beteekenis van het persoonlijke element mag naar mijn meening de gebondenheid niet tor nen. Goede ordening zij een gereede voedings bodem voor het immers onmisbare particuliere initiatief. De menschelijke vrijheid, en dus ook die van den ondernemer moet worden geëerbie digd voorzoover het algemeen belang zulks toe laat, en slechts dan worden beperkt als het algemeen belang dit werkelijk eischt. Ook in een organische volkshuishou ding dient gewaakt te worden voor be houd van de persoonlijke zelfstandigheid. Hoe vaak ontleende de zon der sociale wet geving haar licht en glans aan het goed ge leide grootbedrijf. Een hoog sociaal niveau is op den duur ondenkbaar in een econo misch moeras. Zoo richt de sociale rector zich vaak parallel aan den economischen; waar zulks niet het ge val was, grijpe de overheid wetgevend in, aldus toonend dat hare roeping een hoogere is dan die van den „état gendarme" alléén. Ordening in den geest van deze wet be doelt meer dan bescherming van ondernemer en arbeider, er zijn ook consumenten, hier op dient vooral bi] het maken van prijsaf spraken gelet te worden. De uit oprechte overtuiging geboren drang naar samenwer king en eenheid in het bedrijfsleven is alleen dan gezond als de gemaakte afspraken ten bate van de algeheele volkshuishouding zijn. Eenheid geeft macht aan het bedrijfsleven, vooral als het geldt den internationalen concur rentiestrijd, deze macht moge echter nooit worden misbruikt ten opzichte van den vader- landschen consument, zij richte zich op techni- schen vooruitgang en economische versteviging. Naarmate door steeds verder indringen van de toegepaste natuurwetenschap in het bedrijfs leven dit meer en meer gemechaniseerd wordt, wordt het bedrijf meer kapitaal intensief en de exploitatie voor een steeds grooter deel der be drijven in hoogere mate door de vaste lasten be- heerscht, het bedrijf wordt hierdoor minder elastisch, om deze redenen is een door ordening verkregen productie-stabiliteit van niet te on derschatten beteekenis. Ofschoon doel der productie, is de mensch door zijn werk in de productie hiermede tevens ten nauwste verbonden. Deze wet die tot doel stelling heeft de economische verhoudingen in het bedrijfsleven te regelen gaat echter in haar gevolgen verder, zoo kan zij bij een goede toe passing ook het sociaal belang dienen. Mijne Heeren, uwe en mijne taak zullen niet gemakkelijk zijn, maar ligt hierin niet het aan trekkelijke? Is het geen verheven gedachte me de te mogen werken aan den opbouw van een stevig en hecht georganiseerd bedrijfsleven, een bedrijfsleven dat sterk kan staan in den inter nationalen strvjd om het bestaan, en op de eigen markt tegen reëele prijzen kan leveren. Hoe hoog ook de muren der handelsbelemmeringen om bijna alle landen zijn opgetrokken, hoe ver schillend ook het kosten-niveau en het sociale niveau in ons land van dat in andere landen is, ons bedrijfsleven is en blijft een stuk van het internationale bedrijfsleven. Ordening be- teekent daarom versterking maar nooit verstar ring; indien zoo gezien, kan deze wet een zegen zijn voor ons bedrijfsleven en zal zij leiden tot versteviging van ons industrieele apparaat. De taak van uwen voorzitter en van de leden van den Economischen Raad, die in uw commis sie zitting hebben, zal haar zwaartepunt uiter aard vinden in het coördineeren van de door de vertegenwoordigers van groepsbelangen naar vo ren gebrachte standpunten, en in het subordi- neeren van deze aan het algemeen belang. De rede van den minister werd beantwoord door den voorzitter der commissie, prof. dr. Lieftinck. Na den minister dank gebracht te hebben voor zijn installatierede, zeide spr. o.m.: Zullen dus de belangen der volkswelvaart de harde toetssteen moeten zijn, waarmede wij de aanvragen tot toepassing der wet zullen heb ben te onderzoeken, zoo wil het mij voorko men, dat wij zullen moeten trachten deze be langen breed en diep te zien. Het kan zijn dat een in een bepaalden be drijfstak gewenschte regeling, practisch niet te verwezenlijken is, zonder dat maatregelen wor den genomen om de intensiteit der interindu- strieele concurrentie te verminderen, waardoor tegelijkertijd het tempo van den vooruitgang min of meer aan banden kan worden gelegd. Ofschoon men in een wereld, waarin de con junctuur zulke geweldige tempoverschillen te zien geeft, als waarvan onze generatie getuige is, goed zal doen daarvoor niet altoos terug te schrikken, zullen wij ons van deze en derge lijke consequenties, waartoe regelend optreden kan leiden, bij voortduring bewust moeten zijn, niet het minst ook in verband met de positie, welke ons land in het internationaal verkeer inneemt. Behalve breedheid van blik, zal echter ook noodig zijn perspectivisch inzicht. Zonder prijsgeving van de beginselen en van de uiteindelijke doelstellingen, waarvoor wij elk persoonlijk in het maatschappelijk leven staan, zullen wij ons moeten laten beheerschen door de overweging, dat het de Regeering is en moet blijven, die richting en tempo aangeeft, waarin deze ontwikkeling zal worden geleid. Deze commissie heeft dan ook naar mijn mee ning niet tot taak op dit gebied bepaalde wen- schen harerzijds bij de Regeering te propagee- ren, maar zal goed doen in dit opzicht het standpunt der Regeering als gegeven te aan vaarden en de leiding der Regeering te volgen. De Vereeniging van directeuren en directri ces van opvoedingsinstellingen hield Vrijdag in hotel Terminus te Utrecht een algemeene ver gadering. Een bijzonder woord van welkom werd ge richt tot den heer van Beek, vertegenwoordi ger van den minister van Justitie en mr. de Graaff. Na het openingswoord werd een interne aan. gelegenheid behandeld, waarna als spreker op. trad dr. J. C. L. Zuij denhoff met als onder werp: Nieuwe Arbeidsmogelijkheden. Uitvoe rig behandelde spr. deze aangelegenheid, even als het werkloozenvraagstuk. Mr. W. P. C. Knuttel besprak het onderwerp: De positie van de gestichtsdirectie. Na de rede van mr. Knuttel was er gelegen heid tot gedachtenwisseling. Hiervan werd door velen gebruik gemaakt. De verlaging van de loodsgelden, waaraan de Eerste Kamer Dinsdag haar goedkeuring heeft gehecht, zal volgens de „Telegraaf"' naar alle waarschijnlijkheid 1 November i' an. Dezer dagen verschijnt de desbetreffende wet in het Staatsblad, waarna het Koninkiyk besluit, waarbij de uitvoering wordt geregeld, weldra te verwachten is. Op den Rijksweg te Raamsdonkveer is Vrij dagmorgen omstreeks half elf een ernstig ongeluk gebeurd. Een motorfiets, bestuurd door den heer Aar den uit Calmpthout (België) kwam op het kruispunt bij de Hoogstraat in botsing met een bestelauto. De motorfietsrijder en de duo-passagier, de heer van der Kolf uit Aalburg, werden tegen den grond geslingerd. De heer Aarden bleek er het ernstigst aan toe te zijn. Met een her senschudding en een ernstige hoofdwonde is hij naar het ziekenhuis te Raamsdonkveer over gebracht. De duo-rijder bekwam een niet-em- stige verwonding aan het hoofd en kon, na in het ziekenhuis te zijn verbonden, naar huls gaan. De motor is geheel vernield. De reusachtige vliegboot „Pan American Clipper" van Sykorsky, die verleden week uit Alameda in Californië vertrokken is voor een tocht van 6480 mijl over zee, naar Guam, is van Pearl Harbor vertrokken voor de tweede étape naar de Midway-eilanden. Deze vlucht zal de langste tocht over zee zijn, welke ooit door een vliegtuig is gemaakt. In het gebouw voor K. en W. te Utrecht con fereerde Vrijdag de regeeringsvertegenwoordi- ger, commissaris voor akkerbouw en veehou derij, de heer Lauwers, met de samengekomen belanghebbenden over de bestaansmogelijkhe den der griendcultures. Op deze bijeenkomst was mede tegenwoordig Dr. Ir. v. Daalen, Rijkslandbouwconsulent. Deze hield een inleiding betreffende het onderwerp der besprekingen. In den afgeloopen winter brachten, afgezien van den steun, de vierjarige grauwe gronden niets, of slechts enkele tientallen guldens op. Ook wat betreft de driejarige gronden, waren de uitkomsten onbevredigend. Hier kon ten slotte alleen nog maar een monopolie redding brengen. Behalve bij de „grauwe" cultuur, is de hulpactie daardoor ver legd van de directe naar de indirecte midde len. Langs dezen weg kan een loonende exploita tie worden verkregen. Deskundigen zijn de meening toegedaan, dat de „witte" cultuur zich zal kunnen handhaven wanneer het product minstens het niveau van bet buitenlandsch product bereikt. Men moet komen tot eenige houtsoorten, welke door de goede kwaliteit loonende prijzen waarborgen. Daarvoor zijn goede proefvelden noodig, welke over het geheele land moeten worden aangelegd. In Langbroek is op een, voor proefveld af gestaan, terrein reeds een aanvang gemaakt met het kweeken, kruisen, sorteeren en selec- teeren der verschillende variëteiten. Dat deze cultuur er momenteel zoo slecht voor staat, is mede het gevolg van het feit, dat nooit iemand zich veel om de grienden heeft bekommerd. Zal deze cultuur omhoog gebracht worden, dan moet de stuwkracht daartoe komen uiteen krachtig vereenigingsleven. Hier te lande moet een algemeene vereeni ging worden opgericht, samengesteld uit 4 af titelingen, waarin de verschillende gewesten zijn vertegenwoordigd. Bij de hierop volgende discussies bleken de aanwezigen van oordeel, dat een organisatie voor griendcultuur noodzakelijk is. Tot leden der commissie van voorbereiding h.ertoe werden benoemd de heeren de Goey, v. Voorst v. Beest, Post, Kalis en Mr. Verschuer. Deze op te richten organisatie zal een der vier afdeelingen vormen waaruit de nationale organisatie zal moeten ontstaan. Verder werd uit de vergadering nog geïnfor meerd, wat zal worden gedaan met de oude grienden. De heer Lauwers zeide, dat het betrokken Departement van oordeel is, dat deze grienden zoo vlug mogelijk moeten worden opgeruimd. Kerel.... Jansenwat zie jij eruit!t Wat hèb je eigenlijk?.... Een motorfiets! t De Minister van Landbouw en Visscherij heeft bepaald, dat de Stichting Centrale Rogge Organisatie opgeheven zal worden en dat het liquidatiesaldo zal worden gestort in het Land. bouw-Crisisfonds. De Eerste Kamer is bijeengeroepen tegen Dinsdag 15 October 's avonds half negen. Eenige kleine wetsontwerpen staan op de agenda, be nevens benoeming van een griffier. Ook zal mededeeling worden gedaan van het besluit der Centrale afdeeling. De voorzitter is voornemens aan de centrale afdeeling voor te stellen op Woensdag d.a.v. in de afdeelingen te doen onderzoeken het wetsontwerp tot ver laging van de openbare uitgaven. Voor den w. n. president der Haagsche Rechtbank is dezer dagen in kort geding ge- p'eit in de volgende zaak: Vanwege den Ned. Bond ter Bestrijding der Vivisectie is een radiorede gehouden waarin werd medegedeeld, dat de Bond een film had doen vervaardigen van een vivisectie ten ein de de verschrikkelijkheid van een dusdanige handeling in het licht te stellen. De Stichting Anti-Vivisectiebond heeft naar aanleiding daarvan een circulaire het licht doen zien, onder den titel: „Schandelijk". Hierin werd o. m. gezegd, dat een dier was opgeofferd ter wille van een film. De Nederlandsche Bond, die zich door de ze circulaire in eer en goeden naam aangetast achtte, vroeg in kort geding verbod om het vlugschrift verder te verspreiden. De president der rechtbank heeft dit ver bod uitgevaardigd. Het verweer van den Ned. Bond was o. m. dat deze film gemaakt was in een laboratorium, waar het betreffende dier toch het slachtoffer van vivisectie zou zijn geworden. De stichting Anti-Vivisectiebond is voorne mens, van deze uitspraak in hooger beroep te gaan. De „Perkoetoet" (thuisreis) vloog van Ran goon naar Jodhpur. De „Nachtegaal" (terugreis) vloog gister van Athene naar Leipzig en wordt heden in Am sterdam verwacht. Reeds eerder werd melding gemaakt van het feit, dat op 21 October a.s., aanvangend des voormiddags om half elf, in het gebouw „De Vereeniging" te Nijmegen een Congres plaats heeft tot bestudeering van het Jeugdwerkloo- zenvraagstuk. Tevens werd medegedeeld dat dit vraagstuk door een achttal prae-adviseurs in groote verscheidenheid van onderwerpen zal worden belicht. Deze prae-adviezen zijn verschenen, gebun deld tot een boekdeel van 152 bladzijden en met 12 bladzijden conclusies. Uit het voorwoord lichten wij het volgende omtrent doel en motiveering van dit katholieke Congres: Steeds meer bewust van den beangstigenden omvang der jeugdwerkloosheid, overtuigd van en verontrust door de funeste gevolgen der werkloosheid op het leven der jongeren, heeft de Nationale R. K. Commissie voor Jeugdwerk loozenzorg gemeend de mogelijkheden tot hel pen te moeten onderzoeken en bestudeeren op een Congres, gewijd aan de vraagstukken de jeugdwerkloosheid betreffende. Het is vooreerst de omvang, welken dit ge volg der huidige crisis aanneemt. Het juiste aantal jonge werkloozien (1424 jaar) is in ons land niet bekend; men tracht dit cijfer te vin den door berekeningen, afgeleid uit plaatselijke gegevens, uit cijfers van arbeidsbeurzen en schat dat ongeveer op 140.000. Dergelijke onbekendheid met omvang en verloop van deze kwaal moet, desnoods met dwingende maatregelen, ten spoedigste en af doende opgeheven worden. Dit klemt temeer, nu de jeugdwerkloosheid meer en meer een permanent karakter aan neemt en daardoor de gevolgen èn voor de jon geren zelf èn voor de maatschappij èn voor onze economische weerbaarheid steeds funes ter worden. De pogingen, aangewend tot bestrijding der gevolgen der jeugdwerkloosheid zijn met te wei nig resultaat en in te geringen omvang ge schied, terwijl de medewerking van den kant der jonge werkloozen zelf minstens onbevre digend moet geacht worden. Doel van het congres is, het vraagstuk der jeugdwerkloosheid in vollen omvang te bestu deeren en de mogelijkheden tot helpen te on derzoeken om voor de katholieke commissie en organisaties richtlijnen te hebben in het zeer moeilijke werk der jeugdwerkloozenzorg en om de belangstelling van katholiek Nederland voor dit probleem te vergrooten. Een grondig onderzoek werd ingesteld naar de bestaande mogelijkheden tot inschakeling in. het beroepsleven. Uit den aard der zaak werden afzonderlijke praeadviezen uitgebracht die dit voor de industrie en den landbouw bestudeeren. Betere belichting van mogelijkheden en bezwa ren in afzonderlijke bedrijfstakken werd daar door mogelijk. In alle richtingen is gezocht naar verbree ding van het arbeidsveld en naar een betere verdeeling van den momenteel beschikbaren arbeid. Waardevol is het, dat zoowel deskun digen uit de werkgevers- als werknemerswereld hun standpunt in dezen naar voren hebben ge bracht. Verder wordt aandacht gewijd aan het vraagstuk der jonge intellectueelen. Een afzonderlijk praeadvies onderzoekt de mogelijkheid van inschakeling der intellectueele krachten in het beroepsleven en tracht, richtlij nen voor de toekomst te geven. Zeer noodzakelijk blijft ook de bestrijding van de gevolgen der jeugdwerkloosheid. Gebrek aan Vorige week schreven we. naar aanleiding van een proefrit, dien wé meemaakten op het baanvak AmsterdamZandvoort over het nieu we eleetrische stroomlijn-materiaal der Ned. Spoorwegen, waarvan reeds treinen rijden op de lijnen Rotterdam naar Hoek van Holland. Zooals men weet kan hiermee een snelheid van 150 tot 160 K.M. behaald worden. Echter ligt het niet in de bedoeling met deze snelheid -te rijden, daar er een bepaling bestaat, waarbij nooit sneller uitgezonderd bij proefritten dan 100 K.M. gereden mag worden. Ook met stoomtreinen is het wel mo gelijk sneller dan 100 K.M. te rijden. De proeven, die met het nieuwe materiaal genomen worden, zijn echter belangrijk om dat het zaak is bij verdere doorvoering van electrificatie der Spoorwegen met moderne wagens voor den dag te komen. De ruimte in de stroomlijnwagens is echter nog te beperkt dan dat zij ook op drukke lijnen gebruikt zou den kunnen worden. In de toekomst zou men echter eventueel grootere wagens kunnen bouwen. Van ir. W. Hupkes, den chef van den be. trokken dienst, vernamen we, dat de proeven zeer bevredigend zijn. werkgelegenheid vermindert de arbeidsbe- kwaamheid en arbeidsgeschiktheid en werkt in hooge mate demoraliseerend. Behoud van gods dienstig leven en technische scholing is aller noodzakelijkst. In een tweetal praeadviezen, een bestemd voor meisjes en een voor jongens, worden de middelen tot bestrijding aan de hand gedaan. Bijzonder te vermelden is dat in een der za len van het Congresgebouw een tentoonstel ling wordt gehouden. Getracht is hierdoor een overzicht te geven van hetgeen van katholieke zijde werd verricht om den nood onder de jeugdwerkloozen te bestrijden. De president van de Haagsche rechtbank, in kort geding uitspraak doende, heeft Vrijdag af gewezen de vordering van de coöperatieve ver eeniging voor autoreizen „Covar" tot directe teruggave door het rijkstoezicht. op de spoorwe gen van de in beslag genomen touringcar der „Covar". Deze zal thans haar diensten stop zetten. Donderdagmiddag te omstreeks vijf uur is de 30-jarige melkvaarder W. de Boer te Gaastmeer tijdens den hevigen 6torm, met zijn bootje op het Heegermeer omgeslagen en verdronken. Het lijk van den man, die gehuwd was is een paar uur later gevonden. Bij K. B. is W. G. Meijer, oud-hoofd eener openbare lagere school te 's-Gravenhage, be noemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nas- sau. Bij K. B. van 28 Aug. 1935 is aan A. Wau- ters, Consul van Luxemburg te Amsterdam, verlof verleend tot het aannemen van het rid derkruis der Orde van de Eikenkroon van Luxemburg. Bij K. B. is benoemd tot buitengewoon hoog leeraar in de afdeeling der weg- en waterbouw kunde aan de Technische Hoogeschool te Delft om onderwijs te geven in het landmeten, het waterpassen en de geodesie J. M. Tienstra, lec tor aan den landmetercursus, verbonden aan de Landbouwhoogeschool te Wageningen, en is aan C. J. Kluvers, landmeter van het kadaster te Delft, opgedragen het geven van het onder wijs in burgerlijk recht en in hypothecaire en kadastrale administratie in de afdeeling der weg- en waterbouwkunde aan de Technische Hoogeschool te Delft, met toekenning van den persoonlijken titel van lector Bij K. B. is met ingang van 1 Januari aan S. Mennes op zijn verzoek eervol ontslag ver leend als agent bij de Rijksverzekeringsbank. Bij beschikking van den Minister van Land bouw en Visscherij is te rekenen van 1 Sep tember j.l. opgeheven het College van Bestuur van den Landmeterscursus te Wageningen, en is aan prof. dr. M. J. van Uven, prof. ir. M. F. Visser, J. M. Tienstra en C. J. Kluvers, allen te Wageningen, eervol ontslag verleend als le den van dit College van Bestuur. Nu was het zeker. Het was geen ongeluk. Het Was een moord. Marlow riep zachtjes uit de andere boot. „We zijn klaar," zei hij. De kapitein antwoordde niet dadelijk. Hij keek Enigszins bedroefd en verwaard den stuurman aan. „We hebben geen kerkboek aan boord," zei hij (ten laatste. „Herinner Jij je soms een gebed, Marlow?" Marlow schudde het hoofd en er kwam een blos op zijn verbrande wangen. „Slechts een kindergebed een stukje er van „Nu ik slapen ga," antwoordde hy aarzelend. De kapitein schudde op zijn beurt het hoofd. „Het is niet zooals het hoort," zei hij. „Maar Ut ook niet ik herinner mij er ook geen een." Er volgde weer een oogenblik stilte. De oogen van den kapitein dwaalden van Marlow naar de Verschansing van den schoener boven zijn hoofd, Waar de inlandsche bemanning, op een rij, neer beek op het tooneel. Toen «tond kapitein de Schram op en nam zijn Pet af. Marlow volgde zijn voorbeeld. „Een ongelukkige blanke," zei de kapitein heesch. „Hij ruste in vrede!" Een beetje bedremmeld gaf hij Marlow een teeken en de witte, in zeildoek genaaide ge daante gleed in zee. Gedurende eenige minuten stond kapitein de Schram daar met de pet in de hand; toen gaf hij barsch het bevel, de waardelooze boot weg te laten drijven en ging terug naar het dek van den schoener en naar zijn linnen stoel. Hier spreidde hij naast zich op het bovenlicht van de kajuit de voorwerpen uit, die hij op den doode had gevonden. Marlow voegde zich weldra bij hem. De stuurman ging op den rand van het bovenlicht zitten en wees met het hoofd naar de verzameling persoonlijke bezittingen. „Wat ga je er mee doen?" vroeg hij. „Naar zijn broer sturen, wat anders?" ant woordde de kapitein. „Robert is, behalve Robert's zoon Bob, het eenige familielid, waar ik ooit van gehoord heb." Marlow knikte slechts. „Binnen een paar dagen, als we nog ooit wind krijgen," zei de kapitein, meer tot zichzelf dan tegen den stuurman, „doen we Momboa aan. Daar woont eigenlijk niemand van beteekenis dan Hawk Griswold; maar eenige Hollandsche booten leggen er aan, dus is er een maildienst. Ik zal een pakje maken van deze dingen en ook een brief schrijven, al kan ik niet goed met pen en papier overweg. Het pakje en den brief zal ik Griswold aan Tom's broer laten sturen met de eerste boot, die er aanlegt. De hemel mag weten, wanneer Robert ze krijgt, want hij woont in zoo wat de verst afgelegen plaats ter wereld, die ooit door een stoomboot bezocht wordt; maar het is toch het beste, geloof ik, er Griswold voor te la ten zorgen, daar wij op eten handelstocht zijn en het, naar gelang het geluk dat we hebben, een maand kan duren voor we weer in een eenigszins beschaafde streek komen." „Waar woont die broer?" vroeg Marlow. „Ten Noorden van Celebes, op het eiland Pa- tua," antwoordde de kapitein. Marlow knikte. „Dat ken ik, of tenminste dén naam," zei hij. „Het is waar, dat er zelden mail komt, eens in de zes maanden, geloof ik. Maar die broer van hem zal wel hooren, dat er iets gebeurd is, vóór hij je brief krijgt. Van Kalawa naar Singapore is niet zoo ver, en ze zullen nu in Singapore wel weten, dat Tom Kingsley vermist wordt, ook al weet men niet, wat er precies gebeurd is." Kapitein de Schram trok nadenkend aan zijn PÜP. „Misschien," zei hij. ,Het ligt er maar aan, wanneer er weer een boot Patua aandoet. In ieder geval is dit alles wat ik doen kan." Hij balde de vuist. „Zelf zou ik ook verdraaid graag weten wat er gebeurd is nu weet ik alleen, dat het zeker een moord is geweest." „Het ziet er wel naar uit," gaf Marlow lang zaam toe. „Het ziet er wel erg naar uit." De beide mannen keken zwijgend naar de uit gestalde bezittingen van den doode. „Het is nu al meer dan vijf en dertig jaar ge leden," zei de kapitein plotseling, „dat ik de ge broeders Kingsley het eerst ontmoette. We zijn alle drie zoo wat terzelfder tijd hierheen gekomen en een tijdje waren we dikke vrienden. Het was geen grapje, hen tegen te hebben bij een vecht partij en die waren er toen maar al te veel want hoe onbeschaafd het hier nu ook nog is, toen was het nog veel onbeschaafder. Doordat de Ma- leiers, de Oranglaut's, als ze de kans kregen, nog vasthielden aan hun oude gewoonten en de Chi- neesche rivier- en jonk-piraten niet voor hen onderdeden in duivelachtige streken, gaf het ge ringste aanleiding tot een botsing. En dan praat ik nog niet over den koeliehandel, waar het nog helscher toeging." Kapitein de Schram lachte plotseling schor. „Het was eten type, die Tom!" riep hij uit. „Waarachtig, het was een type en een echte ke rel! Hij was bij me op een luizige Chineesche jonk in den nacht, toen ik dit opdeed," hij raakte de schram op zijn gezicht met den steel van zijn pijp aan „en hij bleef er ook bijna in. Maar komaan! Over sommige dingen moet je liever niet praten. Ik wil maar zeggen, dat de oude Tom en Robert en ik vrienden waren en dat heeft vijf en dertig jaar geduurd, al heb ik ze de laatste vijf en twintig jaar niet dikwijls gezien. Ik ging op zee en ik bleef er, en Tom en Robert begonnen een plantage. Ik weet niet, wie er het best aan toe is, want geen van ons heeft ooit méér verdiend dan juist genoeg om rond te komen. Tom ten Robert trouwden en vestigden zich voorgoed; Tom's vrouw stierf zonder hem kinderen na te laten en Robert's vrouw liet hem een zoon na, dien ze ook Robert noemden, of schoon hij nooit anders dan Bob genoemd wordt. Dat is vijf en twintig jaar geleden en sinds zijn vijftiende of zestiende jaar heb ik dten jongen niet meer gezien. Hij hield meer van het leven op zee, dan van dat op een plantage, een paar jaar geleden had hij éen eigen kleinen schoener en deed voornamelijk aan parelvisschen, en „Zeg," viel Marlow in de rede, zich plotseling vooroverbuigend, „je bedoelt toch zeker dien jon gen niet, diten ze Zwarten Bob noemen den kerel, die in de buurt van Sarawak in moeilijk heden geraakt is, doordat hij iemand van zijn bemanning doodde? Nu ik er over nadenk is de naam in ieder geval dezelfde. Zwarte Bob Kings ley! Iedereen heeft van hem gehoord, en hij lie ver zoo'n reputatie dan ik, hoor. Ik heb wel een dozijn verhalen over hem gehoord en die ge schiedenis in Sarawak is niet erger dan som mige andere." Kapitein de Schram keek boos. „Dat is de jongen over wien ik het heb," zei hij met een onheilspeilenden snauw, „maar ik wil je wel vertellen, dat dat geval te Sarawak heelemaal in zijn voordeel is opgehelderd en nog wel in een sooft rechtszitting, die ze daar hieldten. Het was een geval van muiterij geweest en gemeene inlandsche streken,en de meeste jon gens, die er zoo voor gestaan hadden, zouden zelf het hoekje om gegaan zijn en niet de in lander. Snap je? Ik wil niet zeggen, dat hij een engel is en dat er geen leelijke praatjes over hem loopen, maar ik kan er een eed op doen, dat hij eerlijk is, en dat kan ook niet anders, als men bedenkt wiens zoon hij is." De kapitein keek niet langer boos en plotseling lachte hij zachtjes. „Misschien heb je ook wel gehoord hoe hij Chineesch Kareltje, den ellendigen ronselaar in Kang-yan, afdroogde, en nog wel heelemaal al leen! O ja hij heeft een slechten naam en Chi neesch Kareltje zal wel een handje meehelpen, dien nog meer te vestigen." „Misschien," zei Marlow haastig, „heb ik het wel mis. Ik zeg maar wat ik gehoord heb." „Dat heb ik zelf ook gehoord en nog verdraaid veel meer!" antwoordde de kapitein bits. „In ieder geval, hoe het ook zij, de jonge Bob heeft den laatsten tijd niet zooveel meer gevaiten. Het laatste nieuws, dat ik uit Patua hoorde, was, dat de oude Robert het niet zoo goed maakte, wat nu jonge Bob nu en dan aan wal houdt om mee te helpen op de plantage. Ik denk, dat de lever er iets mee te maken heeft; maar Bob noemt het rheumatiek. en hij heeft aanvallen dat hij heelemaal ineen gekrompen is en zich moet voortbewegen in eten rolstoel. Onmenschelijk taai, vind ik! Daar moet een werklustig man als Ro bert Kingsley wel bijna gek van worden, en De kapitein trok hard aan zijn piip en keek weer somber naar de bezittingen van dten doode. op 't bovenlicht van de kajuit. „Hier schieten we niet veel mee op." „Neen, heelemaal niet," gaf Marlow nuchter toe. Kapitein de Schram scheen den ander niet te hooren. Hij zweeg en bleef staren naar de pijp, den leegen tabakszak, de revolver, het pols horloge, en de twee ivoiten afgodsbeeldjes. De stilte duurde voort. Marlow ging onhandig verzitten; ten slotte stond hij op. „Ik moet daar vóór eens gaan kijken," mom pelde hij verontschuldigend, en verdween. ,(Wprdt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1935 | | pagina 3