Ondernemersovereenkomsten
f
WEE GESTOLEN
AFGODSBEELDJES
COMMISSIE ECON. RAAD
GEÏNSTALLEERD
oo—COC
ZATERDAG 12 OCTOBER 1935
Ordening in den geest dezer wet
bedoelt meer dan bescherming
van ondernemer en arbeider:
er zijn ook consumenten
Geen crisis-maatregel
Tegen verstarring
„Eén manen grootbedrijf
Naar versterking van het
bedrijfsleven
De Griendcultuur
OPVOEDINGSINSTELLINGEN
Vergadering der Vereeniging van
directeuren en directrices
VERLAGING LOODSGELDEN
Invoering per I Nov. te wachten
MOTOR BOTST TEGEN AUTO
Twee personen gewond
DE LANGSTE VLIEGTOCHT
OVER ZEE
„Pan American Clipper" boven
den Oceaan
Nationale organisatie van belang'
hebbenden noodzakelijk geacht
Centr. Rogge Organi
satie
Stichting zal worden opgeheven
Jeugdwerkloozenzorg
GRIFFIER EERSTE KAMER
Benoeming komt Dinsdag
aan de orde
RONDOM EEN VIVISECTIEFILM
Postvluchten
Praeadviezen van het katholiek
congres verschenen
De nieuwe electrïsche
treinen
Proeven zijn bevredigend
COVAR-DIENSTEN WORDEN
STOPGEZET
BOOTJE OMGESLAGEN
Melkvaarder verdronken
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheiding
Technische Hoogeschool
Eervol ontslag
Landmeterscursus
door FR. L. PACKARD
De Minister van Handel, Nijver
heid en Scheepvaart, prof. dr. ir.
Gelissen heeft Vrijdagmiddag op
zijn Departement geïnstalleerd de
vaste Commissie van den Economi
schen Raad ex artikel 8 van de wet
op het algemeen verbindend en on
verbindend verklaren van onderne
mersovereenkomsten.
De Minister hield bij deze gele
genheid een rede, waaraan het vol
gende is ontleend:
Deze wet mag- niet als een crisis-maat.
regel worden beschouwd; het zijn dus niet
de crisisomstandigheden, doch een steeds
toenemend streven naar samenwerking on
der de bedrijfsgenooten, vooral ook als
gevolg van de wijzigingen, welke zich ten
aanzien van de structuur van ons econo
misch leven voltrekken, dat aan de wet
ten grondslag ligt.
De taak der overheid ligt eenerzüds in
het bevorderen van dit streven, indien
daardoor aan ongezonde concurrentie.toe.
standen een einde wordt gemaakt, ander
zijds in het beperken hiervan, indien tot
schade van het algemeen belang, samen
werkende bedrijfsgenooten hun machts
positie misbruiken voor monopolievorming.
Het komt herhaaldelijk voor, dat een in het
algemeen belang gewenschte samenwerking
tusschen de bedrijfsgenooten verijdeld wordt,
floor het tegenstribbelen van enkele onderne
mers, die niet bereid zijn zich aan een, door
een groote meerderheid van bedrijfsgenooten
voorgestelde regeling te onderwerpen. De wet
staat echter toe, zooals mr. Goseling het zoo
luist uitdrukte, een overeenkomst verbindend
te verklaren, ook voor wie er geen partij bij
2ijn, en voor wie er ook niet vrijwillig partij
bij willen worden. De bij algemeenen maatregel
van bestuur algemeen verbindend verklaarde
ondernemers-overeenkomsten gelden dan ook
Voor alle bedrijfsgenooten tegenover ieder, die
flij de nakoming een redelijk belang heeft. An-
flerzijds geeft de wet de bevoegdheid overeen
komsten, welke het algemeen belang schaden
en tot ongewenschte monopolievorming aanlei
ding gevéh te doorbreken. Richtsnoer is dus ook
flier weer het algemeen belang.
Voor wat betreft de verbindendverklaring is
flet mogelijk, dat de overeenkomst zelve reeds
zoodanig met waarborgen is omkleed, welke de
Werking er van binnen de daaraan te stellen
Srenzen houden, dat slechts weinig bij alge
meenen maatregel van bestuur te regelen blijft.
In het algemeen moge gezegd zijn, dat
in den algemeenen maatregel van bestuur
zoo noodig bepalingen zullen worden opge
nomen, welke een verstarring van het be
drijfsleven beoogen tegen te gaan. Voorzie
ningen moeten worden getroffen, teneinde
het toetreden van nieuwe bedrijfsgenooten
en de reeds bestaande outsiders tot de or
ganisatie der bedrijfsgenooten te vergemak
kelijken.
Wat betreft onverbindendverklaring, zul
len overwegende bepalingen in den alge
meenen maatregel van bestuur worden op
genomen, welke beoogen te verhinderen, dat
de onverbindendverklaring een ongebreidel-
den concurrentiestrijd tusschen de bedrijfs
genooten zal ontketenen.
Ordening, die ook deze wet beoogt, wil naar
mijn meening niet zeggen het bedrijfsleven ver
ankeren aan den steiger van de haven der „beati
Possedentes". Ordening in den zin van deze wet
moet voortkomen uit het bedrijfsleven zelve, en
kan slechts dan verbindend worden verklaard,
indien ze voor de economische verhoudingen in
flen er bij betrokken bedrijfstak overwegende
fleteekenis heeft of kan hebben, en het alge
meen belang de verbindendverklaring eischt.
Individueels krachten, zoo sterk werkzaam in
flen echten ondernemer, hebben vele grootbe-
Minister Gelissen
drijven doen ontstaan, waarvan .wording en op
komst met gouden letters in de annalen der
technische en economische geschiedenis zijn
neergeschreven. Aan het ontstaan en het wezen
van het grootbedrijf is dan ook altyd nauw
verbonden de naam van „één man" van den
stichter of leider. Men behoeft ook in ons land
slechts om zich heen te zien om dit stuk ge
schiedenis levend voor oogen te hebben. Aan de
beteekenis van het persoonlijke element mag
naar mijn meening de gebondenheid niet tor
nen. Goede ordening zij een gereede voedings
bodem voor het immers onmisbare particuliere
initiatief. De menschelijke vrijheid, en dus ook
die van den ondernemer moet worden geëerbie
digd voorzoover het algemeen belang zulks toe
laat, en slechts dan worden beperkt als het
algemeen belang dit werkelijk eischt.
Ook in een organische volkshuishou
ding dient gewaakt te worden voor be
houd van de persoonlijke zelfstandigheid.
Hoe vaak ontleende de zon der sociale wet
geving haar licht en glans aan het goed ge
leide grootbedrijf. Een hoog sociaal niveau
is op den duur ondenkbaar in een econo
misch moeras.
Zoo richt de sociale rector zich vaak parallel
aan den economischen; waar zulks niet het ge
val was, grijpe de overheid wetgevend in, aldus
toonend dat hare roeping een hoogere is dan
die van den „état gendarme" alléén.
Ordening in den geest van deze wet be
doelt meer dan bescherming van ondernemer
en arbeider, er zijn ook consumenten, hier
op dient vooral bi] het maken van prijsaf
spraken gelet te worden. De uit oprechte
overtuiging geboren drang naar samenwer
king en eenheid in het bedrijfsleven is alleen
dan gezond als de gemaakte afspraken ten
bate van de algeheele volkshuishouding zijn.
Eenheid geeft macht aan het bedrijfsleven,
vooral als het geldt den internationalen concur
rentiestrijd, deze macht moge echter nooit
worden misbruikt ten opzichte van den vader-
landschen consument, zij richte zich op techni-
schen vooruitgang en economische versteviging.
Naarmate door steeds verder indringen van
de toegepaste natuurwetenschap in het bedrijfs
leven dit meer en meer gemechaniseerd wordt,
wordt het bedrijf meer kapitaal intensief en de
exploitatie voor een steeds grooter deel der be
drijven in hoogere mate door de vaste lasten be-
heerscht, het bedrijf wordt hierdoor minder
elastisch, om deze redenen is een door ordening
verkregen productie-stabiliteit van niet te on
derschatten beteekenis.
Ofschoon doel der productie, is de mensch
door zijn werk in de productie hiermede tevens
ten nauwste verbonden. Deze wet die tot doel
stelling heeft de economische verhoudingen in
het bedrijfsleven te regelen gaat echter in haar
gevolgen verder, zoo kan zij bij een goede toe
passing ook het sociaal belang dienen.
Mijne Heeren, uwe en mijne taak zullen niet
gemakkelijk zijn, maar ligt hierin niet het aan
trekkelijke? Is het geen verheven gedachte me
de te mogen werken aan den opbouw van een
stevig en hecht georganiseerd bedrijfsleven, een
bedrijfsleven dat sterk kan staan in den inter
nationalen strvjd om het bestaan, en op de eigen
markt tegen reëele prijzen kan leveren. Hoe
hoog ook de muren der handelsbelemmeringen
om bijna alle landen zijn opgetrokken, hoe ver
schillend ook het kosten-niveau en het sociale
niveau in ons land van dat in andere landen
is, ons bedrijfsleven is en blijft een stuk van
het internationale bedrijfsleven. Ordening be-
teekent daarom versterking maar nooit verstar
ring; indien zoo gezien, kan deze wet een zegen
zijn voor ons bedrijfsleven en zal zij leiden tot
versteviging van ons industrieele apparaat.
De taak van uwen voorzitter en van de leden
van den Economischen Raad, die in uw commis
sie zitting hebben, zal haar zwaartepunt uiter
aard vinden in het coördineeren van de door de
vertegenwoordigers van groepsbelangen naar vo
ren gebrachte standpunten, en in het subordi-
neeren van deze aan het algemeen belang.
De rede van den minister werd beantwoord
door den voorzitter der commissie, prof. dr.
Lieftinck.
Na den minister dank gebracht te hebben
voor zijn installatierede, zeide spr. o.m.:
Zullen dus de belangen der volkswelvaart de
harde toetssteen moeten zijn, waarmede wij de
aanvragen tot toepassing der wet zullen heb
ben te onderzoeken, zoo wil het mij voorko
men, dat wij zullen moeten trachten deze be
langen breed en diep te zien.
Het kan zijn dat een in een bepaalden be
drijfstak gewenschte regeling, practisch niet te
verwezenlijken is, zonder dat maatregelen wor
den genomen om de intensiteit der interindu-
strieele concurrentie te verminderen, waardoor
tegelijkertijd het tempo van den vooruitgang
min of meer aan banden kan worden gelegd.
Ofschoon men in een wereld, waarin de con
junctuur zulke geweldige tempoverschillen te
zien geeft, als waarvan onze generatie getuige
is, goed zal doen daarvoor niet altoos terug te
schrikken, zullen wij ons van deze en derge
lijke consequenties, waartoe regelend optreden
kan leiden, bij voortduring bewust moeten zijn,
niet het minst ook in verband met de positie,
welke ons land in het internationaal verkeer
inneemt.
Behalve breedheid van blik, zal echter ook
noodig zijn perspectivisch inzicht.
Zonder prijsgeving van de beginselen en van
de uiteindelijke doelstellingen, waarvoor wij elk
persoonlijk in het maatschappelijk leven staan,
zullen wij ons moeten laten beheerschen door
de overweging, dat het de Regeering is en
moet blijven, die richting en tempo aangeeft,
waarin deze ontwikkeling zal worden geleid.
Deze commissie heeft dan ook naar mijn mee
ning niet tot taak op dit gebied bepaalde wen-
schen harerzijds bij de Regeering te propagee-
ren, maar zal goed doen in dit opzicht het
standpunt der Regeering als gegeven te aan
vaarden en de leiding der Regeering te volgen.
De Vereeniging van directeuren en directri
ces van opvoedingsinstellingen hield Vrijdag in
hotel Terminus te Utrecht een algemeene ver
gadering.
Een bijzonder woord van welkom werd ge
richt tot den heer van Beek, vertegenwoordi
ger van den minister van Justitie en mr. de
Graaff.
Na het openingswoord werd een interne aan.
gelegenheid behandeld, waarna als spreker op.
trad dr. J. C. L. Zuij denhoff met als onder
werp: Nieuwe Arbeidsmogelijkheden. Uitvoe
rig behandelde spr. deze aangelegenheid, even
als het werkloozenvraagstuk.
Mr. W. P. C. Knuttel besprak het onderwerp:
De positie van de gestichtsdirectie.
Na de rede van mr. Knuttel was er gelegen
heid tot gedachtenwisseling. Hiervan werd door
velen gebruik gemaakt.
De verlaging van de loodsgelden, waaraan de
Eerste Kamer Dinsdag haar goedkeuring heeft
gehecht, zal volgens de „Telegraaf"' naar alle
waarschijnlijkheid 1 November i' an. Dezer
dagen verschijnt de desbetreffende wet in het
Staatsblad, waarna het Koninkiyk besluit,
waarbij de uitvoering wordt geregeld, weldra te
verwachten is.
Op den Rijksweg te Raamsdonkveer is Vrij
dagmorgen omstreeks half elf een ernstig
ongeluk gebeurd.
Een motorfiets, bestuurd door den heer Aar
den uit Calmpthout (België) kwam op het
kruispunt bij de Hoogstraat in botsing met een
bestelauto.
De motorfietsrijder en de duo-passagier, de
heer van der Kolf uit Aalburg, werden tegen
den grond geslingerd. De heer Aarden bleek
er het ernstigst aan toe te zijn. Met een her
senschudding en een ernstige hoofdwonde is hij
naar het ziekenhuis te Raamsdonkveer over
gebracht. De duo-rijder bekwam een niet-em-
stige verwonding aan het hoofd en kon, na in
het ziekenhuis te zijn verbonden, naar huls
gaan. De motor is geheel vernield.
De reusachtige vliegboot „Pan American
Clipper" van Sykorsky, die verleden week uit
Alameda in Californië vertrokken is voor een
tocht van 6480 mijl over zee, naar Guam, is van
Pearl Harbor vertrokken voor de tweede étape
naar de Midway-eilanden. Deze vlucht zal de
langste tocht over zee zijn, welke ooit door een
vliegtuig is gemaakt.
In het gebouw voor K. en W. te Utrecht con
fereerde Vrijdag de regeeringsvertegenwoordi-
ger, commissaris voor akkerbouw en veehou
derij, de heer Lauwers, met de samengekomen
belanghebbenden over de bestaansmogelijkhe
den der griendcultures.
Op deze bijeenkomst was mede tegenwoordig
Dr. Ir. v. Daalen, Rijkslandbouwconsulent. Deze
hield een inleiding betreffende het onderwerp
der besprekingen.
In den afgeloopen winter brachten, afgezien
van den steun, de vierjarige grauwe gronden
niets, of slechts enkele tientallen guldens op.
Ook wat betreft de driejarige gronden, waren
de uitkomsten onbevredigend.
Hier kon ten slotte alleen nog maar een
monopolie redding brengen. Behalve bij de
„grauwe" cultuur, is de hulpactie daardoor ver
legd van de directe naar de indirecte midde
len.
Langs dezen weg kan een loonende exploita
tie worden verkregen.
Deskundigen zijn de meening toegedaan, dat
de „witte" cultuur zich zal kunnen handhaven
wanneer het product minstens het niveau van
bet buitenlandsch product bereikt.
Men moet komen tot eenige houtsoorten,
welke door de goede kwaliteit loonende prijzen
waarborgen. Daarvoor zijn goede proefvelden
noodig, welke over het geheele land moeten
worden aangelegd.
In Langbroek is op een, voor proefveld af
gestaan, terrein reeds een aanvang gemaakt
met het kweeken, kruisen, sorteeren en selec-
teeren der verschillende variëteiten.
Dat deze cultuur er momenteel zoo slecht
voor staat, is mede het gevolg van het feit, dat
nooit iemand zich veel om de grienden heeft
bekommerd.
Zal deze cultuur omhoog gebracht worden,
dan moet de stuwkracht daartoe komen uiteen
krachtig vereenigingsleven.
Hier te lande moet een algemeene vereeni
ging worden opgericht, samengesteld uit 4 af
titelingen, waarin de verschillende gewesten zijn
vertegenwoordigd.
Bij de hierop volgende discussies bleken de
aanwezigen van oordeel, dat een organisatie
voor griendcultuur noodzakelijk is.
Tot leden der commissie van voorbereiding
h.ertoe werden benoemd de heeren de Goey, v.
Voorst v. Beest, Post, Kalis en Mr. Verschuer.
Deze op te richten organisatie zal een der
vier afdeelingen vormen waaruit de nationale
organisatie zal moeten ontstaan.
Verder werd uit de vergadering nog geïnfor
meerd, wat zal worden gedaan met de oude
grienden.
De heer Lauwers zeide, dat het betrokken
Departement van oordeel is, dat deze grienden
zoo vlug mogelijk moeten worden opgeruimd.
Kerel.... Jansenwat zie jij eruit!t
Wat hèb je eigenlijk?....
Een motorfiets! t
De Minister van Landbouw en Visscherij
heeft bepaald, dat de Stichting Centrale Rogge
Organisatie opgeheven zal worden en dat het
liquidatiesaldo zal worden gestort in het Land.
bouw-Crisisfonds.
De Eerste Kamer is bijeengeroepen tegen
Dinsdag 15 October 's avonds half negen. Eenige
kleine wetsontwerpen staan op de agenda, be
nevens benoeming van een griffier.
Ook zal mededeeling worden gedaan van het
besluit der Centrale afdeeling. De voorzitter is
voornemens aan de centrale afdeeling voor te
stellen op Woensdag d.a.v. in de afdeelingen
te doen onderzoeken het wetsontwerp tot ver
laging van de openbare uitgaven.
Voor den w. n. president der Haagsche
Rechtbank is dezer dagen in kort geding ge-
p'eit in de volgende zaak:
Vanwege den Ned. Bond ter Bestrijding der
Vivisectie is een radiorede gehouden waarin
werd medegedeeld, dat de Bond een film had
doen vervaardigen van een vivisectie ten ein
de de verschrikkelijkheid van een dusdanige
handeling in het licht te stellen.
De Stichting Anti-Vivisectiebond heeft naar
aanleiding daarvan een circulaire het licht
doen zien, onder den titel: „Schandelijk".
Hierin werd o. m. gezegd, dat een dier was
opgeofferd ter wille van een film.
De Nederlandsche Bond, die zich door de
ze circulaire in eer en goeden naam aangetast
achtte, vroeg in kort geding verbod om het
vlugschrift verder te verspreiden.
De president der rechtbank heeft dit ver
bod uitgevaardigd. Het verweer van den Ned.
Bond was o. m. dat deze film gemaakt was
in een laboratorium, waar het betreffende dier
toch het slachtoffer van vivisectie zou zijn
geworden.
De stichting Anti-Vivisectiebond is voorne
mens, van deze uitspraak in hooger
beroep te gaan.
De „Perkoetoet" (thuisreis) vloog van Ran
goon naar Jodhpur.
De „Nachtegaal" (terugreis) vloog gister van
Athene naar Leipzig en wordt heden in Am
sterdam verwacht.
Reeds eerder werd melding gemaakt van het
feit, dat op 21 October a.s., aanvangend des
voormiddags om half elf, in het gebouw „De
Vereeniging" te Nijmegen een Congres plaats
heeft tot bestudeering van het Jeugdwerkloo-
zenvraagstuk. Tevens werd medegedeeld dat dit
vraagstuk door een achttal prae-adviseurs in
groote verscheidenheid van onderwerpen zal
worden belicht.
Deze prae-adviezen zijn verschenen, gebun
deld tot een boekdeel van 152 bladzijden en met
12 bladzijden conclusies.
Uit het voorwoord lichten wij het volgende
omtrent doel en motiveering van dit katholieke
Congres:
Steeds meer bewust van den beangstigenden
omvang der jeugdwerkloosheid, overtuigd van
en verontrust door de funeste gevolgen der
werkloosheid op het leven der jongeren, heeft
de Nationale R. K. Commissie voor Jeugdwerk
loozenzorg gemeend de mogelijkheden tot hel
pen te moeten onderzoeken en bestudeeren op
een Congres, gewijd aan de vraagstukken de
jeugdwerkloosheid betreffende.
Het is vooreerst de omvang, welken dit ge
volg der huidige crisis aanneemt. Het juiste
aantal jonge werkloozien (1424 jaar) is in ons
land niet bekend; men tracht dit cijfer te vin
den door berekeningen, afgeleid uit plaatselijke
gegevens, uit cijfers van arbeidsbeurzen en
schat dat ongeveer op 140.000.
Dergelijke onbekendheid met omvang en
verloop van deze kwaal moet, desnoods met
dwingende maatregelen, ten spoedigste en af
doende opgeheven worden.
Dit klemt temeer, nu de jeugdwerkloosheid
meer en meer een permanent karakter aan
neemt en daardoor de gevolgen èn voor de jon
geren zelf èn voor de maatschappij èn voor
onze economische weerbaarheid steeds funes
ter worden.
De pogingen, aangewend tot bestrijding der
gevolgen der jeugdwerkloosheid zijn met te wei
nig resultaat en in te geringen omvang ge
schied, terwijl de medewerking van den kant
der jonge werkloozen zelf minstens onbevre
digend moet geacht worden.
Doel van het congres is, het vraagstuk der
jeugdwerkloosheid in vollen omvang te bestu
deeren en de mogelijkheden tot helpen te on
derzoeken om voor de katholieke commissie en
organisaties richtlijnen te hebben in het zeer
moeilijke werk der jeugdwerkloozenzorg en om
de belangstelling van katholiek Nederland voor
dit probleem te vergrooten.
Een grondig onderzoek werd ingesteld naar
de bestaande mogelijkheden tot inschakeling in.
het beroepsleven. Uit den aard der zaak werden
afzonderlijke praeadviezen uitgebracht die dit
voor de industrie en den landbouw bestudeeren.
Betere belichting van mogelijkheden en bezwa
ren in afzonderlijke bedrijfstakken werd daar
door mogelijk.
In alle richtingen is gezocht naar verbree
ding van het arbeidsveld en naar een betere
verdeeling van den momenteel beschikbaren
arbeid. Waardevol is het, dat zoowel deskun
digen uit de werkgevers- als werknemerswereld
hun standpunt in dezen naar voren hebben ge
bracht. Verder wordt aandacht gewijd aan het
vraagstuk der jonge intellectueelen.
Een afzonderlijk praeadvies onderzoekt de
mogelijkheid van inschakeling der intellectueele
krachten in het beroepsleven en tracht, richtlij
nen voor de toekomst te geven.
Zeer noodzakelijk blijft ook de bestrijding van
de gevolgen der jeugdwerkloosheid. Gebrek aan
Vorige week schreven we. naar aanleiding
van een proefrit, dien wé meemaakten op het
baanvak AmsterdamZandvoort over het nieu
we eleetrische stroomlijn-materiaal der Ned.
Spoorwegen, waarvan reeds treinen rijden op
de lijnen Rotterdam naar Hoek van Holland.
Zooals men weet kan hiermee een snelheid
van 150 tot 160 K.M. behaald worden.
Echter ligt het niet in de bedoeling met
deze snelheid -te rijden, daar er een bepaling
bestaat, waarbij nooit sneller uitgezonderd
bij proefritten dan 100 K.M. gereden mag
worden. Ook met stoomtreinen is het wel mo
gelijk sneller dan 100 K.M. te rijden.
De proeven, die met het nieuwe materiaal
genomen worden, zijn echter belangrijk om
dat het zaak is bij verdere doorvoering van
electrificatie der Spoorwegen met moderne
wagens voor den dag te komen. De ruimte in
de stroomlijnwagens is echter nog te beperkt
dan dat zij ook op drukke lijnen gebruikt zou
den kunnen worden. In de toekomst zou men
echter eventueel grootere wagens kunnen
bouwen.
Van ir. W. Hupkes, den chef van den be.
trokken dienst, vernamen we, dat de proeven
zeer bevredigend zijn.
werkgelegenheid vermindert de arbeidsbe-
kwaamheid en arbeidsgeschiktheid en werkt in
hooge mate demoraliseerend. Behoud van gods
dienstig leven en technische scholing is aller
noodzakelijkst. In een tweetal praeadviezen, een
bestemd voor meisjes en een voor jongens,
worden de middelen tot bestrijding aan de
hand gedaan.
Bijzonder te vermelden is dat in een der za
len van het Congresgebouw een tentoonstel
ling wordt gehouden. Getracht is hierdoor een
overzicht te geven van hetgeen van katholieke
zijde werd verricht om den nood onder de
jeugdwerkloozen te bestrijden.
De president van de Haagsche rechtbank, in
kort geding uitspraak doende, heeft Vrijdag af
gewezen de vordering van de coöperatieve ver
eeniging voor autoreizen „Covar" tot directe
teruggave door het rijkstoezicht. op de spoorwe
gen van de in beslag genomen touringcar der
„Covar". Deze zal thans haar diensten stop
zetten.
Donderdagmiddag te omstreeks vijf uur is de
30-jarige melkvaarder W. de Boer te Gaastmeer
tijdens den hevigen 6torm, met zijn bootje op
het Heegermeer omgeslagen en verdronken. Het
lijk van den man, die gehuwd was is een paar
uur later gevonden.
Bij K. B. is W. G. Meijer, oud-hoofd eener
openbare lagere school te 's-Gravenhage, be
noemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nas-
sau.
Bij K. B. van 28 Aug. 1935 is aan A. Wau-
ters, Consul van Luxemburg te Amsterdam,
verlof verleend tot het aannemen van het rid
derkruis der Orde van de Eikenkroon van
Luxemburg.
Bij K. B. is benoemd tot buitengewoon hoog
leeraar in de afdeeling der weg- en waterbouw
kunde aan de Technische Hoogeschool te Delft
om onderwijs te geven in het landmeten, het
waterpassen en de geodesie J. M. Tienstra, lec
tor aan den landmetercursus, verbonden aan
de Landbouwhoogeschool te Wageningen, en is
aan C. J. Kluvers, landmeter van het kadaster
te Delft, opgedragen het geven van het onder
wijs in burgerlijk recht en in hypothecaire en
kadastrale administratie in de afdeeling der
weg- en waterbouwkunde aan de Technische
Hoogeschool te Delft, met toekenning van den
persoonlijken titel van lector
Bij K. B. is met ingang van 1 Januari aan
S. Mennes op zijn verzoek eervol ontslag ver
leend als agent bij de Rijksverzekeringsbank.
Bij beschikking van den Minister van Land
bouw en Visscherij is te rekenen van 1 Sep
tember j.l. opgeheven het College van Bestuur
van den Landmeterscursus te Wageningen, en
is aan prof. dr. M. J. van Uven, prof. ir. M. F.
Visser, J. M. Tienstra en C. J. Kluvers, allen
te Wageningen, eervol ontslag verleend als le
den van dit College van Bestuur.
Nu was het zeker. Het was geen ongeluk. Het
Was een moord.
Marlow riep zachtjes uit de andere boot.
„We zijn klaar," zei hij.
De kapitein antwoordde niet dadelijk. Hij keek
Enigszins bedroefd en verwaard den stuurman
aan.
„We hebben geen kerkboek aan boord," zei hij
(ten laatste. „Herinner Jij je soms een gebed,
Marlow?"
Marlow schudde het hoofd en er kwam een
blos op zijn verbrande wangen.
„Slechts een kindergebed een stukje er van
„Nu ik slapen ga," antwoordde hy aarzelend.
De kapitein schudde op zijn beurt het hoofd.
„Het is niet zooals het hoort," zei hij. „Maar
Ut ook niet ik herinner mij er ook geen een."
Er volgde weer een oogenblik stilte. De oogen
van den kapitein dwaalden van Marlow naar de
Verschansing van den schoener boven zijn hoofd,
Waar de inlandsche bemanning, op een rij, neer
beek op het tooneel.
Toen «tond kapitein de Schram op en nam zijn
Pet af. Marlow volgde zijn voorbeeld.
„Een ongelukkige blanke," zei de kapitein
heesch. „Hij ruste in vrede!"
Een beetje bedremmeld gaf hij Marlow een
teeken en de witte, in zeildoek genaaide ge
daante gleed in zee.
Gedurende eenige minuten stond kapitein de
Schram daar met de pet in de hand; toen gaf hij
barsch het bevel, de waardelooze boot weg te
laten drijven en ging terug naar het dek van den
schoener en naar zijn linnen stoel.
Hier spreidde hij naast zich op het bovenlicht
van de kajuit de voorwerpen uit, die hij op den
doode had gevonden. Marlow voegde zich weldra
bij hem. De stuurman ging op den rand van het
bovenlicht zitten en wees met het hoofd naar de
verzameling persoonlijke bezittingen.
„Wat ga je er mee doen?" vroeg hij.
„Naar zijn broer sturen, wat anders?" ant
woordde de kapitein. „Robert is, behalve Robert's
zoon Bob, het eenige familielid, waar ik ooit van
gehoord heb."
Marlow knikte slechts.
„Binnen een paar dagen, als we nog ooit wind
krijgen," zei de kapitein, meer tot zichzelf dan
tegen den stuurman, „doen we Momboa aan.
Daar woont eigenlijk niemand van beteekenis
dan Hawk Griswold; maar eenige Hollandsche
booten leggen er aan, dus is er een maildienst.
Ik zal een pakje maken van deze dingen en ook
een brief schrijven, al kan ik niet goed met pen
en papier overweg. Het pakje en den brief zal ik
Griswold aan Tom's broer laten sturen met de
eerste boot, die er aanlegt. De hemel mag weten,
wanneer Robert ze krijgt, want hij woont in zoo
wat de verst afgelegen plaats ter wereld, die ooit
door een stoomboot bezocht wordt; maar het is
toch het beste, geloof ik, er Griswold voor te la
ten zorgen, daar wij op eten handelstocht zijn en
het, naar gelang het geluk dat we hebben, een
maand kan duren voor we weer in een eenigszins
beschaafde streek komen."
„Waar woont die broer?" vroeg Marlow.
„Ten Noorden van Celebes, op het eiland Pa-
tua," antwoordde de kapitein.
Marlow knikte.
„Dat ken ik, of tenminste dén naam," zei hij.
„Het is waar, dat er zelden mail komt, eens in de
zes maanden, geloof ik. Maar die broer van hem
zal wel hooren, dat er iets gebeurd is, vóór hij je
brief krijgt. Van Kalawa naar Singapore is niet
zoo ver, en ze zullen nu in Singapore wel weten,
dat Tom Kingsley vermist wordt, ook al weet
men niet, wat er precies gebeurd is."
Kapitein de Schram trok nadenkend aan zijn
PÜP.
„Misschien," zei hij. ,Het ligt er maar aan,
wanneer er weer een boot Patua aandoet. In
ieder geval is dit alles wat ik doen kan." Hij
balde de vuist.
„Zelf zou ik ook verdraaid graag weten wat er
gebeurd is nu weet ik alleen, dat het zeker
een moord is geweest."
„Het ziet er wel naar uit," gaf Marlow lang
zaam toe. „Het ziet er wel erg naar uit."
De beide mannen keken zwijgend naar de uit
gestalde bezittingen van den doode.
„Het is nu al meer dan vijf en dertig jaar ge
leden," zei de kapitein plotseling, „dat ik de ge
broeders Kingsley het eerst ontmoette. We zijn
alle drie zoo wat terzelfder tijd hierheen gekomen
en een tijdje waren we dikke vrienden. Het was
geen grapje, hen tegen te hebben bij een vecht
partij en die waren er toen maar al te veel want
hoe onbeschaafd het hier nu ook nog is, toen
was het nog veel onbeschaafder. Doordat de Ma-
leiers, de Oranglaut's, als ze de kans kregen, nog
vasthielden aan hun oude gewoonten en de Chi-
neesche rivier- en jonk-piraten niet voor hen
onderdeden in duivelachtige streken, gaf het ge
ringste aanleiding tot een botsing. En dan praat
ik nog niet over den koeliehandel, waar het nog
helscher toeging."
Kapitein de Schram lachte plotseling schor.
„Het was eten type, die Tom!" riep hij uit.
„Waarachtig, het was een type en een echte ke
rel! Hij was bij me op een luizige Chineesche
jonk in den nacht, toen ik dit opdeed," hij
raakte de schram op zijn gezicht met den steel
van zijn pijp aan „en hij bleef er ook bijna in.
Maar komaan! Over sommige dingen moet je
liever niet praten. Ik wil maar zeggen, dat de
oude Tom en Robert en ik vrienden waren en
dat heeft vijf en dertig jaar geduurd, al heb ik
ze de laatste vijf en twintig jaar niet dikwijls
gezien. Ik ging op zee en ik bleef er, en Tom en
Robert begonnen een plantage. Ik weet niet, wie
er het best aan toe is, want geen van ons heeft
ooit méér verdiend dan juist genoeg om rond te
komen. Tom ten Robert trouwden en vestigden
zich voorgoed; Tom's vrouw stierf zonder hem
kinderen na te laten en Robert's vrouw liet hem
een zoon na, dien ze ook Robert noemden, of
schoon hij nooit anders dan Bob genoemd wordt.
Dat is vijf en twintig jaar geleden en sinds zijn
vijftiende of zestiende jaar heb ik dten jongen
niet meer gezien. Hij hield meer van het leven
op zee, dan van dat op een plantage, een paar
jaar geleden had hij éen eigen kleinen schoener
en deed voornamelijk aan parelvisschen, en
„Zeg," viel Marlow in de rede, zich plotseling
vooroverbuigend, „je bedoelt toch zeker dien jon
gen niet, diten ze Zwarten Bob noemen den
kerel, die in de buurt van Sarawak in moeilijk
heden geraakt is, doordat hij iemand van zijn
bemanning doodde? Nu ik er over nadenk is de
naam in ieder geval dezelfde. Zwarte Bob Kings
ley! Iedereen heeft van hem gehoord, en hij lie
ver zoo'n reputatie dan ik, hoor. Ik heb wel een
dozijn verhalen over hem gehoord en die ge
schiedenis in Sarawak is niet erger dan som
mige andere."
Kapitein de Schram keek boos.
„Dat is de jongen over wien ik het heb," zei
hij met een onheilspeilenden snauw, „maar ik
wil je wel vertellen, dat dat geval te Sarawak
heelemaal in zijn voordeel is opgehelderd en
nog wel in een sooft rechtszitting, die ze daar
hieldten. Het was een geval van muiterij geweest
en gemeene inlandsche streken,en de meeste jon
gens, die er zoo voor gestaan hadden, zouden
zelf het hoekje om gegaan zijn en niet de in
lander. Snap je? Ik wil niet zeggen, dat hij een
engel is en dat er geen leelijke praatjes over
hem loopen, maar ik kan er een eed op doen,
dat hij eerlijk is, en dat kan ook niet anders,
als men bedenkt wiens zoon hij is."
De kapitein keek niet langer boos en plotseling
lachte hij zachtjes.
„Misschien heb je ook wel gehoord hoe hij
Chineesch Kareltje, den ellendigen ronselaar in
Kang-yan, afdroogde, en nog wel heelemaal al
leen! O ja hij heeft een slechten naam en Chi
neesch Kareltje zal wel een handje meehelpen,
dien nog meer te vestigen."
„Misschien," zei Marlow haastig, „heb ik het
wel mis. Ik zeg maar wat ik gehoord heb."
„Dat heb ik zelf ook gehoord en nog verdraaid
veel meer!" antwoordde de kapitein bits. „In
ieder geval, hoe het ook zij, de jonge Bob heeft
den laatsten tijd niet zooveel meer gevaiten. Het
laatste nieuws, dat ik uit Patua hoorde, was, dat
de oude Robert het niet zoo goed maakte, wat
nu jonge Bob nu en dan aan wal houdt om mee
te helpen op de plantage. Ik denk, dat de lever
er iets mee te maken heeft; maar Bob noemt
het rheumatiek. en hij heeft aanvallen dat hij
heelemaal ineen gekrompen is en zich moet
voortbewegen in eten rolstoel. Onmenschelijk taai,
vind ik! Daar moet een werklustig man als Ro
bert Kingsley wel bijna gek van worden, en
De kapitein trok hard aan zijn piip en keek weer
somber naar de bezittingen van dten doode. op 't
bovenlicht van de kajuit. „Hier schieten we
niet veel mee op."
„Neen, heelemaal niet," gaf Marlow nuchter
toe.
Kapitein de Schram scheen den ander niet te
hooren. Hij zweeg en bleef staren naar de
pijp, den leegen tabakszak, de revolver, het pols
horloge, en de twee ivoiten afgodsbeeldjes.
De stilte duurde voort. Marlow ging onhandig
verzitten; ten slotte stond hij op.
„Ik moet daar vóór eens gaan kijken," mom
pelde hij verontschuldigend, en verdween.
,(Wprdt vervolgd)