Plaats dan een „Omroeper
voor 80.000 gezinnen
Zoekt gij betrouwbaar
I Personeel? I
Fokveedag te Hoornaar.
De bouw van de „Prinsendam".
I»
DONDERDAG 17 OCTOBER 1935
DRIE INDISCHE FABELS
Voor onze jeugdige lezers^)
IN MUIZENSTADI
^inninmimiiiiiiiiminiiiHmHnnniiiiiinTTmnniniiininn trnmnrnniiiniiiniiiinimiHniiimnnmnniniiiiiH
Door PIET BROOS
H. K. H. Prinses Juliana maakte Woensdag in gezelschap van een hofdame een
wandeling langs het strand te Scheveningen, na Haar terugkeer in de Residentie
miininiiiiiiuiiiinmiiiiiiiiiiiHiiiimiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiim niiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiimimuimiiiiiiiiiiiniiiiTn
Met zoo'n zeil gaat het toch wat sneller I
UIT DE SCHOOL
r
UITVERKOOP
Banketbakker
sa
FOTOREPORTAGE
dat ei
eigen
een E
de mi
4000 K
tien s(
nere s
werd,
Hulc:
wonde
roodgi
dei
doendi
>een
zoemei
zwier
van
Duitse
tenrijli
riik ei
sing t
van v
geniet
Huli
den t«
den,
minde
dendei
de reg
liet li
stijgei
langs
grootc
kippej
loome
het tv
Dat
stijl:
schoo
en ee
wij d<
En
gezeli
neerp
he
doem
lukkii
Ma:
God i
prezei
De
der 1
kruis:
tellar
de t(
opree
piaat
de Ni
de G<
Hei
karai
Ha
van
een
sance
ker g
Tei
van
Hal
dat
rondi
van
3U-ja
stads
voor
land:
Le
klein
M e i
in d(
rams
Zwir
volle
scho
reed:
hoof
Tc
torei
een
we
goge
verr
lied
blik
ster:
prol
beel
nes
heir
ten
bert
V
ben:
zien
colc
ter
opg
den
den
Er leefde eens een koning te Siam, die
een witte olifant bezat, Mahilamuk-
ha geheten. Hij was daar erg aan
gehecht, omdat het dier erg slim was en
ver in verstand boven andere dieren uitstak.
Op zekere nacht gebeurde het dat rovers,
die in de nabijheid van de stal van de
witte olifant woonden, een tunnel groeven
onder de grond tot in de stal. Vandaaruit
waren zij dan van plan heimelijk het pa
leis binnen te sluipen. De oudste van hen
onderwees de jongeren:
„Weest nooit verlegen; wij soort mensen
moeten voor niets terugschrikken. Mede
lijden bestaat niet; hard en wreed moeten
wij zijn en op een mensenleven meer of
minder komt het niet aan."
De olifant hoorde deze woorden mee aan
en dacht bij zichzelf:
„Van de mensen kun je nooit genoeg le
ren, want zij zijn allen even wijs en ver
standig. Voortaan zal ik naar de regel le
ven die ik zo juist gehoord heb."
De volgende ochtend volgde hij terstond
de woorden van den nachtelijken rover op,
greep den wachter met zijn slurf vast,
sleurde hem over de grond en vertrapte
hem als een worm. Hetzelfde deed hij met
de anderen en niemand waagde het meer
in zijn nabijheid te komen.
Helemaal in de war liepen de dienaren
naar den koning:
„Heer, uw olifant is razend geworden,
wat moeten wij met het dier doen?"
Aan het hof leefde er toentertijd ook een
oude wijsgeer, Bodisatwa. Dien stuurde de
koning naar het dier om de oorzaak op te
sporen van de boosaardigheid van zijn lie
velingsolifant.
Lange tijd sloeg de wijze de gangen van
het dier gade en hy merkte op dat er niets
aan de gezondheid mankeerde en ook dat
de verpleging tot nu toe uitstekend was ge
weest; hij vroeg dus aan den stalknecht of
er de vorige nacht niets bizonders gebeurd
was.
„Meester," antwoordde de knecht, „er is
inderdaad iets vreemds gebeurd. Want van
nacht hebben rovers geprobeerd door een
gat in de stalmuur het paleis binnen te
dringen!"
De wyze man knikte, ging naar den ko
ning en zei:
„Majesteit, geef my permissie vannacht
in de stal van uw olifant onderricht te ge
ven."
De koning was erg verbaasd over dat
voorstel; hy vond het best en was zelf by
het onderricht tegenwoordig.
Daar zat Bodisatwa de wyze in de oli-
In tegenwoordigheid van den direc
teur der Rotterdamsche Droogdok
Mij., ir. Endert (midden) werden
Woensdagmiddag metingen gedaan
voor den bouw van de .Prinsendam"
Dr. A. L. de Block is benoemd tot
griffier der Eerste Kamer als opvolger
van wijlen jhr. A. A. Beelaerts van
Blokland
Op het terrein der luchtvaartschool
te Istres is een toren gebouwd speciaal
voor het onderwijs in het gebruik van
parachutes
Ter eere van hel feit, dat de bouw van de .Prinsendam" in
Nederland blijft, werd van het Rotterdamsche stadhuis de vlag uit
gestoken
De bekende speler uit het Neder-
landsch voetbalelftal, Bas Pauwe, is
Woensdag te Rotterdam in het huwe
lijk getreden met mej. Anny van Dijlc
„ffau, hau, hau", lachte de leeuw
fantenstal en onderwees zyn leerlingen en
Brahmanen over de deugden, die een mens
kunnen sieren.
„Trek een harnas aan van geduld en
vriendelykheid; heb medelyden met elk
schepsel dat God geschapen heeft; doe
nooit iemand leed en vooral dood nooit
een evennaaste."
Mahilamukha luisterde terdege toe en er
ontging hem geen woordje van wat Bodi
satwa de wijze zei. Tenslotte dacht hy:
„Wat ben ik toch een verschrikkelyke
domoor! Wat deze man zegt is veel beter
dan wat die man van gisterenavond ver
telde. Volgens deze hier wil ik leven."
Van hetzelfde ogenblik was hy gehoor
zaam en goedig net als vroeger.
Op zekere dag zat een haas onder een
palmboom te slapen. Plotseling werd hy
wakker en dacht:
„Wat zou er gebeuren als de wereld eens
verging!"
Op hetzelfde moment liet een aap per
ongeluk een kokosnoot uit de boom val
len. Die sloeg met een luide krak op de
grond, net achter de rug van de haas. Als
een duiveltje uit zyn kistje sprong hij op
en schreeuwde:
„Redde zich wie kan, de wereld vergaat!"
Zonder om te kyken liep hy er vandoor,
dwars door de velden. Een andere haas
zag hem lopen en riep hem toe:
„Helawaarom ren jy zo hard?"
„Vraag me niets!" antwoordde de haas.
De tweede haas liep achter hem aan en
hield niet op met vragen, tot de eerste ein
delijk schreeuwde:
„Weet je het dan niet? De wereld ver
gaat!"
De tweede haas schrok zich een bult en
liep nog wel driemaal zo hard. Een derde
haas vroeg waarom ze zo renden en toen
hij de reden vernam, sloot hy zich terstond
hy hen aan. De een na den ander liep
mee en gauw genoeg waren er wel twee
honderd hazen op de vlucht.
Daar ontmoetten zy een hert.
Zo werd de haas gestraft en het was
maar goed ook, want anders liepen de die
ren nu misschien nog.
In de stad Benares werden de voorbe
reidselen gemaakt om het jaarlyksche
maanfeest te vieren. De markt werd schit
terend versierd en toen de tamtams weer
klonken ten teken dat alles gereed was,
liep alles wat benen had naar de feest
plaats, want niemand wilde iets missen
van de optochten en vermakelykheden.
Ook de tuinlieden van het koninklijke
park lieten hun gereedschappen liggen en
liepen weg. De parkwachter zou dolgraag
eveneens de benen genomen hebben om
van het feest te genieten, maar ja hij was
de waker en als hij er niet was, gebeurde
er natuurlyk juist iets.
Maar tenslotte werd het hem toch te
machtig toen hy in de verte de tonen van
de muziek hoorde en hy verzon een list.
„Ik zal de apen, die in de bomen wonen
het werk laten doen en de oudste onder
nen als mijn plaatsvervanger aanwyzen.
Hij riep dus de apen by zich. Het waren
er wel driehonderd en hy zei:
„Beste luitjes, jullie hebben veel plezier
van dit park. Jullie eten hier bloemen,
vruchten en jonge loten en jullie worden
hier door iedereen met rust gelaten. Toont
je daar nu eens één keer erkentelijk voor
en begiet me de jonge bomen met water,
tot ik van het feest terugkeer. Als het niet
gebeurt, zyn ze morgen allemaal dood."
De oudste aap antwoordde in naam van
allen:
„Natuurlyk willen wy je graag 'n dienst
bewyzen.... ga maar gerust feestvieren
hoor!"
De man haastte zich om dat te gaan
doen en de apen namen de leeren water
zakken en de houten gieters en goten yve-
rig water op de bomen.
Maar de oudste van de apen riep:
„Wacht eens even kindertjes, jullie moe
ten zuinig omgaan met het water. Jullie
begrypen toch wel dat de jonge boompjes
minder nodig hebben dan de oudere. Trekt
ze dus eerst uit de grond en kijkt naar de
wortels of zij groot zijn of klein en geeft
ieder daarnaar zyn deel."
De apen rukten toen alle bomen uit de
grond en het hele park werd gruwelijk ver
woest.
Toen de parkwachter terugkeerde, trok
hy de haren uit zyn hoofd net zoals de
apen met de bomen gedaan hadden en
riep uit:
„Werkelyk, als dwazen iets nuttigs tot
stand willen brengen, doen zy toch altyd
nog iets verkeerds."
En toen kwam er een varken met een
lange snuit en waren alle Indische fabel
tjes uit. Maar als je ze mooi vindt, zal ik
er gauw genoeg nog eens meer vertellen.
Een Yorkshire-varken met haar kroost
op den Woensdag te Hoornaar ge
houden fokveedag
iiiuimiuiiiiuiuiiiimiiiiiiuiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
„Heb je het nog niet gehoord," riepen zij,
„de wereld vergaat."
Als een pyl uit de boog rende het hert
er vandoor. Ze ontmoetten een vos, een
wolf, een wild zwijn, een beer en een oli
fant. En allemaal liepen zij mee. Tenslotte
was het aan alle dieren van het woud be
kend dat de wereld zou vergaan en ieder
die zijn leven niet moe was liep mee.
Toen zag de koning van de dieren de
vluchtende troep. Hy loerde eens links en
keek eens rechts, maar toen hy nergens
iets verdachts ontdekte, waarvoor hy even
eens weg zou moeten lopen, brulde hy drie
maal zo vervaarlijk, dat de hele troep stok-
styf bleef staan. Voor den leeuw hadden
zy respect, al waren er dan ook by die wel
driemaal zo groot waren als hij.
„Waarom lopen jullie zo hard," vroeg de
leeuw.
„O, majesteit," riepen de dieren, „de we
reld vergaat."
„Wie heeft het gezien," vroeg de leeuw
verder.
„Ik niet," antwoordde de olifant, „vraag
het maar aan de wolf."
„Nee, ik ook niet," riep de wolf, „de vos
wist het me te vertellen!"
„Ik heb het van het hert gehoord," zei
de vos.
„De hazen hebben het mij verteld," be
weerde het hert. Toen vroeg de koning de
ene haas na de andere, tot hij eindelijk bij
de eerste haas kwam.
„Is het waar wat Jy beweert, dat de we
reld vergaat?"
„Jawel, heer leeuw," stotterde de haas,
„ginder onder de palmbomen heb ik de
eerste schok gehoord!"
„Best," antwoordde de leeuw, „dan zul
len wy eens op die plek gaan kyken hoe
het er mee staat
De koning van de dieren gaf nu bevel
dat de andere allemaal moesten wachten,
zette vervolgens de haas op zyn rug en
draafde met grote sprongen naar de plaats
waar volgens de haas de wereld het begin
van het einde zou vormen.
Toen zy by de palmbomen kwamen, was
alles er vredig en stil. Er lag een gebarsten
kokosnoot op de grond.
„Hau, hau, hau," lachte de leeuw grim
mig, „jy domme haas bent geschrokken
van een kokosnoot die hier van de boom
naar beneden gevallen is en toen dacht je
maar dat de wereld verging. Vooruit, loop
vlug terug en vertel aan de andere dieren
wat hier gebeurd is en wee je gebeente als
je iets durft te verzwygen of het anders
uitlegt dan het werkelyk geschied is!"
Trippeltrappeltrippeltrap,
Juffrouw Muis is vroeg op stap,
En de reden van 't geloop?
In Muizenstad is uitverkoopt
Grijs, de hakker op den hoek,
Houdt uitverkoop van fijne koek,
En juffrouw Muis komt volbei&an
Er even later weer vandaan.
Maar ook de slager is er bij;
Die roept: „Koopt allemaal bij mij,
't Is alles eerste kwaliteit;
Van wat je koopt heb je geen spijt!"
En juffrouw Muis staat telkens stil;
Ze weet precies wat of ze wil;
Ze kijkt eerst even voor het ruit
En zoekt de beste stukken uit!
Dan stapt ze vlug den winkel in
En piept: ,JCijk, daarin heb ik zin!"
Ze proeft en koopt en smult maar raak,
Want..., 't is uitverkoop in iedere zaak!,
En zijn haar mand en maagje vol,
Dan stapt ze vlug weer naar haar hol;
Zoo'n uitverkoop in Muizenstad,
Zeg muisjes, is dat even wat
R. T. W.
De juffrouw zei tegen Wimmie: „Wim-
moet niet schryven: „ik heb ge-
schryft maar: „ik heb geschreven". Eo
omdat je zoo'n domme jongen bent, moet j®
n^L Vleren maar blyven en honderd maal
schryven: „ik heb geschreven".
O® een uur of vyf kwam de juffrouw i*1
de klas terug en vond het strafwerk op ta
fel liggen met een begeleidend briefje:
„Juffrouw, ik heb honderd maal geschryft:
ik heb geschreven. Ik ben naar huis ge
gaan."
^TAARTEN